Overheerlijke Boterletters S CX
Boterspeculaas 26 ct p. ons
Borstp
aat
Marsepein
22
30
Harten en Hammen in diverse prijzen
I
Thomas en zijn ongeluk.
Kouden Hora 24
Ged. Voldersgracht 37
Spaarawouderstraat 97
Burgwal 60
Brouwersplein 7
Vooruitgangstraat 90
2958
3432
3431
11 11 11
11 11 11
Alles bereid van lato ksra'ltelt grondstoffen
F Tel. 1780
HÉS
Thomas Landstetter reed met zijn éénspan-
wagen langs den grooten weg. Het was een
enikheete Julidag en boven de bergen hingen
onweerswolken. De eenige lichte wolk die als
ten sneeuwberg achter in het dal oprees, wierp
een valen lichtschijn in de bergkloof. In dit licht
hadden paard en wagen een zwakken schaduw.
Hoog boven aan de berghelling zwiepten de
pijnboomen hunne toppen tegen elkander
op den straatweg bespeurde men slechts nu
en dan korte windstooten. Kleine zandhoozen
streep ie n over hun pad.
Thomas liet zijn zweep in de lucht knallen,
opdat zijn schimmel vlugger draven zou.
Hij had alle reden om het dreigend onweer te
Treezen, want de wagen had geen dak. Naast
hem ineengedoken, zat zijn jonge vrouw in een
paard-deken gewikkeld. Het onweer was dezen
romer bijna niet van de lucht en- onderweg had
hij vernomen, dat het den afgeloopen nacht
geducht had gespookt in het Hilmbachdal. De
beek die van daar komend, langs den Straatweg
stroomde zag vuil en overdekte met moddder-
golven zijn oude oevers, dorre takken, boom
schors en afval op de weiden achterlatend.
Voor twee dagen was Thomas met zijn Ottilie
uit Altlechen in het Hilmbachdal uitgereden
tot het vervullen van een treungen plicht. Zij
hadden Ottilie's vader, die te Schellbach in het
Onderiand woonde, ^begraven. En eenige uren
na de begrafenis toen zij terug zouden gaan,
zak.e Ottilie plotseling ineen, en bleef liggen
i's een blok hout. Thomas richtte haar op,
doch zij 'net armen en hoofd hangen, in de half
geopende oogen zag men alleen het wit en tus-
schen de saamgeklemde tanden bruiste iets
a's -ciiuim. De omstanders spraken er reeds
ran, de koster te waarschuwen opdat hij het
..kiokie der stervenden" luiden zou, do. h lang
zaam aan begon zij weer merkbaar te ademen,
kwam eenigszins tot bezinning en streek met
de klamme hand over het voorhoofd. Met groote
•ogen zag zij Thomas aan en vroeg verwon
derd „Wat is er gebeurd Heb ik geslapen?"....
Later eerst dacht Thomas na, hoe het hem
in die oogenbiiKken te- moede was. Hij wist het
met, doch behield een indruk, a's ware hij een
aogenbiik versteend geweest. Pijn deed het hem
eerst, nu Ottilie weer tot zichzelven was geko
men, en de men c en over en weer meenden,
de arme vrouw was te beklagen blijkbaar had
zij de „vallende ziekte". Ouk zijn eerste ge
dachte was geweestepilepsie. Immers vcor
zoover hij zich herinneren kon, ging het met
lijders aan vallende ziekte steeds zóó. De ont-
oenng wegens den dood haars vaders, was thans
d« oorzaak geworden en nu zouden van tijd tot
tijd de aanvallen terugkeeren.
„t«: moogt Onzen Lieven Heer wei om sterkte
b.dden, Landstetter, want er is u een zwaar
kruis op de schouders geworpen 1" Zoo sprak
met 'nhooge, eenigszins zalvende stem de dood
graver van het dorp, die zich als eenig aanwezige
„ambtspersoon" verplicht achtte een gewich
tig woord te zeggen. Eenige buurvrouwen vielen
hem bij Wie deze ziekte eenmaal had ging er
mee het graf in. Bij ieder voorval, bij iedere
vreugde, bij eiken schrik komt de aanval en de
a \a vrouw zou haar heele leven stukgebeten
oppen hebben en builen aan het hoofd en
moordkrampHet beste is dan nog de
vuisten open te breken en de handpalmen nat
te maken
Met dezen troost was Thomas afgereisd,
naast hem zijn vrouw huiverig en afgemat.
Wanneer ze maar gelukkig thuis Waren in
4 t echen, in eigen woning en met hulp van
doe er Baldman, dan kwam alles wel weer te
re at. Maar dat duurt nog uren en het onweer
hangt op de bergen als zou het zóó in eenen
losbreken. Als zij nog maar tijdig aan den poel
zijn er staat een herberg daar, men kan er
schuilen
Voordat zij er waren ontmoetten zij twee
veldwachters, die een man meevoerden. Diens
handen waren op den rug gebonden, terwijl zijn
hoed hem diep in de oogen stond. Thomas zag
hen, maakte een beweging van verrassing
doch herstelde zich terstond. Zijn vrouw sloeg
haar hoofddoek een weinig terug en zeide
„Het is bijna om te lachen...."
„Voelt ge u weer wat beter, Ottilie
„0 jamaar die opvallende gelijkenis.
die ze daar wegbrengenmen zou zeggen
't kon je broer wezende Rams-boer.
„Heb je dat ook gedacht riep Thomas ver
wonderd, Verder zei hij niets meer er vielen al
groote druppels
Wat zal dat nu weer wezen?r is bepaald
iets voorgevallenHij was hetten
minstehij hield zijn hoofd afgewend toen
hij onzen wagen zagzijn drift.... of iets
andersopdat ik hem niet in 't gezicht
zou kunnen zienIk kan mij trouwens ook
vergist hebbenHet is niet te gelooven.
Eindelijk bereikten zij de herberg.
Hier leek 't wel een openbare verkooping
allerlei huisraad stond voor de deur, terwijl de
knechts af en aan holden zonder veel uit te voe
ren. Thomas sprong van den wagen en leidde
ze'f het paard aan den teugel onder het afdak.
Hier loie'p hij zijn vrouw afstappen en bracht
haar aan zijn arm naar de gelagkamer.
„Ge gaat er zeker weer gauw vandoor
Met deze woorden begroette hen de waard,
terwijl hij in groote opgewondenheid van deur
tot deur draafde. „In het Hilmbachdal moet 't
er vreeselijk uitzien, is 't waarachtig waar dat
heel Altlechen ernield is?"
„Waar spreekt ge van 1 Ik weet mets....
Ik kom van 't OnderiandWat weet ge
Spreek toch 1"
De waard wist véél. De voerlieden die in den
loop van den dag waren langs gereden hadden
't verteld en niet uitverteld kunnen komen.
De eerste wist te verhalen van 'n bergstorting,
dié het halve dorp had begraven, doch de later
gekomenen spraken van 'n algeheele verwoes
ting, waardoor Altlechen niet eens meer bestond
„Welke bergstorting... Wkt niet meer b-stond",
zoo barstte Thomas heftig losDoch méér
wist ook de waard niet te vertellen. En zijn
broeder, den Rams-boer Ja.men kan
alle praat niet voetstoots aannemen.... Hij
zou zijn buurman gestoken hebbenWelken
buurman?.... wanneer?.... waarom
't Secure wist de waard echter niet. De
voerlui hadden zoo'n haast gehad.... Zij
vreesden dat den dam zou doorbreken en het
meer naar het dal stroomen, en alles, tot den
straatweg toe, onder water zou zetten. We'k
meer wat voor 'n dam „Ja, ze zeggen
de bergstorting heeft het water afgedamd en
waar Atiechen was is nu een meer en als die
zanddam doorbreekt is het gansche Hilmbachdal
tot hier aan den poel in groot gevaar." Hij,
de waard zelf had geregeld naar de beek gekeken
en vanmorgen was nog zoo rustig dat de forellen
versmachtend op het zand lagen. Nu, sinds 'n
uur zwol zij snel en als het onweer ook nog los
barst, weet men niet wat er kan gebeuren.
Zoo vertelde de opgewonden waard. Lang
kon hij niet praten want door zijn eigen verhaal
geheel van streek, snelde hij heen, om de knechts
aanwijzingen te geven, die het huisraad naar de
hooger gelegen bijgebouwen bra Eten, De waar
din droeg jammerend hetzilvergoed in een groote
mand en de meiden dreven bet vee de bergen op.
Thomas de boer van Altlechen zat als verlamd.
„Het zijn hier allen gekken in dit huis," zeide
zijn vrouw met wondere kalmte, „laat ons naar
huis gaan Thomas, kijk maar, het regent niet
eens hard."
Hij zag haar aan. Zij was plotseling als in
gezonde dagen scheen zelfs niet verschrikt.
Hier, waar iedereen van angst beefde zat zij
geheel rustig. Ook was nog geen „toeval" ge
komen
Het kan echter nog komen, dacht Thomas,
men ia geen oogenblik zeker. Ongeluk over
onge'ukzóó groot dat het geen mensch
kan uitdenken, en dan zou de ziekte uitblijven
Het is trouwens onverschillig.... als have en
goed is verdwenen.en de eer geschandvlekt
dan mogen ook wij te gronde gaan„Ja,
Ottilie laat ons gaan 1" Het overstroomde meer
zal er een kort eind aan makenDat is nog
't beste. Ik wil van alles Diets meer zien. Niets
meer hoorenNiets weten'n Ellendige
Wereld is 't.,.. 't een met 't ander...."
In grenzenlooze vertwijfeling zat hij daar, de
boer van Altlechen. Geld voor de vertering
smeet hij op de tafelhunne wijnglazen
stonden nog onaangeroerdbeiden bestegen
zwijgend den wagen en reden verder. Een
motregen daalde neer, waardoor de rotsige
straatweg glansde. Boven de bergen was bet
rustig geworden, de wolken trokken langzaam
Wegfier en daar zag men 'n vlekje blauw.
Thomas sloeg met dén zweep heftig op het
paard los, hoewel het uit alle macht draafde.
Ottilie legde zacht haar hand op zijn arm.
„Doe dat niet Thomas, 't beest kan niet harder
loopen."
„De duivel zal 't halen l" stiet hij tusschen
de knarsende tanden uit. „Alles mag de duivel
heden."
„Ge moet wat meer Godsvertrouwen hebben."
„Wat 1 - Ik Godsvertrouwen 1Dan
moest ik mezelf met de vuist in 't gezicht slaan!"
„Maar man 1".
„Ala je nou nog slecht leeft. Altijd heb ik
gebedenbewaar ons voor alle ongelukken,
wat heeft 't ons gebaat. Dat ik nu met 'n zieke
lijke vrouw kan gaan bedelenen dan nog
de schande bovendienSinds de wereld
stabeat is er in onze familie geen moordenaar
geweesten nu op eens heeft de Satan alles,
alles wat hij kon verzinnen op mij néérgesme-
tenBij mijn zielals het water komt
rechtuit rijd ik er met paard en wagen in
Waar het 't diepste is
„Och Thomas.bedenk toch.God be
proeft iederen menschelkeen heeft leed
te dragenLater wordt het weer beter
„Als de duivel helpt misschien 1"
„Wat hebt ge 't toch over den duivel. De
goede God leeft nog l" Zij sprak zacht en
zonder verwijt in haar stem, opdat hij 't niet
kwalijk zou opnemen. Zij had medelijden met
den sterken man die zoo zwak was in 't onge
luk, dat zij verder zweeg ofschoon haar allerlei
troostredenen invielen on kern op te beuren en
te vermanen. De weg was hier en daar losge-
spoeldde wagen ratelde over de harde
kaien en rotsblokken terwijl het paard nu en
dan struikelde. Thomas sloeg echter nog steeds
met den zweep en het scheen hem verlichting
te geven, Ottilie lag weer achterover geleund in
de bank, hulde zich huiverend in de deken en
onderdrukte vaak 'n zucht.
Thomas begon weer te mompelenHij
zag reeds de reusachtige aardverschuiving op de
plaats waar eens Altlechen stond.
De kerktoren was nog niet ingestort doch
stond geheel scheef en scheen ieder oogenblik
om te vallen. En zijn hoeve
Een vochtige, vuile steenhoop, met g* bro
ken boomstammem doorstoken overdekte alles.
Een grooten heuvel zag bij en daarop 'n galg
„Het grootste ongeluk zou nog zijn dat ge uw
verstand verloort." zei Ottilie zacht verwijtend.
Haar opmerking gaf zijn gedachten een an
deren loop. Ja.... waanzinnig.... dat wilde
hij wezen, dan kon hij zich laten gaan.kon
dan zelf 'n ongeluk zijn, inplaats van 't thans te
moeten dragen. Hij genoot eenigszins van den
angst zijner vrouw en fantaseerde al maar door,
zóó als men soms half Wakend half droomend,
zich a'lerlei gruwelen uitdenkt. Ottilie had de
handen gevouwen en bad in sti'to.
Gaandeweg was het onweer afgetrokken, doch
toen zij voorbij de Schlurer-ravijn het Hi'm-
bachdai inreden, doemden achter de verre
Rittfe'sbergen nieuwe wo'ken rp, d.-nker en
zwaar. Morsige beken stroomden van de hellin
gen sommige hadden den straatweg gekruist
en vloeiden in de Hilmbach, die een rivier ge
leek. Het werd voor den wagen a1 moeilijker
dóórkomen. Nog hield de dam het meer in
toom, althans de stortvloed die Thomas ver
wachtte bleef uit. „Het heele dal zal verzwol
gen worden, als het water geen uitweg krijgt!"
riep Thomas. „Lustig Hoezee Vooruit
oude draak 1" en weer ranselde hij het arme
paard.
Ottilie sloeg een kruis. Zij reden langs een
Christusbeeld, dat met omhoog gestrekte armen,
om genade scheen te smceken. Thomas wendde
het hoofd af.
Eenige minuten verder ontmoetten zij den
timmerman van Altlechen. Hij rookte lustig
zijn pijp den zette zijn stok krachtig in den
bodem.
„Maar Simon Simon leef je nog Leef je
nog riep hein Thomas toe.
„Welzeker.... tenminste niet beter te we
tenschertste de timmerman en wilde
doorloopen.
„Wacht dan toch I hou stilschreeuwde
Thomas driftig en trok de teugels met g^wrid.
De timmerman nam zijn pijp uit den mond
en zei terwijl hij bleef staan, ,,'n Treurige reis
gehad is 't niet Waaraan is hij gestorven
„Zeg mij toch om Godswil Simon, hoe ziet
het er thuis uit, in Altlechen
„Niet veel nieuws Wij hebben veel hoog
water gehadvan de Glockelb erg is 'n brok
grond afgeschoven en heeft de beek verlegd.
De brandweer heeft den heele nacht hard moeten
werken om het water weer in de oude bedding
te krijgen.
„Maar mijn Goder zou3a- ze
zeggen er zijn zoo veel huizen vernield. K°-ele
Altlechen is verwoest zeggen ze...."
„Wanneer?.... zei de timmerman droog.
„Ik kom er juist vandaanDe watermolen
van Brunner is meegesleept andere weet ik
niets."
„Heilige God Zoo te liegen 1Tho
mas en zijn vrouw riepen het met luide stem.
En lachend van opgewondenheid vielen zij
elkaar om den hals.
IT t was wel niet gelogen dus, maar geweldig
overdreveu. *t Gaat vaker zóó, met 'n gebeuren
dat zich half verdekt afspeelt en dan door veel
hoofden en monden gaat. Van verhaler tot
verhaler vergrootte zich de bergstorting, de
afdamming der beek. De verwoesting volgde
dan de ondergang van het heele dorp en wat
eigen fantasie schiep als gebeurende of ver
wordend dat geloofden de menschen en
vertelden het geloovig verder.
De timmerman zei„Nu luidjeswel
thuisen wilde verder gaan. Thomas echter
hield nog aan en vroeg Is er niets anders ge-
bturd?.... Werkelijk niets?"
„Wat d&n Ge zijt toch maar 'n dag of drie
weggeweest. Er kan nog niet veel gebeurd zijn.
Wees blij 1 Nieuws is zelden iets goeds I"
Thomas weid moediger „Wat is er dan met
m'n broeder, de Rams-boer?"
„O, meent ge dkt Hebt ge dat nu al gehoord.
Gisteravond in de „Lindeboom"'n beetje
stoeien met de Zandboer geloof ik.eerst uit
de grap en later ernstzooals 't gewoonlijk
gaat. Een schram over de handmeer
bloed als wond. Toch hebben de veldwachters
den Zandboer van morgen gehaald, heb ik
gehoord
„De Zandboer gehaald Ik meende dat ze
mijn broer hadden meegenomen...."
.,z,oo Uw broer r" lachte de timmerman,
„dat kan ook wel wezen, dan heb ik 't zeker
niet goed gehoord. Dan zift de Rams-boer den
Zandboer geschramd hebbenja, zóó zal
't wel zijnDat drommelsche gestoei ook.
voor booze kerels.... 'n paar dagen kost het
hern allicht. Nu. kinderen ik zou mijn tijd ver
praten God behoed
Een voerman met paard en wagen kwam. ook
van Altlechen Hij vertelde Thomas op diens
vragen ongeveer 't zelfde. Altlechen stond nog
zooals het had gestaan, de Rams-boer echter
was voor het gerecht gebracht, omdat hij t:gcn
den Zand-boer een beetje gewelddadig was
geworden. iDccter Baldman had trouwens ver
zekerd dat de wond binnen 'n week geheeld
zou wezen.
Toen ook dezen berichtgever verder gmg
sloeg Thomas r.iet meer op het paard los, maai
steeg van den wagen, schepte het dus op den
hals en hing het den voederzak om. „Goed dus
hé Ottilie."
Het was reeds avond,.toen Altlechen van hun
voeten vóór hen lag, en de avondzon de wolken
brekend, op de witte muren roode daken en
glinsterende boomtoppen een gouden gloed
wierp. Thomas vouwde de handen zamen
hij moest bidden. Hij schudde Ottilie, opdat ook
zij niet hem bidden zou. Hij bevroedde nier
eens, dat den geheelen tocht, baas denken cn
gevoelen een voortdurend gebed was gewecm.
Eindelijk thuis zag hij zijn eigendommen onc
deerd en schooner dan ze hem ooit hadden tui
geschenen. Hij zond onmiddelijk een boodsc;.,./
naar Docter Baldman en vertelde dezen dat
vrouw 'n aanval van Epileps.e had gekreg
„Onzin zei de arts en liet zien a.ma
len. Hij verklaarde de plotselinge oewu?..o
heid voor 'n gewone onmacht, veroorzaakt cl o
de voorafgaande siapeioozen nacht, de verre
en de opwinding bij de begrafenis. Van epjiep.-
of eenige andere ziekte was geen spoor te vniacii.
Geheel gerustgesteld schudde Thomas den a.ts
de hand en ging in de schuren en stallen, om
te zien of alles in orde was en gaf ais voorheen p
zijn korte, barsche wijze nieuwe Levmen.
Zijn vrouw had hem mét angst in T aart gade
geslagen. Zou hij dan niet inzien hoe zwaai i
hij zich tegen God had gezondigd? Een gr n- j
tje berouw, wat dankbare woord n a t net ha. m j
gesproken zonder haar goed beboe dtvtn... I
't Kwam in haar op Niet A. ch i rs vt I
woest, doch zijn ziel gaat haar om, ..,g tegen
Diep in den nacht ontwaakte zy. .mast zich
hoorde zij snikken. Voor het bed kuierde haai
man met de ellebogen op den rand gestem d de
banden voor het gezicht, krampachtig se. ok*
kend.
Vol liefde streek zij hem over het hoofd.
„Thomas, man ,heb je het ingezien?
„OtiJlie, ik ben mijn geluk r. waard." I
Dit Was juist zijn ongeluk, dot z kennis .3
een vasten bodem voor verbeten omns had
geleerd zijn geluk te waardeen n.
Slik-
T \NÜ5
Dagelijks versch verkrijgbaar:
V
N.V. Broodfabriek „De Zeeuw".-B
"-A.
'X"fi
Ml m.