De Hanzedag en zijn
beteekenis
BINNENLAND
Kunst en Kennis
Rechtszaken
FnUlLLETON.
SLECHTS EEN
ZATERDAG 15 &1EI 1920
De mijnwerkers en hun arbeidsdag.
Binnenlandsch Nieuws
Uit Boek en Biad
Landbouw en Visscherij
r>22
(Ingezonden.)
Het is een opvallend verschijnsel, dat in
de laatste jaren geen middel onbeproefd
wordt gelaten, om den schakel die Midden
stand heet, te verwijderen uit den ketting
onzer samenleving.
Zeer veel menschen noemen den midden
stand in één adem met woeker, prijsopdrij
ving en afzetterij.
Dezulken denken er niet aan of willen er
niet aan denken, dat in het algemeene duui te-
vraagstuk de machine der maatschappij,
die steeds meer voedsel vraagt in den vox m
van verhoogde arbeidsloonen en verkorten
werktijd, immer duurder gaat produceeren.
Tusschen producent en consument staat
de winkelier. Hij koc.pt tegen veel hooger
prijzen in, is dus ook genoodzaakt belangrijk
duurder te verkoopen.
Dat mogen vooral degenen wel eens over-
wegen,die zonder behoorlijk bewijs den mid
denstander aan wij zen als oorzaak der duurte,
die him oogen sluiten voor de meerdere
kosten, die vervaardiging van welk artikel
ook of Verbouw van gewassen vorderen.
't Zijn meestal juist de menschen, die ijve
ren, wellicht ijveren moeten voor vermeer
dering van inkomsten, die deze belangrijke
oorzaak der duurte over het hoofd zien.
Zeker, met recht en rede kunnen meerdere
winkeliers van woeker en prijsopdrijving
worden beschuldigd.
Maar hun aantal is onbeduidend cn klein,
tegenover de groote schare van zakenmen-
schen, die zich niets anders tot taak stcHen,
dan den consument zoo goed en zoo goedkoop
mogelijk van het nootfige te voorzien.
Daarom vooral is het zoo onbillijk en moet
het betreurd worden, dat bestrijders van den
middenstand in hoofdzaak hun kracht trach
ten te zoeken in het naar voren brengen van
die uitzonderingen. Zij verzwakken daardoor
hunne positie en het mag dan ook eene uit
nemen ae gedachte van het Bondsbestuur
genoemd worden, den Hanzedag 1920 voor
namelijk te plaatsen in het teeken van het
belangrijke vraagstuk
'vat heeft de georganiseerde middenstand
aan zijn onbevoegde rechters
Dit vraagstuk immers wordt maar al te
veel eenzijdig belicht. Een Hanzedag biedt
daarvoor de juiste gelegenheid.
Hij werd immers in liet leven geroepen,
om eens per jaar den Roomsciien midden
stander uit het min of meer drukke gewoel
zijner zaken te halen, om hem te vereenigen
in de voornaamste plaatsen van het Bisdom,
om hem volop de gelegenheid te verschaffen,
'an zijne wenschen en grieven te doen blijken,
venkeu naar voren te brengen en adviezen
;e detailleeren.
Daarnaast zoekt het Bondsbestuur des
kundige sprekers aan, om niet alleen voor
de vereemgde middenstanders, maar voor
iedereen (en hierin verleent de Roomsche
Pers hare onmisbare medewerking) uiteen
,e zetten, dat de organisatie met hare vele
.lulpmiddelen niet beoogt om prijsopdrijving
en daardoor inkomsten vermeerdering van
den zakenman in de hand te werken, maar
om den middenstander ernstig te wijzen op
zijne mooie en verantwoordelijke taak, die
zijn stand hem op de schouders legde, maar
voor allesom hem in de gelegenheid te stel
len en den weg te wijzen, zich van die taak
behoorlijk en rustig te kwijten. Juist daarom
verdient dc Roomsche Middenstandsorga
nisatie zoo volledig de belangstelling en mede
werking van Neêrland's Katholieken maar
rust ook op alle Roomsche middenstanders
de plicht, die organisatie te steunen, niet
alleen door het betalen der contributie, maar
vooral docr een daadwerkelijk medeleven en
het zonder voorbehoud onderschrijven van
het mooie doel, dat de organisatie zich ge
steld heeft en welks spoedige bereiking het
eenige middel is, om den middenstand op
de plaats te laten, die hij zoovele jaren met
eere innam. Uit de niet grcotsche opkomst
over het algemeen moet afgeleid worden,
dat het midaenstandsleven nog niet algemeen
opgevat wordt, al is het percentage der goed
gezmden dichter bij de honderd dan bij de
vijftig.
De Hanzedag 1920 bood een oclitend-
bijeenkomst, door enkelen ook wel kanker-
vergadering genoemd.
Hier werd volop gelegenheid geboden
wenschen en grieven, de organisatie en hare
vele instellingen betreffende, naar voren te
brengen. De persverslagen hebben ons duide
lijk doen zien, dat bij een aantal van bijna
10.000 Hanzeleden, klachten en aanmerkin
gen sporadisch zijn, met name wat de orga
nisatie betreft.
Als daaruit geconcludeerd mag worden,
dat de organisatie voortreffelijk is, dan mag
men toch den tijd gekomen achten," dat
alle Roomsche middenstanders aan hun
vereenigingsleven krachtig gaan deelnemen
De tijd van ,,'t zal wel losloopen" is inder
daad voorbij. Een grootere hoeveelheid woor
den weid gewijd aan de Hanzebank, de voor
naamste instelling der organisatie, waarmede
allerminst gezegd mag worden, dat de deug
delijkheid der gemaakte opmerkingen in
overeenstemming was met het aantal. Dat
door verschillende sprekers over dit instituut
het woord zou worden gevoerd, was te voor
zien.
De. Bankleiding immers moet velen bij de
doorvoering van een aanvaard beginsel
teleurstelling bereiden, een teleurstelling ech
ter, die naar onze meening allerminst kan
worden omgezet in eene grief of bedekte
beschuldiging van conservatisme, zooals in
een der voorvergaderingen geschiedde.
De bank verleent nu eenmaal geen cre-
dieten, dan tegen behoorlijk onderpand.
En juist door te zeggen„dan kunnen we
overal terecht", bewijst men van doel en be
teekenis der Hanzebank zeer weinig te ken
nen.
Dit lichaam immers is niet aangewezen
en in het leven geroepen, om daar te helpen,
waar andere banken weigerden, maar om
een gezonden, onafhankelijken Middenstand
te vormen, een Middenstand dus, die geheel
in de lijn van het boven uiteen gezette ordelijk
zaken drijft en niet avonturiert.
Bij bedrijfsmenschen, wier bedrijfsopzet
tot de normale kan worden gerekend, speelt
in den regel de kwestie van behoorlijk onder
pand geene belangrijke rol.
En waar zulks wel het geval mocht zijn,
treedt de Hanzeborg-maatschappij aanvullend
op.
Uit de ter tafel gebrachte besprekingen mag
worden afgeleid, dat vele middenstanders
het bestaan der borgmaatschappij niet. ken
nen, hetgeen in enkele gevallen werd toege
geven. De Roomsche middenstander knoope
echter in zijn oor, dat voer iedereen op dit
oogenblilc crediet is te. krijgen, mits door hem
eene overzichtelijke administratie wordt
gevoerd, waaruit de tot dusverre bereikte
resultaten kunnen worden geconcludeerd.
Het is merkwaardig, dat sommigen het
overdreven en ongemotiveerd van de
bankleiding vonden, dat zelfs bij behoorlijk
onderpand door de Hanzebank op eene
behoorhjke boekhouding wordt aangedrongen
Deze eisch behoeft echter weinig moti
veering. Eene overzichtelijke administratie
immers voorkomt het verkoopen met verlies
of te weinig winst, voorkomt dus ongemoti
veerde concurrentie, om maar te zwijgen van
het belang, dat borgen en ook de crediet-
nemer hebben bij eene administratie, die
achteruitgang onmiddellijk aangeeft, waar
door groot verlies en onaangenaamheden
kunnen voorkomen worden.
Hoe zouden wij overigens tegen het zich
afgezet en benadeeld consumentendom met
succes kunnen strijden, Wanneer aan zijn ver
trouwensmannen desgewenscht niet zou kun
nen worden aangetoond, dat slechts een
behoorlijke winstmarge, waar tegenover
risico en deugdelijke warenkennis kunnen
worden geplaatst, den prijs der artikelen
verhoogt.
Alles bijeengenomen mag de leiding der
Hanzebank tevreden zijn. Voornamelijk was
waardeering haar deel en met de gemoti
veerde opmerkingen kan zeker rekening wor
den gehouden. Het groote voordeel, dat
mocht worden geboekt, is, dat dc bezoekers
der Hanzedagen voor zoover noodig, tot de
wetenschap zijn gekomen, waarom nu eigen
lijk dit middenstandsinstituut in het leven
werd geroepen.
Ook over de andere Hanze-mstellmgen
is een krachtig woordje gesproken, zij het
meer door de sprekers, dan Wel door de aan
wezigen.
Men denke slechts aan de Hanze-Onder-
linge tegen ziekte, ten doel hebbende het
doen van uitkeeringen bij ziekte of ongeval,
zoowel aan den deelnemer, als aan personen,
in zijn loondienst werkzaam. Ook is de moge
lijkheid geopend van het verzekeren tegen
geldelijke gevolgen van geneeskundige be
handeling. Ook het fonds: Uitkeenng bij
overlijden, behoeft meerdere bekendheid.
Zijn uitdrukkelijk omschreven doel is het lot
van de nabestaanden der leden te verzachten
door het geven van eene uitkeering bij over
lijden.
Het is derhalve geen „onderlinge levens
verzekering" doch eene vereeniging van
onderling hulpbetoon.
Voeg bij dit alles de brandverzekering met
speciale korting voor Hanzeleden en organi
satie, het informatiewezen en de advies-
bureaux en men krijgt een bescheiden beeld
van wat de organisatie thans reeds hare leden
biedt. Een niet spontaan en algemeen deel
nemen aan die organisatie is voor den Room-
schen middenstander dan ook bezwaarlijk
langer verdedigbaar.
Hij kan niet buiten een vereeniging, wier
hoofdddoel is, de maatschappij in rustig ver
band te houden en in die samenleving den
middenstander 'eenniftflge plaats fe'doèn
innemen.
Als dat voldoende begrepen wordt, als
zóó de plichten van den zakenman worden
opgevat, dan heeft deze van zijn onbevoegde
rechters niets te vreezen.
Dan kan hij door middel zijner sterke,
onafhankelijke organisatie, tot degenen, die
hem uit willen schakelen zeggenMijn af
doend antwoord aan onbevoegde rechters
is eene verwijzing naar de manier, waarop
mijne collega's en ik de taak vervullen, die
ons in deze samenleving is toegedacht.
Zoo'n argument wordt onvoorwaardelijk
aanvaard, vooral in het bezadigde kamp der
Katholieken.
De Hanzedag 1920 heeft in krachtige mate
het zijne er toe bijgedragen, dit mooie doel
spoediger te bereiken.
Men zal zich. nog herinneren, dat, toen
voor eenigen tijd in c]e Tweede Kamer de
motie-de Jonge over den 7-urigen arbeids
dag der oudergrondsche mijnwerkers be
handeld werd, drie H.-K. leden, de heeren
Kuiper, Haazevoet en van Rijzewijk vóór
ie motie stemden, ondanks de zeer zaak
kundige en welsprekende bestrijding van
die motie door hun partijgenoot, de heer
H. Hermans.
Het geval wekte daarom zooveel opzien,
omdat de hoeren met liun afwijkende stem
niet alleen hun deskundigen collega Her
mans in den steek lieten, maar meer nog
daarmede eem slag ia het gezicht gaven
van den Uhristelijkeu Mijnwerkersbond,
die op eerbiedwaardige motieven, ont
leend aan het algemeen belang, den ze-
venurigen arbeidsdag voorloopig onwen-
sehelijk achtte.
De Christelijke Mijnwerkersbond kwam
terecht tegen de drie Kamerleden op. Ein
delijk is nu een verontschuldiging gepu
bliceerd. De „Volkskrant" van 7 Mei pu
bliceert het volgend stukje:
Antwoord.
Aan het Bestuur van den Ch ris te-
lij ken Mijnwerkersbond.
Geacht Bestuur.
De „Open Brief" in „De Christelijke
Mijnwerker" van 2 April door U tot ons
gericht, geeft ons aanleiding tot de vol
gende verklaring;
Het tusschen Uw Bestuur en ons ge
pleegde overleg, naar aanleiding van ons
stemmen vóór de motie-De Jonge, heeft
ons de overtuiging geschonken, dat Uw
Bestuur evenals wij, principieel den 7-uri-
gen arbeidsdag voor endergrondseke mijn
werkers voorstaat.
ij meenden ons dan pok niet tegen den
7-urendag te mogen uitspreken. Intus-
sehen meenen wjj thans, onder volle hand
having van die principieele uitspraak, als
ons oordeel te moeten mededeeleu, dat er
bezwaren zijn, welke de directe invoering
van den 7-urendag oor de ondergrond-
selie mijnwerkers niet toelaten.
Mot vrieudschanpelijllce groeten.
(w. g.) O. J. KUIPER.
(w. g.) J, VAN RIJZEWIJK.
De heer Haazevoet heeft dit stukje niet
onderteekend. Wat daarvan de reden is,
wordt niet medegedeeld.
De ,.Tijd" teekent- bij het briefje aan;
Er schijnt overleg te zijn gepleegd tus
schen de onderteekenaars en het bestuur
van den Chr. Mijnwerkersbond. De heeren
zijn nu bekeerd. Wat kan hun dit overleg
geleerd hebben, wat zij nog niet uit dc
redevoeringen van de heer H. Hermans
wisten? Ook de heer Hermans staat op het
standpunt van den Chr. Mijnwerkersbond,
van den 7-urigen arbeidsdag voor onder-
grondsche mijnwerkers. De onderteeke
naars waren en zbn echter beiden tegen
invoering op dit oogenbLik, op overwegin
gen van algemeen belang, die niet alleen
betreffen de algemeene kolenvoorzieniug
maar ook de rechtstreeksche belangen der
arbeiders in allerlei industrie, die vau de
kolenvoorzieniug afhankelijk is.
De Chr. Mijnwerkersbond zal misschien
met dit „Ons Antwoord" tevreden zijn,
de publieke opinio onder de R.-K. arbei
ders zal het zeker niet zijn."
Het wil ons voorkomen, dat de „Tijd"
hier wel wat te moeilijk blijft. Ook het
beste paard struikelt wel eens. Maar als
het weer recht op zijn pooten staat, dan
praat men weer over wat anders. De hee
ren hebben hun f°ut ingezien en schuld
bekend. Daarmee moest de zaak van de
baan wezen.
DB GELDELIJKE NOOD DER GROOTE
GEMEENTEN.
Door de groote gemeenten van ons land is
aan de Tweede Kamer een uitvoerig adres
gericht, in zake den geldelijken nood, waarin
die gemeenten verkeeren.
Wij ontleenen daaraan het volgende:
De eenig juiste oplossing van het vraag
stuk is naar oordeel van adressanten deze
dat rechtvaardigheid tegenover de gemeen
ten worde betracht door haar te ontheffen
van de kosten van verzorging van die tak
ken, welke in de eerste plaats het algemeene
rijksbelang dienen. Adressanten herinneren
eraan, dat deze richting ook werd aangewe
zen door 't in 1917 aan de Vereeniging van
Nederlandsche Gemeenten uitgebrachte rap-
poib, dat in de kringen der gemeentebestu
ren groote instemming heeft gevonden en in
het adres van den Amsterdamschen raad,
waaraan door alle groote gemeenten, met
uitzondering van 'sGravenhage.dat zelfstan
dig reeds een adres had ingezonden, instem,
miflg is betuigd.
Men kan ook aannemen, dat dit de oplos
sing is. die door de gemeentebesturen als de
eenig juiste wordt beschouwd. Zooals in het
genoemde rapport en het adres is aangege
ven zou op practisdie overwegingen de ver
goeding te beperken zijn tot de kosten van
onderwijs, politie en armwezen.
Adressanten erkennen, dat het gewenscht
zal zijn. normen vast te stellen, waarnaar
de vergoeding moet worden geregeld 001 te
voorkomen, dat de gemeenten meer zouden
ontvangen, dan het redelijkerwijs noodige.
Ten aanzien van bepaalde onderdeden,
waarbij in de eerste plaats wordt gedacht
aan armenzorg, kan worden overwogen een
deel der uitgaven voor de gemeenten te la
ten.
Adressanten verklaren te begrijpen dat het
ontwerpen van een definitieve regeling in
deze richting eenigen tijd zal vorderen.
Naar hun overtuiging zijn echter de stap
pen in die richting te doen. welke ook reeds
in het adres van den Amsterdamschen raad
zijn aangewezen en wel:
le.: door in het aanhangige weisoniwerp
tot regeling van het lager onderwijs de wij
zigingen aan te brengen door de Vereeni
ging van Nederlandsche gemeenten in haar
adres van 24 November 1919 aan de Ka
mer voorgedragen;
2e: door toekenning van een zoo noodig
als voorloopigen maatregel te fixeeren ver
goeding voor de kosten van de werkzaamhe
den der gemeentelijke politie ter zake van
die recherche, den vreemdelingendienst en de
uitvoering van bijzondere Rijkswetten;
3e: door ontheffing van de gemeenten
van de kosten van vervoer en verpleging van
arme krankzinnigen:
Wanneer men de kolossale sommen m
aanmerking neemt, welke de genrecntuiikc
budgets bezwaren, voor de drie genoemde
takken van Rijksdienst, dan zal. volgens
adressanten, moeien worden toegegeven, dat
deze maatregelen voor de gemeenten nog
slechts een geringe tegemoetkoming zouden
beteekenen. Als - voorloopige maatregel zou
den zii echter van beteekenis zijn om het
den gemeenten mogelijk temaken op de be
grooting voor 1920 het evenwicht te bewaren.
Mochten ook de aangegeven maatregelen
nog niet z-ó eenvoudig blijken, dat zij nog
over het iaar 1920 zouden kunnen werken,
dan zou. naar de ineening van adressanten,
een noodwet noodzakelijk zijn. die voor één
jaar aan de gemeenten een uitkeering verze
kert tot een ongeveer gelijk bedrag als uit
de bovengenoemde maatregelen zou worden
verkregen.
Adressanten dringen ten slotte er bij de
Twede Kamer met den moesten aandrang op
aan. dat zonder verwijl in den onhoudbaren
toestand der gemeente-financiën in den bo
ven aangegeven zin zal worden voorzien.
DE KATHOLIEKE ILLUSTRATIE
bevat deKO week het volgende
PLATENEen geheel land geïntroni-
seerd. Het jawoord, naar een schilderij
van A. Kozakiewicz. Blank gepoetst,
naax een schilderij van F. Sohleinger.
De nationale intronlsatie van Spam je (5
foto's) Mevrouw J. R. v. d. Lans. De
Koninklijke familie op reis (3 foto's).
Kunstsnijwerk, door Jan Windt, te Groo-
tenbroek (2 foto's). De kerk te Koog
aan de Zaan afgebrand (2 foto's). De
spoorwegstaking in Frankrijk (5 foto's)
Portret van Mgr. C. C. Prinsen. Gaan
we de paarden afschaffen? Twee klein
tjes. Een alpenreiziger aan den klau
ter. De Seringenberg op het landgoed
van H. M. de Koningin.
TEKST: De Nationale Intronlsatie in
Spanje Een schitterende partij, door
Mevr j. E. v. d. Lans. Kunsten ij werk
tn koe-been. De Aprilmop, door Lcica
de Jongh. De dokter die hielp, door E.
H. Uylings. Aaa Maria, door P. Bei- j
thold, Carm. Om de week een vraag.
i
HET ONGELUK BIJ DEN BERENKUIL
De rechtbank te 's Grarvenhage deed
dezer dagen uitspraak over de vordering
tot schadevergoeding, ingesteld tegen den
Dierentuin door de kinderjuffrouw aan
wie eenige jaren geleden door een beer
de rechterarm zoodanig is afgebeten, dat
die bijna geheel geamputeerd'moest wor
den.
De Dierentuin had beweerd, dat zijner
zijds die voorzorgsmaatregelen waren ge
nomen, die men redelijkerwijze had kun
nen eischen, en dat het ongeluk geheel
aan do .eigen schuld van het slachtoffer
was te wijten, daar zij hoogst onvoorzich
tig haar hand had gebracht tusschen de
tralies in het liok, waardoor de beer die
heeft kunnen grijpen en haar verder naar
binnen had getrokken.
De rechtbank, de aansprakelijkheid van
gedaagde voor de schade aangebracht
door den beer aannemende, had bij von
nis gc'aagde in de gelegenheid gesteld
om deer getuigen te bewijzen, dat in
deze gedaagde geen schuld treft, doch we',
eischeres. Zij besliste thans, dat gedaag
de in dat bewij3 niet was geslaagd. Wel
is de kooi van tralies vcorzien en stond
er een hekje op eenigen afstand, doch
dit was nog geen meter hcog, zoodat
hot publiek or gemakkelijk over heen kon
hangen, terwijl de beer zijn klauw tus
schen de tralies kon steken en aldus het
voorterrein gevaarlijk maken. Uit een en
ander bleek, dat gedaagde niet de noo
dige beveiligingsmaatregelen lrad getrof,
hetgeen temeer klemt, nu kort vcor dit
ongeluk aan .een anderen bezoeker, die
zich over hot hekje boog, door een beer
de hoed van het hoofd was gerukt, bet-
geen ter "kennis van het bestuur van den
Dierentuin was gebracht. Thans is dan
ook de gevaarlijke plaats afgerasterd.
Wat nu betreft de beweerde groote on
voorzichtigheid van eischeres, niet duide
lijk is geworden hoe het ongeluk eigen
lijk heeft plaats gehad. Speciaal acht de
rechtbank onaannemelijk de lezing, die
gedaagde van een en ander geeft, als zou
eischeres haar hand hebben gestoken in
de kooi om een stukje brood, dat ge
vallen was, op te rapen en aan den beei
te geven, daar dit brood al in diens be
reik was. .Wel staat vast dat zij zier
over het hokje heeft gebogen, waarschijn
lijk om een stukje brood, dat in let
voorfcerreintje was gcvalten, in het het te
gooien. Bij die gelegenheid heeft de beer
haar kunnen grijpen en de vreesexijke
verminking toebrengen. In het zbh bui
gen over het l^ekje op zichzelf, ziet de
rechtbank nog geen grove onvoorzichtig
heid, terwijl zij aan de uitlatingen van
eischeres kort na het ongeval omtrent
schuld, niet die waarde toekent om hot
juridisch begrip van grove onvoorzichtig
heid aan te nemen.
De aansprakelijkheid van den Dieren
tuin werd derhalve aangenomen. Aange
zien de rechtbank den omvang der schade
nog niet kan booordeelen, zal die bij staat
worden ojagemaakt.
ONZE RIVIERVISSCHERIJ.
In de afgeloopen week. leverde de zalm
visscherij minder gunstige resultaten op.
Vooral op de hooger gelegen visscherijen was
dc vangst onbevredigend In het visehwater
vaa de rivier ae Waal. oen gedeelte van de
beneden-Maas en van de boven-ilerweJe
werden 65 zomerzo!men gevangen tegen 143
in de week die voorafging.
In de prijzen, aio voor alle soorten zalmen
besteed werden kwam weinig verandering;
voor export werden er weinige gekocht, des
te meer voor rookerijen en inmaakfabrie-
ken. Goote zomerzalmen, die een gewicht
haalden van 20 pond en zwaarder en waarvan
het aantal langzamerhand toeneemt, konden
opbrengen van 2.252.00, klein© exem
plaren beneden de 12 pond deden van ƒ1.75-
2.80 per pond. schotzalmen van f 2,102.50
per stuk. De besomming aan andere rivier-
visch was weder weinig loonend Met de elft-
visscherij is het zoo goed als gedaan Op de
geheele rivier de Waal en de M er wede vingen
do visseliers slechts enkele elften. De vangst
van finten was iets ruimer en bedroeg onge
veer 700 stuks Ook het visschen naar paling
viel op de moeste visschersplaatsen zeer
togen. Dunne aal bracht op 4535 cent,
dunne paling beneden cép pond 708G cent,
dikke paling van een pond en zwaarder
1.151.40 per pond; elft naar gelang van
de zwaarte f 2.505, finten 4080 cent per
stuk.
naar het Italiaans^h
door IVO,
Heftig sprong ze op, kleedde zich spoe
dig aan en opende de ramen van haar kamer.
Welk een heerlijke geur van bloemen en
frissche lucht stroomde haar tegen' Voor
haar venster, zoo dicht, dat ze de takken
met de hand grijpen kon, stond een appel
sinenboom, waaraan de heerlijk verlokkende
vruchten hingen en waarboven zich de blau
we hemel welfde, zooals ze te Romo nog
nooit gezien had. Of had ze vroeger daarop
nooit gelet?
„Wat jammer, dat Charlotte hier niet is!"
was Jeannette's eerste gedachte.
„Wat zou ze op dit oogenblik wei doen?
Tante stond er op, dat ik aan dsn gedanen
wensdi van mijn vader gevolg zou geven en
haar, mijn zusje, naar Frankrijk sturen zou,
500dra ze zeventien jaren oud zou zijn."
Op dit oogenblik werd er op. de» deu,n ge-
Klopt. „Signora, ïl (cafel"
Het was de huisknecht, die voor het ont
bijt roepen kwam.
„Ik kom dadelijk!" riep Jeannetle op r.'n
Italiaanseh terug.
Evenals ze in zaken en kleinigheden hauw-
keurig was, haastte zij zich ook thans, daar
ze de gasten niet wilde laten wachten..
Ze ging de trappen af naar do eetzaal»
die gelijkvloers galegen was. Aan de lange
ontbijttafel zalen slechts ©enige personen.
Jeannetle ging naast Virginia zitten, aan wier
zijde haar vader en moeder gezeten waren.
Hechts naast Jeannete zat een magere, grooïe
man, met een langen blonden baard. Hij kon
ongeveer vijf-©n-veertig 5 vijftig jaren oud
zijn. Hij had een vreemdsoortig gezicht, een
dikke, lederachtige, kleurlooze huid, en een
paar onrustige waterblauwe oogen. Hij was
juist bezig een derde ei op te eten, toen zij
binnentrad. Hij begroette haar met een lichten
hoofdknik, terwijl hij met zijn servetje zijn
snor en baard afveegde.
„Juffrouw Jeannette," fluisterde Virginie,
vindt u liet niet heerlijk, dat ik naast
u zit?"
vHebt u dien houten Klaas al naast u
gezien?" vroeg ze schalksch.
Haar vader moest de woorden verstaan heb
ben, want hij trok zijn dochtertje onder tafel
aan haar jurkje, dat ze zwijgen zou.
„Waarom trekt ii aaa Xnjjn jurk, papa?1'
vroeg de ondeugd.
Mijnheer Duinont kreeg een kleur, en zei
op strengen toon.
„Ik moet de boter hebben, kind."
De vreemdeling» met oen langen baard,
had reeds een Paar nralen naar Jeannette
gekeken en het scheen dat hij met haar een
gesprek beginnen wlide. Toen Virgcnie zioh
nu tot haar vader wendde, scheen de gele
genheid hem daartoe gunstig te zijn.
„Een schoone morgen, zei bij om te be
ginnen, 1
„Ja," zei Jeannette dralend. jNiet omdat
ze 'aan de schoonheid van den morgen twij
felde, maar omdat ze g©en iust nad met
den vreemdeling te sPreken,
„Zijt gij voor den eersten keer hier Op
Ca'pri ging hij ongestoord voort,
„Ja, ja
„Dan hebt U nog veel te zien. De blauwe
grot, de groene grot, de Grot del matrimo-
nio. Ik ben nog steeds niet in de blauwe
grot geweest..... Het is er voortdurend geen
weer voor U weel, a's de sirocco waait,
kan men er niet invaren. De toegang is te
nauw; men moet daarvoor een gunstigen
wind hebben. Bent ,U. reeds in de blauwe
grot geweest?" t
„Neen."
Mevrouw Dumont, die het gesprek gevolgd
had en levendiger van gard was dan Jean
nette, had toegeluisterd en zei: „U schijnt
hier goed bekend te zijn, mijnheer?
„Tamelijk wel, mevrouw," antwoordde de
lange heer die zich nu tot Mevrouw wendde,
daar hij door de korte woorden van Jean
nette eenigszins tegenover haar bekoeld was.
„Mag ik me even voorstellen, mijn naam
is Racine, zei hij met een lichte buiging.
De heer Dumont stelde daarop zich en zijn
vrouw voor. Er heerschte nu eenige oogen
blikken stilte, waarvan de heer Racine ge
bruik maakte om met veel appeleil door
le gaan met eten, alsof hij hongerig was.
De deur ging open, en Felix Chnrbonnet
trad binnen. Hij groelle de aanwezigen en
zelle zich tegenover Jeannette aan tafel neer
Zij voelde hoe hij haar onder het ontbijt
meermalen aanzag. Eindelijk rich J
haar het woord en vroeg: „Bent
morgen al uil geweest?
Neen, antwoordde zo lachend, „ik heb
van morgen merkwaardig lang geslapen.
Hebt U lust een uitstapje naar Anacapri
te maken?,,
Ik. wilde juist daarheen gaanj
"Mag ik U dan geleiden?"
Voor Jeannette kon antwoorden, viel de
kleine Virginie hen levendig in do rede:
,Mag ik meegaan, juffrouw Jeannetle?,,
„Zeker, lieveling," zei deze, maar mevrouw
Dumont zei op korten toon: „Je olüft bij
ons!"
Dc kleine liet den lip hangen, maardurfdo
toch niets tegen te zeggen.
Jeannetle stond weldra van tafel op en
schreed een oogenblik later op den sohoo-
nen weg, die langs de helling van den berg
liep en naar Anacapri voerde. Toen zij staan
bleef 0111 eens een blik le werpen op den
schoonen inham van de golf van Napjls, dein
Vesuvius en het eiland Procida en Ischja,
hoorde zij achter zich schreden. Ze zag
om. Daar kwam Felix haastig, den weg
weg aflo-open. Hij kreeg een kleur, toen
zij zich omwendde cn hij zei bijna buiten
adem: „Waarom bent U zoo spoedig weg
gegaan, juffrouw Jeannete?"
Ze keek hem aan. Zooals hij daar voor haar
stond, naar adem hijgend, met even geopen
den mond, waarin twee rijen lielder-witto
tanden blinkten, met zijn groote, zwarte
oogen, waarmee hij haar kinderlijk en trouw
hartig aankeek, overkwam haar weer dat
moederlijk beschermend gevoel, dat haar het
eerst tot hem getrokken had. Het was onmo
gelijk op hem boos tc zijn. Waarom nadi
straks de korte opmerking van Mevrouw Du
mont tot haar dochtertje, baar zoo pijrinjk
getroffen; waarom nad ze gemeend oaano
een verwijt te vinden?
(Wordt vervolgd.)