De Hanzedag en zijn beteekenis BINNENLAND Kunst en Kennis Rechtszaken FEUILLETON. SLECHTS EEN DRQOIIn ZATERDAG 15 MEI 1320 D9 mijnwerkers en hun arbeidsdag. mfëüëöifaSdéF ëeh höfHge plaats £0 '<£M innemen. Binnenlandsch Nieuw» Uit Boek en BJad Landbouw en Visscherij ONZE RIVIERVISSCHERIJ. gas feias SB»' (Ingezonden.) Het is een opvallend verschijnsel, dat in de laatste jaren geen middel onbeproefd wordt gelaten, om den schakel die Midden stand heet, te verwijderen uit den ketting onzer samenleving. Zeer veel menschen noemen den midden stand in één adexn met woeker, prijsopdrij ving en afzetterij. Dezulken denken er niet aan of willen er niet aan denken, dat in het algemeene duurte- vraagstuk de machine der maatschappij, die steeds meer voedsel vraagt in den vorm van verhoogde arbeidsloonen en verkorten werktijd, immer duurder gaat produceeren. Tusschen producent en consument staat de winkelier. Hij koopt tegen veel hoogcr prijzen in, is dus ook genoodzaakt belangrijk duurder te verkoopen. Dat mogen vooral degenen wel eens over wegen,die zonder behoorlijk bewijs den mid denstander aanwijzen als oorzaak der duurte, die hun oogen sluiten voor de meerdere kosten, die vervaardiging van welk artikel ook of verbouw van gewassen vorderen. 't Zijn meestal juist de menschen, die ijve ren, wellicht ijveren moeten voor vermeer dering van inkomsten, die deze belangrijke oorzaak der duurte over het hoofd zien. Zeker, met recht en rede kunnen meerdere winkeliers van woeker en prijsopdrijving worden beschuldigd. Maar hun aantal is onbeduidend en klein, tegenover de groote schare van zakenmen- scnen, die zich niets anders tot taak stellen, dan den consument zoo goed en zoo goedkoop mogelijk van het noodige te voorzien. Daarom vooral is het zoo onbillijk en moet het betreurd worden, dat bestrijders van den middenstand in hoofdzaak hun kracht trach ten te zoeken in het naar voren brengen van die uitzonderingen. Zij verzwakken daardoor hunne positie en liet mag dan ook eene uit nemende gedachte van het Bondsbestuur genoemd worden, den Hanzedag 1920 voor namelijk te plaatsen in het teeken van het belangrijke vraagstuk 'vat heeft de georganiseerde middenstand aan zijn onbevoegde rechters Dit vraagstuk immers wordt maar al te veel eenzijdig belicht. Een Hanzedag biedt daarvoor de juiste gelegenheid. Hij werd immers in het leven geroepen, om eens per jaar den Roomschen midden stander uit bet min of meer drukke gewoel zijner zaken te halen, om hem te vereenigen in de voornaamste plaatsen van het Bisdom, om hem volop de gelegenheid te verschaffen, ran zijne wenschen en grieven te doen blijken, reuken naar voren te brengen en adviezen is detailleeren. Daarnaast zoekt het Bondsbestuur des kundige sprekers aan, om niet alleen voor de vercemgde middenstanders, maar voor iedereen (en hierin verleent de Roomsche Pers hare onmisbare medewerking) uiteen ie zetten, dat de organisatie met hare vele hulpmiddelen niet beoogt om prijsopdrijving en daardoor inkomsten vermeerdering van den zakenman in de hand te werken, maar om den middenstander ernstig te wijzen op zijne mooie en verantwoordelijke taak, die zijn stand hem op de schouders legde, maar voor allesom hem in de gelegenheid te stel len en den weg te Wijzen, zien van die taak behoorlijk en rustig te kwijten. Juist daarom verdient de Roomsche Middenstandsorga nisatie zoo volledig de belangstelling en mede werking van Neêrland's Katholieken maar rust ook op alle Roomsche middenstanders de plicht, die erganisatie te steunen, niet alleen door het betalen der contributie, maar vooral dócr een daadwerkelijk medeleven en het zonder voorbehoud onderschrijven van het mooie doel, dat de erganisatie zich ge steld heeft en welks spoedige bereiking het eenige middel is, cm den middenstand op de plaats te laten, die hij zoovele jaren met eere innam. Uit de niet grcotsche opkomst over liet algemeen moet afgeleid worden, dat het middenstandsleven nog niet algemeen opgevat wordt, al is het percentage der goed gezinden dichter bij de honderd dan bij de vijftig. De Hanzedag 1920 bood een ochtend- bijeenkomst, door enkelen ook wel kanker vergadering genoemd. Hier werd volop gelegenheid geboden wenschen en grieven, de organisatie en hare vele instellingen betreffende, naar voren te brengen. De persverslagen hebben ons duide lijk doen zien, dat bij een aantal van bijna 10.000 Ilanzeleden, klachten en aanmerkin gen sporadisch zijn, met name wat de orga nisatie betreft. Als daaruit geconcludeerd mag worden, dat de organisatie voortreffelijk is, dan mag men toch den tijd gekomen ücfifeh, dat alle Roomsche middenstanders aan hun veraenigingsleven krachtig gaan deelnemen De tijd van ,,'t zal wel losloopen" is inder daad voorbij. Een grootere hoeveelheid woor den weid gewijd aan de Hanzebank, de voor naamste instelling der organisatie, waarmede allerminst gezegd mag worden, dat de deug delijkheid der gemaakte opmerkingen in overeenstemming was met het aantal. Dat door verschillende sprekers over dit instituut het Woord zou worden gevoerd, Was te voor zien. De Bankleiding immers moet velen bij de doorvoering van een aanvaard beginsel teleurstelling bereiden, een teleurstelling ech ter, die naar onze meening allerminst kan worden omgezet in eene grief of bedekte beschuldiging van conservatisme, zooals in een der voorvergaderingen geschiedde. De bank verleent nu eenmaal geen cre- dieten, dan tegen behoorlijk onderpand. En juist door te zeggen„dan kunnen we overal terecht", bewijst men van doel en be- teekenis der Hanzebank zeer weinig te ken nen. Dit lichaam immers is niet aangewezen en in het leven geroepen, om daar te helpen, waar andere banken weigerden, maar om een gezonden, onafkankelijken Middenstand te vormen, een Middenstand dus, die geheel in de lijn van het hoven uiteen gezette ordelijk zaken drijft en niet avonturiert. Bij bedrijfsmenschen, wier bedrijfsopzet tot de normale kan worden gerekend, speelt in den regel de kwestie van behoorlijk onder pand geene belangrijke rol. En waar zulks wel het geval mocht zijn, treedt de Hanzeborg-maatscnappij aanvullend op. Uit de ter tafel gebrachte besprekingen mag worden afgeleid, dat vele middenstanders het bestaan der borgmaatschappij niet ken nen, hetgeen in enkele gevallen werd toege geven. De Roomsche middenstander knoope echter in zijn oor, dat voor iedereen op dit oogenblik crediet is te krijgen, mits door hem eene overzichtelijke administratie wordt gevoerd, waaruit de tot dusverre bereikte resultaten kunnen worden geconcludeerd. Het is merkwaardig, dat sommigen het overdreven en ongemotiveerd van de bankleiding vonden, dat zelfs bij behoorlijk onderpand door de Hanzebank op eene behoorlijke boekhouding wordt aangedrongen Deze eisch behoeft echter weinig moti veering. Eene overzichtelijke administratie immers voorkomt het verkoopen met verlies of te weinig winst, voorkomt dus ongemoti veerde concurrentie, om maar te zwijgen van het belang, dat borgen en ook de crediet- nemer hebben bij eene administratie, die achteruitgang onmiddellijk aangeeft, waar door groot verlies en onaangenaamheden kunnen voorkomen worden. Hoe zouden wij overigens tegen het zich afgezet en benadeeld consumentendoin met succes kunnen strijden, Wanneer aan zijn ver trouwensmannen desgewenscht niet zou kun nen worden aangetoond, dat slechts een behoorlijke winstmarge, waar tegenover risico en deugdelijke warenkennis kunnen worden geplaatst, den prijs der artikelen verhoogt. Alles bijeengenomen mag de leiding der Hanzebank tevreden zijn. Voornamelijk was waardeering haar deel en met de gemoti veerde opmerkingen kan zeker rekening wor den gehouden. Het groote voordeel, dat mocht worden geboekt, is, dat de bezoekers der Hanzedagen voor zoover noodig, tot de wetenschap zijn gekomen, waarom nu eigen lijk dit middenstandsinstituut in het leven werd geroepen. Ook over de andere Hanze-instellingen is een krachtig wooidje gesproken, zij het meer door de sprekers, dan wel door de aan wezigen. Men denke slechts aan de Hanze-Onc.er- linge tegen ziekte, ten doel hebbende het doen van uitkeeringen bij ziekte of ongeval, zoowel aan den deelnemer, als aan personen, in zijn loondienst werkzaam. Ook is de moge lijkheid geopend van het verzekeren tegen geldelijke gevolgen van geneeskundige be handeling. Ook het fonds: .Uitkeering bij overlijden, behoeft meerdere bekendheid. Zijn uitdrukkelijk omschreven doel is het lot van de nabestaanden der leden te verzachten door het geven van eene uitkeering bij over lijden. Het is derhalve geen „onderlinge levens verzekering" doch eene vereeniging van onderling hulpbetoon. Voeg bij dit alles de brandverzekering met speciale korting voor Hanzeleden en organi satie, het informatiewezen en de advies- bureaux en men krijgt een bescheiden beeld van wat de organisatie thans reeds hare leden biedt. Een niet spontaan en algemeen deel nemen aan die organisatie is voor den Room schen middenstander dan ook bezwaarlijk langer verdedigbaar. Hij kan niet buiten een vereeniging, wier hoofdddoel is, de maatschappij in rustig ver band te houden en in die samenleving den Als dat voldoende begrepen wordt, als zóó de plichten van den zakenman worden opgevat, dan heeft deze van zijn onbevoegde rechters niets te vreezen. Dan kan hij door middel zijner sterke onafhankelijke organisatie, tot degenen, die hem uit willen schakelen zeggenMijn af doend antwoord aan onbevoegde rechters is eene verwijzing naar de manier, waarop mijne collega's en ik de taak vervullen, die ons in deze samenleving is toegedacht. Zoo'n argument wordt onvoorwaardelijk aanvaard, vooral in het bezadigde kamp der Katholieken. De Hanzedag 1920 heeft in krachtige mate het zijne er toe bijgedragen, dit mooie doel spoediger te bereiken. Men zal zich nog herinneren, dat, toen voor «enigen tijd in de Tweede Kamer de motie-de Jonge over den 7-urigen arbeids dag der ondergrondeche mijnwerkers be handeld werd, drie R.-K. leden, do heeren Kuiper, Haazevoet en van Rijzewijk vóór ie motie stemden, ondanks de zeer zaak kundige en welsprekende bestrijding van die motie door hun partijgenoot, do heer H. Hermans. Het geval wekte da/trom zooveel opzien, omdat de hoeren met hun afwijkende stem niet alleen hun deskundigen collega Her mans in den steek lieten, maar meer nog daarmede oen slag in het gezicht gaven van don Ohristelijken 'Mijnwerkersbond. die op eerbiedwaardige motieven, ont leend aan het algemeen belang, den ze- yenurigen arbeidsdag voorloopig onwen- schelijk achtte. De Christelijke Mijnwerkersbond kwam terecht tegen de driq Kamerloden op. Ein delijk is nu een verontschuldiging gepu bliceerd. Do t,Volkskrant" van 7 Moi pu bliceert hot volgend stukje: V Ons Antwoord. 'v Aan het Bestuur van den Chrlste- lijkea Mijnwerkersboud, i Geacht Bestuur, De „Open Brief' in „De Christelijke Mijnwerker" van 2 April door U tot ons gericht, geeft ons aanleiding tot de vol gende verklaring; Het tusschen Uw Bestuur en ons ge pleegde overleg, naar aanleiding van ons stemmen vóór de motie-De Jonge, heeft ons de overtuiging geschonken, dat Uw Bestuur evenals wij, principieel den 7-uri gen arbeidsdag voor ondergrond-sche mijn werkers voorstaat. Wij meenden ons dan ook niet tegen den 7-nrendag te mogen uitspreken. Intus- scheu meenen wij thans, onder volle hand having van die principieele uitspraak, als ons oordeel te moeten medodeelen, dat er bezwaren zijn, welke da directe invoering van den 7-urendag voor de ondergrond- sche mijnwerkers niet toelaten. Met vriendschappelijlke «-roeien. (w. g.) C. J. KUIPER. j (w. g.) J, VAN RIJZEWIJK De heer Haazevoet heeft dit stukje niet onderteekend. Wat daarvaa de reden is, wordt niet medegedeeld. De „Tijd" teek ent bij het briefje aan: >,Er schijnt overleg te zijn gepleegd tus schen de onderteekenaars en het bestuur van den Chr. Mijnwerkersbond. De heeren zijn nu bekeerd. Wat kan hun dit overleg geileerd hebben, wat zij nog niet uit de redevoeringen van do heer H. Hermans wisten? Ook de heer Hermans staat op het standpunt van den Chr. Mijnwerkersbond, van den 7-urigen arbeidsdag voor onder- grondsche mijnwerkers. De onderteeke naars waren en zbn echter beiden tegen invoering op dit oogenblik, op overwegin gen van algemeen belang, die niet alleen betreffen de algemeene kolenvoorziening maar ook de rechtstreeksche belangen der arbeiders in allerlei industrie, die van de kolenvoorziening afhankelijk is. De Chr. Mijnwerkersbond zal misschien met dit „Ons Antwoord" (tl) tevreden zijn, de publieke opinie onder de R.-K, arbei ders zal het zeker niet zijn." Hot wil ons voorkomen, dat de „Tijd" liier wel wat te moeilijk blijft. Ook het beste paard struikelt wel eens. Maar als het weer recht op zijn poo ten staat, dan praat men weer over wat anders. De hee ren hebben hun foot ingezien en schuld bekend. Daarmee moest de zaak van de baan wezen. DB GELDELIJKE NOOD DER GROOTE GEMEENTEN. Door de groote gemeenten van on3 land is aan de Tweede Kamer een uitvoerig adres gericht, in zake den geldeiijken nood, waarin die gemeenten verkeeren. Wij ontleenen daaraan het volgende: De eenig juiste oplossing van het vraag stuk is üaar oordeel van adressanten deze dat rechtvaardigheid tegenover de gemeen ten worde betracht door haar te ontheffen van de kosten van verzorging van die tak ken, welke in de eerste plaats het algemeene rijksbelang dienen. Adressanten herinneren eraan, dat deze richting ook werd aangewe- zen door 't in 1917 aan de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten uitgebrachte rap port, dat in de kringen der gemeentebestu ren groote instemming heeft gevonden en in het adres van den Amsterdamschen raad, waaraan door alle groote gemeenten, met uitzondering van 'sGravenhage.dat zelfstan dig reeds een adres had ingezonden, instem ming is betuigd. Men kan ook aannemen, dat dit de oplos sing is. die door de gemeentebesturen als de eenig juiste wordt beschouwd. Zooals in het genoemde rapport en het adres is aangege- ven zou op practische overwegingen de ver goeding te beperken zijn tot de kosten van onderwijs, politie en armwezen. Adressanten erkennen, dat het gcwenscht zal zijn. normen vast te stellen, waarnaar de vergoeding moei worden geregeld om te voorkomen, dat de gemeenten meer zouden ontvangen, dan het redelijkerwijs noodige. Ten aanzien van bepaalde onderdeden, waarbij in de eerste plaats wordt gedacht aan armenzorg, kan worden, overwogen een deel der uitgaven voor de gemeenten te la ten. Adressanten verklaren te begrijpen dat het ontwerpen van een definitieve regeling in deze richting eenigen tijd zal vorderen. Naar hun overtuiging zijn echter de stap pen in die richting te doen, welke ook reeds in het adres van den Amsterdams-dien raad zijn aangewezen en wel: le.: door in het aanhangige wetsontwerp tot regeling van het lager onderwijs de wij zigingen aan te brengen door de Vereeni ging van Nederlandsche gemeenten in haar adres van 24 November 1919 aan de Ka mer voorgedragen; 2e: d-cor toekenning van een zoo noodig als voorloopigen maatregel te fixeeren ver goeding voor de kosten van de werkzaamhe den -der gemeentelijke politie ter zake van de recherche, den vreemdelingendienst en de uitvoering van bijzondere Rijkswetten; 3e: door ontheffing van de gemeenten van de kosten van vervoer en verpleging van arme krankzinnigen: Wanneer men de kolossale sommen in aanmerking neemt, welke de gemeentelijke budgets bezwaren, veer de drie genoemde takken van Rijksdienst, dan zal. volgens adressanten, moeten worden toegegeven, dat deze maatregelen voor de gemeenten nog slechts een geringe tegemoetkoming zouden beteekenen. Als voorloopige maatregel zou den zij echter van beteekenis zijn om het den gemeenten mogelijk temaken op de be groeting voor 1920 het evenwicht te bewaren. Mochten ook de aangegeven maatregelen nog niet z-ó -eenvoudig blijken, dat zij nog over het jaar 1920 zouden kunnen werken, dan zou. naar de meening van adressanten, een noodwet noodzakelijk zijn. die voor één jaar aan de gemeenten een uitkeering verze kert tot een ongeveer gelijk bedrag als uit de bovengenoemde maatregelen zou worden verkregen. Adressanten dringen ten slotte er bij de Twede Kamer met den meesten aandrang op aan. dat zonder verwijl in den onhoudbaren toestand der gemeente-financiën in den bo ven aangegeven zin zal worden voorzien. DE KATHOLIEKE ILLUSTRATIE bevat deze week het volgende: PLATENEen geheel land gerntroni- seerd. Het jawoord, naar een schilderij van A. Kozak iewicz. Blank gepoetst, naar een schilderij van F. Schleinger. De nationale intronisatie van Spanje (5 foto's) Mevrouw J. R. v. d. Lans. De Koninklijke familie op reis (3 foto's). Kunstsnijwerk, door Jan Windt, te Groo tenbroek (2 foto's). Do kerk te Koog aam de Zaan afgebrand (2 foto's). De spoorwegstaking in Frankrijk (5 foto's) Portret van Mgr. C. C. Prinsen. Gaan we de paarden afschaffen? Twee klein tjes. Een alpenreaziger aan den klau ter. De Seringenberg op het landgoed van H. M. de Koningin. TEKST: De Nationale Intronisatie in Spanje Een schitterende partij, door Mevr. j. R. v. d. Lans. Kunsten ij werk Si koe-been. De Aprfiinop, door Le-ida de Jongb. De dokter die hielp, dioor E, H. Uylings. Aan Maria, door P. Ber- j tb old, Garrn. Om de week een vraag. 1 i HET ONGELUK BIJ DEN BERENKUIL De rechtbank te 's Grarvenhage deeü dezer dag-en uitspraak over de vordering tot schadevergoeding, ingesteld tegen den Dierentuin door de kinderjuffrouw aan wie eenige jaren geleden door een beer de rechterarm zoodanig ia afgebeten, dat die bijna geheel geamputeerd'moest wor den. De Dierentuin had beweerd, dat zijner zijds die voorzorgsmaatregelen waren ge nomen, *die men redelijkerwijze had kun nen eischen, en dat het ongeluk geheel aan de eigen schuld van het slachtoffer was te wijten, daar zij hoogst onvoorzich tig haar hand had gebracht tusschen de tralies in het hok, waardoor de beer die heeft kunnen grijpen en haar verder naar binnen had getrokken. De rechtbank, de aansprakelijkheid van gedaagde voor de schade aangebracht door den beer aannemende, had bij von nis gedaagde in de gelegenheid gesteld om ducr getuigen te bewijzen, dat in deze gedaagde geen schuld treft, doch wei. eischeres. Zij besliste thans, dat gedaag de in dat bewijs niet was geslaagd. Wel is de kooi van tralies voorzien en stond er een hekje op eenigen afstand, doch dit was nog geen meter hoog, zoodat het publiek er gemakkelijk over heen kon hangen, terwijl de beer zijn klauw tus schen de tralies kon steken en aldus het voorterrein gevaarlijk maken. Uit een en ander bleek, dat gedaagde niet d.e noo dige beveiligingsmaatregelen had getrof, hetgeen temeer klemt, nu kort voor dit ongeluk aan .een anderen bezoeker, die zich over het hekje boog, door een beer de hoed van het hoofd was gerukt, bet- geen ter kennis van het bestuur van den Dierentuin was gebracht. Thans is dan ook de gevaarlijke plaats afgerasterd. Wat nu betreft de beweerde gTOote on voorzichtigheid van .eischeres, niet duide lijk is geworden hoe het ongeluk eigen lijk heeft plaats gehad. Speciaal acht de rechtbank onaannemelijk de lezing, die gedaagde van een en ander geeft, als zou eischeres haar hand hebben gestoken in de kooi om een stukje brood, dat ge vallen was, op te rapen en aan den boei te geven, daar dit brood al in diens be reik was. ,Wel staat vast dat zij zicT over het hekje lieeft gebogen, waarschijn lijk om een stukje brood, dat in l.et voorterreintje was gevallen, in het liol te gooien. Bij die gelegenheid heeft de beer haar kunnen grijpen en de vreeselijke verminking toebrengen. In het zich bui gen over het bekje op zichzelf, ziet do rechtbank nog geen grove onvoorzichtig heid, terwijl zij aan de uitlatingen van eischeres kort na het ongeval omtrent schuld, niet die waarde toekent om hot juridisch begrip van grove onvoorzichtig heid aan te nemen. De aansprakelijkheid van den Dieren tuin werd derhalve aangenomen. Aange zien de rechtbank den omvang der schade nog niet kan beoordeelen. zal die bij staat worden opgemaakt. Ia de afgeloopen week. leverde de zalm- visscherij minder gunstige resultaten, op. Vooral op de hooger gelegen visscherij en was de vangst onbevredigenl. In bet visekwater van de rivier de Waal. een gedeelte van de beneden-Maas en van de boven-Mor wede werden 65 zomerz<tlmen gevangen tegen 113 in do week die voorafging. In de prijzen, die voor alle soorten zalmen besteed werden kwam weinig verandering; voor export werden er weinige gekocht, des te meer voor rookerijen en inmaakfabrio- kon. Goote zomerzaimen, die een gewicht hadden van 20 pond en zwaarder en waarvan het aantal langzamerhand toeneemt, konden opbrengen van 2.252.90, kleine exem plaren beneden de 12 pond deden van ƒ1.75 2.80 per pond. schotzalmen van f 2,10—2.50 per stuk. De besomming aan andere rivier- visch was weder weinig loonend Met de elft- vissclierü is het zoo goed als gedaan. Op de gcheele rivier de Waal en de Merwede vingen de visschers slechts enkele elften. De vangst van finten was iets ruimer en bedroeg onge veer 700 stuks Ook het visschen naar paling viel op de meeste visschersplaatsen zeer tegen. Dunne aal bracht op 45—-&5 cent, dunne paling beneden één pond 7086 cent, dikke paling van een pond en zwaarder 1.151.40 per pond; elft naar gelang van de zwaarte 2.505, finten 4080 cent per stuk. naar het Italiaansjph door I V O,' Heftig sprong ze op, kleedde zich spoe dig aan en opende de ramen van haar kamer. Welk een heerlijke geur van bloemen en frissche lucht stroomde haar tegen 1 Voor baar venster, zoo dicht, dat ze de lakken Jnet de hand grijpen kon, stond een appel- sinenboom, waaraan de heerlijk verlokkende vruchten hingen en waarboven zich de blau we hemel welfde, zooals ze te Home nog nooit gezien had. Of had ze vroeger daarop nooit gelet? „Wat jammer, dat Charlotte hier niet isl" .was Jeannette's eerste gedachte. „Wat zou ze op dit oogenblik wel doen? Tante stond er op, dat ik aan den gedanen tvensch van mijn vader gevolg zou geven en haar, mijn zusje, naar Frankrijk sturen zou loodra 2e zeventien jaren oud zou zijn." Op dit oogenblik werd er op de* deur ge- „Siguora, pafei" Het was de huisknecht, die voor het ont bijt roepen kwam. „Ik kom dadelijk!" riep Jeannette op i'n Iiaiiaansch terug. ■Evenals ze in zaken en kleinigheden hauw- keurig was, haastLe zij zich ook thans, daar ze de gasten niet wilde laten wachten.. Ze ging de trappen af naar de eetzaal, die gelijkvloers gelegen was. Aan de lange ontbijttafel zalen slechts eenige personen. Jeannette ging naast Virginie zitten, aan wier zijde haar vader en moeder gezeten waren. Hechts naast Jeannete zat een magere, groole man, met een langen blonden baard. Hij kon ongeveer vijf en-veertig vijftig jaren oud zijn. Hij had een vreemdsoortig gezicht, een dikke, lederachtige, kleurlooze huid, en een paar onrustige waterblauwe oogen. Hij was juist bezig een derde ei op te eten, toen zij binnentrad. Hij begroette haar met een lichten hoofdknik, terwijl hij met zijn servetje zijn snor en baard afveegde. „Juffrouw Jeannette," fluisterde Virginie, „vindt u het niet heerlijk, dat ik naast u zit?" ^Hebt u dien houten Klaas al naast u gezien?" vroeg ze schalksck. Haar vader moest de woorden verstaan heb ben, want hij trok zijn dochtertje onder tafel aan haar jurkje, dat ze zwijgen zou. „Waarom trekt JJ. aan mjja jurk, papta?" vroeg dc ondeugd. Mijnheer Dumont kreeg een kleur, en zei op strengen loon. „Ik moet de boter hebben, kind." De vreemdeling, nlet oen langen baard, had reeds een paar malen naar Jeannette gekeken en het scheen dat hij met haar ceD gesprek beginnen wlide. Toen Virgeniè zioli nu tot haar vader wendde, scheen de gele genheid hem daartoe gunstig te zijn, „Een schoone morgen, zei hij om te be ginnen. 1 „Ja," zei Jeannette dralend. N'et omdat ze aan de schoonheid van den morgen twij felde, maar omdat ze geen lust nad met den vreemdeling te spreken. „Zijt gij voor den eersten heer hier op Capri?" ging hij ongestoord voort, „Ja, ja." „Dan hebt U nog veel to zien. De blauwe grot, de groene grol, de Grot del m-ilrimo- nio. Ik ben nog steeds niet in de blauwe grot geweest..... "Het is er voortdurend geen weer voor U weel, als de sirocco waait, kan men er niet invaren. De toegang is te nauw; men moet daarvoor een gunstigen wind hebben. Bent iU reeds in de blauwe grot geweest?" l „Neen." Mevrouw Dumont, die bet gesprek gevolgd had en levendiger; van flard was dan Jean nette, had toegeluisterd en zei: „U schijnt hier goed bekend te zijn, mijnheer? „Tamelijk wel, mevrouw," antwoordde de lange heer die zich nu tot Mevrouw wendde, daar hij door de korte woorden van Jean nette ecnigszjns tegenover haar bekoeld was. „Mag ik me even voorstellen, mijn naam is Racine, zei hij met een lichte bulging. De heer Dumont stelde daarop zich en zijn vrouw voor. Er heerschte nu eenige oogen blikken stilte, waarvan de heer Racine ge bruik maakte om met veel appeteit door le gaan met eten, alsof hij hongerig was. De deur ging open, en Felix Chnrbonnet trad binnen. Hij groelte de aanwezigen en zelte zich tegenover Jeannette aan tafel nocr. Zij voelde hoe hij haar onder het ontbij meermalen aanzag. Eindelijk richtte j o haar het woord en vroeg: „Bent ,U van morgen al uil geweest Neen, antwoordde ze lachend, „ik lieb van morgen merkwaardig lang geslapen. „Hebt U lust een uitstapje naar Anacapri te maken?,, „Ik. wilde juist daarheen gaan.;,- „Mag ik U dan geleiden?" Voor Jeannette kon antwoorden, viel de kleine Virginie hen levendig in de rede: „Mag ik meegaan, juffrouw Jeannette?,, „Zeker, lieveling," zei deze, maar mevrouw Dumont zei op korlen loon: „Je oi'iift bij ons!" De kleine liet den lip hangen, maar durfde toch niets tegen te zeggen. Jeannette sïond weldra van tafel or/ en schreed een oogenblik later op den soiioo- nen weg, die langs do helling van den berg liep en naar Anacapri.voerde. Toen zij staan bleef om eens een blik te werpen op den sohoonen inham van de golf van Napels, der» Vesuvius en het eiland Rrocida en Iscina, boorde zij achter zich schreden. Ze zag 012^ Daar kwam Fclix haastig, den weg weg afloepen Hij kreeg een kleur, toen zij zich omwendde en hij zei bijna buiten adem: „Waarom bent U zoo spoedig weg gegaan, juffrouw Jeannete?" Ze keek hem aan. Zooals hij daar voor haar stond, naar adem hijgend, met even geopen- den mond, waarin twee rijen helder-witta tanden blinklen, met zijn groole, zwarte oogen, waarmee hij baar kinderlijk en trouw hartig aankeek, overkwam haar weer dat moederlijk beschermend gevoel, dat haar bet eerst tot hem getrokken had. liet^ was onmo gelijk op hem boos te zijn. Waarom had straks de korte opmerking van Mevrouw Du mont tot haar dochtertje, haar zoo pijnlijk getroffen; waarom nad ze gemeend Unarm een .verwijt te vinden? ai - 3*. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1920 | | pagina 5