wm.kfÊ.
mfm
m Wm'mi
KINDERCOURANT
X
Sport en Spel.
Rechtszaken.
SCHAAKRUBRIEK
ga hm m m.
- -INGEZONDEN.
Sim, Jack en Harry.
HET ONGELUK OP BE HODELBAAN
WM i
(Wit 8)
m WÊ>., jÊm.i
I WA
ATHLETIEK.
Nederlanders maar de 0. S.
De navolgende leden der N. A. U. zijn
■uitgenocdigd zich in voortrainins voor de
Olympische Spelen te. begeven, n.l. de.hee-
ren: A. E. Heineman, J. C. de Vriesj C.
Wezepoel, L. C. H Baron van Randwijck, C
Burggrafer. O. E. van Rappard, Aug.
-Schone. ^C. J. van der Wel. C. -A. Gubbels,
F. en A. Kroese, A. Paulen. M. v d. Linde,
H. J. van der Ley, Chris. Huygens, H F.
Wessels, W. C. Best, H. G. Bakker, alsmede
de Achilles touwirc-kplceg.
Behalve de dagelijksehc training wordt er
'a Zondags gemeenselxappelijk getraind! te
Den Haag en Amsterdam.
De heereri van Randwiick en Buvggrafer
hebben zich alreeds teruggetrokken.
VOETBAL.
Het protest van Go Ahead.
Daar de scheidsrechter wederom niet
ter vergadering is gekomen, is de be
slissing van 't protest van Go Ahead te
gen Be Quick uitgesteld.
KOliFBAL.
Zondag wordt de laatste wedstrijd ver
speeld van uc seriewedstrijden van Ready
en wel lusschen D. E. D. II en Adve'ndo.
't Zal zeer zeker een spannende wedstrijd
worden, welke o. i. in een kleine D. E. D._
overwiuning zal eindigen, zoodat de 3e prijs
wel in Amsterdam zal blü ren. Advendo zal
met de volgende combinatie uitkomen: da
mes W. v. Hc-zel. G. v. d. Heuvel, A. de
Kam, T. v. Pe.lecom. A. Schleper. en L. v.
Waatd; heeren G. v. d. Have, J. v. Hezel,
H. v. Hezel, P. Loodjen. M. v Pelleccm en
Th. Wiegant.
TE GKONINGEN.
Voor de rechtbank te Groningen sten
den Donderdag tea-echt de heea-eu A. en N.
Hommersom, gedomicilieerd te Eo'tterdam
en O verse hie, hou den's van een Rodel
baan., ter zake, dat zij te Groningen op
den Men Mei gedurende de kermis aldaar
hoogst nalatig en onvoorzichtig in wer
king hebben gebracht en gehouden een
zoogenaamde rodelbaan, dat zij den toe-,
gang tot genoemde rodelbaan hebben
verschaft of doen verschaffen aan een te
groot of althans zeer groot aantal perso
nen tegelijk, terwijl de inriehting ten
deele bestond uit ondeugdelijk materiaal
en ten deele onoordeelkundig was ge-
v*ptfoiïwd, zijhdë'ïihtoéis op een plaats eerf'
daarvoor niet bestemde, althaas niet ge
schikte balk aangebracht, zonder dat deze
balk op ©enigerlei wijze op behoorlijke,
wijze werd! gesteund of geschraagd, ten
gevolge van welke bovengenoemde nala
tigheid en onvoorzichtigheid genoemde
balk onder den zwaren last is gebroken
en een 30-tal daarop staande' personen
van een hoogte van 9 meter op den grond
zijn gevallen en tengevolge daarvan
zwaar lichamelijk letsel hebben gekregen.
Er waren 11 getuigen gedagvaard on
der wie 2 dei- gewonden, 2 geneosheeren,
2 architecten en een opzichter bij de ge
meentewerken. De laatste vijf personen
als deskundigen.
Als verdediger trad op Mr. H. de
Visser.
Het Openbaar Ministerie vroeg een
nieuw onderzoek door een deskundige.
De verdediger pleitte vrijspraak.
Eedacteur: ALPH. M. VOORTING.
Tempelierstraat 50, Haarlem.
Gelieve s.v.p. alle stukken betreffende
deze rubriek te adreeseereu aan bovon-
staand adres.
'Probleem No. 208."."
E. Er! in te .Weenen.
(Zwart 9)
Probleem No. 207.
P. F. B ake, te Liverpool,
(Zwart 13.)
b c d e f q h
,Wit begint ,en geeft in drie zetten mat.
Stand der Stukken:
Wit: K g 1. D d 2, L c -,4,Lc 3, P,
e 5, P f 5 en pion d 6.
Zwart: K e 4, T b 7, T e 8 L f' 8
P a 8
Pionnen: b 3, b 6, c 5, c 6, ,e 7, g 3,
g 4 en h 6.
LWit begint) en geeft in twee zetten ma.
Stand der Bukken:
;Wit: K e 1, D g 5, T d 8, L' e 4,
P, a 4, P, d 0, pion): b 5 e e 5,
Zwart: Kj ,d 4, T a 5 en. g 7, L' a 6 en
f 6, P h 8.
pionnen: e 8, e .7 en g 6,
Probleem No. 209.
H. H. Davids,
(Zwart 8)
IWM, «s.%1 AM.
WW' WW'' tWCfr
W/y//. ffi&fy/* w vX'.
b c net
(Wit 9)
Wit begint en geeft in twee zetten mat.
Stand der stukken:
Wit: K g 4, D c 8, T c b, T h 5,
L g 6 en h 8, P a 2 en g 3.
Pion b 7, h G.
Zwart: K d 5, T a 4, Q! a 5,. L g 8,
P d 1. Pion: a 3, d G en h 7.
.Voor den inhoud dezer rubriek stelt de
Redactie zich niet aansprakelijk.
DEN MINISTER VAN OORLOG DE LES
GELEZEN
Mijnheer de Redacteur
Beleefd verzoek ik u eenige regelen in
uw geacht blad, hiervoor bij voorbaat
mijn dank. Zooals uwen lezers vermoede
lijk bekend zal zijn, zijn de verschiilende
categorieën van ambtenaren en beambten
al naar gelang hunner richting georgani
seerd in verschillende bonden, teneinde de
belangen hunner groepen op deze wijze
te behartigen. Zoo ook de onderofficieren.
Veel is er indertijd gesputterd over het
al of niet toelaatbare van militaire bonden,
deze echter hebben hun bestaansrecht meer
dan voldoende bewezen, iets waarmede
men het van hoogerhand, getuige de ver
schillende Kon. goedkeuringen op de Sta
tuten verkregen, volkomen eens is.
De ond. off. zijn naar hunne lichting
georganiseerd in drie bonden t. w. de R.
K. bond St-Martinus, de Christelijke bond
N. C. O. V. en de neutrale bond „Ons Be
lang." Genoemde drie bonden verzochten
op'verschillende data door den Min.-van O.
in audiëntie ontvangen te worden teneinde
de wenschen en nooden den nieuw benoem
den titularis bekend te maken. In verband
met den beperkten tijd voor het verleenen
van particuliere audiënties beschikbaar en
uitgaande van de veronderstelling dat on
geveer gelijksoortige belangen te behar
tigen waren, noodigde de Minister van elk
der drie genoemde bonden twee bestuurs
leden uit teneinde deze belangen gezamen
lijk te bepleiten.
In dit schrijven werd tevens de aandacht
gevestigd op de wenschelijkheid van een
voorafgaande onderlinge bespreking der ter
audiëntie voor te dragen punten. Dit toch
zou de uiteenzettingen voor Hen Minister
slechts vergemakkelijken. De mentaliteit
van het dagelijksch bestuur der organisatie
„O. B." kennende, tot beter begrip zij op-
gemerlct/dat dit bestaat uit burgers die in
hun kwaliteit met de belangen van de ond.
off. persoonlijk niets uitstaande hebben,
waren de besturen der Christelijke en Room-
sch Katholieke organisaties zoo welwillend
het hoofdbestuur der neutrale organisatie
uit te nooaigen tot een onderlinge bespre
king als door den Minister bedoeld.
Dit werd botweg geweigerd. Doch zij
waren i t de eenigen die op een dusdanige
manier behandeld werden. In antwoord
namelijk op" het welwillend' sennjven van
den M. v. O. deelden zij mede dat zij, hoofd-'
bestuur van „Ons Belang," i i ontvangen
wcnschten te worden tegelijkertijd met do
vertegenwoordigers van de confessioneelc;
bonden, hetwelk zij met insinuaties aan
het adres van genoemde bonden toelicht
ten. Onder meer werd opgemerkt dat het'
bestaan van - politieke en confessioneelc
bonden in het leger hoogst verderfelijk
moet worden geacht en dit terwijl de pre
sident van dien zelfden bond, de heer W.
Wijk, met het geld van dia neutrale organi
satie, en eenige van hare instellingen, als
politicus in de Tweede Kamer is gebracht.
(Zie o. m. Maasbode 15 Dec. '18 ochtendblad).
Men moet maar durven. „Ons Belang"
alleen vertegenwoordigde de meaning der
ond. off., ja men ging zelfs zoo ver den Mi
nister voor te schrijven dat de afwijkende
meeningen van de confessioneelc bonden
geen invloed mochten hebben op eenige
bepaling of maatregel door den Minister
te nemen.
Enfin, de Minister weet nu waar hij zich
aan te houden hcéft. Waar verder in dit
schrijven gewag wordt gemaakt van het feit
dat alle richtingen in de „neutrale" organi
satie vertegenwoordigd zijn, moet mij de
opmerking van het hart, „dan toch zeker
de Katholieke niet Zeker „Ons Belang"
zal wel een aantal zoogenaamde katholieken
onder zijn leden tellen, doch dit zijn dan
toch in elk geval Roomschen, die zich van
het bevel van de kerkelijke overheid„or
ganiseert u onder het kruis," niets aantrek
ken. In dienst noemen wij dezulken zak
boekjes-katholieken.
Het zou mij te ver voeren alle verdacht
makingen en onjuistheden in het schrijven
door het dagelijksch bestuur van O. B. aan
den Minister gericht te bespreken, boven
dien wil ik geen al te vrijmoedig gebruik
van de verleende plaatsruimte maken. Den
Minister is nu eens juist gezegd hoe het moet.
Beperkte tijd zooals deze bewindsman in
zijn schrijven aangaf mag geen oorzaak
zijn O. B. niet apart te ontvangen.
Wat drommel, O. B. vraagt het, O. B.
wenscht het en dan wou een minister chi
canes maken Mijnheer Wijk, een inter
pellatie, reuzekans.
Wie zullen echter in deze het gelag be
talen Aan de onderofficieren het antwoord.
Met beleefden dank voor plaatsirg,
H. J. V' M,
Amersfoort. Serg.-m j o r#
De beide jongelingen, die even onthutst
zijn als het jong matroosje, weten terstond
geen woorden te vinden om hun aanwezig
zijn op deze plaats te verontshuldigen. Dat
bet vijanden zijn, die zc daar in een verborgen
schuilhoek aantreffen, die gedachte komt
niet in hen op. Wat hadden ze hun ook mis
daan 't Waren nu zeker een paar ongelukki-
gen.
Zoo denkt de valschaard er echter met over,
die de trap afsluipt om zich weder bij zijn
kameraden te voegen.
„Een oogje in 't zeil houden, Harry zegt
hij. Van zijn wedervaren rept hij echter geen
woord aan zijn krijgsmakkers.
HEBT MEDELIJDEN.
„Hebr mede.ijden had het matroosje
in het Fransch tot Samuel en Jack gezegd.
Met bezorgue blikken had hij daarop naar de
sponde gezien waarop de zieke lag te kermen.
Met een oogopslag zagen nu de verspieders,
dat die zieke een man was, die met een hevige
koorts lag te worstelen. Een stap nadertre-
dende, breidt de jonge ziekenoppasser zijn
handen beschermend over den kncslijder uit.
fc^Wat kijkt Sam verwonderd, al sdoor een
on willekeurige bewegir.g met het hoofd het
matroosje zijn hooiadcksei afwerpt en daar-
dooi lokken laar zien, die slechts aan een
meisje kunnen toebehooren.
Zachtjes slait Samuel de deur van htt zol-
deikamertje, want het rumoer, dat de sol
daten daar beneden maken, schijnt het arme
kind te beangstigen.
„Ik dank u manheer zegt het verkleedde
meisje met een lieftallige stem, „voor mijn
vader, h j is zoo ziek I"
tze schijn. iiitusschen in een zachte slui
mering te zijn gevallen, zijn gekerm wordt ten
minste niet meer vernomen.
„Ga zitten, juffrouw 1" zegt Samuel, eenigs-
zins van zijn verbazing bekomende, „van ons
heeft u niet te vreezee, tot straks.".
Hij neemt daarop zijn kameraad ter zijde
en f.i.is.eit nu op zijn beurt deze een paar
woorueiiin 't oor, die den knaap oogenblikke-
lijk zijn bezinning terug schijnen te geven.
Zijn gezicht herneemt althans zijn gewone
plooi en vriendelijk lachende, zegt de goede
jongen
„Reken maar op Jack, Samuel
Zij verlaten nu het ziekenvertrek en doen
voorzichtig de deur achter zich toe.
Beneden in het huis hooren ze hun makkers
al roepen :„Sam, Samuel 1"..
De geroepene geeft hun echter geen ant
woord. Up zijn gedienstigen dorpsgenoot
steunende, strompelt hij een oogenblik later
de gelagkamer weer binnen. Op de vraag zijner
kameraden, wat hem deert, zegt hij op zwak
ken toon :„lk gevoel mij plotseling niet al te
wel, laat mij hier blijven en als ge straks uw
onderzoek in de stad hebt ten einde gebracht,
komt mij dan maar afhalen, laat alleen Jack
majj bij mij blijven."
De anderen gelooven den onpasselijk ge
worden jongeling op zijn woord. De onder
officier, die Samuel zeer genegen was, willigt
zijn verzoek in en wenscht hem een spoedige
beterschap.
Jack blijft nu bij Sam en allen verlaten het
logement, volstrekt niets vermoedende. Een
hunner echter mompelt :„Onnoozele gansjes,
die zich met. een kluitje in het riet laten stu-
DE FRANSCHE OFFICIER.
Nauwelijks hebben de soldaten de Zeemeer
min veilaten en den rug toegekeerd, oï de on
gesteldheid van den quasi-kranken Samuél
s als met een tooverslag geweken. Hij ziet
n herbergier, die hem viagend aanstaart,
ferm in liet gezicht en zegt
„Dat is tot zoover goed gegaan, vindt u
niet
„Wat bedoelt u, mijnheer-?" vraagt hem
de man.
„Ga zoo aanstonds maar mee naar boven,
Als 't u blieft," antwoordt Samuel, „ik weet
er alles van, vertel mij intussclien
„Maar, mijnheer 1"
„Heb geen zorg, ik zal u niet verraden."
„Nu dan, de man was doodziek, hij kon
niet vervoerd worden'"
„Dat behoefde ook niet en behoeft nog
niet."
„IJw geheim is. bij mij veilig, maar breng
mij dan even op de hoogte. Onbescheiden
wil ik niet zijn, maar toch
„Gij zult alles weten, mijnheer, ik stel ver
trouwen in u, maar....," op Jack wijzende,
„elke pot heeft zijn ooren."
„Spreek gerust op, voor dien goeden ziel
behoeft ge met te vreezen."
En nu geiustgesteld, vertelde de logement
houder, dat de man, die boven op het zolder
kamertje ziek te bed lag, een landgenoot van
hem was, een vriend uit vroegere jaren.
i»Zijt gij dan ook een Franscliman vroeg
Samuel.
„Geboren en getogen," was 't antwoord,
„maar nu al sedert jaren een rustig ingezetene
van Carrickfergus."
„U verstaat de Fransche taal vroeg
haastig de verengelsclite Franscliman.
„Ja,"
Nog haastiger dan zooeven en in 't vloei
endst Fransch vertelde nu de waard verder
„Bij de ontscheping der Fransche troepen is
mijn vriend, die officier was op de kaper-
vloot, te water geraakt en heeft dientengevol
ge de koots gekregen. Wetende, dat ik hier in
de Zeemeermin het beroep van logement
houder uitoefende, heeft hij hier bij rnij zijn
intrek genomen met zijn eenige dochter. Hee
moisje hield zooveel van haar vader, dat zt
hem niet wilde verlaten. Als matroos is ze in
dienst gegaan op de vloot van Thorot met
diens bewilliging, 't Getuigt zeker voor iiaar
goed hart en haar overschrukkcn inborst. En
nu naar boven, later meer, mijnheer 1"
Samuel had dit kort verhaal met belang
stelling aangehoord. Jack was niet minder
een aandachtig toebehourder geweest, schoon
hij er niets van had kunnen begrijpen. Tocli
had hij er een vaag begrip van, dat zijn beste
vricr.d m onaangenaamheden kon gewikkeld
worden. Hij bereidde er zich dus op voor dien
goeden Sarn naar zijn vermogen bijstand te
bieden als het te pas mocht komen, 't Viel
hem genoeg mee, dat er geen handtastelijk
heden voorvielen. Op verzoek van Sam bleef
hij dan ook bneden om een oogje in 't zeil te
houden, toen de beide anderen weer de trap
opklomen om een bezoek aan vader en doch
ter te brengen.
Angstvallig luisterde het meisje naar de
ademhaling van den zieke. Zoo vonden haar
Jean Petitzoo heette de logementhouder,
en Samuel Smith, toen ze boven kwamen.
Sam, wiens goed hart bewogen was met den
toestand wan vader en dochter, belooft met
de hand op zijn hart ze niet te wUllen verraden
ja, ze desnoods tegen zijn eigen iandgenooten
te zullen beschermen.
De zieke Fransche officier sliep Intussclien
al sedert eenigen tijd rustig voort.
„Dat 'doet hem goed, Marie zei jnet be
moedigenden glimlach de man, die haar en
haar vader gastvrijheid had verleend-
Samuel zei niets, maar was éen en al oog
voor de liefdelijke zorg, waarmede het jong
matroosje voor den zieken vader waakte. Hij
dacht daarbij aan zijn lieve moeder in de stille
pastorie te Castleton. Hoe of 't nu met haar,
met vader en Ellen zóu wezen
GEVANGEN.
In vergenoegde stemming zaten de waard
uit de Zeemeermin met Samuel en Jack een
glas wijn te <lrirtk.cn op den goedcnaÜOOp van
hun avoiituur. Ze duchtten geen onraad. De
praatzieke Franscliman dischte zijn jongen
vriend, zooals hij Samuel reeds noemde, aller
lei verhalen op van zijn vroeger krijgsmans
leven.
„Maai' berg nu dien wijn weg," zei Samuel
een poosje later,"„mijn makkers zuilen zoo
dadelijk wel weer hier zijn om mij-af te halen
en ofschoon ik alle huichelarij verafschuw,
moet ik mij toch nog wel een weir.igje ziek
melden."
„Uw doel is edel en dat maakt veel goed",
merkte de hospes op, terwijl hij een en ander
ging opbergen.
„Het strijdt toch wel een be Je tegen me 11
beter ik mijn kameraden zoo te moeten bij
dotten."
„Tob daar nu niet over, mijnheer Smith
Laval en zijn lieve dochter Marie zullen het u
honderdmaal dank weten. Wie weet, waartoe
dit gevalletje nog eenmaal leiden kan..."
„O, hetrspijt mij niet die ongelukkige men-
schen gespaard te hebben, maar.
Een „daar zijn ze" van Jack belette hem
verder uit te spreke'11, wat dit „maar" inhield.
De zeemeermin vulde-zich in een ommezien
met soldaten. Dat ze niet met heel vredelie
vende bedoeling-n gekomen waren., bleek uit
nun geheele houding. Hun aanvoerder, wijzen
de op Samuel 1-11 Jack, sprak terstond op bia
schen toon -.„Mannen denkt om dit beider,
en gij Jean Petot 1 ga mij voor natii boven.
De waard verbleekte en wilde bedenkingen
maken, maar op cqn gebiendenden wenk van
den overste deed iiij stilzwijgens, w«t van
hem verlangd werd. De officier volgde met
eenrge manschappen den bedrenrnn. luen kas-
-telijn, in wien de soldaten den praatjesmaker
van straks ternauwernood meenden te hei-
kennen, zoozeer was de man veranderd, i.iet
vasten tred ging hij evenwel zijn volgers voor,
maar met naar net zolderkamertje, waar zijn
zieke vriend was gehuisvest, maar naar een
ander vertrek, dat niets bevatte aan een tafel
en eenige stoelen.
„Hebt ge niet meer appartementen lnei
boven vroeg hem de officier moi een barsen
gelaat en toch inwendig blij, dat de veikukk<
die hem moest vergezellen, zich vergist zou
hebben.
„ja, overste zegt Harry voorbarig, „d»
kerel misleidt u."
„11c vraag u niets," was 't norsch béscheid
tot Harry en dan tot den waard „Antwouiu
Jean Petit
„Nog een klein zolderkamertje, heer over
ste
„En daar zit de schavuit,' grinnikte ITai ry.
„Dat zullen we zien," sprak rijn officii^En
het werd gezien en weer klonk het van de
lippen der hevig verschrikte Mane„Hebt
medelijden
Dat hadden met haar en haar zieken vadei
de officier en zijn manschappen, maar met
met Samuel Jack en Jean Petit. Geboerd
werden ze uit het huis geleid. Den dienstbode
werd door den Engelschen officier opgeleid
goed op den zieke te passen. Alsof zijn dochter
dit met zou doen! Toch pleitte 1
pleitte het voor liet
goed hart van den E'ngclsclicn krijgsman, die
inwendig de lage daad van den verklikker
verfoeide. Dit te laten blijken was echter niet
met de strenge krijgstucht overeen te brengen"
-L. En zoo geraakten Samuel Smith en zijn ge
dienstige vriend, de kromme Jack, benevens
de praatgrage hospes uit de Zeemeermin in
gevangenschap, beschuldigd van verstand
houding met den vijand.
VOOR DE VIERSCHAAR.
Aan boord van Zr. Ms. fregat „De konink
lijke George" was de vierschaar gespannen.
„Hou je goed, Sam!" mag de brave jonge
ling uit Castleton in navolging van zijn zusje
Ellen nu wel tot zich zelf zeggen. En „hou je
goed, Sam zegt hij dan ook, toen hij voor
de vierschaar geroepen en 111 de kajuit gelaten
wordt, waar eenige koninklijke officieren om
een tafel zitten, die met allerlei papieren,
boeken en kaarten bedcktls.
Dat moesten zijn huisgenooten, dat moest
vooral Ellen eens weten, dat Sam met ont-
blooten hoofd en geboeide handen voor den
krijgsraad terecht moesr staan, beschuldigd
van niets meer of mmder dan heulen met den
vijand zijns vaderlands
De onnoozele Jack naast hem maakte
inderdaad een treurige -figuur. De dood zag
hem uit de oogen. De arme jongen verwachtte
dan ook haast mets anders. Het lioofd hing
hem op de borst, tranen rolden hem over de
wangen.
Ook Samuels houding was ver van tier.
Maar geen nood, hij had een gerust geweten.
Spreken vermocht liij evenwel niet of liever
kon hij niet, wat zou hij ook zeggen om zijn
handelwijze te verontschuldigen Een netelig
geval was het zelccr en de schijn geducln
tegen liem.
tiet verhoor heeft inmiddels een aanvang
genomen. De voorzitter van den krijgsraad,
ceii g streng man, met ernstige gelaatstrekken
iiouut oen onthutsten jongeling,die hoe langer
iioe oeueesde. houding aanneemt, het laak
bare van zijn handelwijze voor oogen. Samuel
weet daaiop niets anders te zeggen, dan dat
hij onschuldig is aan verraad.
Tamelijk lang duurde iiet verhoor, waarbij
dehoeren rechters met Jack 111 het geiieel
mots beginnen konden. Ja, 't scheen somtijds
01 hun een glimlach om de lippen zweefde,
.is ze op de vragen, die ze tot hem richtten,
111 liet geheel geen of wonderlijk averechtsch
am woord bekwame.;.
O de.rbedreiging van voor den mast te wor-
doudg „-schoten te zuilen worden, ais hij niets
ücki.öKn wil, wordt Samuel eindelijk weder
na.-.r zijn enge gevangenis 111 het schip ge-
otacin. jack deelt in zijn tot.
Na heu is de beurt aan den logementhouder
om verhoord te worden. Jean Petit toonde nu
voor goed met op zijn mmdje te zijn gevallen.
Hij geeft een zeer omstandig verhaal van het
in zijn urns voorgevallene, verzwijgt niets n
roepi liet medelijden m der hoeren rechters,
met alleen voor zich zeil, maar ook vuor den
wakkeren, jongeling, die zoo Lelijk in
het ujgeva. betrokken is gewcruea. Hij
heeft en mond vol van lof over den
ede en ta nol Smith, di-o eerder beloond,
goed be.cond, dan gestraft verdien
de te worden. Deze vrijmoedige
toespraak van den welbespraakten
rranscuinan maakte op de rechters een gun-
stigen mdruk. Na zijn eerlijke bekentenis
wordt hij dan ook onmiddelijk op vrije voeten
gesteld. Ook Samuel en Jack worden in een
beter verblijf gebracht en van de boeien be
vrijd, maar niemand mag een enkel woord
tot hen spreken.
GIJ ZIJT ONSCHULDIG.
Den volgenden dag, de 28ste Februari van
net jaar 1760 was ternauwernood aan de
kimmen verrezen of reeds bulderde het ge
schut en wekte de beide slapenden uit hunnen
sluimer.
„Dommelsch, Jack 1" zegt Samuel, „daar
oesten we bij wezen."
„Ja, Samuelbeaamde Jack.
Daar treden de heeren van de vier chaar hun
verblijf binnen. Beleefd groet bamuel hen,
Jack volgt zijn voorbeeld.
„Heer overste zegt Samuel tot den voor
zitter, „ik vraag u als een gunst om op de
gevaarlijkste plaats in het gevecht gesteld te
worden, want gaarne heb ik mijn leven voor
Old-Engeland over."
„Ja, overste zegt ook Jack.
Met zichtbaar welgevallen staren de heeren
op den kloeken borst, die hun zoo fier in de
oogen blikt en zoo stout een toon weet aan
te slaan.
Samuel begrijpt niets van hun welwillend
heid, totdat een der rechters hem toevoegt
„Gij zijt onschuldig."
De donder van het geschut verdooft bijna
het antwoord van den jongeling. Het was z ij 11
welgemeende dankbetuiging voor de tot h m
gesproken woorden.
De verwoede zeestrijd tegen den kaperkapi
tein Thurot heeft voor goed een aai.vang go-
nomen.
TUSSCHEN LEVEN EN DOOD.
„Mannen l" riep Thurot zijn oversein okken
krijgers toe, „dat gaat op lev. n en dood, maar
stand houden zullen we en overwinnen of
sterven, ja
En ze hielden stand, die ijzeren zeeschui
mers, totdat de overmacht hen deed zwich
ten en hun wakkeren aanvoerder met hon
derden niet minder wakkere mannen deed
vallen om nimmer weder op te staan. Laar
ook de overwinnaars hadden geduchte ver
liezen geleden. Onder de gekwetsten bevond
zich ook de. zoon van den predikant Smith
te Castleton.
Als een man had hij in 't bamen der geva
ren onverwrikbaar pal gestaan, totdat hij
door een vijandelijken kogel buiten gevecht
was gesteld. Met grooten ophef werd van zijn
betoonde dapperheid melding gemaakt, maar
hij zelf wist daar niets van af. In het zelfde
logement, waar de Fransche officier liefderijk
verpleegd werd, in de Zeemeermin, had men
ook den gewonden jongeling gebracht. De
bereidvaardige kromme jack werd tot zieken
verpleger aangesteld. Een beteren had men
ook niet kunnen vinden.
V/eken lang zweefde Samuel tusschen leven
en dood. „Zal hij er van opkomen i' vroeg op
zekeren dag een soldaat aan Jack. Jack keek
den vrager in 't gelaat en keerde zich verach
telijk van hem af, zonder hem een antwoord
waardig te keuren. Wie scherp toegeluisterd
had, had hem kunnen hooren mompelen
„Dat gaat jou niets aan, valschaard
„Wat die kromme sukkel zich al niet in-^
beeldt, nu hij *n dominés zoon mag oppassen,"
zei Harry Rudley tot een antierm karnt raad
Toch was hij inwendig beschaamd en nam zich
voor ter gelegener tijd daarvoor weer wraak
te nemen op den .kromme" en ook op dien.
Samuel Smith, ais hij tenpunste aan do klau
wen van vriend Keiu mocht ontsnappen.
't Was een heugtlijkc dag voor ai de bewo
ners en gasten van tie Zeemeermin, toen dit
eindelijk een feit was geworden. Nu beterde
de zieke dan ook bij dagen aan. Hij kon wel
dra weer van zijn ieger opstaan en van de
zoele lentelucht genieten.
De winter en het koude voorjaar waien
weder voorbijgegaan, het schoon getijde brak
aan en met uen zomer de volkomen herstel
ling van de beide kranken, che in de Zeemeer
min verpleging hadden genoten. Dankbare
gevoelens bezielden Vader en dochter voor
den jongen Engeschmar., die hun in den nood
een redder had willen zijn.
(Wordt vervolgd*