Elck wat wils IjaT kosten van het Lager- Onderwijs voor de Gemeenten en de Schoolbesturen. ÏÏl ï^edÊsche Praatjes. Wat de Pers zegt BINNENLAND ONS VROOLIJK HOEKJE ZATERDAG 16 OCTOBER 1920. Legde de Grondwetsherziening van 1917, onder het Ministerie Cort van der Linden tot stand gekomen, den grondslag voor een volle dige financieele gelijkstelling van het open baar en het bijzonder onderwijs, het voort bouwen op deze fundamenten, met name het maken van de wetten, die deze'gelijkstelling in bijzonderheden uitwerkten, zoude worden overgelaten aan het Kabinet Ruijs de Beeren- brouck, dat in 1918 het ministerie Cort van der Linden opvolgde. Bij deze kabinetswis seling werd tevens een nieuw Departement, het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen opgericht, aan het hoofd waarvan Ds. de Visser kwam te staan. Het is dezen minister, wien de taak te beurt viel de gewone wetgeving in overeenstemming te brengen met het beginsel, in de grondwet neergelegd. Het eerste uitvloeisel daarvan is de wet van 14 Juli 1919 S. 493, tot wijziging van de wet op het Lager Onderwijs, welke wet thans nog geldende is en zooals eerder reeds kortelijk is aangestipt tot 1 Januari a. s. van kracht blijft. Bij deze wet werden de jaarwedden van het onderwijzend personeel opnieuw geregeld in dien zin, dat niet meer de minima doch de volle jaarwedden in de wet werden vastgelegd. Voor onderwijzers werden deze jaarwedden bepaald op 1000.tot 2300, ongehuwden kunnen echter niet hooger dan 1800.— stijgen. Het bezit der hoofdacte wordt boven dien vergoed met 300.terwijl behou dens enkele uitzonderingen voor elke bijakte 50.in bepaalde gevallen loo.- vergoed wordt.. Voor scholen van meer uitgebreid lager onderwijs kan voor onderwijzers, die belast zijn met het geven van onderwijs in de zeven de en hoogere leerjaren de tegemoetkoming voor bijacten zelfs f 250. (voor akten Lager Onderwijs) en ƒ450.—Jvoor akten Middelbaar Onderwijs) bedragen. De hoofden van scholen genieten een sa laris van 1900.tot 3200.evenals de onderwijzers(essen) naar gelang van dienst jaren. Ongehuwden komen niet verder dan 2700.-— daar zij de 3 laatste verhoogingen niet krijgen. Heeft een school meer dan 200 leerlingen, dan wordt nog 100.extra be taald. Voor de vergoeding van bij akten staat een hoofd der school met een onderwijzer gelijk. Zoowel onderwijzers als hoofden van scholen genieten voorts 40.voor elk kind beneden de 18 jaren, terwijl door het geven van herhalingsonderwijs wordt uitgekeerd 2.per lesuur en zij die met de leiding van den cursus zijn belast, bovendien 0.50 per lesuur ontvangen. De boven aangehaalde bedragen gelden voor Gemeenten der eerste klasse. Krachtens het Bezoldigingsbesluit voor Burgerlijke Rijksambtenaren, zooals dit is gewijzigd bij Kon. Besluit van 9 October 1919 Stbl. 598 zijn de Gemeenten des Rijks ingedeeld in drie klassen. In Gemeenten der tweede en derde klasse bedragen de jaarwedden van het onder wijzend personeel respectievelijk 4 en 8 pro cent minder dan hierboven vermeld. Alle de boven vermelde salarissen worden door het Rijk volledig vergoed, zoowel aan de Gemeenten als aan de schoolbesturen, althans voor zooveel betreft het onderwij zend personeel, dat volgens art. 24 der Lager- onderwijswet, verplicht aan de school ver bonden is. Indien het onderwijzend personeel het minimum voor onderwijzers bij gemeld art 24 gesteld, overschrijdt, dan vergoedt het Rijk daarenboven voor scholen van 24 tot 3I0 leerlingen de jaarwedde van een onder wijzer en voor scholen van 3I0 en meer leer lingen van twee onderwijzers. Voor scholen van meer uitgebreid lager onderwijs kunnen onder bepaalde voorwaarden de jaarwedden van nog meerdere onderwijzers worden ver goed. Is een hoofd der school in het bezit van vrije 1 woning, dan wordt op zijti salaris 13 procent1 gekort, tenzij voor zijne woning door den Gemeenteraad of door het Schoolbestuur eene huurwaarde is vastgesteld, in welk geval deze huurwaarde van het salaris wordt afgehouden. Deze 15% of het bedrag der huurwaarde komt rechtstreeks ten bate van het gemeente- of schoolbestuur, daar het Rijk de volle jaar wedden der schoolhoofden zonder éenige korting uitbetaalt. De hier besproken wijziging der Lager Onderwijswet, die op 1 Januari 1919 in wer king trad, voorzag in eene dubbele behoefte. Op de eerste plaats werden de jaarwedden der bijzondere onderwijzers op gelijk peil gebracht als die hunner openbare collega's en op de tweede plaats werd de volledige restitutie dezer jaarwedden aan de school besturen door het Rijk verzekerd. De gemeen tebesturen hadden niet zooveel redenen tot tevredenheid. Weliswaar zoude ook aan hen het Rijk voortaan de jaarwedden der onder wijzers volledig vergoeden, maar het was hier weer hetzelfde liedje als bij de herziening van 1905, wat het Rijk met de eene hand den Gemeentebesturen gaf, werd met de andere hand terug genomen. Immers art. XVII der slot- en overgangsbepalingen der wijzigings wet van Juli 1919 zegt, dat de vergoeding ter zake van de bezoldiging der onderwijzers voor elke gemeente over 1919 en volgende jaren wordt verminderd met het verschil tusschen de som door de gemeente over 1918 aan jaarwedden der onderwijzers betaald en het bedrag van het voorschot der Rijks bijdrage over dat jaar. Met andere woorden hetgeen de gemeenten vóór i9I9 rechtstreeks uit de Gemeentekas op de jaarwedden der onderwijzers bijpasten, moeten zij blijven bijpassen, want hetgeen zij jaarlijks van het Rijk als vergoeding der onderwijzersjaar- wedden te vorderen hebben, wordt met dit bedrag verminderd. Praktisch komt dit hierop neer, dat de gemeenten die vóór 1919, gevolg gevende aan den drang van het hoogergezag, de onderwijzersjaarwedden eenigzins ruim 'hadden geregeld, thans hiervoor moeten boe ten, daar zij minder Rijksuitkeering krijgen, dan de Gemeenten die toen de beurs zooveel mogelijk dicht hebben gehouden. Gelukkig dat deze toestand slechts van korten duur zal zijn, immers art. 201 van het ontwerp der nieuwe Lager Onderwijswet bepaalt, dat de zooeven besproken korting op de uitkeering der Gemeentebesturen voor de laatste maal wordt toegepast over het jaar 1921. RECTIFICATIE. Behalve enkele kleinere misstellingen laat de zetter ons in ons vorig artikel spreken van Cort van der linden, den krachtigen bevor deraar der onderwijs-voorziening, de aandacli tige lezer zal hebben begrepen dat hier sprake is van onj er wij s-verzoening GALSTEENEN I. Nauwelijks zou ik U een ziekte kunnen noemen, die veelvuldiger de menschheid kwelt dan bovengenoemde aandoening. Niet zender reden heeft ciaarom de galsteenziekte de geneeskundige wereld jaren, ja eeuwen beziggehouden, daar de mensch gebukt ging onder de ontzettende pijnen, die de galsteen koliek pleegt te veroorzaken. Zeer vaak treft men nu galsteenen in de galblaas aan en is het geenszins een zeldzaamheid, als de medi cus bij een of andere operatie in die buurt oolc steen ties vindt. De bezitter (bezitster) galstee j iets an bewust aanwezigheid dezer steenen nooit aanleiding tot klachten gaf. Toch is het een buitengewoon gevaarlijk bezit en dragen wij een geladen revolver met overgehaalden haan met ons mee, want vandaag of morgen loopen wij de kans, dat de koliek uitbreekt. Hier wil ik U tevens even opmerken, dat er doorgaans meer dan één galsteen aanwe zig is. Wij kunnen dit merkwaardige feit aldus verklaren, dat de eene steen het ont staan van de andere in den hand werkt. De grootte der steenen, die meestal tegen elkan der schuren, en daardoor mooie afgeslepen randen krijgen, is zeer wisselend. Soms vinden wij ze als wat grofkorrelig zand, dan weer kunnen wij ze meten bij centimeters. Aan gaande het ontstaan nu van de galsteenen is het laatste woord nog niet gesproken. Bij den huldigen stand onzer wetenschap kunnen wij evenwel veilig aannemen, dat de galblaas Wel als de plaats moet worden beschouwd waar de galsteenen gevonden wor den. Voorts is een zeer belangrijk feit, dat de vorming van galsteenen in de hand schijnt te werken„de stuwing". Hierdoor wordt het ons tevens duidelijk, dat onder het vrou welijk gedeelte onzer bevolking zooveel meer galsteenen voorkomen dan onder het manne lijk deel, zoodat op ongeveer 5 vrouwen slechts 2 mannen behept zijn met dit lijden. Immers de vrouw pleegt zich in 't algemeen meer te snoeren om het middel dan de man en dientengevolge komt er een min of meer belangrijke stagnatie in den galstroom. De gal wordt ingedikt en verbindt zich niet kalk, die door het slijmvlies wordt afgescheiden, dat de binnenwand van de galblaas bekleedt en er ook al niet beter op schijnt te worden door deze manoeuvres. Bij jeugdige personen vindt men dan ook vrij zelden galsteenen en het zijn meest dames op leeftijd, die aan dit euvel lijden. Ook een voortdurend zittende levenswijze schijnt af en toe het hare hiertoe bij te dragen en de kans te vergrooten. Hoe het ook zij en al moet zonder twijfel de vrouw af en toe boeten voor haar coquetterie van jaren her, toch zijn er ook gevallen, waarin we voor dit alles geen annwijzing hebben en we wellicht te doen hebben met een aandoe ning, die wij als erfenis hebben meegekregen. Immers wij zien zoo vaak, dat vetzucht en galsteenen twee aandoeningen zijn, die zoo gaarne samengaan, terwijl ook de jicht en suikerziekte als familieleden mogèn worden beschouwd. Zooals ik boven al meedeelde, vindt men soms toevalligerwijze galsteenen in de gal blaas, die dus tot op heden geen last veroor zaakten. Aan den anderen kant kunnen zij zulke heftige pijnen te weeg brengen, dat zij volgens het algemeen oordeel de galsteen koliek zeer berucht maken en tot de aller vreselijkste en pijnlijkste aandoening stem pelen, die een mensch kan treffen. Ook in dit opzicht, zoo als altijd in de geneeskunde, is geen vaste regel aanwezig. Nu eens verloopt een galsteenkoliek vrij licht, ja soms nauwe lijks als zoodanig kenbaar, dan weer buiten gemeen heftig. Degenen onder mijn geachte lezeressen en lezers, die er van mede weten te praten, hetzij uit eigen ondervinding, hetzij in hun omgeving, zullen weten, dat in de uitgesproken gevallen een beschrijving slechts een zeer gebrekkige is. De patient(e) is rade loos van pijn, weet niet waar hij (zij) 't zoeken moet en is doorgaans niet voor redeneering vatbaar. Daarbij is de zieke nog meestal misselijk en 't valt geenszins te verwonderen, dat de persoon in kwestie nog dagen lang daarna van streek is en ten slotte bij veelvul dig terugkeeren van deze aanvallen het ge- heele gestel ondermijnd wordt en niet het minst het zenuwgestel de dupe der geheele historie wordt. De komst van den medicus wordt dan ook in zulke gevallen met verlangen tegemoet gezien om z.oo snel mogelijk de ondragelijke pijnen te keeren. Wij wiUen nu de volgende maal met elkan der nagaan op welke wijze deze pijnen eigen lijk ontstaan, terwijl ik ook het een en ander hoop mede te deèlën van de pogingen, die men heeft aangewend om deze aandoening uit den weg te ruimen of althans in aanzien- lijke mate te vemandere». MEDICUS. EEN BLIJVEND GEZANTSCHAP, BIJ DEN PAUS. EDO FIMMEN EN ZIJN BOYCOTPLANNEN JONGGETROUWD Mevrouwtje ging vcor 't eerst inkoopen doen. Van wat ze noodig had kocht ze veel te veel (twee pond vanille b.v.) en al wat de winkelier liaar trachtte aan te snieren nam ze een pond rattengif b. v. Nadat ze haar adres had opgegeven (allee moest worden thuisbezorgd) rees toch twijfel in haar omtrent de bruikbaarheid van het rattengif. „Maar. meneer," zei ze tot den winkelier, „we hebben geen ratten „O, dat is niets," kwam 't antwoord, „ik zal 'n paar mooie uitzoeken en die er bij stu ren 1" TOPPUNT. „Die verstrooidheid van mij is toch ver schrikkelijk," zuchtte de professor, „nu heb ik zoowaar vergeten mijn paraplu in den trein te laten liggen I" TOCH EEN VENTI Ook Kleerekooper was aanwezig op da nachtelijke vergadering der „postale op standelingen", zooals hjj ze noemt, in Den Haag. Daar sprak ook Perreijn, de kranige bestuiflrder van den R.K. Bond van Post en TeLegraafpersoneeL Hij sprak over pUchtsbetrach'ting on trouw aan den af- gel£gden eed. Hij werd uitgefloten, „vaa het podium gefLoten," scnlrijft Kleere- koper, die dan laat volgen: „Maar als ik 's nachts terug ga van hét Volksgebouw, loop ik te mijmeren over TREKJES CLX. Koffiepraatje „En weet u, wat rt-nou maar niet begrijp" zei juffrouw Lauwers, terwijl ze 't tweede bak kie „inschonk" „weet u, wat ik nou niet begrijpdat de femilie van haar kant 'r zoo op tegen is. 'k Heb nooit geweten, dat de protestanten daar nog wel-is drukte over maak ten." „Dat leit 'r an, offe ze erg fijn benne" on derbrak juffrouw Meepraat wijs en plechtig 't voorzichtige heete-koffie-geslurp,dat leit 'r an, juffrouw. Je heb ze onder hun geloof net zoo goed as bij de roomschedie d'r 't land An hebben.... en die voor geen mil joen d'r toestemming geven. Ach ja'n ieder een heb zoo z'n eigen overtuiging, hè.maar ik voor mijnik vin 't ver gezocht, om dat verschil van geloof zoo effetief te doenuit kommemisselijk wor je d'r van. We ben ne toch zeker allegaar menschen onder mekaar, niet En ik zeg maar zóó, we motte allegaar voor één God verschijnewéér of niet „Natuurlijk, mensch, natuurlijk. En as mijn Herreman nou nog 'n jongen was, waar 'n steekie An los lee, dan zou 'k nóg zeggen, ze hebben gelijk. Maar mijn Herreman is 'n hoogst fesoenlijk mensch, waar nies, nies op valt te zeggen, nog zóóveel niet." „Da's waar, juffrouw, 't is 'n knap persoon." „O, dat docht 'k óókwil u nog 'n bak kie „Nou.,.,as 'k u niet ontrijf, graag'" Juffrouw Meepraat onderbrak ten tweeden male haar luid klokkende teugjes. „Dus..eh.0, ja hoe hieteri ze ook weer, Juffrouw „Van Calvening, juffrouw.... zij heet Ma- rianna „O, juist, Mariannajajaenne geven d'r ouwers géén toestemming?" ..Wè-ia, menschJaze zalle z'oon nqrtii als mijn Herreman voor hun dochter d'r neus laten weghalen. Maar dat soort volk wil dan altoos nog zoo'n beetje.... hoe za'k 't zeggen.... hun overtuiging ophouwen.... In 't begin deëe ze net of t'r niks van kon komme Herreman was 'r kapot van. Wat most 'k' 'doen hè Toen ben 'k 'r zelf na-toe gegaan. Eigelijk hoort 'n man dat te doen, maar die van mijn daar heb 'k nou niet'zóóveel anafijn dat weet u ook wel. Nouen toen kwam 't 'r dan uit, datte ze 't met hun geweten niet overeen konne brengen om 'n ander geloof in de femilie te halen datte ze daar niet van grootge- brocht waren.en dat 't nooit goed kon gaan; dat je last kreeg van twee kanten.met de patoor en de domenee-en as d r kinderen kwamme.... Nou vraag 'k u, juffrouw, dat praat meteen al van kinderen. En fijn, juffrouw. Fijn Neeakelig wier je d'r van. Ik docht drek bij me eigen, wat neme wij dan 't leven 'n boel gemakkelijker. Maar overigens keurige nette menschen, dat mot 'k zeggen. Nou, en toen heb ik 't hun al zeg 'k 't zelf heel netjes gezegd, 'k Vroeg, of dat nou de verdraag zaamheid was, waar zullie zoo hoog mee weg liepen. En as ieder in z'n eigen gosdienst bleef. Maar ze bleven maar volhouden, dat 't niet goed kon gaan. Toen zeo k, als Herreman in zijn kwaliteit net zoo fijn was, datte ze dan wel 's gelijk konne hebben. Maar daar hoefden ze niet bang voor te wezen, zee 'k hun daar werd van onze kerkelijke kant wel voor ge zorgd. Ja, hoe vind u 't, tusschen twee haakies, die jongen wier toch maar ineens nte-meer ge- hollepe 1" Ja, dat is altijd 'n vervelend iesmaar 't ris 'nou eenmaal zoo, juffrouw Ik vcor mijn vin, dat de geestelijkheid veels te streng is op dat gebied.... veels te streng.... op die manier werreke ze 't kwaad in de hand. Als zoo'n jongen nou toch eenmaal z'n zin op zoo'n meissie gezet hebmot dan de over tuiging de menschen van mekaar afhouwen Heb u naar tniin geloof gevraagd toen u voor 't eerst met naaiwerk an me huis kwam Nou ik heb 'n buurvrouwdie heb 'n zaakie in garen en banden die is Kateliek, maar as die 't van d'r geloofsgenooten most hebben kon ze d'r keel wel an de kapstok hangen. Ik ben nou toevallig met 'n man getrouwd van me eigen relisiemaar denkt u nou dat 't mijn wat had kenne schelen, as ie toevallig Kateliek was geweest Heelemaal niet. Kan die man toch niet hellepen. Ik zeg maar.... je hart is je hart cn daar kan je niks an veranderenniks J e kan je eigen geen ge weld andoen in dat oogpunt.' „Die gosdiensten weten wat, juffrouw. Nou, om dan kort te gaan.... daar vroegen ze warentigas Herreman dan toch al zoo'n beetje van'de richting af wasof ie dan niet an Marianna's kant wou.... Woüe ze'm zóó maar effetjes gauw van geloof laten verwis selen. Maar daar kwam ik as moeder zijnde tegenop. Ik zee, dat 't voor de huiselijke vrede 't beste was, om ieder bij z'n eigen kant te blijvenen dat ze heusch niet bang hoefden te wezen, dat de geestelijkheid de deur zou platloopen. Want datte me daar toch zoo half en half al mee hadden gebroken." „O, ja..'., u mag nou eigelijk uw plichten óók niet waarnemen, hè jufftouw Met 'n erbarmelijke zucht zette juffrouw Lauwers haar leege kopje neer. „Ook dat nog, juffrouwje mot heel wat voor je kinderen over hebben, om ze niet in hun levenspesisie tegen te houwen. In 't begin von 'k 't wel "naar.... 't was toen net tegen Paschenu begrijpt me, al bent u niet roomsch. 'k Heb "erge woorden gehad met de kapelaanmaar die menschen zoeken alles drekt zoo in 't hoogeniet dat k wat van de geestelijken wil zeggen, maar, ach ze kanne de boog wel 's als te strak óók span nen. Me man dee 'r al jaren niet meer An die gaf 'r dan ook niks omMaar, alA. as 't wéér Paschen is benne ze misschien wel getrouwd." „Oen kan u dan weer ,,'k Geloof van wel.Ken 'k u nog dienen met 'n koppie „Nou'n hallefia danen dan ga 'k gauw opstappen." Onder eenige moeilijke „ach-ja's" liet juf frouw Lauwers de kopjes nog eens vol loopen. De koffie-visite legde de handen in de schoot en staarde wereldwijs door 't raammaakte ook eenige onbeduidende aanstalten om weg te gaan. Maar 't laatste kopje mocht toch niet „onbesproken" worden leeggedronken, vond ze stil in d'r eigen. Ze had 'r expres 'n half uurtje voor genomen, om alles eens precies te weten. Ze blies borreltjes op de dampende koffie en liet ten derden male de adams-appel griezel-glibberen. „En kanne uw zoon en z'n beminde 't nogal goed met --mekaar hebben „Best, juffrouwerg best.... Zij blijft dan netuurlijk an haar kerkwaar ze ge lijk in hebdat doet me zoon ook. Hij zegt óókas 'k 'n meissie neem, dan doe 'k dat, omdat ik van d'r houen as me getrouwd zijn, dan praten we nergens overdan doet iedereen, wat ie zelf wil.dan krijg-je geen ruzie ook. En van de kinderen, dat kanne we altijd nog zien, zegt ie. Nou zitten we eigenlijk met één ding nog 'n beetje te houwenen dat is met de kerk. In zijn kerk, dat gaat niet..(idoene ze <5ok al niet meer, tegewoordig.y, Ook niet in de postene juffrouw Wei-nee, mensch...- en-of t nou tn ha Ar kerk wel kan „Maar dat wil u toch zeker niet?" „O, néé.... geen kwestie van,..." ver beterde juffrouw Lauwersgeen kwestie van.,., maar ik bedoel 't dan zóó, dat dat nou juist nog de eenigste moeilijkheid s. afijn.... we benne zoo ver nog niet.' „Nou mot 'k toch heusch opstappen, hoor. 't Beste met u, juffrouw.... en bedankt voor uw lekkere bakkie." ,,'t Is de moeite.... u komt nog maar s An, hoor „Zekernetuurlijk.'* „Daaaag 1" „Daaaaag „Complementen thuis I ,,'k Hoop 't waar te neme...." Het koffiepraatje behoeft 'n nabetrachting, 'n „Historische nabetrachting. Marianna Calvening trouwde met Herman Lauwers. Met tranen en bedreigingen had ze 't van d'r ouders afgedwongen, dat ze alleen voor de wet zouden trouwen. Als ze eenmaal goed en wel in hun huishouden zaten zou ze Herman wel „veranderen." De dominéé kon 'r 'n boel aan doenen als die dan dikwijls kwam.... en 's gemoedelijk met Herman spraken dan konden ze later toch misschien in haar kerk trouwen. Maar de dominéé wist welk vleesch hij in d« kuip haden kwam niet. Moeder Lauwers heeft Paschen niet meer, meegemaakt. Ze kreeg 'n longontsteking die haar in vijf dagen wegnam.... zonder bedieningwant ze wou niet gelooven, dat 't zóó erg met 'r was.... Op den derden dag van z n huwelijk had Herman z'n kruisteeken al verslordigd voor en na 't eten. Na vier weken ging ie gemaks halve ook niet meer naar de kerk. 't Gaf toch nikszei-dieals je je eigenlijke plich ten toch niet kon waarnemen. Er kwamen twee kinderen Die niet gedoopt werden. Omdat „die dominéé niks An hun gelegen had laten léggen." 'n Poos geleden ze waren toen drie jaat „getrouwd" werd Herman, die aan de tram was, bij 'n reparatie door den electrischer stroom gedood. Op z'n graf, op de algemeen# begraafplaats, werd mooi gesproken, want hij was 'n trouwe kameraad geweest. Ach ja, hè.„we motte allegaar voor éél God verschijnen. G. N. De „Loods", het orgaan van den Economischen Bond, acht de argumentatie der regeering voor de omzeiling van onze tijdelijke missie bij den pauselijken stoel in een blijvend gezantschap af doende cn verklaart „het verzet van enkele libe rale bladen tegen deze omzetting" als „een uit vloeisel van anti-clericalisme. Het r.iet-Katholieke orgaan schrijft: ,Dat wij in 't openbaar nooit iets van be- leekenis vernameen van de werkzaamheid van onzen tijdelijken vertegenwoordiger bij den Paus, bewijst geenszins, dat die verte genwoordiger daar ook tijdens den oorlog geen nullige diensten heeft bewezen, door onze Regeering op de hoogte te houden van "J wat hem daar ter oore kwam omtrent de gezindheid en de voornemen» van andere regeeringspersonen, den stand van het krijgs bedrijf, den toestand in de oorlogvoerende .landen, de kansen op vrede, in één woord, al datgene, waardoor het onze Regeering .werd vergemakkelijkt zich te oriënteeren omtrent de door haar te voeren buitenland- sche politiek en waardoor zij tijdig op de hoogte kon komen van gevaren, welke de internationale situatie voor Nederland kon medebrengen. Wfj weten volstrekt niet, of de tijdelijke gezant bij 't Vaticaan daar inder daad veel dergelijke nuttige informaties heeft weten te vergaren, maar merken alleen op, dat de omstandigheid, dat onze regeering er prijs op stelt, de relaties met het Vaticaan yoort te zetten, terwijl een voortdurend toe nemend aantal mogendheden gezanten bij het Vaticaan accrediteert, er toe wel vooi pleit, dat inderdaad de inlichtingen, welke door bemiddeling van een vertegenwoordiger bij den Pauselijken Stoel zijn te verkrijgen, piet zoo onbeteekenend en van alle nut ont bloot zjjn, als de tegenstanders van dezen post het willen doen voorkomen." De actie, welke van het Vaticaan is uitgegaan ten gunste van den strijd van Polen legen Sovjet-Rusland en tot versterking van de macht der anti-bolsjewistische Hongaarsche regeering vindt de Redactie van „De Loods" een aanbeve ling temeer om een blijvende relatie aan te knoo- pen, Maar zelfs al ware het Vaticaan geen bolwerk legen revolutie, zelfs al ware ook zijn beteekenis als internationaal diplomatiek centrum mindei groot, dan wij met de regeering meenen, dan nog zouden wij niet inzien, wat er tegen deze verte genwoordiging viel in te brengen. Dat de Paus geen wereldlijke macht meer heeft is niet te ont kennen; toch staat hij met ieder ander staats hoofd gelijk; de garantiewet van 9 Mei 1871 heeft hem uitdrukkelijk alle rechten van een souverein gewaarborgd, waaronder dat tot het ontvangen en het accrediteeren van gezanten en volkrechte- lijk is zijn souvereiniteit aan geen twijfel onder hevig. En nu vragen wij: is de internationale in vloed en beteekenis van het Vaticaan, hij moge dan niet zoo groot zijn als wij zelf hem schatten, geringer dan b.v. die van de republiek Cuba en Paraguay, waarbij wij gezanten geaccrediteerd hebben? En daarnaast stellen wij de vraag: be vredigt de vasle aanstelling van een gezant bij liet Vaticaan niet de wenschen van de Nederland- sclie Katholieken, dus van 2/5 onzer bevolking, terwijl er in ons land maar heel weinigen zullen zijn die erom malen of wij bij Uruguay of Luxemburg een diplomaticken veretgenwoordi ger hebben? In de „N. Rotterd. Courant" is het denkbeeld geopperd ter besparing van kosten, door onzen gezant bij het Italiaansche hof met het Vaticaan voeling te doen onderhouden. Dit achten wij kleingeestig, daar deze kosten slechts 10,000 bedragen, geen cent meer dan wij sinds de instel ling der tijdelijke missie in 1915 hebben betaald; maar bovendien kunnen wij dit denkbeeld moei lijk als ernstig gemeend beschouwen, daar toch ieder weet,dat er tusschen het Vaticaan en het Italiaansche hof sinds 1870 'n sterk antagonisme bestaat en een diplomatiek vertegenwoordiger van ons land bij het Italiaansche Hof er bezwaar lijk op zou kunnen rekenen bii 't Vaticaan dat vertrouwen' te vinden, dat voor het slagen van zijn zending onmisbar is. Het moge in theorie waar zijn, dat in beide gevallen één en dezelfde, Nederlandsche, regeering vertegenwoordigd is, en dus met één enkel vertegenwoordiger zou kun nen worden volstaan, in de practijk wordt nim mer bij twee mogendheden, die met elkaar in strijd zijn of op gespannen voet met elkaar staan, dezelfde gezant geaccrediteerd. Dat is zoo ele mentair, dat met het er gerust voor mag houden, dal het blad bij het opperen van zijn denkbeeld slechts den spot heeft willen drijven met de voor standers van een missie bij het Vaticaan, het geen echter weinig strookt met zijn vooropgestel de verzekering, het voorstel der Regeering ob jectief te willen bespreken en beoordeelen." De jammerlijke mislukking van den Hongaar- schen boycot schijnt de treurige figuur, dit ant woordt op den naam van Edo Fimmen nog niet geleerd te hebben, dat zij aan schromelijke zelf overschatting laboreerde, toen zij het waagde zoo'n krachtproef te nemen. ■Immers, welk sensationeel nieuwtje deelt de „Reichpost" thans mede? „Op een vergadering te Meidling liet Dr. He- mala zich volgenderwijs uit, waardoor hij veel opschudding en ontzetting bij zijn gehoor te weeg braclil: „De heer Fimmen, op wiens bevel dezen zomer de boycot over Hongarije of juister de honger- blokkade over Weenen werd voltrokken, bevindt zich thans te Weenen en houdt zich in zijn vrijen lijd bezig met het bijwonen van sociaal democratische kiezersvergaderingen. Zijn tegenwoordigheid beoogt evenwel niet zoozeer de ondersteuning van de sociaal-demo cratische actie, dan wel de voorbereiding voor een boycot tegen Polen. Evenals indertijd tegen Hongarije zal de door- of uitvoer van waren, onverschillig van welken aard, door Oostenrijk verhinderd worden. De Po len zullen, zooals vanzelf spreekt, een dergelijke blokkade dadelijk met het ophouden van kolen- en olieleveringen beantwoorden." De spreker op bovengenoemde vergadering, herinnerde er voorts aan, dat de Joodsche com- munistenleider Friedlander reeds tijdens de Hon gaarsche boycotdebatten op een conferentie van de roode arbeidersraden had aangekondigd, dat de boycot legen Hongarije slechts een begin was en dat men later, met Polen te beginnen, tegen alle Staten, die met Sovjet-Rusland in oorlog zijn, den boycot-oorlog zou aanbinden. Het nieuwe oorlogsplan van Fimmen is even zeer van Moskou afkomstig als de afsluiting van Hongarije het in den afgeioopen zomer ge weest is. Terwijl het Christelijk Nederland alles aan wendt om den nood der bevolking van Weenen to verzachten, zendt ons de Hollandsche sociaal democratie een man, die reeds eenmaal over Weenen den hongeroorlog bracht, en ons thans, kort voor het begin van den winter, opnieuw in het ongeluk wil storten. Dat de mededeelin van Dr. Hemala opschud ding en ontzetting te weeg bracht, is begrijpelijk. Een boycot tegen Polen zou, dat spreekt vanzelf, represaille-maatregelen van de zijde der Polen tengevolge hebben. En in het in rampspoed le vende Weenen en geheel Oostenrijk rilt men daarvan, bij de gedachte alleen. Intusschen, make men zich daar niet al te zeer bezorgd ten overstaan der boycottische uitspat tingen des heeren Fimmen. De man tracht wel la brullen als een leeuw, maar aan de wijze, waar op hij om zich heen slaat, herkent men den leeu- wenklauw toch niet.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1920 | | pagina 5