Öe Erfgename van den Goudzoeker. BiNNKNLANU ONS YROOUJK HOEKJE t-fcLHLLüTON Een Seminarie in het Vicariaat van den Boven- VEIID&S 19 NOVEMBER 1920. De ontginning van woeste gronden. H. H. SPOORWEGMiSERE, Binnerilandsch Nieuws. Nsambya. November 1920. Een ieder, wien het missiewerk ter harte gaat en die de ontwikkeling ervan over de gansche wereld volgt, zal het volkomen met mij eens zijn, dat het voor Europa en Ameri ka onmogelijk is op den duur alle missiepos ten der wereld met een voldoend aantal priesters te bezetten. Die zekerheid dringt zich te klemmender naar voren, naarmate men zijn aandacht schenkc aan de uitgestrekt heid der missievelden en de gedurige uitzet ting er van, aan den uiteenloopenden aard van de stammen, die ze bewonen en aan het feit, dat het getal katholieken er jaarlijks met honderdduizenden toeneemt In mijn Vicariaat zullen in den loop der tijden honderden priesters noodig zijn om het eens begonnen werk aan den gang te houden en datzelfde geldt van alle andere Missiën. En zelfs nu zijn, zooals algemeen bekend is, alie Missiën, en de mijne daarin begrepen, in deerlijken ncod van krachten om de ont wikkeling van het werk bij te houden. Slechts een enkel middel staat ten dienste om uit deze groote moeilijkheden te geraken en dat is de vorming van inlandsche priesters. Dit vereischt de stichting van een seminarie voor de opleiding van inlanders tot het Pries terschap. Rome is het hiermede geheel en al eens en wordt roet moede, vooral in den laat- sten tijd, aan te dringen op de stichting van een Seminarie in elke Missie. Om tal van redenen is het uitgesloten om bij de opening van een nieuw missieveld dade lijk met een dergelijk werk te beginnen. Men zal begrijpen, dat het b.v. jaren duurt aleer de inlander eenig begrip heeft van de juiste beteekenis van het Priesterschap en al wat door dit woord gedekt wordt. Maar er zijn nu 25 jaren verloopen sedert dit Vicariaat werd opgericht en wij tellen onze katholieken nu bij de tienduizenden aangrenzende mis sies zijn reeds in het bezit van hun eigen in landsche priesters en, zooals gezegd, onze arbeid in dezen wijngaard wordt grootelijks belemmerd door het gebrek aan priesters. Het vraagstuk over de oprichting van een Seminarie werd tijdens ons laatst Provinciaal Kapittel grondig besproken en het algemeen gevoelen was, dat het dringend noodig is onverwijld met de stichting van een Semina rie te beginnen. In een commentaar op mijn jaarrapport schreef Zijne Eminentie de Kar dinaal-Prefect der Propaganda de volgende woorden „Het is absoluut noodzakelijk, dat Gij zonder uitstel Uw eigen Seminarie sticht." ,,Roma, locüta, causa finita": Rome heeft gesproken en daarmee is de zaak geëindigd. Er blijft nog slechts over onmiddellijk het werk aan te pakken. Ik sta derhalve tegenover een belangrijke noodzakelijke en zeer moeilijke taak. Gij kunt gemakkelijk begrijpen; 1. hoe verbazend veel er van het succes of de mislukking van deze onderneming voor de toekomst van mijn Vicariaat afhangt, en 2. dat de financieele kant van het vraag stuk een zeer doornige is. Men herinnere zich wel, dat wij hier in het hart van Afrika werken, onder de inlandsche bevolking. Er zijn wel is waar ook Europea- n n hier, maar in het geheele Vicariaat zijn er onder hen geen honderd katholieken. De geheele bevolking bestaat dus uit arme negers en ik kan derhalve plaatselijk op geen gelde lijke steun van eenige beteekenis rekenen. De jaarlijksche toelage van de verschillen de cer.tra, van oe Propaganda te Rome, van de Vereeniging tot Voortplanting des Geloofs te Parijs, en van de H. Kindsheid beloopen nu gezamenlijk nog geen 10.000 gulden, gerekend tegen dentegenwoordigen koers, (tcelagen van 1919). Daar staan tegenover 70 priesters, 14 blanke en 8 inlandsche zusters, en onge veer 850 catechisten wijders 25 missiestaties, elk met kerk en scholen, drie kloosters vcor blanke zusters, twee voor inlandsche zusters, 2 „High Schools", 1 catechistensc'nool, 1 technische school, 3 ziekenhuizen en ongeveer ?jdorpsiiape^en- H°e ver dragen nu 10.000 gulden voor de oprichting, het onderhoud en de uitbreiding van ai wat ik hier opnoemde? Om maar te zwijgen van ontelbare andere uitgaven. Met deze kenni3 zal wel niemand mij mijne positie benijden of twijfelen aan den neerdrukkenden last, welke het bestier van dit Vicariaat bet eekent. Onder dergelijke omstandigheden behoeft het wel niet gezegd te worden, dat ik geen penning aan de vicariaats-fonösen kan ont trekken ten behoeve van de Semenariestich- ting. Met zulk etn stichting toch is zeer veel geld gemoeid. Men aenke slechts aan alle bouwkosten van klaslokalen, professoren kamers, kapel, slaapzalen, bijgebouwen, enz., waaraan dan nog de onderhoudskosten moe ten toegevoegd worden van den staf, de stu denten en de bedienden. De leerlingen kunnen natuurlijk niets bijdragen, want het zijn allen onbemiddelde inlandsche jongens. Hun onder houd zal jaarlijksch minstens 100 gulden per hoofd bedragen, hetgeen beurzen van 1000 tot 1500 gulden zal vereischen. Met bouw en onderhoud zal omstreeks 200.000 gulden ge moeid zijn. In dit licht gezien neemt mijne onderneming enorme proporties aan en is zij rijk aan zorgen van allerlei soort. Maar toch heb ik het volste vertrouwen op een gelukkige bekroning,want mijn werk is God's werk en bovendien kan het niet uitblijven, of een ieder die de boven gegeven feiten overdenkt, zal gaarne het zijne bijdragen om het voort te helpen. Ik verheug mij dan ook in het vooruitzicht, dat aan staande Juli, wanneer ik mijn 25 jarig pries terfeest hoop te vieren en mijn 25 jarig ver trek naar dit missieveld, ik in de gelegenheid zal zijn mijn Vicariaat de noodige fondsen te kunnen aanbieden voor de oprichting en het onderhoud van een eigen Seminarie. En ik ben ervan overtuigd dat gij uw aandeel in dat eeschenk zult hebben. Moge de groote en machtige H. Joseph, aan wien het toekomstig Seminarie zal worden toegewijd, ons te hulp komen en zijn talrijke begunstigers bewegen Zijn Seminarie te steu nen. Priesters, die het voorrecht hebben onder Dod's uitverkorenen te worden gerekend, zullen niet aarzelen deze arme inboorlingen tot denzelfden staat te helpen opvoeren; ouders wier zcons naar het Priesterschap streven zullen met vreugde medehelpen in de neger hutten onberekenbaar geluk te stichten en allen, arm, en rijk, kunnen de verdiensten verwerven een anderen priester en apostel te helpen vormen. Voor deze ondersteuning doe ik een beroep in den naam van Hem, die een eeuwige be- locning heeft beloofd aan hen, die een beker water aan een dorstige toereikt, en die zeker niet onverschillig toe zal zien op dengene, die Zijn KerkmeteenPriester verrijkten daardoor medehelpt Zijn laatste wilsbeschikking ten uitvoer te brengen Gaat en onderwijst alle volkeren. Wanneer men tegen Nieuwjaar en Kerst mis zoovele giften en geschenken uitdeelt, vergete men toch niet het nieuwe St. Joseph's Semenarie van het Vicariaat van den Boven Nijl te gedenken. Met mijne beste wenschen voor een geluk kig Kerstfeest en een voorspoedig Nieuwjaar, met diepe hoogachting J. BIELMANS. Bisschop van Gargara, en Vic. Ap. van den Boven-Nijl. Giften kunnen direct aan mij gezonden worden aan bovenstaand adres, of aan St Joseph.s Missiehuis te Roozendaal N. Br. De bijna 500.000 hectaren woeste gronden die ons kleine landje in 191.8 nog had, kunnen zeer wel met_een belangrijk percentage wor den verm;nderd, zonder dat daardoor het natuurschoon gevaar loopt, ja, zoodat het er zeer veel bij wint. Uit een der staten in het rapport der com missie van advies in zake ontginning van woeste gronden blijkt duidelijk, dat de ont ginning van woesten grond tot bouwland van 1901 tot 1914, het oorlogsjaar, belangrijk is toegenomen. Een vrij gereggelde stijging van de ont gonnen oppervlakte viel toen waar te nemen. Van 431 H. A. in 1901 is de oppervlakte ge stegen tot 3805 H. A. in 1914. Sedert neemt de ontgonnen oppervlakte af. Een volgende staat geeft voor grasland precies hetzelfde beeld te zien. Van 1901 tot 19x4 is de opper vlakte nieuw aangelegd grasland geleidelijk toegenomen van 440 H. A. tot 3x20 H. A. Eigenaardig, dat zoowel voor-bouw- als voor grasland 1912 het hoogste cijfer haalt. Tot bouwland werd dit jaar ontgonnen niet min der dan 4096 II. A. en tot grasland 3843 H.A. Ook voor bosch ziet men de ontgonnen oppervlakte toenemen, maar minder regel matig en minder sterk dan bij bouw- en gras land. Opmerkelijk ook, dat de bebossching in de oorlogsjaren verminderd is. Overigens hebben de oorlogsjaren op het totaal van ontginning een zeer ongunstigen invloed gehad. Tegen 8840 H. A. in 1912 staat 3x80 H. A. in 1918. Natuurlijk hebben hier gebrek aan mest en arbeidskrachten dien teruggang veroorzaakt. In het rapport wordt dan nagegaan, waar aan de toeneming van de ontginningen in de verschillende provincies is toe te schrijven. Wat Groningen aanbelangt wordt vooral her innerd aan de buitengewoon energieke wijze waarop in Westerwolde de woeste grondmin cultuur is gebracht. Van Drente kan men zeggen, dat schier de geheele provincie een ontginningsobject was en nog is. In Friesland treft men naast enkele grootere ontginningen tal van kleinere ontghimngsbedrijven aan van 10 tot 12 hectaren, meerendeels van Gronin ger landbouwers, die zich hoofdzakeljk, even als in Groningen, op bouwland toeleggen. De resxxltaten zouden ongetwijfeld nog gunstiger zijn geweest, indien de noodige zorg ware besteed aan het verbeteren van kanalen en riviertjes. In Overijsel is de ontginning tot grasland overheerschend. Bestaande boerderijen wer den er door uitgebreid en daardoor de vee stapel vergroot. Verder werden vele dagloo- nersplaatsjes door uitbreiding kleine boer derijen, die den bewoner en zijn gezin ruim werk verschaffen. In Twente hebben de fa brikanten den stoot gegeven tot ontginning van woesten grond. In den Achterhoek van Gelderland en aan de oost-, zuid- en westzijde van de Veluwe ontginningen als in Overijselhet ontstaan van nieuwe boerderijen door uitbreiding en daarop gevolgde plitsing van de oude, en van euterboerder n, die uit daglooners- pl atsjes zijn geg oeid, maar ook g« heel nie we ontginningsboerderi en. Op de hooge Veluwe een gansch ander beeld daar over- heerschen de bebosschingen in zoo sterke mate, da de gewone boixw- en graslandont ginningen er geheel bij in 't niet verzinken. In geen enkele provincie is in de laatste jaren (na 1900) zooveei beboscht als in Gelderland. In Utrecht zijn de nieuwe bedrijven op pas ontgonnen gronden meerendeeE landbouw bedrijven, voor speciale inrichtingen gestu ht. Ook in deze provincie is veel beboscht. In Noord-Holland, Zuid-IIolland en Zeeland waren de ontginningen uit den aard der zaak van minder beteekenis. Op de Waddeneilan den en in het Gooi werden 1049 H. A. grond ontgonnen, waarvan meer dan de helft be boscht. In N.-Brabant- is wel de grootste opper vlakte in cultuur gebracht. De ontgonnen grond beslaat meer dan 1/4 deel van de ge heele oppervlakte, die sedert 1900 aan den Nederlandschen cultuurgrond is toegevoegd. Niet minder dan 24.176 H. A. is in die jaren ontgonnen, waarvan 10.051 II. A. grasland, 7344 A. bouwland en 6781 H. A. bosch. In Limburg is tot bouwland aangelegd in de jaren, waarop het rapport betrekk ng heeft, 6581 H. A.., tot grasland 3617 H. A. tot bosch 2271 H A. Uitgestrekte ontginningen worden aange troffen op de Duitsch-Limburgsche grenzen, die meerendeels het eigendom zijn van Duit- schers, die daar gedurende een reeks van jaren het bedrijf op zeer voordeelige wijze konden uitoefenen, ingevolge de bepalingen van het grenstractaat, waardoor zij onder gunstiger voorwaarden verkeerden dan de Nederlanders. Een bezwaar hiervan was, dat die grensstrook in meerder of mindere mate van ons land vervreemdde. In het rapport worden dan de omstandig heden nagegaan, die de ontginning hebber bevorderd en achtereenvolgens stil gestaa bij het kunstjnestgebruik, het krediet dei' Boerenleenbanken, den invloed van de Ne derlandsche Heidemaatschappij, van het Staatsboschbeheer en van andere instellin gen en particulieren, den prijs der producten, den aanleg van kanalen, spoor-, tram- en verharde wegen, benevens het bevorderen van den waterafvoer, eindelijk het landbouw onderwijs. Velerlei omstandigheden belemmeren den voortgang van 't ontginningswerk, als daar zijn; onvoldoende afwatering, ongunsti e ligging,ondoelmatige verkaveling,bezwarei e voorwaarden voor het verkrijgen van hyp. - theek en krediet, hooge prijs en niet te koop zijn van den grond. Van zelf wijzen deze belemmeringen op d maatregelen die genomen moeten worden ijl het ontginningswerk te bevorderen. Na ook die maatregelen kortelijk te hebben be sproken besluit de commissie met deze samen vatting: 1. Tengevolge van verschillende gunstige omstandigheden heeft het ontginningsbedrijf zich in deze eeuw vrij bevredigend ontwik keld. 2. De ontginning van woesten grond en de stichting van boerderijen is echter niet der mate toegenomen, als in verband met de ver meerdering der platteland bevolking wensche- lijk is. Dientengevolge ontbreekt voor vele jonge landbouwers de gelegenheid zich op een land bouwbedrijf te vestigen. Het tekort aan landbouwbedrijven is voor al de laatste jaren sterk toegenomen, mede door de buitengewone stijging der bouw kosten. 3. Het is een landsbelang, dat de hoeveel heid voedsel en hout toeneemt en dat jonge landbouwers in staat worden gesteld op een landbouwbedrijf ia bet onderhoud van hun gezin te voorzien. 4. Daarvoor is het noodig, dat omstandig heden, die het ontginningswerk belemmeren, zooveel mogelijk uit den weg worden ge ruimd en dat dit werk ook direct van over heidswege gesteund wordt. 5. Indirect kan van overheidswege de ont ginning bevorderd worden door te zorgen voor een betere afwatering, den aanleg van verkeerswegen en een doelmatige verte ave- ling van versnipperde gronden direct door het beschikbaar stellen van grond, het ver strekken van voorschotten en kredieten en het geven van voorlichting. Tot besluit laten wij het aan het rapport ontleende staatje volgen, dat aangeeft den woesten grond, die in ons land nog op den schop van den cultuurman wacht Totaal woeste grond in 1918 Groningen Friesland Drente Overijsel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Nederland 14.376 18,542 115,167 86,864 84,909 6,241 27,888 7,952 2,849 100.509 27,342 492,639 H. A. DE IKA. De Perscommissie van „Nederlanda Ka- toliko" deelt ons mede Zondag 31 Oct. had te Weenen eene con-z ferentie plaats der Katholieke Vereenigingen van Oostenrijk. Na eene uitvoerige uiteenzet ting van de oprichting en het doel der Katho lieke Internationale in het algemeen en de taak der landelijke commissie in het bijzonder werd de Oostenrijksche landelijke commissie der Ika (Internacio Katoiika) opgericht. Ver tegenwoordigers van alie Katholieke Vereeni gingen werden als voorloopige gedelegeerden voor de verschillende gebieden van het Ka tholieke leven tot lid dier commissie aangewe- wezen. De definitieve keuze der commissiele den zal op de volgende conferentie op 12 Dec. in Weenen plaats hebben. Naar aanleiding dezer conferentie deed de secr.-generaal der Ika, Dr M. J.M. Metzger den zaakgelastigde van den H. Vader bij de Weener Nunciatuur mededeeling van de op richting en de taak van Ika. Mgr. Ogno Serra drukte daaromtrent de volkomen goedkeuring van Z. H. den Paus uit met de woorden „Uwe zaak heeft de volle sympathie van den Apostolischen Stoel. Hij zal u allen moreelen steun verleenen. Alle begin is moeilijk. Maar ik hoop, dat deze moeilijkheden u niet zullen v/eerhouden uwen arbeid voort te zetten." Ook aan den heer R. N. Frey, landelijken vice-directeur der Ika en voorz'tter der Ween- sche Kath. Esperantisten-groep te Weenen, sprak Mgr. Serra zijn hartelijkste wenschen uit voor het succes der Ika-beweging. Bij die gelegenheid deelde Mgr. Serra mede, dat in Italië verscheidene Bisschoppen voornemens waren Esperanto op hunne priester-seminaria in te voeren. Op 12 Oct. ontving Z. H. de Paus Dr. M. J. M. Metzger. hoofddirecteur van het cen traal bureau der Ika, in audiëntie om het rap- oort over den sticht'ngsarbeid en de plannen der Ika in ontvangst te nemen. Z H. de Paus, die reeds onderricht was door den Kardinaal- Staatssecretaris, Z. Em. Gasparri, onderhield zich la igdurig over de grondslagen der Ika met Dr. M. en verheugde zich zeer over den reeds verrichten arbeid. In het bijzonder stel de de H. Vader belang in de uitgave van een internationaal Katholiek orgaan, wat tot heden steeds op de taalkwestie was afgestuit. Z. H. herinnerde er aan, dat bijv. ook de conferenties te Versailles zeer werden belem merd door het taalverschil, want de deelne mers Wilson, Clemenceau en Lloyd George konden elkander niet begrijpen. Het door de Ika uitgegeven orgaan der Katholieken ver schijnt in Esperanto. Ook drukte de H. Vader den wensch uit, dat de vredesarbeid zou wor den voortgezet gelijk hij georganiseerd is door den Wereldvredesbond „het Witte Kruis Z. H. zeide De menschen denken, dat we nu vrede hebben, omdat de bloedige strijd een einde heeft gevonden. Maar dat is de vrede niet, de vrede is „Tranquillitas ordonis," rust in orde. En orde is rechtvaardigheid en liefde. Maar van beide ziet men tot heden nog slechts weinig. Z. H. de Paus zegde Dr Metzger voor zijn arbeid steun toe en schonk hem voor de door hem geleide onderneming den Apostolischen zegen. Uit spoorwegkringen wordt, ook al naar aan leiding der vele klachten over den slechten trei nenloop, o.m. aan „Het Volk" geschreven: „Het is zelfs voor den leek te begrijpen, dat voor zoo geheel verschillende spoorwegnetten als dat der Staatsspoor en dat der Hollandsche Spoorwegmaatschappij, ook met verschillende bezwaren en moeilijkheden moet worden reke ning gehouden. Het S. S.-net met zijn lange af standen (men denke maar eens aan den snel trein GroningenAmsterdam, die in Zwolle aan sluiting moest geven voor Zwolle-Arnhem en in Arnhem weer voor Arnhem-Nijmegen-Brabanti en vele overgangsslalions, is geheel verschillend met het H. S. M.-net, dat slechts enkele druk- bereden lijnen en veel minder overgangsstations DE GBHEIMZINNIGE HAND. „Ik heb zooals u weet reel geseind/ zei de kolonel, „en kwam na een al wa zigheid van twintig jaren in mijn ger boorteplaats terug. Ik kwam langs heJ kerkhof, en besloot biet te betreden, onr te zien, wxe er zooal tijdens mijn afwer zigheid overleden waren. Nauwelijks was, ik binnen de poort, of.... een knokig® hand geboot uit een der graven naar bo* ven, greep mijn hand en drukte die zóó stevig, dat ik 't uitschreeuwde van den pijn." „Zeg vrind", zei de generaal, ydachf je dat je mij zulke grove leugens kon wijsmaken?" ,,'t Is toch zuivere waarheid"' ant woordde d,e kolonel, ,,'t was de hand van den ouden doodgraver, die juist 'n nieuw graf aan 't delven was." had. Wij bedoelen met overgangsstations die sta tions, waar rekening moet worden gehouden met eigen aansluitende treinen. Zoo had de S. S. re kening te houden met aansluitingen voor eigen treinen te Groningen (richting Sauwerd, Nieuwe- schans en Leeuwarden), Meppel, Zwolle (5 rich tingen), 's-Hertogenbosch (5 richtingen), Boxtel (4 richtingen), Breda (3 richtingen), Roosendaal (4 richtingen), Tilburg (4 richtingen), Eindho ven, Venlo, Roermond enz. Daarentegen had df H. S. M. slechts weinig drukke overgangsstatioa» in den geest als door ons bedoeld. Uiteraard waren dus de S. S.-menschen meet aangewezen om de dienstregeling voor het ge heele land in elkaar te zetten, dan de H. S. M ambtenaren. Niettemin werden die der S. S. ge heel ter zijde geschoven en werd de leiding go legd in handen der o.i. daarvoor niet geschikte H. S. M.-ambtenaren. Met als vanzelf sprekend gevolg, dat allerii onvolkomenheden ontstonden, die men door go regelde wijzigingen van de dienstregeling zoo veel mogeiijk tracht tc herstellen. Dagelijks be reiken het personeel tal van wijzigings- en aai> vullingsbladen. De dienstregeling ziet er uit ab een bonte tap en de menschen krijgen daardoor nimmer de zoo noodige routine, omdat zij nie» „ingewerkt" raken. DE 8-URIGE WERKDAG IN KLEINE PLAATSEN. Bewaarheid sehéjnt te worden, zot- schrijft men aan h-,et „Hbld." wat vóór de ofiicieele invoering van den wettelij- ken och turen Jag op hiet platteland bij de kleine patroons reeds verwacht werd. De kteine bazen op 't platteland, men schen die met een of twee knechts wer ken en zelfs noch maatsel.fappelijk, noch economisch meer te beteekenen 1 -ben dan een gewone werkman en ook pre cies het werk doen van zoo iemand, beu- len zich harder af dan ooit tc voren van 3 morgéns vroeg tot 'a avonds Laat en hun werknemers, die veelal jonger zijn en dus physiek beter tegen de bezwa ren van het werk opgewassen, moeten na acht uren werkens trad Ion zich op de een of andere wijze te ontspannen. Maar -gelegenheid is daarvoor wei .ig ten plattelande, behoefte aan geestel.jke be zigheid hebben ze niet en daarom, als ze te d-egelijk van aard zij a om hun. vrijen tij i in kroegen zoek te brengen en te werkzaam, om den geheel en avond niet de handen in de zakken bij "t vuur te zitten, gaan ze in hun vrijen tijd tegen laag tarief in' 't geheim voor particulieren werken en treden dus op in concurrentie met hun patroons. Wanneer het zoo door blijft gaan als het voorloopig gaat, dan zal op hiet plat teland in veie streken van den wet.-dij ken acht-urendag hjet gevolg zijn, dat vele klei ne patroons een deel vaa hun klandizie afzeggen en hun personeel gaan aisclizJ:- fen om geheel alleen verder te werken, 't Bespaart in de eerste plaats een groote dosis ergernis, zoo redeneeren de mees ten, en hun netto inkomsten zullen cr zeker niet geringer door worden, daar het bij het tegenwoordige peil der ho nen nauwelijks aangaat om de klanten in rekening te brengen wat aan personeel wordt uitgegeven. En 't personeel dat aLs gevolg van deze opvattingen ontslagen zal worden? Ve len zullen misschien hun toevlucht zoe ken in de groot-industrie, maar vele an deren zullen zelf zich als kieine-baas- zonder-knecht gaan vestigen. Daarvoor is zoo goed als geen bedrijfskapitaal noo dig. l>e kennis van 't vak dat ze beoefe nen, bezitten de meeaten in voldoende mate en bij werkzaamheid als patroon kunnen ze hun dagen zoo lang maken aLs ze zeil verkiezen, wat voor vele van nature werkzame en gezonde plattelan ders óók wat waard is. ,,'k Heb aan acht uur per d,ag Lang niet genoeg, dat maakt me mopperig en kriebelig," vertelde 0113 kort geleden een hunner en velen zul len 't hem na zeggen. De achturige werk- Naar beneden donderde da ZOo aancekon digde lading en daar xk de lmr vlak onder de opening gescnoven had, werd mij da ar beid vaxt Let inscheppen grootendLe,s iJe spaard. Nadal ik zorgvuldig al de daarnaast gevallen stukken opgeraapt had, bekeek ik het door Biily geprezen erts. Inderdaad, ge degen zilver (native Silver), yvas bijna in elk stuk voor het hloote oog zichtbaar en ik zelf, dio mij gedurende mijn® studejaren veel vuldig met analyses had bezig gehouden, was in staaf, hoewel ook nie'f ongeveer eene waar de aan te geven, toch met zekerheid te be weren, dat de halve ton erts, d.e ik geladen had, een zeer aanzienlijk© som gelds ver tegenwoordigde. „Nog meer daarvan boven, Bill?" riep ik naar omhoog. „Nog eens zooveel losgebroken; alleennxoet ik het eerst uit een h..ek naar de opening brengen. Eu drie- tot viermaal zooveel is in zicht. Jonas zal groote pogen ppzeltgmr Met al de in spanning mijner krachten duw de ik tegen mijn wagen, die op de uitgesle ten houten spoorbaan bij voile lading moeilijk in gajig te brengen was. Had men dien een ter eerst in beweging gebracht, dan kon men hem zonder moeite eu zonder zich zeiven te veel af te matten, eene betrekkelijk grooté snelheid geven. De gang, waarin wij arbeid den, mondde regelrecht op de berghelling uit, waar verscheidene stortplaatsen (dumps) voor verschillende soorten van erts aangelegd waren. Zij had reeds de aanzienlijke lengte van twaalfhonderd voet en was zeer bochtig, daar men bij haren aanleg enkel bet nut in het oog gehouden had en een ertsader ge volgd was, die in taliooze kronkelingen tus- schen schiefer lag. De gang was slechts zoo hoog, dat een man van middelmatige l©ngte zonder te bukken en recht op door kon gaan. Aan de krommingen was de gang meer weggehakt, opdat bezoekers van de mijn m staat zouden zijn voor den in volle vaart vo-ortrollenden wagen uit te wijken. Ik had dezen een bijzonder snelle vaart gegeven om den voorman zoo spoedig mo gelijk het heuglijke bericht van de buiten gewone vondst mede te ceel en en ré^-ds méér dan de helft van den weg afgelegd, toen ik ondanks het donderend geraas, dut de la ding op de knarsende sporen veroorzaakte, voor mij uit stemmen meende la hoor©». Ik was dicht bij de grootste bocht en durfde juist hier de snelheid der vaart ntel vermin deren, wilde ik niet blijven steken. Zoo draaide ik in vollen ren den stompen hoes om en ware van verrassing teruggesprongen, liadde mijn wagen mij zulks veroorloofd. Voor mij stond, dicht tegen den druipenden wand gedrukt, eene jonge dair.e. Zij dr.eg den sleep van het donkere rijkleed over den arm en hield de karwats in de met een rij handschoen bedekte hand. Eene massa ruod haar van die zonderlinge tint, welke bij zekere verlichting een gouden weerschijn aan.teemt, golfde door d-en snellen, rit naar bet scheen losgegaan om een edel besneden gelaal, waarmede een paar staalblauw© ooge.i, die rusteloos en onbezorgd in het ronde bbklen, in wonderlijke tegenstelling sten c.i. Het edele profiel van het aangezicht iier.iwiern.e aun de meesterstukken van antieke beeldhouw kunst: de uitdrukking daarvan had echter gelijk mij eerst later duidelijk \\erd, vooral door de reeds genoemde eigenaardige werking van den blik, iets modern geëmancipeerds, dat de overigens innemende verschgu.no de jeugdige, onbevangene bekoorlijkheid on.nxiu. Ongetwijfeld had ik miss Rothblond voor mij. Naast haar stond, een mijnlamp omhoog hou dende, zoodat de flikkerende vlam het paar op den donkeren rotswand prachtig verlichtte, de heer Greogry, lk had den wagen ongeveer tien passen verder tot staan gebracht eu mij omgekeerd. Nu kwam het paar op mij toe. „Miss Rothblond, ik stel u den heer Terra voor/' liet Gregory zien hooren. Onwillekeurig maakte ik voor de jonge dame eene buiging, gelijk d e in de beschaafde kringen gebruikelijk is, Een vro olijke lu.cn antwoordde mij. „Gij zijt dus de heer Terra? Waarom toen, ik vraag het u in naam van alle berggees ten, begraaft gij u eigenlijk ondanks hr.i yti geleerd voorkomen in de molsga.en van men oom en neemt eerlijke arbeiders he r0'J' uit den mond? - Voor den dag met .le sa raak miin van zweet druipende heer peeu- do bergwerker.' Wat voert gij hier eigenlijk u't?" „tets zeer nuttigs, tmss, ten minsta naar mijn bescheiden meening. liet dubbele van deze wagenlading zal ettelijke duizenden dol Lars meer in de kas van uw oom doen vloeien, met wien gij overigens in het .«richt moet Iredell, indien u de manier en wijze van mijne broodwinning n et bevalt." „Wat zegt gij daarï" riep Gregory. „Een vondst gedaan V En reeds had hij een stuk erts uitgekozen, en onderzoent dit voor zoover hem zulk» door middel van een vergrootglas, dat hij j hij zich droeg, mogelijk was, lk sloeg hem scherp gade. Zijn oog flikkerde oei jp. Snel echter daalden weder de ooglede én ten slotte klonk het bedaard en kiel .raa zijne lippen- „Sclioou erts inderdaad! Beter dan wij w langen tijd gehad hebben. Aiaar van oen slechts ill de verte nabijkom,j-me waar-o, waarop gij het schop kan er geen spia zij 1 Tweehonderd v.j Uxl J driehonderd dollars zal de ton opleveren. Onmogelijk, mijnheer Gregory! Gij vergist ui" ontsnapte het mij. Nooit zaj ik zijn iialf verachtenden, naif van haat gloeiende!» blik verg.te.i. Wederom daalden de oogleden. „Gij kunt zeer veei geleerd hebben, mijn heer ierra. maar vaa zilvererts hebt gij gem versland!" „Misschien meer dan gij wel denkt, niijaliear de mijn-intendant, lk ben in de laborator.ums van Wöhler en bresouius werkzaam o,e we.st. Overigens ben ik bereid een weddcnsch-ip van welk bedrag ook aan te gaan, dat de ton van dit erts minsten drie duizend dollars moet opleveren." Gregory was zeer bleek geworden. Terwijl hij zich plotseling tot zijne gezelten wendde met de vraag, ol zij niet verder zouoe.i gaauf kon ik uit den gesuioorden toon uer sUjm zijne met moeite bedwongen inwendige ontroe ring opmaken. (VVoidt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1920 | | pagina 5