Öe Erfgename van den
Goudzoeker.
BiNNKNLANU
ONS YROOUJK HOEKJE
t-fcLHLLüTON
Een Seminarie in het Vicariaat
van den Boven-
VEIID&S 19 NOVEMBER 1920.
De ontginning van woeste
gronden.
H.
H.
SPOORWEGMiSERE,
Binnerilandsch Nieuws.
Nsambya. November 1920.
Een ieder, wien het missiewerk ter harte
gaat en die de ontwikkeling ervan over de
gansche wereld volgt, zal het volkomen met
mij eens zijn, dat het voor Europa en Ameri
ka onmogelijk is op den duur alle missiepos
ten der wereld met een voldoend aantal
priesters te bezetten. Die zekerheid dringt
zich te klemmender naar voren, naarmate
men zijn aandacht schenkc aan de uitgestrekt
heid der missievelden en de gedurige uitzet
ting er van, aan den uiteenloopenden aard
van de stammen, die ze bewonen en aan het
feit, dat het getal katholieken er jaarlijks met
honderdduizenden toeneemt
In mijn Vicariaat zullen in den loop der
tijden honderden priesters noodig zijn om het
eens begonnen werk aan den gang te houden
en datzelfde geldt van alle andere Missiën.
En zelfs nu zijn, zooals algemeen bekend is,
alie Missiën, en de mijne daarin begrepen,
in deerlijken ncod van krachten om de ont
wikkeling van het werk bij te houden.
Slechts een enkel middel staat ten dienste
om uit deze groote moeilijkheden te geraken
en dat is de vorming van inlandsche priesters.
Dit vereischt de stichting van een seminarie
voor de opleiding van inlanders tot het Pries
terschap. Rome is het hiermede geheel en al
eens en wordt roet moede, vooral in den laat-
sten tijd, aan te dringen op de stichting van
een Seminarie in elke Missie.
Om tal van redenen is het uitgesloten om
bij de opening van een nieuw missieveld dade
lijk met een dergelijk werk te beginnen. Men
zal begrijpen, dat het b.v. jaren duurt aleer
de inlander eenig begrip heeft van de juiste
beteekenis van het Priesterschap en al wat
door dit woord gedekt wordt. Maar er zijn
nu 25 jaren verloopen sedert dit Vicariaat
werd opgericht en wij tellen onze katholieken
nu bij de tienduizenden aangrenzende mis
sies zijn reeds in het bezit van hun eigen in
landsche priesters en, zooals gezegd, onze
arbeid in dezen wijngaard wordt grootelijks
belemmerd door het gebrek aan priesters.
Het vraagstuk over de oprichting van een
Seminarie werd tijdens ons laatst Provinciaal
Kapittel grondig besproken en het algemeen
gevoelen was, dat het dringend noodig is
onverwijld met de stichting van een Semina
rie te beginnen. In een commentaar op mijn
jaarrapport schreef Zijne Eminentie de Kar
dinaal-Prefect der Propaganda de volgende
woorden „Het is absoluut noodzakelijk, dat
Gij zonder uitstel Uw eigen Seminarie sticht."
,,Roma, locüta, causa finita": Rome heeft
gesproken en daarmee is de zaak geëindigd.
Er blijft nog slechts over onmiddellijk het
werk aan te pakken.
Ik sta derhalve tegenover een belangrijke
noodzakelijke en zeer moeilijke taak.
Gij kunt gemakkelijk begrijpen;
1. hoe verbazend veel er van het succes
of de mislukking van deze onderneming voor
de toekomst van mijn Vicariaat afhangt, en
2. dat de financieele kant van het vraag
stuk een zeer doornige is.
Men herinnere zich wel, dat wij hier in het
hart van Afrika werken, onder de inlandsche
bevolking. Er zijn wel is waar ook Europea-
n n hier, maar in het geheele Vicariaat zijn
er onder hen geen honderd katholieken. De
geheele bevolking bestaat dus uit arme negers
en ik kan derhalve plaatselijk op geen gelde
lijke steun van eenige beteekenis rekenen.
De jaarlijksche toelage van de verschillen
de cer.tra, van oe Propaganda te Rome, van
de Vereeniging tot Voortplanting des Geloofs
te Parijs, en van de H. Kindsheid beloopen nu
gezamenlijk nog geen 10.000 gulden, gerekend
tegen dentegenwoordigen koers, (tcelagen van
1919). Daar staan tegenover 70 priesters,
14 blanke en 8 inlandsche zusters, en onge
veer 850 catechisten wijders 25 missiestaties,
elk met kerk en scholen, drie kloosters vcor
blanke zusters, twee voor inlandsche zusters,
2 „High Schools", 1 catechistensc'nool, 1
technische school, 3 ziekenhuizen en ongeveer
?jdorpsiiape^en- H°e ver dragen nu 10.000
gulden voor de oprichting, het onderhoud en
de uitbreiding van ai wat ik hier opnoemde?
Om maar te zwijgen van ontelbare andere
uitgaven. Met deze kenni3 zal wel niemand
mij mijne positie benijden of twijfelen aan
den neerdrukkenden last, welke het bestier
van dit Vicariaat bet eekent.
Onder dergelijke omstandigheden behoeft
het wel niet gezegd te worden, dat ik geen
penning aan de vicariaats-fonösen kan ont
trekken ten behoeve van de Semenariestich-
ting. Met zulk etn stichting toch is zeer veel
geld gemoeid. Men aenke slechts aan alle
bouwkosten van klaslokalen, professoren
kamers, kapel, slaapzalen, bijgebouwen, enz.,
waaraan dan nog de onderhoudskosten moe
ten toegevoegd worden van den staf, de stu
denten en de bedienden. De leerlingen kunnen
natuurlijk niets bijdragen, want het zijn allen
onbemiddelde inlandsche jongens. Hun onder
houd zal jaarlijksch minstens 100 gulden per
hoofd bedragen, hetgeen beurzen van 1000
tot 1500 gulden zal vereischen. Met bouw en
onderhoud zal omstreeks 200.000 gulden ge
moeid zijn.
In dit licht gezien neemt mijne onderneming
enorme proporties aan en is zij rijk aan zorgen
van allerlei soort. Maar toch heb ik het volste
vertrouwen op een gelukkige bekroning,want
mijn werk is God's werk en bovendien kan
het niet uitblijven, of een ieder die de boven
gegeven feiten overdenkt, zal gaarne het zijne
bijdragen om het voort te helpen. Ik verheug
mij dan ook in het vooruitzicht, dat aan
staande Juli, wanneer ik mijn 25 jarig pries
terfeest hoop te vieren en mijn 25 jarig ver
trek naar dit missieveld, ik in de gelegenheid
zal zijn mijn Vicariaat de noodige fondsen te
kunnen aanbieden voor de oprichting en het
onderhoud van een eigen Seminarie. En ik
ben ervan overtuigd dat gij uw aandeel in dat
eeschenk zult hebben.
Moge de groote en machtige H. Joseph,
aan wien het toekomstig Seminarie zal worden
toegewijd, ons te hulp komen en zijn talrijke
begunstigers bewegen Zijn Seminarie te steu
nen. Priesters, die het voorrecht hebben onder
Dod's uitverkorenen te worden gerekend,
zullen niet aarzelen deze arme inboorlingen
tot denzelfden staat te helpen opvoeren; ouders
wier zcons naar het Priesterschap streven
zullen met vreugde medehelpen in de neger
hutten onberekenbaar geluk te stichten en
allen, arm, en rijk, kunnen de verdiensten
verwerven een anderen priester en apostel
te helpen vormen.
Voor deze ondersteuning doe ik een beroep
in den naam van Hem, die een eeuwige be-
locning heeft beloofd aan hen, die een beker
water aan een dorstige toereikt, en die zeker
niet onverschillig toe zal zien op dengene, die
Zijn KerkmeteenPriester verrijkten daardoor
medehelpt Zijn laatste wilsbeschikking ten
uitvoer te brengen Gaat en onderwijst alle
volkeren.
Wanneer men tegen Nieuwjaar en Kerst
mis zoovele giften en geschenken uitdeelt,
vergete men toch niet het nieuwe St. Joseph's
Semenarie van het Vicariaat van den Boven
Nijl te gedenken.
Met mijne beste wenschen voor een geluk
kig Kerstfeest en een voorspoedig Nieuwjaar,
met diepe hoogachting
J. BIELMANS.
Bisschop van Gargara,
en Vic. Ap. van den Boven-Nijl.
Giften kunnen direct aan mij gezonden
worden aan bovenstaand adres, of aan St
Joseph.s Missiehuis te Roozendaal N. Br.
De bijna 500.000 hectaren woeste gronden
die ons kleine landje in 191.8 nog had, kunnen
zeer wel met_een belangrijk percentage wor
den verm;nderd, zonder dat daardoor het
natuurschoon gevaar loopt, ja, zoodat het
er zeer veel bij wint.
Uit een der staten in het rapport der com
missie van advies in zake ontginning van
woeste gronden blijkt duidelijk, dat de ont
ginning van woesten grond tot bouwland van
1901 tot 1914, het oorlogsjaar, belangrijk
is toegenomen.
Een vrij gereggelde stijging van de ont
gonnen oppervlakte viel toen waar te nemen.
Van 431 H. A. in 1901 is de oppervlakte ge
stegen tot 3805 H. A. in 1914. Sedert neemt
de ontgonnen oppervlakte af. Een volgende
staat geeft voor grasland precies hetzelfde
beeld te zien. Van 1901 tot 19x4 is de opper
vlakte nieuw aangelegd grasland geleidelijk
toegenomen van 440 H. A. tot 3x20 H. A.
Eigenaardig, dat zoowel voor-bouw- als voor
grasland 1912 het hoogste cijfer haalt. Tot
bouwland werd dit jaar ontgonnen niet min
der dan 4096 II. A. en tot grasland 3843 H.A.
Ook voor bosch ziet men de ontgonnen
oppervlakte toenemen, maar minder regel
matig en minder sterk dan bij bouw- en gras
land. Opmerkelijk ook, dat de bebossching
in de oorlogsjaren verminderd is.
Overigens hebben de oorlogsjaren op het
totaal van ontginning een zeer ongunstigen
invloed gehad. Tegen 8840 H. A. in 1912 staat
3x80 H. A. in 1918. Natuurlijk hebben hier
gebrek aan mest en arbeidskrachten dien
teruggang veroorzaakt.
In het rapport wordt dan nagegaan, waar
aan de toeneming van de ontginningen in
de verschillende provincies is toe te schrijven.
Wat Groningen aanbelangt wordt vooral her
innerd aan de buitengewoon energieke wijze
waarop in Westerwolde de woeste grondmin
cultuur is gebracht. Van Drente kan men
zeggen, dat schier de geheele provincie een
ontginningsobject was en nog is. In Friesland
treft men naast enkele grootere ontginningen
tal van kleinere ontghimngsbedrijven aan van
10 tot 12 hectaren, meerendeels van Gronin
ger landbouwers, die zich hoofdzakeljk, even
als in Groningen, op bouwland toeleggen. De
resxxltaten zouden ongetwijfeld nog gunstiger
zijn geweest, indien de noodige zorg ware
besteed aan het verbeteren van kanalen en
riviertjes.
In Overijsel is de ontginning tot grasland
overheerschend. Bestaande boerderijen wer
den er door uitgebreid en daardoor de vee
stapel vergroot. Verder werden vele dagloo-
nersplaatsjes door uitbreiding kleine boer
derijen, die den bewoner en zijn gezin ruim
werk verschaffen. In Twente hebben de fa
brikanten den stoot gegeven tot ontginning
van woesten grond.
In den Achterhoek van Gelderland en aan
de oost-, zuid- en westzijde van de Veluwe
ontginningen als in Overijselhet ontstaan
van nieuwe boerderijen door uitbreiding en
daarop gevolgde plitsing van de oude, en
van euterboerder n, die uit daglooners-
pl atsjes zijn geg oeid, maar ook g« heel
nie we ontginningsboerderi en. Op de hooge
Veluwe een gansch ander beeld daar over-
heerschen de bebosschingen in zoo sterke
mate, da de gewone boixw- en graslandont
ginningen er geheel bij in 't niet verzinken.
In geen enkele provincie is in de laatste jaren
(na 1900) zooveei beboscht als in Gelderland.
In Utrecht zijn de nieuwe bedrijven op pas
ontgonnen gronden meerendeeE landbouw
bedrijven, voor speciale inrichtingen gestu ht.
Ook in deze provincie is veel beboscht.
In Noord-Holland, Zuid-IIolland en Zeeland
waren de ontginningen uit den aard der zaak
van minder beteekenis. Op de Waddeneilan
den en in het Gooi werden 1049 H. A. grond
ontgonnen, waarvan meer dan de helft be
boscht.
In N.-Brabant- is wel de grootste opper
vlakte in cultuur gebracht. De ontgonnen
grond beslaat meer dan 1/4 deel van de ge
heele oppervlakte, die sedert 1900 aan den
Nederlandschen cultuurgrond is toegevoegd.
Niet minder dan 24.176 H. A. is in die jaren
ontgonnen, waarvan 10.051 II. A. grasland,
7344 A. bouwland en 6781 H. A. bosch.
In Limburg is tot bouwland aangelegd in
de jaren, waarop het rapport betrekk ng
heeft, 6581 H. A.., tot grasland 3617 H. A.
tot bosch 2271 H A.
Uitgestrekte ontginningen worden aange
troffen op de Duitsch-Limburgsche grenzen,
die meerendeels het eigendom zijn van Duit-
schers, die daar gedurende een reeks van
jaren het bedrijf op zeer voordeelige wijze
konden uitoefenen, ingevolge de bepalingen
van het grenstractaat, waardoor zij onder
gunstiger voorwaarden verkeerden dan de
Nederlanders. Een bezwaar hiervan was, dat
die grensstrook in meerder of mindere mate
van ons land vervreemdde.
In het rapport worden dan de omstandig
heden nagegaan, die de ontginning hebber
bevorderd en achtereenvolgens stil gestaa
bij het kunstjnestgebruik, het krediet dei'
Boerenleenbanken, den invloed van de Ne
derlandsche Heidemaatschappij, van het
Staatsboschbeheer en van andere instellin
gen en particulieren, den prijs der producten,
den aanleg van kanalen, spoor-, tram- en
verharde wegen, benevens het bevorderen
van den waterafvoer, eindelijk het landbouw
onderwijs.
Velerlei omstandigheden belemmeren den
voortgang van 't ontginningswerk, als daar
zijn; onvoldoende afwatering, ongunsti e
ligging,ondoelmatige verkaveling,bezwarei e
voorwaarden voor het verkrijgen van hyp. -
theek en krediet, hooge prijs en niet te koop
zijn van den grond.
Van zelf wijzen deze belemmeringen op
d maatregelen die genomen moeten worden
ijl het ontginningswerk te bevorderen. Na
ook die maatregelen kortelijk te hebben be
sproken besluit de commissie met deze samen
vatting:
1. Tengevolge van verschillende gunstige
omstandigheden heeft het ontginningsbedrijf
zich in deze eeuw vrij bevredigend ontwik
keld.
2. De ontginning van woesten grond en de
stichting van boerderijen is echter niet der
mate toegenomen, als in verband met de ver
meerdering der platteland bevolking wensche-
lijk is.
Dientengevolge ontbreekt voor vele jonge
landbouwers de gelegenheid zich op een land
bouwbedrijf te vestigen.
Het tekort aan landbouwbedrijven is voor
al de laatste jaren sterk toegenomen, mede
door de buitengewone stijging der bouw
kosten.
3. Het is een landsbelang, dat de hoeveel
heid voedsel en hout toeneemt en dat jonge
landbouwers in staat worden gesteld op een
landbouwbedrijf ia bet onderhoud van hun
gezin te voorzien.
4. Daarvoor is het noodig, dat omstandig
heden, die het ontginningswerk belemmeren,
zooveel mogelijk uit den weg worden ge
ruimd en dat dit werk ook direct van over
heidswege gesteund wordt.
5. Indirect kan van overheidswege de ont
ginning bevorderd worden door te zorgen
voor een betere afwatering, den aanleg van
verkeerswegen en een doelmatige verte ave-
ling van versnipperde gronden direct door
het beschikbaar stellen van grond, het ver
strekken van voorschotten en kredieten en
het geven van voorlichting.
Tot besluit laten wij het aan het rapport
ontleende staatje volgen, dat aangeeft den
woesten grond, die in ons land nog op den
schop van den cultuurman wacht
Totaal woeste grond in 1918
Groningen
Friesland
Drente
Overijsel
Gelderland
Utrecht
Noord-Holland
Zuid-Holland
Zeeland
Noord-Brabant
Limburg
Nederland
14.376
18,542
115,167
86,864
84,909
6,241
27,888
7,952
2,849
100.509
27,342
492,639 H. A.
DE IKA.
De Perscommissie van „Nederlanda Ka-
toliko" deelt ons mede
Zondag 31 Oct. had te Weenen eene con-z
ferentie plaats der Katholieke Vereenigingen
van Oostenrijk. Na eene uitvoerige uiteenzet
ting van de oprichting en het doel der Katho
lieke Internationale in het algemeen en de
taak der landelijke commissie in het bijzonder
werd de Oostenrijksche landelijke commissie
der Ika (Internacio Katoiika) opgericht. Ver
tegenwoordigers van alie Katholieke Vereeni
gingen werden als voorloopige gedelegeerden
voor de verschillende gebieden van het Ka
tholieke leven tot lid dier commissie aangewe-
wezen. De definitieve keuze der commissiele
den zal op de volgende conferentie op 12 Dec.
in Weenen plaats hebben.
Naar aanleiding dezer conferentie deed de
secr.-generaal der Ika, Dr M. J.M. Metzger
den zaakgelastigde van den H. Vader bij de
Weener Nunciatuur mededeeling van de op
richting en de taak van Ika. Mgr. Ogno Serra
drukte daaromtrent de volkomen goedkeuring
van Z. H. den Paus uit met de woorden
„Uwe zaak heeft de volle sympathie van den
Apostolischen Stoel. Hij zal u allen moreelen
steun verleenen. Alle begin is moeilijk. Maar
ik hoop, dat deze moeilijkheden u niet zullen
v/eerhouden uwen arbeid voort te zetten."
Ook aan den heer R. N. Frey, landelijken
vice-directeur der Ika en voorz'tter der Ween-
sche Kath. Esperantisten-groep te Weenen,
sprak Mgr. Serra zijn hartelijkste wenschen
uit voor het succes der Ika-beweging. Bij die
gelegenheid deelde Mgr. Serra mede, dat in
Italië verscheidene Bisschoppen voornemens
waren Esperanto op hunne priester-seminaria
in te voeren.
Op 12 Oct. ontving Z. H. de Paus Dr. M.
J. M. Metzger. hoofddirecteur van het cen
traal bureau der Ika, in audiëntie om het rap-
oort over den sticht'ngsarbeid en de plannen
der Ika in ontvangst te nemen. Z H. de Paus,
die reeds onderricht was door den Kardinaal-
Staatssecretaris, Z. Em. Gasparri, onderhield
zich la igdurig over de grondslagen der Ika
met Dr. M. en verheugde zich zeer over den
reeds verrichten arbeid. In het bijzonder stel
de de H. Vader belang in de uitgave van een
internationaal Katholiek orgaan, wat tot
heden steeds op de taalkwestie was afgestuit.
Z. H. herinnerde er aan, dat bijv. ook de
conferenties te Versailles zeer werden belem
merd door het taalverschil, want de deelne
mers Wilson, Clemenceau en Lloyd George
konden elkander niet begrijpen. Het door de
Ika uitgegeven orgaan der Katholieken ver
schijnt in Esperanto. Ook drukte de H. Vader
den wensch uit, dat de vredesarbeid zou wor
den voortgezet gelijk hij georganiseerd is door
den Wereldvredesbond „het Witte Kruis
Z. H. zeide De menschen denken, dat we nu
vrede hebben, omdat de bloedige strijd een
einde heeft gevonden. Maar dat is de vrede
niet, de vrede is „Tranquillitas ordonis,"
rust in orde. En orde is rechtvaardigheid
en liefde. Maar van beide ziet men tot heden
nog slechts weinig. Z. H. de Paus zegde Dr
Metzger voor zijn arbeid steun toe en schonk
hem voor de door hem geleide onderneming
den Apostolischen zegen.
Uit spoorwegkringen wordt, ook al naar aan
leiding der vele klachten over den slechten trei
nenloop, o.m. aan „Het Volk" geschreven:
„Het is zelfs voor den leek te begrijpen, dat
voor zoo geheel verschillende spoorwegnetten
als dat der Staatsspoor en dat der Hollandsche
Spoorwegmaatschappij, ook met verschillende
bezwaren en moeilijkheden moet worden reke
ning gehouden. Het S. S.-net met zijn lange af
standen (men denke maar eens aan den snel
trein GroningenAmsterdam, die in Zwolle aan
sluiting moest geven voor Zwolle-Arnhem en in
Arnhem weer voor Arnhem-Nijmegen-Brabanti
en vele overgangsslalions, is geheel verschillend
met het H. S. M.-net, dat slechts enkele druk-
bereden lijnen en veel minder overgangsstations
DE GBHEIMZINNIGE HAND.
„Ik heb zooals u weet reel geseind/
zei de kolonel, „en kwam na een al wa
zigheid van twintig jaren in mijn ger
boorteplaats terug. Ik kwam langs heJ
kerkhof, en besloot biet te betreden, onr
te zien, wxe er zooal tijdens mijn afwer
zigheid overleden waren. Nauwelijks was,
ik binnen de poort, of.... een knokig®
hand geboot uit een der graven naar bo*
ven, greep mijn hand en drukte die zóó
stevig, dat ik 't uitschreeuwde van den
pijn."
„Zeg vrind", zei de generaal, ydachf
je dat je mij zulke grove leugens kon
wijsmaken?"
,,'t Is toch zuivere waarheid"' ant
woordde d,e kolonel, ,,'t was de hand van
den ouden doodgraver, die juist 'n nieuw
graf aan 't delven was."
had. Wij bedoelen met overgangsstations die sta
tions, waar rekening moet worden gehouden met
eigen aansluitende treinen. Zoo had de S. S. re
kening te houden met aansluitingen voor eigen
treinen te Groningen (richting Sauwerd, Nieuwe-
schans en Leeuwarden), Meppel, Zwolle (5 rich
tingen), 's-Hertogenbosch (5 richtingen), Boxtel
(4 richtingen), Breda (3 richtingen), Roosendaal
(4 richtingen), Tilburg (4 richtingen), Eindho
ven, Venlo, Roermond enz. Daarentegen had df
H. S. M. slechts weinig drukke overgangsstatioa»
in den geest als door ons bedoeld.
Uiteraard waren dus de S. S.-menschen meet
aangewezen om de dienstregeling voor het ge
heele land in elkaar te zetten, dan de H. S. M
ambtenaren. Niettemin werden die der S. S. ge
heel ter zijde geschoven en werd de leiding go
legd in handen der o.i. daarvoor niet geschikte
H. S. M.-ambtenaren.
Met als vanzelf sprekend gevolg, dat allerii
onvolkomenheden ontstonden, die men door go
regelde wijzigingen van de dienstregeling zoo
veel mogeiijk tracht tc herstellen. Dagelijks be
reiken het personeel tal van wijzigings- en aai>
vullingsbladen. De dienstregeling ziet er uit ab
een bonte tap en de menschen krijgen daardoor
nimmer de zoo noodige routine, omdat zij nie»
„ingewerkt" raken.
DE 8-URIGE WERKDAG IN KLEINE
PLAATSEN.
Bewaarheid sehéjnt te worden, zot-
schrijft men aan h-,et „Hbld." wat vóór
de ofiicieele invoering van den wettelij-
ken och turen Jag op hiet platteland bij de
kleine patroons reeds verwacht werd.
De kteine bazen op 't platteland, men
schen die met een of twee knechts wer
ken en zelfs noch maatsel.fappelijk, noch
economisch meer te beteekenen 1 -ben
dan een gewone werkman en ook pre
cies het werk doen van zoo iemand, beu-
len zich harder af dan ooit tc voren van
3 morgéns vroeg tot 'a avonds Laat en
hun werknemers, die veelal jonger zijn
en dus physiek beter tegen de bezwa
ren van het werk opgewassen, moeten
na acht uren werkens trad Ion zich op
de een of andere wijze te ontspannen.
Maar -gelegenheid is daarvoor wei .ig ten
plattelande, behoefte aan geestel.jke be
zigheid hebben ze niet en daarom, als
ze te d-egelijk van aard zij a om hun.
vrijen tij i in kroegen zoek te brengen
en te werkzaam, om den geheel en avond
niet de handen in de zakken bij "t vuur
te zitten, gaan ze in hun vrijen tijd tegen
laag tarief in' 't geheim voor particulieren
werken en treden dus op in concurrentie
met hun patroons.
Wanneer het zoo door blijft gaan als
het voorloopig gaat, dan zal op hiet plat
teland in veie streken van den wet.-dij ken
acht-urendag hjet gevolg zijn, dat vele klei
ne patroons een deel vaa hun klandizie
afzeggen en hun personeel gaan aisclizJ:-
fen om geheel alleen verder te werken,
't Bespaart in de eerste plaats een groote
dosis ergernis, zoo redeneeren de mees
ten, en hun netto inkomsten zullen cr
zeker niet geringer door worden, daar
het bij het tegenwoordige peil der ho
nen nauwelijks aangaat om de klanten in
rekening te brengen wat aan personeel
wordt uitgegeven.
En 't personeel dat aLs gevolg van deze
opvattingen ontslagen zal worden? Ve
len zullen misschien hun toevlucht zoe
ken in de groot-industrie, maar vele an
deren zullen zelf zich als kieine-baas-
zonder-knecht gaan vestigen. Daarvoor is
zoo goed als geen bedrijfskapitaal noo
dig. l>e kennis van 't vak dat ze beoefe
nen, bezitten de meeaten in voldoende
mate en bij werkzaamheid als patroon
kunnen ze hun dagen zoo lang maken
aLs ze zeil verkiezen, wat voor vele van
nature werkzame en gezonde plattelan
ders óók wat waard is. ,,'k Heb aan acht
uur per d,ag Lang niet genoeg, dat maakt
me mopperig en kriebelig," vertelde 0113
kort geleden een hunner en velen zul
len 't hem na zeggen. De achturige werk-
Naar beneden donderde da ZOo aancekon
digde lading en daar xk de lmr vlak onder
de opening gescnoven had, werd mij da ar
beid vaxt Let inscheppen grootendLe,s iJe
spaard. Nadal ik zorgvuldig al de daarnaast
gevallen stukken opgeraapt had, bekeek ik
het door Biily geprezen erts. Inderdaad, ge
degen zilver (native Silver), yvas bijna in elk
stuk voor het hloote oog zichtbaar en ik zelf,
dio mij gedurende mijn® studejaren veel
vuldig met analyses had bezig gehouden, was
in staaf, hoewel ook nie'f ongeveer eene waar
de aan te geven, toch met zekerheid te be
weren, dat de halve ton erts, d.e ik geladen
had, een zeer aanzienlijk© som gelds ver
tegenwoordigde.
„Nog meer daarvan boven, Bill?" riep ik
naar omhoog.
„Nog eens zooveel losgebroken; alleennxoet
ik het eerst uit een h..ek naar de opening
brengen. Eu drie- tot viermaal zooveel is in
zicht. Jonas zal groote pogen ppzeltgmr
Met al de in spanning mijner krachten duw
de ik tegen mijn wagen, die op de uitgesle
ten houten spoorbaan bij voile lading moeilijk
in gajig te brengen was. Had men dien een
ter eerst in beweging gebracht, dan kon men
hem zonder moeite eu zonder zich zeiven
te veel af te matten, eene betrekkelijk grooté
snelheid geven. De gang, waarin wij arbeid
den, mondde regelrecht op de berghelling
uit, waar verscheidene stortplaatsen (dumps)
voor verschillende soorten van erts aangelegd
waren. Zij had reeds de aanzienlijke lengte
van twaalfhonderd voet en was zeer bochtig,
daar men bij haren aanleg enkel bet nut in
het oog gehouden had en een ertsader ge
volgd was, die in taliooze kronkelingen tus-
schen schiefer lag. De gang was slechts zoo
hoog, dat een man van middelmatige l©ngte
zonder te bukken en recht op door kon
gaan. Aan de krommingen was de gang meer
weggehakt, opdat bezoekers van de mijn m
staat zouden zijn voor den in volle vaart
vo-ortrollenden wagen uit te wijken.
Ik had dezen een bijzonder snelle vaart
gegeven om den voorman zoo spoedig mo
gelijk het heuglijke bericht van de buiten
gewone vondst mede te ceel en en ré^-ds méér
dan de helft van den weg afgelegd, toen ik
ondanks het donderend geraas, dut de la
ding op de knarsende sporen veroorzaakte,
voor mij uit stemmen meende la hoor©». Ik
was dicht bij de grootste bocht en durfde
juist hier de snelheid der vaart ntel vermin
deren, wilde ik niet blijven steken. Zoo
draaide ik in vollen ren den stompen hoes
om en ware van verrassing teruggesprongen,
liadde mijn wagen mij zulks veroorloofd.
Voor mij stond, dicht tegen den druipenden
wand gedrukt, eene jonge dair.e. Zij dr.eg
den sleep van het donkere rijkleed over den
arm en hield de karwats in de met een
rij handschoen bedekte hand. Eene massa ruod
haar van die zonderlinge tint, welke bij zekere
verlichting een gouden weerschijn aan.teemt,
golfde door d-en snellen, rit naar bet scheen
losgegaan om een edel besneden gelaal,
waarmede een paar staalblauw© ooge.i, die
rusteloos en onbezorgd in het ronde bbklen,
in wonderlijke tegenstelling sten c.i. Het edele
profiel van het aangezicht iier.iwiern.e aun
de meesterstukken van antieke beeldhouw
kunst: de uitdrukking daarvan had echter
gelijk mij eerst later duidelijk \\erd, vooral
door de reeds genoemde eigenaardige werking
van den blik, iets modern geëmancipeerds,
dat de overigens innemende verschgu.no de
jeugdige, onbevangene bekoorlijkheid on.nxiu.
Ongetwijfeld had ik miss Rothblond voor mij.
Naast haar stond, een mijnlamp omhoog hou
dende, zoodat de flikkerende vlam het paar
op den donkeren rotswand prachtig verlichtte,
de heer Greogry,
lk had den wagen ongeveer tien passen
verder tot staan gebracht eu mij omgekeerd.
Nu kwam het paar op mij toe.
„Miss Rothblond, ik stel u den heer Terra
voor/' liet Gregory zien hooren.
Onwillekeurig maakte ik voor de jonge
dame eene buiging, gelijk d e in de beschaafde
kringen gebruikelijk is, Een vro olijke lu.cn
antwoordde mij.
„Gij zijt dus de heer Terra? Waarom toen,
ik vraag het u in naam van alle berggees
ten, begraaft gij u eigenlijk ondanks hr.i yti
geleerd voorkomen in de molsga.en van men
oom en neemt eerlijke arbeiders he r0'J'
uit den mond? - Voor den dag met .le
sa raak miin van zweet druipende heer peeu-
do bergwerker.' Wat voert gij hier eigenlijk
u't?"
„tets zeer nuttigs, tmss, ten minsta naar
mijn bescheiden meening. liet dubbele van
deze wagenlading zal ettelijke duizenden dol
Lars meer in de kas van uw oom doen vloeien,
met wien gij overigens in het .«richt moet
Iredell, indien u de manier en wijze van
mijne broodwinning n et bevalt."
„Wat zegt gij daarï" riep Gregory. „Een
vondst gedaan V
En reeds had hij een stuk erts uitgekozen,
en onderzoent dit voor zoover hem zulk»
door middel van een vergrootglas, dat hij
j hij zich droeg, mogelijk was, lk sloeg hem
scherp gade. Zijn oog flikkerde oei jp.
Snel echter daalden weder de ooglede én
ten slotte klonk het bedaard en kiel .raa
zijne lippen-
„Sclioou erts inderdaad! Beter dan wij w
langen tijd gehad hebben. Aiaar van oen
slechts ill de verte nabijkom,j-me waar-o,
waarop gij het schop kan er geen spia zij 1
Tweehonderd v.j Uxl J driehonderd dollars
zal de ton opleveren.
Onmogelijk, mijnheer Gregory! Gij vergist
ui" ontsnapte het mij.
Nooit zaj ik zijn iialf verachtenden, naif
van haat gloeiende!» blik verg.te.i. Wederom
daalden de oogleden.
„Gij kunt zeer veei geleerd hebben, mijn
heer ierra. maar vaa zilvererts hebt gij gem
versland!"
„Misschien meer dan gij wel denkt, niijaliear
de mijn-intendant, lk ben in de laborator.ums
van Wöhler en bresouius werkzaam o,e we.st.
Overigens ben ik bereid een weddcnsch-ip
van welk bedrag ook aan te gaan, dat de ton
van dit erts minsten drie duizend dollars
moet opleveren."
Gregory was zeer bleek geworden. Terwijl
hij zich plotseling tot zijne gezelten wendde
met de vraag, ol zij niet verder zouoe.i gaauf
kon ik uit den gesuioorden toon uer sUjm
zijne met moeite bedwongen inwendige ontroe
ring opmaken. (VVoidt vervolgd.)