[WEEDE BLAD damrubrTëkT 11 t a BINNENLAND ,'J- X ^r°l8d4- URUlLLBlON Kerk en School msuiscas Praatjes. De weeergevoiiden dochter ONS VROOLIJK HOEKJE. I AT Lie-. DAS. S3 DiCE&BER 1920, Roodvonk I, Ik wil Isans een oogenblik Uw aan dacht vragen voor bovenstaande ziekte. Zooals u bekend is, wordt het Roodvonk tot de z. g. n. „besmettelijke" ziekten ge rekend en wei zeer terecht. Aüereerst moet ik u dan medcdeelen, dat wij de oorzaak van het roodvonk niet kennen. Hoogst waarschijnlijk is hier éen of andere bacterie in 't spél, "die zicL ophoudt in het bloed en de h'uidsehiivers van de(n) lijder(es), doch het moet heden ten dage nog bij een vermoeden blijven, daar niemand onzer ooit den bacterie heelt kunnen aantoonen. In ieder geval houdt de ziektewerkende stof, oin het algemeen uit te drukken, zich op in't bloed en in de huidschiivers, want brengen wij hiervan wat over van een pa tiëntie), op een gezonden mensch, dan loopt deze 'laatste een zeer groote kans eveneens door het Roodvonk aangetast te worden. Al is de specifieke bacterie, als deze althans bestaat, ons geheel en al onbekend, toch weten wij wel ter dege dat de Roodvonk een buitengemeen besmettelijke ziekte is. ten veroliji van slechts een ondeelbaar «ogenblik in d omgeving van de(n) lij- derjes kan ons deze ziekte doen opioopeu, ja tal van gevallen zijn bekend, waa een goede vriend of vriendin even kwam in- ïo.meeren, hoe 't met de(n) zieke ging en niet verder gekomen was dan den drempel van de voordeur, het slachtoffer'werd. Tevens moet ik u er op attent maken, dat het weerstandsvermogen van de ziek- teveroorzakende stof op het z. g. n. Rood vonkvergif. buitengewoon groot is. Wij vinden Hierin geen evenbeeld bij welke ziekte ook. Eenige jaren later, wanneer men het geval al lang vergeten is meestal, kan 'een voorwerp, nat tegel ij Kertijd in de ka mer van de(n) zieke is geweest, nog deze aandoening overorengen op een ander. Plotseling doet zich bij het wederom in ge bruik nemen van da. voorwerp de ziekte voor. Het gaat meestal uit onwetendheid aldustien of aud i voorwerp b. v. een scherm, een boekenleggertje etc. etc. heeft men op een gegeven oogenblik niet meer noodig en worut in een ander gedeelte van het huis veilig en wel opgeborgen. Na een paar jaar lieert een of ander het onderhavige weer noodig en men knjgt het toevalliger wijze in handen en ne^mt het in gebruik en zie,, één van de huisgenooten wordt plotseling ziek aan Roodvonk. Wij leeren dus hieruit, dat oppassen de boodschap is en w<j geen voorwerpen moeten verwijderen uit de Kamer, en is zulks noodig dan dient men deze óf grondig te deniiecteeren öi te verbranden. Het Roodvonk is eigenlijk min of meer een Kinderziekte, wel niet in die mate ais b. v. de Mazelen, doch in hoofd- zaaK komt deze ziekte voor onder het 12de levensjaar ongeveer. L)e zuigeling is 'bijna'geheel vrij, terwijl ook op lateren leeftijd n, 1. na het 12de'jaar de Roodvonk een zeldzaamheid is met dién verstande, dat hoe ouder wij worden, des te geringer de kans wordt om de dupe van een Oesmet- tiug te Worden, Slechts één uitzondering moet ik maken. Men heeft n. 1. opgemerkt, dat menschen, die één of andere operatieve ingreep hadden ondergaan, waarbij een groote woud onts.aan was, meer vatbaar waren voor Roodvonk dan normale vol wassen personen. Ook voor kraamvrouwen geidt deze regel en het is den meesten Uwer wellicht bekend, dat een medicus, die een roodvonk-pjtient(e) onder behandeling heeft niet dan m de alleruiterste noodzakelijk heid een kraamvrouw za! helpen en even min zal een chirurg, die één of andere ope ratic moet verrichten, eenige dagen te voren een Roodvonk-patient(e) gaan bezoeken. Voorts wil ik u nog een zeer goede eigen schap v-.it het Roodvonk mededeelen n.l. dat, degene, die eenmaal deze ziekte heeft doorstaan, zelden of nooit een tweeden keer door deze aandoening wordt aangetast, ook al stelt hij (zij) zich bloot aan het ge vaar van infectie. Wellicht draagt de lij- el -r(cs) stoffen met zich mede in het bloed, oio uetn (naar) totaal onvatoaar maakt voor deze zieKte, Wij kennen bijna geen landstreek, of het Roodvonk komt er voor in meerdere of mindere mate, terwijl wij soms kunnen opmerken, dat bepaalde streken of stads gedeelten door deze aandoening worden geteisterd. Het is doorgaans moeilijk in zulke gevallen dé oorspronkelijke infectie haard op te sporen. Ik zou niet volledig geweest zijn in mijn bespreking van de oorzaak van dit lijden, indien ik u niet vermeldde, dat ook door middel van voedingsstoffen het Roodvonk overgebracht kan worden. De melk vooral speelt hierin wel de belangrijkste rol. Door koken kunnen wij evenwel dit gevaar ge- x. JWPip Uikkig tot een minimum bepencen, zoodat' deze bron van infectie van een vrijwel geringe beteekenis is geworden in verhou ding lot de andere wegen, waarlangs het Roodvonk on. bedreigt. Wij willen nu den volgenden keer enkele nadere bijzonderheden aangaande het ver loop van deze ziek.e en op welke wijze de ze zich voordoet, met elkander bespreken. MEDICUS. De werkmansvrouw en de pantoffelheld. 't Is eigenaardig dat onder den arbeiden den stand zoo wat de idee zit vastgegroeid dat de vrouw 't meest in 't gezin te comman- deeren heeft. Hoe 't komt, is 'n raadsel. Misschien is het een gevolg van de gewoonte dat de werkman 't verdiende loon in handen legt der vrouw, die nog wel weet te overleg gen om van weinig veel te doen, terwijl n man bij die aanhoudend terugkeerende uit gaven voor alles-en-nog-wat eerder met de handen in het haar staat. Maar al wordt haar „de portefeuille van financiën" toever trouwd. daarom is de vrouw toch volstrekt nog niet de bazinDe man is het hoofd Dat zegt de Schriftuur enaonze wet herhaalt het gebiedend, 't ls dus een uitgemaakte zaak waar niet aan te tornen valt en waarbij de vrouw verstandig doet zich maar waardig naar die eischen van hooger te gedragen. In het weekblad de „Katholieke Vrouw", constateert mevrouw Brouns-van Besouw dat er, jammer genoeg, en meest onder den werkenden stand „pantoffelhelden" zijn wat te méér te betreuren is, omdat het schee- ve in de verhouding tusschen man en vrouw oorzaak is dat er zoo weinig terecht komt van het goed doorvoeren van het ouderlijk gezag, een euvel dat, helaas, merkbaar in onze werkmansgezinnen toeneemt. Het ont breekt in den arbeidenden stand niet aan sukkelaars, die 't tegen de bazige vrouwen moeten afleggen. Of de „pantoffelhelden" er overal en onder alle standen gekomen zijn omdat vrouwen zoo listig de mannen in haar netten van allerlei liefs en aantrekke lijks weten te vangen en dan „kip, ik heb je 1" den man onder den duim weten te hou den, ofwel, dat er zooveel mannen zijn die zich niet flink laten gelden en bang zijn voor de overmacht der lieve wederhelft, ik weet het niet, 't is moeizaam na te gaan, maar „pantoffelhelden" zijn er met de massa. (Teekenend is dat" ook onder den land bouwersstand. Immers 't is bekend dat geen ooer met zijn beestje naar de markt trekt zonder eerst van zijn vrouw de tien geboden te hebben meegekregen. Wee 1 wanneer hij 't kalf voor een paar rijksdaalders minder achterliet dan z'n ega berekend had Komt een graan- of veehandelaar aan de boerderij, dan kan hij er van verzekerd zijn dat, als de koop gesloten schijnt en 't boertje wel honderd maal aan z'n pet heeft gedraaid, nij ten slotte toch eerst nog naar binnen sloft om te hooreti „wat z'n kaptein" er van zegt.) Willen we ons een man uitbeelden die „onder de plak" zit dan kunnen we er als pendant gerust naast stellen de vrouw als „katje" om niet zonder handschoenen aan ce pakken De belachelijke mannen, die „pantoffel helden" mogen genoemd worden, laten 't vaak komisch naar buiten schijnen hoe de vrouwen 't laatste en 't hoogste woord voe ren. En niemand verbaast er zich over als bij vroolijk fuiven een bruid 't bekende refrein tje wordt toegezongen „Nou zwaait er haar pantoffeltje, Of nü de vrouwen de schuld zijn dat er zoo'n leger van pantoffelhelden is dan wel de mannen zelf, wil ik in 't midden laten, Joch 't feit siert de vrouw niet. Vindt ze 't een onrecht, dat de man over haar ais hoofd Testeld is, dan doet ze beter door zich het juk niet op de schouders te halen en dus., iever maar met te trouwen l De onderdanigheid aan den man, gelijk God zelf ze heeft bedoeld, verhoogt de vrou welijke fvaardigheid en stempelt haar waaar- lijk' niet tot minderwaardige. Indien de vrouw miskend wordt in het huwelijk, dan ligt het in de meeste gevallen aan haar zelf. Is de vrouw verstandig en waard dat er met haar geredeneerd worut over verstrekken*, e aangelegenheden, dan voelt de man behoefte met zijn vrouw van gedachten te wisselen over alles wat zwaar weegt en dankbaar aanvaardt de echtgenoot de practische wen ken, de vaak van groote waarde gebleken zienswijze der vrouw. Het zou nog toe te geven zijn dat een vrouw een zachten indruk uitoefent op den man, 't kan zelfs noodig zijn in 't belang van het gezin, vooral voor de werkmansvrouw die zooveel meer te bestieren heeft dan de vrouwen der gegoede standen, doch zij trekke dan een fluweelen muiltje aan, nimmer een pantoffel van buifelleer Verstandige adverteerders, De „Nieuwe Groene," met zooveel herrie en bombarie voor enkele jaren ten tooneele ve schenen, kondigt haar verdwijnen aan tegen 1 Januari. Een vertegenwoordiger van inteliectueelen hoogmoed minder. Opmerking verdient dat de redac ie de -chuld werpt op de adverteerders, die haar vijand, waren. „Het blad was, in December 1914 opge richt, in het jaar 1917 ni-t alleen geestelijk, ook als onderneming op vaste basis ge racht Toen heeft de red ctie een gevaarlijken vij and tegen zich gekregen, den dverteer er. Zij had n. 1. naast de grootheid der veel be wonderde, doch doode revolutie-figuren Mir beau, Danton, Robespierre, de groot heid aangetoond en eveneens bewonderd van de levenden Lenin, Troszky, Béla Kun. „Deze vrijmoedigheid van de revolutie be viel ('t spreekt vanzelf) niet aanh.t hond.rd tal Nederlanders, dat over de advertenties beschikt. Zij leidde het blad langs de helling der verminderende advertenties (die teweeg bracht vermindering van bladzijden en alzoo ok van abonné's) tot een kapiialistischen ondergang, die zoo volkomen is geword.n dat ondanks groote offers, door eigenaars redactieleden, medewerkers, lezers gebracht het blad niet meer te handhaven is. Dit jaar werden alleen door de lezers aan kleine en groote giften nog ruim f 10.000 geschonken. Als dat waar is, dat een „honderdtal ad verteerders" hem dat gelapt hebben, dan noemen wij dat bijzonder verstandige adver teerders zegt het „Ov. Dgbtd". Het intellectueel gecoquetteer met zu'ke vijanden van de menschheid ais de genoem den die hun eigen Lnden, althans de landen hunner inwoning, in het bederf hebben ge- siort, kon ons Hgen volk alleen maar ramp zalig worden. En als de adverteerder tr voor gedankt hebben hun dubbeltjes daar voor schikbaar te s.ellen, dun hebben zij groot gelijk gehad. En het is maar j: miner dat niet all; rd- ver eerders hetzelfde st ndpunt innemen. Bladen met ie,i beslist revomtionai kar li ter moe ten door hun tegenstanders uit de uiirgtrij niet ges.ei.nd worden. Het Zwolsch. irga„n vin t het re n z'n e n verkwikkend gezkht in „e soek listische da bladpers geregeld groote atholi.ke fi - ma's aa e treff.n d.u z odoende met hun g ld b.halve de an i-katholiek; i ok de an i- nationale pr paganda s eun n. M n kan als kinderen de, lichts de d m- heid wat al te ver dnjven I DE HEER DUYS ALS GENTLEMAN „Zeg eens, ben jij de redacteur van „De Zaanstreek"? Gemengd Nieuws (EEN AANSPORING TOT ARBEID. Volgens de statistieken, zoo deelt. „Ons Volk 'Ontwaakt" mede, liebben de meis jes die een beroep uitoefenen, de meeste kans o,p een huwelijk. De statistiek geeft zeffs aan, dat het huwelijksgeluk de onbemiddelde meisjes eerder toewenkt dan de vermogende doch ters, die gewoon thuis leven. Van de 1000 onbemiddelde meisjes, die in het huwelijk traden, hadden er slechts 162 geen be roep. Van de 1000 meisjes ia betrekking van allerlei soort traden er ongeveer 800 in het huwelijk. Ook academisch gevorm de vrouwen, die in een beroep werkzaam zijn, treden voor 't meerendeel in het huwelijk. Een uitzondering maken de on derwij ze rossen, waarvan er op de duizend slechts 380 huwen. EEN BEDRIEGSTER OF EEN KRANK ZINNIGE? De politie te Nijmegen heeft aange houden dc vrouw van zekeren F. A. van der M. Zij noemde zich zuster v. d. M., particulier verpleegster, welke naam ver warring gaf met een in die gemeente wo nende particuliere verpleegster, ge naamd Vermeer. De aangehoudene verklaarde, dat zij 28 jaar geleden voor verpleegster te Utrecht was opgeleid en een schriftelijke ver klaring daarvan h,ad ontvangen, welke echter niet meer in haar be„it was. De politie betwijfelt of zij de hoedanigheid van verpleegster wel bezit. Op bedriegelijke wijze heeft zij inge zetenen tot afgifte van gelden weten te bewegen, voorgevende dat zjj die teu be hoeve van zieKen vroeg, doch vermoede- delijk beeft zij het verkregene ten eigen bate aangewend. Zoo is iemand er in- geioopen voor f 500. Zij is zeer sluw en gaf op alle vragen, haar bij het verhoor gedaan, die haar gevaarlijk konden zijn geen of een ontwijkend antwoord. Zij weigerde o.a. antwoord te geven op de vraag of zij verpleegster oi verpleegde is geweest in oen krankzinnigengesticht. Bij onderzoek is de politie gebleken, dat do verdachte zeer waarschijnlijk de vrouw is, die in 1913 uit het krankzin nigengesticht te Grave is ontvlucht en in 19i2 gesignaleerd werd als verdacht van vele oplichtingen onder allerlei na men als Aniiio Pascal, Freulo yan By- Land, enz. Zij is naar* Arnhem overgebracht! en ter beschikking van de justitie gesteld. EEN KRANIG MA - „Ja," zei de patroon tot den sollicitec-ren den boekhouder, „uw getuigschriften zijn uitstekend, Maar hebt U in de praktük wel eens voor bijzonder moeilijke gevallen. gestaan „O ja antwoordde de sollicitant„mijt? vrouw schrijft al haar uitgaven enz. op. Eens nam ik haar huishoudboekje, en wist binnen t uur uit te vinden, hoeveel zij aan den kruidenier schuldig was.En „Houd maar op," riep de patroon, "da betrekking is voor u GOUD. „Kom je volgende week op m'n goudea bruiloft „Gouden bruiloft En je bent pas vijf-en-dertig1" >,Ja, maar ik trouw met de eenige dochter van den millionnair op 28 32 250 39 7—2*) 2—7 7 23 23—37 win^ 40—44 35—40 13—18 40—45 45—50 ook 39—34 7—2 2—7 46—11 wint 40 29 13—18 18—23 Naar het Fransch van RAOUL DJE NAVERY, bewerkt door L. M. VAN PINXTEUEN, R.-K, Pr. Wanneer vroegen zijne buren hém naar zijn ge heim, waarop hij steeds ten antwoord gat: „Hel is voldoende, dat zij weten dat ik hen vertrouw, om te maken dat zij dat vertrouwen niet mis bruiken; zij bedriegen u, omdat gij begint met hen te wantrouwen. Ik houd van mijne duikers, ®n zij weten dak ..Ik kan hegrijpen, dat men voor hen zorgt kis voor nuttige dieren." „Ik ben aan hen gehecht als een christen ban zijn broeders, daarom zijn zij ook mij ge stegen." Die edele woorden verbaasden de afstam melingen der veroveraars van dit land zonder hen te overtuigen. Zij haalden zelfs als zij ze hoorden de schouders met een zekere minach ting op, maar één feit konden zij toch niet wegcijferen: de verbazende winste» ieder jaar door de Flessigny behaald. Zij wilden maar niet begrijpen, dat ieder zyner slaven aan hem ver- ,,'t Meisje is thans vrouw 1" bonden was door erkentelijkheid voor ontvangen weldaden. Hij kende ze allen bij name, bezocht dikwijls hun hutten, en meer dan eens had zijne echtgenoote de zwarte kinderen, door andereu slechts beschouwd in verband met de waarde, die zij op de slavenmarkt hadden, in hare armen genomen. Zoolang de parelvisscherij duurde, kwam de F essigny ïederen dag, tegen 't einde van den arbeid, aan het strand. Hij zag de op brengst na, ondervroeg de opzichters, toonde zich bezorgd voor de belangen der arbeiders en verbond voor een enkel uur zijn leven met hel ongelukkige leven dier armen. Dat was voor hem de beste rust. Zij omringden hem met grooten eerbied, spraken vrij met hem, verheugden zich over een goéde vangst, wei wetend, dat dc rijk dommen van den meester in den vorm van wel daden tot hen terugkeerden. Op den dag, dat ons verhaal begint, had graaf de Flessigny zijne wandeling langs de kust een weinig verder uitgestrekt, om een duiker, die door zijn strijd met een grijpvisch zeer was uit geput, ter hulp te komen, toen eensklaps een man den kreet liet hooren: „Een schip in de baai." De Flessigny richtte zijn blikken naar den kant van Panama en eensklaps kleurde een hel rood zijn gelaat. „Dc Fransche vlag", mom pelde hij ontroerd. Hij bereikte zijn woning, diep in gedachten ver zonken, aarzelde een oogenblik, voordat hij die De correspondent van het „Centrum" te Zaandam schrijft aan zijn blad: Toen Zaterdagmiddag het nieuwe gebouw van den Raad van Arbeid to Zaandam ge opend werd, waren daarbij verschillende au toriteiten tegenwoordig. Burgemeesters, raads leden, doktoren en ook de pers hadden geluis terd naar dc redevoeringen, waarbij de voor zitter van den Raad een pleidooi hield voor wettelijke verzekering, waarna de heer Ter Laan, de propaganda getrouw, deze gelegenheid nog eens te baat nam om te vertellen dat de heer Duys er voor gezorgd had, dat de oudjes hun twee gulden pensioen ontvingen. Nog een plechtigheid bleef er over. Door het personeel werd n.l. een ingemetselde gevel steen nan den voorzilter van den Raad van Arbeid aangeboden. Vele genoodigden zijn daarbij verzameld, alsook eenige persmannen, als de heer Duys, op één dezer, die het plaat selijk R. K. Weekblad „De Zaanstreek" verte genwoordigde, toeschiet en daar openlijk ru zie begint te maken in een taaltje, waarvoor een sjouwerman zich zou schamen. „Gedeeltelijk wel, mijnheer". „En heb jij daarin geschreven, dat de direc teur der Electriciteitswerken zoo dikwijls naar den Haag moet komen om mij te spreken, om dat ik nooit in Zaandam kom?" „Dat zal ik niet zeggen mijnheer. Ik kan u wel zeggen dat iets dergelijks geplaats is." „Maar dat is met waar. 't Is een schande zoo iets te durven zeggen." „Kan wel zijn,mijnheer, doch men zal gewe ten hebben wat men schreef. In ieder geval, als 't niet waar is, kunt u er tegen in schrij ver er flink van leer trekken." „Ja. dat zou jullie wel willen hé, maar ik dank er harloiijk voor om mijn handen aan dien vuilen Roomschen laster vuil te maken. Neen ga je gang maar, kereltje l>e pastoor zal je Zondagmorgen wel de absolutie geven. Maar jij moest hier in zulk een fatsoenlijk ge zelschap niet durven komen." „Mijnheer," zegt nu de verslaggever, „dat heeft men tegen u ook al eens gezegd. Maar u moest u schamen bij een gelegenheid als deze den toon te verstoren. Het is hier de plaats niet over dergelijke zaken te spreken U moest u fatsoenlijk gedragen. binnenging, alsof hij ieder spoor van bezorgdheid van zijn gelaat wilde doen verdwijnen en be trad eindelijk met een glimlach om den mond hel salon, waar zijn eclilgenoote hem wachtte. Deze was, naar het uiterlijk gerekend, ongeveer 34 jaren oud, groot, slank en fier van gestalte. Haar gelaat straalde van goedheid en haar oogen teekenden groote wilskracht. Zij was zeer blank en hare weelderige zwarte haren waren s echts met twee cactus-bloemen versierd. Zij droeg een eenvoudig wit kleed, maar als sieraad een vorstelijken halskelen en armbanden van heerlijke paarlen. Aan hare voelen speelde een bekoorlijk meisje van ongeveer vijf jaren, dat sprekend op hare moeder geleek, met een snoer koralen en hield de blikken harer moeder op zich gevestigd. Graaf Humbert naderde met uitgespreide armen, nam het kind op, kuste het hartelijk, en drukte daarna dc h>nd zijner vrouw. Deze zag hem met een zekere onrust aan; maar hetzij hij den diepen indrukc die 't zien van een Fransch schip op hem gemaakt had, door zijn krachligen wil wist te onderdrukken, hetzij die indruk werkelijk bij hem was uilgewischt, hij toonde zich zoo kalm, dat zijne vrouw haar angst voelde verdwijnen. Het avondmaal werd genuttigd, daarna liet de moeder hare kleine Dolores in hare armen inslapen, legde haar in een met rood muskietengaas omhuld bedje»en kwam in het salon terug, waar haar echtgenoot „Bravo!" roepf na cfe Heef Selïapé?, van Krommenie, de vrijgestelde van de R.K. Me taalbewerkers, die niet woedende verbazing ge tuige was van dit onbeschofte optreden van den heer Duijs. Toen ook anderen hun afkeuring daarover le kennen gaven vond de geachte afgevaar digde het maar beter op een der bovengangen na te denken over zijn optreden, dat voor een Kamer- en Statenlid mitsgaders wethouder van Zaandam wel fatsoenlijker had kunnen zijn. Intusschen moge het een waarschuwing zijn voor collega's Verzoeke alle correspondentie deze rubriek be treffende te zenden aan den Uamrcdacteur P. J. van Dartelen, Spionkopstraat 55, Schoten. VRAAGSTUK No. 103. Uil: „Het Damspel", k 3 3 4 5 46 47 - 4Ü 49 5d Stand zwart 11 schijven op 6, 8, 12, 13, 16, 17, 18, 19, 20, 23 en 30. Wit; 11 schijven op 26, 27, 28, 32, 33, 36, 38, 39, 40, 43 en 48. Wit speelt en wint. STUDIE-EINDSPEL. Door Jen heer A. M. Olsen, te Rotterdam. Uit: „Het Damspel". Aan de onverpoosde energie van onzen be kwamen blinden damspeler hebben wij dit leer rijke eindspel te danken, waarin elke afwijking drr iriomfeercndc dam van de aangewezen lij- in droevige gedachten verzonken was. Voor de tweede maal werd Flaviana getroffen door de gelaatsuitdrukking van haar echtgenoot. Zij kwam langzaam en zacht naar de tafel, waarop hij sleundc en haar hand op zijn schouder leg gend, vroeg zij: „Waarom zijt gij bedroefd?" Humbert sprong plotseling als uit een droom op en antwoordde: „Ik ben niet bedroefd." De gravin ging zitten en antwoordde op een loon, die meer kalmte deed vermoeden, dan zij werkelijk bezat: „Gij hebt een edel hart. Hum- bert en doet uw best de geheime smart, die u ondermijnt, te verbergen. Sedert wij het Konings eiland bewonen, hebt gij wonderen van overleg en goedheid verricht. Niet tevreden mijne dochter en mij gelukkig te maken, hebt gij ons ook rijk gemaakt. Gij„ een edelman, aan arbeid niet ge woon, hebt in uwe dappere genegenheid de noo- dige kracht gevonden om de schoonste nederzet ting van dc geheele kust te stichten. Ik was een arm meisje, dat voor éénigen bruidschat een ver bleekt wapenschild aanbracht, en gij hebt een koninkrijk gesticht en het mij geschonken.' „Ik zou nog meer hebben willen doen, Fla viana." „Ja, ik weet, welk een macht mijn doch Ier en ik op u hebben. Gij hebt u geheel aan ons ge wijd, geen offer sclieen u te groot om ons ge luk te vérzekeren en toen gij pns maar gelukkig en rijk zaagt, hebt gij willen vergeten, dat gij nen tot remise leiden zou. Te meer is het be» wonderenswaardig, hoe de blinde speler zich dit aües voor den geest brengt, den zienden tot lee ring. 1 2 3 4 5 46 47 48 44 50 Stand: Zwart 3 schijven op 13, 35 en 40, Wit 3 schijven op: 12, 46 en 50. 1, 12—17 13—19 De sterkste tegenzet Er volgt op: 1. 7—1 1 45 45—12 12—40 wint. 13—18 18—22 22—28op28—33» a1221 wint. 37—2 2—19 46—41 41—37 en wint. 40—45 13—18 18—22 22—27. 2, 71 4045 gedw. 3. 1—12 19—24, 4. 12—17 tl 24—29 Ook op 2430 volgt wit 1744, 4641, daar* na, zooals in het hoofdspel, want op 1739?, maakt zwart remise met 3540, 4044. 5. 17*411 Deze en de voorgaande zijn feitelijk de meet diepzinnige zetten, waardoor de winst wordt ba* haald. 2934. 29—33, dan wint wit 44 17 en 176. 6. 46—41 34—40 Nu zou op 3439 de winst behaald worde* door wit 44 61 en 4136. 7. 44—6 4044. 8. 50 39 35—40. Op 4550 wint wit 4136 zeer eenvoudig 9. 4136 4550. 10. 39—33 50 28. J 11. 6:35- Gewonnen. Moge ook de winstgang in dit merkwaardig* eindspel aan enkele ervaren damspelers wellicht reeds bekend zijn, het doorzicht van den blindeq speler, die 't in dezen vorm zelf heeft bedacht^ valt niettemin in hooge mate te roemen. -f Van Probleem No. 102 ontvingen wij correct* oplossingen van dc heeren: J. v. d. Loo, te Hil* legom; A. H. v. cL Geest, te Lisse; P. Hopman* J. Metles, H. G. Teunisse, J. v. Looy, W. J. A* Malla, allen le Haarlem; A. Slinger en P. St Eype, te Schoten. P. J. v. DARTELEN. MGR. NOYEN. Uit goede bron verneemt het „Huisgezin"^ dat de HoogEerw. Pater P. Noyen uit Hels mond, thans Apostolisch Prefect in China, tol Bisschop over zijn Missiegebied gewijd zal worden. een bloedende wonde in het hart draagt." „Flaviana. wat durft gij te zeggen?" „De waarheid", antwoordde de jonge vrouw. „Het is heden niet voor het eerst, dat ik een plooi van droefheid op uw voorhoofd en trane* in uw oogen zie. Nooit hebt gij mij over uw« smart willen spreken, maar als ik niet bij u beu* wanneer sommige woorden uw oor treffen ett vooral wanneer bekende beelden voor uw 00$ verschijnen, dan komen uwe herinneringen, er* die herinneringen zijn droevig." I „Neen, neen, gij vergist u, en juist die onrust va» uwe zijde is mijn grootste zorg. Waar zo* ik bedroefd om zijn, als ik u en mijn dochteg bij mij heb?" „Gij mist uw vader en gij betreurt Frankrijk,"' 1 „Mijn vader," hernam de Flessigny met tril* lende slem. „Vergeet gij dan, dat hij zelf de ban*, den. die ons vereenigde, verbroken heeft en dal mijn vaderland mij geen duim grond meer kan gev?" „Humbert, wij worden gestraft voor een dub* bele fout Uwe edelmoedigheid wil bet nooil voor mij erkennen, maar ik begrijp het zeer goed* en wil mij zelve niet verschoonen." „Beschuldig u zelve niet, dat wil ik niet," viel hij haar in de rede, X.. -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1920 | | pagina 5