Sport en Spel
Kunst en Kennis
Opoffering,
Medische Praatjes.
Gemengd Nieuws
ZATERDAG 26 MAART 1921
Ze zaten in hun ouderwetsche, doch
gemakkelijke leunstoelen tegenover
elkaar, in de eenvoudige, gezellige
huiskamer van 't oude huis waar zij
bijna vijftig jaar alle lief en leed had
den gedeeld en waar hun kinderen
waren geboren. Beiden, de man en de
vrouw hadden zilver-witte haren, en
hun vriendelijke gerimpelde gezichten
getuigden van opoffering en liefde.
Nu, ze hadden zich toen ze beiden
nog jong en flink waren, dan ook me
nige opoffering getroost om hun zeven
kinderen, waarvan er drié jong ge
storven, en twee dochters getrouwd
en ver weg waren, tot goede, god
vruchtige menschen op te voeden.
En dit waren de vier kinderen werke
lijk geworden, ook de twee zoons, die,
nog ongetrouwd in het ouderlijke huis
woonden. En over deze zoons, vooral
over Arnold, den jongsten, het nako
mertje, maar die nu toch reeds ruim
25 jaar telde, hadden de oudjes het
op dezen Woensdag vóór Paschen.
„Neen, ik vind dat hij er de laatste
week niet goed uitziet," zei de oude
vrouw. „En hij eet bijna niets, en hij
doet wel alsof hij heel vroolijk is,
maar 't gaat niet van harte. Neen,
man, er is iets niet in orde met den
jongen."
„Kom, oudje, niets dan verbeel
ding," lachte de oude heer. „Jelui
moeders, zijn altijd nog zoo bezorgd
voor die groote jongens, alsof 't nog
papkindjes zijn. Neen, weet je wat 't
is," vervolgde hij, een nieuwe pijp
stoppend, „de jongen heeft natuurlijk
het hoofd vol plannen voor onze
gouden bruiloft en natuurlijk ook voor
Louis' aanstaand huwelijk. Jij en ik
vijftig jaar getrouwd, oudjedenk
toch eens aan, vijftig jaar te zamen.
Wie had ooit kunnen denken dat we
dezen dag nog te samen zouden mogen
vieren
„ja, Onze Lieve Heer heeft het al-
tjjd wèl met ons gemaakt," sprak
de vrouw en ze keek eerbiedig op
naar het kruisbeeld boven de deur.
„Maar toch denk ik er nu dagelijks
aan, dat we reeds over een goede veer
tien dagen onzen oudsten moeten
missen.'
„Je spreekt er over alsof de jongen
dood of zijn ongeluk tegemoetgaat,"
lachte de oude heer. „Denk toch eens
aan het geluk dat den jongen te beurt
valt Op zijn leeftijd chef van zoo'n
reuzenzaak en dan in Brussel 1 En dan
die prachtige huwelijksreis, die hij
met zijn vrouwtje zal makenNaar
Zwitserland en Italië! Hebben wij
zoo iets kunnen doen, toen wij pas ge
trouwd waren? Neen, de jongen is
een boffer, dat is hij. En zit nu maar
niet langer te piekeren over het wat
bleeke gezicht van Arnold en denk
liever aan de heerlijke dagen, die we
tegemoet gaan. Eerst Pascnen, daarna
Louis' huwelijk en ons Gouden feest
Nu, wat jij
Terwijl de ouders zoo aan 't spreken
waren, had er ook op dit zelfde ©ogen
blik een gesprek plaats op het ban
kierskantoor van Velzen en Co, waar
Arnold Borghof, de jongste zoon der
oude lieden, als kassier werkzaam was.
't Was mijnheer van Velzen zelf, die
met zijn compagnon over den kassier
sprak.'
We speien beslist een zeer gewaagd
spe! met hem te houden," zei hij.
„Hij schijnt de laatste maanden sterk
te speculeeren, en vandaag of morgen
loopt 't mis, enAls hij nu als gewoon
employé hier werkte, uu, dan kon 't
er nog door, maar de verleiding is
zoo groot voor een kassier...."
„Ja, zeker, dat stem ik volkomen
toe, begon de compagnon, „maar
toch geloof ik niet dat Borghof, ook
al verliest hij bij het speculeeren,
zich aan het geld van anderen zal
vergrijpen, daarvoor kennen we hem
toch reeds lang genoeg. En wij weten,
dat hij een verbazend groot plichts
gevoel bezit en altijd stipt accuraat is
in alles. En dan nog wat, van Velzen
speculeert niet tegenwoordig iedereen
in de marken?"
Juist wilde mijnheer van Velzen
zijn compagnon weer antwoorden,
toen er bescheiden op de deur van het
kantoor werd getikt en op het „bin
nen" van den bankier stond Louis
Borghof, Arnold's oudere broeder,
op den drempel.
„O, pardon heeren," begon hij
ecnigszins verlegen, „ik wist niet,
datemaar ik dacht mijn
broer nog hier te vinden."
„Neen, natuurlijk kunt u niet we
ten, dat dit kamertje op dit oogenblik
mijn privé-kantoor is," lachte de
bankier. „Mijn bureau wordt geverfd
en daarom sloegen we onze tenten
hier op. Uw broer zit nu zoolang in
het andere lokaal. Maar," begon hij
op meer ernstigen toon, „nu u toch
eenmaal hier bent en niemand ons op
dit oogenblik zal kunnen storen,
Wilde ik u graag eens een vraag doen.
's het u en uw ouders ook bekend,
dat uw broer de laatste maanden
speculeert
Verbaasd keek Louis Borghof den
hankier aan. „Wat, Arnold speculeert 1
r'ep hij verschrikt. „Maar daar weten
Wij niets van Kunt u mij ook. inis-
8chien zeggen, waarin hij speculeert
„Men zegt zoowat in alles nu eens
!n de suiker, dan in de tabak, en vooral
,n marken," antwoordde de bankier.
♦>En u begrijpt, dat dit zeer pcvaarlijk
is voor ïeurt.;d zooais hu, cite daarvan
geen zier verstand heeft."
„Maar daar moet hij oogenblikke-
lijk mee ophouden, voordat het te
laat is," sprak de oudere broer op
afkeurenden toon.,,Hoe komt hij daar
toch toe Maar ik zal hein er eens flink
over onderhouden. Nog vandaag zal
ik, zordor dat mijn ouders het merken,
met hem spreken. Want ik zou niet
Willem, dat vader zoo iets goorde.
Arnold is de jongste van ons allen,
en zij stellen zoo'n onrindig groot_ ver
trouwen in hem. Dat moet zoo blijven,
weet u. Vooral omdat ik de oudjes
kort na Paschen ga verlaten."
„O ja, dat hoorde ik," sprak mijn
heer van Velzen. „U wordt chef en
zal dan spoedig naar Brussel moeten
vertrekken."
„Ja, maar e*rst stap ik hier in 't
huwelijksbootje en daarna maken
mijn vrouwtje en ik een huwelijks
reisje naar Zwitserland en Italië,"
antwoordde Louis. En toen lachend
„Ik heb gelukkig nooit gespeculeerd,
van daar dat -ik me nu de weelde van
zulk een prachtreis kan veroorloven,
'k Kwam eigenlijk juist hier om Ar
nold, die ik nog dacht hier te vinden,
te vragen wat contanten hier in de
safe te bergen, maar dat kan nu mor
gen ook nog wel." Toen groette Louis
Borghof de beide heeren, bedankte
nog eens voor de waarschuwing en
beloofde weer dat hij zijn best zou doen
om Arnold op den goeden weg terug
te brengen. „Dan zal dat een dubbel
prettige Paschen voor hem zijn," zei
hij.
„Het ware te wenschen, dat Arnold
zoo flink en verstandig was als zijn
broeder," begon weer de bankier,
toen Louis was heengegaan. „Om hem
en zijn brave ouders, zou ik het be
paald jammer vinden, als we den
jongsten Borghof moesten ontslaan.
Want dat gebeurt de eerste de beste
keer als er Tets aan de kas ontbreekt."
„Kom, kom, zoo erg zal het wel niet
loopen," antwoordde zijn compagnon.
„Laten we nu eerst kalm afwachten,
welke goeden invloed de oudere broe
der op den jongsten heeft. En., 't js
bijna Paschen, dan kijkt ieder hoe 't
er in zijn binnenste uitziet en dan
komen zooveel zaken, die verkeerd
zouden loopen, weer in 't rechte
spoor
„Nu, we zullen er 't beste van ho
pen," sprak de bankier.
Terwijl nu de heer van Velzen en zijn
compagnon over de Borghofs spraken,
was Louis in gepeins verzonken naar
huis gegaan.
„Arnold is zeker boven op zijn ka
mer I" vroeg hij zijn moeder, toen hij
haar en zijn vader had begroet.
„Neen, hij is nog niet thuis," ant
woordde de oude heer. „Zeker veel
te doen op 't kantoor, tegen Paschen."
„Ja, dat is wel mogelijk, vader,"
zei Louis afgetrokken.
Even later hoorde hij de sleutel in
het slot van de voordeur omdraaien
en daarna stapte Arnold Borghof,
maar nu met een doodsbleek gezicht,
het vertrek binnen.
Louis en zijn moeder keken hem aan.
De moeder angstig, dat haar lieveling
nu werkelijk heel ziek was, snelde op
hem toe en vroeg„Wat heb je toch,
mijn jongen Je ziet zoo bleek
,,'k Voel me werkelijk niet ai te best,
moeder," antwoordde Arnold met een
vergecfsche poging om dit zoo onver
schillig mogelijk te zeggen. Maar Louis,
die niets had gezegd, maar zijn broer
in al zijn bewegingen gadesloeg, be
merkte hoe zijn stem bee de en hoe hij
zijn anders zoo vroolijke, open oogen
voor moeder's angstigen blik hield
neergeslagen.
„Kom, ga een oogenblik liggen
begon nu de vader. „Je bent misschien
wat moe en overwerkt. Zeker druk
geweest de laatste dagen,Ihè jongen 7'
„Ja, vader." Dit klonk als een ban
ge zucht, zoodat nu ook Louis zijn
broer medelijdend aankeek, hem bij
den arm nam en tot hem zei„Kom,
Nol, laat mij je eens naar je kamer
brengen, als In den tijd toen je nog een
kleine jongen was en.,— ondeugend
was geweest."
't Was alsof Arnold de laatste woor
den maar al te goed begreep, want hij
liet zich bijna willoos naar zijn kamer
leiden. Daar gekomen viel hij op een
stoel neer, verborg het hoofd in de
handen en barstte in hevig snikken
uit.
Louis liet hetn eerst uitsnikken en
daarna op zijn broer toeloopend en
hem stevig bij den arm pakkend,
begon hij„Kom, kerel, je weet dat
je mij kunt v .rtrouwen. Kom, vertel
op, wat is er mors je gebeurd Heb
je gespeculeerd en veel verloren
Kom, zeg op, hoeveel wel Je ziet,
dat ik meer weet, dan jij denkt. Vertel
dus dadelijk alles en zonder omwegen.
Doe je dat, dan is alles nog in orde
te maken, zonder dat de goede oudjes
er iets van te weten komen. Want 't
zou hun dood zijn, Nol, als ze wisten,
dat ij hun Benjamin, iets had gedaan
dat niet goed "is, geloof dat maar.
Hun vertrouwen in jou is zóó groot,
en als dit vertrouwen werd geschokt
dan.. God alleen weet, wat er dan
zou gebeuren, Nol.... Dan., dan.,
zouden zij misschien hun gouden brui
loft niet meer beleven, Waarvan zij
zich zóóveel hebben voorgesteld, waar
ze zich, als twee kinderen, op hebben
verheugd.. Toe, broer, vertel me dus
alles, en ik, ik zal alles doen om je
te helpen
„Maar ik ben niet meer te helpen,"
barstte de jongste uit. „Ik ben verlo
ren 1 Ik ben een diefeen diep ramp
zalige diefMisschien zit ik morgen
reeds in de gevangenis...."
„Maar zeg dan toch, wat je deed
riep Louis, zijn handen wringend.
„Zeg het dan inch 1 Wien heb ie besto
len V En hoe ben je er toe genomen?
Toe, houd nu eens op Riet snikken en
vertel eens alles misschien is het nog
goed te inaken."
„Neen, dat kan niet meer," ant
woordde nu Arnold. „Maar, bij God,
Louis, mijn plan was niet om te stelen.
Luister, dat ik speculeerde, weet je nu,
cn dit is werke.Iijk zoo. 't Was een
der heeren van het kantoor, die me
er toe overhaalde om 't nü eens in
de suiker te probeerende prijzen
waren stijgende, en voor twee duizend
gulden zou ik, binnen eenige dagen,
het dubbele terug krijgen. En ik, ik
liet me door hem overhalen en nam
aandeelen. Maar daar ik zelf slecht
bij kas was, leende ik het geld uit
de kantoor-kas, denkende dit bin
nen enkele dagen terug te geven.
Maar ziet, nu stonden gisteren en ook
vandaag de aandeelen ver beneden
pariEn o, mijn God, vóór Goeden
Vrijdag wordt de kas nagekeken, dus
misschien reeds morgen, en dan.,
dan is er twee duizend gulden tekort.
En men zal mij, den dief, naar de ge
vangenis brengen 1 O, Louis, wie had
dat ooit kunnen denken. Ik een
dief
Met meer medelijden dan streng
heid keek Louis zijn jongeren broer
aan. Daarna sprak hij met trillende
stem „Nu zie je, waar dat vervloekte
speculeeren op uitloopt. Zeg, waarom
deed je dat Waarom niet geluisterd
naar vader's woorden, als hij ons ver
telde van brave lieden, die alleen door
hun zucht tot speculeeren slecht wer-
denen zich vergrepen aan geld van an
deren. En ben je niet genoeg gewaar
schuwd door slechte voorbeelden
Foei, Nol, hoe heb je zoo iets vreese-
.lijks kunnen doen I Heb je nu onder
vonden, waartoe je door zoo iets kunt
komen Nu, nu ben je een dief ge
worden I En hoe zal je je leven eindi
gen
„Ja, 'k weet het," kermde Arnold.
,,'t Eenige, dat mij uit de gevangen
is kan houden is., te sterven..'
„Daar denken we nog lang niet aan,'
sprak streng de oudere broeder. „We
moeten er nu eerst aan denken, hoe
wij onze brave oudjes voor schande
kunnen bewaren, en dat hün naam en
de onzen niet wordt geschandvlekt.
Eneven dacht Louis na, en toen
begon hij met een stem, die bijna op
snikken leek„Nooit, nooit, mogen
de goede oudjes weten, dat ij, hun
Benjamin, zoo iets deed. En luister
nu goed, Nol, 't is alleen om hunnent
wil, dat ik je redden zal." Toen hij
dit zeide stroomden hem de tranen
langs de wangen. „En we moeten hen
dit jaar een prettige Paschen en een
gelukkig gouden feest bezorgen, dat
zullen wij, Nol" Nu haalde hij uit den
binnenzak van zijn jas een portefeuille
en nam daaruit eenige bankbiljetten.
„Hier is het geld, Nol, dat ik voor
mijn huwelijksreis had bestemd,"
ging hij voort, „neem het en breng
zoo gauw je kunt het geld, dat je uit
de kas nam, terug. Misschien heeft
„Neen, die opoffering is te groot,
Louis," snikte de jongste. „Neen,
ik mag dat geld niet aannemen. Je
hebt je zooveel voorgesteld van die
huwelijksreis, cn die zoudt ge nu niet
kunnen maken! Neen, ik mag het niet
aannemen..
„Denk je soms, dat ik een huwe
lijksreis wil maken, als ik weet dat
mijn brave ouders van verdriet weg
kwijnen, omdat hun zoon in de gevan
genis zit I" sprak Louis op strengen
toon. „Neem het dus aan en gauw ook,
en houd je dan flink en zie dat je het
nog heden, zoo dit mogelijk is, onge
merkt terug geeft."
Neen, dat Louis een edel en braaf
karakter had, dat wist Arnold al vanaf
den tijd, toen hij nog een kleine jongen
was. Maar dat hij zich zoo kon opoffe
ren, en hem, den dief, het geld te geven
dat voor zijn huwelijksreis was be
stemd, om da prachtige reis naar Italië
to maken, waarop Louis on zijn
land en Italië, waarop Louis en zijn
aanstaand vrouwtje zich reeds, maan
den lang hadden verheugd, en dat zij
nu niet zouden kunnen maken. Toen
hij aan dit alles dacht, vooral aan
Louis' groote opoffering, duwde hij
bijna ruw diens hand terug. „Neen,
Louis, ik kan en mag het niet van je
aannemen l" riep hij uit. „Hadt je
het geld voor iets anders bestemd, dan
zou ik dit doen, en ik zou zóó sparen,
dat ik het je later terug zou kunnen
geven. Maar nu het voor je huwelijks
reis is bestemd, mag ik het niet doen.
Neen, je moogt het mij niet geven,
ook ter wille van Marie niet. Wat
zal zij wel denken
Marie zal niets denken,als ik haar
vertel, dat we dadelijk na ons huwelijk
naar Brussel moeten afreizen, opdat
ik zoo spoedig mogelijk den tcgenwoor-
digen chef af kan lossen. Ze weet
immers, dat de man ziekelijk is en dat
ik daarom in zijn plaats kom."
Met deze woorden trachtte Louis
zijn broeder te bewegen het geld aan
te nemen en het in de kas Terug te
brengen, voordat men het te kort
zou bemerken. En toen hij eindelijk
Arnold zoo ver gekregen had dat deze
de bankbiljetten in zijn portefeuille
bergde, ging hij met een voldaan ge
voel, dat alles nu in orde kwam, en
dat de ouders een gelukkige paschen
en een heerlijke gouden bruiloft zou
den hebben, naar beneden. Aan het
prachtige reisje, dat hij nu niet kon
maken, dacht hij heeleniaal niet. Hij
voelde zich zelf zóó licht en zóó geluk
kig, alsof hem dien dag een buitenge
woon geluk was ten deel gevallen.
In die stemming ging hij dien namid
dag ook naar liet huis van zijn bruid.
En nog dienzelfden dag vertelde hij
haar. dat er voorloojjig van de huwe
lijksreis naar Zwitserland en ftatie
niets kon komen, omdat hij bericht1
bad ontvangen, om dadelijk na zijn
huwelijk, of nog eerder als dit kon,
naar Brussel te komen. „Maar, uitstel
Is geen afstel, begrijp je, Miesje? Nu
zullen we dit het volgende jaar doen,
hè?"
„Als God het wil, ja," antwoordde
Marie. En toen lachend„Maar we
maken nu toch een huwelijksreis,
Louwe gaan toch naar Brussel 1
Een pracht-reis, hoor I"
Paschen was gekomen. En 't was
een heerlijk en gezegend feestVooral
in het huis der Borghofs. De oudjes
waren zoo dankbaar en zoo gelukkig,
dat zij nu ook weer te samen het feest
der Opstanding mochten vieren. En
toen zij op Paaschmorgen met hun
twee jongens en hun aanstaande
schoondochter naar de Mis gingen,
voelden beiden zich nóg gelukkiger,
omdat hun kinderen even braaf en
godvruchtig waren als zij zelf. Met
trotsch keek de vader naar de groote
mannen, zijn jongens, cn ook de moe
der keek met welgevallen naar hen,
vooral naar Arnold, haar lieveling,
haar Benjamin.
En Arnold, die zich zelf nog zoo héél
schuldig gevoelde, en dit met mocht
laten blijken, zooals Louis hem dien
morgen nog eens op het hart had ge
drukt, keek, met tranen van dank
baarheid in de oogen, op zijn ouderen
broeder die hem had gered, en de oud
jes zulk een heerlijk Paaschfeest had
bezorgd, en hij fluisterde hem toe
„Later kan ik je wèl het geld terug
betalen maar wat je voor mij en de
oudjes deed, is niet te betalen.."
„Jawel," fluisterde Louis terug,
„de eenige en beste betaling zal zijn,
dat jij nooit meer zal speculeeren,
zelfs niet met de marken. Je ziet tot
welke ellende zoo iets je brengen kan."
„Wat, zei je lui iets?" vroeg de
oude heer, die wat doof werd. „En
wat kijken jullie ernstig."
„Ja, vader," antwoordde Louis,
„Arnold vindt het zoo jammer, dat
we nu die prachtige huwelijksreis niet
kunnen maken. Maar die doen we nu
een jaar later. Uitstel is geen afstel 1
Maar ons huwelijk en uw gouden brui
loft stellen we niet uit, hoor 1"
„O, neen!" riepen vader en moeder
Borghof tegelijk uit, „dat zal een heer
lijk feest worden, maar toch wel jam
mer voor jelui, dat je nu dat reisje
moest opofferen."
„Het is geei opoffering als je daar
door anderen kunt helpen en gelukkig
kunt maken," zei Louis met een knip
oogje tot zijn broeder.
Arnold keek hem met groote dank
baarheid in zijn blik aan en dacht
„Wat is hij edel en goed
Thans wil ik een oogenblik uw aam
dacht vragen voor een U allen bij na
me zonder twijfel wel bekende aan
doening nl. de Rachitis of Engelsche
ziekte. Allereerst moet ik U er dan
opmerkzaam op maken, dat deze ziek
te niet haar naam draagt berustend
op het feit, dat zij zooveel in Engeland
zou voorkomen. Hoewei aldaar zeer
onbekend, komt zij toch onder de Brit-
sche bevolking niet meer voor dan in
andere landen met een gematigd kli
maat. Niettegenstaande deze aandoe
ning al lang bekend was, gelukte het
eerst aan den Engelschnian Glisson,
die in de 17e eeuw leefde een ruim
of meer volledige beschrijving over
dit lijden te geven en wat meer licht
te werpen op deze ziekte dan tot nog
toe het geval was geweest. In aanmer
king genomen de talrijke onderzoe
kingen, die in verband met de ge
schriften van Glisson, welke zoo be
langrijk waren, dat men voortaan
sprak van „Engelsche ziekte" het ge
volg waren, is men er heden ten dage
nog niet in geslaagd de lijdelijke oor
zaak, die aan dat lijden ten grondslag
ligt, te ontdekken. Hoewel dit eenigs-
zins een teleurstelling is, toch is men
niet op één hoogte blijven staan.
Immers, wij weten thans, dat de uit
wendige omstandigheden, waaronder
het kind opgroeit, van buitengemeen
groote beteekenis zijn. Zoo vinden wij,
dat de Rachitis vooral welig tiert in
de sloppen en stegen dezer groote
steden, waarin het kind onttrokken is
aan de frissche lucht en het zonlicht,
waaraan het groeiende organisme
zoo'n groote behoefte heeft. Hoewel
deze otnstandighedén van zeer groote
waarde zijn, zijn toch ook nog andere
foctoren mede in 't spel want men ziet
af en toe ook een kind van de best
gesitueerde ouders, die geld noch goed
sparen, overgeleverd aan de Rachitis.
Langen tijd heeft men nu gemeend,
dat de voeding en wel speciaal het
kalkgehalte een hoofdrol speelde. Het
te kort aan kalk zou dan ook de hoofd
oorzaak zijn en zoo was het verklaar
baar, aldusredeneerde men verder,
dat het beenderenstelsel zoo buigbaar
werd. Het was zonder twijfel een min
of meer voor de hand liggende verkla
ring, die zich a. h. w. aan de onder
zoekers op dit gebied opdrong. De
proefnemingen, vooral der laatste ja
ren, hebben echter aan het licht ge
bracht, dat dit alles op foutieve grond
slagen berust en het kind in 'F alge
meen wel het quantum kalk, noodig
voor den opbouw van het beenderen
stelsel, naar binnen krijgt, doch het
organisme dit materieel niet op de
juiste wijze weet te benutten. Wat
hiervan de reden is, is nog een open
vraag echter, waarop ik U het ant
woord moet schuldig; blijven.
De Rachitis nu tast net kind in de
eerste levensmaanden aan en al naar
den ernst van het geval schrijdt zij
langzamerhand in meerdere of minde
re mate voort om gewoonlijk gedu
rende het tweede levensjaar haar hoog
tepunt te bereiken. Meestal loopt de
zaak dan verder goed af. Naast deze
aandoening op zeer jeugdigen leeftijd
kennen wij ook de z.gn. „Rachitis
tarda" of „late rachitis die op tien
i twaalfjarigen leeftijd zich eerst
openbaart, ja soms wel later, nl. als
de jongeling reeds een beroep gekozen
heeft. Men meende vroeger dat het
mannelijke geslacht meer de dupe
werd van deze ziekte dan het vrouwe
lijk element, docj later is bij nauwkeu
riger onderzoek gebleken, dat beiden
elkander niet veel te verwijten hebben.
De rachitis nu, begint geheel en al
ongemerkt, zoodat wij niet in staat
zijn, zelfs niet bij eenige benadering,
het tijdstip op te geven, waarop de
ziekte eigenlijk is uitgebroken. Dit is
wel een buitengewoon merkwaardig
feit, want wij kennen maar betrekke
lijk weinig aandieningen die zoo slui
pend beginnen als de Rachitis. Eerst
als het kind den leeftijd bereikt heeft,
waarop normale kinderen plegen te
gaan loopen en dit elke poging hiertoe
achterwege laat, dan begint eenigs-
zins het vermoeden van „Engelsche
ziekte" bij de ouders te komen, vooral
als men bovendien nog hier en daar
in staat was nog eenige afwijkingen
van het beenderenstelsel te kunnen
constateeren. Evenzoo is dit het geval
bij die groep van kinderen, die wel
pogingen tot loopen in 't werk stellen
en daarin, zij 't dan ook eenigszins
met veel moeite, ten slotte slagen,
doch daarna één en ander weer opge
ven. Dit is dan ook een zeer verdacht
teeken voor de ouders, die eenige ken
nis van zaken hebben en een reden
om zich fluks naar den medicus te be
geven.
In een deel van de gevallen, die
zich later zullen openbaren als Engel
sche -ziekte, zijn de kinderen al gerui-
men tijd wat onrustig, voornamelijk
's nachts, terwijl ook vaak het maag-
darmkanaal eenigermate zijn plicht
verzaakt en zij minder goede eetlust
hebben dan anders. Typisch is ookshet
sterke transpireeren der kleinen en in
't algemeen hebben zij een zeer labiel
vaatsysteem d. w. z. soms vertoonen
zij een sterke blos op de wangen, dan
weer zien zij erg witjes. Wanneer zich
nu al die verschijnselen event, voor
doen, dan zijn wij evenwel niet in
staat de Racnitis hieruit te voorspel
len, doch zijn de afwijkingen aan het
beenderenstelsel de eerste, die hierop
de aandacht vestigen.
Ik wil U voorstellen deze allereerst
den volgenden keer onder de oogen
te zien, terwijl dan tevens nog enkele
andere belangrijke punten ter sprake
gebracht zullen worden.
VOETBALOVERZICHT.
Met groote belangstelling ziet voetbal
lend Nederland den tweeden Paaschdag
tegemoet.
Dan toch immers zal in 't Amsterdam-
sche Stadion weder een internationale
ontmoeting plaats hebben. Nederland zal
In 't voetbalstrijdperk treden tegen Zwit
serland. De Zwitsers wonnen het vorig
jaar met 21, thans aan de volgende elf
Nederlanders om te zorgen dat Oranje
de zege zal behalen.
De namen zijn v. Tilburg, Baay, Ste
vens, Campionl, Hoogstede, de Kruyff
de Natris, Boeiie en Dé Kesslcr, Delsen
en Oupfert.
Dit is ongetwijfeld niet het sterkste
elftal dat „AU Holland" op de been kan
brengen. Oevolg van de Noordelijke
kwestie
De Haarlem-speler Baay heeft de nie t
gemakkelijke taak om den eminent spe
lenden Denis te vervangen. Gezien de
schitterende prestatie van den roodbroek
bi] den oefenwedstrijd, kunnen wij niet
anders dan de keuze van de N. E. C. toe
juichen. Met Stevens, de Zuiderling, die
eveneens zijn plaats wel waard zal zijn
vormen zij een goeden voorpost voor doel
man v. Tilburg die voor het eerst het
Nederiandsche heiligdom zal verdedigen.
De spilplaats is tenslotte nog toegewezen
aan den N. A. C.'er Hoogstede, wat hij,
evenals Baay te danken heeft aan zijn
subliem spel Zondag i. I. vertoond.
Als vleugelhalfs fungeeren Camploni
rechts, cn de Ajaxied de Kruyff in plaats
van Steeman links. Deze belde spelers
moeten hun oranje jersey nog verdienen.
O. i. is dan ook de half linie het zwakke
gedeelte van het elftal.
In de voorhoede hebben wij het volste
vertrouwen. De Natris en Gupffert op de
beide vleugels met Deetje als spefver-
deelcr en Boelle en de kleine Delsen op de
beide binncnpl aatsen zullen wel in staat
zijn, mits de steun van achteren voldoen
de is, om voor één en misschien meerdere
doelpunten te zorgen.
Met spanning zien we den strijd tege
moet.
Wij rekenen op een eerlijken strijd waar
bij de sterkere zal zegevieren.
„REFEREE"
Tweede Blad.
een flinke, krachtige jonge man,
men no§ niets bemerkt.. Kom, neem
het, 't is om de eer van de oudjes,
die onbesmet moet blijven...."
RACHITIS I.
EEN MAGELHAES-COMMISSIE.
Do herdenking in. Spanje en Portugal
van de groote ontdekkingsreis van Fernao
de Magalhaes en Sebastan d'Elcano vóór
vier eeuwen, waardoor niet alleen de zuid
westelijke doorvaart van Amerika, maar
ook de Stille Zuidzee werd ontdekt cn ge
opend, en de eerste reis om de aarde werd
volbracht, een werelddaad waarop Spanje
en Portugal gezamenlijk onsterfelijken
roem mogen dragen, vindt ook in Neder
land wanne deelneming. Beter dan eenig
ander volk kan het Nederiandsche, welks
geschiedenis zoo nauw met deze en met
andere ontdekkingsreizen der 16e en 17e
eeuw is verbonden, waardeeren wat door
die ondernemendo zeelieden is tot stand
gebracht, daden, waarvan vele volken de
vruchten hebben geplukt.
Om daaraan uiting te geven heeft zioh
een Nederiandsche I'ernao de Magalliaes-
Commissie gevormd.
Deze commissie wil uit naam van 'L Ne-
derlandsche votk aan de Aardrijkskundigs
Genootschappen te Madrid en Lissabon
elk een blijvend aandenken aanbieden, be
staande uit een schilderstuk van Fr. Ilo-
gerwaard voor Madrid en een geschilderd
raam, ontworpen door Toorop, voor Lis
sabon welke beide die gebeurtenis in
beeld zullen brengen.
De commissie doet oen beroep op vrou
wen en mannen der Nederiandsche natie,
om steun lot dat doel. Nederland kan ook
hier toouen, dat het groote daden in de
geschiedenis van zuslematiën hoog ver
eert En dit is hier te meer liet geval,
waar die daden zoo nauw met onze eigent
ontwikkelingsgeschiedenis verbonden zijn.
Albums, gecalfigrafeerd door G. A. Lui-
lingh, met de namen van hen die bijdra
gen, zullen bij de geschenken gevoegd wor
den.
Bijdragen worden ingewacht hij don
penningmeester der oommissie, K. Marang
van IJsselvcere, Louise de Colignyplein 39,
's-Gravcnliage.
Het Eere-coanité der Commissie beslaat
uit: S. de Graaf, 's-Gravenhage, minister
van koloniën; J. T. Crenier, Santpoort,
oud-minister van koloniën; dr. J. W.
IJzerman, s-Gravenhage, voorz. van hel
Kon. Ned. Aardrijksk. Genootschap.
Voorzitter van het Uitvoerend comité in
prof. Dr. H. Blink le 's-Hage; sccr. J. d<
Flines, industrieel te Amsterdam.
GROOTHEIDSZIEKTE IN DRENTE.
Wij lezen in de „Asser Crt.":
„In een gemeente in Assen's nabij
heid, waar men het nogal eens over d«
belastingen hoeft en moppert over de
navordering, woont ook een boertje, dal
den laatsten lijd wat zonderling doet. Zijl
woning was langen tijd zeer primitief, doch
in den oorlogstijd schenen de zaakjes nia
slecht te gaan. Ondanks zijn benepen wo
ning noemde men hem soms O.W.er D«
belastinggaarders hebben hem thans ook
le pakken, ondanks zijn protest Hij ii
wat gaan bouwen, woont nu beter, bestel
de ook modem meubilair. En zelf vol
daan noodde liy een kennis; Kom een»
kykeul «L
De kennis kwam, keek verwonderd,
verwachtte immers uiot die moderne weel
derigheid bij den vriend, die nooit wilde
toegeven dat het hom goedging en va-ik
klaagde.
De gastheer wenkte en wees een clubze-
tel aan; de kennis verbaasde zich nog
meer zijn vriend schoen het een tikje 1»
pakken le hebben! De gast keek weifelend
en onderzoekend rond. Hoogmoedswaan
zin? Grooüheidsziekte? De ander nam met
waardig bewegen plaats in den eerezetd,
en vroeg na een stilte indrukwekkend ca
royaal:
Wat zal je gebruiken meneer?
De kennis was tot nu toe ninuncr me
neer genoemd door zijn vriend, begreej
echter dat deze te midden der nieuwe in
richting dat passend von 1 en antwoordde
in nieuwen toon bij de nieuwe meubels:
Kop koffie, meneer, asjeblieft,
Sigaartje, meneer?
Asjeblieft meneer!
De gastheer greep statig een bel, op sier
lijk tafeltje. Hij belde kordaat. Bescheid ca
trad een vrouw binnen. De kennis voolde
zijn verwondering stijgen, want hij erken
de de huisvrouw en ochlgenoofe. De gast
heer bestelde, zijn vrouw bracht hel sci-
laugde en verdween weer bescheiden.
Een Lucifer, meneer?
Graag meneert 1
De huisheer belde weder, de huisvrouw
verscheen weder, deed haar dienst en ver
dween weer.
En hoe vindt je het Mor rat, meneer?
vroeg het boertje met trotsohe uitdaging.
Bedient je vrouw je aldoor ais je
belt meneer?
Natuurlijk meneer. Wet zeg' je,
meneer?
Dat je vrouw gek is, dat ze zoo naar
je pijpen danst! En dat jij je vrouw als
een dienstmeid gebruikt, is een schande.
De gaslilieer was beleedigd; de kennii
ging heen 't boertje belde nog oens, be
stelde nog wat, keek nog oens naar <ki
moderne kamer-inrichting, voelde zich be
zitter en meester, verzoende zioh weer met
alles en vergat zijn ergernis.
Men zegt ondertusschen, dat deze weel
de niet lang kan duren, want de O. W.
schijnt al zoo wat verbruikt.
ERNSTIG ONGEVAL.
Woensdagmiddag kwart over vier heeft
op het open terrein aan bet Ooslplein,
naast het Schielandsch stoomgemaal le
Rotterdam een ernstig ongeval plaals ge
had.
Onder leiding van den aannemer D. is
men daar bozig oude fundeeringen te om
graven. Door onbekende oorzaak ver
schoof een groote hoeveelheid grond
waardoor twee werklieden bedolven wer
den.
48-jarig» P. B. uit de Crooswijksclie-
straat, die het eerst uit zijn benarde posi
tie bevrijd werd, bleek slechts eenige onl-
veHingen aan de beenen opgeloopen 1»
hebben, terwijl hij nog over pijn in dei
rug klaagde. Na in het groote ziekenhuis
voorloopig verbonden te zijn, kon hij zich
naar zijn woning begeven.
Den 71-jarigen N. de O. uit de Caflm-
rinastraat die op het moment van het on
geval een boevoet in de hand had, drong
dit werktuig dóór den mond in het ge
hemelte, waardoor de man op slag gedood
werd.
SCHIPBREUK VAN EEN MOTORVAAR
TUIG.
Hot motorvaartuig „Neutraal", schipper
Ouerwijk van Rotterdam, geladen mei
kunstmest van Rotterdam met bestemming
Francker, is gisteren tussdhen Marken cn
Enkhuizen tengevolge van liooge zeeën ge
zonken. De stoomboot Sncesk 4 hoefl de
vier opvarenden gered cn te Enkhui/, ca
aan wal gebracht.