Sport en Spel Kunst en Kennis Opoffering, Medische Praatjes. Gemengd Nieuws ZATERDAG 26 MAART 1921 Ze zaten in hun ouderwetsche, doch gemakkelijke leunstoelen tegenover elkaar, in de eenvoudige, gezellige huiskamer van 't oude huis waar zij bijna vijftig jaar alle lief en leed had den gedeeld en waar hun kinderen waren geboren. Beiden, de man en de vrouw hadden zilver-witte haren, en hun vriendelijke gerimpelde gezichten getuigden van opoffering en liefde. Nu, ze hadden zich toen ze beiden nog jong en flink waren, dan ook me nige opoffering getroost om hun zeven kinderen, waarvan er drié jong ge storven, en twee dochters getrouwd en ver weg waren, tot goede, god vruchtige menschen op te voeden. En dit waren de vier kinderen werke lijk geworden, ook de twee zoons, die, nog ongetrouwd in het ouderlijke huis woonden. En over deze zoons, vooral over Arnold, den jongsten, het nako mertje, maar die nu toch reeds ruim 25 jaar telde, hadden de oudjes het op dezen Woensdag vóór Paschen. „Neen, ik vind dat hij er de laatste week niet goed uitziet," zei de oude vrouw. „En hij eet bijna niets, en hij doet wel alsof hij heel vroolijk is, maar 't gaat niet van harte. Neen, man, er is iets niet in orde met den jongen." „Kom, oudje, niets dan verbeel ding," lachte de oude heer. „Jelui moeders, zijn altijd nog zoo bezorgd voor die groote jongens, alsof 't nog papkindjes zijn. Neen, weet je wat 't is," vervolgde hij, een nieuwe pijp stoppend, „de jongen heeft natuurlijk het hoofd vol plannen voor onze gouden bruiloft en natuurlijk ook voor Louis' aanstaand huwelijk. Jij en ik vijftig jaar getrouwd, oudjedenk toch eens aan, vijftig jaar te zamen. Wie had ooit kunnen denken dat we dezen dag nog te samen zouden mogen vieren „ja, Onze Lieve Heer heeft het al- tjjd wèl met ons gemaakt," sprak de vrouw en ze keek eerbiedig op naar het kruisbeeld boven de deur. „Maar toch denk ik er nu dagelijks aan, dat we reeds over een goede veer tien dagen onzen oudsten moeten missen.' „Je spreekt er over alsof de jongen dood of zijn ongeluk tegemoetgaat," lachte de oude heer. „Denk toch eens aan het geluk dat den jongen te beurt valt Op zijn leeftijd chef van zoo'n reuzenzaak en dan in Brussel 1 En dan die prachtige huwelijksreis, die hij met zijn vrouwtje zal makenNaar Zwitserland en Italië! Hebben wij zoo iets kunnen doen, toen wij pas ge trouwd waren? Neen, de jongen is een boffer, dat is hij. En zit nu maar niet langer te piekeren over het wat bleeke gezicht van Arnold en denk liever aan de heerlijke dagen, die we tegemoet gaan. Eerst Pascnen, daarna Louis' huwelijk en ons Gouden feest Nu, wat jij Terwijl de ouders zoo aan 't spreken waren, had er ook op dit zelfde ©ogen blik een gesprek plaats op het ban kierskantoor van Velzen en Co, waar Arnold Borghof, de jongste zoon der oude lieden, als kassier werkzaam was. 't Was mijnheer van Velzen zelf, die met zijn compagnon over den kassier sprak.' We speien beslist een zeer gewaagd spe! met hem te houden," zei hij. „Hij schijnt de laatste maanden sterk te speculeeren, en vandaag of morgen loopt 't mis, enAls hij nu als gewoon employé hier werkte, uu, dan kon 't er nog door, maar de verleiding is zoo groot voor een kassier...." „Ja, zeker, dat stem ik volkomen toe, begon de compagnon, „maar toch geloof ik niet dat Borghof, ook al verliest hij bij het speculeeren, zich aan het geld van anderen zal vergrijpen, daarvoor kennen we hem toch reeds lang genoeg. En wij weten, dat hij een verbazend groot plichts gevoel bezit en altijd stipt accuraat is in alles. En dan nog wat, van Velzen speculeert niet tegenwoordig iedereen in de marken?" Juist wilde mijnheer van Velzen zijn compagnon weer antwoorden, toen er bescheiden op de deur van het kantoor werd getikt en op het „bin nen" van den bankier stond Louis Borghof, Arnold's oudere broeder, op den drempel. „O, pardon heeren," begon hij ecnigszins verlegen, „ik wist niet, datemaar ik dacht mijn broer nog hier te vinden." „Neen, natuurlijk kunt u niet we ten, dat dit kamertje op dit oogenblik mijn privé-kantoor is," lachte de bankier. „Mijn bureau wordt geverfd en daarom sloegen we onze tenten hier op. Uw broer zit nu zoolang in het andere lokaal. Maar," begon hij op meer ernstigen toon, „nu u toch eenmaal hier bent en niemand ons op dit oogenblik zal kunnen storen, Wilde ik u graag eens een vraag doen. 's het u en uw ouders ook bekend, dat uw broer de laatste maanden speculeert Verbaasd keek Louis Borghof den hankier aan. „Wat, Arnold speculeert 1 r'ep hij verschrikt. „Maar daar weten Wij niets van Kunt u mij ook. inis- 8chien zeggen, waarin hij speculeert „Men zegt zoowat in alles nu eens !n de suiker, dan in de tabak, en vooral ,n marken," antwoordde de bankier. ♦>En u begrijpt, dat dit zeer pcvaarlijk is voor ïeurt.;d zooais hu, cite daarvan geen zier verstand heeft." „Maar daar moet hij oogenblikke- lijk mee ophouden, voordat het te laat is," sprak de oudere broer op afkeurenden toon.,,Hoe komt hij daar toch toe Maar ik zal hein er eens flink over onderhouden. Nog vandaag zal ik, zordor dat mijn ouders het merken, met hem spreken. Want ik zou niet Willem, dat vader zoo iets goorde. Arnold is de jongste van ons allen, en zij stellen zoo'n onrindig groot_ ver trouwen in hem. Dat moet zoo blijven, weet u. Vooral omdat ik de oudjes kort na Paschen ga verlaten." „O ja, dat hoorde ik," sprak mijn heer van Velzen. „U wordt chef en zal dan spoedig naar Brussel moeten vertrekken." „Ja, maar e*rst stap ik hier in 't huwelijksbootje en daarna maken mijn vrouwtje en ik een huwelijks reisje naar Zwitserland en Italië," antwoordde Louis. En toen lachend „Ik heb gelukkig nooit gespeculeerd, van daar dat -ik me nu de weelde van zulk een prachtreis kan veroorloven, 'k Kwam eigenlijk juist hier om Ar nold, die ik nog dacht hier te vinden, te vragen wat contanten hier in de safe te bergen, maar dat kan nu mor gen ook nog wel." Toen groette Louis Borghof de beide heeren, bedankte nog eens voor de waarschuwing en beloofde weer dat hij zijn best zou doen om Arnold op den goeden weg terug te brengen. „Dan zal dat een dubbel prettige Paschen voor hem zijn," zei hij. „Het ware te wenschen, dat Arnold zoo flink en verstandig was als zijn broeder," begon weer de bankier, toen Louis was heengegaan. „Om hem en zijn brave ouders, zou ik het be paald jammer vinden, als we den jongsten Borghof moesten ontslaan. Want dat gebeurt de eerste de beste keer als er Tets aan de kas ontbreekt." „Kom, kom, zoo erg zal het wel niet loopen," antwoordde zijn compagnon. „Laten we nu eerst kalm afwachten, welke goeden invloed de oudere broe der op den jongsten heeft. En., 't js bijna Paschen, dan kijkt ieder hoe 't er in zijn binnenste uitziet en dan komen zooveel zaken, die verkeerd zouden loopen, weer in 't rechte spoor „Nu, we zullen er 't beste van ho pen," sprak de bankier. Terwijl nu de heer van Velzen en zijn compagnon over de Borghofs spraken, was Louis in gepeins verzonken naar huis gegaan. „Arnold is zeker boven op zijn ka mer I" vroeg hij zijn moeder, toen hij haar en zijn vader had begroet. „Neen, hij is nog niet thuis," ant woordde de oude heer. „Zeker veel te doen op 't kantoor, tegen Paschen." „Ja, dat is wel mogelijk, vader," zei Louis afgetrokken. Even later hoorde hij de sleutel in het slot van de voordeur omdraaien en daarna stapte Arnold Borghof, maar nu met een doodsbleek gezicht, het vertrek binnen. Louis en zijn moeder keken hem aan. De moeder angstig, dat haar lieveling nu werkelijk heel ziek was, snelde op hem toe en vroeg„Wat heb je toch, mijn jongen Je ziet zoo bleek ,,'k Voel me werkelijk niet ai te best, moeder," antwoordde Arnold met een vergecfsche poging om dit zoo onver schillig mogelijk te zeggen. Maar Louis, die niets had gezegd, maar zijn broer in al zijn bewegingen gadesloeg, be merkte hoe zijn stem bee de en hoe hij zijn anders zoo vroolijke, open oogen voor moeder's angstigen blik hield neergeslagen. „Kom, ga een oogenblik liggen begon nu de vader. „Je bent misschien wat moe en overwerkt. Zeker druk geweest de laatste dagen,Ihè jongen 7' „Ja, vader." Dit klonk als een ban ge zucht, zoodat nu ook Louis zijn broer medelijdend aankeek, hem bij den arm nam en tot hem zei„Kom, Nol, laat mij je eens naar je kamer brengen, als In den tijd toen je nog een kleine jongen was en.,— ondeugend was geweest." 't Was alsof Arnold de laatste woor den maar al te goed begreep, want hij liet zich bijna willoos naar zijn kamer leiden. Daar gekomen viel hij op een stoel neer, verborg het hoofd in de handen en barstte in hevig snikken uit. Louis liet hetn eerst uitsnikken en daarna op zijn broer toeloopend en hem stevig bij den arm pakkend, begon hij„Kom, kerel, je weet dat je mij kunt v .rtrouwen. Kom, vertel op, wat is er mors je gebeurd Heb je gespeculeerd en veel verloren Kom, zeg op, hoeveel wel Je ziet, dat ik meer weet, dan jij denkt. Vertel dus dadelijk alles en zonder omwegen. Doe je dat, dan is alles nog in orde te maken, zonder dat de goede oudjes er iets van te weten komen. Want 't zou hun dood zijn, Nol, als ze wisten, dat ij hun Benjamin, iets had gedaan dat niet goed "is, geloof dat maar. Hun vertrouwen in jou is zóó groot, en als dit vertrouwen werd geschokt dan.. God alleen weet, wat er dan zou gebeuren, Nol.... Dan., dan., zouden zij misschien hun gouden brui loft niet meer beleven, Waarvan zij zich zóóveel hebben voorgesteld, waar ze zich, als twee kinderen, op hebben verheugd.. Toe, broer, vertel me dus alles, en ik, ik zal alles doen om je te helpen „Maar ik ben niet meer te helpen," barstte de jongste uit. „Ik ben verlo ren 1 Ik ben een diefeen diep ramp zalige diefMisschien zit ik morgen reeds in de gevangenis...." „Maar zeg dan toch, wat je deed riep Louis, zijn handen wringend. „Zeg het dan inch 1 Wien heb ie besto len V En hoe ben je er toe genomen? Toe, houd nu eens op Riet snikken en vertel eens alles misschien is het nog goed te inaken." „Neen, dat kan niet meer," ant woordde nu Arnold. „Maar, bij God, Louis, mijn plan was niet om te stelen. Luister, dat ik speculeerde, weet je nu, cn dit is werke.Iijk zoo. 't Was een der heeren van het kantoor, die me er toe overhaalde om 't nü eens in de suiker te probeerende prijzen waren stijgende, en voor twee duizend gulden zou ik, binnen eenige dagen, het dubbele terug krijgen. En ik, ik liet me door hem overhalen en nam aandeelen. Maar daar ik zelf slecht bij kas was, leende ik het geld uit de kantoor-kas, denkende dit bin nen enkele dagen terug te geven. Maar ziet, nu stonden gisteren en ook vandaag de aandeelen ver beneden pariEn o, mijn God, vóór Goeden Vrijdag wordt de kas nagekeken, dus misschien reeds morgen, en dan., dan is er twee duizend gulden tekort. En men zal mij, den dief, naar de ge vangenis brengen 1 O, Louis, wie had dat ooit kunnen denken. Ik een dief Met meer medelijden dan streng heid keek Louis zijn jongeren broer aan. Daarna sprak hij met trillende stem „Nu zie je, waar dat vervloekte speculeeren op uitloopt. Zeg, waarom deed je dat Waarom niet geluisterd naar vader's woorden, als hij ons ver telde van brave lieden, die alleen door hun zucht tot speculeeren slecht wer- denen zich vergrepen aan geld van an deren. En ben je niet genoeg gewaar schuwd door slechte voorbeelden Foei, Nol, hoe heb je zoo iets vreese- .lijks kunnen doen I Heb je nu onder vonden, waartoe je door zoo iets kunt komen Nu, nu ben je een dief ge worden I En hoe zal je je leven eindi gen „Ja, 'k weet het," kermde Arnold. ,,'t Eenige, dat mij uit de gevangen is kan houden is., te sterven..' „Daar denken we nog lang niet aan,' sprak streng de oudere broeder. „We moeten er nu eerst aan denken, hoe wij onze brave oudjes voor schande kunnen bewaren, en dat hün naam en de onzen niet wordt geschandvlekt. Eneven dacht Louis na, en toen begon hij met een stem, die bijna op snikken leek„Nooit, nooit, mogen de goede oudjes weten, dat ij, hun Benjamin, zoo iets deed. En luister nu goed, Nol, 't is alleen om hunnent wil, dat ik je redden zal." Toen hij dit zeide stroomden hem de tranen langs de wangen. „En we moeten hen dit jaar een prettige Paschen en een gelukkig gouden feest bezorgen, dat zullen wij, Nol" Nu haalde hij uit den binnenzak van zijn jas een portefeuille en nam daaruit eenige bankbiljetten. „Hier is het geld, Nol, dat ik voor mijn huwelijksreis had bestemd," ging hij voort, „neem het en breng zoo gauw je kunt het geld, dat je uit de kas nam, terug. Misschien heeft „Neen, die opoffering is te groot, Louis," snikte de jongste. „Neen, ik mag dat geld niet aannemen. Je hebt je zooveel voorgesteld van die huwelijksreis, cn die zoudt ge nu niet kunnen maken! Neen, ik mag het niet aannemen.. „Denk je soms, dat ik een huwe lijksreis wil maken, als ik weet dat mijn brave ouders van verdriet weg kwijnen, omdat hun zoon in de gevan genis zit I" sprak Louis op strengen toon. „Neem het dus aan en gauw ook, en houd je dan flink en zie dat je het nog heden, zoo dit mogelijk is, onge merkt terug geeft." Neen, dat Louis een edel en braaf karakter had, dat wist Arnold al vanaf den tijd, toen hij nog een kleine jongen was. Maar dat hij zich zoo kon opoffe ren, en hem, den dief, het geld te geven dat voor zijn huwelijksreis was be stemd, om da prachtige reis naar Italië to maken, waarop Louis on zijn land en Italië, waarop Louis en zijn aanstaand vrouwtje zich reeds, maan den lang hadden verheugd, en dat zij nu niet zouden kunnen maken. Toen hij aan dit alles dacht, vooral aan Louis' groote opoffering, duwde hij bijna ruw diens hand terug. „Neen, Louis, ik kan en mag het niet van je aannemen l" riep hij uit. „Hadt je het geld voor iets anders bestemd, dan zou ik dit doen, en ik zou zóó sparen, dat ik het je later terug zou kunnen geven. Maar nu het voor je huwelijks reis is bestemd, mag ik het niet doen. Neen, je moogt het mij niet geven, ook ter wille van Marie niet. Wat zal zij wel denken Marie zal niets denken,als ik haar vertel, dat we dadelijk na ons huwelijk naar Brussel moeten afreizen, opdat ik zoo spoedig mogelijk den tcgenwoor- digen chef af kan lossen. Ze weet immers, dat de man ziekelijk is en dat ik daarom in zijn plaats kom." Met deze woorden trachtte Louis zijn broeder te bewegen het geld aan te nemen en het in de kas Terug te brengen, voordat men het te kort zou bemerken. En toen hij eindelijk Arnold zoo ver gekregen had dat deze de bankbiljetten in zijn portefeuille bergde, ging hij met een voldaan ge voel, dat alles nu in orde kwam, en dat de ouders een gelukkige paschen en een heerlijke gouden bruiloft zou den hebben, naar beneden. Aan het prachtige reisje, dat hij nu niet kon maken, dacht hij heeleniaal niet. Hij voelde zich zelf zóó licht en zóó geluk kig, alsof hem dien dag een buitenge woon geluk was ten deel gevallen. In die stemming ging hij dien namid dag ook naar liet huis van zijn bruid. En nog dienzelfden dag vertelde hij haar. dat er voorloojjig van de huwe lijksreis naar Zwitserland en ftatie niets kon komen, omdat hij bericht1 bad ontvangen, om dadelijk na zijn huwelijk, of nog eerder als dit kon, naar Brussel te komen. „Maar, uitstel Is geen afstel, begrijp je, Miesje? Nu zullen we dit het volgende jaar doen, hè?" „Als God het wil, ja," antwoordde Marie. En toen lachend„Maar we maken nu toch een huwelijksreis, Louwe gaan toch naar Brussel 1 Een pracht-reis, hoor I" Paschen was gekomen. En 't was een heerlijk en gezegend feestVooral in het huis der Borghofs. De oudjes waren zoo dankbaar en zoo gelukkig, dat zij nu ook weer te samen het feest der Opstanding mochten vieren. En toen zij op Paaschmorgen met hun twee jongens en hun aanstaande schoondochter naar de Mis gingen, voelden beiden zich nóg gelukkiger, omdat hun kinderen even braaf en godvruchtig waren als zij zelf. Met trotsch keek de vader naar de groote mannen, zijn jongens, cn ook de moe der keek met welgevallen naar hen, vooral naar Arnold, haar lieveling, haar Benjamin. En Arnold, die zich zelf nog zoo héél schuldig gevoelde, en dit met mocht laten blijken, zooals Louis hem dien morgen nog eens op het hart had ge drukt, keek, met tranen van dank baarheid in de oogen, op zijn ouderen broeder die hem had gered, en de oud jes zulk een heerlijk Paaschfeest had bezorgd, en hij fluisterde hem toe „Later kan ik je wèl het geld terug betalen maar wat je voor mij en de oudjes deed, is niet te betalen.." „Jawel," fluisterde Louis terug, „de eenige en beste betaling zal zijn, dat jij nooit meer zal speculeeren, zelfs niet met de marken. Je ziet tot welke ellende zoo iets je brengen kan." „Wat, zei je lui iets?" vroeg de oude heer, die wat doof werd. „En wat kijken jullie ernstig." „Ja, vader," antwoordde Louis, „Arnold vindt het zoo jammer, dat we nu die prachtige huwelijksreis niet kunnen maken. Maar die doen we nu een jaar later. Uitstel is geen afstel 1 Maar ons huwelijk en uw gouden brui loft stellen we niet uit, hoor 1" „O, neen!" riepen vader en moeder Borghof tegelijk uit, „dat zal een heer lijk feest worden, maar toch wel jam mer voor jelui, dat je nu dat reisje moest opofferen." „Het is geei opoffering als je daar door anderen kunt helpen en gelukkig kunt maken," zei Louis met een knip oogje tot zijn broeder. Arnold keek hem met groote dank baarheid in zijn blik aan en dacht „Wat is hij edel en goed Thans wil ik een oogenblik uw aam dacht vragen voor een U allen bij na me zonder twijfel wel bekende aan doening nl. de Rachitis of Engelsche ziekte. Allereerst moet ik U er dan opmerkzaam op maken, dat deze ziek te niet haar naam draagt berustend op het feit, dat zij zooveel in Engeland zou voorkomen. Hoewei aldaar zeer onbekend, komt zij toch onder de Brit- sche bevolking niet meer voor dan in andere landen met een gematigd kli maat. Niettegenstaande deze aandoe ning al lang bekend was, gelukte het eerst aan den Engelschnian Glisson, die in de 17e eeuw leefde een ruim of meer volledige beschrijving over dit lijden te geven en wat meer licht te werpen op deze ziekte dan tot nog toe het geval was geweest. In aanmer king genomen de talrijke onderzoe kingen, die in verband met de ge schriften van Glisson, welke zoo be langrijk waren, dat men voortaan sprak van „Engelsche ziekte" het ge volg waren, is men er heden ten dage nog niet in geslaagd de lijdelijke oor zaak, die aan dat lijden ten grondslag ligt, te ontdekken. Hoewel dit eenigs- zins een teleurstelling is, toch is men niet op één hoogte blijven staan. Immers, wij weten thans, dat de uit wendige omstandigheden, waaronder het kind opgroeit, van buitengemeen groote beteekenis zijn. Zoo vinden wij, dat de Rachitis vooral welig tiert in de sloppen en stegen dezer groote steden, waarin het kind onttrokken is aan de frissche lucht en het zonlicht, waaraan het groeiende organisme zoo'n groote behoefte heeft. Hoewel deze otnstandighedén van zeer groote waarde zijn, zijn toch ook nog andere foctoren mede in 't spel want men ziet af en toe ook een kind van de best gesitueerde ouders, die geld noch goed sparen, overgeleverd aan de Rachitis. Langen tijd heeft men nu gemeend, dat de voeding en wel speciaal het kalkgehalte een hoofdrol speelde. Het te kort aan kalk zou dan ook de hoofd oorzaak zijn en zoo was het verklaar baar, aldusredeneerde men verder, dat het beenderenstelsel zoo buigbaar werd. Het was zonder twijfel een min of meer voor de hand liggende verkla ring, die zich a. h. w. aan de onder zoekers op dit gebied opdrong. De proefnemingen, vooral der laatste ja ren, hebben echter aan het licht ge bracht, dat dit alles op foutieve grond slagen berust en het kind in 'F alge meen wel het quantum kalk, noodig voor den opbouw van het beenderen stelsel, naar binnen krijgt, doch het organisme dit materieel niet op de juiste wijze weet te benutten. Wat hiervan de reden is, is nog een open vraag echter, waarop ik U het ant woord moet schuldig; blijven. De Rachitis nu tast net kind in de eerste levensmaanden aan en al naar den ernst van het geval schrijdt zij langzamerhand in meerdere of minde re mate voort om gewoonlijk gedu rende het tweede levensjaar haar hoog tepunt te bereiken. Meestal loopt de zaak dan verder goed af. Naast deze aandoening op zeer jeugdigen leeftijd kennen wij ook de z.gn. „Rachitis tarda" of „late rachitis die op tien i twaalfjarigen leeftijd zich eerst openbaart, ja soms wel later, nl. als de jongeling reeds een beroep gekozen heeft. Men meende vroeger dat het mannelijke geslacht meer de dupe werd van deze ziekte dan het vrouwe lijk element, docj later is bij nauwkeu riger onderzoek gebleken, dat beiden elkander niet veel te verwijten hebben. De rachitis nu, begint geheel en al ongemerkt, zoodat wij niet in staat zijn, zelfs niet bij eenige benadering, het tijdstip op te geven, waarop de ziekte eigenlijk is uitgebroken. Dit is wel een buitengewoon merkwaardig feit, want wij kennen maar betrekke lijk weinig aandieningen die zoo slui pend beginnen als de Rachitis. Eerst als het kind den leeftijd bereikt heeft, waarop normale kinderen plegen te gaan loopen en dit elke poging hiertoe achterwege laat, dan begint eenigs- zins het vermoeden van „Engelsche ziekte" bij de ouders te komen, vooral als men bovendien nog hier en daar in staat was nog eenige afwijkingen van het beenderenstelsel te kunnen constateeren. Evenzoo is dit het geval bij die groep van kinderen, die wel pogingen tot loopen in 't werk stellen en daarin, zij 't dan ook eenigszins met veel moeite, ten slotte slagen, doch daarna één en ander weer opge ven. Dit is dan ook een zeer verdacht teeken voor de ouders, die eenige ken nis van zaken hebben en een reden om zich fluks naar den medicus te be geven. In een deel van de gevallen, die zich later zullen openbaren als Engel sche -ziekte, zijn de kinderen al gerui- men tijd wat onrustig, voornamelijk 's nachts, terwijl ook vaak het maag- darmkanaal eenigermate zijn plicht verzaakt en zij minder goede eetlust hebben dan anders. Typisch is ookshet sterke transpireeren der kleinen en in 't algemeen hebben zij een zeer labiel vaatsysteem d. w. z. soms vertoonen zij een sterke blos op de wangen, dan weer zien zij erg witjes. Wanneer zich nu al die verschijnselen event, voor doen, dan zijn wij evenwel niet in staat de Racnitis hieruit te voorspel len, doch zijn de afwijkingen aan het beenderenstelsel de eerste, die hierop de aandacht vestigen. Ik wil U voorstellen deze allereerst den volgenden keer onder de oogen te zien, terwijl dan tevens nog enkele andere belangrijke punten ter sprake gebracht zullen worden. VOETBALOVERZICHT. Met groote belangstelling ziet voetbal lend Nederland den tweeden Paaschdag tegemoet. Dan toch immers zal in 't Amsterdam- sche Stadion weder een internationale ontmoeting plaats hebben. Nederland zal In 't voetbalstrijdperk treden tegen Zwit serland. De Zwitsers wonnen het vorig jaar met 21, thans aan de volgende elf Nederlanders om te zorgen dat Oranje de zege zal behalen. De namen zijn v. Tilburg, Baay, Ste vens, Campionl, Hoogstede, de Kruyff de Natris, Boeiie en Dé Kesslcr, Delsen en Oupfert. Dit is ongetwijfeld niet het sterkste elftal dat „AU Holland" op de been kan brengen. Oevolg van de Noordelijke kwestie De Haarlem-speler Baay heeft de nie t gemakkelijke taak om den eminent spe lenden Denis te vervangen. Gezien de schitterende prestatie van den roodbroek bi] den oefenwedstrijd, kunnen wij niet anders dan de keuze van de N. E. C. toe juichen. Met Stevens, de Zuiderling, die eveneens zijn plaats wel waard zal zijn vormen zij een goeden voorpost voor doel man v. Tilburg die voor het eerst het Nederiandsche heiligdom zal verdedigen. De spilplaats is tenslotte nog toegewezen aan den N. A. C.'er Hoogstede, wat hij, evenals Baay te danken heeft aan zijn subliem spel Zondag i. I. vertoond. Als vleugelhalfs fungeeren Camploni rechts, cn de Ajaxied de Kruyff in plaats van Steeman links. Deze belde spelers moeten hun oranje jersey nog verdienen. O. i. is dan ook de half linie het zwakke gedeelte van het elftal. In de voorhoede hebben wij het volste vertrouwen. De Natris en Gupffert op de beide vleugels met Deetje als spefver- deelcr en Boelle en de kleine Delsen op de beide binncnpl aatsen zullen wel in staat zijn, mits de steun van achteren voldoen de is, om voor één en misschien meerdere doelpunten te zorgen. Met spanning zien we den strijd tege moet. Wij rekenen op een eerlijken strijd waar bij de sterkere zal zegevieren. „REFEREE" Tweede Blad. een flinke, krachtige jonge man, men no§ niets bemerkt.. Kom, neem het, 't is om de eer van de oudjes, die onbesmet moet blijven...." RACHITIS I. EEN MAGELHAES-COMMISSIE. Do herdenking in. Spanje en Portugal van de groote ontdekkingsreis van Fernao de Magalhaes en Sebastan d'Elcano vóór vier eeuwen, waardoor niet alleen de zuid westelijke doorvaart van Amerika, maar ook de Stille Zuidzee werd ontdekt cn ge opend, en de eerste reis om de aarde werd volbracht, een werelddaad waarop Spanje en Portugal gezamenlijk onsterfelijken roem mogen dragen, vindt ook in Neder land wanne deelneming. Beter dan eenig ander volk kan het Nederiandsche, welks geschiedenis zoo nauw met deze en met andere ontdekkingsreizen der 16e en 17e eeuw is verbonden, waardeeren wat door die ondernemendo zeelieden is tot stand gebracht, daden, waarvan vele volken de vruchten hebben geplukt. Om daaraan uiting te geven heeft zioh een Nederiandsche I'ernao de Magalliaes- Commissie gevormd. Deze commissie wil uit naam van 'L Ne- derlandsche votk aan de Aardrijkskundigs Genootschappen te Madrid en Lissabon elk een blijvend aandenken aanbieden, be staande uit een schilderstuk van Fr. Ilo- gerwaard voor Madrid en een geschilderd raam, ontworpen door Toorop, voor Lis sabon welke beide die gebeurtenis in beeld zullen brengen. De commissie doet oen beroep op vrou wen en mannen der Nederiandsche natie, om steun lot dat doel. Nederland kan ook hier toouen, dat het groote daden in de geschiedenis van zuslematiën hoog ver eert En dit is hier te meer liet geval, waar die daden zoo nauw met onze eigent ontwikkelingsgeschiedenis verbonden zijn. Albums, gecalfigrafeerd door G. A. Lui- lingh, met de namen van hen die bijdra gen, zullen bij de geschenken gevoegd wor den. Bijdragen worden ingewacht hij don penningmeester der oommissie, K. Marang van IJsselvcere, Louise de Colignyplein 39, 's-Gravcnliage. Het Eere-coanité der Commissie beslaat uit: S. de Graaf, 's-Gravenhage, minister van koloniën; J. T. Crenier, Santpoort, oud-minister van koloniën; dr. J. W. IJzerman, s-Gravenhage, voorz. van hel Kon. Ned. Aardrijksk. Genootschap. Voorzitter van het Uitvoerend comité in prof. Dr. H. Blink le 's-Hage; sccr. J. d< Flines, industrieel te Amsterdam. GROOTHEIDSZIEKTE IN DRENTE. Wij lezen in de „Asser Crt.": „In een gemeente in Assen's nabij heid, waar men het nogal eens over d« belastingen hoeft en moppert over de navordering, woont ook een boertje, dal den laatsten lijd wat zonderling doet. Zijl woning was langen tijd zeer primitief, doch in den oorlogstijd schenen de zaakjes nia slecht te gaan. Ondanks zijn benepen wo ning noemde men hem soms O.W.er D« belastinggaarders hebben hem thans ook le pakken, ondanks zijn protest Hij ii wat gaan bouwen, woont nu beter, bestel de ook modem meubilair. En zelf vol daan noodde liy een kennis; Kom een» kykeul «L De kennis kwam, keek verwonderd, verwachtte immers uiot die moderne weel derigheid bij den vriend, die nooit wilde toegeven dat het hom goedging en va-ik klaagde. De gastheer wenkte en wees een clubze- tel aan; de kennis verbaasde zich nog meer zijn vriend schoen het een tikje 1» pakken le hebben! De gast keek weifelend en onderzoekend rond. Hoogmoedswaan zin? Grooüheidsziekte? De ander nam met waardig bewegen plaats in den eerezetd, en vroeg na een stilte indrukwekkend ca royaal: Wat zal je gebruiken meneer? De kennis was tot nu toe ninuncr me neer genoemd door zijn vriend, begreej echter dat deze te midden der nieuwe in richting dat passend von 1 en antwoordde in nieuwen toon bij de nieuwe meubels: Kop koffie, meneer, asjeblieft, Sigaartje, meneer? Asjeblieft meneer! De gastheer greep statig een bel, op sier lijk tafeltje. Hij belde kordaat. Bescheid ca trad een vrouw binnen. De kennis voolde zijn verwondering stijgen, want hij erken de de huisvrouw en ochlgenoofe. De gast heer bestelde, zijn vrouw bracht hel sci- laugde en verdween weer bescheiden. Een Lucifer, meneer? Graag meneert 1 De huisheer belde weder, de huisvrouw verscheen weder, deed haar dienst en ver dween weer. En hoe vindt je het Mor rat, meneer? vroeg het boertje met trotsohe uitdaging. Bedient je vrouw je aldoor ais je belt meneer? Natuurlijk meneer. Wet zeg' je, meneer? Dat je vrouw gek is, dat ze zoo naar je pijpen danst! En dat jij je vrouw als een dienstmeid gebruikt, is een schande. De gaslilieer was beleedigd; de kennii ging heen 't boertje belde nog oens, be stelde nog wat, keek nog oens naar <ki moderne kamer-inrichting, voelde zich be zitter en meester, verzoende zioh weer met alles en vergat zijn ergernis. Men zegt ondertusschen, dat deze weel de niet lang kan duren, want de O. W. schijnt al zoo wat verbruikt. ERNSTIG ONGEVAL. Woensdagmiddag kwart over vier heeft op het open terrein aan bet Ooslplein, naast het Schielandsch stoomgemaal le Rotterdam een ernstig ongeval plaals ge had. Onder leiding van den aannemer D. is men daar bozig oude fundeeringen te om graven. Door onbekende oorzaak ver schoof een groote hoeveelheid grond waardoor twee werklieden bedolven wer den. 48-jarig» P. B. uit de Crooswijksclie- straat, die het eerst uit zijn benarde posi tie bevrijd werd, bleek slechts eenige onl- veHingen aan de beenen opgeloopen 1» hebben, terwijl hij nog over pijn in dei rug klaagde. Na in het groote ziekenhuis voorloopig verbonden te zijn, kon hij zich naar zijn woning begeven. Den 71-jarigen N. de O. uit de Caflm- rinastraat die op het moment van het on geval een boevoet in de hand had, drong dit werktuig dóór den mond in het ge hemelte, waardoor de man op slag gedood werd. SCHIPBREUK VAN EEN MOTORVAAR TUIG. Hot motorvaartuig „Neutraal", schipper Ouerwijk van Rotterdam, geladen mei kunstmest van Rotterdam met bestemming Francker, is gisteren tussdhen Marken cn Enkhuizen tengevolge van liooge zeeën ge zonken. De stoomboot Sncesk 4 hoefl de vier opvarenden gered cn te Enkhui/, ca aan wal gebracht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1921 | | pagina 5