Derde Blad,
Elck wat wils.
^«i?Xtk!'ndaarV00r door den
Hulpbetoon aan Oosten-
rijksche geestelijken.
Van wet en wetgeving.
Medische Praatjes.
ZATERDAG 2 APRIL 1921
dèTi?'.?. ,e bed™ee". De S d'e
ordeninopn o" ov®rtred'ng zijner ver-
vrii mF bedreigen is echter
DE DEN GE
K MEENTERAAD
ter^ed vinde.8ndheid van den Gameer,.
ln de Gemeentewet
Positief I*3 S^nitief omschreven
Oeme'l ,ndlen zi«. dat er in de
vooS Wei verschillende artikelen
uitdnlbü'iï'-i?1? bePaa,de onderwerpen
den d, j!1 de competentie van
da? brenS®n' negatief in zooverre,
lTn J? f® 0,}derwerPen bepaaldelijk
word?n ke"n,?na<ne van den Raad
worden onttrokken.
Raad jVoornaamste macht van den
ma£?„ Zljne bevoegdheid tot het
beiano Tan verordeningen, die in het
en »F ^openbare orde, zedelijkheid
die £!°ndheid worden vereischt of
laL d!r'?-ens ln het huishoudelijk be
en feoon Gemeente worden gevorderd
overtreding dier verorde-
f 2S f"6"1* De zwaarste straf is
Bii 7Z ~!?ete of zes dager, hechtenis,
kan ®cldlVe (herhaalde overtreding)
pei?nHeir>Z c3ardere straf worden op-
Kciego. ue Staatscommissies tot voor
leiding van de herziening der Ge-
p?tant.eraad ste,t voor den Gemeente
raad bevoegdheid te geven om tegen
overtredmg zijner verordeningen een
geldboete van ten hoogste f 300.-of
Hechtenis van ten hoogste twee maan
den te bedreigen.
Terloops zij hier opgemerkt, dat
tegen overtreding van wetten en ver
ordeningen straf kan worden bedreigd
tot een bepaald maximum. Binnen de
grenzen van dit maximum kan de rech
ter de straf opleggen, die hem goed
dunkt. De rechter is hierbij slechts
gebonden aan het algemeene straf mini
mum van f0.50 boete of één dag hech-
ems. Het is dus zeer goed mogelijk,
at tegen overtreding van een bepaad
arj*hrift een boete van b.v. f 25,
Ke/i? .bedreigd, terwijl de rechter,
§e 0 de omstandigheden, waaronder
van fnr^edin8 is geschied, een boete
>o,ou oplegt.
de revpnVtf ?an den ^aad opgedragen
allenF,a5|.!an de bezoldigingen van
den m 'I ambtenaren en bedien-
iteli'it?! u'tzondering van de vast-
van de jaarwedden van Burge-
ko J ®ecretaris en ontvanger, wel-
hpno Gedeputeerde Staten worden
oepaald en van het salaris van den
Utntnissaris van Politie, dat door de
Kroon wordt vastgesteld
Overigens behoort alles wat in den
ruimsten zin met de geldmiddelen der
Gemeente verband houdt tot de com
petentie van den Raad. Zelfs bij de ge
ringste onderhandsche aanbestedingen
bunnen B. en W. het werk niet
gunnen vooraleer zij den Raad daar-
'n kennen, in de praktijk wordt hier
onF ieens te8en gezondigd, en dit
fut;i?la anders, daar men niet allerlei
te u ,ten d- Gemeenteraad wenscht
aan r?n8en- Als iemand een geschenk
aan jr® gebeente geeft of een legaat
W j beraeeiite maakt, mogen B. en
de" p-JL 1letr acccpteeren, vooraleer
d'np uan besloten tot aanvaar-
Pumiekf? et, geschenk of legaat Een
W h<?uH™besteding kunnen B. en
aaorwaarden SS j£h£,°d°<*' dc
PlaatsSnk? ben°emt cn ontslaat alle
den 3, k ambtenaren en bedien-
Wler benoeming niet bij de wet
TREKJES CLXXXIV.
Coupé-gesprek.
Hnu Mlddag-boemeltreintje op de Noord-
dus andsche hjn.... tamelijk vervelend
We zijn met z'n vieren.
0mstrooi/oaam,P'e zit 'n magere man van
'n rt,lnn„ zest,g» met 'n grauw gezicht en
de te wiiH p?eshals' die als 'n stengel uit
blauw? i 'ggende boord steekt. Uit z'n
baarnii.i-: l.esPet schuchteren wat
tusschen <fi'i die bet midden houden
baaar. cn gr'js- H'j pruimt zicht-
vanC8bu°Vde? Ue„m 'n stev'g boeren-type
overal ivi.? vfSkaal gezicht,
zwarte II h° e"u r0nd Rookt 'n
In «a^ a' e schee' brandt,
plaatje, h.?^' V'ak onder 't noodrem
van wrg en d(f"vrouwtje met gezichtje
dertig-cents P''Sgende peinsoogen. De
met 't geschok van ,!?'68 bibberen mee
verbleekte theeroos n" ,wa80n. evenals de
op den hoed van «ast eeni8e versiersel
vaak overwinterd flu-
oï bij plaatselijke verordening aan an-t
deren is opgedragen. De benoeming der J
ambtenaren ter secretarie en van den
deurwaarder der plaatselijke belastin
gen is opgedragen aan B enW.de veld
wachters worden benoemd door den
Commissaris der Koningin, de agenten
van politie do ir den Burgemeester, de
commissaris v. Politie door de Koning
in, aiie overige ambtenaren en bedien
de! benoemt de Raad. Een straatrei-
r./jer moet dus door den Raad worden
benoemd, evengoed als b.v. een boek-
ho ider bij ae gasfabriek. Zooals boven
blijkt kan echter de Raad zijn benoe
mingsrecht delegeeren, d. w. z. aan
een 'ander College met name aan B.
en W. opdragen. Ook heeft de Raad
het benoemingsrecht van de bestuurs
leden der Burgerlijk armbesturen
Godshuizen) en van de beambten
3an deze instellingen verbonden. De
begrootingen en rekeningen der Burger
lijke armbesturen moeten tevens door
den Raad worden goedgekeurd.
De Raad beslist of door de Gemeente
een rechtsgeding zal worden gevoerd.
Dit gaat zelfs zoover dat B. en W. een
wanbetalenden huurder niet uit zijn
huis kunnen zetten, zonder medewer
king van den Raad.
Wij zouden nog meerdere bevoeghe-
den kunnen opnoemen, die de Gemeen
tewet speciaal aan den Raad toekent
doch meenen het hierbij te moeten
laten. Er blijkt intusschen wel uit, dat
aan den Raad een aantal zaken zijn
opgedragen, die vooral in den tegen-
woordigen tijd nu de Raad meer en
meer een politiek college is geworden
beter aan B. en W. zijn toevertrouwd.
De menigte van zaken en het veranderd
karakter van den Raad ftischen, dat
hij van de bestuurs functies voor een'
aanzienlijk deel wordt bevrijd en dat
deze overgaan op B. en W., zegt de'
Staatscommissie tot voorbereiding van
de herziening van de Gemeentewet.
Dienovereenkomstig stelt zij verschil
lende wijzigingen in de Gemeentewet
voor, waarbij de bevoegdheid van den
Raad om vorderingen vast te stel
len en diens budgetrecht (vaststelling
begrooting en rekening) onverlet wor
den gelaten, maar waarbij een groot
gedeelte der eigenlijke bestuurs
taak uit handen van den Raad wordt
genomen en overgebracht naar B.
en W., natuurlijk onder controle van
den Raad.
Wij zeiden boven, dat de Gemeen
tewet de bevoegdheid van den Raad
ook negatief omschrijft en hadden
daarbij speciaal op het oog art. 150
der Gemeentewet, dat zegt„De plaat
selijke verordeningen treden niet in
hetgeen van Rijks- of Provinciaal be
lang is." Dit artikel is verre van dui
delijk, doch in hoofdzaak is de bedoe
ling, dat de Raad geen aangelegen
heden mag regelen, in wier onderwerp
door eene wet een Koninklijk Besluit
of bij provinciale verordening is voor
zien, altijd voor zoover de hoogere
wetgever de bevoegdheid van den
plaatselijke» wetgever om aanvtÜ-
lende verordeningen te maken, niet
uitdrukkelijk erkent.
Wij zullen dit met een enkel voor
beeld verduidelijken. Zooals wij allen
weten is er eene Drankwet, waardoor
ter beteugeling van drankmis
bruik de verkoop van sterke
drank aan beperkende bepalingen
wordt onderworpen. Waar de ver-B
koop van sterke dranken bij de Wet
is geregeld, zou de Raad ter zake
geen bepalingen mogen vaststellen.
De Drankwet kent echter o. m. aan
den Gemeenteraad uitdtukkelijk de
bevoegdheid toe om uren te bepalen,
gedurende welke vergunningsloca-
iiteiten gesloten moeten zijn en om da
gen te bepalen, waarop, wegens om
standigheden op grond van welke mis
bruik van sterken drank te vreezen is,
de vergunningslocaliteiten gesloten
moeten zijn waardoor de regeling dezer
aangelegenheid weder ter competentie
van den Raad wordt gebracht. Ter
loops merken wij hier op, dat tegen
woordig zelfs eene bepaling in eene
plaatselijke verordening, krachtens
v/elke de vergunningslocaliteiten dén
Zaterdagavond en den geheelen Zon
dag gesloten moeten zijn, door de
Kroon wordt gebillijkt. De Raad moet
dan intusschen kunnen aantoonen dat
op 8 terdahavond en op Zondag in de
Gemeente regelmatig misbruik van
sterken drank plaats vindt. Indien wij
ons niet vergissen, bestaat in de ge
meente Haarlemmermeer soortgelijke
verordening.
De Staatscommissie tot voorberei
ding ven de herziening van de Gemeente
wet is van oordeel, dat vermeld art.
150 der Gemeentewet den Raad in
zijne regelingsbevoegdheid tc zeer
bindt en stelt voor de bevoegdheid van
den Raad ter zake te verzuimen. De
Staatscommissie meent dat de stof
die de hoogere macht heeft geregeld,
ook voor den Raad onderwerp van
regeling moet kunnen zijn, mits slechts
het belang, het oogmerk, dat de Raad
tot regeling doet omgaan, een ander is,
dan dat, hetwelk den hoogeren wet-
geuer voortbewoog.Een sprekend voor
beeld van de bedoeling der Staatscom
missie geeft de Trekhondenwet. Het
oogmerk, het belang dat de Trekhon
denwet op het oog heeft, is het waken
tegen het misbruiken van trekhonden.
Daarover mag dus de Raad niet meer
verordenen. Maar niets behoeft den
Raad te verhinderen bepalingen ten
opzichte van trekhonden te maken,
die beoogen he t belang van de vrij-
heid en de veiligheid van het verkeer
in de gemeente te verzekeren.
Kan U mij s. v. p. even deze op
heldering geven
In de Courant van 12 Maart staat
een stukje over Wet en Wetgeving
over den Gemeenteraad, dit is mij niet
duidelijk. Er staat in bloedverwant
schap of zwagerschap mag niet be
staan tusschen den burgemeester en
de leden van den Raad, noch tusschen
de leden onderling. Het is wellicht
niet overbodig er hier op te wijzen,
dat tusschen twee broeders de tweede
graad van bloedverwantschap be-
Maar nu (dit is wat ik gaarne wil
de weten) en dat tusschen een man en
den echtgenoot zijner vrouw de tweede
graad van zwagerschap bestaat. Hoe
zit dit nu in elkaar?.
Nu nog deze vraagtwee broeders
wier vrouwen zusters zijn, dit mag
doch het is bij ons gebeurd in de
Kiesvereeniging met candidaten stel
len, dat iemand candidaat gesteld
was. Hij was aftredend, toen wilde
men zijn zwager candidaat stellen,
doch de voorzitter wees er op, dat
dit niet mocht, althans hij mocht
geen lidmaatschap aanvaarden. De
tweede candidaat dan, is gehuwd mei
een zuster van den eerste. Volgens
Uw stukje zou dit toch wel kunnen.
Antwoord. Dat tusschen een man
en den echtgenoot zijner vrouw zwa
gerschap zoude bestaan, is natuurlijk
onzin. De zetter heeft ons hier parten
gespeeld. Bedoeld is, dat tusschen
een man en den echtgenoot zijner
zuster de 2e graad van zwagerschap
bestaat. Uit deze rectificatie blijkt
tevens, dat een man met den echt
genoot zijner zuster niet tegelijkertijd
in den Raad zitting kan nemen.
Komt echter iemands zuster te over
lijden, dan kan hij wel naast haar
echtgenoot lid van den Raad zijn,
omdat, volgens de Gemeentewet,
de zwagerschap ophoudt door het
overlijden der vrouw, die haar ver
oorzaakte. Ook behoeft hij, die na
zijne benoeming tot lid van den Raad
in den verboden graad van zwager
schap geraakt, vóór den afloop van
zijn zittingstijd niet af te treden.
RACHITIS 11.
We zijn den vorigen keer geëindigd
met de opemrking, d^t de veranderin
gen aan het beenderenstelsel wel het
allervoornaamste is en deze aandoe
ning tot een zeer typische maken.
Wiè' uwer kent niet het eigenaardige
vierkante hoofd (het z.gn. caput
quadratum) van het kind, dat lijdt
aan Rachitis, terwijl zich aan weers
zijden en aan den voorkant links en
rechts knobbelvormige verdikkingen
bevinden. Naast dezen merkwaardi-
gen vorm van het hoofd merken wij
tevens op, dat het gelaat in verhouding
tot het overige gedeelte van het hoofd
zeer klein is, hetgeen natuurlijk een
zeer eigenaardige gezichtsuitdrukking
te weeg brengt, die karakteristiek is
voor de Engelsche ziekte. Zoo kunnen
wij dus reeds bij een eenigszins uitge
sproten vorm deze ziekte op het eerste
gezicht herkennen. Twijfelen wij even
wel nog, dan behoeven we geenszins
te zien naar de O of X beenen van het
kind, doch levert het hoofd nog meer
bijzonderheden op. Zooals U waar
schijnlijk bekend is, bestaat onze sche
del uit verschillende beenstukken
die netjes tegen elkaar passen, be-,
halve op enkele plaatsen. De voornaam
ste hiaat bevindt zich boven op het
hoofd. Bij een kind beneden het jaar
voelen we op die plek een zeer week
a. h. w. indrukbaar gedeelte, ten tee-
ken dat aldaar beenmassa afwezig is.
Langzamerhand wordt fdit hiaat al
kleiner en kleiner, zoodat het bij een
kind, dat den leeftijd van iy2 2 jaar
bereikt heeft, ongeveer heel en aio
verdwenen is. Is Rachitis evenwel in
het spel, dan blijft deze groote weeke
plek aanwezig, ten teeken, dat de ver-
beening zeer traag plaats grijpt. Wij
vinden dus m. a. w. bij een driejarig
kind ongeveer een situatie die bij een
kind, van nog geen jaar als normaal
moet worden beschouwd. Wij merken
voorts nog op een zeer slecht ontwik
keld tandstelsel. Normaliter krijgt nl.
een kind van 6 8 maanden de snij-
tandjes, daarna breekt het eerste
valsche kiesje door en daartusschen in
komt vervolgens het hoektandje, ter
wijl na dit alles het tweede valsche
kiesje het voorloopig tandstelsel van
onze kleine voltooit. Dit alles geschiedt
nu in boven- en onderkaak ongeveer
tegelijk, zoodat het kind doorgaans op
pl.m. 2-jarigen leeftijd vrij goed is
uitgerust wat zijn tanden en kiezen
betreft. Het rachitische kind echter is,
wanneer het zoo oud is, soms nog niet
halverwege en het komt niet zelden
voor, dat zelfs op driejarigen leeftijd
bovengenoemde tanden en kiezen nog
niet doorgebroken zijn. Dat deze ver
traging een nadeelige invloed uit
oefent op het spijsverteringsproces,
behoef ik U nauwelijks te zeggen.
Wij zien dus dat wij reeds in staat
zijn in de min of meer uitgesproken
gevallen de diagnose te stellen bij de
kleine, die zoo voor ons zit, wanneer
wij nauwkeurig een en ander weten
te observeeren. Blijft het op deze wijze
echter bij een vermoeden, dan wordt
dit niet zelden werkelijkheid, wanneer
wij het kind ontkleeden. Vestiegn wij
dan allereerst onzen aandacht op de
borst, dan merken wij aan de ribben
links en rechts van het borstbeen, en
juist op de plaats waar het kraakbeen
in been pleegt over te gaan, een ver
dikking op. Deze is bij elke rib zoo
karakteristiek en typisch, dat wij dit
verschijnsel met een aparte naam
bestempelen en spreken van de „Ra
chitische Rozenkrans". Ook aan de
ledematen vinden we doorgaans van
die verdikkingen en wel altijd op die
plaats waar kraakbeen en been aan
elkander grenzen, dus m. a. w. de
groeiplaats van het desbetreffende
beenstuk. Elk bot kan nu door een
min of meer onsoliden bouw verbuigen.
De onderste extremiteiten worden
doorgaans in de allereerste plaats de
dupe en zoo krijgen wij de U allen
welbekende O of sabelbeencn of de
X-beenen, al naargelang de krom
ming op de een of andere wijze plaats
heeft. Naast de beenen speelt ook de
wervelkolom een zeer belangrijke rol
en het is duidelijk, dat door de zwaar
tekracht ook deze vaak aan abnormale
krommingen ten prooi is. Het spreekt
van zelf, dat nauwelijk s één beenstuk
ontkomt aan één of andere abnormale
kromming of verbuiging. Gelukkig
zijn niet alle beenstukken in ons
lichaam van even groote beteekenis
en weet men nog op het juiste oogen-
blik de ziekte te beteugelen. In 't
algemeen zullen we deze kleinen, die
over 't algemeen zeer slapjes zijn,
zoo goed mogelijk voeden en er voor
zorg dragen, dat de spijsvertering in
het goede spoor blijft. Een minstens
even belangrijken factor als de voe
ding is het verblijf in de buitenlucht
en zullen wij het kind zooveel mogelijk
van de zon laten profiteeren. Niet
zelden zie ik de ouders pogingen in
't werk stellen om het kind toch te
dioen loopen, niettegenstaande dit
herhaaldelijk mislukt. Ik kan hier
tegen niet genoeg ageeren. Hiermede
poogt men slechts den besten weg te
vinden, waarlangs het kind zoo spoe
dig en gemakkelijk mogelijk kromme
beentjes, een kromme wervelkolom
enz. kan krijgen. Is de kleine zoover
beter en tot loopen in staat, dan kon
digt deze dit zelf wel aan, zoodat wij
van onzen kant dit geenszins hebben
uit te lokken. Naast goede voeding en
buitenlucht staan nog tal van medi
camenten ons ten dienste, die volgens
de ervaring een gunstigen onvloed op
deze ziekte uitoefenen.
i
Ik heb een bussel brieven uit Oosten
rijk voor mij liggen, 't Zijn brieven
van Bisschoppen en van priesters. En
ik wilde wet, dat gij in een grooten
kring rondom mij zitten kwaamt, dan
zou ik er u uit voorlezen gaan, en u
vertellen van het groote gebrek, dat
de priesters daar lijden. Wilt dan, als
ik beginnen mag, eens naar mij luiste
ren.
Ignatius Rieder, Aartsbisschop van
Salzburg, schrijft in zijnen brief, hoe
hij niet groote belangstelling heeft
kennis genomen van de priester-hulp
verleening. De Geestelijken van mijn
Bisdom hebben zwaar te lijden onder
den nood der tijden. Van de meesten
is het inkomen zeer gering en zij moe
ten het reeas geheel besteden, om
zich de allernoodzakelijkste levens
middelen te kunnen verschaffen. Met
de giften van de Nederlandsche Kat-
tholieken, heeft het priester-Comite
hem kunnen helpen. En in zijn schrij
ven van 5 Oct. 20 dankt de Aartsbis
schop voor den steun, welke zijn Bis
dom van uit Holland ontvangen heeft.
Wij kunnen daarmede weder menigen
zich in nood bevindenden priester-en
die zijn er veel-te hulp komen. „Ohne
die wirktatige Hilfe der gliicklicheren
Confratres in Auslande würde die Lage
unserer meisten Priester erzweifelt
Kleider können auch unsere Geistli-
chen überhaupt keine mehr kaufen..
Wir hatten wohl nie gedacht, dass
wir so sehr verarmen würden. Darum
nochmals den verbindlichsten Dank
für Ilire wertvolle Hilfe."
Ik neem een paar andere brieven
n. 1. van den Bisschop van Linz. Onder
het bisschoppelijk wapen, dat den
brief siert; staat zijn devieshaec est
victoria quae vincit mundum fides
nostra dit is de overwinning, welke
de wereld overwintons geloof. En
tot dat geloof behooren in zijn Bis
dom 852,000 Katholieken, toever
trouwd aan de zorgen van 1250 pries
ters. Sorgen genug f ür einen Bischof
in dieser schweren Zeit. Om kleeding-
stoffen en om schoeisel vraagt hij
voor zijne arme priesters. Das alles ist
hier entweder überhaupt nicht oder
nur zu fast unerschwinglichen Preisen
erhaltig." Door de milddadigheid der
Nederlandsche Katholieken daartoe
in staat gesteld, heeft het priester-
Comité ook dezen Bisschop en zijn
priesters kunnen helpen.
En in zijn dankbrief schrijft de Bi: -
schop „Es ist rührend zu sehen, mit
welcher Bereitwilligkeit die katholi-
sche hollandische Hilfsaktion tins
entgegen kommt."*
Een brief van Domkapitular Dr..
Franz Puchas, geeft bijzonderheden
over den toestand en over den nood
in Stiermarken, behoorende tot het
Diocees Seckau.
De helft, zoo schrijft hij, van ons
groot Diocees is zeer bergachtig (01 cr-
Steiermark) In dat gedeelte is vee.
industrie. In de industrieplaatsen lij
den de priesters met de arbeiders, de
priesters nog het meest, want het ge
middelde inkomen van een priester
is niet zoo groot als dat van eene fa
brieksarbeidster. De dorpen in het ge
bergte worden door weinige en door
meest arme lieden bewoond. Vele
parochies liggen van 900 tot 1200 Me
ter boven de zee. Het klimaat is er
ruw en twee derde gedeelte van het
jaar heerscht er winter. Hoe daar de
toestand der priesters is, kunt u zich
verbeelden.
Het an der e gedeelte van het Diocees
(Mittel-Steiermark,) is vruchtbaar
land. Uitgezonderd in de steden, be
hoeft daar door de priesters alth ans
geen honger te worden geleden. Hulp
brengen van Mittel-Steiermark naar
Oben-Steiermark is echter niet moge
lijk, wegens de vele bepalingen op hit
vervoer van levensmiddelen en we
gens het gevaar van diefstal?
bij post en bij spoor. De priesters v; n
Ober-Steiermark moeten dus nood
gedwongen naar Mittel-Steiermark
reizen, om te trachten zich het hoogst
noodige te verschaffen.... um dort
etwas zu hamstem schleppen manche
Priester schwere Rüchsacke auf ihren
eigenen Schutlern nachhause. Zeefr
vele priesters kunnen ook dót niet. Wijl
zij twee tot vijf uren van het spoor
weg-station wonende, niet zoolang
afwezig kunnen zijn en wijl.... ze
het geld om e n spoorkaartje te kun
nen Koopen, met hebben. „Und so
sind solche Priester einfach gezwun-
gen zu darben und Hunger zu leiden."
Wilt ge nog meer hooren van het ge-!
brek.dat de priesters er lijden moeten?
Luister dan eens naar het rapport uit
Krems. Het stadje Krems met 1400"
inwoners is aan de Donau gelegen.
Steile rotsen met wijnstok beplant
liggen ter Westzijde. Laag land met
nietswaardig kreupelhout begroeid,
omgeeft de stad ter andere zijde. Er
wonen zestien priesters. Zes daarvan,
oefenen in Krems en in het naburige
stadje Stein, de zielzorg uit. De beide
pastorieën hebben een weinig grond
bezit deze priesters hebben althans
het hoogst noodige. Vier andere
priesters zorgen er voor het godsdienst
onderricht.
Het grootste gebrek wordt echter
geleden door de overige hoog bejaarde
priesters, welke wegens ouderdom of
ziekte, niet meer in staat zijn, de
pr iesterlijke bedieningen uit te oefe
nen. „Da jeder der nicht hungern will,
persönlich von Tor zu Tor zu betteln
muss.so sind diese Priestervetera-
op
week
De vierde zit bij 't ander» r,
leest. raampje en
De oude man begint 'n
overbuur.... gewoon trciPn.Dkra^
yer het weer en de tijdsonistanaighe.di,
fooJu, 'n spoorwegcoupé meestal niet er»
oskleurig blijken te zijn. e
hem" gesprek volg je nauwelijks. in >tl
dan w°rdt meer waanwijs „geboomd"
-j. Bepraat.
voor»?1 werd 'lit gesprek interessant,
'n klein""1 hetgeen er na gebeurde. Door
gebat^'Bheld krijgt 'n droog, alledaagsch
die het v Soms 'n eigenaardige wending,
Die jYerv.°lg meer boeiend maakt,
an *einiphpiH «roe hi<»r hpf" fitn
v»n 'n .cf.'t'gheid was hier het stoppen
Ult 'n oDiP11door het oudje. Hij deed dit
°verbuur i» u"d groote zak, hetgeen z'n,
Vooreerst JL nd deed opmerken, dat hij'
•Rebben. en gebrek aan tabak zou
„Zou u toch tegenvallen" zei de oude
terwijl hij de verbruikte pruim uit 't
raampje mepte. „Als 'k geen tabak in me
mond heb, dan is 't in me pij pie en dat
gaat zoo bijkans de heele dag."
„Dan zal u al 'n aardig duitje verrookt
en verpruimd hebben van uw leven".
„Misschien minder als u."
„Nou, nou
„Gelooft u nietMaar u weet toch
zeker, dat in de gevangenis nooit wordt
gerookt of gepruimd...."
Het gezicht van den boer werd nog
rooderdat van het vrouwtje iets
witter.
Er kwam een verlegen gezwijgDe
vrouw keerde schuwig haar gelaat af en
keek naar buiten. De vierde passagier
„las aandachtiger." De oude glimlachte
verkneuterend, liet de verlegenheid wat
voortduren, stopte langzaam z'n pijp
vaster en êtak er bedaard den brand ln
„ja.'k heb 't grootste deel van me
leven in de nor doorgebrachtals
gevangenbewaarder dan altijd..he-hè-
hè.de juffrouw daar schrok alen
dacht, dat ze met 'n boef in 't spoor zat."
De boer lachte opgelucht, 't Vrouwtje
lachte ook, doch heel even, met 'n ftillerig
optrekken van den mondhoek.
„Nee.... Goddank niet als boef, hoor.
Maar, jarooken of pruimen mochten
wij net zoo min als onze logé's .t
eefste dienstjaar had 'k er wel last van.
Soms was 'k heele dagen echt beroerd
en dar, had 'k na afloop van me dienst
geen eens meer trek in tabak."
„Dat wil 'k graag gelooven.,.. t is
mijn-is 'n poos verboje door de dokter.
Maar 'k hiel 't geen drie dage vol."
„ja, en nou mot u es rekenen als je
zoo jaren achtereen zit opgesloten."
„Maar zou dat op de duur niet wennen t
„De meesten wennen er zoolang als ze
z'tten niet an. Ik heb ze gehad, die voor
"]e op hun knieën gingen liggen, om een
blaadje tabak af te bedelen.... ja, dat
zijn geen lollige grappies."
„Hoelang bent u 't wel niet geweest
„Over de dertig jaar...."
„Sjonge-jonge..dan heb u hee. wat
meegemaakt."'
„Ach, man, daar is 'n boek van vol te
schrijven. Daar gaat wat om in al die
cellen, hoor. Onze directeur zei vaak :„In
de gevangenis doe je meer menschen-
kennis op, dan in de samenleving," en
dat is zoo. Als 'k nog denk Sn die jongenfl
van.afijn, nummer 94 had ie. Wij
spraken alleen maar van nummers, al
wisten we de namen. Die had z'n patroon
bestolen, om z'n vader voor 'n bankroet
te bewaren. Geen cent had ie voor z'n
eigen er af genomen.... thuis gelogen,
dat ie 'n geiukkie had van de loterijclub.
Als 'k bij die in de cel kwam had 'k dik
wijls moeite oin m'n ambt heejemaal
correct te vervullen. Tegen die jongen
kon 'k niet officieel zijn. Ik weet niet
of 't u bekend is, maar wij kanne altijd
in de cel kijken door 'n glaasie. Nouik
heb die jongen nooit anders zien zitten
als met z'n bleek gezicht naar de grond,
z'n ellebogen op z'n knieën en z'n handen
tegen z'n ooren. En als ie werkte, bijvoor
beeld boonen uitzoeken, touwpluizen,
groente schoonmaken, dan zat ie óók zoo
gebukt. Tegen mijn was ie wel 's vertrou
welijk, omdat ik 'm 'n beetje anders be
handelde. Dan had ie 't over z'n betrek
king, die die door voorspraak in Indie
zou krijgen. En dat z'n vader d'r nou
heelemaal bovenop was. Als ie dat zei,
dan kwam cr wat glans in z'n snf-gewor-
den oogen. En in Indië zou ie net zoolang
ploeteren, tot ie de centen terug kon
geven aan z'n patroon, dat was z'n eerste
doel in z'n nieuwe leven.
Dan vertelde-nie ook wel is, hoe 't zoo
gekomme was. Van de achteruitgang
in z'n vader's zaakvan protest
wissels en dagvaardingenvan leve
ranciers, die dreigden met schandaal
van z'n moeder, die half gek wier van de
ellende en z'n vader, die er als 'n lijk ging
uitzien. Toen op 'n dag zelfs de gasmeter
zou worden afgesneëe, omdat de kwitan
tie onbetaald in de gasfabriek bleef....
toen deed-ie 't. 't Mot 'n paar duizend
gulden geweest zijn. Hij was boekhouder
an 'n fabriek.... veranderde de loonlijst
of zoowat. Zoo redde-nie de zaak van z^n
vader. Er kwam wat geluk bij, door n
nieuw artikel en na 'n maand_of drie
waren ze uit de zorg. 'n Poosje later kwam
de verduistering uit. Maar wat ie met 't
geld had gedaan kregen de rechters er
niet uitdat had misschien nog ge
scheeld in de straf, 'n Jaar en zes maanden
kreeg ie. De eerste maanden van z'n straf
heb ik 'm geen woord hooren zeggen. Hij
zat maar als 'n beeld met 'n gezicht als
marmer gelijk. Maar ik had, al zeg ik 't
zelf, nogal slag om de luidjes wat op te
monteren. Ach, je blijft mensch en die
gevangenen zijn óók menschen. Als mis
dadiger wordt niemand geboren. Door
allerlei beroerdigheden raken ze meest
van de wal, dat heb 'k wel ondervonden.
Natuurlijk, je heb er ook van die gasten
bij, die telkens weer opnieuw terugkomme
....die er 'n beroep van maken en al
langer hoe onverschilliger worden. Die
zitten in hun cel weer nieuwe plannetjes
in elkaar te timmeren. Daar keek je nooit
naar om en dee alleen je plicht. Een van
de onpleizierigste baantjes was, als je
'n nieuweling ging opsluiten, die voor 't
eerst van z'n leven.... nee dat was in
negen van de tien gevallen géén pretje.
Tamelijk in 't begin van me functie had
'ker een van 'n jaar of negentien..'n
dikke gezonde knul. Hij huilde als 'n
kind cn toen we bij de cel waren wou ie er
niet in. Hij greep ons vast en brulde om
genadeschreeuwde om z'n moeder,
die alléén was achtergebleven. En toen
we 'm eindelijk met vereende krachten
binnen hadden ging ie rondloopen, woest
huilend, z'n handen voor z'n gezicht. Dat
duurde uren zoo. Toen zag ik 'm languit
liggen inet z'n gezicht in z'n armen. Zoo
lag ie zacht te klagen en over z'n moeder
tje te tobben. Wéér later óp de dag zag ik
'm vertwijfeld rondgaan, kermend en met
wijd-open oogen, als 'n wild dier, dat pas
gevangen is en niet begrijpt, wat er met
'm is gebeurd."
De oude cipier stak z'n pijp aan, die
onder 't gesprek was uitgegloeid. De
boer-overbuur vergat z'n mond te sluiten,
zóó ging ie in 't verhaal op. Bleek vrouw
tje keek strak naar buitenplukte
nerveus aan de knoopen van 't kale mm}"
teltje. 't Scheen of 't gepraat over al die
cel-eliende haar hinderde, maar de twee
bemerkten er niets van.
,,'n Paar dagen later" begon de ci
pier weer „kwam de moeder hem be
zoeken. 't Is misschien gek van me, maar
voor veel nieuwe gevangenen heb 'k dik
wijls vurig gehoopt, dat ze geen moeder
hadden. Dat bezoek van moeders is iets,
waar je als bewaarder nooit Sn went, al
ben je nog zoo'n ouwe dienstrot.of je
mot heelemaal 'n hart van steen hebben
Als je nagaat, dat ze mekaar niet eens
kenne anrakenalléén zien, allebei
achter aparte hekken. En dat mensch
was broodeloos geworden door de misdaad
van haar jongen. Ze kon geen geluid uit
brengenkeek langs hem heen met
oogen die enkel wit leken.... d'r han
den haakte ze om de tralies, anders had
ze omgevallen. Heel lang duurde 't eer
ze wat zei. Toen kwam 't er als 'n snik
uit :„Dat is me zoon nietdat is Kees
niet." Zoo was ie veranderd in die paar
dagen. Hij begon te huilen, gillend bijna
en bonkte tegen de deur, om maar weg
te komme. En daar sta je dan bij met je
strakke dienstgezicht.daar sta je bij,
terwijl ie hart meehuilt. 't Mensch wou de
jongen "'n appel gevenen ik most
haar zeggen, dat 't niet mocht..abso
luut niet mocht. Ze keek me strak aan met
vooruitgestoken hoofd en draaide toen
rillend om. In haar oogen was ik 'n on-
mensch, dat voelde ik duidelijk, 'k Had
zelf moeite te blijven staan en de sleutels
gleden uit m'n hand. Maanden lang is dat
gezicht van die vrouw me bijgebleven.
Ik voelde me ellendig en had moeite 't
verschil tusschen 't goed en kwaad van
m'n ambt te onderscheiden. Later ver
anderde dat natuurlijk! je wordt n
soort machine al blijf je van binnen t
zelfde."
De trein stopte voor de zooveelste maal
De boer was nu wel genoodzaakt ni on-
hpwfeffliiken luister-mond te sluiten,
waThlj moest uitstappen. Toevallig was
ook de oude cipier op z n plaats van be
stemming.
De vrouw bleef dus over met nummer
vier. Ze zocht bevend in haar taschje van
goedkoop leerdoek en greep haar zakdoek.
De mond trilde heviger dan straks. En
opeens, met 'n schok, begon ze te huilen
zenuwachtig te huilen, met vruchteloozc
moeite om zich in te houden.
In zoo'n geval zit je met zoo'n mensch
en je eigen verlegen en bent wel haast
verplicht Iets te zeggen..
Na eenig geaarzel kwam het er uit
ze had zelf 'n zoon ln de gevangenis
Zonder het te weten had de oude man
haar 'n half uur lang gemarteld met z'n
cel-herinneringen.... gruwelijk gepijnigd
.'n gewond moederhart opnieuw open
gereten, langzaam, onbewust geuoegelijk
met steeds fellere steken. Niets had ze
durven zeggen of vragen, haar zenuwen
opperst geweld aangedaan, totdat ze nu
noodgedwongen de gelegenheid moest
nemen.
Onder 't snikken door trachtte ze een
en ander te vertellendat haar jongen
door slechte vrienden was verleid.... 'n
fiets had gestolen en nou voor 'n jaar
moest zitten.... Ook zij had 'm al 'n
paar maal bezocht achter die verwijderde
tralies. En 't was altijd zoo'n goeie jon
gen
'n Moeder verdedigt zoo lang mogelijk.
Bij 't volgende station bleef ze alleen
in de coupédroogde vlug haar oogen
wat na uit angst voor nieuwe passagiers.
Op 't stationsplein kwam 'n „dieven-
wagen" aanrijden.
In 'n oogwenk was er 'n troepje „be
langstellenden" omheen.
De rijksveldwachters «tapten er uit
met 'n jongen van nauwelijks achttien,
met 'n boevenpak aan.
Geboeid was ie.
Ze gingen 't station binnen, «agescho-
ven, nagegaapt, rwgeloopen door de „be
langstellenden".
Zou die jongen ook 'n moeder- gehad
hebben
(Nadir
j. n