Derde Blad, Elck wat wils. ^«i?Xtk!'ndaarV00r door den Hulpbetoon aan Oosten- rijksche geestelijken. Van wet en wetgeving. Medische Praatjes. ZATERDAG 2 APRIL 1921 dèTi?'.?. ,e bed™ee". De S d'e ordeninopn o" ov®rtred'ng zijner ver- vrii mF bedreigen is echter DE DEN GE K MEENTERAAD ter^ed vinde.8ndheid van den Gameer,. ln de Gemeentewet Positief I*3 S^nitief omschreven Oeme'l ,ndlen zi«. dat er in de vooS Wei verschillende artikelen uitdnlbü'iï'-i?1? bePaa,de onderwerpen den d, j!1 de competentie van da? brenS®n' negatief in zooverre, lTn J? f® 0,}derwerPen bepaaldelijk word?n ke"n,?na<ne van den Raad worden onttrokken. Raad jVoornaamste macht van den ma£?„ Zljne bevoegdheid tot het beiano Tan verordeningen, die in het en »F ^openbare orde, zedelijkheid die £!°ndheid worden vereischt of laL d!r'?-ens ln het huishoudelijk be en feoon Gemeente worden gevorderd overtreding dier verorde- f 2S f"6"1* De zwaarste straf is Bii 7Z ~!?ete of zes dager, hechtenis, kan ®cldlVe (herhaalde overtreding) pei?nHeir>Z c3ardere straf worden op- Kciego. ue Staatscommissies tot voor leiding van de herziening der Ge- p?tant.eraad ste,t voor den Gemeente raad bevoegdheid te geven om tegen overtredmg zijner verordeningen een geldboete van ten hoogste f 300.-of Hechtenis van ten hoogste twee maan den te bedreigen. Terloops zij hier opgemerkt, dat tegen overtreding van wetten en ver ordeningen straf kan worden bedreigd tot een bepaald maximum. Binnen de grenzen van dit maximum kan de rech ter de straf opleggen, die hem goed dunkt. De rechter is hierbij slechts gebonden aan het algemeene straf mini mum van f0.50 boete of één dag hech- ems. Het is dus zeer goed mogelijk, at tegen overtreding van een bepaad arj*hrift een boete van b.v. f 25, Ke/i? .bedreigd, terwijl de rechter, §e 0 de omstandigheden, waaronder van fnr^edin8 is geschied, een boete >o,ou oplegt. de revpnVtf ?an den ^aad opgedragen allenF,a5|.!an de bezoldigingen van den m 'I ambtenaren en bedien- iteli'it?! u'tzondering van de vast- van de jaarwedden van Burge- ko J ®ecretaris en ontvanger, wel- hpno Gedeputeerde Staten worden oepaald en van het salaris van den Utntnissaris van Politie, dat door de Kroon wordt vastgesteld Overigens behoort alles wat in den ruimsten zin met de geldmiddelen der Gemeente verband houdt tot de com petentie van den Raad. Zelfs bij de ge ringste onderhandsche aanbestedingen bunnen B. en W. het werk niet gunnen vooraleer zij den Raad daar- 'n kennen, in de praktijk wordt hier onF ieens te8en gezondigd, en dit fut;i?la anders, daar men niet allerlei te u ,ten d- Gemeenteraad wenscht aan r?n8en- Als iemand een geschenk aan jr® gebeente geeft of een legaat W j beraeeiite maakt, mogen B. en de" p-JL 1letr acccpteeren, vooraleer d'np uan besloten tot aanvaar- Pumiekf? et, geschenk of legaat Een W h<?uH™besteding kunnen B. en aaorwaarden SS j£h£,°d°<*' dc PlaatsSnk? ben°emt cn ontslaat alle den 3, k ambtenaren en bedien- Wler benoeming niet bij de wet TREKJES CLXXXIV. Coupé-gesprek. Hnu Mlddag-boemeltreintje op de Noord- dus andsche hjn.... tamelijk vervelend We zijn met z'n vieren. 0mstrooi/oaam,P'e zit 'n magere man van 'n rt,lnn„ zest,g» met 'n grauw gezicht en de te wiiH p?eshals' die als 'n stengel uit blauw? i 'ggende boord steekt. Uit z'n baarnii.i-: l.esPet schuchteren wat tusschen <fi'i die bet midden houden baaar. cn gr'js- H'j pruimt zicht- vanC8bu°Vde? Ue„m 'n stev'g boeren-type overal ivi.? vfSkaal gezicht, zwarte II h° e"u r0nd Rookt 'n In «a^ a' e schee' brandt, plaatje, h.?^' V'ak onder 't noodrem van wrg en d(f"vrouwtje met gezichtje dertig-cents P''Sgende peinsoogen. De met 't geschok van ,!?'68 bibberen mee verbleekte theeroos n" ,wa80n. evenals de op den hoed van «ast eeni8e versiersel vaak overwinterd flu- oï bij plaatselijke verordening aan an-t deren is opgedragen. De benoeming der J ambtenaren ter secretarie en van den deurwaarder der plaatselijke belastin gen is opgedragen aan B enW.de veld wachters worden benoemd door den Commissaris der Koningin, de agenten van politie do ir den Burgemeester, de commissaris v. Politie door de Koning in, aiie overige ambtenaren en bedien de! benoemt de Raad. Een straatrei- r./jer moet dus door den Raad worden benoemd, evengoed als b.v. een boek- ho ider bij ae gasfabriek. Zooals boven blijkt kan echter de Raad zijn benoe mingsrecht delegeeren, d. w. z. aan een 'ander College met name aan B. en W. opdragen. Ook heeft de Raad het benoemingsrecht van de bestuurs leden der Burgerlijk armbesturen Godshuizen) en van de beambten 3an deze instellingen verbonden. De begrootingen en rekeningen der Burger lijke armbesturen moeten tevens door den Raad worden goedgekeurd. De Raad beslist of door de Gemeente een rechtsgeding zal worden gevoerd. Dit gaat zelfs zoover dat B. en W. een wanbetalenden huurder niet uit zijn huis kunnen zetten, zonder medewer king van den Raad. Wij zouden nog meerdere bevoeghe- den kunnen opnoemen, die de Gemeen tewet speciaal aan den Raad toekent doch meenen het hierbij te moeten laten. Er blijkt intusschen wel uit, dat aan den Raad een aantal zaken zijn opgedragen, die vooral in den tegen- woordigen tijd nu de Raad meer en meer een politiek college is geworden beter aan B. en W. zijn toevertrouwd. De menigte van zaken en het veranderd karakter van den Raad ftischen, dat hij van de bestuurs functies voor een' aanzienlijk deel wordt bevrijd en dat deze overgaan op B. en W., zegt de' Staatscommissie tot voorbereiding van de herziening van de Gemeentewet. Dienovereenkomstig stelt zij verschil lende wijzigingen in de Gemeentewet voor, waarbij de bevoegdheid van den Raad om vorderingen vast te stel len en diens budgetrecht (vaststelling begrooting en rekening) onverlet wor den gelaten, maar waarbij een groot gedeelte der eigenlijke bestuurs taak uit handen van den Raad wordt genomen en overgebracht naar B. en W., natuurlijk onder controle van den Raad. Wij zeiden boven, dat de Gemeen tewet de bevoegdheid van den Raad ook negatief omschrijft en hadden daarbij speciaal op het oog art. 150 der Gemeentewet, dat zegt„De plaat selijke verordeningen treden niet in hetgeen van Rijks- of Provinciaal be lang is." Dit artikel is verre van dui delijk, doch in hoofdzaak is de bedoe ling, dat de Raad geen aangelegen heden mag regelen, in wier onderwerp door eene wet een Koninklijk Besluit of bij provinciale verordening is voor zien, altijd voor zoover de hoogere wetgever de bevoegdheid van den plaatselijke» wetgever om aanvtÜ- lende verordeningen te maken, niet uitdrukkelijk erkent. Wij zullen dit met een enkel voor beeld verduidelijken. Zooals wij allen weten is er eene Drankwet, waardoor ter beteugeling van drankmis bruik de verkoop van sterke drank aan beperkende bepalingen wordt onderworpen. Waar de ver-B koop van sterke dranken bij de Wet is geregeld, zou de Raad ter zake geen bepalingen mogen vaststellen. De Drankwet kent echter o. m. aan den Gemeenteraad uitdtukkelijk de bevoegdheid toe om uren te bepalen, gedurende welke vergunningsloca- iiteiten gesloten moeten zijn en om da gen te bepalen, waarop, wegens om standigheden op grond van welke mis bruik van sterken drank te vreezen is, de vergunningslocaliteiten gesloten moeten zijn waardoor de regeling dezer aangelegenheid weder ter competentie van den Raad wordt gebracht. Ter loops merken wij hier op, dat tegen woordig zelfs eene bepaling in eene plaatselijke verordening, krachtens v/elke de vergunningslocaliteiten dén Zaterdagavond en den geheelen Zon dag gesloten moeten zijn, door de Kroon wordt gebillijkt. De Raad moet dan intusschen kunnen aantoonen dat op 8 terdahavond en op Zondag in de Gemeente regelmatig misbruik van sterken drank plaats vindt. Indien wij ons niet vergissen, bestaat in de ge meente Haarlemmermeer soortgelijke verordening. De Staatscommissie tot voorberei ding ven de herziening van de Gemeente wet is van oordeel, dat vermeld art. 150 der Gemeentewet den Raad in zijne regelingsbevoegdheid tc zeer bindt en stelt voor de bevoegdheid van den Raad ter zake te verzuimen. De Staatscommissie meent dat de stof die de hoogere macht heeft geregeld, ook voor den Raad onderwerp van regeling moet kunnen zijn, mits slechts het belang, het oogmerk, dat de Raad tot regeling doet omgaan, een ander is, dan dat, hetwelk den hoogeren wet- geuer voortbewoog.Een sprekend voor beeld van de bedoeling der Staatscom missie geeft de Trekhondenwet. Het oogmerk, het belang dat de Trekhon denwet op het oog heeft, is het waken tegen het misbruiken van trekhonden. Daarover mag dus de Raad niet meer verordenen. Maar niets behoeft den Raad te verhinderen bepalingen ten opzichte van trekhonden te maken, die beoogen he t belang van de vrij- heid en de veiligheid van het verkeer in de gemeente te verzekeren. Kan U mij s. v. p. even deze op heldering geven In de Courant van 12 Maart staat een stukje over Wet en Wetgeving over den Gemeenteraad, dit is mij niet duidelijk. Er staat in bloedverwant schap of zwagerschap mag niet be staan tusschen den burgemeester en de leden van den Raad, noch tusschen de leden onderling. Het is wellicht niet overbodig er hier op te wijzen, dat tusschen twee broeders de tweede graad van bloedverwantschap be- Maar nu (dit is wat ik gaarne wil de weten) en dat tusschen een man en den echtgenoot zijner vrouw de tweede graad van zwagerschap bestaat. Hoe zit dit nu in elkaar?. Nu nog deze vraagtwee broeders wier vrouwen zusters zijn, dit mag doch het is bij ons gebeurd in de Kiesvereeniging met candidaten stel len, dat iemand candidaat gesteld was. Hij was aftredend, toen wilde men zijn zwager candidaat stellen, doch de voorzitter wees er op, dat dit niet mocht, althans hij mocht geen lidmaatschap aanvaarden. De tweede candidaat dan, is gehuwd mei een zuster van den eerste. Volgens Uw stukje zou dit toch wel kunnen. Antwoord. Dat tusschen een man en den echtgenoot zijner vrouw zwa gerschap zoude bestaan, is natuurlijk onzin. De zetter heeft ons hier parten gespeeld. Bedoeld is, dat tusschen een man en den echtgenoot zijner zuster de 2e graad van zwagerschap bestaat. Uit deze rectificatie blijkt tevens, dat een man met den echt genoot zijner zuster niet tegelijkertijd in den Raad zitting kan nemen. Komt echter iemands zuster te over lijden, dan kan hij wel naast haar echtgenoot lid van den Raad zijn, omdat, volgens de Gemeentewet, de zwagerschap ophoudt door het overlijden der vrouw, die haar ver oorzaakte. Ook behoeft hij, die na zijne benoeming tot lid van den Raad in den verboden graad van zwager schap geraakt, vóór den afloop van zijn zittingstijd niet af te treden. RACHITIS 11. We zijn den vorigen keer geëindigd met de opemrking, d^t de veranderin gen aan het beenderenstelsel wel het allervoornaamste is en deze aandoe ning tot een zeer typische maken. Wiè' uwer kent niet het eigenaardige vierkante hoofd (het z.gn. caput quadratum) van het kind, dat lijdt aan Rachitis, terwijl zich aan weers zijden en aan den voorkant links en rechts knobbelvormige verdikkingen bevinden. Naast dezen merkwaardi- gen vorm van het hoofd merken wij tevens op, dat het gelaat in verhouding tot het overige gedeelte van het hoofd zeer klein is, hetgeen natuurlijk een zeer eigenaardige gezichtsuitdrukking te weeg brengt, die karakteristiek is voor de Engelsche ziekte. Zoo kunnen wij dus reeds bij een eenigszins uitge sproten vorm deze ziekte op het eerste gezicht herkennen. Twijfelen wij even wel nog, dan behoeven we geenszins te zien naar de O of X beenen van het kind, doch levert het hoofd nog meer bijzonderheden op. Zooals U waar schijnlijk bekend is, bestaat onze sche del uit verschillende beenstukken die netjes tegen elkaar passen, be-, halve op enkele plaatsen. De voornaam ste hiaat bevindt zich boven op het hoofd. Bij een kind beneden het jaar voelen we op die plek een zeer week a. h. w. indrukbaar gedeelte, ten tee- ken dat aldaar beenmassa afwezig is. Langzamerhand wordt fdit hiaat al kleiner en kleiner, zoodat het bij een kind, dat den leeftijd van iy2 2 jaar bereikt heeft, ongeveer heel en aio verdwenen is. Is Rachitis evenwel in het spel, dan blijft deze groote weeke plek aanwezig, ten teeken, dat de ver- beening zeer traag plaats grijpt. Wij vinden dus m. a. w. bij een driejarig kind ongeveer een situatie die bij een kind, van nog geen jaar als normaal moet worden beschouwd. Wij merken voorts nog op een zeer slecht ontwik keld tandstelsel. Normaliter krijgt nl. een kind van 6 8 maanden de snij- tandjes, daarna breekt het eerste valsche kiesje door en daartusschen in komt vervolgens het hoektandje, ter wijl na dit alles het tweede valsche kiesje het voorloopig tandstelsel van onze kleine voltooit. Dit alles geschiedt nu in boven- en onderkaak ongeveer tegelijk, zoodat het kind doorgaans op pl.m. 2-jarigen leeftijd vrij goed is uitgerust wat zijn tanden en kiezen betreft. Het rachitische kind echter is, wanneer het zoo oud is, soms nog niet halverwege en het komt niet zelden voor, dat zelfs op driejarigen leeftijd bovengenoemde tanden en kiezen nog niet doorgebroken zijn. Dat deze ver traging een nadeelige invloed uit oefent op het spijsverteringsproces, behoef ik U nauwelijks te zeggen. Wij zien dus dat wij reeds in staat zijn in de min of meer uitgesproken gevallen de diagnose te stellen bij de kleine, die zoo voor ons zit, wanneer wij nauwkeurig een en ander weten te observeeren. Blijft het op deze wijze echter bij een vermoeden, dan wordt dit niet zelden werkelijkheid, wanneer wij het kind ontkleeden. Vestiegn wij dan allereerst onzen aandacht op de borst, dan merken wij aan de ribben links en rechts van het borstbeen, en juist op de plaats waar het kraakbeen in been pleegt over te gaan, een ver dikking op. Deze is bij elke rib zoo karakteristiek en typisch, dat wij dit verschijnsel met een aparte naam bestempelen en spreken van de „Ra chitische Rozenkrans". Ook aan de ledematen vinden we doorgaans van die verdikkingen en wel altijd op die plaats waar kraakbeen en been aan elkander grenzen, dus m. a. w. de groeiplaats van het desbetreffende beenstuk. Elk bot kan nu door een min of meer onsoliden bouw verbuigen. De onderste extremiteiten worden doorgaans in de allereerste plaats de dupe en zoo krijgen wij de U allen welbekende O of sabelbeencn of de X-beenen, al naargelang de krom ming op de een of andere wijze plaats heeft. Naast de beenen speelt ook de wervelkolom een zeer belangrijke rol en het is duidelijk, dat door de zwaar tekracht ook deze vaak aan abnormale krommingen ten prooi is. Het spreekt van zelf, dat nauwelijk s één beenstuk ontkomt aan één of andere abnormale kromming of verbuiging. Gelukkig zijn niet alle beenstukken in ons lichaam van even groote beteekenis en weet men nog op het juiste oogen- blik de ziekte te beteugelen. In 't algemeen zullen we deze kleinen, die over 't algemeen zeer slapjes zijn, zoo goed mogelijk voeden en er voor zorg dragen, dat de spijsvertering in het goede spoor blijft. Een minstens even belangrijken factor als de voe ding is het verblijf in de buitenlucht en zullen wij het kind zooveel mogelijk van de zon laten profiteeren. Niet zelden zie ik de ouders pogingen in 't werk stellen om het kind toch te dioen loopen, niettegenstaande dit herhaaldelijk mislukt. Ik kan hier tegen niet genoeg ageeren. Hiermede poogt men slechts den besten weg te vinden, waarlangs het kind zoo spoe dig en gemakkelijk mogelijk kromme beentjes, een kromme wervelkolom enz. kan krijgen. Is de kleine zoover beter en tot loopen in staat, dan kon digt deze dit zelf wel aan, zoodat wij van onzen kant dit geenszins hebben uit te lokken. Naast goede voeding en buitenlucht staan nog tal van medi camenten ons ten dienste, die volgens de ervaring een gunstigen onvloed op deze ziekte uitoefenen. i Ik heb een bussel brieven uit Oosten rijk voor mij liggen, 't Zijn brieven van Bisschoppen en van priesters. En ik wilde wet, dat gij in een grooten kring rondom mij zitten kwaamt, dan zou ik er u uit voorlezen gaan, en u vertellen van het groote gebrek, dat de priesters daar lijden. Wilt dan, als ik beginnen mag, eens naar mij luiste ren. Ignatius Rieder, Aartsbisschop van Salzburg, schrijft in zijnen brief, hoe hij niet groote belangstelling heeft kennis genomen van de priester-hulp verleening. De Geestelijken van mijn Bisdom hebben zwaar te lijden onder den nood der tijden. Van de meesten is het inkomen zeer gering en zij moe ten het reeas geheel besteden, om zich de allernoodzakelijkste levens middelen te kunnen verschaffen. Met de giften van de Nederlandsche Kat- tholieken, heeft het priester-Comite hem kunnen helpen. En in zijn schrij ven van 5 Oct. 20 dankt de Aartsbis schop voor den steun, welke zijn Bis dom van uit Holland ontvangen heeft. Wij kunnen daarmede weder menigen zich in nood bevindenden priester-en die zijn er veel-te hulp komen. „Ohne die wirktatige Hilfe der gliicklicheren Confratres in Auslande würde die Lage unserer meisten Priester erzweifelt Kleider können auch unsere Geistli- chen überhaupt keine mehr kaufen.. Wir hatten wohl nie gedacht, dass wir so sehr verarmen würden. Darum nochmals den verbindlichsten Dank für Ilire wertvolle Hilfe." Ik neem een paar andere brieven n. 1. van den Bisschop van Linz. Onder het bisschoppelijk wapen, dat den brief siert; staat zijn devieshaec est victoria quae vincit mundum fides nostra dit is de overwinning, welke de wereld overwintons geloof. En tot dat geloof behooren in zijn Bis dom 852,000 Katholieken, toever trouwd aan de zorgen van 1250 pries ters. Sorgen genug f ür einen Bischof in dieser schweren Zeit. Om kleeding- stoffen en om schoeisel vraagt hij voor zijne arme priesters. Das alles ist hier entweder überhaupt nicht oder nur zu fast unerschwinglichen Preisen erhaltig." Door de milddadigheid der Nederlandsche Katholieken daartoe in staat gesteld, heeft het priester- Comité ook dezen Bisschop en zijn priesters kunnen helpen. En in zijn dankbrief schrijft de Bi: - schop „Es ist rührend zu sehen, mit welcher Bereitwilligkeit die katholi- sche hollandische Hilfsaktion tins entgegen kommt."* Een brief van Domkapitular Dr.. Franz Puchas, geeft bijzonderheden over den toestand en over den nood in Stiermarken, behoorende tot het Diocees Seckau. De helft, zoo schrijft hij, van ons groot Diocees is zeer bergachtig (01 cr- Steiermark) In dat gedeelte is vee. industrie. In de industrieplaatsen lij den de priesters met de arbeiders, de priesters nog het meest, want het ge middelde inkomen van een priester is niet zoo groot als dat van eene fa brieksarbeidster. De dorpen in het ge bergte worden door weinige en door meest arme lieden bewoond. Vele parochies liggen van 900 tot 1200 Me ter boven de zee. Het klimaat is er ruw en twee derde gedeelte van het jaar heerscht er winter. Hoe daar de toestand der priesters is, kunt u zich verbeelden. Het an der e gedeelte van het Diocees (Mittel-Steiermark,) is vruchtbaar land. Uitgezonderd in de steden, be hoeft daar door de priesters alth ans geen honger te worden geleden. Hulp brengen van Mittel-Steiermark naar Oben-Steiermark is echter niet moge lijk, wegens de vele bepalingen op hit vervoer van levensmiddelen en we gens het gevaar van diefstal? bij post en bij spoor. De priesters v; n Ober-Steiermark moeten dus nood gedwongen naar Mittel-Steiermark reizen, om te trachten zich het hoogst noodige te verschaffen.... um dort etwas zu hamstem schleppen manche Priester schwere Rüchsacke auf ihren eigenen Schutlern nachhause. Zeefr vele priesters kunnen ook dót niet. Wijl zij twee tot vijf uren van het spoor weg-station wonende, niet zoolang afwezig kunnen zijn en wijl.... ze het geld om e n spoorkaartje te kun nen Koopen, met hebben. „Und so sind solche Priester einfach gezwun- gen zu darben und Hunger zu leiden." Wilt ge nog meer hooren van het ge-! brek.dat de priesters er lijden moeten? Luister dan eens naar het rapport uit Krems. Het stadje Krems met 1400" inwoners is aan de Donau gelegen. Steile rotsen met wijnstok beplant liggen ter Westzijde. Laag land met nietswaardig kreupelhout begroeid, omgeeft de stad ter andere zijde. Er wonen zestien priesters. Zes daarvan, oefenen in Krems en in het naburige stadje Stein, de zielzorg uit. De beide pastorieën hebben een weinig grond bezit deze priesters hebben althans het hoogst noodige. Vier andere priesters zorgen er voor het godsdienst onderricht. Het grootste gebrek wordt echter geleden door de overige hoog bejaarde priesters, welke wegens ouderdom of ziekte, niet meer in staat zijn, de pr iesterlijke bedieningen uit te oefe nen. „Da jeder der nicht hungern will, persönlich von Tor zu Tor zu betteln muss.so sind diese Priestervetera- op week De vierde zit bij 't ander» r, leest. raampje en De oude man begint 'n overbuur.... gewoon trciPn.Dkra^ yer het weer en de tijdsonistanaighe.di, fooJu, 'n spoorwegcoupé meestal niet er» oskleurig blijken te zijn. e hem" gesprek volg je nauwelijks. in >tl dan w°rdt meer waanwijs „geboomd" -j. Bepraat. voor»?1 werd 'lit gesprek interessant, 'n klein""1 hetgeen er na gebeurde. Door gebat^'Bheld krijgt 'n droog, alledaagsch die het v Soms 'n eigenaardige wending, Die jYerv.°lg meer boeiend maakt, an *einiphpiH «roe hi<»r hpf" fitn v»n 'n .cf.'t'gheid was hier het stoppen Ult 'n oDiP11door het oudje. Hij deed dit °verbuur i» u"d groote zak, hetgeen z'n, Vooreerst JL nd deed opmerken, dat hij' •Rebben. en gebrek aan tabak zou „Zou u toch tegenvallen" zei de oude terwijl hij de verbruikte pruim uit 't raampje mepte. „Als 'k geen tabak in me mond heb, dan is 't in me pij pie en dat gaat zoo bijkans de heele dag." „Dan zal u al 'n aardig duitje verrookt en verpruimd hebben van uw leven". „Misschien minder als u." „Nou, nou „Gelooft u nietMaar u weet toch zeker, dat in de gevangenis nooit wordt gerookt of gepruimd...." Het gezicht van den boer werd nog rooderdat van het vrouwtje iets witter. Er kwam een verlegen gezwijgDe vrouw keerde schuwig haar gelaat af en keek naar buiten. De vierde passagier „las aandachtiger." De oude glimlachte verkneuterend, liet de verlegenheid wat voortduren, stopte langzaam z'n pijp vaster en êtak er bedaard den brand ln „ja.'k heb 't grootste deel van me leven in de nor doorgebrachtals gevangenbewaarder dan altijd..he-hè- hè.de juffrouw daar schrok alen dacht, dat ze met 'n boef in 't spoor zat." De boer lachte opgelucht, 't Vrouwtje lachte ook, doch heel even, met 'n ftillerig optrekken van den mondhoek. „Nee.... Goddank niet als boef, hoor. Maar, jarooken of pruimen mochten wij net zoo min als onze logé's .t eefste dienstjaar had 'k er wel last van. Soms was 'k heele dagen echt beroerd en dar, had 'k na afloop van me dienst geen eens meer trek in tabak." „Dat wil 'k graag gelooven.,.. t is mijn-is 'n poos verboje door de dokter. Maar 'k hiel 't geen drie dage vol." „ja, en nou mot u es rekenen als je zoo jaren achtereen zit opgesloten." „Maar zou dat op de duur niet wennen t „De meesten wennen er zoolang als ze z'tten niet an. Ik heb ze gehad, die voor "]e op hun knieën gingen liggen, om een blaadje tabak af te bedelen.... ja, dat zijn geen lollige grappies." „Hoelang bent u 't wel niet geweest „Over de dertig jaar...." „Sjonge-jonge..dan heb u hee. wat meegemaakt."' „Ach, man, daar is 'n boek van vol te schrijven. Daar gaat wat om in al die cellen, hoor. Onze directeur zei vaak :„In de gevangenis doe je meer menschen- kennis op, dan in de samenleving," en dat is zoo. Als 'k nog denk Sn die jongenfl van.afijn, nummer 94 had ie. Wij spraken alleen maar van nummers, al wisten we de namen. Die had z'n patroon bestolen, om z'n vader voor 'n bankroet te bewaren. Geen cent had ie voor z'n eigen er af genomen.... thuis gelogen, dat ie 'n geiukkie had van de loterijclub. Als 'k bij die in de cel kwam had 'k dik wijls moeite oin m'n ambt heejemaal correct te vervullen. Tegen die jongen kon 'k niet officieel zijn. Ik weet niet of 't u bekend is, maar wij kanne altijd in de cel kijken door 'n glaasie. Nouik heb die jongen nooit anders zien zitten als met z'n bleek gezicht naar de grond, z'n ellebogen op z'n knieën en z'n handen tegen z'n ooren. En als ie werkte, bijvoor beeld boonen uitzoeken, touwpluizen, groente schoonmaken, dan zat ie óók zoo gebukt. Tegen mijn was ie wel 's vertrou welijk, omdat ik 'm 'n beetje anders be handelde. Dan had ie 't over z'n betrek king, die die door voorspraak in Indie zou krijgen. En dat z'n vader d'r nou heelemaal bovenop was. Als ie dat zei, dan kwam cr wat glans in z'n snf-gewor- den oogen. En in Indië zou ie net zoolang ploeteren, tot ie de centen terug kon geven aan z'n patroon, dat was z'n eerste doel in z'n nieuwe leven. Dan vertelde-nie ook wel is, hoe 't zoo gekomme was. Van de achteruitgang in z'n vader's zaakvan protest wissels en dagvaardingenvan leve ranciers, die dreigden met schandaal van z'n moeder, die half gek wier van de ellende en z'n vader, die er als 'n lijk ging uitzien. Toen op 'n dag zelfs de gasmeter zou worden afgesneëe, omdat de kwitan tie onbetaald in de gasfabriek bleef.... toen deed-ie 't. 't Mot 'n paar duizend gulden geweest zijn. Hij was boekhouder an 'n fabriek.... veranderde de loonlijst of zoowat. Zoo redde-nie de zaak van z^n vader. Er kwam wat geluk bij, door n nieuw artikel en na 'n maand_of drie waren ze uit de zorg. 'n Poosje later kwam de verduistering uit. Maar wat ie met 't geld had gedaan kregen de rechters er niet uitdat had misschien nog ge scheeld in de straf, 'n Jaar en zes maanden kreeg ie. De eerste maanden van z'n straf heb ik 'm geen woord hooren zeggen. Hij zat maar als 'n beeld met 'n gezicht als marmer gelijk. Maar ik had, al zeg ik 't zelf, nogal slag om de luidjes wat op te monteren. Ach, je blijft mensch en die gevangenen zijn óók menschen. Als mis dadiger wordt niemand geboren. Door allerlei beroerdigheden raken ze meest van de wal, dat heb 'k wel ondervonden. Natuurlijk, je heb er ook van die gasten bij, die telkens weer opnieuw terugkomme ....die er 'n beroep van maken en al langer hoe onverschilliger worden. Die zitten in hun cel weer nieuwe plannetjes in elkaar te timmeren. Daar keek je nooit naar om en dee alleen je plicht. Een van de onpleizierigste baantjes was, als je 'n nieuweling ging opsluiten, die voor 't eerst van z'n leven.... nee dat was in negen van de tien gevallen géén pretje. Tamelijk in 't begin van me functie had 'ker een van 'n jaar of negentien..'n dikke gezonde knul. Hij huilde als 'n kind cn toen we bij de cel waren wou ie er niet in. Hij greep ons vast en brulde om genadeschreeuwde om z'n moeder, die alléén was achtergebleven. En toen we 'm eindelijk met vereende krachten binnen hadden ging ie rondloopen, woest huilend, z'n handen voor z'n gezicht. Dat duurde uren zoo. Toen zag ik 'm languit liggen inet z'n gezicht in z'n armen. Zoo lag ie zacht te klagen en over z'n moeder tje te tobben. Wéér later óp de dag zag ik 'm vertwijfeld rondgaan, kermend en met wijd-open oogen, als 'n wild dier, dat pas gevangen is en niet begrijpt, wat er met 'm is gebeurd." De oude cipier stak z'n pijp aan, die onder 't gesprek was uitgegloeid. De boer-overbuur vergat z'n mond te sluiten, zóó ging ie in 't verhaal op. Bleek vrouw tje keek strak naar buitenplukte nerveus aan de knoopen van 't kale mm}" teltje. 't Scheen of 't gepraat over al die cel-eliende haar hinderde, maar de twee bemerkten er niets van. ,,'n Paar dagen later" begon de ci pier weer „kwam de moeder hem be zoeken. 't Is misschien gek van me, maar voor veel nieuwe gevangenen heb 'k dik wijls vurig gehoopt, dat ze geen moeder hadden. Dat bezoek van moeders is iets, waar je als bewaarder nooit Sn went, al ben je nog zoo'n ouwe dienstrot.of je mot heelemaal 'n hart van steen hebben Als je nagaat, dat ze mekaar niet eens kenne anrakenalléén zien, allebei achter aparte hekken. En dat mensch was broodeloos geworden door de misdaad van haar jongen. Ze kon geen geluid uit brengenkeek langs hem heen met oogen die enkel wit leken.... d'r han den haakte ze om de tralies, anders had ze omgevallen. Heel lang duurde 't eer ze wat zei. Toen kwam 't er als 'n snik uit :„Dat is me zoon nietdat is Kees niet." Zoo was ie veranderd in die paar dagen. Hij begon te huilen, gillend bijna en bonkte tegen de deur, om maar weg te komme. En daar sta je dan bij met je strakke dienstgezicht.daar sta je bij, terwijl ie hart meehuilt. 't Mensch wou de jongen "'n appel gevenen ik most haar zeggen, dat 't niet mocht..abso luut niet mocht. Ze keek me strak aan met vooruitgestoken hoofd en draaide toen rillend om. In haar oogen was ik 'n on- mensch, dat voelde ik duidelijk, 'k Had zelf moeite te blijven staan en de sleutels gleden uit m'n hand. Maanden lang is dat gezicht van die vrouw me bijgebleven. Ik voelde me ellendig en had moeite 't verschil tusschen 't goed en kwaad van m'n ambt te onderscheiden. Later ver anderde dat natuurlijk! je wordt n soort machine al blijf je van binnen t zelfde." De trein stopte voor de zooveelste maal De boer was nu wel genoodzaakt ni on- hpwfeffliiken luister-mond te sluiten, waThlj moest uitstappen. Toevallig was ook de oude cipier op z n plaats van be stemming. De vrouw bleef dus over met nummer vier. Ze zocht bevend in haar taschje van goedkoop leerdoek en greep haar zakdoek. De mond trilde heviger dan straks. En opeens, met 'n schok, begon ze te huilen zenuwachtig te huilen, met vruchteloozc moeite om zich in te houden. In zoo'n geval zit je met zoo'n mensch en je eigen verlegen en bent wel haast verplicht Iets te zeggen.. Na eenig geaarzel kwam het er uit ze had zelf 'n zoon ln de gevangenis Zonder het te weten had de oude man haar 'n half uur lang gemarteld met z'n cel-herinneringen.... gruwelijk gepijnigd .'n gewond moederhart opnieuw open gereten, langzaam, onbewust geuoegelijk met steeds fellere steken. Niets had ze durven zeggen of vragen, haar zenuwen opperst geweld aangedaan, totdat ze nu noodgedwongen de gelegenheid moest nemen. Onder 't snikken door trachtte ze een en ander te vertellendat haar jongen door slechte vrienden was verleid.... 'n fiets had gestolen en nou voor 'n jaar moest zitten.... Ook zij had 'm al 'n paar maal bezocht achter die verwijderde tralies. En 't was altijd zoo'n goeie jon gen 'n Moeder verdedigt zoo lang mogelijk. Bij 't volgende station bleef ze alleen in de coupédroogde vlug haar oogen wat na uit angst voor nieuwe passagiers. Op 't stationsplein kwam 'n „dieven- wagen" aanrijden. In 'n oogwenk was er 'n troepje „be langstellenden" omheen. De rijksveldwachters «tapten er uit met 'n jongen van nauwelijks achttien, met 'n boevenpak aan. Geboeid was ie. Ze gingen 't station binnen, «agescho- ven, nagegaapt, rwgeloopen door de „be langstellenden". Zou die jongen ook 'n moeder- gehad hebben (Nadir j. n

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1921 | | pagina 7