Bericht.
f
Indrukken van den dag.
De dubbele moord van Spaarndam
voor de Rechtbank.
Stadsnieuws
DAMIAATJES
VRIJDAG 3 JUNI 192f
44ste JAARGANG No. 13852
DE ABONNEMENTSPRIJS BEDRAAGT VOOR HAARLEM EN AGENTSCHAPPEN;
PER KWARTAAL J 3.25
FRANCO PER POST PER KWART. BÏJ V*00*RUiTBETALING f 3.57Vt
BUREAUX.
NASSAULAAN 49, HAARLEM. TELEFOON 1426, 2741 EN 1748,
ADVERTENTIÊN 35 CENTS PER REGEL.
BIJ CONTRACT BELANGRIJKE KORTING-
I
Dit nummer bestaat uit 2 bladen.
Nassaulaan 49 Haarlem
e
e
e
e
m
AGENDA 4 JUNI.
Geen Mannen der Practijk.
J'
hi
-f
':-
li li
ü1
r
''f
'i
1 »r
'i' i!-
Eerste Blad.
189.
NERVOSITEIT.
Geen betere tijd oan over zenuwziekte,
zenuwslapte, zenuwachtigheid en derge
lijke te schrijven dan 'deze. Wij bedoelen
niet zoozeer het zomerseizoen, dat wij zijn
ingetreden met de gebruikelijke vacan-
ties tot ontspanning der „geschokte ze
nuwen", als wel den tijd waarin wij le
ven, den jachtenden tijd van telefoon en
motorfiets, van vliegtuigen en dreunende
machines in de moderne fabrieksgebou
wen; nog meer den tijd van het ingewik
kelde zakenleven met zijn scherpe calcu
laties, veel eischende handelskennis en
snelle beslisingen.
Voor dezen tijd is het wel waard iets te
vernemen over oorzaken en bestrijding
v.:n zenuwachtigheid met alle aankleve
i I-.'ii, in één woord over nervositeit.
het tien jaar geleden mode was
i .aan de blindedarm" geopereerd te
zijn, zoo is het al lang een eisch van mo
derne standing om een rustkuur wegens
zenuwoverspanning te ondergaan en deze
mode dreigt langer in stand te blijven dan
de manie van een tiental jaren terug om
uit louter voorzorg de appendix te laten
verwijderen.
Daarom verdient de aandacht gevestigd
te "worden op een artikel, dat dr. H. van
der Hoeven onlangs in het Nederlandsch
Maandschrift voor Geneeskunde publi
ceerde waarvoor wij, omdat meer actu-
eele onderwerpen de laatste dagen onze
aandacht eischten, eerst thans belangstel
ling kunnen vragen. Een belangstelling,
die ruimschoots verdiend zal blijken, als
wij een der conclusies van den geleerden
schrijver meedeelen, welke luidt;
„De onheilspellende vermeerdering van
.zenuwziekten" in onze dagen moet (als
zij werkelijk bestaat) niet als een gevolg
Van de overspanning van ons moderne le
ven besohouwd worden, maar als het re
sultaat van de geneeskundige opvattingen,
die sedert Beard in 1880 de neurasthenie
heeft „uitgevonden", de vrees voor de
zen-u wen hebben gepropageerd".
Met uw verlof waarde dokter, zal de
moderne lezer en lezeres zeggen: de ze
nuwziekte „uitgevonden?" en nog wel
door medici gepropageerd!
Wij kunnen het geleerde betoog van
dr. van der Hoeven in een dagblad na
tuurlijk niet op den voet volgen, maar
zullen trachten de interessante kern er
uil weer te geven.
Dr. v. d. Hoeven dan wil geheel breken
met de oude sleur om onder neurasthenie
een „vermoeienis-ziekte" te verslaan, een
traditie waaraan vele nader genoemde
auoriteiten in binnen- en buitenland nog
vasthouden. Zij allen zagen in de neu
rasthenie een „zenuwzwakte", hetzij rela
tief ten opzichte van abnormaal zware
eischen (waarbij vooral de chronische de
pressieve emotie een rol zou spelen) hetzij
absoluut door abnormaal zwakken aanleg
hij niet of nauwelijks ongewoon hooge
eischen.
Tegenover deze meening, die het essen-
tieele der neurasthenie ziet in uitput
ting, vermoeienis, wanverhouding tus-
sehen de beschikbare krachten en de door
het leven gestelde eischen, verdedigt dr.
van der Hoeven met klem van redenen
zijn standpunt dat de neurasthenie noch
een vermoeidheids- of uilputtingsziekte,
noch zelfs eigenlijk een ziekte is.
De schrijver stelt daarbij voorop, dat
bij voorloopig builen beschouwing laat al-
(e zoogenaamde, neurast'henici, waarby
het onderhavige ziektebeeld slechts een
terschijnsel is van een andere ziekte) (be
ginnende psychose, stoornissen van in
wendige afscheiding, naweeën van een
infectieziekte enz.) Dan blijft er met het
etiquet „neurasthenie" een buitengewoon
talrijke groep van lieden over, die hetzij
'n aansluiting aan een duidelijke acule in
zinking van arbeidsvermogen na sterke
Psychische inspanning, machteloos zijn
gebleven, heizij eenvoudig van lieverlede
biaclvleloos zijn geworden.
Om le beginnen: het acute stadium, dat
bi-en gewoonlijk „acule neurasthenie"
(overwerken) noemt Schrijver is er van
overtuigd dat de overdreven bezorgdheid
die niet alleen het publiek maar ook de
geneeskundigen voor de „overwerkten"
aan den dag plegen te leggen allerminst
'n het belang dezer personen is. De pa
tient is meestal wanhopig, te meer omdat
'le' publiek het altijd wel „heeft zien aan
komen" en de dokter hem met een ern
stig gezicht voor vele maanden naar bui
ten sluurt. „Ieder weet" dat „eenmaal
Bink overwerkt nooit meer volkomen ge-
heest". Dat alles beschouwt schrijver om
IT1 één wooTd zijn zienswijze te karakterj-
seeren als malligheid. Volgens zijne erva-
tbbg kan deze toestand bij gepaste behan-
eling, vlot en afdoende in één twee
pelten genezen, en het chronische stadium
van zoodoende voorkomen worden.
Van ai die rustkuren, ziekte-verloven,
Aan onze tijdingzaalbezoe
kers en bezoeksters alsmede
aan onze geachte adverteer
ders berichten wij dat onze
tijdingzaal, Groote Houtstraat
15, met ingang van 4 Juni
zal worden gesloten, en wtj
verzoeken daarom onze H.H.
Adverteerders beleefd in den
vervolge hun advertentiën te
willen laten bezorgen aan
ons Hoofdkantoor
De Administratie.
e
e
e
e
e
e
e
(Vervolg.)
Het voortgezette getuigenverhoor, j is.
Beklaagde zegt, dat er niets van waar
hul
Pen in de huishouding, afschaffing van
bijbaantjes, moet de schrijver dan ook
niets hebben, om van het automatische
verbod van koffie, thee en sigaren, de
broomkali en de kina in tien variaties
maar te zwijgen. Het eenige werkzame
recept „aanpakken" blijft ongeschreven en
het eenige werkzame „versterkende mid
del": een met vaardigheid gehanteerde
psychische zweep, blijft ongebruikt.
Daarvoor is de arbeid-en-rust-methode
van den beroemden psycholoog Moebius,
die zonder onderscheid des persoons neu
rasthenische professoren, leeraren, ambte
naren, militairen, telefonisten enz., aan den
land- en tuinbouw, enz. zette, niet ge
schikt.
Met alle respect, dat de schrijver heeft
voor de nagedachtenis van den voorlref-
felijken originieel die Moebius was, lijkt
hem dit geheele arsenaal van „nuttigen
arbeid" voor het meerendeel der patiën
ten, die er zich weder voor hun vak mee
moeten bekwaam maken, niet nuttiger
dan blokjes zagen, zanderen, portretlijst
jes maken van houtsnij-werk en dergelij-
ken onzin meer, die nog steeds, al of niet
in naam van Moebius, met ernstige be
doelingen worden voorgeschreven.
Tegenover dezen en andere geleer-den
houdt dr. van der Hoeven niet op grond
van bespiegelingen maar aan de hand van
zijn ervaring staande, dat voor alle neu
rasthenische klachten (wanneer zich—daar
achter niet iets anders verschuilt en zelfs
d&n soms ook nog) slechts ééne behande
ling de juiste is: de oefeninig zonder rust
en zonder ontzien van dalgene wat de pa
tiënt zegt niet te kunnen, onverschillig of
de machteloosheid en prikkelbare zwa'kte
het hoofd, het hart of welk orgaan ook
betreffen. Om dat te bereiken is niets
noodig dan de zaak schijnbaar „en baga
telle" (hoewel niet zonder belangstelling)
le behandelen, en de schadelijke invloeden
van de omgeving uit te schakelen. Men
moet den patiënt overtuigen en overreden:
overtuigen, dat zijn gevoel van moeheid
met kerkelijke vermoeidheid niets te ma
ken heeft en bovendien echte vermoeid
heid niet schadelijk, maar gezond en nut
tig is en zeker snelle vermoeidheid niet
overwonnen kan worden door „ontzien",
maar slechts door „training", doelbewus
te oefeninig; overreden moet men hem om
al zijn krachten in te spannen om te doen,
goed te doen wat hij meent niet te kun
nen.
Of de patiënt dan overwinnen zal hangt
af eenerzijds van de intellectueele en
vooral de moreele ontwikkeling van den
patiënt (niet van zijn constitutioneele
zwakte) anderzijds van de standvastigheid
en onverschrokkenheid van den medicus,
die zich met hart en ziel en zijn geheele
persoonlijkheid aan deze moeilijke taak
moet wijden.
Daaruit blijkt wel zonneklaar, dat de
neurasthenie geen ziekte is, nog minder
een vermoeidheidsziekte, maar gebrek aan
durf en zelfvertrouwen. Zij is niet meer
een ziekte dan de vrees van den beginne
ling om zijn fiets te bestijgen of van den
knaap om zijn tweede sigaar te rooken,
als de eerste hem misselijk heeft gemaakt.
In een woord samen gevat: neurasthe
nie is niets dan „peur de vivre", (gebrek
aan levensdurf) dat is dus iets, dat wij al
len zonder onderscheid op een of meer
punten verloonen.
Natuurlijk vervalt deze geleerde als
meestal, wanneer een nieuwe theorie
wordt gepropageerd, bij zijn bestrijding
van een verkeerde opvatting van neuras
thenie een weinig in overdrijving naar den
anderen kant. Toch lijken ons zijn be
schouwingen in onzen tijd, die zoo bijzon
der door gebrek aan levensmoed wordt
gekarakteriseerd, de moeite van het over
wegen wel waard. Men behoeft geen me
dicus te zijn om bij zich zelf en in eigen
omgeving aan de hand van bovenstaande
beschouwingen te constateeren, dat dr.
van der Hoeven aan ons tegenwoordig
geslacht van zenuw-overspannenen rake
dingen heeft gezegd en dat, wie zijn ge
neesmiddelen negeert, de zachte meester
is van het spreekwoord, die kwalijk rie
kende wonden maakt.
Veldwachter Boorsma is 's morgens ge
wekt doot zijn vrouw, die zeide, dat
Fons Maas zou komen zeggen dat Met-
dhior en z'n zuster vermoord waren. Het
moet omstreeks 8 uur geweest zijn.
Daarna worden dr. Westerman en dr.
Nije ais getuigen gehoord. Nadat het des
kundig rapport van deze doktoren is
voorgelezen, geven de deskundigen nog
enkele inlichtingen.
Martinus Edskamp was vroeger be
waarder van de .strafgevangenis te Haar
lem. Hij heeft Roza eenige maten ge
sproken. Dirk heeft gezegd, dat hij het
niet gedaan had, maar hij had er wel
geid aan verdiend. Hij had op post ge
staan. Ook heeft hij gezegd, een brief
te hebben geschreven aan den otticier
van justitie, doch bekl. ontkent dit nu.
1910 veddwach-
Jan Swenneker was in
Soc. „SI, Bavo" Gewone zittingen.
Familie-Bioscoop, Kleine Houtweg, 2l/2
uur matinée, 8 uur voorstelling.
Oud-Holland, Ver.vu'lft, Strijkorkest.
Flora, Schoten, Slijkorkcst.
ter te Spaarndam. Hij achtte Roza met in
staat tot deze daan. Wel wist hij, dat
Roza het land had aan Metehior
Cornelia Hartog was huishoudster bij
Meldhior. Zij geeft eenige inlichtingen
over de huiselijke omstandigheden van
de familie. Daarna wordt geoord Ma
ria Metehior, 11 jaar, hoofdverpteegster
in het Wilhelm in agasthuis te Amsterdam,
een dochter van den vermoorden Mel
dhior. Zij geeft enkele inlichtingen.
Gerardus Comelissens, 1J Jaar> ver
klaart, dat Fons tusschen 7 en 8
uur bij hen thuis is gekomen en verteld
heeft, dat de moord gebeurd was. Het
licht was toen nog op. Zijn zusje was
bang geworden en had e eur van
angst op slot gedaan
Willem Huisman, logemenhouder, is ge
detineerd in het Huis van B™n«R B'J
hem hebben in 1919 v. d. Pol en Roza
en nog een derde afgesproken om een
alleen-wonende vrouw te besteen. Dit
plannetje is toen niet doorgegaan. Over
den moord heeft Roza hem een en an
der verteld aldus verklaarde get. voor
den recht er - co-muni s s ari s waaruit blij
ken moet, dat hij er veel van wist. Nu
ontkent get. echter dat Roza hem die
verklaringen had gedaan. Hij beweert.dat
de politie dit heeft gezegd. Get. Brunt
verzekert echter, dat getuige heeft ver:
klaard, dat Roza het heeft gezegd.
Juffrouw Mannaert heeft, bij gelegen
heid van een andere huiszoeking, ge
hoord, dat vrouw Maas had gezegd: „ze
hebben het geld natuurlijk niet in huis,
net zoo min als wij.1'
De oud-concierge der strafgevangenis
Bruggeman heeft bekl. in 1913 in-de straf
gevangenis meermalen hooien zeggen
met betrekking tot den moord te Spaarn
dam: „Had ik het maar niet g«daan„
De oud-directeur der gevangenis beu
zijn zegt. dat Roza in de gevangenis al
tijd erg onrustig was. Hij heeft nooit ove
den moord gesproken.
Hendrik Gerritsen is bewaarder geweest
in de strafgevangenis te Haarlem. Be
heeft met Roza over den moord gespro
ken en gezegd, dat het beter was, als hij
bekende. Maar bekfl. had gezegd:
heb nog een oude moeder."
Jan Vork, gedetineerd, heeft gehoord
dal bekl.. in zijn slaap had gezegd: „Ik
heb 't niet gedaan" en „had ik het maa^
niet gedaan.' Ook had hij over den moord
gesproken.
Cornells Hop heeft bekl. gekend m
Hoorn, waar ze gedetineerd waren. Daar
heeft getuige hem hooren zeggen: Had ik
heit maar niet gedaan.
Beklaagde: Er is wel eens van den
moord gesproken, maar dat ik dat g«'
gd heb is niet waar.
Getuige: Wat je in je slaap zegt, weet
je immers niet.
Dc gedetineerde v. d. Meuten is op
verzoek van Roza in 1919 naar Spaarn
dam gegaan, om in een bepaalden winkel:
waar een oude juffrouw woonde, quasi
een boodschap te gaan doen en tegelijk
te zien of er mansvolk in huis was. Get
had gezegd, dat er een groote kerel was
ofschoon hij niemand had gezien. Hij had
nit maar gezegd, omdat hij met die zaak
verder niets t£ doen wilde hebben. La
ter is Roza er op afgegaan, met een
fleschje bij zich. Hij is halverwege terug
gekeerd. Ook heeft Roza wel eens over
jachtopzieners gesproken, zeggende: „als
die kerels lastig zijn, snijden we ze den
hals af."
Roza ging nog al eens mot slagerstulg
om. Zijn voor den recbter-commissaris
afgelegde verklaring, dal Roza nog al
eens met slagersmessen uitging, ontkent
get. thans beslist.
Beklaagde ontkent, dat hij de oude
vrouw wilde vermoorden.
President: Bent u er niet naar toe ge
gaan?
Beklaagde: Och we waren nog al een
onder den invloed van sterken drank.
Antoon Eland verklaart, dat Roza hem
een verhaal heeft gedaan. Dat kwam op
het volgende neer: Roza had een persoon
gesproken, die bij Melchior op bezoek was
geweest. De melkkan slond achter de
deur. De persoon had koffie gedronken
en een sigaar gerookt en toen de moord
gedaan. Deze persoon zou Melchior mee
genomen hebben naar de schuur en ioen
hebben neergealagen-
Johaimcs v. Schoor was indertijd in
de kost bij Fons Maas. Hij was onwille-
keurig getuige van een ruzie tussdhen
Maas en z'n vrouw, waarbij z'n vrouw
dreigde, de geschiedenis van Spaarndam
te zullen uitbrengen. Maas had gezegd,
haar de keel te zulten afsnijden als ze
dit deed. De naam van Roza was toen
niet genoemd.
Getuige Hofstee kent Roza al 15 jaar.
Tegen hem heeft Dirk over den moord
gesproken. Hij heeft gezegd: „Ze hebben
dit en dat gedaan". Ze zijn naar de wo
ning gegaan.
Getuige E. v. d. Pol is er met Kerstmis
1919 ook bij tegenwoordig geweest, dat
een afspraak gemaakt werd, om een oude
vrouw le gaan vermoorden in Spaarndam.
Roza had gezegd: „Hier zit 17.000 gul
den". Toen heeft Roza compleet voorge
steld om die vrouw te vermoorden, maar
getuige wilde er niet aan. Ik haal wel
eens wat uit, maar moorden, daar begin
ik niet aan. „Durf je soms niet", zei Ro
za. Toen waren ze gekomen bij het huis
van Melchior, en daar zei Roza: „Hier
heb ik er al twee koud gemaakt, ook met
zoo een mes, maar daar zat niet veel".
Bekl. had, toen hij met het plan, om de
vrouw te vermoorden, rond liep, ook een
slagersmes bij zich. We wilden naar
Spaarndam gaan om tenminste iets mede
te nemen, maar Roza had gezegd: „Neen,
ze moeten me hier niet niet zien. Ik heb
er a'l eens voor vast gezeten, maar ze had
den lauw kans bij me".
Roza had den moord op de oude vrouw
toen alleen willen doen, maar getuige had
hem daarvan terug gehouden.
President: Bekl, wat zegt u daarvan?
Beklaagde: Het is 'het beste maar, dat
deze getuige met zulke menschen niet om
gaat.
Get. Essinger, gedetineerd, is ook bij
Maas in de hut geweest. Als hij ruzie had
met zijn vrouw of dronken was, sprak hij
over den dubbelen moord en over een
mes met een wit heft.
Getuige v. Kordelaar is ook gedetineerd.
Hij heeft gehoord, dat Roza tegen Sophie
Hofslee (die ook als getuige gedagvaard
'is, doch nog niet verschenen) gezegd heeft,
dat hij den moord had gedaan.
Beklaagde zegt, dat dit niet waar is.
Getuige v. Geldorp was in 1910 mole
naar te Spaariudam. Roza heeft Zondags
morgens tegen hem gezegd, dat de moord
gebeurd was. Dat was bij half 9. Zaterdag
avond was Roza opvallend onrustig.
Beklaagde zegt, dat van Geldorp hem
den moord heeft verteld op Zondagmor
gen en niet hij aan den molenaar.
Getuige P. v. d. Vijg is de stiefvader
van Roza. Getuige kwam in den bewus-
ten nacht van Zaterdag op Zondag om 12
uur thuis. Dirk lag toen te bed. Roza had
niet de kleeren van getuige aangehad.
Inmiddels is verschenen de getuige juf
frouw Hofstee, die in haar logement wel
eens Roza op bezoek had. Als hij dronken
was begon hij altijd over den moord en
verklaarde, dat hij het gedaan had. Als hij
nuchter was sprak hij er nooit over.
Beklaagde zegt, dat het immers allemaal
dronkemanspraat is.
Getuigen a decharge.
Daarna wordt een begin gemaakt met
het verhoor der getuigen h décharge.
Allereerst de caféhoudster Agatha
Hooggreef, bij wie Roza dikwijls in het
café kwam. Ze had geen ongunsligen in
druk van hem. De algemeene indruk was in
Spaarndam, dal Roza het niet had gedaan.
Toen getuige op Zondagmorgen omstreeks
7 uur langs het huis van Melchior ging,
naar de kerk,-zei een van haar kinderen:
„Kijk, de deur staat open".
Tegen Wilhehnina v. d. Vijg had Dirk
Roza eens gezegd: „Het zou me m'n rech
terhand waard zijn als de moord van
Spaarndam nog eens- uit kwam".
Bij Greta Jas, van wie Dirk een zwager
is, heeft beklaagde op dien Zaterdagavond
om 10 uur een kop koffie gedronken. Ze
kon tóen niets aan Dirk merken.
Rik je Wou-da, een 22-jarige dienstbode,
nog als getuige 5 décharge gehoord, was
er eenige jaren geleden ook bij geweest,
dat met Kerstmis de afspraak werd ge
maakt, om een oude vrouw in Spaarn
dam te gaan vermoorden. Ze heeft ook
gehoord, dat Dirk gezegd heeft, dat hij
den moord had gedaan.
Beklaagde zegt dat het maar het -beste
is om te zwijgen.
Dan wordt de beklaagde nog gehoord.
Hij ontkent alles, waarna de zitting ver
daagd wordt tot Vrijdagmorgen. Dan be
gint het requisitoir.
Het requisitoir.
Spreker begon met een herinnering aan
den ontzettenden moord, die in 1910 te
Spaarndam heeft plaats gehad. Zij, die
toen met het onderzoek belast waren, zijn
blijkbaar minder gelukkig geweest. Wel is
toen alles in het werk gesteld, om in deze
lugubere zaak klaarheid te brengen. Po
litiehonden werden uitgezonden, verdach
ten aangehouden, waaronder 'ook Roza en
zelfs een zoon van Melchior. Spr. moet er
nu-op wijzen, dat bij gelegenheden als de
ze altijd overdreven wordt, tiet wordt altijd
tragischer gemaakt dan het is, vooral in
zoo'n kleine gemeente. Hardnekkig heeft
de beschuldiging tegen den zoon stand ge-
honden, maar vast staat, dat deze het niet
heeft gedaan. Uit den vloed van materiaal,
ter griffie aanwezig, brengt spr. alleen naar
voren, dat de zoon niet steunde op de
beurs, maar op het crediet en juist Maan
dag na den moord, zou een acte gepasseerd
zijn, waarbij de vader zich voor den zoon
borg stelde.
Nu deze beklaagde. Aanstonds is bij
de goegemeente de overtuiging gekomen,
dat hij het gedaan had. Was hij het niet,
die een haat droeg tegen Melchior, die
hem uitschold en tartte, die zioh vergreep
aan het hek van den ontvanger. Uit de
verklaringen van de getuigen, blijkt, dat
Roza een haat had Tegen Melchior. Dit
motief is dus aanwezig. In den loop der
jaren heeft Roza het toezicht over zijn
moord verslapt. Hij dacht, er komt toch
niets van. En toen heeft hij er over gespro
ken, eerst als van „zij", toen van „wij" en
toen kwam het al naar voren met „ik".
De justitie en de politie van tegenwoordig
zijn gelukkig geweest, anders had het nooit
zoo ver gekomen. Intusschen verdienen
ook de politieambtenaren dezer stad een
woord van hulde, vooral de inspecteur
Woud, en de rechter-commissaris, Mr. Pas
teur.
Was er bij Roza de haat, bij Melchior
was er de doodelijke angst Melchior was
voortdurend bang voor Roza en had eens
gezegd: „Ik word nog eens zijn prooi."
Spreker komt nu op de buitenrechtelijke
bekentenis van bekl. en herinnert er aller
eerst aan, dat hij in 1913, veroordeeld, we
gens poging tot doodslag op een veld
wachter, een brief schreef aan den rech
ter-commissaris, dat hij, met Nauta en
Hamers de moord had gedaan. Daar was
niet veel peil op te trekken en men liet de
zaak rusten, weer kamend onder den in
druk, waarin men in 1910 ook gekomen
was n.l. dat Roza niet toerekenbaar was.
Men heeft hem toen zelfs naar de bijzon
dere gevangen-is gebracht, doch reeds na 3
weken bleek de medische dwaling.
Eemigen tijd la/Ier, toen beklaagde iin
Hoorn was, ouutm-ootte hij oude bekenden
en nu werd er weer over den maand ge
sproken. Affilonlei details kwamen las en
later kwamen ook de verschillende ge
tuigen zidh bij de politie aanmelden. De
redlitleir- oommi ssa ris haaide bet ondr slof
bedolven dossier niu voot den dag, om aan
de hand van de vele nieuwe details, an
dermaal te pogen, een bewijs te consta
teeren, En wat blijkt nu? Dat juist moet
zijn, dat juffrouw Meiohóor niiet dtoor de
slag oip het hoofd, maar door de sneden
in de hals gedood is.
Ben zeer moeilijk onderdeel is de kwes
tie van het mes. De sneden moeten toe
gebracht zijn met een slagershakmes, maar
bij de lijken log alleen een tafelmes met
een wittoeenen heft. Spr. heeft er deze
verklaring voor gevonden. Bekt. heeft eens
tegen Groetje Huisman gezegd': „Ik hang
ze op als twee schilderijen." Hij zag dus
niet op tegen de meest sinistere csnscenee-
riugen. Is het nu niet aannemelijk, dat
Roza een mes uit de kenkendade heeft
gehaald die open stond-— en dit bij de
slachtoffers heeft gezet, om den indruk te
wekken, dolt een dier hnisgenooten den
moord zou hebben gedaan.
Spreker betoogt, diat er een nauwe
relatie bestond tusschen Roza en Maas.
Maas was ongetwijfeld bij dien moord ge-
interesseerd. Zijn vrouw -deed luxe uit
gaven nia li ion tijd en Maas kooht nieuwe
kleeren. Ook is er sprake van een burnt,
a,l hebben we diien nooit gezien. Het ligt
voor die hainid, diat Maas zijn slagers-
miateriaal aan Roza heeft geleend.
Wat de tijdien betreft, betoogt spr., dot
hot niet mogelijk zad zijn, een aMbi te
bewijzen. Het kan niet waar zijn, dot
Roza om half 12 thuis was. En al zou hij.
om 10 minuten voor 9 Zaterdagavond ge
zien zijn, dan is het nog niet onmogelijk,
dot in dien tijd de moord is geschied,
want de afstond is kort,
Spr. wjil met ontkennen, dolt bij getwij
feld heeft. Die twijfel wil hij thans weg
nemen. Sipr. begrijpt niet, wat belkil. be
zield, om thans affiles ite 'heeten te liegen.
Hij ontkent eenvoudig affiles, maar mien zaïl
dian moeten aan'loonen, dat hij gezwetst
heeft toen hij de menigvuldige vertiaffien
'heeft gedaan.
Spreker acht dien moord op dien man
en de doodslag oip die vrouw bewezen en
eischt een en gevangenisstraf voor den tijd
van vijftien jaar, waarbij spr. rekening wu,l
bonden met de oimsta/nidligheiid dat de mis
daad 10 jaar geleden is. Volgens spr. kan
men er toe komen, na zooveel tijd een
mindere straf oip te leggen, dan wanneer
de zaak berecht zou worden onder ver
sohen indruk van het gebeurde.
De verdediging.
Na het onderzoeik en het stellige woord
komt thans, aldus de verdediger, im. v. d,
GOOT, het woortd van twijfel. Als men
hem schuldig bevindt: moet Roza zwaar
gestraft worden, en dan kan spr. zich met
het harde woord „vijftien jaar vereeni
gen. Maar niet als er sprake is van twij
fel, en spr. bekent, dat hij twijfelt.
Men moet letten op het karakter van
den man en op den aard van den moord.
En dan komt telkens voor den geest het
beeld van den andere, die in deze zaak
een sterke rol speelt. Spreker acht Roza
tot deze daad niet in staat. Ter zitting
lijkt hij een belangstellend toeschouwer,
^ffimtGrïaKïtnnlyiinivDliaBnPPi'ni gngSögi?pJVltu5ptg5tg5glg^S
I Gjplgrigplgnun 1WTOBIH Emluipi
De bu reau-men schen in Den Haag weten'
alevel soms rare dingen te decreteeren,
die getuigen van een absoluut gemis aan
praotisch inzicht.
Thans een ükase van het hoofdbestuur:
der Posterijen.
Er zijn beursbelastingzegels tot f 500
per stuk toe en plakzegels tot een waarde
van f 100.
Vroeger waren deze beursbetaling- en
plafczegels tot vrij hooge bedragen ver-,
krijgbaar aan alle postkantoren.
Thans is dat veranderd.
Sofiunige postkantoren hebben geen ze
gels beschikbaar tot een hooger bedrag dan
van f 1.—; andere tot geen hooger bedrag
dan f 4.15; en nog andere niet hooger dan
een waarde van f 10.50. Dat zijn de groot
ste kantoren, die het beste vertrouwd
worden door het hoofdbestuur der Pos
terijen.
Wie een zegel wil, duurder dan van
f 10.50, moet die balen bij den ontvanger
der registratie.
Nu weet men dat deze ontvangers der
registratie maar dun gezaaid zijn in den
lande.
Gevolg is een lange reis en veel moeilijk
heden voor wie in een stad-zonder-onlvan-
ger woont en een duur zegel noodig heeft
Een bewoner uit Lisse, die een zegel
noodig heeft duurder dan van f 1.kan
dat niet aan z'n postkantoor krijgen, maar
moet daarvoor naar Haarlem of Leiden rei
zen. I
Men begrijpt hieruit wat 'n last dal mee
brengt, b.v. voor notarissen, die som»
zeer dure zegels noodig hebben.
Of meent men in den Haag, dat iecorfl
notaris in staat en bereid is een collectie
zegels aan te leggen van b.v. 500, voot)
het geval, dat hij die eens noodig heeft.
Dat is een misschien wat frappant voor
beeld.
Maar hetzelfde geldt voor zegels van
minder waarde.
Wat meer practisahen zin bij bet hoofd
bestuur zou niet misplaatst zijn.
De klachten over deze absurd» regeling,
zijn dan ook legio.
wie de zaak niet aangaat. Maar hoe was
Roza in 1910? Ben dronken lap, maat
tevens een lafaard. Hij kan den moord
niet alleen hebben gedaan, want voor een
moord op twee personen is een vastbera
denheid noodig, die spreker bij Roza nieV
aanwezig acht. In brullende woorden
heeft hij wel eens van den moord gespro
ken. Wat den aard van den moord be
treft, wijst spreker op de beestachtig!»
slachting. De deskundigen verklaarden,
dat de moord geschied is door iemand^
die verstand had van slachten, en bekl,
kent geen ambacht, laat staan dat van
slager. Wel zijn er anderen, die versland
van slachten hebben.
Spreker wijst er dan op, dat er ook geld
gestolen is. Dat zou men haast vergelen,
maar er blijkt uit, dat er sprake is van
geldzucht. Bij Roza echter niet. Hij zou
den volgenden dag gearresteerd worden,
en had er dus niets aan, oan zich geld 1e
verschaffen. Teruggekeerd uit do gevange
nis heeft hij geen groote verteringen ge-,
maakt. Wel zijn er anderen in Spaarndam,
die dit deden. Ook moordzucht kan het
motief niet zijn. Bekl. was veel 1e laf. Als
Melchior zoo bang was voor Roza, waar
om heeft hij daarover dan nooit legen de
politie laten blijken, terwijl hij wel her
haaldelijk over keinere feiten, die hein
minder aangingen, naar de politie ging.
Spreker acht het overdreven, dal het
haatmotief hier zoo wordt uitgebuit en
meent, dat de gerechtigheid voorschrijft,
bij twijfel geen schuld aan 1e nemen.
Wat het bewijs betreft, herinnert spre
ker aan de geschiedenis van de zaak. Spr.
acht het onjuist, dat alle waarde wordt
gehecht aan .de vaak tegenstrijdige beken
tenissen van den bekl., terwijl nu niet do
minste waarde wordt gehecht aan zijn
ontkenningen. Men zal er toch rekening
mee moeten houden, dat bekl. ongetwij
feld spijt heeft van zijn vele' gezwets, en
thans er een systeem van maakt, van
hardnekkig te zwijgen, teneinde geen
zweem van bewijs tegen zich los te laten.
Dat is zijn recht. Ook mag men niet té
veel afgaan op de omstandigheid, dal Ro-
a met allerlei feiten van den moord op
de hoogte was. Immers, het staat niet vast,
dat hij die feiten weet, omdat hij den
moord godaan heeft, doch hij kam die ge
makkelijk weten, buiten den moord om,
omdat hij met de lijken is geconfronteerd,
en hem bij bet onderzoek allerlei omslan.
digheden zijn medegedeeld.
Spr. betoogt voorts, dat men zich in
deze zaak beweegt in een grensgebied,
Spr. was ook al eens gekomen aan de
grenzen van zijn eigen verstand. Waarom
zou deze beklaagde tot bekentenissen moe
ten komen? Berouw toonde hij niet, zelfs
niet toen hij sommige oogenblikken in zich
zelf gekeerd was in het Leger des Heils.
Nooit heeft bekl. zijn bekentenissen gedaan
tegenover werkelijk vertrouwden. Hij deed
de verhalen altijd tegenover vluchtige
vrienden, boeven, en het is bekend, dat
een boef tegenover een andere boef gaarne
verholen doet, zonder zelf in die verbale
j
';1
'!i
ir I
j»
I .10
i ir
':l!
'i 'I
li'
I
|li
•li!
-il
•ili
;ii:
1
i.:
J
I, ;:i