De Gemzenjager j
Cecile snelde op haar toe eri omhels
de haar iennig en teeder.
Is het waar", zeide zij. „Is het da-
toch gebeurd Ook Iwangeval
len daer ginds".
„Is Iwan dood riep de knaap, met
oogen groot van schrik. „Heeft men u
dit gezegd
De ongelukkige vrouw stond op met
pijnlijk vertrokken gelaat en verwilder
de oogen.
„Dood kreet zij. „Ik zou honderd
maal liever willen, dat hij dood was."
„Maar wat dan riep het kleine
meisje, dat er niets van begreep.
De poeder antwoordde niet.
Mevrouw Souyeff legde den vinger
op de lippen om haar zoon stilzwijgen
te bevelen.
Wat moest dit alles beteekenen
Mevrouw Narkinoff," vroeg Cecile,
wat is er toch Zegwelk onge
luk.
„Meer dan een ongeluk riep zij op
hartverscheurenden toonDe on
eer, de schande.... O, mijn God!"
„Oneer.... schande...." mompel
den de kinderen
De oorlog is vruchtbaar in rouw van
allerlei soort. Hij vernietigt het leven,
verbreekt de hechtste banden hier be
neden en delft de graven. Maar hij
brengt een edele verzachting voor de
rampen en een balsem voor de wonden
des harten den roem.
Om hen te begraven, die sneuvelen
ep het veld van eer, weeft de engel in
den krijg een lijkkleed, dat hen in de
oogen der wereld onsterfelijk maakt.
En degenen, die overblijven zijn fier on
danks hun tranen, omdat zij kunnen
zeggen, dat hun echtgenooten, hun
zonen, hun broeders zijn gevallen in
dienst van het vaderland.
Maar heeft de oorlog zijn roem, hij
heeft ook zijn schande telt hij zijn hel
den bij duizenden en duizenden, hij
heeft ook zijn verraders, en dit ras
«terft nooit uit't is een zwarte vlek in
den stroom van vergoten bloed.
Mevrouw Souyeff beweende met trots
naar door de Japanners gedooden echt
genoot. Mevrouw Narkinoff beweende
met schaamte haar nog levenden zoon,
verkocht aan den vijand.
„Ja," schreide zij, bijna krankzinnig
van smart, de verbaasde kinderen
aanziende, „men zegt, dat mijn zoon
een vérrader is."
„Maar wie heeft u dit gezegd," vroeg
Cecile, „Men heeft hem gezienEn
toch, o neen. 't Is onmogelijk. Ik kan
niet' gelooven aan zooveel ongeluk."
O, dit droevige onderhoud met dien
officier zoo even in haar huis.. dit
vreeselijke oogenblik, waarop de luite
nant haar kwam vragen
„Weet gij, wat er van uw zoon ge
worden is
Zij had geantwoord, meenende, dat
hij misschien gedood kon zijn op de wal
len, waar zij meende, dat hij zich be
vond
Ik weet er niets vanIk heb geen
tijding van mijn arm kind."
Toen moest de officier alles zeggen,
zooals hem bevolen was.
„De soldaten hebben hem twee dagen
geleden zien uitgaan met 'n man, waar
van men nu weet, dat het een vermomd
Japanner was. Ze zijn samen vertrok
ken/maar hij is niet teruggekeerd."
„Maar," had de ongelukkige vrouw
geantwoord, „dat bewijst niet...."
„Wacht even Den vorigen dag,
toen hij op schildwacht stond, heeft
men hem verrast terwijl hij met den
spion «prak. Deze post was slechts aan
de soldaten der bezetting bekend en
toch zijn dezen nacht vier soldaten op
deze plaats overvallen en gedood. En
bovendien," vervolgde de officier, ,,'t is
op Zware straf verboden zich buiten
de vestingwerken te begeven. Waarom
heeft hij dit bevel overtreden, als hij
niet de bedoeling had verraad te plegen!
Geen twijfel meer mogelijk. De be
wijzen v/aren verpletterend Iwan Nar
kinoff had zijn vaderland verraden en
zijne kameraden aan den vijand over
geleverd.
Mén zou In de stad de misdaad van
den ellendeling publlc-eeren en zij, de
arme moeder, moest de marteling on
dergaan, duizendmaal vomieuwd. te
„De zoon van mevrouw Narkïnorf
heeft de Russische soldaten aan den
vijand verraden voor goud."
Mevrouw Souyeff beproefde zelfs niet
troost te brengen voor deze vreeselijke
smart. Er zijn zielefolteringen, waar
tegen medelijden en troost onmachtig
blijken.
Reeds was het nieuws in de stad ver
spreid. Het was de naam van den ver
rader, dien Cecile zooeven had hooren
uitspreken door de voorbijgangers, die
het treurige feit bespraken.
„Mijn zoon Neen, het is niet moge
lijk," kreet de ongelukkige moeder..
„Hij, die zijn vaderland zoo liefhad
O, mijn God, als men zich toch eens
vergist hadals men hem mij den
een of anderen dag te huis bracht..
doodmaar zonder smet op zijn
naam of eero, welk een geluk zou
dat voor mij zijn
In haar geestverwarring was zij er
dus toe gekomen het als een geluk te
beschouwen, wanneer haar zoon gestor
ven was, maar gestorven als soldaat.
Nicolai had dit tooneel aangezien
zonder een spier van zijn gelaat te
vertrekken. Tegenover-deze vreese
lijke smart vroeg hij zich af, hoe men
zijn vaderland kon verraden en hoe een
man met gezond verstand zich kon la
ten vervoeren tot zulk een misdaad. Hij
zag Iwan weer voor zich, zijn veel
ouderen vriend, met zijn scherp ge-
teekend gelaat, omlijst door een nog
weinig ontwikkelden baard, zijne oogèn
met zulk een eerlijken, vrijmoedigen
blik. En hij stelde zich den zoon van
mevrouw Narkinoff voor, de vestingwer
ken passeerende en naar hst kamp van
den vijand gaande, waar hij zich aan
bood als de beul zijner kameraden, zeg
gende
„Ik ken een 'vooruitgeschoven post
van schildwachten, die het bastion be
waken. Als gij u van hen wilt ontdoen,
volgt mij dan."
Toen volgde in den nacht een stille
marsch van mannen, sluipende als roof
dieren,-hij voorop om den weg te wijzen,
de japanners achter hem, kruipend
als tijgers. Vervolgens hoe hij de hand
uitgestrekt, het verraderlijke woord
sprak, dat de misdaad voltooide
„Daar zijn zij '/j
De mannen, die zich op de niets
kwaads vermoedende schildwachten
wierpen, hen met bajonetsteken af
maakten, dit alles stelde zich aan zijn
opgewekte verbeelding voor, en meer
dan ooit aangegrepen door den krijgs-
zuchtigen geest, die hem vervulde,
snelde hij naar buiten, om de vrije lucht
in te ademen, vervuld met een atmos
feer van moed en dapperheid.
Een vreemd tumult heerschte in dc
straatvier mannen, twee aan twee
aan elkander geboeid, met een koord
om den hals, werden door soldaten, die
hen omringden weggevoerd. Achter hen
volgde een steeds aangroeiende menigte
die echter geen woord geen kreet liet
hooren.
De knaap ondervroeg een vrouw die
de menigte volgde
„Het zijn Japansche spionnen, die
men gaat ophangen," antwoordde zij.
Eenige dagen te voren bad het ge
rucht geloopen, dat eenige mannen, als
Chineezen verkleed, gevangen genomen
waren. De krijgsraad had hen na kort
beraad gevonnist en nu -"as het uur der
terechtstelling geslagen.
III.
Het was een treurige stoet, die dc
stad doortrok.
Den dood zag men dagelijks in Port-
Arthur. Hij zweefde in de lucht en men
zag zijn sporen bij eiken voetstap.
Maar tot nog toe had men slechts het
uiteinde van dappere soldaten gezien,
niet dat van spionnen. De kogel voor
den soldaat, het koord voor den ban
dietzoo noemde men toch hen,.die
in het kamp van den vijand zich vrij
willig aanboden hun leven te wagen
door heimelijk in de vesting door te
dringen.
Achter de gevangenen volgde de
menigte die elkander 'toeriep. „Dat
zijn de Japansche officieren, die men
als verkleed® Chineezen gegrepen heeft.,
n« «ninnoace Is in den oorloe zeer
gebruikelijk, maar wee hen, cfïe ze ten
uitvoer brengen, als zij gevat worden.
De tegenstander kent geen pardon voor
hen, omdat dit voor hem zelf gevaar op
levert.
Er is echter een zekere roem in de
uitoefening van dit spionneeren. Het
vereischt beleid en stoutmoedigheid,
zij het dan ook gepaard met list. Spion
neeren ten dienste van het leger is een
vorm van vaderlandsliefde die 'n groo-
te mate van koelbloedigheid en soms
een volleerde slimheid en gevatheid ver
eischt.
Gevangen genomen wegens hun ver
dachte handelingen werden zij na een
kort onderzoek, dat duidelijk hun
toeleg bewees, veroordeeld. En volgens
de gewoonte in den oorlog, waarvan het
doel is spionnen af te schrikken, werden
ze op een openbaar plein opgehangen
om anderen, als zij er waren, te doen
terugschrikken.
Hun gelaat toonde niet de minste
ontroering zij gingen voorbij met som
ber gelaat, een minachtenden trek om
den mond, die een wilde energie uit
drukte.
Nicolai drong tusschen de menigte door
om van nabij deze vijanden te zien.
In den grond der zaak vond hij geen
genoegen in het bijwonen der terecht
stelling. Hem walgde zelfs de gedachte
deze mannen aan een koord te zien
hangen in de stuiptrekkingen van den
doodstrijd. Maar hij deed als de ande
ren en wilde zien, hoe de J apanners wis
ten te sterven. En overigens werd hij
gedreven door de heerschende stroo
ming de opwinding van het beleg, de
menigte die de gebeurtenissen besprak,
de kogels, de ruïnen van ingestorte hui
zen, al de verwarrende verschrikkingen
van den oorlog.
Hij wilde dat alles zien, de kleine
man.
Eenigen uit zijn wijk, die hem herken
den, wenschten hem geluk.
„Dat was knap, wat je gisteren ge
daan hebt, Je bent een held, Nicolai."
Men wees hem elkander aan die
hem nooit g;zien hadden, wilden hem
kennenhij werd omringd door een
nieuwsgierige bewondering.
Maar, hij vroeg zich af tegenover
deze uitbundigheid, of het dan zooveel
drukte waard was,wat hij gedaan had
en of anderen in zijn plaats niet het
zelfde zouden hebben gedaan.
Hij had de heldhaftigheid in zijn
bloed, de zoon van mevrouw Souyeff.
Men was op het plein aangekomen,
toen een man, die Nicolai genaderd was,
hem bij den arm nam en meetrok naar
het trottoir.
„Ben jij het, dien men zoo dapper
noemt en die gisteren mevrouw Stoessel
gered hebt
De knaap keerde zich snel om en be
vond zich tegenover een Rus met een
langen baard en goed gekleed.
„Jawel," antwoordde hij met een
zekeren schroom.
„Ik zou je van avond eens willen
spreken. Ik heb je een belangrijke zaak
voor te stellen."
De kleine Souyeff vroeg hem zeer
verwonderd over deze toespraak
„Welke zaak
„Dat kan ik je nu niet zeggen
Maar weet, dat ze het welzijn der stad
betreft. Kom mij vanavond tegen
tien uren opzoeken. Ik zal je wachten
aan het eind der straat, tegenover het
Engelsche consulaat."
Er was een toon van gezag in de v/oor
den van den onbekende, en zooveel ver
rassing in de uitnoodiging, dat Nicolai,
wiens hoofd vol was van avontuurlijke
iedeën, haar aannam.
„Het betreft het welzijn der stad,"
dacht hij zich zelf.
Zijn moedig hart verheugde er zich
reeds in, voor zijn vaderland iets te mo
gen doen. Welk een geluk
„Ik zal er zijn," hernam hij.
„Afgesproken," zei de vreemdeling
God bescherme het heilige Rus
land
En terwijl deze woorden naklonken
als geschal van klaroenen in de ziel
van den gevoeligen knaap, verdween
de Rus met den langen zwarten baard
in de aangroeiende menigte.
Een gegons van stemmen golfde om
hem heen. Elk,sprak zijn oprtHtel uit
over de treurige plechtigheid, die wera
voorbereid. Vlak bij Nicolai stonden
twee vrouwen te praten.
„Deze sterven ten minste in dienst
van hun vaderland, maar die anderen..
„Iwan Narkinoff
„Ja."
„Zij mocht wenschen liever dood te
zijn
Deze woorden gingen als scherpe dol
ken door het hart van den jeugdigen
knaap. De ongelukkige moeder van
zijn ellendigen vriend deed hem leed
de tranen kwamen hem in de oogen bij
de gedachte aan den onverdienden
smaad, die deze vrouw door het verraad
van haar zoon pijnigde, meer dan alle
mogelijke terechtstellingen.
Op het plein waren vier galgen opge
richt en met ontsteltenis wachtte men
het oogenblik der terechtstelling. Een
hevige ontroering greep een groot deel
der toeschouwers aan, want het waren
toch helden, die gingen sterven, dappe
ren die hun taak niet ten einde hadden
kunnen brengen.
Een kolonel, twee kapiteins, en een
luitenant, de laatste nog zeer jong met
een kinderlijk gelaat. Soldaten, die
de veroordeelden bewaakten en zich
achteraan bevonden, vertelden van
't roerend tooneel voor den krijgsraad.
Toen zij het doodvonnis hadden hooren
uitspreken, hadden zij zich niet bewo
gen geen trek van hun gelaat had de
minste ontroering verraden. Men had
hun gevraagd, of zij nog iets wenschten,
maar allen hadden slechts verlangd
spoedig te sterven.
Wordt vervolgd.)
^HB—B—llll mill
Iets uit den
Moppentrommel
EEN KLEIN ÖNuRim.
A. Waarom wil jo niet dat mijn Karei
uwe Jenny huwt?
B. Om de eenvoudige reden, dat hij
een onuitstaanbare kerel is.
A. Nu ja, maar dat is ook zijn cenig
gebrek.
VERKEERD BEGREPEN.
Hoofd der school. Kinderen, ik zal
je al bij voorbaat zeggen, dat de niou-
we onderwijzer dat fluisteren en voor
zeggen niet kan hooren.
Leerling. Is hij dan doof, mijnheer?
OOK EEN MOTIEF.
Huurder. De woning bevalt mij, maar
ze is me vijftig gulden te duur.
Huisheer. Dat lijkt maar zoo. want
vijftig gulden is alleen de geur waard,
wanneer des zomers achter huis het hooi
wordt gemaakt.
IN DEN LUCHTBALLON.
Luchtschipper (tot den Professor, die
in wetenschappelijke waarnemingen ver
diept is.) professor, zal ik de klep ope
nen?
Professor. Waarom?
Luchtschipper. Ja, we moeten toch ten
slotte weer naar de aarde terug.
Professor (nijdig). Man, jij schijnt zon
der de aarde niet meer te kunnen le
ven.
WARE VRIENDSCHAP.
Elise. Ik ga vandaag naar Clara toe,
heb je ook wat aan haar to zeggen
Morie. Doe haar mijne hartelijke groe
ten. Maar zeg, hoe kom je toch zoo
intiem met dat spook?
EEN OPPORTUNIST.
Een handelaar in brandstoffen, die zijn
voorraad gedurende den winter niet heeft
kunnen opruimen, schreef toen de zomer
was gekomen, hot volgende op de deur
van zijne loods:
,.Best brandhout voor den zomer: geeft
maar zeer weinig hitte!"
SLIM OVERLEGD.
Zij. Niet waar, beste man, dit col
lier bevalt je?
Hij. Zeker, maar,.;...
Zij. Geen maar, manlief, als het n
bevalt, moot ge 't mij koopen, opdat go
do paarlen dikwijls kunt zien.
SCHERP.
Schoonmama is op bozook gekomen en
zegt: Kijk eens hoo blij de kleine Hugo
is, dat ik ben gekomen!
Schoonzoon. Ja, die jongen verheugt
zich over elke kleinigheid.
NUMMER 9
EERSTE JAARGANG 1921
SIGURD's PROEFSTUK S
(Slot.)
V
Het smidshandwerk ging in ons ge
slacht erfelijk van vader op zoon over.
Ik had echter geen mannelijken erfge
naam. Slechts een eenige dochter had
mijn vroeg overleden vrouw mij nagela
ten. Daarom hoopte ik op een schoon
zoon, die mijn handwerk zou voortzet
ten en in wien mijn geslacht kon voort
leven. Het zou echter anders geschieden
Een jong Zweedsch heer, schoon van
gestalte en onstuimig van aard, kwam
in onze streek. Hij zag mijn dochter en
dong op rondborstige, eerlijke wijze
om hare hand. Hij bekende, dat hij, de
laatste van zijn geslacht, onvermogend
was en voornemens was bij den keizer
dienst te nemen om in den oorlog te
gen den Turkschen erfvijand eer en rijk
dom te verwerven. Met harde woorden
wees ik den edelman af met harde woor
den dreigde ik mijn kind een smid. al
leen zou mijn dochter ten huwelijk
kunnen krijgen, opdat het vuur in
mijn smidshaard niet zou worden uitge
doofd. En ook"voegde hij weifelend
er bij, als kostte hem deze bekentenis
een groote zelfoverwinning „wijl ik
een wrok had tegen alles, wat een adel
lijken naam droeg want een jonker had
jaren geleden met valsche beloften -en
praatjes mijn zuster bedrogen en haar
eerloos verlaten het kostte haar het
leven. En daarom sloot ik mijn deur
voor den edelman en hield mijn dochter
onder streng toezicht. Maar de liefde
spot met alle hinderpalen," ging de
oude man na eenige oogenblikken onder
de hevigste spanning zijner toehoorders
voort„op zekeren dag was het jonge
paar verdwenen. Een brief, waarin mij
werd bericht, dat vrijheer von Holm-
berg mijne dochter voor Gods altaar
had gehuwd en over dit huwelijk mijn
zegen afsmeekte, beantwoordde ik in
den hoogsten toorn met een verlooche
ning van mijn dochter en haar gemaal
ik verbood haar mij nooit meer te
naderen, tenzij ellende of ongeluk over
haar mocht komen en zij mijn hulp kon
noodig hebben."
„En gehoorzaamde uw dochter dat
strenge verbod," vroeg de koning.
„Zij moest wel," was het antwoord
van den meester, „want zij kende den
onbuigzamen aard haars vaders. Zes
lange jaren verliepen, voor ik het eerste
levensteeken van mijn dochter ont
ving van het sterfbed mijner Magda-
lena, met bevende hand geschreven
zij was sinds een jaar weduwe, in den
krijg tegen de Turken was haar echtge
noot met eere gevallen wel niet in ar
moede, maar toch niet veel beter, had
hij zijn vrouw, die hij liefhad als zijn
hoogste goed op de wereld, achtergela
ten met zijn eenig kind, een zoon.
Ik ijlde naar de kleine Duitsche stad,
vanwaar mij de tijding was toegezon
den en God schonk mij de genade mijn
kind nog levend terug te vinden, of
schoon de engel des doods zijn vleuge
len reeds over haar had uitgestrekt. Zij;
gaf haar zoon aan mijne zorg over
en ik beloofde haar over hem te zullen
waken en hem op te voeden tot een man
van eer, zoover mijn krachten het zou
den gedoogen. Maar nog een andere be
lofte deed ik mijn stervende dochter.
Niet vóór zijn twee en twintigste jaar
zou hij iets van zijn adellijke herkomst
vernemen en mochten zijn gedrag en
karakter hem op dien tijd den adellijken
naam niet waardig getoond hebben
dan zou hij het nooit vernemen. Ik be
loofde dit, doch onder voorwaarde, dat
ik, wanneer het noodig mocht blijken,
reeds vroeger dan den vastgestelden
tijd Sigurd's afkomst zou openbaren.
Ik heb mijn kind begraven en den knaap
met mij genomen. Een paar jaren bleefik
nog in mijn geboorteplaats, maartoen
de knaap opgroeide en menig gezegde
der buren over hem leerde verstaan ver
liet ik met hem mijn geboortegrond en
vestigde mij ver daarvan verwijderd,
waar niemand den smid Hans Kersten-
sen en het treurige lot mijner arme doch
ter kende. Zoo kwam ik naar Bornholm,
sloot de oude man met een diepen
zucht zijn verhaal.
Sigurd had zich reeds lang opgericht,
ademloos had hij de woorden zijns
grootvaders gevolgd. Toen echter de
oude man zijn verhaal had geëindigd,
breidde hij in overweldigende ontroe
ring de armen uit en een langdurige
omhelzing vereenigde grootvader en
kleinzoon. Geen van beiden schaamde
zich de tranen, die hem over de wangen
stroomden.
Christiaan V, zelf diep bewogen, nam
het eerst weder het woord „Meester
Kerstensen, hebt gij de bewijzen van
de adellijke afkomst van de zijde des
vaders van dezen jongeling in burger
lijk en kerkelijk geldige documenten
hier voorhanden
„Ja, koninklijke Majesteit," was het
antwoord van den ouden meester. En
zijn kleinzoon loslatend, haalde hij een
portefeuille uit zijn borstzak, waaruit
hij twee geel geworden perkamenten
met groote zegels voorzien nam, die
hij den koning overreikte. „Ziedaar,
heer koning," zeide hij, „voor het
oog van heer Sture bestemde ik heden
deze stukken, nu mag ik ze den hoog
sten rechter van het land zelf in de hand
leggen."
De koning doorliep vluchtig de hem
ca^g, b )den stukken en knikte bemoedi
gend met het hoofd. „Deze perkamen
ten bevestigen volkomen uwe woorden,
besliste hij onmiddellijk, en zich tot
Sigurd wendepde, ging hij voort„Uit
ons kabinet zullen brieven van Deen-
schen adeldom aan den dooru geërfden
Zweedschen adel worden toegevoegd,
in het wapen van uw geslacht mag het
anker niet vergeten worden, dat uw
krachtige hand heeft vervaardigd en
dat uw koning heeft gered. En wanneer
nu jonker J ens Sture voldoening wil vor
deren voor het vermeende hem aange
dane onrecht," aldus besloot de vorst
met een scherpen blik op den neef van
den slotheer, „dan mag hij die eischen
van onzen ridderlijken vrijheer Sigurd
von Holmberg, vóór wij hem tot
onzen persoonlijken dienst naar onze
hoofdstad medenemen."
De monarch keerde na een vriende
lijken groet naar de haven terug.
Jonker Jens verwijderde z.ich heime
lijk met den voogd en den hofmeester
en eischte geen voldoening van den Jon
geling wiens krachtige hand zoo ver
nederend zijn lasterlijke tong had be
dwongen. Hij k^nde de kracht dezer
hand ook in den ridderlijken wapenhan
del en in den grond was hij een lafaard.
Dat hij op Bornholm niet kon blijven,
maakte hem zijn oom spoedig duidelijk
nadat Margaretha dezen het gebeurde
op den bewusten morgen had medege
deeld en hem, ofschoon laat, de oogen
over het ware karakter van zijn neef
opengingen. Met rijke middelen voor
zien, verliet de jonker voor altijd het
eiland om in Parijs, het laatste toe
vluchtsoord voor den verloopen adel
van elk land. een losbandig leven te
gaan leiden, dat met een vroegtijdigen
dood eindigde. Ook Niels Pedersen, de
sluwe hofmeester ontving nog den
zelfden dag zijn afscheid.
Op het slot Sture regeerde na eenige
jaren de bekoorlijke jonkvrouw Marga
retha, wie heer Sture zijn aanzienlijk
vermogen had nagelaten, gelukkig aan
de zijde van haar ridderlijken gemaal
Sigurd von Holmberg, die, in raad en
daad een getrouwe steun van zijn ko
ning, zijn naam sierde met welverdien:
de eer en onderscheiding.
Bloeiende kleinkinderen, grootvader
Kerstensen's vreugde en trots, verhel
derden den levensavond van den ouden
meester, wiens smidshaard echter reeds
lang voor goed was uitgedoofd, en
meer als vriendin dan als dienstbare
gold in het slot Sture de goed, vrome
Juta, de trouwe huishoudster van het
slot.
Geen enkele der bezoekers van de
Deensche hoofdstad Kopenhagen zal
verzuimen zijn schreden te richten naar
het slot Rozenburg, een ouderwetsch
gebouw uit den tijd van Christiaan IV,
gelegen te midden van heerlijke tuinen
en ingericht tot historisch museum.
De groote zalen bevatten een schat van
geschiedkundige herinneringen uit den
tijd der Deensche koningen, van de
oudste tijden tot op onze dagen. In
een der zalen, aan de nagedachtenis
van Christiaan V gewijd, bevindt zich
naast een menigte andere voorwerpen
een sierlijk scheepsanker waar
van het verguldsel nog niet geheel ver
dwenen is. Daarbij vindt men op een
steen de volgende inscriptie
„Twee sterke ankers braken. Ik
hield het dubbele rijk van den monarch
in standi) naast God zijn schutse.
Leer hieruit lezerGoud is schuim te
gen dit ijzer. Bornholm, Mei 1687."
En dit anker was „Sigurd's Proef
stuk."
1) Denemarken en Noorwegen.
Henri Schwitz was stellig de dap
perste gemzenjager in de geheele vallei
van Goldan in Zwitserland.
Wanneer hij 's avonds na een lan en
tocht door de kloven en over de passen
van den Rossiberg in het dorp terug
keerde, trok hij de blikken van allen,
die den schoonen bergbewoner bewon
derden met zijn lenige gestalte, zijn
veerkrachtigen gang en zijn gelaat, dat
steeds door een glimlach verhelderd
werd.
De jongelieden trachtten hem na te
volgen in houding, manieren en klee
ding. Zij droegen den Tyrolerhoed zoo
als hij en even zoo het geweer aan den
bandelier.
Er waren er echter maar zeer wei
nigen, die evenals hij konden zeggen
„De arendsveer op mijn hoed heb ik
verkregen op den top van den Rossi
berg," of die met trots op de kolf van
hun karabijn konden slaan en zeggen
„Dit geweer heeft nooit zijn doel ge
mist." Henri Schwitz mocht dat echter
zeggen.
Op den duur werd hij trotsch op zijn
behendigheid en op de lofuitingen, die
hij daarmee inoogstte en het duurde
niet lang of hij beschouwde het als een
beleediging, als men een heldhaftige
daad wist te verhalen van een mede
dinger.
Sinds eenigen tijd echter bemerkte
hij niet zonder geheime spijt, dat de
jongelieden niet meer zooais vroeger
op het dorpsplein bij de fontein zich
vereenigden om den terugkeerenden
jager te begroeten, als hij, beladen met
bloemen, aankwam.
Eenigen van hen groet ton des Zon
dags met de meeste vriendelijkheid
Gaspard Howald, een jongen man die
van de andere zijde der vallei gekomen
was en die het in den zin had gekregen
de arendsnesten op te zoeken en de
vogels levend te vangen.
Henri Schwitz was niet jaloersch.
Hij had zich nog niet het hoofd warm
laten maken door een der vriendelijke
jonge meisjes, die door zijn krijgshaf
tige houding waren betooverd.
Maar hoe kregen anderen het in
het hoofd hem bouquetjes van edelweisz
en sneeuwbloemen aan te bieden, ver
zameld op de bergtoppen
Zijn eerzucht bestond er in de eenige
te zijn. Zijn roem wilde hij met niemand
deelen.
Op een avond in Februari was de
gemzenjager hoogst verbaasd bij zijn
terugkomst de meeste deuren in het
dorp gesloten te vinden.
Geen dienstboden of jongemeisjes
aan de fontein, geen huismoeders die
aan de deur stonden te babbelen, het
gehamer van den smid weerklonk niet
over de dorpsstraat. Schwitz stiet de
deur van een huis open waar hij zeker
was een ziekelijken grijsaard te vinden,
die daar woonde met Anita, het aar
digste meisje van het dorp.
„Wat is er gebeurd Het dorp is
geheel verlaten."
„Een ongeluk in het gebergte."
„Reizigers misschien, maar voor die
is het nu de tijd niet."
„Neen, een jager.",
„Wie dan?"
„Gaspar Howald."
Deze naam bracht een grijns op he»
lachende gelaat van den jongen man.
„Waar is hij dan heengegaan
„Houthakkers hebben om drie uur
ongeveer het geraas van een lawine
vernomen den kant van Neuwied uit
Kort daarna klonken kreten van angst."
„Den kant van Neuwied.. de hel
ling die blootgesteld is aan de middag
zon, hoe komt men op het idee daar
heen te gaan als de winterkoude af
neemt
De grijsaard hernam op zachten
toon :,,Het was werkelijk onvoorzichtig,
maar dunkt je niet, Henri, dat het
beter was de dorpelingen die ter redding
zijn uitgetrokken te gaan helpen, in
piaats van op den ongelukkige af te
geven
De bergbewoner weifelde eer. oogen
blik. Hij was zijn afkeer niet vergeten.
„Waarop wacht gij? Zou je jaloersch
zijn op zijn succes
De jongeman kleurde.
„Volstrekt niet, ik ga zien wat daar
beneden gebeurt. Ik laat mijn wild en
karabijn hier. Hebt u een bergstok
„Jawel, neem maar mee."
Henri Schwitz voorzag zich van een
met ijzer beslagen stol: met spitse punt,
zonder welke geen bergbeklimmer zich
in het gebergte waagt.
Het geluid van stemmen wees hem
den wegde schaduw der bergen en
der pijnboomen deed de duisternis
vroeger invallen.
In de verte bemerkte Henri Schwitz
een lange rij van bergbewoners, die
van brandende toortsen voorzien waren.
Hij voegde zich spoedig bij dezen
fantastischen stoet, die zich in donkere
ravijnen kronkelde langs rotsen en langs
beken, welke zich uit de donkere pijn-
bosschen naar beneden stortten.
Van tijd tot tijd verbrak een kreet
de stilte. Het was het hulpgeroep van
Gaspard.
De burgemeester en de pastoor van
Goldan openden den stoet en trachtten
de dorpelingen stilte op te ieggen met
de woorden :„Spreek niet over de oor
zaken van het ongeluk, het eenige
middel om onzen dorpsgenoot te redden
VOOR DE HUISKAMER