De Gemzenjager j Cecile snelde op haar toe eri omhels de haar iennig en teeder. Is het waar", zeide zij. „Is het da- toch gebeurd Ook Iwangeval len daer ginds". „Is Iwan dood riep de knaap, met oogen groot van schrik. „Heeft men u dit gezegd De ongelukkige vrouw stond op met pijnlijk vertrokken gelaat en verwilder de oogen. „Dood kreet zij. „Ik zou honderd maal liever willen, dat hij dood was." „Maar wat dan riep het kleine meisje, dat er niets van begreep. De poeder antwoordde niet. Mevrouw Souyeff legde den vinger op de lippen om haar zoon stilzwijgen te bevelen. Wat moest dit alles beteekenen Mevrouw Narkinoff," vroeg Cecile, wat is er toch Zegwelk onge luk. „Meer dan een ongeluk riep zij op hartverscheurenden toonDe on eer, de schande.... O, mijn God!" „Oneer.... schande...." mompel den de kinderen De oorlog is vruchtbaar in rouw van allerlei soort. Hij vernietigt het leven, verbreekt de hechtste banden hier be neden en delft de graven. Maar hij brengt een edele verzachting voor de rampen en een balsem voor de wonden des harten den roem. Om hen te begraven, die sneuvelen ep het veld van eer, weeft de engel in den krijg een lijkkleed, dat hen in de oogen der wereld onsterfelijk maakt. En degenen, die overblijven zijn fier on danks hun tranen, omdat zij kunnen zeggen, dat hun echtgenooten, hun zonen, hun broeders zijn gevallen in dienst van het vaderland. Maar heeft de oorlog zijn roem, hij heeft ook zijn schande telt hij zijn hel den bij duizenden en duizenden, hij heeft ook zijn verraders, en dit ras «terft nooit uit't is een zwarte vlek in den stroom van vergoten bloed. Mevrouw Souyeff beweende met trots naar door de Japanners gedooden echt genoot. Mevrouw Narkinoff beweende met schaamte haar nog levenden zoon, verkocht aan den vijand. „Ja," schreide zij, bijna krankzinnig van smart, de verbaasde kinderen aanziende, „men zegt, dat mijn zoon een vérrader is." „Maar wie heeft u dit gezegd," vroeg Cecile, „Men heeft hem gezienEn toch, o neen. 't Is onmogelijk. Ik kan niet' gelooven aan zooveel ongeluk." O, dit droevige onderhoud met dien officier zoo even in haar huis.. dit vreeselijke oogenblik, waarop de luite nant haar kwam vragen „Weet gij, wat er van uw zoon ge worden is Zij had geantwoord, meenende, dat hij misschien gedood kon zijn op de wal len, waar zij meende, dat hij zich be vond Ik weet er niets vanIk heb geen tijding van mijn arm kind." Toen moest de officier alles zeggen, zooals hem bevolen was. „De soldaten hebben hem twee dagen geleden zien uitgaan met 'n man, waar van men nu weet, dat het een vermomd Japanner was. Ze zijn samen vertrok ken/maar hij is niet teruggekeerd." „Maar," had de ongelukkige vrouw geantwoord, „dat bewijst niet...." „Wacht even Den vorigen dag, toen hij op schildwacht stond, heeft men hem verrast terwijl hij met den spion «prak. Deze post was slechts aan de soldaten der bezetting bekend en toch zijn dezen nacht vier soldaten op deze plaats overvallen en gedood. En bovendien," vervolgde de officier, ,,'t is op Zware straf verboden zich buiten de vestingwerken te begeven. Waarom heeft hij dit bevel overtreden, als hij niet de bedoeling had verraad te plegen! Geen twijfel meer mogelijk. De be wijzen v/aren verpletterend Iwan Nar kinoff had zijn vaderland verraden en zijne kameraden aan den vijand over geleverd. Mén zou In de stad de misdaad van den ellendeling publlc-eeren en zij, de arme moeder, moest de marteling on dergaan, duizendmaal vomieuwd. te „De zoon van mevrouw Narkïnorf heeft de Russische soldaten aan den vijand verraden voor goud." Mevrouw Souyeff beproefde zelfs niet troost te brengen voor deze vreeselijke smart. Er zijn zielefolteringen, waar tegen medelijden en troost onmachtig blijken. Reeds was het nieuws in de stad ver spreid. Het was de naam van den ver rader, dien Cecile zooeven had hooren uitspreken door de voorbijgangers, die het treurige feit bespraken. „Mijn zoon Neen, het is niet moge lijk," kreet de ongelukkige moeder.. „Hij, die zijn vaderland zoo liefhad O, mijn God, als men zich toch eens vergist hadals men hem mij den een of anderen dag te huis bracht.. doodmaar zonder smet op zijn naam of eero, welk een geluk zou dat voor mij zijn In haar geestverwarring was zij er dus toe gekomen het als een geluk te beschouwen, wanneer haar zoon gestor ven was, maar gestorven als soldaat. Nicolai had dit tooneel aangezien zonder een spier van zijn gelaat te vertrekken. Tegenover-deze vreese lijke smart vroeg hij zich af, hoe men zijn vaderland kon verraden en hoe een man met gezond verstand zich kon la ten vervoeren tot zulk een misdaad. Hij zag Iwan weer voor zich, zijn veel ouderen vriend, met zijn scherp ge- teekend gelaat, omlijst door een nog weinig ontwikkelden baard, zijne oogèn met zulk een eerlijken, vrijmoedigen blik. En hij stelde zich den zoon van mevrouw Narkinoff voor, de vestingwer ken passeerende en naar hst kamp van den vijand gaande, waar hij zich aan bood als de beul zijner kameraden, zeg gende „Ik ken een 'vooruitgeschoven post van schildwachten, die het bastion be waken. Als gij u van hen wilt ontdoen, volgt mij dan." Toen volgde in den nacht een stille marsch van mannen, sluipende als roof dieren,-hij voorop om den weg te wijzen, de japanners achter hem, kruipend als tijgers. Vervolgens hoe hij de hand uitgestrekt, het verraderlijke woord sprak, dat de misdaad voltooide „Daar zijn zij '/j De mannen, die zich op de niets kwaads vermoedende schildwachten wierpen, hen met bajonetsteken af maakten, dit alles stelde zich aan zijn opgewekte verbeelding voor, en meer dan ooit aangegrepen door den krijgs- zuchtigen geest, die hem vervulde, snelde hij naar buiten, om de vrije lucht in te ademen, vervuld met een atmos feer van moed en dapperheid. Een vreemd tumult heerschte in dc straatvier mannen, twee aan twee aan elkander geboeid, met een koord om den hals, werden door soldaten, die hen omringden weggevoerd. Achter hen volgde een steeds aangroeiende menigte die echter geen woord geen kreet liet hooren. De knaap ondervroeg een vrouw die de menigte volgde „Het zijn Japansche spionnen, die men gaat ophangen," antwoordde zij. Eenige dagen te voren bad het ge rucht geloopen, dat eenige mannen, als Chineezen verkleed, gevangen genomen waren. De krijgsraad had hen na kort beraad gevonnist en nu -"as het uur der terechtstelling geslagen. III. Het was een treurige stoet, die dc stad doortrok. Den dood zag men dagelijks in Port- Arthur. Hij zweefde in de lucht en men zag zijn sporen bij eiken voetstap. Maar tot nog toe had men slechts het uiteinde van dappere soldaten gezien, niet dat van spionnen. De kogel voor den soldaat, het koord voor den ban dietzoo noemde men toch hen,.die in het kamp van den vijand zich vrij willig aanboden hun leven te wagen door heimelijk in de vesting door te dringen. Achter de gevangenen volgde de menigte die elkander 'toeriep. „Dat zijn de Japansche officieren, die men als verkleed® Chineezen gegrepen heeft., n« «ninnoace Is in den oorloe zeer gebruikelijk, maar wee hen, cfïe ze ten uitvoer brengen, als zij gevat worden. De tegenstander kent geen pardon voor hen, omdat dit voor hem zelf gevaar op levert. Er is echter een zekere roem in de uitoefening van dit spionneeren. Het vereischt beleid en stoutmoedigheid, zij het dan ook gepaard met list. Spion neeren ten dienste van het leger is een vorm van vaderlandsliefde die 'n groo- te mate van koelbloedigheid en soms een volleerde slimheid en gevatheid ver eischt. Gevangen genomen wegens hun ver dachte handelingen werden zij na een kort onderzoek, dat duidelijk hun toeleg bewees, veroordeeld. En volgens de gewoonte in den oorlog, waarvan het doel is spionnen af te schrikken, werden ze op een openbaar plein opgehangen om anderen, als zij er waren, te doen terugschrikken. Hun gelaat toonde niet de minste ontroering zij gingen voorbij met som ber gelaat, een minachtenden trek om den mond, die een wilde energie uit drukte. Nicolai drong tusschen de menigte door om van nabij deze vijanden te zien. In den grond der zaak vond hij geen genoegen in het bijwonen der terecht stelling. Hem walgde zelfs de gedachte deze mannen aan een koord te zien hangen in de stuiptrekkingen van den doodstrijd. Maar hij deed als de ande ren en wilde zien, hoe de J apanners wis ten te sterven. En overigens werd hij gedreven door de heerschende stroo ming de opwinding van het beleg, de menigte die de gebeurtenissen besprak, de kogels, de ruïnen van ingestorte hui zen, al de verwarrende verschrikkingen van den oorlog. Hij wilde dat alles zien, de kleine man. Eenigen uit zijn wijk, die hem herken den, wenschten hem geluk. „Dat was knap, wat je gisteren ge daan hebt, Je bent een held, Nicolai." Men wees hem elkander aan die hem nooit g;zien hadden, wilden hem kennenhij werd omringd door een nieuwsgierige bewondering. Maar, hij vroeg zich af tegenover deze uitbundigheid, of het dan zooveel drukte waard was,wat hij gedaan had en of anderen in zijn plaats niet het zelfde zouden hebben gedaan. Hij had de heldhaftigheid in zijn bloed, de zoon van mevrouw Souyeff. Men was op het plein aangekomen, toen een man, die Nicolai genaderd was, hem bij den arm nam en meetrok naar het trottoir. „Ben jij het, dien men zoo dapper noemt en die gisteren mevrouw Stoessel gered hebt De knaap keerde zich snel om en be vond zich tegenover een Rus met een langen baard en goed gekleed. „Jawel," antwoordde hij met een zekeren schroom. „Ik zou je van avond eens willen spreken. Ik heb je een belangrijke zaak voor te stellen." De kleine Souyeff vroeg hem zeer verwonderd over deze toespraak „Welke zaak „Dat kan ik je nu niet zeggen Maar weet, dat ze het welzijn der stad betreft. Kom mij vanavond tegen tien uren opzoeken. Ik zal je wachten aan het eind der straat, tegenover het Engelsche consulaat." Er was een toon van gezag in de v/oor den van den onbekende, en zooveel ver rassing in de uitnoodiging, dat Nicolai, wiens hoofd vol was van avontuurlijke iedeën, haar aannam. „Het betreft het welzijn der stad," dacht hij zich zelf. Zijn moedig hart verheugde er zich reeds in, voor zijn vaderland iets te mo gen doen. Welk een geluk „Ik zal er zijn," hernam hij. „Afgesproken," zei de vreemdeling God bescherme het heilige Rus land En terwijl deze woorden naklonken als geschal van klaroenen in de ziel van den gevoeligen knaap, verdween de Rus met den langen zwarten baard in de aangroeiende menigte. Een gegons van stemmen golfde om hem heen. Elk,sprak zijn oprtHtel uit over de treurige plechtigheid, die wera voorbereid. Vlak bij Nicolai stonden twee vrouwen te praten. „Deze sterven ten minste in dienst van hun vaderland, maar die anderen.. „Iwan Narkinoff „Ja." „Zij mocht wenschen liever dood te zijn Deze woorden gingen als scherpe dol ken door het hart van den jeugdigen knaap. De ongelukkige moeder van zijn ellendigen vriend deed hem leed de tranen kwamen hem in de oogen bij de gedachte aan den onverdienden smaad, die deze vrouw door het verraad van haar zoon pijnigde, meer dan alle mogelijke terechtstellingen. Op het plein waren vier galgen opge richt en met ontsteltenis wachtte men het oogenblik der terechtstelling. Een hevige ontroering greep een groot deel der toeschouwers aan, want het waren toch helden, die gingen sterven, dappe ren die hun taak niet ten einde hadden kunnen brengen. Een kolonel, twee kapiteins, en een luitenant, de laatste nog zeer jong met een kinderlijk gelaat. Soldaten, die de veroordeelden bewaakten en zich achteraan bevonden, vertelden van 't roerend tooneel voor den krijgsraad. Toen zij het doodvonnis hadden hooren uitspreken, hadden zij zich niet bewo gen geen trek van hun gelaat had de minste ontroering verraden. Men had hun gevraagd, of zij nog iets wenschten, maar allen hadden slechts verlangd spoedig te sterven. Wordt vervolgd.) ^HB—B—llll mill Iets uit den Moppentrommel EEN KLEIN ÖNuRim. A. Waarom wil jo niet dat mijn Karei uwe Jenny huwt? B. Om de eenvoudige reden, dat hij een onuitstaanbare kerel is. A. Nu ja, maar dat is ook zijn cenig gebrek. VERKEERD BEGREPEN. Hoofd der school. Kinderen, ik zal je al bij voorbaat zeggen, dat de niou- we onderwijzer dat fluisteren en voor zeggen niet kan hooren. Leerling. Is hij dan doof, mijnheer? OOK EEN MOTIEF. Huurder. De woning bevalt mij, maar ze is me vijftig gulden te duur. Huisheer. Dat lijkt maar zoo. want vijftig gulden is alleen de geur waard, wanneer des zomers achter huis het hooi wordt gemaakt. IN DEN LUCHTBALLON. Luchtschipper (tot den Professor, die in wetenschappelijke waarnemingen ver diept is.) professor, zal ik de klep ope nen? Professor. Waarom? Luchtschipper. Ja, we moeten toch ten slotte weer naar de aarde terug. Professor (nijdig). Man, jij schijnt zon der de aarde niet meer te kunnen le ven. WARE VRIENDSCHAP. Elise. Ik ga vandaag naar Clara toe, heb je ook wat aan haar to zeggen Morie. Doe haar mijne hartelijke groe ten. Maar zeg, hoe kom je toch zoo intiem met dat spook? EEN OPPORTUNIST. Een handelaar in brandstoffen, die zijn voorraad gedurende den winter niet heeft kunnen opruimen, schreef toen de zomer was gekomen, hot volgende op de deur van zijne loods: ,.Best brandhout voor den zomer: geeft maar zeer weinig hitte!" SLIM OVERLEGD. Zij. Niet waar, beste man, dit col lier bevalt je? Hij. Zeker, maar,.;... Zij. Geen maar, manlief, als het n bevalt, moot ge 't mij koopen, opdat go do paarlen dikwijls kunt zien. SCHERP. Schoonmama is op bozook gekomen en zegt: Kijk eens hoo blij de kleine Hugo is, dat ik ben gekomen! Schoonzoon. Ja, die jongen verheugt zich over elke kleinigheid. NUMMER 9 EERSTE JAARGANG 1921 SIGURD's PROEFSTUK S (Slot.) V Het smidshandwerk ging in ons ge slacht erfelijk van vader op zoon over. Ik had echter geen mannelijken erfge naam. Slechts een eenige dochter had mijn vroeg overleden vrouw mij nagela ten. Daarom hoopte ik op een schoon zoon, die mijn handwerk zou voortzet ten en in wien mijn geslacht kon voort leven. Het zou echter anders geschieden Een jong Zweedsch heer, schoon van gestalte en onstuimig van aard, kwam in onze streek. Hij zag mijn dochter en dong op rondborstige, eerlijke wijze om hare hand. Hij bekende, dat hij, de laatste van zijn geslacht, onvermogend was en voornemens was bij den keizer dienst te nemen om in den oorlog te gen den Turkschen erfvijand eer en rijk dom te verwerven. Met harde woorden wees ik den edelman af met harde woor den dreigde ik mijn kind een smid. al leen zou mijn dochter ten huwelijk kunnen krijgen, opdat het vuur in mijn smidshaard niet zou worden uitge doofd. En ook"voegde hij weifelend er bij, als kostte hem deze bekentenis een groote zelfoverwinning „wijl ik een wrok had tegen alles, wat een adel lijken naam droeg want een jonker had jaren geleden met valsche beloften -en praatjes mijn zuster bedrogen en haar eerloos verlaten het kostte haar het leven. En daarom sloot ik mijn deur voor den edelman en hield mijn dochter onder streng toezicht. Maar de liefde spot met alle hinderpalen," ging de oude man na eenige oogenblikken onder de hevigste spanning zijner toehoorders voort„op zekeren dag was het jonge paar verdwenen. Een brief, waarin mij werd bericht, dat vrijheer von Holm- berg mijne dochter voor Gods altaar had gehuwd en over dit huwelijk mijn zegen afsmeekte, beantwoordde ik in den hoogsten toorn met een verlooche ning van mijn dochter en haar gemaal ik verbood haar mij nooit meer te naderen, tenzij ellende of ongeluk over haar mocht komen en zij mijn hulp kon noodig hebben." „En gehoorzaamde uw dochter dat strenge verbod," vroeg de koning. „Zij moest wel," was het antwoord van den meester, „want zij kende den onbuigzamen aard haars vaders. Zes lange jaren verliepen, voor ik het eerste levensteeken van mijn dochter ont ving van het sterfbed mijner Magda- lena, met bevende hand geschreven zij was sinds een jaar weduwe, in den krijg tegen de Turken was haar echtge noot met eere gevallen wel niet in ar moede, maar toch niet veel beter, had hij zijn vrouw, die hij liefhad als zijn hoogste goed op de wereld, achtergela ten met zijn eenig kind, een zoon. Ik ijlde naar de kleine Duitsche stad, vanwaar mij de tijding was toegezon den en God schonk mij de genade mijn kind nog levend terug te vinden, of schoon de engel des doods zijn vleuge len reeds over haar had uitgestrekt. Zij; gaf haar zoon aan mijne zorg over en ik beloofde haar over hem te zullen waken en hem op te voeden tot een man van eer, zoover mijn krachten het zou den gedoogen. Maar nog een andere be lofte deed ik mijn stervende dochter. Niet vóór zijn twee en twintigste jaar zou hij iets van zijn adellijke herkomst vernemen en mochten zijn gedrag en karakter hem op dien tijd den adellijken naam niet waardig getoond hebben dan zou hij het nooit vernemen. Ik be loofde dit, doch onder voorwaarde, dat ik, wanneer het noodig mocht blijken, reeds vroeger dan den vastgestelden tijd Sigurd's afkomst zou openbaren. Ik heb mijn kind begraven en den knaap met mij genomen. Een paar jaren bleefik nog in mijn geboorteplaats, maartoen de knaap opgroeide en menig gezegde der buren over hem leerde verstaan ver liet ik met hem mijn geboortegrond en vestigde mij ver daarvan verwijderd, waar niemand den smid Hans Kersten- sen en het treurige lot mijner arme doch ter kende. Zoo kwam ik naar Bornholm, sloot de oude man met een diepen zucht zijn verhaal. Sigurd had zich reeds lang opgericht, ademloos had hij de woorden zijns grootvaders gevolgd. Toen echter de oude man zijn verhaal had geëindigd, breidde hij in overweldigende ontroe ring de armen uit en een langdurige omhelzing vereenigde grootvader en kleinzoon. Geen van beiden schaamde zich de tranen, die hem over de wangen stroomden. Christiaan V, zelf diep bewogen, nam het eerst weder het woord „Meester Kerstensen, hebt gij de bewijzen van de adellijke afkomst van de zijde des vaders van dezen jongeling in burger lijk en kerkelijk geldige documenten hier voorhanden „Ja, koninklijke Majesteit," was het antwoord van den ouden meester. En zijn kleinzoon loslatend, haalde hij een portefeuille uit zijn borstzak, waaruit hij twee geel geworden perkamenten met groote zegels voorzien nam, die hij den koning overreikte. „Ziedaar, heer koning," zeide hij, „voor het oog van heer Sture bestemde ik heden deze stukken, nu mag ik ze den hoog sten rechter van het land zelf in de hand leggen." De koning doorliep vluchtig de hem ca^g, b )den stukken en knikte bemoedi gend met het hoofd. „Deze perkamen ten bevestigen volkomen uwe woorden, besliste hij onmiddellijk, en zich tot Sigurd wendepde, ging hij voort„Uit ons kabinet zullen brieven van Deen- schen adeldom aan den dooru geërfden Zweedschen adel worden toegevoegd, in het wapen van uw geslacht mag het anker niet vergeten worden, dat uw krachtige hand heeft vervaardigd en dat uw koning heeft gered. En wanneer nu jonker J ens Sture voldoening wil vor deren voor het vermeende hem aange dane onrecht," aldus besloot de vorst met een scherpen blik op den neef van den slotheer, „dan mag hij die eischen van onzen ridderlijken vrijheer Sigurd von Holmberg, vóór wij hem tot onzen persoonlijken dienst naar onze hoofdstad medenemen." De monarch keerde na een vriende lijken groet naar de haven terug. Jonker Jens verwijderde z.ich heime lijk met den voogd en den hofmeester en eischte geen voldoening van den Jon geling wiens krachtige hand zoo ver nederend zijn lasterlijke tong had be dwongen. Hij k^nde de kracht dezer hand ook in den ridderlijken wapenhan del en in den grond was hij een lafaard. Dat hij op Bornholm niet kon blijven, maakte hem zijn oom spoedig duidelijk nadat Margaretha dezen het gebeurde op den bewusten morgen had medege deeld en hem, ofschoon laat, de oogen over het ware karakter van zijn neef opengingen. Met rijke middelen voor zien, verliet de jonker voor altijd het eiland om in Parijs, het laatste toe vluchtsoord voor den verloopen adel van elk land. een losbandig leven te gaan leiden, dat met een vroegtijdigen dood eindigde. Ook Niels Pedersen, de sluwe hofmeester ontving nog den zelfden dag zijn afscheid. Op het slot Sture regeerde na eenige jaren de bekoorlijke jonkvrouw Marga retha, wie heer Sture zijn aanzienlijk vermogen had nagelaten, gelukkig aan de zijde van haar ridderlijken gemaal Sigurd von Holmberg, die, in raad en daad een getrouwe steun van zijn ko ning, zijn naam sierde met welverdien: de eer en onderscheiding. Bloeiende kleinkinderen, grootvader Kerstensen's vreugde en trots, verhel derden den levensavond van den ouden meester, wiens smidshaard echter reeds lang voor goed was uitgedoofd, en meer als vriendin dan als dienstbare gold in het slot Sture de goed, vrome Juta, de trouwe huishoudster van het slot. Geen enkele der bezoekers van de Deensche hoofdstad Kopenhagen zal verzuimen zijn schreden te richten naar het slot Rozenburg, een ouderwetsch gebouw uit den tijd van Christiaan IV, gelegen te midden van heerlijke tuinen en ingericht tot historisch museum. De groote zalen bevatten een schat van geschiedkundige herinneringen uit den tijd der Deensche koningen, van de oudste tijden tot op onze dagen. In een der zalen, aan de nagedachtenis van Christiaan V gewijd, bevindt zich naast een menigte andere voorwerpen een sierlijk scheepsanker waar van het verguldsel nog niet geheel ver dwenen is. Daarbij vindt men op een steen de volgende inscriptie „Twee sterke ankers braken. Ik hield het dubbele rijk van den monarch in standi) naast God zijn schutse. Leer hieruit lezerGoud is schuim te gen dit ijzer. Bornholm, Mei 1687." En dit anker was „Sigurd's Proef stuk." 1) Denemarken en Noorwegen. Henri Schwitz was stellig de dap perste gemzenjager in de geheele vallei van Goldan in Zwitserland. Wanneer hij 's avonds na een lan en tocht door de kloven en over de passen van den Rossiberg in het dorp terug keerde, trok hij de blikken van allen, die den schoonen bergbewoner bewon derden met zijn lenige gestalte, zijn veerkrachtigen gang en zijn gelaat, dat steeds door een glimlach verhelderd werd. De jongelieden trachtten hem na te volgen in houding, manieren en klee ding. Zij droegen den Tyrolerhoed zoo als hij en even zoo het geweer aan den bandelier. Er waren er echter maar zeer wei nigen, die evenals hij konden zeggen „De arendsveer op mijn hoed heb ik verkregen op den top van den Rossi berg," of die met trots op de kolf van hun karabijn konden slaan en zeggen „Dit geweer heeft nooit zijn doel ge mist." Henri Schwitz mocht dat echter zeggen. Op den duur werd hij trotsch op zijn behendigheid en op de lofuitingen, die hij daarmee inoogstte en het duurde niet lang of hij beschouwde het als een beleediging, als men een heldhaftige daad wist te verhalen van een mede dinger. Sinds eenigen tijd echter bemerkte hij niet zonder geheime spijt, dat de jongelieden niet meer zooais vroeger op het dorpsplein bij de fontein zich vereenigden om den terugkeerenden jager te begroeten, als hij, beladen met bloemen, aankwam. Eenigen van hen groet ton des Zon dags met de meeste vriendelijkheid Gaspard Howald, een jongen man die van de andere zijde der vallei gekomen was en die het in den zin had gekregen de arendsnesten op te zoeken en de vogels levend te vangen. Henri Schwitz was niet jaloersch. Hij had zich nog niet het hoofd warm laten maken door een der vriendelijke jonge meisjes, die door zijn krijgshaf tige houding waren betooverd. Maar hoe kregen anderen het in het hoofd hem bouquetjes van edelweisz en sneeuwbloemen aan te bieden, ver zameld op de bergtoppen Zijn eerzucht bestond er in de eenige te zijn. Zijn roem wilde hij met niemand deelen. Op een avond in Februari was de gemzenjager hoogst verbaasd bij zijn terugkomst de meeste deuren in het dorp gesloten te vinden. Geen dienstboden of jongemeisjes aan de fontein, geen huismoeders die aan de deur stonden te babbelen, het gehamer van den smid weerklonk niet over de dorpsstraat. Schwitz stiet de deur van een huis open waar hij zeker was een ziekelijken grijsaard te vinden, die daar woonde met Anita, het aar digste meisje van het dorp. „Wat is er gebeurd Het dorp is geheel verlaten." „Een ongeluk in het gebergte." „Reizigers misschien, maar voor die is het nu de tijd niet." „Neen, een jager.", „Wie dan?" „Gaspar Howald." Deze naam bracht een grijns op he» lachende gelaat van den jongen man. „Waar is hij dan heengegaan „Houthakkers hebben om drie uur ongeveer het geraas van een lawine vernomen den kant van Neuwied uit Kort daarna klonken kreten van angst." „Den kant van Neuwied.. de hel ling die blootgesteld is aan de middag zon, hoe komt men op het idee daar heen te gaan als de winterkoude af neemt De grijsaard hernam op zachten toon :,,Het was werkelijk onvoorzichtig, maar dunkt je niet, Henri, dat het beter was de dorpelingen die ter redding zijn uitgetrokken te gaan helpen, in piaats van op den ongelukkige af te geven De bergbewoner weifelde eer. oogen blik. Hij was zijn afkeer niet vergeten. „Waarop wacht gij? Zou je jaloersch zijn op zijn succes De jongeman kleurde. „Volstrekt niet, ik ga zien wat daar beneden gebeurt. Ik laat mijn wild en karabijn hier. Hebt u een bergstok „Jawel, neem maar mee." Henri Schwitz voorzag zich van een met ijzer beslagen stol: met spitse punt, zonder welke geen bergbeklimmer zich in het gebergte waagt. Het geluid van stemmen wees hem den wegde schaduw der bergen en der pijnboomen deed de duisternis vroeger invallen. In de verte bemerkte Henri Schwitz een lange rij van bergbewoners, die van brandende toortsen voorzien waren. Hij voegde zich spoedig bij dezen fantastischen stoet, die zich in donkere ravijnen kronkelde langs rotsen en langs beken, welke zich uit de donkere pijn- bosschen naar beneden stortten. Van tijd tot tijd verbrak een kreet de stilte. Het was het hulpgeroep van Gaspard. De burgemeester en de pastoor van Goldan openden den stoet en trachtten de dorpelingen stilte op te ieggen met de woorden :„Spreek niet over de oor zaken van het ongeluk, het eenige middel om onzen dorpsgenoot te redden VOOR DE HUISKAMER

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1921 | | pagina 7