DE SPION DEN TSAAR is ons te laten leiden door zijn stem." i De onderzoekingen werden voortge zet, ofschoon ze zeer bemoeilijkt werden door de duisternis. Vrouwen en jonge meisjes volgden de bergbeklimmers en droegen touwen en toortsen, andere personen waren eenvoudig uit nieuwsgierigheid mee gegaan. Bij de bocht van een pad klonk de stem van C-aspard zeer duidelijk. De ongelukkige had zijn bevrijders opge merkt. „HierheenHierheen," riep hij. „Hulp „Waar ben je „Boven den afgrond.... ik glijd af...." Bij het licht der toortsen ontdekte men den ongelukkige aan de overzijde van een stroom. Hij hing boven een afgrond en hield zich aan een pijnboom vast, die half ontworteld was. Nergens was een plaats om den voet te zetten men kon slechts tot op een meter afstand naderen als men een nauw bergpad volgde ter zijde van een rots, die door lawines geschokt was. Hoe bij hem te komen De boom, die hem voor een onmiddel- lijken dood had bewaard, kraakte reeds. Binnen enkele oogenblikken kon hij losraken en met zijn last in de diepte neerploffen. De dood van Gaspard was slechts een kwestie van uren. De dorpelingen ondervroegen elkaar met de oogen de ongelukkige had met zijn stem de meesten bereikt, waar onder de sterksten en moedigsten. Allen hadden het hoofd afgewend en lieten de armen slap hangen, wat wilde zeggen: „Er is niets aan te doen." De oude pastoor was neergeknield. Daarop had hij zich opgericht om evenals de priesters aan de kust der zee, die van een hooge rots of van een duin de zeelieden in levensgevaar den zegen geven, de absolutie uit te spreken over hem, wien aan de overzijde van den stroom een zekere dood wachtte. „Mijn moeder...." kermde de on gelukkige. „Wij zullen voor haar zorgen," zei de burgemeester. „Dank u, nu kan ik gerust sterven." „Beveel uw ziel aan God," riep de priester. „Dat Hij mij vergeve, zooals ik aan allen vergeef." De priester teekende in de lucht een groot kruis. Op dit oogenblik verscheen Henri Schwitz op het plateau. Op zijn beurt maakte hij een gebaar, dat moest beteekenen :,,Hier is niets te doen 1" Plotseling verhief zich een stem in den hollen weg. Een oude vrouw met loshangende haren en gescheurde kleederen kwam aanloopen en riep „Waar is hij Waar is Gaspard Ik wil hem zien Het was de moe der van den alpenjager. De dorpelingen wilden haar het tooneel van den vree- selijken doodstrijd van haar zoon be sparen, zij hielden haar tegen en tracht ten haar weg te voeren. Zij verzette zich echter uit al haar kracht en nader de den afgrond op het zien van den ongelukkigen jongeman, die aan den rand van den afgrond hing en op het punt was daarin neer te storten stiet zij een hartverscheurenden kreet uit „Red mijn zoon," en zonk toen be wusteloos op de rots neer. Een andere kreet van jonger lipper antwoordde Is er niemand om hem te redden Helaas, deze redding was onmogelijk. Wanneer zelfs een der bergbewoners de spleet van twintig meters breedte zou kunnen overschrijden, die hem van den ongelukkige scheidde, hoe zou hij zich dan tot hem kunnen laten af glijden En aangenomen dat dit mogelijk was, 2ou hij dan de kracht hebben hem te grijpen en hem weg te voeren, terwijl hij zich aan de spleten in de rots moest vastklemmen De blik van Henri Schwitz was op het jonge meisje ge richt, dat met haar wanhopigen uitroep om de redding van Gaspard gesmeekt had. Wat I Had deze knaap haar zulk een genegenheid weten in te boe2emer Ondanks den ernst van den toestand voelde hij nu nog een zekere afgunst bij zich opwellen. Toen deed zich een andere, eveneens jonge stem hooren in de doodsche stilte :,,Daar is Henri Schwitz. Hij zal ons zeggen wat er gedaan kan worden." De jager schudde het hoofd. „Erbarming!.... Heb medelij den," zuchtte de ongelukkige, die zich de krachten meer en meer voelde ont zinken. Dit tooneel in de stilte van het ge bergte, door het schijnen der toortsen zwak verlicht had iets diep treffends. De burgemeester en de pastoor wa ren den gemzenjager genaderd. „Is er dan werkelijk geen enkel mid del tot redding meer," vroeg de burge meester. „Zou men geen touw van de rots naax beneden kunnen laten zak ken Hij wees 6,sen o<?erh*ngenden kant van de rots aan de overzijde. „Wat een omweg om d?e te be reiken „Hebt ge dan geen medelij dsn met uw vriend," vroeg de pastoor. „Mijn vriend," riep Schwitz achter uit deinzend, „Gaspard is mijn vriend niet. Ik veracht hem." „Ongelukkige In het gezicht van den dood houdt alle haat op. Als Gas pard u heeft beleedigd De jongeman herinnerde zich de schade, door den nieuw aangekontv.ne aan zijn aanzien onder de dorpelingen toegebracht. Hij was afgunstig op hem, dat hij zulk een liefde had weten in te boezemen aan haar, wier kreet deze liefde verraden had. „Zooveel te erger voor hem Dit gesprek was op gedempten toon gevoerd. Niettemin had een jong meisje het gehoord, de schoonste van het dorp, wier glimlach Henri Schwitz het meest welkom was, wier keurslijfje altijd gesierd was met de bergrozen, die haar dagelijks door den ondernemen den jager aangeboden worden. Zij kon slechts een smartelijken uit roep van verrassing uitbrengen. „O mijn God.... en ik dacht, dat hij zoo goed was Wat geen aansporing of vermaning had kunnen uitwerken, dat bracht dit indirecte verwijt van Anita teweeg. Eensklaps riep hij :,,Dat men takken brenge om een groot vuur te maken Toen wendde hij zich tot eenigen der bergbewoners. „Franz, Wilhelm en jullie anderen volg mij." Hd beval verderBreng bergstok ken en vooral sterke touwen." De jongeman snelde onder de pijn- boomen door en beklom, door eenige vastberaden mannen gevolgd, den berg. Een stapel takken op de rots ont stoken, verlichtte helder den wand waaraan de ongelukkige Gaspard zich nog steeds krampachtig vastklemde. De redders waren reeds een kwartier een eeuwigheid voor de toeschou wers verdwenen. Plotseling ver schenen zij op den top eener rots die over den afgrond hing. Henri Schwitz had hen daarheen gevoerd langs paden die om de kloof neen voerden en hem alleen bekend waren. De jonge jager was echter niet bij hen. De oude moeder van Gaspard was weer bijgekomen. Zij had zich op de knieën geworpen en bad. De vrouwen volgden haar voorbeeld. Op den smallen rand der rots, niet ver van Gaspard, verscheen eindelijk Henri Schwitz. Een touw om zijn mid del bevestigd werd vastgebonden door zijn makkers, die vijftig voet hooger stonden. Hij naderde meer en meer en bleef eindelijk op een meter afstand van den verongelukte hangen. Het schijnsel der brandende takken verlichtte dit tooneel. Een rilling door liep de toeschouwers. Zou Schwitz ge noodzaakt zijn terug te keeren Neen, hij ontrolde een touw. „Kun je je met een hand houden," riep hij Gaspard toe. Een zwak „ja" was het antwoord. „Let op Gaspard _hlef een arm_op._Een strik door den jager geworpen, bleef spoedig hangen. „Gauw, nu de handen verwisselen Gaspard gehoorzaamde. Een tweede strik vloog om den an deren arm. „Hijsch op, daar boven De touwen trokken aan. Gaspard voelde zich opgeheven, ter wijl hij aan de armen boven den af grond hing. Op dit oogenblik werd de pijnboom door dezen laatsten schok ontworteld en rolde met donderend geweld in den afgrond. Een kreet van afgrijzen steeg uit de menigte op. Deze kreten konden de redding be moeilijken, waarom de notabelen stilte bevolen. „Halen," riep Schwitz. Hun levende last in evenwicht hou dende, deden de bergbewoners Gaspard naar den rand glijden waar Schwitz zich bevond. Toen Gaspard zich ter hoogte van den gemzenjager bevond, greep deze hem met een krachtigen arm en trok hem tot zich. Gaspard zette den voet op de rots, maar kon zich nauwelijks staande houden. „Loop eenige schreden, daarna zal ik je dragenklonk het. Een uur later keerde Howald, steu nend op den schouder van zijn redder, in het dorp terug. Nicolai, ik verbied je uit te gaan", riep de moeder tot den knaap, die op den drempel stond als gereed voor een wandeling. De knaap keerde zich om, en keek zeer teleurgesteld, ofschoon met fie- ren oogopslag. „Ik wilde maar even naar de over zijde der straat gaan, naar mevrouw Narkinoff". „Neen", herhaalde de vrouw schrei end. „Je vergeet hoe het met je vader gegaan is. „Geloof je niet", zeide zij hem met een liefderijken bl k aanzien de, „dat ik in de laatste weken genoeg geweend heb Zooals vele vrouwen in Port-Ar- thur gedurende de vreeselijke dagen van het beleg, was mevrouw Souyeff sedert een maand in zwaren rouw. „Gevallen gedurende een nachte- ijke wacht.... verdwenen van het bolwerk.... hij heeft zich niet meer bij zijn compagnie gevoegd, had de officier gezegd, die met dè droevige boodschap belast was. Gevallen, verdwenen beteekende ge sneuveld of gedood. Maar dat waren woorden, die men niet uitsprak. „Nicolai, beloof je me, dat je niet zal uitgaan De dertienjarige knaap, met zijn toutmoed gen bl k en zijn intelli gent gelaat, had van zijn vader het echte soldatenhart geërfd. Het ge bulder der kanonnen, dat de ruiten deed rinkelen, hoorde hij gaarne, ja, het kon hem in vuur doen geraken, aangetast als hij was gelijk velen van zijn leeftijd door de koortsachtige span ning, die vaak in de belegerde stad heerschte. Eiken dag kon men hem, voordat een maand geleden zijn vader den dood vond, door <ie stad zien loo- pen met het knapen-bataljon, dat op zijn manier dapper wilde zijn en het ge vaar onder de oogen wilde zien. En het was een lust te zien, hoe deze jonge Russen, gelaarsd en gespoord, gelijken pas hielden met de werkelijke solda ten, die de wacht gingen betrekken. Wanneer generaal Stoessel over het plein voorbijging, begroetten zij hem met luide hoera's, die dezen deden glim lachen. „Generaal, zeg, u laat ons immers liever in de lucht, vliegen, dan de stad over te geven „Generaal, geef ons geweren om de Japanners dood te schieten.... Leve de generaal, leve Rusland Tegenover deze Vrooljjke, kinderlijke Allen Juichten den jongen Alpen jager toe. Deze ontving echter zonder geestdrift de lofuitingen der grijsaards, de toejuichingen van jongelieden en jonge meisjes. Hij was beschaamd over de ruwe zelfzucht, waaraan hij had toegegeven. Bijna droevig zag hij Howald zich verwijderen tusschen zijn moeder en zijn verloofde, die beiden weenden van vreugde. Langzaam wendde hij zich naar het huis, waar hij zijn wild en zijn karabijn had achtergelaten. „Ik heb gelukkigen gemaakt," sprak hij bij zichzelf, „maar ik zelf wie bekommert zich om mij Doch toen hij aan de deur kwam van zijn ouden vriend trof een helder jonge stem zijn oor. Hij kende die stem zij deed het verhaal van het drama en van zijn heldhaftige zelfopoffering. En het slot van het verhaal waren deze woorden :,,0, grootvader, tot nog toe bewonderde ik Henri, omdat hij schoon en dapper is, maar nu omdat hij zoo goed is, bemin ik hem." De jeugdige jager stiet de deur open en trad driftig binnen. „Neen, ik was niet goedhet was Anita, die mij leerde het te wor den Bij haar zal ik het altijd zijn." „Ik neem uw belofte aan," sprak de grijsaard, toen hij bekomen was van de verrassing, die deze driftige woorden bij hem hadden veroorzaakt. „Kom uw verloofde omhelzen 1" i dapperheid liet de generaal zijn def tigheid varen en streelde de blonde haren der kinderen. „Zeker, lieve jongens", zeide hij, „zeker, ik weet, dat jelui dapper bent, als het noodig is, zullen wij je wapenen ..„.Ik dank je in naam van het va derland Pas intusschen op voor de bommen 1" Zij sloegen overal neer, de vreese lijke dingen en kozen om den dood te brengen hun weg langs den hemel. Maar geen hart versaagde. Op de puinhoopen, bij de lijkstaties, op de wallen, die men gezworen had te zul len verdedigen, schenen engelen te zweven, met harmonieuzen vleugelslag de engel van het vaderland en die van den strijd. Iedereen wist, dat in dezen verschrik- kelijken oorlog men slechts had te kiezen tusschen de overwinning en den dood. Dit werd overal herhaald, men las het op de muren, nog bezaaid met de proclamaties van de maand Mei. „Bedenk wel, dat wij niet zullen wij ken. Het is een strijd op leven en dood, dien wij vieren degenen, die zouden willen vluchten, zouden niet gered zijn. Er is rondom ons geen enkele uit gang aan drie kanten hebben wij de zee, aan den anderen kant den vijand. Men heeft slechts te strijden of zich te laten dooden". De geestdrift groeide aan met den dag. Grijsaards, mannen, vrouwen, zelfs kinderen hadden slechts één woord in den mond Strijden. De Japanners, verbitterd door de zen tegenstand, dien zij niet zoo heftig hadden verwacht, hadden van den rus- tigen stand, gisteren nog zoo levendig en vroolijk, een groot hospitaal, ja een uitgestrekt kerkhof gemaakt. „Ik verbied je uit te gaan", herhaal de mevrouw Souyeff voor de zooveel- ste maal tot haar zoon, die in haar ar men lag. En om den stoutmoedigen knaap nog meer te overtuigen, herinnerde zij hem nogmaals aan zijn vader „Hij moest in den oorlog.... Het was zijn plicht. Maar jij V/at zou jij kunnen doen, j« bent nog zoo klein.." De knaap was'weerspannig. De moe derlijke armen, die zulke zachte ban den zijn, maar tevens zoo sterke, had den zijn wilde stoutmoedigheid niet kunnen intoomen. ,Mama, ik wilde alleen de straat oversteken om Cecile te gaan onzoe- ken, ik beloof u niet verder te zullen gaan". „Is dat zeker Kan ik er op rekenen? „Dat zal u zien". Mevrouw Souyeff gaf toe. Cecile was een meisje van denzelf den leeftijd als Nicolai, de dochter van een Fransch koopman, .die haar had toevertrouwd aan een vriendin van zijn amilie, mevrouw Narkinoff. De vader was op reis voor zaken, toen de oorlog uitbrak. De blokkade van Port-Arthur had hem belet naar zijn dochtertje terug te keeren. Cecile was de jeugdige vriendin van den jongen Souyeff. O, wat had zij mooie boeken en wat een prachtige verha'en stonden er in. En het was om deze verhalen vooral dat Nicolai uren lang in het huis aan de overzijde door bracht. Verhalen van oorlogen, held haftige daden, veldslagen, overwin ningen zijn ziel vol geestdrift voor dapperheid, droomde daarvan eiken nacht. Hij ging heen, door zijn moeder na geoogd. Maar nauwelijks was hij het huis binnengetreden, of een vreeselijk ka nongebulder barstte los op de bolwer ken. Men zou aan een aardbeving ge dacht hebben.... alle oorlogsgelui den schenen te gelijk te weerklinken Aan den hemel dreven zwarte rook wolkjes, ontploften en spuwden vuur, dood en verderf't Was of de we reld verging. Cecile, die kwam toegeloopen, om haar vriend te begroeten, werd bleek. „O, ik ben bang", zeide zij.... „ik ben bang.... Jij ook, is het niet?" En zij greep hem bij de hand als om bescherming bij hem te zoeken. „Bang", riep Nicolai, „bang Ik Een man Een soldaat De storm nam toe.. De ruiten rinkelden en de daken van hooge gebouwen stortten met een ont zettend geraas naar omlaag. Plotseling verscheen voor de ven sters een troep mannen die in gestrek- ten pas naar de wallen marcheerden Ter zijde van den troep stapte met' flir.ken pas en in krijgshaftige houding kalm en glimlachend een edele vrouw. „Mevrouw Stoessel", riep Cecile. „O, wat een dappere dame." De echtgenoote van den generaal begeleidde een afdeeling hospitaal soldaten naar de gevechtslinie om daar, te midden van het gevaar, als een moe der te zorgen voor de dapperen die voor het vaderland gevallen waren. Een geweldige strijd ontbrandde in het hart van den knaap. Met schitte rende oogen en bevende banden stond hij daar voor het venster, droomend naar buiten te staren.... De dorst naar roem, het verlangen naar stout moedige, dappere daden overmeester de hem, verbijsterde hem. Maar.... wat zag hij daar Is het mogelijk Bij de compagnie liepen drie knapen, drie van zijn kameraden, trotsch glim lachend. Zonder twijfel hadden zij verlof we ten te verkrijgen om de mannen te ver gezellen in hun gevaarlijke zending, zij hebben door volharding hun zin weten door te drijven. Ze zijn soldaat gewordenze zijn in de gelederen opgenomenEn hij, hijver borg zich achter een venster. Met een sprong richtte hij zich op cn ging de kamer uit. In de gang ontmoette hij mevrouw Narkinoff. „Waar ga je heen, Nicolai Je mag niet uitgaan". Hij hoorde echter niets meer. Ceci le volgde hem terstond. „Ik ga naar de wallen", riep hij vechtenIk wil soldaat zijn even als zij". Een oogenblik dacht hij aan zijn moe der, aan haar smeekend bevel, aan de bommen, die op de straten regenden. Hij verdreef echter die gedachte uit zijn geest. Het vaderland riep hem en wie weerstaat aan dezen oproep, ver dient den naam van man niet. En Nicolai wilde een man zijn, hij was tien jaarVooruit dus. Daar was nij reeds bij den troep. „Mevrouw", riep hij, „ik wil met meegaan". »Jij". vroeg mevrouw Stoessel hem aanziende. „Ben je zoo dapper?" Dapper", sprak de knaap, terwijl hij zijn blauwe oogen tot haar opsloeg. mevrouw 1" Een vreeselijk gefluit klonk boven hun hoofden, de droevige tijding van een dreigenden dood. Ze keken naar boven, maar bogen als bij instinct het hoofd omlaag. Eerst hoorde men een dof gerommel, toen een kreet van schrik. Op twee pas afstand van de heldhaftige vrouw sloeg een bom neer. Maar gelukkig ontplofte hij niet dadelijk, zooals dit meermalen voorkomt. Het vernielend werktuig kon echter elk oogenblik ont ploffen en met blinde kracht overal in het rond dood en verderf versprei den. Mevrouw Stoessel huiverde even, maar bedwong zich spoedig. Een oogen blik snoerde de angst de harten der moedige mannen te zamen. De vreeselijke bode der Japanners floot onheilspellend. Het leven van al die mannen stond op het spel, maar vooral dat van de edele vrouw, wier werkzaamheid de zorg voor de gekwet sten was. Drie seconden gingen voorbij. Maar zie, daar springt een knaap op het vree selijke ding toe, dat den dood in zijn binnenste verbergt't was Nicolai 1 „Ben je zoo dapper", had de dame gezegd. Zij zag het nu en kon hem harer waan g keuren. Zonder vrees voor het gevaar greep hij koelbloedig naar de bom en nam haar op, terwij! het ding op verschrik kelijke manier trilde. Verbeven in zijn heldenmoed, verwonderlijk door zijn koelbloedigheid hield hij haar in de handen en liep er mee heen. Hij druk te het monster dat hem in een oogen blik in duizend stukken kon scheuren, tegen zich aan. Haastig liep hij naar een fontein en met inspanning van al zijn krachten wierp hij het helsche werktuig in het volle reservoir. Het was tijd. De bom ontplofte, maar grootendeels nat geworden, mis te ze haar vernielende uitwerking. Nicolai kwam terug onder de toe juichingen der manschappen, beschei den maar toch fier, dat hij op deze wij ze het recht had veroverd naar de wallen te gaan in gezelschap der dap peren. Dat was zijn antwoord geweest. Men had hem gevraagd „Ben je zoo dapper En met een daad had hij getoond dat hij dapper was, tot roe keloosheid toe. Mevrouw Stoessel drukte den knaap, dien zij bewonderde, in haar armen en kuste hem als een moeder. „Jongenlief, je hebt het hart var een waar soldaatje hebt ons allen het leven gered. Ik zal het den generaal zeggen. Hij houdt veel van -zulke dap pere knapen". Zij vertrokken de plicht riep hen elders. Opgetogen van vreugde marcheerde Nicolai met de compagnie mede. De voorbijgangers, de vrouwen voor de vensters, allen, die het gevaar trot seerden om den stoet te zien, die door de echtgenoote van den generaal ver gezeld werd, uitten kreten van bewon dering voor den dapperen knaap, die had bewezen manmoedig den dood in het aangezicht te kunnen zien, die getoond had dat heldhaftigheid niet vraagt naar den leeftijd. Het geschutvuur bulderde overal en verspreidde schrik en ontzetting. Op de wallen heerschte de dood en op de gevechtslinie der vooruitgescho ven werken was het een waar bloed bad. Mevrouw Stoessel was niet de eeni ge vrouw op dezen gevaarlijken, maar eervollen port. Bij een bastion, dooreen gepantser- den toren beschut, verbonden de hos pitaalsoldaten en pleegzusters de vreeselijkste wonden, de handen rood van bloed, met bleek gelaat en het hart samenkrimpend, maar sterk van geest. Plotseling weerklonk een kreet, een kreet van angst en smartelijke ver rassing i „Mijn broer V Een jong meisje was op een sterven de toegesneld, die binnengedragen werdeen jong soldaat wiens hals één wonde was. Allen, die er waren, mannen en vrouwen, staakten een oogenblik hun arbeid en aanschouwden een hartver scheurend tooneel. De verpleegster had het hoofd van den gekwetste in haar handen genomen en sprak hem teeder toe. De stervende opende de oogen, keek strak naar de beminde trekken, die hij herkende, en stamelde toen met een diepe ademhaling als van een laat sten zucht Vaarwel bid voor mij leve Rusland". En hij sloot de oogen voor altijd. Drie minuten later had de held haftige zuster van het slachtoffer haar post bij de lijdenden, die zij verzorgen moest, weer ingenomen. Nicolai had niets gemist van dit too neel. Geweldig opgeschrikt uit de zorge loosheid, waarin kinderen droomen te midden van den strijd, voelde hij de vaderlandsliefde in zich aangroeien. Hij had daar den dood van den sol daat gezien en de fiere smart van het jonge meisje en dit deed hem onweer staanbaarder dan ooit haken naar da den van dapperheid. Tegen den avond haastte een rade- looze, weenende vrouw zich naar het paleis van den gouverneur en drong, zonder zich aan het consigne te sto ren, door tot in den tuin. Mevrouw Souyeff had, sidderende voor het leven van haar kind, dat zij niet teruggezien had, hem gezocht meer dan twee uren lang. Toen zij was gekomen onder een groep boomen, waarvan de schaduw in de schemering zich als verdubbeld had, stond zij stil. Nog vóór zij hem gezien had, raadde zij, dat haar zoon zich daar bevond haar eenige zoon, bij den generaal 1 Terwijl zij angstig wachtte, hoorde zij de stem van den gouverneur die sprak „Nicolai Souyeff, je bent een dap pere, en je hebt je voor het vaderland verdienstelijk gemaakt. Wat wensch je dat ik voor je doe En het kind riep brandend van geest drift Generaal, o, als u mij een uniform en een geweer zou wiilen geven II Nicolai was den volgenden dag zeer bedroefd. Alleen en met de ellebogen op de vensterbank leunend keek hij met starenden blik de straat op, droo mend van een onderneming, gevaar lijk dwaas, ver buiten zijn huis, zelfs buiten de vestingwerken der beleger de stad. Hij droomde dat hij soldaat was, die diende in de gelederen van een regi ment, zwart van kruitdamp, mogelijk gekwetst, misschien ook wel sterven de of dood, maar in elk geval soldaat. Hoe jong ook nog, voelde hij in zijn hart toch de belofte eener heer lijke toekomst. Maar de moeder, die arme vrouw, wier hart nog bloedde over het ver lies van haar eentgenoot, had zich met wanhopige welsprekendheid tus schen den gouverneur en den kleinen held geplaatst. Onder hartbrekend geschrei had zij den gouverneur gesmeekt haar toch haar kind te laten. „Hij is dertien jaar", had zij gezegd, en zijn vader is reeds bij de verde diging der stad gevallen. Het vader land vraagt toch niet het onmogelijke". Mevrouw Stoessel die haar geluk gewenscht had met zulk een zoon, had haar beloofd, dat de knaap bij haar blijven zou. Nicolai beminde zijn moeder innig. Dezen morgen kon hij met vochtige oogen slechts aan haar denken en in diep nadenken, in zijn hart bedroefd wijl hij haar zag lijden, vroeg hij zich zelf af, waarom hij zoo, ondanks zich zelf, door den krijg aangetrokken werd. In deze rustige oogenblikken na de opwinding van den vorigen dag, redeneerde hil met zich zelf, wilde hii' ZTdh overtuigen dat het slecht van nem was iets te verlangen, wat zijn moeder deed weenen, zijn liefderijke, zacht zinnige moeder, voor wie hij zijn le ven zou willen geven. Terwijl hij met deze smartelijke over- denkingen bezig was, kwam Cecile binnen, snelde op hem toe en greep met haar bevende handen de reeds eenigszins ruwe handen van haar jon gen vriend. „O Nicolai, je moest eens weten, hoe de geheele stad over je spreekt ze zeggen, dat je zoo dapper bent en dat de generaal een soldaat van je wil maken, niet voor de aardigheid, maar een wezenlijk soldaat met een geweer en patronen om op de Japan ners te schieten". De jeugdige Frangaise had dit ge zegd met stralende oogen, die van een vreemden gloed schitterden. „O, wat is het heerlijk soldaat te zijn 1" hemam zij, terwijl ze haar jeug digen kameraad met bewondering aanzag. „O, ik wou, dat ik een jongen was". Nicolai zag haar verrast aan. Dus zelfs de kleine Cecilè, zoo zacht en verlegen, sprak van strijden, zij die niet eens een Russin was. Dan moest de oorlog een geheimzinnige betoove- ring uitoefenen, v/aaraan, wanneer het vaderland in nood was en zijn kin deren opriep, niet te weerstaan was. ,,'t Is echter ook vrij treurig", sprak Nicolai. „De oorlog ontneemt aan het vaderland ook de mannen door hen te doen vallen om niet weer op te staan" „Ja, antwoordde Cecile met aan doening hij maakt weduwen „En weezen", snikte de zoon van den dapperen gevallene op 't veld van eer. „Mevrouw Narkinoff weent ook alle dagen", sprak het kind „zij heeft sedert een week geen tijding gehad van Iwan". Iwan was de zoon der vriendin, aan wie men Cecile had toevertrouwd. Opgeroepen in het begin van den oor log had hij dapper gestreden en reeds meer dan één wonde bekomen. „Arme vrouw 1" zei Nicolai. Een oogenblik zwegen zij in diep nadenken verzonken. Plotseling werd in de straat een hevig rumoer gehoord, waartusschen kreten van woede en verontwaardiging klonken. Verscheidene mannen kwamen voor bij, die opgewonden spraken. De kin deren vingen enkele woorden op. „Verrast.... dezen nacht.... alle vier door bajonetsteken in den rug getroffen „Op wacht „Ja. achter het bastion". „Dan moeten zij verraden zijn". „Ja.... er zijn verraders onder het garnizoen 1 dat wist men reeds lang.." De sprekers waren voorbij. „Schildwachten 1 Overvallen 1 de zen nachtVerraders"sprak Nicolai bij zich zelf, als in een droom. Het kleine meisje keek hem verbijs terd aan. Een naam had geklonken onder de gesprekken der lieden, die voorbijgingen.... Een naam, die haar had getroffen, omdat zij hem kende. „Geeft men hun geld om hun broe ders te verkoopen". vroeg zij. „O ja. De Japanners bieden goud aan hen die berichten brengen' over de strijdkrachten der vesting." „Dat is een misdadig beroep". „Ja, maar die gegrepen worden hangt men ook op als bandieten" antwoordde Nicolai. Er verliepen eenige minuten. De twee kinderen dachten aan verraders aan doodenaan den oorlog, aan dit vreemdsoortig leven, gevangenen te zijn in een stad omringd door een gordel van vuur en ijzer, als levend begraven. Eensklaps klonken snikken in het aangrenzende vertrek en hoorden zij afgebroken woorden, waartusschen uit roepen van verwondering. Zij openden de deur. Mevrouw Narkinoff was met een bewogen gelaat en de oogen vol tra nen op een stoel neergezegen. Voor haar stond .Nicolai's moeder, ver schrikt, zonder een woord te spreken terwijl uit haar gelaat een diep mede Iiiden sorak.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1921 | | pagina 8