DE SPION
DEN TSAAR
is ons te laten leiden door zijn stem."
i De onderzoekingen werden voortge
zet, ofschoon ze zeer bemoeilijkt werden
door de duisternis.
Vrouwen en jonge meisjes volgden
de bergbeklimmers en droegen touwen
en toortsen, andere personen waren
eenvoudig uit nieuwsgierigheid mee
gegaan.
Bij de bocht van een pad klonk de
stem van C-aspard zeer duidelijk. De
ongelukkige had zijn bevrijders opge
merkt.
„HierheenHierheen," riep hij.
„Hulp
„Waar ben je
„Boven den afgrond.... ik glijd
af...."
Bij het licht der toortsen ontdekte
men den ongelukkige aan de overzijde
van een stroom. Hij hing boven een
afgrond en hield zich aan een pijnboom
vast, die half ontworteld was.
Nergens was een plaats om den voet
te zetten men kon slechts tot op een
meter afstand naderen als men een
nauw bergpad volgde ter zijde van een
rots, die door lawines geschokt was.
Hoe bij hem te komen
De boom, die hem voor een onmiddel-
lijken dood had bewaard, kraakte reeds.
Binnen enkele oogenblikken kon hij
losraken en met zijn last in de diepte
neerploffen.
De dood van Gaspard was slechts
een kwestie van uren.
De dorpelingen ondervroegen elkaar
met de oogen de ongelukkige had met
zijn stem de meesten bereikt, waar
onder de sterksten en moedigsten.
Allen hadden het hoofd afgewend
en lieten de armen slap hangen, wat
wilde zeggen: „Er is niets aan te doen."
De oude pastoor was neergeknield.
Daarop had hij zich opgericht om
evenals de priesters aan de kust der
zee, die van een hooge rots of van een
duin de zeelieden in levensgevaar den
zegen geven, de absolutie uit te spreken
over hem, wien aan de overzijde van
den stroom een zekere dood wachtte.
„Mijn moeder...." kermde de on
gelukkige.
„Wij zullen voor haar zorgen," zei
de burgemeester.
„Dank u, nu kan ik gerust sterven."
„Beveel uw ziel aan God," riep de
priester.
„Dat Hij mij vergeve, zooals ik aan
allen vergeef."
De priester teekende in de lucht een
groot kruis.
Op dit oogenblik verscheen Henri
Schwitz op het plateau.
Op zijn beurt maakte hij een gebaar,
dat moest beteekenen :,,Hier is niets
te doen 1" Plotseling verhief zich een
stem in den hollen weg. Een oude vrouw
met loshangende haren en gescheurde
kleederen kwam aanloopen en riep
„Waar is hij Waar is Gaspard
Ik wil hem zien Het was de moe
der van den alpenjager. De dorpelingen
wilden haar het tooneel van den vree-
selijken doodstrijd van haar zoon be
sparen, zij hielden haar tegen en tracht
ten haar weg te voeren. Zij verzette
zich echter uit al haar kracht en nader
de den afgrond op het zien van den
ongelukkigen jongeman, die aan den
rand van den afgrond hing en op het
punt was daarin neer te storten stiet
zij een hartverscheurenden kreet uit
„Red mijn zoon," en zonk toen be
wusteloos op de rots neer.
Een andere kreet van jonger lipper
antwoordde Is er niemand om hem
te redden
Helaas, deze redding was onmogelijk.
Wanneer zelfs een der bergbewoners
de spleet van twintig meters breedte
zou kunnen overschrijden, die hem van
den ongelukkige scheidde, hoe zou hij
zich dan tot hem kunnen laten af
glijden
En aangenomen dat dit mogelijk was,
2ou hij dan de kracht hebben hem te
grijpen en hem weg te voeren, terwijl
hij zich aan de spleten in de rots moest
vastklemmen De blik van Henri
Schwitz was op het jonge meisje ge
richt, dat met haar wanhopigen uitroep
om de redding van Gaspard gesmeekt
had.
Wat I Had deze knaap haar zulk
een genegenheid weten in te boe2emer
Ondanks den ernst van den toestand
voelde hij nu nog een zekere afgunst
bij zich opwellen.
Toen deed zich een andere, eveneens
jonge stem hooren in de doodsche
stilte :,,Daar is Henri Schwitz. Hij zal
ons zeggen wat er gedaan kan worden."
De jager schudde het hoofd.
„Erbarming!.... Heb medelij
den," zuchtte de ongelukkige, die zich
de krachten meer en meer voelde ont
zinken.
Dit tooneel in de stilte van het ge
bergte, door het schijnen der toortsen
zwak verlicht had iets diep treffends.
De burgemeester en de pastoor wa
ren den gemzenjager genaderd.
„Is er dan werkelijk geen enkel mid
del tot redding meer," vroeg de burge
meester. „Zou men geen touw van de
rots naax beneden kunnen laten zak
ken
Hij wees 6,sen o<?erh*ngenden kant
van de rots aan de overzijde.
„Wat een omweg om d?e te be
reiken
„Hebt ge dan geen medelij dsn met
uw vriend," vroeg de pastoor.
„Mijn vriend," riep Schwitz achter
uit deinzend, „Gaspard is mijn vriend
niet. Ik veracht hem."
„Ongelukkige In het gezicht van
den dood houdt alle haat op. Als Gas
pard u heeft beleedigd
De jongeman herinnerde zich de
schade, door den nieuw aangekontv.ne
aan zijn aanzien onder de dorpelingen
toegebracht. Hij was afgunstig op hem,
dat hij zulk een liefde had weten in te
boezemen aan haar, wier kreet deze
liefde verraden had.
„Zooveel te erger voor hem
Dit gesprek was op gedempten toon
gevoerd. Niettemin had een jong meisje
het gehoord, de schoonste van het
dorp, wier glimlach Henri Schwitz het
meest welkom was, wier keurslijfje altijd
gesierd was met de bergrozen, die haar
dagelijks door den ondernemen den
jager aangeboden worden.
Zij kon slechts een smartelijken uit
roep van verrassing uitbrengen.
„O mijn God.... en ik dacht, dat
hij zoo goed was
Wat geen aansporing of vermaning
had kunnen uitwerken, dat bracht dit
indirecte verwijt van Anita teweeg.
Eensklaps riep hij :,,Dat men takken
brenge om een groot vuur te maken
Toen wendde hij zich tot eenigen
der bergbewoners.
„Franz, Wilhelm en jullie anderen
volg mij."
Hd beval verderBreng bergstok
ken en vooral sterke touwen."
De jongeman snelde onder de pijn-
boomen door en beklom, door eenige
vastberaden mannen gevolgd, den berg.
Een stapel takken op de rots ont
stoken, verlichtte helder den wand
waaraan de ongelukkige Gaspard zich
nog steeds krampachtig vastklemde.
De redders waren reeds een kwartier
een eeuwigheid voor de toeschou
wers verdwenen. Plotseling ver
schenen zij op den top eener rots die
over den afgrond hing.
Henri Schwitz had hen daarheen
gevoerd langs paden die om de kloof
neen voerden en hem alleen bekend
waren. De jonge jager was echter niet
bij hen.
De oude moeder van Gaspard was
weer bijgekomen. Zij had zich op de
knieën geworpen en bad. De vrouwen
volgden haar voorbeeld.
Op den smallen rand der rots, niet
ver van Gaspard, verscheen eindelijk
Henri Schwitz. Een touw om zijn mid
del bevestigd werd vastgebonden door
zijn makkers, die vijftig voet hooger
stonden.
Hij naderde meer en meer en bleef
eindelijk op een meter afstand van den
verongelukte hangen.
Het schijnsel der brandende takken
verlichtte dit tooneel. Een rilling door
liep de toeschouwers. Zou Schwitz ge
noodzaakt zijn terug te keeren
Neen, hij ontrolde een touw.
„Kun je je met een hand houden,"
riep hij Gaspard toe.
Een zwak „ja" was het antwoord.
„Let op
Gaspard _hlef een arm_op._Een strik
door den jager geworpen, bleef spoedig
hangen.
„Gauw, nu de handen verwisselen
Gaspard gehoorzaamde.
Een tweede strik vloog om den an
deren arm.
„Hijsch op, daar boven
De touwen trokken aan.
Gaspard voelde zich opgeheven, ter
wijl hij aan de armen boven den af
grond hing.
Op dit oogenblik werd de pijnboom
door dezen laatsten schok ontworteld
en rolde met donderend geweld in den
afgrond.
Een kreet van afgrijzen steeg uit de
menigte op.
Deze kreten konden de redding be
moeilijken, waarom de notabelen stilte
bevolen.
„Halen," riep Schwitz.
Hun levende last in evenwicht hou
dende, deden de bergbewoners Gaspard
naar den rand glijden waar Schwitz
zich bevond.
Toen Gaspard zich ter hoogte van
den gemzenjager bevond, greep deze
hem met een krachtigen arm en trok
hem tot zich.
Gaspard zette den voet op de rots,
maar kon zich nauwelijks staande
houden.
„Loop eenige schreden, daarna zal
ik je dragenklonk het.
Een uur later keerde Howald, steu
nend op den schouder van zijn redder,
in het dorp terug.
Nicolai, ik verbied je uit te gaan",
riep de moeder tot den knaap, die op
den drempel stond als gereed voor een
wandeling.
De knaap keerde zich om, en keek
zeer teleurgesteld, ofschoon met fie-
ren oogopslag.
„Ik wilde maar even naar de over
zijde der straat gaan, naar mevrouw
Narkinoff".
„Neen", herhaalde de vrouw schrei
end. „Je vergeet hoe het met je vader
gegaan is. „Geloof je niet", zeide zij
hem met een liefderijken bl k aanzien
de, „dat ik in de laatste weken genoeg
geweend heb
Zooals vele vrouwen in Port-Ar-
thur gedurende de vreeselijke dagen
van het beleg, was mevrouw Souyeff
sedert een maand in zwaren rouw.
„Gevallen gedurende een nachte-
ijke wacht.... verdwenen van het
bolwerk.... hij heeft zich niet meer
bij zijn compagnie gevoegd, had de
officier gezegd, die met dè droevige
boodschap belast was.
Gevallen, verdwenen beteekende ge
sneuveld of gedood. Maar dat waren
woorden, die men niet uitsprak.
„Nicolai, beloof je me, dat je niet
zal uitgaan
De dertienjarige knaap, met zijn
toutmoed gen bl k en zijn intelli
gent gelaat, had van zijn vader het
echte soldatenhart geërfd. Het ge
bulder der kanonnen, dat de ruiten
deed rinkelen, hoorde hij gaarne, ja,
het kon hem in vuur doen geraken,
aangetast als hij was gelijk velen van
zijn leeftijd door de koortsachtige span
ning, die vaak in de belegerde stad
heerschte. Eiken dag kon men hem,
voordat een maand geleden zijn vader
den dood vond, door <ie stad zien loo-
pen met het knapen-bataljon, dat op
zijn manier dapper wilde zijn en het ge
vaar onder de oogen wilde zien. En
het was een lust te zien, hoe deze jonge
Russen, gelaarsd en gespoord, gelijken
pas hielden met de werkelijke solda
ten, die de wacht gingen betrekken.
Wanneer generaal Stoessel over het
plein voorbijging, begroetten zij hem
met luide hoera's, die dezen deden glim
lachen.
„Generaal, zeg, u laat ons immers
liever in de lucht, vliegen, dan de stad
over te geven
„Generaal, geef ons geweren om de
Japanners dood te schieten.... Leve
de generaal, leve Rusland
Tegenover deze Vrooljjke, kinderlijke
Allen Juichten den jongen Alpen
jager toe. Deze ontving echter zonder
geestdrift de lofuitingen der grijsaards,
de toejuichingen van jongelieden en
jonge meisjes.
Hij was beschaamd over de ruwe
zelfzucht, waaraan hij had toegegeven.
Bijna droevig zag hij Howald zich
verwijderen tusschen zijn moeder en
zijn verloofde, die beiden weenden van
vreugde. Langzaam wendde hij zich
naar het huis, waar hij zijn wild en zijn
karabijn had achtergelaten.
„Ik heb gelukkigen gemaakt," sprak
hij bij zichzelf, „maar ik zelf wie
bekommert zich om mij
Doch toen hij aan de deur kwam
van zijn ouden vriend trof een helder
jonge stem zijn oor. Hij kende die stem
zij deed het verhaal van het drama en
van zijn heldhaftige zelfopoffering.
En het slot van het verhaal waren
deze woorden :,,0, grootvader, tot nog
toe bewonderde ik Henri, omdat hij
schoon en dapper is, maar nu omdat
hij zoo goed is, bemin ik hem."
De jeugdige jager stiet de deur open
en trad driftig binnen.
„Neen, ik was niet goedhet
was Anita, die mij leerde het te wor
den Bij haar zal ik het altijd zijn."
„Ik neem uw belofte aan," sprak de
grijsaard, toen hij bekomen was van
de verrassing, die deze driftige woorden
bij hem hadden veroorzaakt. „Kom
uw verloofde omhelzen 1"
i
dapperheid liet de generaal zijn def
tigheid varen en streelde de blonde
haren der kinderen.
„Zeker, lieve jongens", zeide hij,
„zeker, ik weet, dat jelui dapper bent,
als het noodig is, zullen wij je wapenen
..„.Ik dank je in naam van het va
derland Pas intusschen op voor
de bommen 1"
Zij sloegen overal neer, de vreese
lijke dingen en kozen om den dood te
brengen hun weg langs den hemel.
Maar geen hart versaagde. Op de
puinhoopen, bij de lijkstaties, op de
wallen, die men gezworen had te zul
len verdedigen, schenen engelen te
zweven, met harmonieuzen vleugelslag
de engel van het vaderland en die van
den strijd.
Iedereen wist, dat in dezen verschrik-
kelijken oorlog men slechts had te
kiezen tusschen de overwinning en den
dood. Dit werd overal herhaald, men
las het op de muren, nog bezaaid met
de proclamaties van de maand Mei.
„Bedenk wel, dat wij niet zullen wij
ken. Het is een strijd op leven en dood,
dien wij vieren degenen, die zouden
willen vluchten, zouden niet gered
zijn. Er is rondom ons geen enkele uit
gang aan drie kanten hebben wij de
zee, aan den anderen kant den vijand.
Men heeft slechts te strijden of zich
te laten dooden".
De geestdrift groeide aan met den
dag.
Grijsaards, mannen, vrouwen, zelfs
kinderen hadden slechts één woord
in den mond Strijden.
De Japanners, verbitterd door de
zen tegenstand, dien zij niet zoo heftig
hadden verwacht, hadden van den rus-
tigen stand, gisteren nog zoo levendig
en vroolijk, een groot hospitaal, ja
een uitgestrekt kerkhof gemaakt.
„Ik verbied je uit te gaan", herhaal
de mevrouw Souyeff voor de zooveel-
ste maal tot haar zoon, die in haar ar
men lag.
En om den stoutmoedigen knaap
nog meer te overtuigen, herinnerde
zij hem nogmaals aan zijn vader
„Hij moest in den oorlog.... Het
was zijn plicht. Maar jij V/at zou jij
kunnen doen, j« bent nog zoo klein.."
De knaap was'weerspannig. De moe
derlijke armen, die zulke zachte ban
den zijn, maar tevens zoo sterke, had
den zijn wilde stoutmoedigheid niet
kunnen intoomen.
,Mama, ik wilde alleen de straat
oversteken om Cecile te gaan onzoe-
ken, ik beloof u niet verder te zullen
gaan".
„Is dat zeker Kan ik er op rekenen?
„Dat zal u zien".
Mevrouw Souyeff gaf toe.
Cecile was een meisje van denzelf
den leeftijd als Nicolai, de dochter
van een Fransch koopman, .die haar
had toevertrouwd aan een vriendin
van zijn amilie, mevrouw Narkinoff.
De vader was op reis voor zaken, toen
de oorlog uitbrak. De blokkade van
Port-Arthur had hem belet naar zijn
dochtertje terug te keeren.
Cecile was de jeugdige vriendin van
den jongen Souyeff. O, wat had zij
mooie boeken en wat een prachtige
verha'en stonden er in. En het was om
deze verhalen vooral dat Nicolai uren
lang in het huis aan de overzijde door
bracht. Verhalen van oorlogen, held
haftige daden, veldslagen, overwin
ningen zijn ziel vol geestdrift voor
dapperheid, droomde daarvan eiken
nacht.
Hij ging heen, door zijn moeder na
geoogd.
Maar nauwelijks was hij het huis
binnengetreden, of een vreeselijk ka
nongebulder barstte los op de bolwer
ken. Men zou aan een aardbeving ge
dacht hebben.... alle oorlogsgelui
den schenen te gelijk te weerklinken
Aan den hemel dreven zwarte rook
wolkjes, ontploften en spuwden vuur,
dood en verderf't Was of de we
reld verging.
Cecile, die kwam toegeloopen, om
haar vriend te begroeten, werd bleek.
„O, ik ben bang", zeide zij.... „ik
ben bang.... Jij ook, is het niet?"
En zij greep hem bij de hand als
om bescherming bij hem te zoeken.
„Bang", riep Nicolai, „bang Ik
Een man Een soldaat
De storm nam toe..
De ruiten rinkelden en de daken van
hooge gebouwen stortten met een ont
zettend geraas naar omlaag.
Plotseling verscheen voor de ven
sters een troep mannen die in gestrek-
ten pas naar de wallen marcheerden
Ter zijde van den troep stapte met'
flir.ken pas en in krijgshaftige houding
kalm en glimlachend een edele vrouw.
„Mevrouw Stoessel", riep Cecile.
„O, wat een dappere dame."
De echtgenoote van den generaal
begeleidde een afdeeling hospitaal
soldaten naar de gevechtslinie om daar,
te midden van het gevaar, als een moe
der te zorgen voor de dapperen die
voor het vaderland gevallen waren.
Een geweldige strijd ontbrandde in
het hart van den knaap. Met schitte
rende oogen en bevende banden stond
hij daar voor het venster, droomend
naar buiten te staren.... De dorst
naar roem, het verlangen naar stout
moedige, dappere daden overmeester
de hem, verbijsterde hem. Maar....
wat zag hij daar Is het mogelijk
Bij de compagnie liepen drie knapen,
drie van zijn kameraden, trotsch glim
lachend.
Zonder twijfel hadden zij verlof we
ten te verkrijgen om de mannen te ver
gezellen in hun gevaarlijke zending,
zij hebben door volharding hun zin
weten door te drijven. Ze zijn soldaat
gewordenze zijn in de gelederen
opgenomenEn hij, hijver
borg zich achter een venster.
Met een sprong richtte hij zich op
cn ging de kamer uit.
In de gang ontmoette hij mevrouw
Narkinoff.
„Waar ga je heen, Nicolai Je mag
niet uitgaan".
Hij hoorde echter niets meer. Ceci
le volgde hem terstond.
„Ik ga naar de wallen", riep hij
vechtenIk wil soldaat zijn even
als zij".
Een oogenblik dacht hij aan zijn moe
der, aan haar smeekend bevel, aan de
bommen, die op de straten regenden.
Hij verdreef echter die gedachte uit
zijn geest. Het vaderland riep hem en
wie weerstaat aan dezen oproep, ver
dient den naam van man niet.
En Nicolai wilde een man zijn, hij
was tien jaarVooruit dus. Daar
was nij reeds bij den troep.
„Mevrouw", riep hij, „ik wil met
meegaan".
»Jij". vroeg mevrouw Stoessel hem
aanziende. „Ben je zoo dapper?"
Dapper", sprak de knaap, terwijl
hij zijn blauwe oogen tot haar opsloeg.
mevrouw 1"
Een vreeselijk gefluit klonk boven
hun hoofden, de droevige tijding van
een dreigenden dood. Ze keken naar
boven, maar bogen als bij instinct
het hoofd omlaag.
Eerst hoorde men een dof gerommel,
toen een kreet van schrik. Op twee pas
afstand van de heldhaftige vrouw
sloeg een bom neer. Maar gelukkig
ontplofte hij niet dadelijk, zooals dit
meermalen voorkomt. Het vernielend
werktuig kon echter elk oogenblik ont
ploffen en met blinde kracht overal
in het rond dood en verderf versprei
den.
Mevrouw Stoessel huiverde even,
maar bedwong zich spoedig. Een oogen
blik snoerde de angst de harten der
moedige mannen te zamen.
De vreeselijke bode der Japanners
floot onheilspellend. Het leven van
al die mannen stond op het spel, maar
vooral dat van de edele vrouw, wier
werkzaamheid de zorg voor de gekwet
sten was.
Drie seconden gingen voorbij. Maar
zie, daar springt een knaap op het vree
selijke ding toe, dat den dood in zijn
binnenste verbergt't was Nicolai 1
„Ben je zoo dapper", had de dame
gezegd. Zij zag het nu en kon hem harer
waan g keuren.
Zonder vrees voor het gevaar greep
hij koelbloedig naar de bom en nam
haar op, terwij! het ding op verschrik
kelijke manier trilde. Verbeven in
zijn heldenmoed, verwonderlijk door
zijn koelbloedigheid hield hij haar in
de handen en liep er mee heen. Hij druk
te het monster dat hem in een oogen
blik in duizend stukken kon scheuren,
tegen zich aan. Haastig liep hij naar
een fontein en met inspanning van al
zijn krachten wierp hij het helsche
werktuig in het volle reservoir.
Het was tijd. De bom ontplofte,
maar grootendeels nat geworden, mis
te ze haar vernielende uitwerking.
Nicolai kwam terug onder de toe
juichingen der manschappen, beschei
den maar toch fier, dat hij op deze wij
ze het recht had veroverd naar de
wallen te gaan in gezelschap der dap
peren.
Dat was zijn antwoord geweest.
Men had hem gevraagd „Ben je zoo
dapper En met een daad had hij
getoond dat hij dapper was, tot roe
keloosheid toe.
Mevrouw Stoessel drukte den knaap,
dien zij bewonderde, in haar armen en
kuste hem als een moeder.
„Jongenlief, je hebt het hart var
een waar soldaatje hebt ons allen
het leven gered. Ik zal het den generaal
zeggen. Hij houdt veel van -zulke dap
pere knapen".
Zij vertrokken de plicht riep hen
elders.
Opgetogen van vreugde marcheerde
Nicolai met de compagnie mede. De
voorbijgangers, de vrouwen voor de
vensters, allen, die het gevaar trot
seerden om den stoet te zien, die door
de echtgenoote van den generaal ver
gezeld werd, uitten kreten van bewon
dering voor den dapperen knaap, die
had bewezen manmoedig den dood
in het aangezicht te kunnen zien, die
getoond had dat heldhaftigheid niet
vraagt naar den leeftijd.
Het geschutvuur bulderde overal
en verspreidde schrik en ontzetting.
Op de wallen heerschte de dood en op
de gevechtslinie der vooruitgescho
ven werken was het een waar bloed
bad.
Mevrouw Stoessel was niet de eeni
ge vrouw op dezen gevaarlijken, maar
eervollen port.
Bij een bastion, dooreen gepantser-
den toren beschut, verbonden de hos
pitaalsoldaten en pleegzusters de
vreeselijkste wonden, de handen rood
van bloed, met bleek gelaat en het hart
samenkrimpend, maar sterk van geest.
Plotseling weerklonk een kreet, een
kreet van angst en smartelijke ver
rassing i
„Mijn broer V
Een jong meisje was op een sterven
de toegesneld, die binnengedragen
werdeen jong soldaat wiens hals
één wonde was.
Allen, die er waren, mannen en
vrouwen, staakten een oogenblik hun
arbeid en aanschouwden een hartver
scheurend tooneel. De verpleegster
had het hoofd van den gekwetste in
haar handen genomen en sprak hem
teeder toe.
De stervende opende de oogen, keek
strak naar de beminde trekken, die
hij herkende, en stamelde toen met
een diepe ademhaling als van een laat
sten zucht
Vaarwel bid voor mij leve
Rusland". En hij sloot de oogen voor
altijd.
Drie minuten later had de held
haftige zuster van het slachtoffer haar
post bij de lijdenden, die zij verzorgen
moest, weer ingenomen.
Nicolai had niets gemist van dit too
neel. Geweldig opgeschrikt uit de zorge
loosheid, waarin kinderen droomen
te midden van den strijd, voelde hij
de vaderlandsliefde in zich aangroeien.
Hij had daar den dood van den sol
daat gezien en de fiere smart van het
jonge meisje en dit deed hem onweer
staanbaarder dan ooit haken naar da
den van dapperheid.
Tegen den avond haastte een rade-
looze, weenende vrouw zich naar het
paleis van den gouverneur en drong,
zonder zich aan het consigne te sto
ren, door tot in den tuin.
Mevrouw Souyeff had, sidderende
voor het leven van haar kind, dat zij
niet teruggezien had, hem gezocht meer
dan twee uren lang.
Toen zij was gekomen onder een
groep boomen, waarvan de schaduw
in de schemering zich als verdubbeld
had, stond zij stil.
Nog vóór zij hem gezien had, raadde
zij, dat haar zoon zich daar bevond
haar eenige zoon, bij den generaal 1
Terwijl zij angstig wachtte, hoorde
zij de stem van den gouverneur die
sprak
„Nicolai Souyeff, je bent een dap
pere, en je hebt je voor het vaderland
verdienstelijk gemaakt. Wat wensch
je dat ik voor je doe
En het kind riep brandend van geest
drift
Generaal, o, als u mij een uniform
en een geweer zou wiilen geven
II
Nicolai was den volgenden dag zeer
bedroefd. Alleen en met de ellebogen
op de vensterbank leunend keek hij
met starenden blik de straat op, droo
mend van een onderneming, gevaar
lijk dwaas, ver buiten zijn huis, zelfs
buiten de vestingwerken der beleger
de stad.
Hij droomde dat hij soldaat was, die
diende in de gelederen van een regi
ment, zwart van kruitdamp, mogelijk
gekwetst, misschien ook wel sterven
de of dood, maar in elk geval soldaat.
Hoe jong ook nog, voelde hij in
zijn hart toch de belofte eener heer
lijke toekomst.
Maar de moeder, die arme vrouw,
wier hart nog bloedde over het ver
lies van haar eentgenoot, had zich
met wanhopige welsprekendheid tus
schen den gouverneur en den kleinen
held geplaatst.
Onder hartbrekend geschrei had zij
den gouverneur gesmeekt haar toch
haar kind te laten.
„Hij is dertien jaar", had zij gezegd,
en zijn vader is reeds bij de verde
diging der stad gevallen. Het vader
land vraagt toch niet het onmogelijke".
Mevrouw Stoessel die haar geluk
gewenscht had met zulk een zoon,
had haar beloofd, dat de knaap bij
haar blijven zou.
Nicolai beminde zijn moeder innig.
Dezen morgen kon hij met vochtige
oogen slechts aan haar denken en
in diep nadenken, in zijn hart bedroefd
wijl hij haar zag lijden, vroeg hij zich
zelf af, waarom hij zoo, ondanks zich
zelf, door den krijg aangetrokken werd.
In deze rustige oogenblikken na
de opwinding van den vorigen dag,
redeneerde hil met zich zelf, wilde hii'
ZTdh overtuigen dat het slecht van nem
was iets te verlangen, wat zijn moeder
deed weenen, zijn liefderijke, zacht
zinnige moeder, voor wie hij zijn le
ven zou willen geven.
Terwijl hij met deze smartelijke over-
denkingen bezig was, kwam Cecile
binnen, snelde op hem toe en greep
met haar bevende handen de reeds
eenigszins ruwe handen van haar jon
gen vriend.
„O Nicolai, je moest eens weten,
hoe de geheele stad over je spreekt
ze zeggen, dat je zoo dapper bent en
dat de generaal een soldaat van je
wil maken, niet voor de aardigheid,
maar een wezenlijk soldaat met een
geweer en patronen om op de Japan
ners te schieten".
De jeugdige Frangaise had dit ge
zegd met stralende oogen, die van een
vreemden gloed schitterden.
„O, wat is het heerlijk soldaat te
zijn 1" hemam zij, terwijl ze haar jeug
digen kameraad met bewondering
aanzag. „O, ik wou, dat ik een jongen
was".
Nicolai zag haar verrast aan. Dus
zelfs de kleine Cecilè, zoo zacht en
verlegen, sprak van strijden, zij die
niet eens een Russin was. Dan moest
de oorlog een geheimzinnige betoove-
ring uitoefenen, v/aaraan, wanneer
het vaderland in nood was en zijn kin
deren opriep, niet te weerstaan was.
,,'t Is echter ook vrij treurig", sprak
Nicolai. „De oorlog ontneemt aan het
vaderland ook de mannen door hen
te doen vallen om niet weer op te staan"
„Ja, antwoordde Cecile met aan
doening hij maakt weduwen
„En weezen", snikte de zoon van
den dapperen gevallene op 't veld van
eer. „Mevrouw Narkinoff weent ook
alle dagen", sprak het kind „zij heeft
sedert een week geen tijding gehad van
Iwan".
Iwan was de zoon der vriendin, aan
wie men Cecile had toevertrouwd.
Opgeroepen in het begin van den oor
log had hij dapper gestreden en reeds
meer dan één wonde bekomen.
„Arme vrouw 1" zei Nicolai.
Een oogenblik zwegen zij in diep
nadenken verzonken. Plotseling werd
in de straat een hevig rumoer gehoord,
waartusschen kreten van woede en
verontwaardiging klonken.
Verscheidene mannen kwamen voor
bij, die opgewonden spraken. De kin
deren vingen enkele woorden op.
„Verrast.... dezen nacht.... alle
vier door bajonetsteken in den rug
getroffen
„Op wacht
„Ja. achter het bastion".
„Dan moeten zij verraden zijn".
„Ja.... er zijn verraders onder het
garnizoen 1 dat wist men reeds lang.."
De sprekers waren voorbij.
„Schildwachten 1 Overvallen 1 de
zen nachtVerraders"sprak
Nicolai bij zich zelf, als in een droom.
Het kleine meisje keek hem verbijs
terd aan. Een naam had geklonken
onder de gesprekken der lieden, die
voorbijgingen.... Een naam, die haar
had getroffen, omdat zij hem kende.
„Geeft men hun geld om hun broe
ders te verkoopen". vroeg zij.
„O ja. De Japanners bieden goud
aan hen die berichten brengen' over de
strijdkrachten der vesting."
„Dat is een misdadig beroep".
„Ja, maar die gegrepen worden
hangt men ook op als bandieten"
antwoordde Nicolai.
Er verliepen eenige minuten. De
twee kinderen dachten aan verraders
aan doodenaan den oorlog, aan
dit vreemdsoortig leven, gevangenen
te zijn in een stad omringd door een
gordel van vuur en ijzer, als levend
begraven.
Eensklaps klonken snikken in het
aangrenzende vertrek en hoorden zij
afgebroken woorden, waartusschen uit
roepen van verwondering.
Zij openden de deur.
Mevrouw Narkinoff was met een
bewogen gelaat en de oogen vol tra
nen op een stoel neergezegen. Voor
haar stond .Nicolai's moeder, ver
schrikt, zonder een woord te spreken
terwijl uit haar gelaat een diep mede
Iiiden sorak.