i
0e Aartsbisschop en de Bis
schoppen van Madiriand
DE VIOOL.
MAANDAG 19 SEPTEMBER 192!
44ste JAARGANG No. 13942
PER KWARTAAL 3.25
FPER WEEKf 0.25
R.UC3 PER POS T PER KWART. BIJ VOORUITBETALING f 3.577,
KASSAULAAN 46, HAARLEM. TELEFOON 1428, 2741 EN 1740,
POSTREKENING No. 6970.
ADVERTENTIÊN 35 CENTS PER REGEL.
BIJ CONTRACT BELANGRIJKE KORTING
Aan de hun toevertrouwde
geloovigeu,
Dit nummer bestaat uit 2 bladen.
FEUILLETON.
- T
DE ABONNEMENTSPRIJS BEDRAAflT VOOR HAARLEMEh AOENTSCHA PPEN*
BUREAUX»
ZALIGHEID IN DEN HEER.
„Wij. Katholieken van Nederland,
die thans leven, gaan weldra heen,
om ons bij den Oppersten Rechte
voor de eeuwigheid te verantwoorden
die Rechter zal niet verzuimen ons
te vragen, wie wij na ons achterlaten
om het katholiek geloof in ons Vader
land waardig te vertegenwoordigen"
Zoo spraken, niet iang na het her
stel van het geregeld kerkelijk bestuur
in deze landen, onze Doorluchtige
Voorgangers, om hunne geloovigen
te wijzen op de zware verantwoorde
lijkheid, die zij voor het opgroeiend
geslacht droegen met name wat betref'
het onderwijs. Zij hebben aan de Ka
tholieken van ons vaderland de be
ginselen voorgehouden, om hen op
te wekken, een echt katholiek onder
wijs, in zoover het bestond, te benut
ten, in zoover het nog ontbrak, te
helpen tot standbren<?tn en te bevor
deren.
Hun woord is begrepen het is eene
leuze geworden en een program van
krachtige actie. Lagere scholen ver
rezen alom de inrichtingen voor mid-
ribaar en voorbereidend hooger on
vrijs nemen steeds in aantal toe.
Dezelfde ernstige woorden, die on
ze Voorgangers in het bestuur van
Christus' Kerk in Nederland tot uwe
vaderen hebben gericht, meenen Wij
te moeten herhalen voor U, B. G Want
hoeveel wij ook, dank meer dan vijf
tig jaren arbeid en strijd van onze
edelste mannen, van al onze Katho
lieken, priesters en leeken, mochten
bereiken, er ontbreekt nog één
onmisbare schakel in onze onderwijs-
organisatie, één instelling van het
allergrootste gewicht, die de kroon
moet zetten op al ons werk voor het
vrije onderwijsde Katholieke uni
versiteit.
De beginselen, door het Doorluch
tig Episcopaat in het mandement van
1868 vooral met het oog op het lager
onderwijs ontwikkeld, gelden voor
het onderwijs in zijn geheelen omvang,
ook voor het middelbare, ja, in som
mige opzichten op de eerste plaats
vo r het hoogere of universitaire.
Het onderwijs houdt op iederen trap
verband met den godsdienst. Het doet
dit zoowel om het onderwerp, dat
behandeld wordt, als om den persoon,
die het geeft, maar nergens geldt dit
zoozeer als aan de universiteit.
Dit onderwijs immers omvat ook
de godgeleerdheid en de wijsbegeerte,
die zich onmiddellijk met de groote
wereld- en levensvragen bezighouden
veie andere wetenschappen, die daar
onderwezen worden, staan met deze
vragen in het nauwste verband en
enkele, die er slechts eene meer ver
wijderde betrekking mede hebben,
komen, om de diepte van het onder
dek. toch met die vraagstukken in
aanraking. Uit den aard der zaak dus
zal dit onderwijs anders gegeven wor
den door een geloovige dan door een
ongeloovige, anders door een Katho
liek dan door een niet-katholiek. Niet
minder dan bij het onderricht zal de
levensopvatting van den hoogleeraar
naar voren komen bij den zoo ge-
wenschten omgang met zijn studenten
Uit dit alles volgt, vooreerst t dat
de opleiuing aan eene universiteit,
die niet is opgebouwd op katholieken
grondslag, voor den katholieken stu
dent groote nadeelen meebrengt, om
dat hij daar den invloed en de warmte
zijner eigen levensovertuiging mist
vervolgensdat hem daar niet zel
den ernstige gevaren zullen dreigen.
Meer dan voorheen heerscht immers
in wetenschappelijke kringen een
geest van ongeloof. Warneer nu de
hoogleeraar omgeven is van een glans
van groote, soms schitterende weten
schap, zullen ook door hem verkon
digde stellingen, die voortspruiten uit
zijne niet-geloovige levensbeschou
wing, al te licht worden aangezien
als uitkomsten van wetenschap. Dit
gevaar is des te ernstiger, omdat de
universiteit niet slechts tct doel heeft
bestaande wetenschap mede te dee
len, maar ook wil opleiden tot zelf
standig onderzoek m. a. w. den stu
dent wil maken tot een man, die per
soonlijk voortbouwt op de grondsla
gen door het universitaire onderwijs
gelegd. Zijn deze grondslagen aange
tast door eene niet-geloovige, of ook
door eene nie+-katholieke, levensbe
schouwing, dan zal de afgestudeerde
dikwijls in heel zijn verder leven de
gevolgen daarvan ondervinden.
Maar, B. G., de vrees voor deze
gevaren, hoe gewettigd ook, komt
slechts op de tweede plaats. Zij ver
onderstelt \le liefde tot de waarheid
en deze heilige liefde dringt ons bo
venal tot stichting eener eigen univer
siteit.
Gods Wijsheid en Liefde heeft den
mensch het natuurlijk licht der rede
geschonken. Volgens het woord van
den Meester ontsteekt men echter
geen licht om het onder de korenmaat
te zetten, maar men zet het op den
kandelaar om te schijnen voor allen
die in het huis zijn.
Als bezitters van het licht derredè
zijn wij verplicht het onze bij te dra
gen tot vermeerdering van die' natuur
lijke menschelijke kennis, waaraan
de maatschappij voor hare ontwikke
ling behoefte heeft en waarvoor de
universiteit het machtigste middel is.
Daar worden niet alleen reeds verwor
ven uitkomsten van wetenschap me
degedeeld, maar daar wordt tevens
gearbeid om nieuwe veroveringen
voor de wetenschap te maken. Nieuwe
velden worden ontgonnen, ongekende
streken doorvorscht, het terrein van
het menschelijk weten stap voor stap
uitgebreid.
Dit is op zich zelf iets heerlijkshet
is een der voornaamste middelen om
het plan Gods te verwezenlijken
dat de mensch koning zij over de zicht
bare schepping en door de ontwikke
ling van zijn geest heerschappij voere
Qver de dingen dezer aarde. Hielden
wij ons daarbii afzijdig, lieten wij dat
waarheidsonderzoek uitsluitend aan
anderen over, dan zouden wij een ern-
stigen plicht verzuimen. De Kerk
heeft dit nooit gedaan. Zij heeft steeds
vok de ongewijde wetenschappen be
vorderd en geeërd als een der edel
ste goederen der menschheid. Uit
haar schoot is de universiteit voortge
komen en misschien werd het hooger
onderwijs nooit- met zooveel geest
drift gevolgd als in de eeuwen, dat de
Kerk het openbare leven bezielde.
Met de stichting der R. K. Uni
versiteit hopen Wij dan ook in hooge
mate het deelnemen der Katholie
ken aan de beoefening der wetenschap
te bevorderen.
Wij ontvingen echter niet alleen
het natuurlijk licht der rede, maar
Gods genade schonk ons tevens het
bovennatuurlijk iicht des geloofs. Dat
licht mag niet verborgen blijven, ook
dat licht moet op den kandelaar, ook
met dat talent moet gewoekerd wor
den.
Als v/ij God, den Heer der weten
schappen, waardig willen dienen en
verheerlijken, dan zal dat alleen kun
nen gebeuren, wanneer wij Hem te
gelijkertijd dienen als schenker van
ons geloof, wanneer wij voortdurend
het oog gericht houaen op Christus,
de ongeschapen Wijsheid, die in alles
is de Weg, de Waarheid en het Leven.
Wij hebben daarom den heiligen
plicht het licht van Gods Openbaring
te laten schijnen over al ons doen en
laten, ook ever onzen wetenschap-
pelijken arbeid. Dis openbaring moet
onze zwakke rede beveiligen tegen
dwaling en ons de hoogere beteekenis
toonen van geheel dit aardsche ie
ven. En ook daarvoor moeten wij heb
ben een eigen hoogeschool, waar onze
katholieke overtuiging zich in volle
breedte kan ontplooien waar de ge
wijde en ongewijde wetenschappen
kunnen samenwerken tot één groot
sche orde waar wij getuigenis kunnen
afleggen van de heerlijke harmonie
van natuur en genade, van gelooven
en weten, van die heerlijke harmonie
die wij door Gods onvolprezen Goed
heid het geluk hebben in ons zelf te
bezitten. De Openbaring, door Sint
Servaas en Sint Willibrord aan ons
volk gebracht, moet uitstralen in
vollen glans. Schuldenaren zijn wij
niet slechts van onwetenden, maar
ook van geleerden.
loot te belijden, ae prachtige ontwik-1 willend uit partijzucht of ijdele eer,
keling van ons katholiek vereenigings-niet lettend op uw eigen belang. Wilt
Het kan niemand uwer, B. G., ont
gaan, wat een kracht en welk een ze
gen er voor godsdienst en wetenschap
beide en dus voor onze geheele samen
leving moet uitgaan van de universi
teit als centrale bron, waaraan gevoed
zullen worden zoovele personen, die
eenmaal onder ons eene leidende
plaats zullen innemengodgeleerden
en wijsgeeren, rechtsgeleerden, staats
lieden en volksleiders, geneesheeren
en natuuronderzoekers, geschied vor-
schers en leeraren
De eigen universiteit moet en zal
ons brengen die mannen en vrouwen,
waaraan wij steeds meer behoefte
hebben: mannen en vrouwen vanwe-
tenschappelijken zin, tevens levend
en werkend uit ons heilig geloof, man
nen en vrouwen, die allen des te beter
vaderland en gemeenschap zullen die
nen, naar gelang zij deze juister zul
len zien in het licht van Gods Waar
heid en van zijne al wijze en algoede
Voorzienigheid.
Mogen wij dan, de waarheid houdena
in liefde, in allen deele opgroeien in
Hem, die ons hoofd is, Christus
Is de oprichting eener katholieke
hoogeschool een belang, ja een eisch
van onzen heiligen godsdienst en daar
om voor uwe Bisschoppen eene aposto
lische plicht, voor U allen, Katholie
ken van Nederland, is zij tevens een
plicht van dankbaarheid. Rükdom
van genade is de meest ernstige ver
maning om verder mede te werken
met Gods gaven.
Alles wat wij hebben en zijn, is een
geschenk van Gods Goedheid. Wij ver
geten het dikwijls, B. G., maar het
brood, dat wij eten, den dag, dien wij
teven het loon voor onzen arbeid,
onze voorspoed, de rust en vrede, die
hier te lande bewaard bleef, het komt
alles van God.
Voegt daarbij den onwaardeerba
ren schat des geloofs, dien waarborg
van geluk in dit en het andere leven
de vrijheid, die wij bezitten dit ge
leven, waardoor de schat des geloofs
bij U en uwe kinderen zoo'n machtige
bescherming vindt en gij zult moe
ten erkennen, dat de vermaning
tot dankbaarheid jegens God, die de
Apostel aanhoudend voorhield aan
de eerste Christenen,, te midden van
zooveel gevaren en lijden, voor ons,
Katholieken van Nederland, geldt
op zeer bijzondere wijzr.
Dien dank brengt ook gij aan God
door het steunen van allerlei goede
werken. Hoe stichtend is in de laatste
jaren uwe zorg opgebloeid voor de
uitbreiding van het Godsrijk op aar
de, voor het missiewerk, waaraan gij
nietjslechts geldelijken steun verleent,
maat waarvoor gij uwe zonen en doch
ters bij honderden, ia duizenden, hebt
afgestaan.
Maar B. G., het Godsrijk moet op
de eerste plaats bevestigd en uitge
breid v/orden in het eigen land. Het
machtigste middel daartoe is het onder
wijs, van boven tot beneden doordron
gen van echt katholieken geest, en de
onmisbare sluitsteen van dezen bouw
is de katholieke universiteit.
Kunnen wij deze dus oprichten,
dan is dat voor ons onafwijsbare plicht
Welnu, wij kunnen het, Gode zij
dank.
De Staat gaf ons de vrijheid en de
stoffelijke welvaart en de verstandelij
ke- ontwikkeling van ons volk zijn
beide tot zulk eene hoogte geklommen,
dat wij in staat zijn bij ernstige in
spanning de lasten van eene univer
siteit, al zijn deze nog zoo zwaar, be
hoorlijk te dragen.
En zou de verwaarloozing van dien
plicht ons niet dubbel zwaar drukken,
waar eene protestantsche groep hier
te lande, niet half zoo talrijk als wij,
Katholieken, zich reeds sinds jaren
het bezit eener eigen universiteit wist
te verzekeren
Wij behoeven echter gelukkig niet
te vreezen, B. G., dat gij uw plicht
in dezen niet voldoende zoudt besef
fen. Uit talrijke uitingen is gebleken,
dat het verlangen naar de eigen uni
versiteit met ons wordt gedeeld in
alle kringen Dit is ons een bewijs, dat
je overtuiging van wat wij U hebben
voorgehouden, al in U leefde en dat
het gewicht en de noodzakelijkheid
der eigen hoogeschool reeds door U
werd beseft. Dit besef is ons eene re
den tot heilige vreug-',\ te meer om
dat het een waarborg is, dat gij met
ons zult medewerken en dan twijfe
len Wij niet of onze en uwe verlangens
kunnen en zullen verwezenlijkt wor
den. Willen wij dit echter in de naaste
toekomst bereiken dan zult gij U geen
oogenblik ontveinzen, dat ernstige
krachtsinspanning en groote offers
van noode zijn.
Op de eerste plaats doen Wij daar
om een beroep op uw gebed en zedelij
ken steun. Wij zullen gezamenlijke
openbare gebeden voorschrijven, want
indien de Heer het huis niet bouwt,
werken de bouwlieden te vergeefs.
Gij zult niet nalaten uwe vurigste ge
beden met de onze te vereenigen, op
dat de Heer ons werk zegene. In dat
gebed volhardend, mogen wij vertrou
wen, dat de goede God, die zijne Kerk
in ons Vaderland zoo zichtbaar be
schermd en bijgestaan heeft, ook in
deze zaak eene gunstige uitkomst zal
geven.
Wij dringen er vervolgens met den
H. Paulus, op aan, dat gij onze vreug
de volkomen wilt maken door eens
gezind te zijn, eenzelfde liefde hebbend
één van ziel en één van gevoelen, niets
door vrede en eensgezindheid de be
slissingen uwer Bisschoppen en daar
door uw eigen werk steunen.
Naast geestelijken steun zult gij
ook stoffelijke hulp willen bieden.
Mochten wij verleden jaar C-ode dank
brengen voor de gelijkstelling van
staatswege van het lager onderwijs,
mogen het middelbaar en het voor
bereidend hooger onderwijs rekenen
op aanzienlijker rijkssteun, voor het
hooger onderwijs zijn wij nagenoeg
geheel aangewezen op eigen krachten.
De hulp van rijkswege is thans eene
uiterst geringe tegemoetkoming en de
last=n zullen dus bijna geheel op onze
schouders drukken. Zelfs als wij ons
in de naaste toekomst beperken tot
drie faculteiten, die van de Godge
leerdheid, die van de Rechten en die
van de Letteren en Wijsbegeerte, zal
uwe geldelijke hulp aanzienlijk, zeer
aanzienlijk moeten zijn.
Maar het verleden is ons een waar
borg voor de toekomst. Uit eigen mid
delen hebben onze vaderen in talloo-
ze nooden van godsdienstigen en maat-
schappelijken aard voorzien. Gij hebt
U kinderen getoond van den ouden
stam, want het nog levend geslacht
heeft in voorbeeldige milddadigheid
het lager onderwijs gesteund. En
wat wij gedurende zoo'n langen tijd
vermochten voor het lager onderwijs
zouden wij dat niet vermogen voor
het hooger Ontheven van de geldelijke
zorgen voor de talrijke lagere scholen
grootendeels ook van die voor de mid
delbare en de voorbereidende hoogere,
dienen wij nu onze krachten vooral
samen te trekken op de ééne univer
siteit.
Wij vragen U groote offers, omdat
wij weten, dat gij ze zult brengen. Of
fermoed is ten allen tijde het kenmerk
geweest der katholieke Kerk. Lijden
en offer hebben ons gereinigd en groot
gemaakt en het tijdelijk, stoffelijk offer
zal ons geestelijk rijker maken, vol
gens de goddelijke wet, dat hij, die
leven verliest, het zal vinden.
Welaan, Broeders en Zusters in
Christus, die leeft in het rustige be
zit van den schat des geloofs, waar
duizenden en duizenden uwer vade
ren dien met hun leven moesten ver
dedigen, daar zult gij niet achterblij
ven om voor een groote zaak van de
aardsche goederen, waarover gij
slechts als rentmeesters zijt aangesteld,
mede te deelen, teneinde de geheele
gemeenschap te sterken. Bedenkt hoe
de jonge Christenkerk blijde alles te
zamen bracht om allen te steunen, die
gered werden tot hetzelfde leven.
Zijt gij met aardsche goederen ge
zegend, geeft dan mild aan het uni-
versiteits-comité, dat in uwe parochie
is opgericht en zich binnenkort met
de inzameling der giften zal belasten
hebt gij nauwelijks meer dan het noo-
dige, zondert daarvan iets af gij kent
immers het Evangelieverhaal van het
penningske der arme weduwe en nooit
heeft eene bete broods U beter gesmaakt
dan die, welke gij gedeeld hebt met
uwen medebroeder. Hebt gij zelf goud
noch zilver, vergeet dan niet te geven,
wat gij geven kunt, uw gebed, opdat
onze katholieke universiteit gebouwd
worde door U allen, niemand, ook niet
de armste uitgezonderd.
Wij katholieken, uwe Bisschoppen,
door den Heiligen Geest gesteld om
Christus' Kerk in uw vaderland te
besturen, roepen U op tot een groot-
sche daad van geloofsbelijdenis. Naast
de komst van onze eerste geloofsver
dedigers, naast het herstel van onze
godsdienstvrijheid en van het regel-
Eerste Blad.
matig kerkelijk bestuur achten Wij
en acht gij allen voorzeker met uwe
Bisschoppen de stichting der katho
lieke universiteit eene der voornaam
ste gebeurtenissen in onze vaderland-
sche kerkgeschiedenis.
Werkt dan allen zonder uitzonde
ring, eensgezind en vol ijver in der
Heer, naar beste krachten mede aan
dezen verderen opbouw van de Stad
Gods in ons dierbaar vaderland. Het
geldt hier een gemeenschappelijk be
lang, eene gemeenschappelijke taak
waartoe ieder geloovige het zijne kan
bijdragen.
En moge de zegen van den almach-
tigen God, van den Vader en den Zoon
en den Heiligen Geest, nederdalen
over deze onderneming en over U
allen en steeds met U blijven.
f HENRICUS VAN DE WETERING,
Aartsbisschop van Utrecht.
f AUGUSTINUS JOSEPH. CALLIER
Bisschop van Haarlem.
t LAURENTIUS SCHRIJNEN,
Bisschop van Roermond.
f PETRUS HOPMANS,
Bisschop van Breda.
f ARNOLD FRANS DIEPEN,
Bisschop van s-Hertogenbosch
Door het Doorluchtig Episcopaat rijt
vanaf den 18den Sept. tot den eersten Zon
dag van den Advent, gebeden voorgeschre
ven, om bet welslagen af te bidden ovci
het werk voor de stichting eener R.-K. Uni
versiteit, "I - Onder alle H. H. Missen het
Gebed tot den H. Geest (volgens de regeis
geldend voor eene zwaarwichtige zaak,
Oratio Lmperata de Spiritu Sancto tamquam
pro re gravi), en bij alle vastgestelde H.H.
Missen op Zon- en Feestdagen het volgen
de gebed (waarvan afdruk op prentjes enz.
niet geoorloofd is zonder aangevraagd Im
primatur)
GEBED VOOR DE R.-K. UNIVERSITEIT.
Laat ons bidden. Wij bidden, Heer, dal
de Vertrooster, die uit U voorkomt onze
geesten moge verlichten en volgens de be
lofte van Uwen Zoon tot alle waarheid voe
ren.
O God, ons licht en onze kracht, zie
genadig neder op ons, Uwe dienaren, go-
waardig U, op voorspraak van de allerza
li gste Moedermaagd en van alle Heilig er,
van ons Vaderland, het werk van de stiel»
ting der R.-K. Universiteit te zegenen, L-
wij tot verheerlijking van Uwen heiliger,
naam ondernemen en geef, dat het moge
gedijen tot heil van het U toegewijde vo:;<
onzen Heer Jezus Christus, die met U Iet *l
en heerscht in de eenheid des H. Geestes,
God door alle eeuwen der eenwen. Aniw.
Amen.
H. Servatius. Antw. Bid voor ons.
H. Willibrord. Antw. Bid voor ons.
H. Radboud. Antw. Bid voor ons.
Alle Heiligen van Nederland. Antw. Bi-,
voor ons.
Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij da
Vader.
Roman door MYRTLE REED.
Venaald uit het Engelsch door Hen-
riëtte v. d. Waarden.
3-}
Dan zal het geen aanbeveling voor
mij zijn als ik hem zeg wie ik ben
Niet in 't minst.
Verbeeld U dat hij me niet aan
neemt
Natuurlijk neemt hij je aan, ant
woordde ze, ofschoon de moed haar
Plotseling ontzonk.
Hij moet je aannemen het is de
eenige weg.
Als u eens met me meeging
Neen, dat niet, je moet alleen gaan
Ik laat me niet zien.
Waarom niet, moeder
Daarom niet.
Dat was een echt vrouwelijk ant
woord, hetgeen hij echter als afdoend
had leeren beschouwen, hij hoefde er
niet meer op terug te komen.
Oost-Lancaster lag aan de ééne zijde
der rivier, West-Lancaster aan de an
dere. De twee plaatsen waren scherp
van elkander gescheiden, ofschoon z-e
een gemeenschappelijk belang hebber»
in het postkantoor, dat verzoenend op
de-grens lag.
In Oost-Lancaster woonde de ari
stocratie. Hier stenden deftige heeren
huizen, waarin de voorvaderen door de
nakomelingschap in eere werden gehou
den.
De voorgeschreven tradities van een
eeuw geleden lieten zich in deze plaats
ten volle gelden en ofschoon er wel en
kele wantoestanden waren binnengeslo
pen, beschouwen de hoogere kringen
zich met voldoening als volmaakt.
West-Lancaster was op een steilen
berg gelegen.
Kloeke Duitsche landverhuizers had
den zich daar gevestigd, tot groote
er8«niS Van Oost-Lancaster, waarvan
_e bewoners zich jaar na jaar op een
behoorlijken afstand hielden.
Ik behoorde niet tot den goeden
toon over de bewoners van den heuvel
te spreken, of t moest zijn met gedemp
te stem en opgetrokken wenkbrauwen
toch waren er wel barmhartige Samari
tanen, die als 't donker begon te worden
heimelijk warme kleeren en afgedankt
speelgoed naar de kleine Feutonen
stuurden, die zoo dicht bij hen woon
den.
Ingesloten door eeuwige bergen, van
hun overbuur vervreemd, en bijna bui
ten alle verkeer met andere steden, liet
Oost-Lancaster de wereld kalm Laar
gang gaan. Tweemaal per dag stoom
de een trein het station binnen, want
de voornaamste spoorweglijn was ver
legd, omdat Oost-Lancaster op zoo'n
ding niet gesteld was. Nóg spraken ze
over dien tijd, toen hun eigendom ten
prooi was geweest aan stof en helsch la
waai.
Haar kleeren zijn in overeenstem
ming met haar naam, merkte Lynn op.
Wiens kleeren vroeg mevrouw
Irving, losgerukt uit haar droomingen.
Van het meisje. Ze had een groene
japon aan,met geel fluweel afgezet, en
haar oogen zijn purper.
Violet bedoel je lieveling. Heb je
dat allemaal opgemerkt
Natuurlijk ik zie immers alles.
Kom, moeder nu gaan we den berg be
klimmen.
Samen liepen ze lachend den kronke
lende weg, op die naar den top voerde,
maar al gauw matigden ze hun stap.
De weg was smal, en de huizen aan
weerszijden stonden dicht op elkaar.Elk
huisje had een klein voortuintje, waar
in bloembedden waren aangelegd op
echt-Duitsche wijze, afgezet met ge
witte steenen. De straten waren spaar
zaam verlicht, want West-Lancaster
verfoeide ook alle nieuwigheden, maar
de lentenacht was tamelijk helder.
Hier en daar flikkerde een lantaarn
als een glimworm in de duisternis.
Margaret wierp op dat ze vermoeid
werd, maar Lynn sloeg zijn arm om
haar heen en voerde haar mee.
Ze was nooit te voren in West-Lan
caster geweest, maar ze lette nauwkeu
rig op den weg. Ze waren bijna op den
top van den berg, toen ze plotseling
verschrikt haar adem in hield. Lynn,
die juist een jongensachtige grap ver
telde, bemerkte haar opwinding niet.
Hij wist zelfs niet, dat ze al op het einde
van hun tocht waren, toen een man
op de teenen naar hen toekwam met
den vinger op de lippen.
Sst De Meester speelt, fluisterde hij.
Op de hooge helling, die naar den top
van den berg opglooide, stond zulk een
klein huis, dat het bijna ongeschikt voor
woonplaats leek. Op straat stond een
groepje mannen en vrouwen beweging
loos te luisteren. Het huis was donker
maar er stond een raam open, en door de
stille avondlucht fluisterde de gedemp
te stem van een viool..
Ruim een uur stonden ze daar te
luisteren. Bijna onmerkbaar zwol het
geluid aan, breed en majestueus met
een lyrischen ondertoon.
Hu en dan schalde een klankrijk
accoord boven alles uit, dat de geheim
zinnige speler als pit een verborgen diep
te scheen te grijpen. Dit gaf zijn spel
een episch karakter.
Hartverscheurende vragen en gebe
den en alle lief en leed eener heele we
reld trilde er in, en er was zelfs nog iets
meer, Lynn's geoefend oor erkende
onmiddellijk de meesterhand. Hij was
in bewondering verlorren voor zulkeen
voortreffelijke techniek, zulk een teere
uitdrukking, en zulk een wondervolle
klanken pracht.
Voor de vrouw naast hem, tot in haar
diepste roerselen geschokt, was het 't
Leven zelf, het was de naakte, tastbare
werkelijkheid tot het uiterste gespannen
menschenwee en menschengeluk, exta
se, teederheid en uiterste wanhoop,
dat alles lag loodzwaar op de borst van
den meester, en werd vertolkt als hij de
snaren beroerde.
Het bergkristal wordt licht beroerd,
en er wordt een liedje geboren. De ver
borgenheden zijn tot op hunne grond
vesten geschokt, en lang daarna hoort
men nog de koninklijke onsterfelijke
echo, die het heilig recht heeft haar
plaats in te nemen in de symphonie
der smart. Margaret's zintuigen, alle
tot het uiterste gespannen, gingen op in
onduldbare pijn.
Neem me mee fluisterde zij, meer
kan ik niet verdragen
Maar Lynn hoorde haar niet. Hij was
nu enkel en alleen musicus zijn lichaam
verstrakt, zijn hoofd een weinig ter zijde
gebogen, knikte hij goedkeurend en na
drukkelijk.
Ze stak haar arm door den zijne en
bevende wachtte ze op het einde. Toen
het kwam schuifelde de kleine groep
uiteen en ging haars weegs.Iemand sic t
het raam, en grendelde de blinden.
De Meester wist heel goed, dat zijn
buren geluisterd hadden, maar h t
behaagde hem dit huldebetoon te i -
geeren. Niemand durfde hem iets zeg
gen over' zij n spel.
Moeder Moeder zei Lynn teeder,
wat ben ik zelfzuchtig geweest, ik heb
u te lang laten wachten
'Neen, antwoordde zij, maar haar
lippen waren stijf, en haar stem klork
vreemd. Ze gingen samen den berg
af, en ze leunde zwaar op zijn arm. Hij
neuriede nauw hoorbaar stukjes uit a
improvisatie, en sprak niet meer voor
ze thuis waren.
De haard was uitgegaan, maar Iris
had twee kaarsen aangestoken, en cp
tafel in de hall gezet,
Een pracht viool, zei hij. Verreweg
de fijnste, die ik ooit gehoord heb.
Ja, antwoordde zij, naar de klank
te hooren moet het een cremona zijn.
Best mogelijk. Wel te rusten, en
droom genoegelijk.
Boven aan de trap scheidden zij, en
beneden sloeg de groote klok twaalf.
Lang lag Margaret met gesloten oogen
in pijnlijke slapeloosheid neer. Tegen
den morgenstond stelde zij in haar
droom den Meester dringende vragen
maar deze sliep rustig door.
(Wordt vervolgd.