i 0e Aartsbisschop en de Bis schoppen van Madiriand DE VIOOL. MAANDAG 19 SEPTEMBER 192! 44ste JAARGANG No. 13942 PER KWARTAAL 3.25 FPER WEEKf 0.25 R.UC3 PER POS T PER KWART. BIJ VOORUITBETALING f 3.577, KASSAULAAN 46, HAARLEM. TELEFOON 1428, 2741 EN 1740, POSTREKENING No. 6970. ADVERTENTIÊN 35 CENTS PER REGEL. BIJ CONTRACT BELANGRIJKE KORTING Aan de hun toevertrouwde geloovigeu, Dit nummer bestaat uit 2 bladen. FEUILLETON. - T DE ABONNEMENTSPRIJS BEDRAAflT VOOR HAARLEMEh AOENTSCHA PPEN* BUREAUX» ZALIGHEID IN DEN HEER. „Wij. Katholieken van Nederland, die thans leven, gaan weldra heen, om ons bij den Oppersten Rechte voor de eeuwigheid te verantwoorden die Rechter zal niet verzuimen ons te vragen, wie wij na ons achterlaten om het katholiek geloof in ons Vader land waardig te vertegenwoordigen" Zoo spraken, niet iang na het her stel van het geregeld kerkelijk bestuur in deze landen, onze Doorluchtige Voorgangers, om hunne geloovigen te wijzen op de zware verantwoorde lijkheid, die zij voor het opgroeiend geslacht droegen met name wat betref' het onderwijs. Zij hebben aan de Ka tholieken van ons vaderland de be ginselen voorgehouden, om hen op te wekken, een echt katholiek onder wijs, in zoover het bestond, te benut ten, in zoover het nog ontbrak, te helpen tot standbren<?tn en te bevor deren. Hun woord is begrepen het is eene leuze geworden en een program van krachtige actie. Lagere scholen ver rezen alom de inrichtingen voor mid- ribaar en voorbereidend hooger on vrijs nemen steeds in aantal toe. Dezelfde ernstige woorden, die on ze Voorgangers in het bestuur van Christus' Kerk in Nederland tot uwe vaderen hebben gericht, meenen Wij te moeten herhalen voor U, B. G Want hoeveel wij ook, dank meer dan vijf tig jaren arbeid en strijd van onze edelste mannen, van al onze Katho lieken, priesters en leeken, mochten bereiken, er ontbreekt nog één onmisbare schakel in onze onderwijs- organisatie, één instelling van het allergrootste gewicht, die de kroon moet zetten op al ons werk voor het vrije onderwijsde Katholieke uni versiteit. De beginselen, door het Doorluch tig Episcopaat in het mandement van 1868 vooral met het oog op het lager onderwijs ontwikkeld, gelden voor het onderwijs in zijn geheelen omvang, ook voor het middelbare, ja, in som mige opzichten op de eerste plaats vo r het hoogere of universitaire. Het onderwijs houdt op iederen trap verband met den godsdienst. Het doet dit zoowel om het onderwerp, dat behandeld wordt, als om den persoon, die het geeft, maar nergens geldt dit zoozeer als aan de universiteit. Dit onderwijs immers omvat ook de godgeleerdheid en de wijsbegeerte, die zich onmiddellijk met de groote wereld- en levensvragen bezighouden veie andere wetenschappen, die daar onderwezen worden, staan met deze vragen in het nauwste verband en enkele, die er slechts eene meer ver wijderde betrekking mede hebben, komen, om de diepte van het onder dek. toch met die vraagstukken in aanraking. Uit den aard der zaak dus zal dit onderwijs anders gegeven wor den door een geloovige dan door een ongeloovige, anders door een Katho liek dan door een niet-katholiek. Niet minder dan bij het onderricht zal de levensopvatting van den hoogleeraar naar voren komen bij den zoo ge- wenschten omgang met zijn studenten Uit dit alles volgt, vooreerst t dat de opleiuing aan eene universiteit, die niet is opgebouwd op katholieken grondslag, voor den katholieken stu dent groote nadeelen meebrengt, om dat hij daar den invloed en de warmte zijner eigen levensovertuiging mist vervolgensdat hem daar niet zel den ernstige gevaren zullen dreigen. Meer dan voorheen heerscht immers in wetenschappelijke kringen een geest van ongeloof. Warneer nu de hoogleeraar omgeven is van een glans van groote, soms schitterende weten schap, zullen ook door hem verkon digde stellingen, die voortspruiten uit zijne niet-geloovige levensbeschou wing, al te licht worden aangezien als uitkomsten van wetenschap. Dit gevaar is des te ernstiger, omdat de universiteit niet slechts tct doel heeft bestaande wetenschap mede te dee len, maar ook wil opleiden tot zelf standig onderzoek m. a. w. den stu dent wil maken tot een man, die per soonlijk voortbouwt op de grondsla gen door het universitaire onderwijs gelegd. Zijn deze grondslagen aange tast door eene niet-geloovige, of ook door eene nie+-katholieke, levensbe schouwing, dan zal de afgestudeerde dikwijls in heel zijn verder leven de gevolgen daarvan ondervinden. Maar, B. G., de vrees voor deze gevaren, hoe gewettigd ook, komt slechts op de tweede plaats. Zij ver onderstelt \le liefde tot de waarheid en deze heilige liefde dringt ons bo venal tot stichting eener eigen univer siteit. Gods Wijsheid en Liefde heeft den mensch het natuurlijk licht der rede geschonken. Volgens het woord van den Meester ontsteekt men echter geen licht om het onder de korenmaat te zetten, maar men zet het op den kandelaar om te schijnen voor allen die in het huis zijn. Als bezitters van het licht derredè zijn wij verplicht het onze bij te dra gen tot vermeerdering van die' natuur lijke menschelijke kennis, waaraan de maatschappij voor hare ontwikke ling behoefte heeft en waarvoor de universiteit het machtigste middel is. Daar worden niet alleen reeds verwor ven uitkomsten van wetenschap me degedeeld, maar daar wordt tevens gearbeid om nieuwe veroveringen voor de wetenschap te maken. Nieuwe velden worden ontgonnen, ongekende streken doorvorscht, het terrein van het menschelijk weten stap voor stap uitgebreid. Dit is op zich zelf iets heerlijkshet is een der voornaamste middelen om het plan Gods te verwezenlijken dat de mensch koning zij over de zicht bare schepping en door de ontwikke ling van zijn geest heerschappij voere Qver de dingen dezer aarde. Hielden wij ons daarbii afzijdig, lieten wij dat waarheidsonderzoek uitsluitend aan anderen over, dan zouden wij een ern- stigen plicht verzuimen. De Kerk heeft dit nooit gedaan. Zij heeft steeds vok de ongewijde wetenschappen be vorderd en geeërd als een der edel ste goederen der menschheid. Uit haar schoot is de universiteit voortge komen en misschien werd het hooger onderwijs nooit- met zooveel geest drift gevolgd als in de eeuwen, dat de Kerk het openbare leven bezielde. Met de stichting der R. K. Uni versiteit hopen Wij dan ook in hooge mate het deelnemen der Katholie ken aan de beoefening der wetenschap te bevorderen. Wij ontvingen echter niet alleen het natuurlijk licht der rede, maar Gods genade schonk ons tevens het bovennatuurlijk iicht des geloofs. Dat licht mag niet verborgen blijven, ook dat licht moet op den kandelaar, ook met dat talent moet gewoekerd wor den. Als v/ij God, den Heer der weten schappen, waardig willen dienen en verheerlijken, dan zal dat alleen kun nen gebeuren, wanneer wij Hem te gelijkertijd dienen als schenker van ons geloof, wanneer wij voortdurend het oog gericht houaen op Christus, de ongeschapen Wijsheid, die in alles is de Weg, de Waarheid en het Leven. Wij hebben daarom den heiligen plicht het licht van Gods Openbaring te laten schijnen over al ons doen en laten, ook ever onzen wetenschap- pelijken arbeid. Dis openbaring moet onze zwakke rede beveiligen tegen dwaling en ons de hoogere beteekenis toonen van geheel dit aardsche ie ven. En ook daarvoor moeten wij heb ben een eigen hoogeschool, waar onze katholieke overtuiging zich in volle breedte kan ontplooien waar de ge wijde en ongewijde wetenschappen kunnen samenwerken tot één groot sche orde waar wij getuigenis kunnen afleggen van de heerlijke harmonie van natuur en genade, van gelooven en weten, van die heerlijke harmonie die wij door Gods onvolprezen Goed heid het geluk hebben in ons zelf te bezitten. De Openbaring, door Sint Servaas en Sint Willibrord aan ons volk gebracht, moet uitstralen in vollen glans. Schuldenaren zijn wij niet slechts van onwetenden, maar ook van geleerden. loot te belijden, ae prachtige ontwik-1 willend uit partijzucht of ijdele eer, keling van ons katholiek vereenigings-niet lettend op uw eigen belang. Wilt Het kan niemand uwer, B. G., ont gaan, wat een kracht en welk een ze gen er voor godsdienst en wetenschap beide en dus voor onze geheele samen leving moet uitgaan van de universi teit als centrale bron, waaraan gevoed zullen worden zoovele personen, die eenmaal onder ons eene leidende plaats zullen innemengodgeleerden en wijsgeeren, rechtsgeleerden, staats lieden en volksleiders, geneesheeren en natuuronderzoekers, geschied vor- schers en leeraren De eigen universiteit moet en zal ons brengen die mannen en vrouwen, waaraan wij steeds meer behoefte hebben: mannen en vrouwen vanwe- tenschappelijken zin, tevens levend en werkend uit ons heilig geloof, man nen en vrouwen, die allen des te beter vaderland en gemeenschap zullen die nen, naar gelang zij deze juister zul len zien in het licht van Gods Waar heid en van zijne al wijze en algoede Voorzienigheid. Mogen wij dan, de waarheid houdena in liefde, in allen deele opgroeien in Hem, die ons hoofd is, Christus Is de oprichting eener katholieke hoogeschool een belang, ja een eisch van onzen heiligen godsdienst en daar om voor uwe Bisschoppen eene aposto lische plicht, voor U allen, Katholie ken van Nederland, is zij tevens een plicht van dankbaarheid. Rükdom van genade is de meest ernstige ver maning om verder mede te werken met Gods gaven. Alles wat wij hebben en zijn, is een geschenk van Gods Goedheid. Wij ver geten het dikwijls, B. G., maar het brood, dat wij eten, den dag, dien wij teven het loon voor onzen arbeid, onze voorspoed, de rust en vrede, die hier te lande bewaard bleef, het komt alles van God. Voegt daarbij den onwaardeerba ren schat des geloofs, dien waarborg van geluk in dit en het andere leven de vrijheid, die wij bezitten dit ge leven, waardoor de schat des geloofs bij U en uwe kinderen zoo'n machtige bescherming vindt en gij zult moe ten erkennen, dat de vermaning tot dankbaarheid jegens God, die de Apostel aanhoudend voorhield aan de eerste Christenen,, te midden van zooveel gevaren en lijden, voor ons, Katholieken van Nederland, geldt op zeer bijzondere wijzr. Dien dank brengt ook gij aan God door het steunen van allerlei goede werken. Hoe stichtend is in de laatste jaren uwe zorg opgebloeid voor de uitbreiding van het Godsrijk op aar de, voor het missiewerk, waaraan gij nietjslechts geldelijken steun verleent, maat waarvoor gij uwe zonen en doch ters bij honderden, ia duizenden, hebt afgestaan. Maar B. G., het Godsrijk moet op de eerste plaats bevestigd en uitge breid v/orden in het eigen land. Het machtigste middel daartoe is het onder wijs, van boven tot beneden doordron gen van echt katholieken geest, en de onmisbare sluitsteen van dezen bouw is de katholieke universiteit. Kunnen wij deze dus oprichten, dan is dat voor ons onafwijsbare plicht Welnu, wij kunnen het, Gode zij dank. De Staat gaf ons de vrijheid en de stoffelijke welvaart en de verstandelij ke- ontwikkeling van ons volk zijn beide tot zulk eene hoogte geklommen, dat wij in staat zijn bij ernstige in spanning de lasten van eene univer siteit, al zijn deze nog zoo zwaar, be hoorlijk te dragen. En zou de verwaarloozing van dien plicht ons niet dubbel zwaar drukken, waar eene protestantsche groep hier te lande, niet half zoo talrijk als wij, Katholieken, zich reeds sinds jaren het bezit eener eigen universiteit wist te verzekeren Wij behoeven echter gelukkig niet te vreezen, B. G., dat gij uw plicht in dezen niet voldoende zoudt besef fen. Uit talrijke uitingen is gebleken, dat het verlangen naar de eigen uni versiteit met ons wordt gedeeld in alle kringen Dit is ons een bewijs, dat je overtuiging van wat wij U hebben voorgehouden, al in U leefde en dat het gewicht en de noodzakelijkheid der eigen hoogeschool reeds door U werd beseft. Dit besef is ons eene re den tot heilige vreug-',\ te meer om dat het een waarborg is, dat gij met ons zult medewerken en dan twijfe len Wij niet of onze en uwe verlangens kunnen en zullen verwezenlijkt wor den. Willen wij dit echter in de naaste toekomst bereiken dan zult gij U geen oogenblik ontveinzen, dat ernstige krachtsinspanning en groote offers van noode zijn. Op de eerste plaats doen Wij daar om een beroep op uw gebed en zedelij ken steun. Wij zullen gezamenlijke openbare gebeden voorschrijven, want indien de Heer het huis niet bouwt, werken de bouwlieden te vergeefs. Gij zult niet nalaten uwe vurigste ge beden met de onze te vereenigen, op dat de Heer ons werk zegene. In dat gebed volhardend, mogen wij vertrou wen, dat de goede God, die zijne Kerk in ons Vaderland zoo zichtbaar be schermd en bijgestaan heeft, ook in deze zaak eene gunstige uitkomst zal geven. Wij dringen er vervolgens met den H. Paulus, op aan, dat gij onze vreug de volkomen wilt maken door eens gezind te zijn, eenzelfde liefde hebbend één van ziel en één van gevoelen, niets door vrede en eensgezindheid de be slissingen uwer Bisschoppen en daar door uw eigen werk steunen. Naast geestelijken steun zult gij ook stoffelijke hulp willen bieden. Mochten wij verleden jaar C-ode dank brengen voor de gelijkstelling van staatswege van het lager onderwijs, mogen het middelbaar en het voor bereidend hooger onderwijs rekenen op aanzienlijker rijkssteun, voor het hooger onderwijs zijn wij nagenoeg geheel aangewezen op eigen krachten. De hulp van rijkswege is thans eene uiterst geringe tegemoetkoming en de last=n zullen dus bijna geheel op onze schouders drukken. Zelfs als wij ons in de naaste toekomst beperken tot drie faculteiten, die van de Godge leerdheid, die van de Rechten en die van de Letteren en Wijsbegeerte, zal uwe geldelijke hulp aanzienlijk, zeer aanzienlijk moeten zijn. Maar het verleden is ons een waar borg voor de toekomst. Uit eigen mid delen hebben onze vaderen in talloo- ze nooden van godsdienstigen en maat- schappelijken aard voorzien. Gij hebt U kinderen getoond van den ouden stam, want het nog levend geslacht heeft in voorbeeldige milddadigheid het lager onderwijs gesteund. En wat wij gedurende zoo'n langen tijd vermochten voor het lager onderwijs zouden wij dat niet vermogen voor het hooger Ontheven van de geldelijke zorgen voor de talrijke lagere scholen grootendeels ook van die voor de mid delbare en de voorbereidende hoogere, dienen wij nu onze krachten vooral samen te trekken op de ééne univer siteit. Wij vragen U groote offers, omdat wij weten, dat gij ze zult brengen. Of fermoed is ten allen tijde het kenmerk geweest der katholieke Kerk. Lijden en offer hebben ons gereinigd en groot gemaakt en het tijdelijk, stoffelijk offer zal ons geestelijk rijker maken, vol gens de goddelijke wet, dat hij, die leven verliest, het zal vinden. Welaan, Broeders en Zusters in Christus, die leeft in het rustige be zit van den schat des geloofs, waar duizenden en duizenden uwer vade ren dien met hun leven moesten ver dedigen, daar zult gij niet achterblij ven om voor een groote zaak van de aardsche goederen, waarover gij slechts als rentmeesters zijt aangesteld, mede te deelen, teneinde de geheele gemeenschap te sterken. Bedenkt hoe de jonge Christenkerk blijde alles te zamen bracht om allen te steunen, die gered werden tot hetzelfde leven. Zijt gij met aardsche goederen ge zegend, geeft dan mild aan het uni- versiteits-comité, dat in uwe parochie is opgericht en zich binnenkort met de inzameling der giften zal belasten hebt gij nauwelijks meer dan het noo- dige, zondert daarvan iets af gij kent immers het Evangelieverhaal van het penningske der arme weduwe en nooit heeft eene bete broods U beter gesmaakt dan die, welke gij gedeeld hebt met uwen medebroeder. Hebt gij zelf goud noch zilver, vergeet dan niet te geven, wat gij geven kunt, uw gebed, opdat onze katholieke universiteit gebouwd worde door U allen, niemand, ook niet de armste uitgezonderd. Wij katholieken, uwe Bisschoppen, door den Heiligen Geest gesteld om Christus' Kerk in uw vaderland te besturen, roepen U op tot een groot- sche daad van geloofsbelijdenis. Naast de komst van onze eerste geloofsver dedigers, naast het herstel van onze godsdienstvrijheid en van het regel- Eerste Blad. matig kerkelijk bestuur achten Wij en acht gij allen voorzeker met uwe Bisschoppen de stichting der katho lieke universiteit eene der voornaam ste gebeurtenissen in onze vaderland- sche kerkgeschiedenis. Werkt dan allen zonder uitzonde ring, eensgezind en vol ijver in der Heer, naar beste krachten mede aan dezen verderen opbouw van de Stad Gods in ons dierbaar vaderland. Het geldt hier een gemeenschappelijk be lang, eene gemeenschappelijke taak waartoe ieder geloovige het zijne kan bijdragen. En moge de zegen van den almach- tigen God, van den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest, nederdalen over deze onderneming en over U allen en steeds met U blijven. f HENRICUS VAN DE WETERING, Aartsbisschop van Utrecht. f AUGUSTINUS JOSEPH. CALLIER Bisschop van Haarlem. t LAURENTIUS SCHRIJNEN, Bisschop van Roermond. f PETRUS HOPMANS, Bisschop van Breda. f ARNOLD FRANS DIEPEN, Bisschop van s-Hertogenbosch Door het Doorluchtig Episcopaat rijt vanaf den 18den Sept. tot den eersten Zon dag van den Advent, gebeden voorgeschre ven, om bet welslagen af te bidden ovci het werk voor de stichting eener R.-K. Uni versiteit, "I - Onder alle H. H. Missen het Gebed tot den H. Geest (volgens de regeis geldend voor eene zwaarwichtige zaak, Oratio Lmperata de Spiritu Sancto tamquam pro re gravi), en bij alle vastgestelde H.H. Missen op Zon- en Feestdagen het volgen de gebed (waarvan afdruk op prentjes enz. niet geoorloofd is zonder aangevraagd Im primatur) GEBED VOOR DE R.-K. UNIVERSITEIT. Laat ons bidden. Wij bidden, Heer, dal de Vertrooster, die uit U voorkomt onze geesten moge verlichten en volgens de be lofte van Uwen Zoon tot alle waarheid voe ren. O God, ons licht en onze kracht, zie genadig neder op ons, Uwe dienaren, go- waardig U, op voorspraak van de allerza li gste Moedermaagd en van alle Heilig er, van ons Vaderland, het werk van de stiel» ting der R.-K. Universiteit te zegenen, L- wij tot verheerlijking van Uwen heiliger, naam ondernemen en geef, dat het moge gedijen tot heil van het U toegewijde vo:;< onzen Heer Jezus Christus, die met U Iet *l en heerscht in de eenheid des H. Geestes, God door alle eeuwen der eenwen. Aniw. Amen. H. Servatius. Antw. Bid voor ons. H. Willibrord. Antw. Bid voor ons. H. Radboud. Antw. Bid voor ons. Alle Heiligen van Nederland. Antw. Bi-, voor ons. Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij da Vader. Roman door MYRTLE REED. Venaald uit het Engelsch door Hen- riëtte v. d. Waarden. 3-} Dan zal het geen aanbeveling voor mij zijn als ik hem zeg wie ik ben Niet in 't minst. Verbeeld U dat hij me niet aan neemt Natuurlijk neemt hij je aan, ant woordde ze, ofschoon de moed haar Plotseling ontzonk. Hij moet je aannemen het is de eenige weg. Als u eens met me meeging Neen, dat niet, je moet alleen gaan Ik laat me niet zien. Waarom niet, moeder Daarom niet. Dat was een echt vrouwelijk ant woord, hetgeen hij echter als afdoend had leeren beschouwen, hij hoefde er niet meer op terug te komen. Oost-Lancaster lag aan de ééne zijde der rivier, West-Lancaster aan de an dere. De twee plaatsen waren scherp van elkander gescheiden, ofschoon z-e een gemeenschappelijk belang hebber» in het postkantoor, dat verzoenend op de-grens lag. In Oost-Lancaster woonde de ari stocratie. Hier stenden deftige heeren huizen, waarin de voorvaderen door de nakomelingschap in eere werden gehou den. De voorgeschreven tradities van een eeuw geleden lieten zich in deze plaats ten volle gelden en ofschoon er wel en kele wantoestanden waren binnengeslo pen, beschouwen de hoogere kringen zich met voldoening als volmaakt. West-Lancaster was op een steilen berg gelegen. Kloeke Duitsche landverhuizers had den zich daar gevestigd, tot groote er8«niS Van Oost-Lancaster, waarvan _e bewoners zich jaar na jaar op een behoorlijken afstand hielden. Ik behoorde niet tot den goeden toon over de bewoners van den heuvel te spreken, of t moest zijn met gedemp te stem en opgetrokken wenkbrauwen toch waren er wel barmhartige Samari tanen, die als 't donker begon te worden heimelijk warme kleeren en afgedankt speelgoed naar de kleine Feutonen stuurden, die zoo dicht bij hen woon den. Ingesloten door eeuwige bergen, van hun overbuur vervreemd, en bijna bui ten alle verkeer met andere steden, liet Oost-Lancaster de wereld kalm Laar gang gaan. Tweemaal per dag stoom de een trein het station binnen, want de voornaamste spoorweglijn was ver legd, omdat Oost-Lancaster op zoo'n ding niet gesteld was. Nóg spraken ze over dien tijd, toen hun eigendom ten prooi was geweest aan stof en helsch la waai. Haar kleeren zijn in overeenstem ming met haar naam, merkte Lynn op. Wiens kleeren vroeg mevrouw Irving, losgerukt uit haar droomingen. Van het meisje. Ze had een groene japon aan,met geel fluweel afgezet, en haar oogen zijn purper. Violet bedoel je lieveling. Heb je dat allemaal opgemerkt Natuurlijk ik zie immers alles. Kom, moeder nu gaan we den berg be klimmen. Samen liepen ze lachend den kronke lende weg, op die naar den top voerde, maar al gauw matigden ze hun stap. De weg was smal, en de huizen aan weerszijden stonden dicht op elkaar.Elk huisje had een klein voortuintje, waar in bloembedden waren aangelegd op echt-Duitsche wijze, afgezet met ge witte steenen. De straten waren spaar zaam verlicht, want West-Lancaster verfoeide ook alle nieuwigheden, maar de lentenacht was tamelijk helder. Hier en daar flikkerde een lantaarn als een glimworm in de duisternis. Margaret wierp op dat ze vermoeid werd, maar Lynn sloeg zijn arm om haar heen en voerde haar mee. Ze was nooit te voren in West-Lan caster geweest, maar ze lette nauwkeu rig op den weg. Ze waren bijna op den top van den berg, toen ze plotseling verschrikt haar adem in hield. Lynn, die juist een jongensachtige grap ver telde, bemerkte haar opwinding niet. Hij wist zelfs niet, dat ze al op het einde van hun tocht waren, toen een man op de teenen naar hen toekwam met den vinger op de lippen. Sst De Meester speelt, fluisterde hij. Op de hooge helling, die naar den top van den berg opglooide, stond zulk een klein huis, dat het bijna ongeschikt voor woonplaats leek. Op straat stond een groepje mannen en vrouwen beweging loos te luisteren. Het huis was donker maar er stond een raam open, en door de stille avondlucht fluisterde de gedemp te stem van een viool.. Ruim een uur stonden ze daar te luisteren. Bijna onmerkbaar zwol het geluid aan, breed en majestueus met een lyrischen ondertoon. Hu en dan schalde een klankrijk accoord boven alles uit, dat de geheim zinnige speler als pit een verborgen diep te scheen te grijpen. Dit gaf zijn spel een episch karakter. Hartverscheurende vragen en gebe den en alle lief en leed eener heele we reld trilde er in, en er was zelfs nog iets meer, Lynn's geoefend oor erkende onmiddellijk de meesterhand. Hij was in bewondering verlorren voor zulkeen voortreffelijke techniek, zulk een teere uitdrukking, en zulk een wondervolle klanken pracht. Voor de vrouw naast hem, tot in haar diepste roerselen geschokt, was het 't Leven zelf, het was de naakte, tastbare werkelijkheid tot het uiterste gespannen menschenwee en menschengeluk, exta se, teederheid en uiterste wanhoop, dat alles lag loodzwaar op de borst van den meester, en werd vertolkt als hij de snaren beroerde. Het bergkristal wordt licht beroerd, en er wordt een liedje geboren. De ver borgenheden zijn tot op hunne grond vesten geschokt, en lang daarna hoort men nog de koninklijke onsterfelijke echo, die het heilig recht heeft haar plaats in te nemen in de symphonie der smart. Margaret's zintuigen, alle tot het uiterste gespannen, gingen op in onduldbare pijn. Neem me mee fluisterde zij, meer kan ik niet verdragen Maar Lynn hoorde haar niet. Hij was nu enkel en alleen musicus zijn lichaam verstrakt, zijn hoofd een weinig ter zijde gebogen, knikte hij goedkeurend en na drukkelijk. Ze stak haar arm door den zijne en bevende wachtte ze op het einde. Toen het kwam schuifelde de kleine groep uiteen en ging haars weegs.Iemand sic t het raam, en grendelde de blinden. De Meester wist heel goed, dat zijn buren geluisterd hadden, maar h t behaagde hem dit huldebetoon te i - geeren. Niemand durfde hem iets zeg gen over' zij n spel. Moeder Moeder zei Lynn teeder, wat ben ik zelfzuchtig geweest, ik heb u te lang laten wachten 'Neen, antwoordde zij, maar haar lippen waren stijf, en haar stem klork vreemd. Ze gingen samen den berg af, en ze leunde zwaar op zijn arm. Hij neuriede nauw hoorbaar stukjes uit a improvisatie, en sprak niet meer voor ze thuis waren. De haard was uitgegaan, maar Iris had twee kaarsen aangestoken, en cp tafel in de hall gezet, Een pracht viool, zei hij. Verreweg de fijnste, die ik ooit gehoord heb. Ja, antwoordde zij, naar de klank te hooren moet het een cremona zijn. Best mogelijk. Wel te rusten, en droom genoegelijk. Boven aan de trap scheidden zij, en beneden sloeg de groote klok twaalf. Lang lag Margaret met gesloten oogen in pijnlijke slapeloosheid neer. Tegen den morgenstond stelde zij in haar droom den Meester dringende vragen maar deze sliep rustig door. (Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1921 | | pagina 1