binnenland ïwesABtó, Binnettlsmdsch Nieuws, In afwachting. HET GEHEIM VAN COZY OELL DIRECTEUREN DIE TE VEEL VRAGEN. LANDBOUW ARBEIDERS WET. VRIJDAG 30 SEPTEMBER 1921 FE U1LLET ON Het is wei de grootste kracht van hei; iersche volk, dat hetafgeschei den van zijn eeuwenlang gekoesterden drang naar vrijheid, die het. ai zoo menigmaal heeft doen trachten, de knellende banden met Engeland te verbreken nu bovendien de over tuiging heeft, ook van stad- punt bezien, in zijn recht te zijn. Hoe diep het gevoel „Nu of nooit" bij de Ieren is doorgedrongen, bewijst wel de geestdrift, waarmee iedereen hier, en vooral de jongeren, Miimoe- dig ten strijde getrokken is >oot een vrij Ierland. Bij honderden zijn de voorbeelden te noemen, gedurende de laatste jaren in dit land ten toon ge spreid. Ik heb 'nier met een dier pp-eien gesproken, Commander Brennan, die mij was afgeschilderd als een der most daring dare-devil:- van het Iersche Re publikeinsche leger. En wat kreeg ik te zien, toen ik werd voorgesteld ran dezen commcvc- dant van de Counties South Galway en East en West Clare, waar hij 12 a 15 duizend man onder zich hee.'i Een nog jonge man, 24 jaar oud, met in zijn breed, vierkant gelaat een paar klare blauwe oogen, om de vastgesloten lippen een glimlach, die geen oogenblik verdwijnt en die hem iets jongensachtigs geeft. Maar leGi spreekt uit dat met donkere krullen omlijste gelaat een vastberadenheid, een zelfvertrouwen, dat je den man van de daad verraadt. Ik heb met hem gespreken en hij heeft rne in enkele woorden iets van het Iersche Republikeinsche leger ver teld. Dit leger, waarvoor zich ongeveer 250.000 vrijwilligers hebben laten inschrijven is nu openlijk ongeveer twee jaren lang voortdurend in actie geweest, tot het oogenblik, waarop de tegenwoordige wapenstilstand van kracht werd. Die 250.000 man, die over het geheele eiland verspreid zijn en opereeren van uit 80 punten, waar van er echter nu, tijdens den wapen stilstand maar 20 bezet zijn, zijn ge heel georganiseerd als elk ander leger, allen dragen uniform van een grijs groene wollen stof en zijn gewapend met geweren en revolvers. De v/ijze van strijden is echter al leen die van den guerilla-oorlogin kleine troepjes zwerven de mannen het land door, telkens kleine aanvallen doende, die den vijand afmatten en hun noodzaken het veld te ruimen. Maar het merkwaardige van dit leger is wel en daaraan ontleent het ook zijn groote moreele kracht, dat geen dier 250.000 mannen betaald wordt, dat ieder hunner niet alleen zijn eigen kleeding, zijn eigen wapens betaald heeft, maar bovendien nog zelf de kosten moet vergoeden van alle munitie die hij verschiet. Het zijn dus wel de echte vrijwilli gers, die in dit leger hebben dienst'ge- .nomem maften. ionge manimn bijna alien, die tegen de vermoeienis sen en de ontberingen kunnen, welke zij zoo aanhoudend te verduren heb ben die uitsluitend soldaat gewor den zijn, omdat zij overtuigd zijn, daarmee een rechtvaardige zaak te dienen, voor welke zij alles, goed en welvaart en leven over hebben. Over zichzelf was commandant Brennan niet aan het spreken te krij gen „Ik heb mijn best gedaan en dat hebben we allemaal, zei hij. „De een mag eens wat meer succes hebben dan de ander, maar dat geeft hem daar om nog geen grootere verdienste. We strijden allen voor één zaak en als we die kunnen dienen, voelen we ons gelukkig. En geen is er onder ons, die niet zal volhouden tot het uiterste". Maar van anderen hebben we ver nomen, hoe deze jonge man in de countries waarovet hij het bevel voert, dag en nacht rondzwierf, door niet meer dan twee of drie zijner mannen vergezeld, trachtend den vijand zoo vee! mogelijk afbreuk te doen. Dikwijls naderde hij een vijandelijke patrouil le, gedekt door kreupelhout, of voor uitstekende rotsen, tot op enkele me ters, loste enkele schoten op den troep en wist zich dan, door zijn kennis van het terrein in een ommezien veer tig, vijftig meter te verplaatsen, om vandaar opnieuw vuur te geven. Zoo, nooit twee seconden op dezelfde plek, bleef hij den vijand verontrusten cn wel zóó snel volgden zijn schoten el kaar op, dat steeds de tegenpartij meende met een groote overmacht te doen te hebben en het maar veili ger achtte, zich uit de voeten te maken. En als dan den volgenden dag com mandant Brennan in de Engelsche couranten het officieele rapport las, dat daar en daar een Engelsche pa trouille was aangevallen door een troep van 200 of 300 man van het Iersche Republikeinsche leger, dan lachte heel zijn breede jongensgezicht als elke twee of drie man van het Iersche leger er 200 a 300 waard zijn, hoe groot is dar. wel de macht van die 250.000 oncrschrokkenen ARTHUR TERVOOREN. De vorige week is een der grootste scheepvaartmaatschappijen van de hoog te, waarop zij stond, afgedaald. Sedert zijn hare aandeelen nog weder gezakt van de halve tot ongeveer een vierde van de oorspronkelijke waarde, terwijl 'het nog niet vaststaat, op welke wijze een re constructie van het bedrijf aan de .deel hebbers zal ten goede komen. Ben gelijke oorzaak als bij den Kon. Holl. Lloyd, blijlkt den vat te hebben ver oorzaakt van de N.V. van Nierop s Han delmaatschappij. De drie directeuren had den ook hier misgerekend en le veel ge waagd. Men had gedacht na den oorlog een groolcn slag te kunnen slaan en enor me winsten le zuilen behalen door gewel dige inkoopenmaar de zaak is mislukt. Van de zijde der directie werd erkend, dat zij zich hierbij had vergist en dat de aandeelhouders waren gedupeerd. Een aandeelhouder merkte Ier vergade ring schamper op,, dat men vroeger klaag de over de sterke speculatie in An.eri- kaansdhe fondsen, maar .'at men thans het publielk wel mag beklagen, als het zijn geld steekt in N-cderlandsche onder nemingen. Zoo erg is 't natuurlijk niet, zegt de „Tijd." „Want onze handels- en beurswcreld kraakt nog niet, als er enikele spijltjes versplinteren. Maar na de debacles der laatste weken, schijnt er toch gevaar le bestaan in het te groot vertrouwen in klinkende namen en opgevijzelde balan sen en rekeningen. Die van de Handel maatschappij over 1920 werden maar noode goedgekeurd en slechts onder toe zegging, dal er over enkele actief-posten meer uitlegging zou komen, na verkre gen inlichtingen uit Indic. 13ij dezen val doet zidh het droevig verschijnsel voor, dat onder de geleden verliezen ook is opgenomen hel geneeie Ondersteuningsfonds van het personeel ten bedrage van bijna 5 millioen gulden. „Wat zal er nu nog overschieten voor de aandeelhouders?" zoo werd gevraagd. Geantwoord werd dat het personeel tot lilt Fnnas nt-CT hurt i dus in dezen geen recht had, maar dat, zoo het eengisizius mogelijk was, bij de reconstructie der zaak met zijn belangen zou worden rekening gehouden; wat een schrale (roost is bij een maatschappij, wier aandeelen 90 pet. onder pari slaan. De drie directeuren werden direct ont slagen, het college van commissarissen werd wat opgelapt cn de nieuwe direc teuren, die benoemd moeten worden, zul len hebben te zien wat er van de zaak is terecht te brengen Ook bij dezen val is geen sprake van cenig opzet of rechterlijk laakbare han delingen van het bestuur. Slechts een ie ver gedreven winzucht, een ongeregelde trek naar ui,tzeiting van het bedrijf, heb ben den ondernemers parten gespeeld en het geld van aandeelhouders en personeel doen verloren gaan." Wij hebben nu in weinige weken, be halve eenige levensverzekeringsmaatschap pijen, 'n half dozijn groole instituten zien kelderen en wel, uitgedrukt in de cijfers der minderwaardige aandeelen, als volgt: Kon. Holl. Lloyd van 200 o,p 28, Van Nierop's Handelmaatschappij van 205 op 11, de Compania Meroentil Argenlinia van 342 op 59, de .Indische Oliefabrieken van 270 oi) 10, en de Ned.-Ind. Handelsbank van 370 op 112. Er zijn er nog meer. De gokkers ter Beurze kunnen hun slag slaan, maar daarmee is 't verlies van hel kapitaal niet goedgemaakt. De Staat en ook het particulier vertier ondergaan den druk van dergelijke catastrophen, die tot in de onderste lagen der maatschappij voelbaar is. De rechtmatigheid der wet be toogd. De bedrijfshoofden val len er buiten. Een arbeidsweek van 54 uur. Uitzonderingen. Verbod van arbeid. Zon dagsrust. Het toezicht. Gaven wij in ons nummer van gisteren, in 't kont, de voornaamste 'bepalingen van het voorontwerp van een Laudborawarbei- der.swot, dat door den Minister van Ar beid bij den Hoogen Raad van A-rbc-ld is aanhangig gemaakt, thans ontleenen wij aan de toelichting tot dit belangrijk voor ontwerp de volgende, meer uitvoerige bij zondorheden. Rechtmatigheid der wet. Ook zij, die de rechtmatigheid van de aanspraken der iandibouwarbeiders op wettelijke bescherming nog niet toegeven, zullen moeten erkennendat indien de thans beslaande ongelijkheid tussefhen landbouw en industrie door het achter wege blijven van bedoelde 'bescherming werd bestendigd, deze oen prikkel le meer vormt om den overgang van arbeiders uit den landbouw naar andere beroepen en den hiermede samenhangend-en trek naar de sleden abnormale verhoudingen te doten aannemen. Dit wil echter nog niet zeggen, dat de lan-dfeouwanbeid onder dezelfde wettelijke bepalingen zou moeten vallen ais in de Arbeidswet 1919 voor de industrie zijn vastgesteld. De landbouw stelt nu eenmaal andere eistihen d-atn de nijverheid. Met deze opvatting, welke meermalen o.a. 1 door de Staatscommissie vooir den Land bouw, ingesteld bij Kon. besluit van 20- Juni 1906 no. 72, werd uiteengezel, gaat de minister accoord. Ten aanzien van de vraag, in hoeverre er redenen bestaan om de wettelijke voor schriften minder ingrijpend te doen zijn voor sommige groepen van in den land bouw werkzame personen, wordt in de me morie van toelichting 't volgende mode- gedeeld: Het bedrijf shoof d. In de eerste plaats komt naar voren de positie van bet bedrijfshoofd in diens ge zin of, anders gezegd, de vraag van den eigen of vrijen arbeid. Wettelijke regeling van den arbeidsduur toot den onderne mer persoonlijk behoort in een arbeidswet alleen thuis voor zoover zij noodzakelijk is om de bescherming der arbeiders mo gelijk te maken. Die omstandigheid doet zich in den landbouw niet voor en dus blijft de ondernemer geheel vrij om te werken wanneer hij wil. Met betrekking tot het gezin van het bedrijfshoofd meent de Minister het door hem bij de behandeling der Arbeidswet 1919 ingenomen standpunt voor den janid- bouwarbeid ie moeten verlaten. Hierbij is meer dan in de industrie de bedrijfsarlbeid samengegroeid met het gezinsleven en den h uisho'u del ijken a rbei d Daarom heeft de Minister de echtge noot© van het bedrijfshoofd en zijn kin- ■fliLfgn vun 'ten. imtiisiLe 1 IJ .«tuir «JJo wettelijke bepalingen gelalen en inwonende bloed- en aanverwanten tot en met den eersten graad van 18 jaar en ouder van de bepalingen omtrent arbeid- en rusttijden uitgezonderd. Praktische bezwaren leveren daartoe ook motieven. Dienstpersoneel. Ten aanzien der dienstboden doet zich het aangegeven standpunt in zake het bin nendringen in het gezinsteven evenzeer gelden. Er moet echter in de eerste plaats on derscheid worden gemaakt tusschen het werk van het vrouwelijk en dat van het mannelijke inwonende dienstpersoneel in '«•et la:ntd;bou\Vl>edrijf. Hoewel voor de vrouwelijke dienstbo den de huiselijke beziigheden veelal in meer of in mindere mate gepaard gaan mol be- drijfswerkzaamheden, nemen, daar beide soorten werk ineenloo-pen, de eerstge- noemden in elk geval een ruime plaats in. Het lig-t daarom in de lijn om de werk zaamheden van vrouwelijke dienstboden, met als land hou wa rbeid te beschouwen, -venais voor de kinderen van -het bed rij fs- i-oofd geldt deze uitzonderingsbepaling alleen voor personen van 16 jaar of ouder. 1 en aanzien van de inwonende knechts, is uitsluitend sprake van bed rijf sa rbeid. De aard van huil werk verschilt niet van dat der andere landbouw»ibeiders. Nood zakelijkerwijs moet echter voor deze groep "aar een andere regeling worden gezocht. In vergelijking -toch met de overige arbei ders nemen zij een bijzondere plaats in. De minister acht een alleszins -bruikbare regeling mogelijk op den grondslag een er gemiddelde nachtrust van negen uren. Wordt daarbij vrijheid gegeven in de drukke periode met een uur minder ie volstaan, dan kan hiervoor een vergoe ding worden gevonden in een overeen komstige verlenging op een tijd, wanneer de omvang der werkzaamheden geringer is. Arbeidstijd. Bij de beschouwing van den arbeidstijd in het algemeen doet ziclh de vraag voor, welke betecflcenis er voor de bepaling van het wettelijk gemiddelde aan de verschil lende perioden van meer of minder drukte in het bedrijf moet worden toegekend. Ten aanzien van den drukken tijd dient in het oog te worden gevat, dat, indien daarvoor een arbeidstijd van gewonen omvang werd gesteld, in de meeste streken een tekort aan met land-bouwwerk vertrouwde arbei ders zou blijken te bestaan, terwijl er zich, naarmate het aantal arbeiders beter zou toelaten om in den drukken tijd den nor malen arbeidsdag te naderen, buiten dien tijd grooler werkloosheid, zou moeien voordoen. Als een omstandigheid, welke het vaststellen van een gemiddelden ar beidsdag veel vergemakkelijkt, kan iin- tussöhen worden aangemerkt, dat tegen over de betrekkelijk korte periode, waarin de arbeid het sterkst is opgevoerd, tijden staan, waarin het bedrijf veel minder werk geeft. 54urige week. De Minister is van oordeel, dait, voor zoover het mannen betreft, op den grond slag van vier en vijftig uren per kalender- week een goede regeling van den arbeids duur voor -de verschillende deelen van het jaar kan worden ge' -n; daarvan is dan ook in het ontwei igegaan. Ais maximum-duur van den dagelijk- schen werktijd wordt hierbij gedacht aan zeven, acht. negen of tien uren. Het zal deze regeling over het geheel zeer ten goede komen, dat elk jaar met voorlich ting van commissies uit de belanghebben den wordt vastgesteld -voor welke deelen van -het jaar de genoemde werktijden zul len gelden, zoodat met de bijzondere be hoeften van de verschillende lypen van bedrijven en van de verschillende streken kan worden gerekend. Het ontwerp laat het bedrijfshoofd de gelegenheid om de uren, waarop gewerkt zal worden, naar eigen inzicht te bepalen. Uitzond eringsbepalingen. Zal echter de landbouwarbeidswet, wat de voorschriften omtrent de ar-beids- en rusttijden betreft, in de praötijk niet lei den -lot groote moeilijkheden en een over- groote kans op niel-naleving, dan. zijn een drietal uitaonderingsbepaiingen van ver ruimende strekking onmisbaar. Voor sommige scoren van arbeid, waar van die, welke het verzorgen van dieren en van bepaalde tuinbouwgewassen be- oog-en, met name mogen worden genoemd, komt bet den Minister niet mogelijk voor een in -de practijk aan het doel beant woordende regeling in voorschriften te be lichamen. Het is daarom noodig een be paling op te nemen, welke de gelegenheid opent om bepaalde werkzaamheden toe te laten met overschrijding van den wette lijk^ bepaalden arbeidstijd: krachtens het tweede lid van artikel 18 zulten bedoelde werkzaamheden bij algemeenen maatregel van bestuur -kunnen worden aangewezen. Voorts dient te worden gewezen op den arbeid bestaande in het verzorgen der kas sen. Deze arbeid behoort ook met over schrijding van den vastgestelden werktijd toegelaten te worden. De tweede uitzondering is verval in arti kel 22, le lid, krachtens welke bepaling -bepaalde soorten van landbouwarbeid ge heel of gedeeltelijk aan de voorschriften omtrent arbeids- en rusttijdien kunnen worden onttrokken. Het gaat bij deze uit zondering om die bezigheden, welke met werkelijken arbeid niet veel meer dan den naam gemeen hebben; typisch voorbeeld hiervan is de arbeid van den schaapher der, waarschijnlijk ook de ©enige soort landbouwarbeid, die voor aanwijzing in den hiorbed-oeldcn zin in aanmerking komt. De derde uitzondering betreft de moge lijkheid om overwerk te doen verrichten. Uitgegaan is van de gedachte, dat aan elk land-bouwbedrijf in den drukken tijd zon der een voorafgaande aanvrage de gele genheid moet worden gegeven om den werktijd voor mannen, met inadh-tnemiing van een bepaalde grens, te verlengen. De Minister meent die grens bij twee uren per dag te moeten bepalen. Het aantal -dagen, waarop deze verlen ging van werktijd ten hoogste zal mogen worden toegepast, stelt het ontwerp, in (Van onzen bizonderea correspondent.) V. Dublin, 25 Sept. 1921. Hoe meer ik het leer kennen, hoe grooter mijn bewondering wordt voor dit volk, dat nu al een week lang in spanning zit af te wachten, wat er verder gebeuren zal óf er tenmin ste de mogelijkheid zal worden ge opend, dat het de zoo lang gewensch- te vrijheid zal krijgen, of dat Engeland eenvoudig zal tiachten, het opnieuw onder zijn ijzeren vuist neer te drukken. Het laatste gelooft hier niemand, maar dc wGg?n ggiis stci2.tsrn3.ns zijn dikwijls onnaspeurlijk en zoolang er geen oositief bericht is, zoolang is nog alles mogelijk, wordt hier tenmin ste met alle mogelijkheden rekening gehouden. Zoo oppervlakkig merkt men in de stad niets bizonders op, alles gaat zijn gewone gangetje, ieder gaat kalm zijn weg. Kalm ja, maar dan toch alléén maar uitwendig inwendig kookt en bruist het bij iedereen, inwendig po pelen allen van ongeduld. Wil Lloyd George van een confe rentie niets weten, omdat De Valera zich niet wil laten dwingen te verkla ren wat hij niet verklaren wil en mm verklaren kan, moet er dus weer strijd komen, goed, dan zullen ze strijden, vechten, voor wat zij door vredelie vende besprekingen niet kunnen krij gen als er aan den toestand zooals hij nu is, aan die tergende onzekerheid,, die heel de natie afmat, maar een ein de komt. Toch, juist dat lange uitblijven van Lloyd George's antwoord, geeft hoop. Men voelt het, dat hij zoekt naar een middel om, zonder rechtstreeks toe te geven, zonder zijn eens ingenomen standpunt te laten varen, een toenade ring mogelijk te maken. Vindt hij dat middel, dan zal ieder een hier juichen, vindt hij het niet. iedereen staat gereed, om den onge- lijken strijd opnieuw te beginnen cn, als het moet, voor zijn ideaal, voor zijn vaderland te sterven. Dit is hier nu maar niet neergeschre ven als een gemeenplaats, dit is nu niet maar zoo'n groot woord, dat bij groote gebeurtenissen past en daarom zoo gemakkelijk uit de pen vloeit. Neen, hier is het grimmige werkelijk heid, hier staat waarlijk iedereen k.aar, om alles en allen te verlaten en met op elkaar geklemde tanden den vuanc te lijf te gaan, wanneer die van geen *°?Sa^§4jer wapensfilsfend, 'nu loópèn hier de Engelsche soldaten rond, zon der ook maar in het minst lastig ge vallen, laat staan beleedigi of be schimpt te worden. De menschen hier, deze Katholieke Ieren, zijn veel te goedig, om iemand kwaad te willen doen vergrink daar mee de protestanten uit Belfast, die hun medeburgers op straat doodschie ten. alleen omdat zc katholiek zijn. Maar zij worden tot leeuwen, zoodra zij worden aangevallen en zich moeten verdedigen. Engeland heeft, van het begin van de.11 wereldoorlog gezegd, dat het den strijd voerde, om het zelfbeschik kingsrecht der kleine naties te verde digen. Welnu, zeggen de leren, en dat is wel hun sterkste argument, wij zijn een kleine natie en wij willen over ons zelf beschikken, laat ons daartoe dus de vrijheid. Dat doet Engeland echter niet, dat wil het niet, nu het zijn woord, ten koste van zichzelf gestand zou moeten doen. en het zoekt uitvluchten. En Ierland verzet zich daartegen. Ierland komt in opstand, zeggen de Engelschen. Neen, zegt Ierland, wij verdedigen ons recht, een recht, dat gij zelf ge schapen hebt en ons nu wilt ontnemen. Inleiding. Het was Kerstavond. Geruischlcos dwarrelden de millioenen sneeuwvlok jes regelmatig en eentonig uit de vaal grijze lucht. Den geheelen dag had het gesneeuwd. De groote pijnboomen lieten hun zwaarbeladen takken treu rend neer angen ea wiegden hun wit ten last zachtjes in den wind. Wegen en straten waren onzichtbaar gewor den en vóór de vensters der boerderijen hadden zich hooge witte sneeuwban- ken vastgezet, waardoor het naar bin nen vallende licht aanmerkelijk ge temperd werd. Er heerschte overal een plechtige stilte. Soms hoorde men het piepend gekraak van de sneeuw onder de voe ten van een voorbijganger, soms ook het zachte gebrul van een wild dier, dat in de nabijheid der bewoonde streken voedsel kwam zoeken. Hoe zonderling ernstig en toch ook hoe vriendelijk zag er vandaag het oude kerkhof van Cozy Del! uit 1 Hoe geheel anders dan vroeger, toen de schaduw der zware pijnboomtakken alles in een somber duister hulde Alles scheen thans door de versch gevallen sneeuw verzilverd en door een nieuw onbekend licht beschenen te zijn. De grafmonumenten waren met een bolronde witte laag afgedekt, de marmeren gedenksteenen en op schriften waren volgesneeuwd en on leesbaar, de smalle paden tusschen de grafheuveltjes en het groote midden pad waren met de graven gelijk en even hoog geworden. Ruim een hal ven meter hoog lag de sneeuw reeds en het liet zich aanzien dat dc lucht nog vrachten verborg. Kerstmis en sneeuw, twee begrip pen die niet van elkaar te scheiden zijn. Het is immers natuurlijk dat de aarde bij de komst van den Verlosser zich in het meest vlekkelooze gewaad hult. Uit het met roode dakpannen af gedekte kerkje klonk een blij Gloria in Excelsis en uit de kleine vensters vielen lichtstralen in den stillen nacht. „Eere zij God in den Hooge en vre de den menschen die van goeden wil zijn", klonk 't plechtig en de geheele natuur scheen naar deze heilige woor den te luisteren. Op hetzelfde oogenblik werd de poort van het kerkhof knarsend op zijn hengsels opengeduwd en een vrou welijke gestalte trad binnen. Ze droeg een klein pakje onder den arm en na derde langzaam, met onzekere stap pen, het kerkportaal. Nu en dan bleef ze even stilstaan en keek schuchter rechts en links rond, als vreesde ze 1 ontdekt en herkend te worden. Bü den ingang der kerk bleef ze eindel k voor goed staan, duwde zachtjes een der kleine vensters open en keek naar binnen. Het matte schemerlicht dat door het geopende venster op haar viel liet de armoede en de ellende der vrouw nog duidelijker uitkomen. Het tot op den draad versleten dunne kleed bood niet half voldoende be scherming voor het strenge jaargetijde. De vochtige glimmend-zwarte haren hingen los over haar schouders en een kapotte hoofddoek die onder haar kin was vastgeknoopt, omlijstte een ovaal door verdriet verteerd gezicht. Een oude wollen shawl, waarschijn lijk het eenige wanne kleedingstuk dat ze bezat, had ze zorgvuldig om den zuigeling gewikkeld, dien ze in haar armen droeg en voortdurend vast aan haar hart drukte. Nadat de vreemde vrouw een blik binnen in de kerk geworpen had, liet zij zich zwaar tegen een vooruitste kenden steen leunen en keek wanhopg voor zich uit. Haar gelaat zag er on zegbaar droevig en smartelijk uit. Nood en ellende, ontgoocheling en teleurstelling, honger en ontbering hadden den stempel diep in het edele gelaat gegroefd. De vrouw moest vroeger zeer mooi geweest zijn, doch thans was alle schittering uit haar oogen verdwenen en haar wangen hadden alle kleur verloren Terwijl ze, de oogen half gesloten, naar de heilige Kerstgezangen stond te luisteren, rolden er groote tranen over haar vermagerde wangen, terwijl haar dunne bleeke lippen zich kramp achtig vertrokken. Voor haar had de Kerstnacht niet de minste aantrekkelijkheid. Ze stond alleen in de wijde wereld, zonder vreug de, zonder hulp, zonder raad, zonder middelen. Ze had hier beneden niets meer te hopen. Haar leven liep ten einde, ze voelde den dood met rassche schreden nade ren. En dat was maar goed ook. Er was immers niemand op de wereld die haar betreuren zou. Het eenige wat ze op de wereld had, was haar kind. Met groote en verwonderde oogen keek het zijne moeder aan als wilde het vragen: „Moeder, wat doen we hier in dezen kouden nacht". Snikkend drukte zij den kleine aan het hart. Ze zou hem zoo graag een Kerstgeschenk gegeven hebben. Wan neer ze vandaag misschien hier op het kerkhof nog moest sterven, dan zou de knaap haar hoogstens eenige uren overleven. Hij was nog zoo zwak en hulpeloos. De moederliefde echter blijft zoo groot en onbaatzuchtig tot op het laatste oogenblik en die liefde was het, die haar deed wenschen dat haar kind haar niet in het graf zou volgen, maar zou blijven leven en gelukkig worden. Ze keek weer in dc helverlichte kerk. Deze was met groen loofwerk versierd en de frissche geur drong door het geopende venster. De met guirlandes omwonden pi laren droegen zinnebeeldige opschrif ten. Groote letters en heilige spreuken hingen van de galerij neer. Aan ieder venster stond een hooge ceder en de roode kersen gloeiden vurig tusschen het groen. Het altaar stond vol knet terende kaarsen en het orgel gaf zijn mooiste klanken te hooren. Op het koor zat de koster. Zwaar leunde zijn hoofd op zijn knieën steu nende handen. Droevig keek hij voor zich uit. Door een zijdeur kwam een man binnen, die door de vreemde vrouw aanstonds herkend werd. Toen zij hem zag kwam er een huivering over al haar ledematen. Het was een man met een edele, fiere, hoog-opge- richte gestalte. Zijn haren waren vóór den tijd vergrijsd en er lag een sombere melancholie op zijn gelaatstrekken. Hij sprak den koster aan. „Hè^ Blunt, je bent toch niet ziek zeker". „Neen mijnheer", antwoordde de aangesprokene, die rechtop was gaan staan. „Ik denk alleen maar aan vrouw en kind". „Och ja, uw vrouw is ziek. Ik vergat het haastHoe gaat het er thans mee En hoe maakt het de kleine jongen „Ik ben bang dat-ie sterven zal, mijnheer. De moeder begint langzaam op te knappen, maar 't kind valt ver- verhand jnel den om vaag van <!e drukke' periode in het bedrijf, op 42. Aan het hoofd der onderneming wondt eehlar -de verplichting opgelegd e3k over werk te vermelden op een lijst en hiervan aan het eind van iedere week "kennis te geven aan de plaatselijke commissie, aan welke hij de uitvoering der wet een belang rijke plaats is -toegedacht. Ten aanzien van den anbeld met dorscih- machines en derg. kammen, behalve voor ■de gevallen, waarin de geoogste gewassen onmiddellijk van het land worden afge- d-orschl, geen argumenten worden aange voerd om een belangrijk langoren duur dan voor den ind ustrieelen arbeid is toe gestaan ie rechtvaardigen. Vrouwenarbeid. Wat de gehuwde vrouwelijke arbeiders betreft beperkt artikel 15 den arbeidsduur •tot ten hoogste acht uren per dag. Verder stelt het ontwerp het absolute verbod van landbouwarbeid voor vrouwe lijke arbeiders binnen 8 welken na haTe ■bevalling. Ook verzekert; de wet aan een arbeidster, die een borstkind heeft, gele genheid om haar kind te eoogen. Voor leerplichtige kinderen acht c'e Minister het noodig den loonarbeid geheel uit te sluiten. Het verrichten van allerlei lichte bezig heden, die de kinderen in Iran onmiddel lijke omgeving vinden, wordt echter door het ontwerp aanvaaird in dien zin, dat kinderen van 10 jaa-r of ouder huilen den schooltijd', en tusschen 8 uur voormiddags en 6 uur namiddags gedurende ten hoogste 4 uren per dag lichte werkzaamheden in. het bedrijf der ouders mogen verrichten. De landbouwarbeid van jeugdige personen beneden de 16 jaar wordt voor het begin en het einde gebonden aan bepaalde uren; oen voorschrift, waarvan de naleving door de gemakkelijke controle zeer good verze kerd is. Zondagsrust. -Met betrekking -lot den Zondag houdt het ontwerp zich in ark 12 aan den bijna zonder uitzondering voor de landbouwen de bevolking gevolgden regel, wanneer het allen loonarbeid op Zondag verbiedt mei de mogelijkheid' om bij algemeenen maat regel van bestuur uitzonderingen te maken voor de noodwendig eiken d-ag te ver-rich ten werkzaamheden, alsmede voor die ge vallen, waarin het lot den volgenden dag uitstellen van bepaalde werkzaamheden oenig pro-duet belangrijk dn waarde' aou verminderen of verloren doen gaan. Z aterdagmiddag. Den vrijen Zaterdagmiddag heeft de mi nister alleen voor de gehuwde vrouw in het ontwerp vastgelegd, terwijl hij van dc mogelijkheid oen deze bij algemeenen maatregel van tsluur (krachtens art. 16 aan andere groepen van arbeiders deel achtig te doen worden, gebruik denkt te maken voor de ongehuwde vrouwelijke arbeiders, die een tra te verzor gen hebben. Rusttijden. 'De rusttijden, welke in c.n loop var. den werkdag den iae-dbouwa: eid dienen te onderbreken, worden voorg li-reven in art. 17, dat overeenkomt met a;31, eers-te en derde lid der Arbeidswet 1 19. Het ligt in het voornemen, in den alge meenen maatregel van bestuur ter -uitvoe ring van art. 17 een bepaling op te nomen, krachtens welke bij werkzaamheden in het opien veld onder ongunstige weersgesteld heid met toestemming der arbeiders door den werkgever van 't wetsvoorschrift om" trent de rusttijden afgeweken zal kunnen worden. Hoofdstuk III van het ontwerp geelt bijzondere voorschriften tot het tegengaan van gevaar voor de gezondheid, de zede lijkheid of het leven der arbeiders. Het zwaartepunt ligt daarbij in de -krachtens art. 7 uit te vaardigen voorschriften, waarvan de strekking overeenkomt met die van de maatregelen, welke op grond der Veiligheidswet zijn getroffen. Het toezicht. De Minister aoht het het doelmatigst b;j uitvoering der wet gebruik te maken vat. de bestaande organisatie der arbeidsin spectie, met medezeggenschap van gewes telijke en plaatselijke commissies. Vooral aan de laatste kan oen belangrijk deel der uitvoering van de wet worden opge dragen. -EEN LA-NIDBOUWI33-KAMERLID OVER DEN ZOMERTIJD. Naar aanleiding van het onlangs aan den Ministerraad gezonden adres inzake •den zomertijd (o.a. door den Chr. Boe ren- en Tuindershond) heeft ,J)e Neder lander" het Kamerlid Weitkamp verzocht, over deze uaesie zijn meening te doen toekomen. De heer Weitkamp schreef: „Melkveehouders, en in 't algemeen zij, die hun producten 's morgens op tijd in de steden moeten leveren, ondervinden schrikkelijk af. Ik geloof zeker dat-ie geen nieuwen dag meer beleven zal „Wat je zegt, BluntWaarom heb je d'r mij niet over gesproken? H e oud is je jongen en hoe heet hij Robert, mijnheergisteren is ie vier maanden geworden". „Nu, de kleine Robert zal in de toekomst in mij 'n beschermer vinden. Blunt". „Dat God u loon:, mijnheer I Ik zou zoo blij zijn, als de kleine jongen in 't leven bleef. Hij zal zeker altijd 'n trouwe onderdaan van u zijn". „Maak nu maar gauw dat je naar huis komt, Blunt. Je hadt vandaag heelemaal niet naar de kerk mogen gaan". „Kon ik dan wegblijven, mijnheer Deze kerk was toch immers st eds ce trots van uw oom zaliger, 't Is nu juist dertig jaar, dat hij ze op deze plaats heeft laten bouwen en mij tot kost.r heeft aangesteld. Hij gaf mij ook mijn huisje met eenige morgens grond en daardoor ben ik 'n welvarend man g> worden. Daarom heb ik dan ook ge zworen hem tot aan zijn dood trouw en ijverig te dienen. Deze motie, een voudige kerk te onderhouden en te verfraaien, daar stond hij op en zooals ik voor hem mijn plicht gedaan heb, zoo wil ik 't doen ook tegenover u, ziin neef". vVordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1921 | | pagina 5