I2iiiiiiiiniigiiii8siiiiaiiniimigimiii»iniiiiiiiiiimmiiiimi»iiiniiiiiiiiiiinniniinmmiiimiiimigiiiiinnii[iin8iiiiiiiiiii8»iiiniii
Moppentrommel
iEII8l§81Ill!!2B28ilBlfiSBIIIISI19SIIEIIIliIliI!IEIl!8SBBlSIIEIflIII!IIS3IIBiei8III88B8II891BI!IIIgSI!IgMf!!!IlIg§Illi!I!Ig|l|yyiiBllill
VOOR
I De Spion van den Tsaar if
Iets uit den
EEN ANECDOTE OVER GLAD
STONE.
NUMMER 13 EERSTE JAARGANG 1921
il 9*
de heeren gereea te maken,wendde dok
ter Pratt zich vertrouwelijk tot den rit
meester.
„Mevrouw uwe echtgenoote lijdt
meen ik, aan dezelfde oogziekte, waar
van ik baron Platow hoop te genezen."
Thilenius sprong van zijn stoel op.
„Sedert wanneer zijn zulke oog
ziekten geneeslijk," vroeg hij.
„O, ik wil niet zeggen dat zij altijd te
genezen zijn, maar onze wetenschap is
wel zoover gevorderd, dat in sommige
gevallen een operatie met kaas op
succes kan worden beproefd, zooals bij
baron Platow."
„Dan zouden de oogen mijner vrouw"
waarschijnlijk ook door zulk
een operatie te genezen zijn," vulde de
dokter den zin aan.
De ritmeester was weer gaan zitten.
Hij voelde zich diep terneergeslagen.
„Wanneer zou zulk een operatie
kunnen geschieden," informeerde hij.
„Dat zou nog eenigen tijd moeten
v/achten."
„Zal ik het haar zeggen
„Zooals u wil of neen, het is mis
schien beter het voorloopig nog te ver
zwijgen."
De terugkomst van Lina, die, niet
weinig trotsch op haar handigheid, op
een blad een karaf wijn en twee glazen
binnenbracht, maakte een einde aan
het gesprek. Dienstvaardig ijlde de dok
ter toe om haar het blad af te nemen en
tegelijk van de gelegenheid gebruik te
maken, om zonder dat zij er erg ir. had,
haar oogen van nabij te beschouwen.
Daarop knikte hij den in ademlooze
spanning afwachtenden echtgenoot be-
teekenisvol en bemoedigend toe.
Van dezen dag af begon voo'r Karl
von Thilenius weer een tijd van zware
beproeving. Tot nog toe had hij in de
blindheid zijner vrouw een gelukkige
omstandigheid gézien. Zij had hem
nog nooit duidelijk kunnen zien, hoog
stens bij een gunstige gelegenheid zijn
gestalte vaag kunnen waarnemen, maar
zulke gunstige oogenblikken kwamen
steeds minder voor. Hij leefde dus voor
het uiterlijk alleen in haar verbeelding,
zooals zij zich hem had voorgesteld. N u
echter zou zij hem zien, zooals hij wer
kelijk was, in al zijn afzichtelijke mis
maaktheid. Dit vreesde hij voor zich
zelf als de verdrijving uit een soort van
aardsch paradijs.
Er kwamen tijden van verzoeking
over hem waarin hij door de gedach
te gekweld werd haar niets te zeggen,
haar in haar blindheid naast hem te
laten voortleven. Waarom zou hij hun
gelukkig samenzijn verstoren Treur
de zij ooit over haar blindheid en zou
zijn geluk niet vernietigd worden als
zij ziende geworden, zich met afschuw
van hem zou afkeeren, zooals iedereen
dit deed
Zijn edelmoedig karakter wist
echter zulke verzoekingen te over
winnen en toen zij op een keer weer
moedeloos in de toekomst 2ag, gaf hij
zijn geheim prijs en vervulde haar hart
met de meest blijde hoop.Van dit oogen-
blik af weerklonk het huis weer van
haar vroolijk gezang en gelachdoch
in het hart van haar echtgenoot wekte
dit geen vroolijke echo, doch een steeds
toenemende zwaarmoedigheid en vrees
voor de toekomst. Daarbij waagde hij
het niet haar de oorzaak zijner droef
geestigheid te openbaren, ook niet op
haar dringendste beden, uit vrees haar
gelukkige hoop te verstoren.
Toen het echtpaar door de geboorte
van een stamhouder zijn geluk ten top
punt zag gestegen, kon de jeugdige
moeder niet ophouden haar man te be
stormen met vragen, hoe hun zoon er
uitzag. Vaak besloet zij dan met te zeg
gen „Vóór de zomer uit is, zal ik zelf
kunnen zien hoe hij er uitziet."
Toen zij hersteld en weer geheel op
krachten gekomen v/as, vroeg zij dan
ook. of zij nu al reeds sterk genoeg zou
zijn om de operatie te ondergaan.
„Nog, niet," antwoordde de rit
meester, „ons kind heeft je nog te veel
noodig."
Zij zweeg en peinsde geruimen tijd sn
toen z:j de kleine met verrassende han
digheid in do wieg had gelegd en
co gordijnen om het slapende kind
had dichtgetrokken, kwam zij bij haar
man zitten en fluisterde „Lieve man'
zou het je niet gelukkig maken, als ik
het gezicht weer terugkreeg
„Hoe kun je daaraan twijfelen,"
riep hij. „Al zou ik mijn leven er voor
ten offer moeten brengen, dan zou ik je
zelfs tot dien prijs het gebruik van je
oogen terug willen geven."
„En zou je denken, dat er iets ter
wereld kon zijn dat je van mijn liefde
zou kunnen berooven
Hij antwoordde niet doch liefkoosde
haar alleen. Het was de eerste maal, dat
zij liet doorschemeren dat zij zijn ge
heime vrees had geraden.
De dag, voor de operatie bestemd,
naderde. Brieven werden gewisseld en
eindelijk kwam dokter Pratt in persoon.
Hij opereerde de jonge mevrouw
von Thilenius aan beide oogen te ge
lijk. Toen moest ze met een verb and
om de oogen in een donker vertrek lig
gen en al gingen de dagen nu in doode-
lijke verveling langzaam voorbij, de
hoop wenkte de jonge vrouw in de toe
komst.
Zoo vaak het kon zat de ritmeester
aan het bed zijner vrouw, zonder echter
een woord met haaf te mogen spreken.
Dan was Lina gelukkig.
Moest de ritmeester echter de zieken
kamer vermijden, dan zwierf hij langs
de wegen, die hij zoo vaak met haar
samen gegaan was. Dan streed hij met
de wanhoop, die hem dreigde te over
meesteren. Hij,.de eens zoo onverschrok
ken held, sidderde voor het oogenblik
dat de blauwe oogen zijner beminde ga
de hem voor de eerste maal werkelijk
zouden zien, zijn vreeselijk misvormd
gelaat zouden kennen en in al zijn af
zichtelijkheid, om zich dan met een
rilling van hem af te wenden.
Op een zekeren morgen trad de dok
ter met een gewichtig gelaat de huis
kamer binnen. „Ik breng goede tijding,''
sprak hij.
De ritmeester sprong op. „Kan mijn
vrouw zien
„Tot mijn leedwezen moet ik vaststel
len dat na verwijdering van het ver
band de toestand van het linkeroog
hopeloos is gebleken. Het rechteroog
zal echter in orde komen. Ik liet het
licht binnen en mevrouw kon mij
al is het dan wat nevelachtig zien.
Met een bril zal dit terecht gebracht
kunnen worden."
„God zij gedankt," kwam het ge
drukt van de lippen des ritmeesters.
„De patiente verlangt reikhalzend
naar het kind.
Als u de bonne het kind wilt laten
binnenbrengen, kan zij het nog even
zien, vóór ik het verband weer om de
oogen doe."
De ritmeester schelde en gaf de noo-
dige bevelen.
„En ik," vroeg hij toen met hee-
sche stem aan den dokter.
„Nu wij willen de patiente niet in
eens aan te veel gemoedsbeweging
blootstellen. Wacht u liever tot de
volgende maal."
Thilenius had ongeveer de gewaar
wording als een veroordeelde, wiens
terechtstelling op het laatste oogenblik
wordt uitgesteld.
Toen hij 's avonds in de ziekenkamer
kwam, vond hij zijn vrouw weer met
verbonden oogen. Zij had het kind bij
zich en neuriede een wiegeliedje.
„Manlief, ik heb hem gezien, ik
heb ons kind mogen zien," jubelde zij.
„Het is het schoonste kind van de we
reld. Zijn oogen blauw, zijn haren
bruin. Och Karl, ik ben zoo gelukkig,
nu ik weet hoe ons kind er uitziet
Toen de dokter den volgenden keer
kwam en de patiente bezocht had, ver
zocht hij den ritmeester mee te gaan
naar de ziekenkamer. Deze trad, zooals
een dapper man zijn laatsten gang doet,
het gevreesde oogenblik tegemoet,
gelaten afwachtend de dreigende be
slissing.
De dokter trok de donkere venster
gordijnen open en liet het zonlicht in
de kamer schijnen.
„Vaandaag zullen wij de oogen wat
langer aan het licht blootstellen," zei
de arts terwijl hij het verband losmaak
te, „morgen weer wat langer en zóó tot
het rechteroog geheel aan het daglicht
gewoon geworden is. Nu, mevrouw,
als ik u verzoeken mag."
Toen het verband er geheel af was,
stond Thilenius daar met kloppend hart
en op elkaar geklemde tanden. Hij was
veel te opgewonden om den korten uit
roep van wrevel van den dokter te hoo-
ren, die het eene oog der jonge vrouw
was begonnen te onderzoeken.
Nu bewoog hij de hand heen en we:r
voor het geopereerde oog.
„Kunt u dat zien
„Neen," antwoordde Lina
„Maar mevrouw, wat is er met uw
'oog gebeurd," vroeg de dokter bijna
ruw.
De zweetdroppels stonden den rit
meester op het voorhoofd. „Wat
wat is er, dokter?"
„Zij kan niets meer zien. Het oog is
ontstoken. Gisteren was het nog zoo
gezond als het uwe of het mijne."
De dokter verdiepte zich weer in het
onderzoek.
Bleek tot in de lippen stond de rit
meester er bij en wachtte het beslissend
woord.
Eindelijk hief de dokter het hoofd op
en zei terwijl hij de schouders ophaalde.
„Het licht is weg en ditmaal is er niet
het minste uitzicht het ooit weer te her
stellen
„Dan zal ik wel altijd blind moeten
blijven," sprak Lina met voorbeelde-
looze gelatenheid.
Thilenius drukte de beide handen te
gen de slapen en overweldigd door de
geweldige, afwisselende gemoedsaan
doeningen, zonk hij bewusteloos ineen.
Toen hij weer bijkwam, bevond hij
zich met zijn vrouw alleen in de zieken
kamer. Hij knielde neer naast haar bed
en fluisterde „Arme Lfna
„Beklaag mij niet, Karl," sprak zij
op liefderijken toon. „Ik heb juist de
zen nacht zoo vurig gehoopt dat ik
als het voor uw geluk, voor ons beider
geluk beter was, dat ik het gezicht
niet terugkreeg, maar in mijn blindheid
zou mogen voortleven. Ik heb mijn kind
gezien en ben daarvoor dankbaar
uit den grond van mijn hart, maar ik
heb begrepen, hoeveel ge geleden hebt
en hoezeer ge vreesdet voor de gevol
gen, als ik weer ziende zou worden.
Ik ben gelukkig omdat ik mijn kind
heb mogen zien, en zal gelaten dragen
wat ik ontberen moet. Is niet onze
r- - ri
EEN GRAPPEMAKER, WIEN ZIJNE
AARDIGHEDEN DUUR TE STAAN
KWAMEN.
Een reizende kunstemaker kwam in
eene herberg te Mannheim. In de ge
lagkamer beroemde hij er zich op, dat
hij een glas bier zou. leegdrinken, al
al hielden ook drie sterke mannen zijn
arm vast'. Natuurlijk nam hij met de
vrije hand het glas op en dronk het
leeg. Lange gezichten der drie gasten.
Nu zeide de man, terwijl hij twee
anderen elk een groot mes in de hand
gaf, dat zij hem in de borst mochten
steken, zoodra hij tot drie geteld had.
De twee mannen met de me3sen gingen
voor hem staan en de kunstemaker telde:
Een twee hier hield hij een oogen-
op, natuurlijk met het doel, om geen
drie te zeggen; een der mannen, die
blijkbaar in het volgende oogenblik het
commando drie verwachtte, stak in der
haast, doch met groote woede en bracht
den grappenmaker een diepe, gapende
wond in de borst toe.
ANDERS BEDOELD.
De man, die mij trouwt moet oen
held zijnl riep ze uit.
Dat moet ie zeker, merkte een oude
menschenkenner op.
AD REM.
Chef. En dat noemt gij een uet-
tei» stijl? Een os kan er niet wijs
uit worden.
Bediende. Pardon, ik wist niet dat
u den brief zou lezen.
NOG ERGER.
Kellner, is mijnheer Muller hier
gisteravond gevorst
Ja, mijnheer.
Hoe was hij?
'Nou meneer, nogal dronken!
Hm, En.... ne.... was ik er ook
bij?
Ga dan naar boven, 't Is daar
toch gezelliger dan hier.
O, gezellig genoeg! Maar er is
daar een binnenbrand met uitslaande
vlam en daarom blijf ik hier.
En de man schudde treurig het
hoofd, terwijl de agent 't op een loo-
pen zette, de trap op. Een binnen
brand, die moest hij helpen blusschen,
natuurlijk, waar was hij anders politie
agent voor?
Hij liep als een haas drie hoog de
trap op en draaide zonder kloppen
de deur open. Is hier.
Maar hij had geen tijd meer om
nog iets anders te zeggen, want nau
welijks had hij zijn hoofd om' de deur
gestoken of hij kreeg een klap op
zijne wang, dat zijn helm afvloog en
een vrouwtje, dat nog al goed van de
tongriem bleek gesneden te zijn, riep
uit: Kom maar eens op de kamer
luiaard, dagdief. Heb je weer den i".ce
len dag geluierd
En ik was nog al zoo blij, dat
ik misschien wat helpen kon, mom
pelde de agent, maar wacht, laat ik
eerst mijn helm oprapen. En hij ging
in vredesnaam maar weer naar be
neden, zijne wang wrijvend.
Vondt ge 't niet erg gezellig
boven? vroeg de man, voor wien de
echtelijke begroeting eigenlijk be
stemd was, ik heb 't je wel gezegd:
een binnenbrand met uitslaande vlam.
ONDOORDACHT.
Heer. Deze woning bevalt mij uit
stekend. Ik denk hier (e sterven.
Huisheer. Dat doet mij groot ge
noegen.
GEZONKEN.
A. Zoo, amice, ziet men u ook nog
eens? Waar woon je thans?
B. Bommelstraat No. 7, vijfde ver
dieping.
A. Vijfde verdieping? Kerel, ben je
al zoo hoog gezonken?
Toen de heer en mevrouw Gladstone in
het hotel eenef kleine badplaats hadden
overnacht, knoopte de babbelachtige waar
din voor liet ontbijt een gesprek met me
vrouw Gladstone aan over den toestand
van Ierland.
Wat zal nog het lot van dit land
zijn mevrouw Gladstone? zueht'e ze en
terwijl zij de oogen naar boven sloeg,
ging zij voort: Alleen Hij, die daarbo
ven is. kan het weten.
Ja, antwoordde mevrouw Gladstone,
zonder erg, hij zal zoo beneden komen
hij is nu bezig met zijn haar te borstelen.
EEN OPMERKER.
Moeder (tot haar zoontje op de wan
deling). Eoei jongen, waarom loop je
met je tong uit den mord. Hoe leelijk.
Ik ben zoo moe, maatje.
En helpt dat dan?
Ik probeer het juist, want ik zie het
alle honden doen, die moe zijg
DE ZON.
De zon beschijnt steeds met haar licht,
Dat is nu eenmaal zoo haar plicht.
Men kan dit daag'lijks duid'lijk zien,
Zoowel de booze als de goede liên.
Hoe goed dit is, blijkt zonneklaar,
Want scheen het zonlicht enkel maar,
Op wat hier goed is en ook rein,
Ik vrees, 't zou machtig donker zijn!
DOOD EENVOUDIG.
De hospita (driftig). Mijnheer de luite
nant, dat kan niet langer zoo gaan!
Daar heeft uw hond alweer de melk
van mijne kat opgedronken. Wat moet
ik daar nu aan doen?
De luitenant. Uw kat wegdoen.
OP EEN EXAMEN.
Leeraar: —.Wat is een wissel?
Leerling (na lang te hebben nagedacht) t
Dat weet ik niet, mijnheer.
Leeraar (verstrooid)Gelukkige
sterveling!
V.
Zijn handen sloegen legen de tombe,
in zijn bewusteloosheid onder de stuip
trekkingen des doods.Nicolai weende bij
dit droevig, onverwacht sterven, ter
wijl het bloed van den gekwetste een
plas vormde op de 'steenen van den
vloer.
Iwan bewoog zich niet meerhet
was gedaan. De dappere had met zijn
leven het stoutmoedige avontuur moe
ten betalen, ondernomen om op zijn
manier voor zijn land nuttig te zijn.
Neen, hij was geen verrader. Hij had
op zekeren avond de stad verlaten,
omdat zich een goede gelegenheid aan
bood een geheim van den vijand te
ontdekken. Doch het waagstuk had
hem te ver meegesleept. De Japanners
hadden hem gegrepen en gefolterd
om inlichtingen over den toestand in
\ie belegerde stad van hem te verkrijgen.
Hij v/erd medegevoerd naar het veld
en daar eischte men van hem dat hij
den weg zou wijzen, doch hij bleef
zwijgen. En het was op eer. dier tochten,
dat Nicolai hem had ontmoet.
O. hoe wenschte hij, dat mevrouw
Narkinoff de waarheid mocht weten,
zoete tranen kon weenen over den dood
van een dappere, in plaats van bran
dende tranen over de misdaad van een
verrader
Helaas Hoeveel lange uren moesten
verloopen voor zijn terugkeer. En zou
hij zelfs wel ooit terugkeeren
Droevige gedachten maakten zich
van hem meester bij het lijk van zijn
vriend. Maar ook een zoete hoop ont
look in deze graftombe, waar een dap
pere den laatsten adem uitblies, bene
vens een troost en een gevoel van fier
heid. De tijd drong. Het was geen tijd
om zich bezig te houden met droevige
gedachten. Er moest gehandeld worden.
Na de papieren van den doode onder
zijn kleederen verborgen te hebben,
dit troostend testament, dat aan een
moeder haar fierheid moest terugge
ven, wierp de kleine held een laat
sten blik op Iwan, boog zich over dat
dapper gelaat en drukte hem een kus
op het voorhoofd.
Toen hij vervolgens het licht wilde
uitdooven, dat dit sombere tooneel
had verlicht, zag hij plotseling bij den
ingang van den grafkelder een schaduw
zich afteekenen.
Nicolai deed een sprong achteruit.
Daar stond een man, die den toe
gang versperde met een spotlach op
het gelaat, de oogen van bloed door-
loopen. Met een wreede uitdrukking
in de oogen staarde hij den knaap aan,
als een roofdier zijn prooi.
De bode van den Tsaar slaakte een
kreet, yaarop een dof gebrom ant
woordde. In het bleeke gelaat daar bui
ten herkende hij als een verschijning
uit de andere wereld, den spion van
Port Arthur, den verrader, dien hij
had laten gevangen nemen bij het
verlaten der vesting en van wien hij
meende dat hij reeds lang opgehangen
was
X.
Het was nog heel vroeg in den mor
gen. In de bosschen, die Ta-che-Kiao
omringden, liep een jonge Chinees in
snellen pas met een vrij zwaren zak
op den rug. Hij kwam van ver en zij,
die hem hadden kunnen volgen gedu
rende de laatste weken, zouden met
verbazing gezien hebben, hoe hij te
midden van het Japansche leger voor
Port Arthur zich bewoog, alsof hij er
thuis was.
Tshoukai onder dezen ooster-
schen naam was hij bekend, hetgeen
zooveel beteekende als „grijs konijn"
Tshoukai moest een spion zijn in dienst
van het Japansche leger, in elk geval
had hij er lang getoefd, was er goed ont
vangen en behandeld als een vriend
wiens diensten men op hooge waarde
schatte.
Na een uur geloopen te hebben,
kwam hij buiten een bosch, in een vlak
te, die een uitgedroogd moeras geleek
en waar reusachtige rietstengels dubbel
zoo groot als hij zelf was in overvloed
groeiden.
Van tijd tot tijd keek hij achter zich,
alsof hij vreesde achtervolgd te worden,
maar eindelijk, hetzij hij aan die vrees
toegaf, hetzij hij meende zich te moeten
haasten, zette hij het op een loopen.
Lenig en sterk sprong hij door het hooge
riet en nooit had Tshoukai zijn na.am
beter verdiend, want er was in de ge-
heele landstreek geen grijs konijn en
ook' geen wit, dat het in vlugheid van
hem won.
Aan den rand der vlakte verhief zich
op eenige witte rotsen het dak van een
houten huis, dat, door de maan besche
nen, helder afstak tegen den nog don
keren hemel. Hierheen wendde de jonge
Chinees zijn schreden.
Bij het huis aangekomen, stond hij
eenige oogenblikken stil, onderzocht
de omgeving en toen hij geen enkel ge
luid vernam, raapte hij steenen op, die
hij uit alle macht tegen de gesloten blin
den wierp.
Aan een der bovenvensters verscheen
een hoofd, -want men waakte in
dit gesloten huis een hoofd, getooid
met een bonten muts, en een grove
stem vroeg in het Russisch
„Wat moet jij daar
„Den bevelhebber van den post
even spreken," antwoordde de ander,
die zeer goed de taal van de onderda
nen des Tsaren bleek te kennen.
„Ga weg, drommelsche Chinees
of ik zal je doodschieten," riep de sol
daat.
Maar het jonge mensch scheen in
het geheel niet verschrikt door deze
vriendelijke ontvangst.
,,'t Is voor het Russische leger," riep
hij luid, „en het is noodig, dat ik den
bevelhebber spreek."
Een gerinkel van staal, hem welbe
kend, deed hem terugdeinzen. Aan het
half geopende venster zag hij twee
geweerloopen, die op hem gericht
werden. Maar vlug als een eekhoorn
deed hij een sprong naar de helling en
wierp zich ter aarde, juist op het oogen
blik dat twee kogels de plaats bereik
ten, die hij pas verlaten had.
De Chineesche spion had zijn tijd
slecht gekozen. In de laatste dagen
waren op deze plaats vier vermomde
Chineezen gevat, als verraders herkend
en doodgeschoten. Deze militaire post
toch was een gewichtig strategisch
punt, vanwaar men de vallei Ju-Nou-
ang-Po kon bewaken, en de Japanners,
die noo niet tot daar waren doorgedron
gen, wilden tot eiken prijs het land
verkennen om het te kunnen verove
ren. Er was nog een andere reden,
waarom zij zich van dezen pas wensch-
ten meester te maken. Het station
Ta-che-Kiao bevond zich drie werst
meer naar het Westen en werd krachtig
verdedigd door een regiment infanterie
en twee sotnia's kozakken, die dag en
nacht het land doorkruisten.
Nauwelijks hadden de beide schoten
g klonken, of een geluid van haastige
voetstappen klonk in de nabijheid.
Van links, van rechts, uit alle rich
tingen kwamen soldaten aangeloopen,
want een geweerschot, door een schild
wacht gelost, is het teeken van een aan
val. Nergens was een boom,, een diepte
in den bodem. Het heldere licht van de
maan viel bijna loodrecht op den grond;
de spion kon niet ver gaan. Hij werd ge
grepen, gekneveld en naar den post
gevoerd. Hij wilde spreken en zich ver
dedigen, maar men liet hem daarvoor
den tijd niet.
„Doorzoek hem," beval de luitenant,
die het detachement kommandeer
de.
Ondanks zijn kreten werd de Chinees
gefouilleerd. In den binnenzak van zijn
blouse vond men een perkament in
vieren gevouwen, met vreemde letter-
teekens beschreven en een zegel in roo-
de lak onderaan.
De officier keek het in. Het was een
pas om vrij rond te kunnen gaan, afge
geven door generaal Nogi, en het bevat
te de volgende woorden, die door den
tolk vertaald werden.
„Op bevel van Z. M. den Mikado
zoon der rijzende Zon, keizer van Ja
pan, is de zich noemende Karanoff,
Russisch onderdaan, in dienst van
het Japansche leger, gemachtigd
over te brengen alle berichten, die
onze troepen kunnen inlichten over
den staat van het beleg."
„Verrader," sprak de of icier, zich
naar den spion keerende, wiens kinder
lijk gelaat hij nu voor het eerst zag.
„Verrader, je bent een Rus en je ver
momt je om beter je broeder te kunnen
verkoopen Ik zal je laten ophangen,
hond
Maar de Rus richtte zich fier op.
„Neen, ik ben geen verrader," zei
hij met overtuiging „neen, ik ben niet
in dienst der Japanners, zooals ge denkt
luitenant. Ik heet Nicolai Souyeff
ik heb in Port Arthur het leven van
mevrouw Stoessel geredik breng
berichten aan Kouropatkine en ik ben
boodschapper van den Tsaar, ziehier
mijn bewijzen."
Toen wilde hij met een snelle bewe
ging uit de voering van zijn kleederen
de geheime papieren van Stoessel halen.
Met deze wilde hij triomfantelijk de
eeretaak bewijzen, die hem was opge
dragen, verklaren waartoe deze Chi
neesche vermomming en dit Japansch
paspoort hadden moeten dienen en
zoo de bewondering wekken van hen,
die hem met verachting hadden aan
gezien.
Maar plotseling verbleekte hij van
schrik. Zijn oogen richtten zich angstig
op die mannen, die het bewijs van zijn
zending verwachtten, waarmede hij
naar zijn zeggen, was belast. Hij had
zijn blouse geheel opengemaakt, al zijn
onderkleederen doorzocht, in koorts
achtige haast alle olooien "avezien,
maar niets gevonden. Geen twijfel was
meer mogelijk de vertrouwelijke brie
ven, al de geheime papieren, hem dooi
Stoessel ter hand, gesteld, waren ver
dwenen.
„Je vindt niets," vroeg de officier
met een spottenden glimlach. „Men
heeft je zeker je papieren ontstolen
is het niet? Dat is altijd het praatje
Twee man breng den snaak in de case-
matten."
De ongelukkige bode wilde smeeken,
dat men hem zou aanhooren. Maar
krachtige armen grepen hem bij de pol
sen en beletten hem elke beweging.
Hij begreep, dat hij verloren was. Een
vreeselijke gedachte vervolgde hem.
Het paspoort van den spion, dat hem
veroordeelde had hij nog de boodschap
van Stoessel, dit kostbare stuk, met
zooveel zorg op zijn hart bewaard, was
hem ontstolen.
Maar hoe Dat was hem een raadsel.
Zoo zag zich dus de kleine held, na
zooveel gevaren doorworsteld te heb
ben, zooveel vermoeienis verduurd, na
zooveel vreeselijke nachten en dagen
van honger en dorst, na het kamp der
Japanners met een ongehoorde stout
moedigheid te zijn doorgetrokken, nu
ontwapend en overwonnen.
De schijn was volkomen tegen hem;
Geen enkel bewijs, dat zijn beweringen
kon staven. De boodschapper van den
Tsaar, Nicolai de dappere, wiens naam
door geheel de vesting met eere ge
noemd werd, was in de oogen van zijn
landgenooten een gemeene spion, een
eerlooze verrader En weldra zal hij,
hoewel leeds verminkt in den dienst
van zijn vaderland, bengelen aan den
schandpaal, opgehangen als een struik-
roover door zijn eigen landgenooten
hij, de bloem der helden, de vriend
van generaal Stoessel en de lieveling
van diens echtgenoote. Daar zat hij in
de sombere gevangenis, vernietigd door
de smart, wanhopig, hij, die nooit ge
sidderd ha!d voor den dood, dien hij zoo
dikwijls onder de oogen had gezien.
Zijn veroordeeling droeg hij zelf
bij zich.
Dit Japansche papier, dat hem zoo
dikwijls als wapen had gediend om zich
te verdedigen, of door gevaren heen te
slaan, had zich nu tegen hem gekeerd
om hem te beschuldigen en ten ver-
derve te brengen.
Welk een vreemde geschiedenis en
hoe onwaarschijnlijk, ofschoon waar
Hij had ze verteld aan den officier,
die hem tegen den morgen was komen
ondervragen. Deze was diep bewogen
op het zien van net kind, dat sterven
moest en getroffen door de geestkracht
in zijn gelaa strekken en had daarom
deze duistere zaak willen ophelderen.
En Nicolai had zijn wonderlijke lot
gevallen ve teld, sedert Iwan Narki
noff in de Chineesche graftombe den
geest had gegeven.
ja, het was wel de verrader van
Port Arthur geweest, die hem daar
verras had bij den ingang der graftom
be, de verrader die, aan de handen der
Russische soldaten ontsnapt, opnieuw
was gaan werken ten dien3te van het
Japansche leger. Een vreeselijk onge
lijke trijd was gevolgd tusschen dezen
man van athletieke ge tal te en don
zwakken knaap, een ontzettende st ijd.
Terneergeworpen, tot onmacht ge
bracht door een paar armen, tienmaal
sterker dan de zijne, bM Kleine bold