I DE WRAAK buurt woonaen. ün wanneer net tcevai mij niet 'gunstig geweest was, zou ik het nog niet geweten hebben. Toch schijnt het me toe, dat de mar kiezin La Rochelandier en haar zoon tegen de Kerlandec's en de Barban- prés kunnen opwegen, om van u niet te spreken." „Ik moet je zeggen dat die markies me allesbehalve meegevallen is," riep Levrault op minachtenden toon. „Wat voor een naam is datVan waar ko men ze Waar wonen ze Het is de eerste maal dat ik van die menschen hoor spreken." „Ik herhaal," zei Gaspard, „dat ik niet wist dat de Rochelandiers in het land terug waren." „Dat vind ik wel een beetje zonder ling, vicomte," zei Laura, ongeduldig met haar rijzweep spelende. „De mar kiezin en haar zoon zijn reeds meer dan drie jaar terug, ge zult geen tijd ge- bad hebben, om er naar te informee- ren „Men heeft mij verteld dat de mar kiezin met haar zoon den vorigen win ter naar Frohsdorf vertrokken waren. Ook behooren de Rochelandiers tot een adel, waarmee ik mij sinds lang r.iet meer ophoud." „Oh, ge houdt u niet meer op met de RochelandiersIk vermoedde feet, vicomte. Het was duidelijk op te maken uit de wijze, waarop de markies u begroet heeft." „Wat moet dat alles beteekenen," vroeg Levrault, die maar niet begreep, waar zijn dochter heen wilde. „Die markies is een onbeschaamde kerel, die een goede les verdient. Is het u ook niet opgevallen, vicomte, dat hij zich tegenover mij niet gedragen heeft zooals het te pas komt Dat hangt den grooten mijnheer uit en ik zou dur ven wedden, dat ik hier in mijn zak meer geld heb dan er noodig is om zijn kasteel en al z'n bezittingen te koopen." Bij deze woorden haalde hij uit zijn zak een handvol goudstukken te voor schijn, die hij luide deed opklinken in zijn hand. Gaspard, die begreep, dat Levrault op zijn hand was, hernam „De Rochelandiers z llen het mij nooit vergeven dat ik door partij te kiezen voor den Juli-troon de Vendée tot kalmte en rust heb gebracht en in het Westen de laatste hoop van het mid- deleeuwsche stelsel vernietigd heb. Ze vertegenwoordigen een adel, die alle nieuwe gedachten vijandig gezind is, die de vroegere regee rings wij ze be treurt en zich tusschen de oude muren van zijn kasteelen opsluit. Omdat er een drietal torens van hun kasteel zijn overgebleven, meenen ze geroepen te zijn om de vroegere orde te herstellen, Praat hen niet van de burgerij, ze heb ben er een heiligen afkeer van. De industrie, de jonge koningin der wereld, verfoeien ze, minachten ze, haten ze. Ze verwarren de burgerij met het ge wone volk en voor hen is een groot industrieel niet meer dan een kleine koopman." „Dat is een beetje al te sterk," riep Levrault uit. „Zoo zijn de Rochelandiers. Ge hebt daar juist den markies gezien! Zijn op treden is een onbeschaamdheid Heeft deze Onhandige kerel er een oogenblik aan gedacht dat hij vóór een der hoog ste vertegenwoordigers der groot industrie stond? Ik was er zelf verlegen mee. Hij is nog jong, misschien een paar jaar jonger dan ik, maar zou men niet zeggen, met den markies van Ca- rabas te doen te hebben Wat zijn moeder betreft, die is nog erger dan de markiezin van Prétinsaille." „Vicomte," zei,Laura, die dit alles zonder een spier te vertrekken aange hoord had, „de markiezin en haar zoon moeten wel erg veranderd zijn sinds u hen voor de laatste maal gezien hebt. Madame La Rochelandier was de be leefdheid in persoon. Ze kwam mij tege moet en trok me haast met geweld naar binnen. Ik weet niet of de markie zin de burgerij vijandig gezind is, maar ik weet wel dat zij met grooten eerbie over mijn vader en over zijn werk gesproken heeft." „Dat is maar gelukkig ook," onder brak haar Levrault. met de hand over zijn Kin strijkende. „Wat meer Is, vicomte," vervolgde Laura, „de mar kiezin heeft mij behandeld met een correctheid, die ik nooit vergeten zal. Ik heb nooit geweten dat er zulke be leefde en voorkomende menschen wa ren. De jonge markies is wel fier, doch daar zal hij zijn redenen wel voer hebben. Ik. mag het graag zien dat een edelman zijn hoofd fier omhoog draagt. „Juffrouw," antwoordde Gaspare met een fijn glimltchje, „het is waar, dat de markiezin een goede moeder is. Wanneer ge goed nadenkt, zal het niet moeilijk zijn de reden van haar vleie rijen te achterhalen." „Wat wilt ge daarmee zeggen, vi comte Dat men in mij den rijkdom van mijn vader ziet Wanneer ik naar dc oorzaken van de vleierijen der markiezin moest zoeken, zou ik mis schien dezelfde oorzaken vinden, die de belangstelling hebben gaande gemaakt van Barbanpré en de Kerlandec en nog anderen." Woedend en bleek als de dood stond Gaspard op. Levrault, die nog bleeker dan Gaspard was geworden, keek beur telings den vicomte en zijn dochter aan. Hij ken niet begrijpen dat hetgeen er onder zijn oogen gebeurde werkelijk heid was. Hij meende te droomen. „Maar blijf toch zitten, vicomte," hernam Laura. „Ik heb u in 't geheel niet willen beleedigen. Ik heb uw be langeloos optreden nooit in twijfel getrokken. Blijf zitten, ik wil niet, dat we zoo afscheid nemen. Wanneer ik misschien woorden gesproken heb, die kwetsend voor u waren, wees dan zoo goed mij te vergeven." „Zoo wil Ik het zien," riep Levrault, als uit een droom ontwakende. „Maar wat scheelt jullie Geef elkaar de hand, kinderenlaat de Rochelandiers loo- pen." Gaspard zelf meende dat hij gered was. Hij nam de hand van het meisje en wilde ze kussen. Doch op ij ko iden toon hernam Laura „Vicomte, zouden we nu niet eens over den duivelsweg spreken Gaspard huiverde en trok zijn hand terug. „Juffrouw," zeide hij, zich tot bloe dens toe op de lippen bijtende, „ik ga heen en laat u aan uw nieuwe vrienden over. Ik hoop dat het u nooit berouwen zal mij zoo onwaardig behandeld te hebben. Aldus is de mensch met een edel hart, dat voor al zijn getrouwheid slechts ondankbaarheid tot loon ge kregen heeft." Hij verdween als een orkaan. Niet dat hij de partij opgaf, maar hij begreep dat er een groote slag moest geslagen worden. Hij twijfelde er geen oogenblik aan, dat Levrault hem zou laten terug roepen, maar voelde de noodzakelijk heid zijn zenuwen te ontspannen en over de middelen, die zijn nederlaag zouden moeten uitwisschen, na te den ken. Het is moeilijk de verbazing van den groot-industrieel te beschrijven. De eerste beweging die hij maakte was in de richting van de deur, waardoor Gas pard verdwenen was. Maar het was, of zijn voeten aan den vloer genagek waren, hij kon geen stap verzetten Hij wilde hem terugroepen, doch een ijzeren greep kn'-lde hem de keel tce. Laura lag op den divan en sloeg zenuw achtig met haar rijzweep op haar ama zonerok. „De duivel hale die Rochelandiers. riep Levra lt eindelijk z edend van toorn. „Wat gebeurt hier toch alle maal Waar is de vicomte Ongeluk kige die ik ben 1 En te zeggen dat ik mij twee maandenlang uitgesloofd heb om hem te bewerken 1 Ik had alle be zwaren overwonnen. Hij stond op het punt mij zijn schoonvader te noemen Nog drie maanden en ik zou bar n ge weest zijn 1 Spreek op, wat heeft hij je misdaan Voor J u zou hij verzaakt- nebben aan dt armoede, die hij stee: s zoo bemind heeft. Hij brak zijn aan juffrouw de Chanteplnre gegeven bo- 1 fte, hij stamde er in toe e man te worden. En juist op f it gewichtig:- oogenblik .k m je hem kwaad mak n en belee 'igon. M *st je al-js je dank baarheid toonon Toen do wcede va.. Levrault een beetje bedaard was, begon Laura haar avontuur van stukje tot beetje te vertellen, en hoe het gekomen was, dat zij de goede trouw van Gaspard in twijfel had getrokken." „Naar de maan me het kasteel La Rochelancder," riep Levrault, toen zij uitgesproken was. „Ik begrijp niet, hoe je in dat uilennest terecht geko men bent. De vicomte heeft gelijk, men zal 't hem nooit vergeven, dat hij zich aan de zijde van den groeten burger koning geschaard heeft. Het zou me niet verwonderen, wanneer je fameuse markiezin en haar zoon kwaad over Gaspard gesproken hebben. Maar bij mij moeten ze niet met praatjes voor den dag komen. In mijn oogen is de Montflanquin de eerlijkheid zelve. Waarom zou Jolibois hem anders de bloem van den adel genoemd hebben Waarom zou de Kerlandec en de Bar banpré hem anders tot in de wolken verheffen „Maar vader, waarom barstte de markiezin dan in zoo'n luiden schater lach uit, toen ik de namen van die twee noemde „Dat is ook een vraag, loop heen met je markiezin 1 Ik ga op staanden voet Gaspard opzoeken. Een Levrault kan zonder schaamte een afstammeling van de Boudewijns en de Lusignans achterna loopen." Laura plaatste zich in haar volle lengte voor de deur van het salon. Zij hield evenzeer aan haar markies als Levrault aan zijn vicomte. Ze had alleen maar toegegeven aan haar vader, toen het haar duidelijk was dat Gas pard de eenige goede partij van heel Bretagne was. Hoewel ze er feitelijk weinig om gaf een jongen knappen man te huwen, gaf ze er toch nog minder om met een verloopen vicomte te trou wen. De schellen waren haar van de oogen gevallen. Ze begreep, dat de Montflanquin met den adellijken stand niets had uit te staan. De verbazing van Gaspard, toen Gaston op het tapijt verscheen, de hooghartige houding van den markies tegenover Gaspard, had 'haar alles duidelijk gemaakt. Levrault had mooi praten niets te willen hooren en zijn plannen door te zetten, ten slotte slaagde Laura er in hem het zwij gen op te leggen „Alles wat ik u vraag," zei ze, „is enkel, voorzichtig te handelen, zonder u te overhaasten. In plaats van den vicomte achterna te loopen, zou u veel beter doen stilletjes thuis te blijven. Hij zal terugkomen, twijfel er geen oogenblik aan. Vanavond, of uiterlijk morgen is hij weer hier. Houd hem goed in het oog en wees op uw hoede, ik ben er zeker van, dat ge hem binnen de week zijn congé zult geven." Levrault moest zich hierbij tegen wil en dank neerleggen. De dag eindigde allesbehalve prettig, het diner was allervervelendst. De groot-industriëel die door de aanwezigheid van Gaspard niet meer opgevroolijkt werd, schold op zijn ondergeschikten en zette er een drietal aan de deur. Zijn vertrouwen dat een oogenblik geschokt was, kreeg langzamerhand zijn vroegere vastheio weer terrg. Hij begreep niet hoe men ie Montflanquin zoo had kunnen be lasteren. Hij had heel den avond ge hoopt dat Gaspard terug zou komen, maar zijne hoop bl k ijc'el te zijn. D< ongeb kkige Levra lt werd er zenuw achtig van en verviel in een somber, melancholieke stemming. Hij ging ka mer in, kamer uit en verwenschte de La R c Hnriiers. VI Na een twintigtal keeren rrig keken te hebben, of iemand hem terug zou r epen, kwam de vicomte eindelijk in cpgew ndenstemnjig thuis, Gala r herkende hem bijna niet meer en vreesde elk oogenblik aan de deur ge zet te worden. Vooral tegen diner-tijd voelde de vic mte het nijpende van z'jn toestan Sin 's drie maanden had hij thuis niet meer gegeten cn zijn hiis- hou ing w.'.s niet meer cp het bereiden vn in rs bereken.!, Galaor kookte ziin elcen ootje en st.elue geen hooge Mschen. Hij leefde van roor en stroope- rij. Hij haalde de eieren uit de kippen hokken van de omliggende landerijen, ving konijnen en hazen en leed in niets gebrek. De cenige schotel, waarmee Gaspard zijn honger dien middag kon stillen, was een gebraden konijn, dat de jonge knecht voor zichzelf had klaargemaakt. Toen hij het konijn ópgepeuzeld had, gaf hij zich aan zijn sombere gedach ten over.^Plotseling voelde hij een hand op zijn schouder. Zijn oogen schitterden van vreugde, dat kon niemand anders zijn dan Levrault. Gaspard draaide het hoofd om en keek in de oogen van Jolibois. „Welnu, vicomte," zei de notaris vroolijk, „hoe ver staan de zaken Moeten we nog iang op de duiten van onzen schoonvader wachten „Alles is verloren," antwoordde de vicomte, zich hulpeloos in zijn stbel latende vallen. „Hoezoo," riep Jolibois verwonderd uit, terwijl hij aan zijn tachtig duizend francs dacht, „verkoop geen gekheid." „Neen, daar heb ik thans geen zin in. Alles is verloren, zeg ik je, we zijn geruïneerd, bestolen. De Rochelandiers zijn op het tooneel verschenen." Jolibois maakte een sprong zijwaarts alsof er een bom onder hem was ge sprongen. ,,'t Is om krankzinnig te worden," hernam de vicomte. „En te zeggen dat ik drie maanden lang heb gezwoegd om alles tot een goed einde te brengen, en dat ik op het punt was te overwin nen 1 Ik had reeds den mond geopend om het beslissende woord te spreken, toen zijn dochter met den jongen de Rochelandier binnenkwam." „Maar," stampvoette Jolibois, „heb je dan geen rekening met mijn in structies gehouden „Je houdt rrte toch zeker niet voor een kind," antwoordde Gaspard. „Eeni ge uren geleden wisten de Levraults nog niet dat er Rochelandiers besten den. Ik had alle mogelijke maatregelen getroffen om deze de Rochelandiers ver van La Trélade te houden. Een toeval heeft die dwaze Laura bij het kasteel gebracht en de markiezin heeft zich als een spin op een vlieg op haar geworpen." „Het is een zeer erg geval, vicomte, de markiezin zal over u gesproken hebben." „En zal me niet gespaard hebben 1 Hoewel er niets op me te zeggen valt 1 De de Rochelandiers zijn mij steeds vijandig gezind geweest. Daarenboven heeft de markiezin er een te grcot belang bij. om mij in het verderf te storten." „Het is een ernstig geval," zei Joli bois weer, het hoofd schuddend. „Wanneer het alleen om mijn belan gen ging. zou het mij betrekkelijk wei nig kunnen schelen. Ik heb alles ter wille van jou gedaan, Jolibois, en bpb alleen jouw belanren voor oogen gel d. Uit me zelf zou ik me nooit vernederd hebben om de millioenen en de dochter van een lakenkoopman na te loopen. Alleen mijn vriendschap en mijn dank baarheid jegens jou hebben mij er tce doen besluiten. Het ergste is dat je weer des te langer op het geld, dat ik je schuldig ben, zal moeten wachten." „Maar viromte, ge wilt toch niet zeggen dat ik alleenjmijn belangen vet r oogen had, toen ik u Levrault aanwees. Ge zult toch zeker mijn oprechtheid niet in twijfel trekken en niet denken, dat ik mij ten uwen koste wilde ver rijken „Ik herhaal," hernam de vicomte, het hoefd achterover werpende, „dat een Mcntflanquin er niet op uit is rijk dommen te verzamclem. Alleen voor u, Jolibois, heb ik dergelijke dwaasheden itgehaald." En ik herhaal dat ik alleen uw be langen wilde behartigen en uw tce* k mst wilde verzekeren" zei Jolib-is. 5 't Is al een heel tijdje geleden, dat ik je uat geld schuldig ben," hernam Gas pard op minder hooghartigen toen. „Laat ens in 's-hemelsnaam daar niet meer van spreken." „Zoo. dus wilt ge mij nog eenige weken uitstel geven, beste Jölibois?" „Ja, ja, en nu geen woord meer daarover. Vertel me eerst eens wat er gebeurd is na de terugkomst van juffrouw Levrault." Gaspard vertelde hem alles var stuk je tot beetje, zonder de kleinste omstan digheid over te slaan. „Goede hemel," riep Jolibois einde lijk uit, „de zaken staan er veel minder slecht voor, dan ik eerst gedacht had. Weineen, alles is nog niet verloren, vicomte. Alleen de dochter is onze tegenstandster, de vader is nog op onze zijde." „Ja, dat had ik ook eerst gedacht en ik had er vast op gerekend, dat Levrault mij achterna gekomen zou zijn, toen ik La Trélade verliet. Maar ik heb me leelijk vergist. Neen, neen, de Levraults zijn voor ons verloren, de Rcchelan Iers zijn de overwinnaars." „Nog niet, vicomte, nog niet. Zoo lang ik er nog ben zal hun overwinning niet zoo gemakkelijk zijn. We zullen in elk geval met eer en roem de neder laag lijden en zullen de wapens slechts neerleggen na dapper gestreden te hebben. Vooruit, nieuwen moed ge schept en opnieuw aan 't werk 1 Van daag is het onze nederlaag bij Waterloo geweest, morgen is het misschien de dag onzer overwinning van Austerlitz." „Goede, edele Jolibois," zei Gaspard door zijn tranen heen, „heb je een middel gevonden o'm weer in het bezit van je geld te komen „Ja, ik heb een middel gevonden om den naam de Montflanquin nieuwen luister bij te zetten." De twee' mannen vielen bijna in eikaars armen van geluk. „Toe, zeg mij het middel, spreek op," drong Gaspard aan. „Onder het dessert zullen wij de zaak nader bespreken.... maar vi comte," zei Jolibois, even zijn blikken over de tafel latende gaan, „is dat ge heel uw diner Toen de vicomte de oogen neersloeg en niet antwoordde, riep de notaris uit :„Het mag niet gezegd worden, dat ik den laatsten afstammeling van een adellijke familie aan zoo'n schrale tafel heb laten zitten. Galaor, loop naar b .iten, haal er wat te eten en te drin ken en kom spoedig terug." Bij deze Woorden stopte hij Galaor wat geld in de hand. Een uur later kwam Galaor met een grooten voorraad levensmiddelen terug. Het diner had een vroolijk verloop de twee mannen aten elk voor twee. Onder het dessert zette Jolibois zijn plannen uiteen. Het kwam er op aan zich door een stout stuk meester van den toestand te maken. Jolibois nam den groot-industriëel voor zijn reke ning. Hij zou er voor zorgen, dat de vicomte de oude plaats op La Trélade terugkreeg en dat de markiezin en haar zoon verachtelijke wezens voor Le vrault werden. Ondertusschen moest Gaspard zich voor Laura op de knieën werpen en alles op zijn manier trachten goeo te praten. Hij moest tevens een vurige onweerstaanbare liefdesverkla ring afleggen. Gaspard, die zijn plichten als gast heer uitstekend kende, had Jolibois uitgenoodigd dien nacht op het kasteel te blijven logeeren. Aangezien het bui ten was beginnen te regenen had de n taris aan de uitnoodiging gev lp gegeven. Na 's-morgens de restantjes v^n het diner van den vorigen dag opgegeten te hebben, vertrokken Joli- b is en Gaspard naar La Trélade Gispard te voet en Jolibois te paard. J'-libois dacht na over de woorden, die hij tegenover Levrault zou gebruiken. Tven hij op ongeveer een half uur af stand van La trélade was, kwam er plotseling een zonderlinge uitdrukking <fp zijn gelaat. Een duivelsche gedachte schoot door zijn geest. VII Toen J libels opst-nd had hij zoo'n goeden kijk niet meer op de zaken als den dag te veren. De slaap en lang- d mg nadenken hadden water in zijn wijn pe~ ten. Naarmate het beslissende riotrenhlik naderde, schenen ook de moeilijkheden grooter en talrijker te worden. Hij was er minder zeker van dan ooit, dat hij zijn tachtig duizend francs nog zou terug krijgen. Hij had er Gaspard echter niets van gezegd, want dan zou deze de moed in de schoenen zinken. Het scheen hem een verloren zaakje toe. De markiezin was een geslepen vrouw, Laura was in 't geheel niet dom en Levrault zou onbetwistbaar achterdocht gekregen hebben. Maar, wanneer Levrault den vicomte wantrouwde, dan moest ook zijn vertrouwen in den man, die den vicomte op La Trélade gebracht had, eveneens geschokt zijn. Eens moest de waarheid toch'voor den dag komen. Maar nu de steen eenmaal aan 't rollen was. gebracht, kon men hem niet zoo gemakkelijk meer ophouden. Zijn tach tig duizend f rancs stonden hem voort durend voor den geest. Van den ande- r.n kant was hij er bang voordat hij Levrault als klant zou verliezen en dat ten slotte hij alleen de dupe van de historie zou zijn. Hij was vlak bij La Trélade gekomen, hij zag reeds de roode pannen van 't dak door het gebladerte schitteren, hij hoorde reeds het geblaf der honden en het gehinnik der paar den. Hij was bijna hopeloos, want hij wist nog altijd niet hoe hij de zaak moest aanpakken. Toen hij La Trélade echter zag liggen, helderde zijn gezicht plotseling op en wierp hij een minach tenden blik op het beneden hem lig gende kasteel. Etienne Jolibois was een van die men schen, die niets te winnen of te verlie zen hebben en die ongestraft alles kun nen ondernemen. Hij zou zijn plannen doorzetten, ona'hankelijk van Gas pard de Montflanquin, hij zou den strijd tegen de Rochelandiers opnemen en er alleen voor zorgen, dat er zooveel mogelijk geld in zijn zak vloeide. Terwijl Jolibois zich ten strijde uit rustte, was Levrault aan de diepste wanhoop ten prooi. Hij had 's-nachts geen oog dicht gedaan en de dag zag er voor hem even somber uit ais de nacht. De zon stond reeds hoog aan den hemel, doch de vicomte was nog niet verschenen. Levrault had heel den morgen op den weg, die naar Montflanquin liep, geslenterd. Als Laura hem niet bewaakt had, zou hij zonder eenigen twijfel naar Gaspard gegaan zijn. „Je ziet het nu zelf," zei hij zeer terneergeslagen, „dat de vicomte niet meer terug komt. Men beleedigt niet ongestraft een Montflanquin, de vi comte is voor ons verloren." „Stel u gerust, vader, hij zal terug komen." antwoordde Laura, zeker van haar zaak. Levrault schudde het hoofd en weende om den verloren schoonzoon. Na het ontbijt had hij zich in zijn ka mer teruggetrokken. Laura kwam voortd-rend op de zaak terug, zoodat hij ten laatste niet meer wist wat hij er van denken moest. Soms scheen hem Gaspard onschuldig als een kind toe, soms ook vroeg hij zich af of zijn dochter geen gelijk had. Soms zag hij Gaspard op den rug van hooge golven tot aan de wolken gedragen, soms zag hij hem op het punt van in een afgrond neergestort te wore e „Neen, neen, dat is niet mogelijk," riep plotseling de oud-iakenkoopman, met een hard gebaar de spookbeelden it zijn geest trachtende te verjagen. „Een Montflanquin heeft nog nooit iemand bedrogen. Daarenboven laat een Levrault zich niet bedriegen, ik ben ook niet van gisteren. Wanneer Gaspard anders moest zijn dan hii iterlijk schijnt dan zou ik dat zelf we! ontdekt hebben en dan zou mij iemand anders dat niet behoeven te komen zeggen. Het is een ridder zonder vrees of blaam. Waarom zou Jolibois hem anders toch met ons in aanrakinp -ebracht hebben Welk belang had die er toch mee Jolibois is toch een eerlijk man, ik ken hem en hij kent mij. Hij zou nooit een man van twijfel- ïchtigen levenswandel in mijn huis gebracht hebben. Neen, neen. het is onmogelijk) Ik zal den laster als een si an? onder miin hiel verpletteren. de vicomte zaj mijn schoonzoon wor-1 den." En ditmaal vast besloten zich niet meer door zijn dochter te laten om praten, maakte hij zich gereed om naar de Montflanquin te gaan. Plotseling hoorde hij echter een haastigen stap op de trap. ,.Hij is het, hier is hij, riep Levrault buiten zichzelf van vreugde. Tegelijk met het geluid der stappen hoorde hij een gebroken naar adem snakkende stem die zei: „Waar is mijn heer Levrault Laar me bij hem 1 Ik moet hem zien, ik moet hem spra ken, er is geen seconde te verliezen 1 Levrault dacht, dat er brand op La Trélade uitgebroken was en snelde de kamer uit. Hij liep vlak in de armen van Jolibois, dien hij nauwelijks herkende. Zijn schoenen en zijn broek waren cnct slijk bedekt, zijn das hing los om zijn hals, zijn kleeren waren in wanorde. Zijn haren en zijn baard waren in de war. Er was iets vreemds in zijn oopen, in zijn gelaatstrekken en in zijn houding iets zonderlings, dat Levrault met ont zetting vervulde. „Kom ik nog op tijd Is er al iets beslist," riep Jolibois als een stormram de kamer binnenvliegende. „Als ik te laat ben, ben ik de grootste misdadiger der wereld. Dan ben ik de man die u in het verderf gestort heeft." In het verderf," riep Levrault ver- bléékend, „in het verderf. Wat wilt ge daarmee zeggen Is er sprake van La Trélade aan te vallen Ik dacht dat de vicomte een eind aan de burger- twisten gemaakt had. „Spreek, mijnheer Levrault, spree.K, hernam Jolibois, „is er nog niets be slist? Laat me toch niet langer an die vreeselijke onzekerheid, heb medelijden met mij." „Maar wat is er gaande, .nep Le vrault nog meer verbaasd uit. ..Wat is er dan gebeurd? Hoe kan ik u uit die onzekerheid helpen als ik niet wee waarover het gaat „Dat is waar ook, sloeg Jolibois zich met de hand tegen het voorhoofd. „Ik geloof dat ik mijn verstand ver loren heb. Vergeef me, mijnheer. Ik kom regelrecht van Nantes. Ik heb acht uren gaans in vijf kwartier te paard afgelegd om u te redden, wanneer er nog van redden sprake kan zijn Mijn paard is aan uw hek buiten adem neergevallen. Ik geloof niet dat het nog zal opstaan. Edel dier, het begreep dat het geluk van Levrault en zijn doch ter er mee gemoeid waren. Maar kom in 's-hemelsnaam ter zake, Jolibois. Ge begrijpt niet hoe ik van nieuwsgierigheid brand. Wanneer ge een ander paard noodig heot, kunt ge er tien uit mijn stal krijgen. Verklaar u nader, welk gevaar bedreigt ons? „Aanstonds mijnheer. Zeg me eerst of ik nog op tijd kom om u uit den af grond te trekken, waarin ik u heb aoen neerstorten. Het contract is geteekend, maar het kan alleen van waarde zijn na de inzegening van het huwelijk. Is alles afgeloopen Is de teerling ge worpen Ben ik een misdadiger Antwoord, is het huwelijk reeds inge zegend „Welk huwelijk," vroeg Levrault een weinig gerustgesteld. „Maar mijnheer, natuurlijk het hu welijk van uw dochter met Gaspard de Montflanquin. Geheel^ Bretagne heeft er den mond vol van." Tot eenig antwoord haalde Levrault de schouders op, stak zijn handen in de zakken van zijn huisjas en ging in et vertrek op en neer als een ijsbeer in zijn kooi. „Zoo. dus is het huwelijk nog niet ingezegend," vroeg Jolibois. wiens ge zicht begon op te helderen. „Zoo, is dus uw dochter nog niet door den hei ligen eed van het huwelijk met den vi comte verbonden „Weineen, mijn beste," antwoordde Levrault, „het huwelijk heeft niet ülaats gehad. Vanwaar komt gij Wie heeft u die dwaasheden verteld (Wordt vervolgd.) Heb je dan niet gehoord, wat er bij Lammers aan de hand is," vroeg Piet Heuffels, vooroverleunend over het tafeltje, waaraan hij met zijn vriend zat. „Neen," antwoordde deze. „Hoe is het mogelijk Het is in de heele streek bekend." De ander lachte. „Ik kom weinig in het dorp en de jongens en meiden weten wel, dat zij mij niet met allerlei praatjes aan het hoofd moeten malendaar hou ik niet van." „Ja," knikte Piet „Zóó zal het zijn ze weten allemaal wel, wat er rondgaat, maar niemand heeft het jou verteld." „Wat is er dan bij Steven Lammers „Zijn boeltje moet verkocht wor den." „Wat zeg je daar „Zie je v/el, dat je toch nog wel belang stelt in wat er in het dorp ge beurt „Daar wist ik niets vanArme ke rel 1" „En arme vrouw en kinderen 1" „Hoe is dat zoo gekomen Ik wist wel, dat het hem niet al te best ging; maar ik dacht toch n et, dat het zóó ver komen zou met hem." „Dat dacht niemand Hij heeft van het begin af aan tegenspoed gehad; langzamerhand is hij achteruit ge boerd en nu is dit het slot." „Als hij nu een dronkaard of een speler was...." „Neen, dat is hij niethet is, alsof er een noodlot rust op alles wat hij doet." De beide mannen keken op bij het hooren van een ongeduldige stem, die den kastelein om een nieuw glas bier vroegzij zagen aan het tafeltje naast het hunne een lange man zitten met een somber gezicht, gebruind door de zon knikte even, toen de kastelein het sc.mimende bier voor hem neerzette en zat daarna weer onbewegelijk met onverschilligen blik voor zich uit te turen. „Zit die daar al lang," vroeg Piet Heuffels, zijn stem dempend, om niet door den vreemde gehoord te worden. „Ik weet het niet, ik heb er niet op gelet." „Een norsche vent 1" „Dat schijnt v/el zoo 1" „Zou hij gehoord hebben, waar wij het over hadden ,,'t Is mogelijk je had ook wel wat zachter kunnen spreken." „Och, een geheim is het toch voor niemand meer 1" Eenige oogenblikken later stond de lange vreemdeling op en verliet, na zijn vertering betaald te hebben, de dorpsherberg, waar de beide vrienden nog wat bleven praten. Het was donker geworden flauwtjes vertoonden zich hier en daar zacht- flikkerende sterren, die trachtten met haar licht het zwart van den hemel te doorboren verwijderd klompengeklots, ,dat hard opklonk in de omringende stilte, deed vermoeden, dat alle dag werk nog niet afgeloopen was en op een hoeve in de buurt nog late bedrij vigheid heerschte. De vreemde bleef een oogenblik weifelend staan op den straatweg, toen sloeg hij rechtsaf en verwijderde zich met vlugge, vaste schreden van de herberghij liep door, doelbewust, totdat hij een afgelegen huis bereikte, waarvan slechts één enkel venster ver licht wasvoorzichtig lichtte hij de klink op van het hekje, dat toegang tot het omringende erf gaf en na derde de woning, zijn voeten zacht neerzettend, om niet door gerucht ma ken de aandacht op zijn komst te vestigen. Het tot hem doordringende geluid van stemmen deed hem plotseling stilstaan en aandachtig luisteren hij kende de inrichting van het huis en begreep, dat de sprekenden zich niet ineen verlichte kamer aan de straatzijde bevondRn- maar in de donkara keuken,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1921 | | pagina 8