nminiiiiiiniiiiiiiiiiHiii'iiiin!iiiiiiiiiiiuiniiiiiiiiiiiiii»iiiiiiniiiiiiiiiiiiimiiniii"iiinimiiiiriiiiiiiiiiiiiini:iiiiiiiiiiiiniiiiim
•voor—
iiiiiiiiHiiiiniiüiiiiHiiiiiiiiimiHHHiiiiiiiiiiiiiiniiiinniiiiiiiiHHimiiiuHiniiniiHiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiininiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiii
Het Gouden Sleuteltje
afgezetten manlel gedoken, feeo.'o de van eon panter die op het punt is lijke stem als d) markiezin, ,,lk heb z ggen, wat zouden ai de eerbieawaar-
markiezin somber en hopeloos voor zich op zijn prooi te werpen. nooit met me r eetlust gegeten als dige figuren die ons hier uit de lijsten
gaf ztetl geheel Mfl hSaF Tegen den avónd stapten zij óp de t genw o dig. Ik slaap ls een ma mo hunner schilderijen aanstaren, van u
akelige gedachten over Sommige öogên- binnenplaats van het kasteel Levrault 's-mofgen als ik wakke word, is het niet denken, wannere de schoonvader
blikken meende zij het slaihtoffer van uit. Nauwelijks had de markiezin het een lus. om te luisteren naar het hanen- van een LaRochelandier zich met han-
een vrecselijke nachtmerrie te zijn, rijtuig verlaten, of ze klöm haastig gekraai, nikbegro; met vreu de in del en industrie bezighield? Een bla-
maar de tegenwoordigheid van Le- de trappen op en trok zich in haar het hart de eerste c-nnestraien die door zoen heb ik niet, maar ik meet er voor
vrau/t, die tegenover haar zat, riep vertrekken terug, zonder zich nog met het venster in mijn kamer binnenval- zorgen dat het uwe onaangetast blijft."
haar spoedig tot de werkelijkheid terug, de anderen bezig te houden. Ze had len. De zuivere lucht die ik hier inadem, (Wordt vervolgd).
Ev n arm als vroeger was zij naar er behoefte aan haar woede even uit te de stilte en de vrede, die ons hieraan
haar vervallen kasteel teruggekeerd schreeuwen. Ze kon Levrault niet meer alle kanten omringen, in één woord
en had Levrault er op den koop toe luchten of zien. Laura had voor haar aiies maakt me weer jong, 't is juist
nog bij gekregen. Zoover had de on- aile aantrekkelijkheid Verloren. Gas- alsof ik twintig jaar oud ben." ï©ls saH <1©®
handige lakenkoopman haar gebracht, ton nam de plichten die hem door den „Ik kan u verzekeren, beste vriend,
De minst droevig gestemde Was men geldelijken ondergang van zijn schoon- dat ik mij met reden bezorgd maak; J^©PP©tS$2r©lM$S3t.Gl
zou het haast niet gelooven Levrault vader opgelegd werden, geheel anders ge iet er bleek uit en wordt met den s Jr
zelf. Hij had de laatste dagen zooveel waar en trachtte zijn vrouw met de dag mag:fder. Het buitenleven komt
dingen beleefd en zooveel kwade half hem eigen hoffelijkheid te troosten. niet met uw karakter overeen. Een IN 'T GEDRANG,
uurtjes doorgemaakt, dat hij naar niets V/at Levrault betreft die voelde zich groote geest zooals gij is niet geschapen A. Trap mij toch niet altijd op
anders verlangde dan naar rust. Het thans geheel thuis en commandeerde om in de eenzaamheid te lev n. Ge hebt mijn voet!
verlies van zijn fortuin had hem van weer als heer ert meestér. Hij ging af en mooi hoog op te geven van uw geluk, Bt Zie je dan niet dat ik moet
Timoleon verlost en maakte, dat hij aan, bromde op de bedienden, deelde ik voel, dat ge niet gelukkig zijt. Ge wijken?
niet naar Berlijn gaan moest om er de bevelen uit voóf het souper en vulde ijt geboren voor de groote Wereld, A. Zeker, maar mijn ckst r-mmn
verdragen van 1315 te gaan verscheu- het geheele huis met zijn zware basstem voor de drukke beweging, voor den zien dat niet,
ren. Daags Vóór zijn vertrek had hij met het gevo g dat de markiezin geen strijd. Ge hebt zelfs behoefte aan onge-
aan den Minister van BuitenlandsChe oogenblik rust had op haar kamer. rustheid." AD REM.
zaken geschreven, dat hij van zijn reis „Hoort ge het," riep ze Woedend tot „Ge vergist u, beste vriendin. Laten Een oude boer beschouwt op een
afzag. Dê onbekendheid en de armoe- Gaston, „de ongelukkige denkt zeker anderen 2ich in de groote wereld begè- landbouwtentoonstelling een dorsch»
de, waarin hij thans leefde, schenen dat hij hier in een he berg zit. En dat ven, ik voor mij Stel mij volkomen te- machine^ welke hij voor de eerste
hem een veilige haven toe. Hij maakt in het huis uwer voorvaderen, in het vreden met het leven dat we hier leiden, maal zag. Spotiend zei de een jonge fat:
zich niet meer beangst voor brand, huis der Roc'nelandiers. Moeten we nog Wanneer de toekomst aan het heden ge- „Niet waar, gij domme boeren ver
moord en plunderinghet lot van de meer vernederingen ondergaan En lijkt, dan ben ik meer dan tevreden." wondert u er over dat er nu ook
Fransche afgevaardigden te Rastadt is het geen schande Ert zeggen dat we „Maar hoe is het mogelijk dat ge machines Bestaan om het graan te
kon hem niets meer schelen; in zijn eiken dag met dezen kleinburgerlijken zelf de behoeften van uw aard niet dorschen?" „Neen, neen, antwoord-
droomen zag hij het vreeseliike hoofd man aan tafel zullen moeten zitten kent Ik zie duidelijk, dat ge afvalt, de de boer doodbedaard, „ik versvon-
van Karei den Groote niet meer. Ten We zitten aan hem vast als een gevan- de verveling heeft een noodlottigen der mij er over, dat er toch nog zoo-
slotte verkneukelde hij zich van ge- gene aan zijn ketens. Eiken dag zal invloed op uw leven zonder dat ge 't wel vfogels zijn."
noegen in den val der markiezin; hij ons met zijn geschreeuw doof maken, zelf weet. Wees op uw hoede, vriend,
dit laatste vooral was de vroolijka Zult ge dat nog langer toelaten? En de ledigheid ondermijnt langzamerhand DUIDELIJK,
zijde van zijn ongeluk. Als hij haar kent ge geen middel om van hem af te uw gezondheid." Dame. Ach, dokter, ik gevoel nuj
gelaat, waarop de slechte gehumeurd- komen? Het is alleen nog maar jam- „S el u gerust, ik heb een gezond ge- sinds eenïgen tijd zeer onwel, hel)
heid duidelijk te lezen was, beschouw- mer dat de gekkè Timoleon er niet bij stel, Mijn vader en de vader van mijn gwn eetlust en als ik iets eet, smaakt
de, lachte hij in zijn vuistje en wreef is. Levrault haat ik. Het uur waarop vader zijn honderd jaar oud geworden het mij niet. En zoo gaat het nnjn man
zich genoeglijk de handen, alsof hij zich zijn dochter de drempel van mijn huis en ik zal minstens even oud worden ook- Van liet ctcn kan het niet uomen.
vrijwillig geruïneerd had om zich op overschreden heeft zij vervlóekt. Wan- als zij. Er is iets dat mij voorspelt, dat bereid het zelf. Ivunt ge ons iets
de markiezin te wreken, voor al de neer hij hier blijft, vertrek ik naar wij beiden even oud als Philemon en voorschrijven ter genezing?
ontgoochelingen die zij hem bezorgd Frohsdorf." Baucis zullen worden." Gencmheer. Neem een goede keu-
had. De innerlijke voldoening, er heel- „Beste moeder," antwoordde Gas- „Ik moet u waarlijk bewonderen en keumeid,
huids afgekomen te zijh, het vooruit- ton, „ge hebt het zelf zoo gewild, ik begrijp u nauwelijks. Welke zonder-
zicht van een rustig leven, het gezicht Levrault maakt alleen gebruik van het linge illusie 1 Er is irt mijn familie een Ja,
van Mevrouw La Roêti tandter, dat recht dat gij hem gegeven hebt. Ge afschrikwekkend vóórbeeld, dat ik tecfeter. Welk handwerk oefent ge
steeds langer werd, hadden hem in hebt hem met vleierijen overladen en nooit zal vergeten en dat ook voor
een uitstekend humeur gebracht, ja, zijn dwaasheid aangemoedigd, toen hij u een heilzame waarschuwing moet zijn. Beschuldigde. Deen enkel.
die drommelsche kerel scheen nog rijk was nu hij geruïneerd s, s het recht- Een van mijn broers, die marine- Rechter. \V aarvan leeft ge dan?
nooit zoo gelukkig en blij geweest vaardig dat gij de gevolgen van uw on- officier was, heeft, evenals gij, in den Beschuldigde. \an liet mondwerK.
te zijn. Naarmate zij dichter bij Nantes bezonnen werk zelf draagt. Hij zit bloei van zijn jaren het actieve leven ik büa omroeper.
kwamen, zette hij een des te spotten- thans aan onze tafel aan, maar hebt gij vaarwel gezegd. Hij begroef zich even- p
der sezicht. niet langen tijd aan de zijne aangeze- als gij in dit kasteel en roemde de rusti- t,
„Welnu, beste vriendin," zei hij, ten? Hij beschouwt ons kasteel ais ge kalmte van zijn omgeving. Na ver- fib^gehad
de stem der markiezin nabootsende, zijn eigen huis, hebt gij zijn hotel niet loop van één jaar was hij mager, bleek cc\\ hecft mij
„we naderen het eind Van onze be- als uw kasteel beschouwd? Wanneer en geheel onherkenbaar geworden. nf^ i
proevingen. Nog eenige uren en we iemand in zijn verplichtingen jegens u Hij stierf een langzamen dood. Evenals razenu veci geiu geituMi.
zullen de torens van het kasteel Le- zou te kort komen, zou ik hem tót de gij had hij Zijn levensdoel slecht begre- NV £iaai
vrauit zien oprijzen. Daar wacht ons orde roepen, maar ik wil hebben dat pen en de natuur had zich gewroken. "ew le aiuja
het geluk. Uw eenvoud is mij bekend, de vrouw die mijn naam draagt op Geloof me, geef u niet over aan de le- N\ïEF
ge bemint de groote wereld niet, ge denze'.fden voet behandeld wordt als digheid. Uw geest heeft een doel, rocpen<jei tot
hebt nooit naar haèr verlangd- Ge gij." een ambitie noodig. Waarom zoudt ge ZoontjC <ue mej cea jongen aan
hebt altijd een groote voorliefde voor De markiez'n sloeg de oógen neer en met opnieuw trachten uw fortuin terug J VCchIenJ Wacht Kard ik kom
de stilte en de eenzaamheid gehad e.i wist niet wat te antwoorden. te verdienen Lacht u dit vooruitzicht heiDeQ
hebt nooit iets van het volle schitte- De rollen waren thans omgekeerd niet toe Zou het voor u niet roemrijk j noodii?"nana, ik
rende leven willen weten. Ik besef Levrault speelde op La Rochelandier zijn, door uw genie weer nieuwen rijk-
hoeveel het u gekost heeft om met uw dezelfde rol als de markiezin in het ho- dom te verwerven
oude gewoonten te breken, toen ge tel Levrault. Tevergee s trachtte de „Ik kan uw raad in die zaken best NIET VOOR NIETS.
mij naar Parijs volgde, en ik zal noöit moeder van Gaston hem het zwijgen missen,haalde Levrault de schouders patiënt (die 'n beslagen tong heeft).
de groote opofferingen, die ge u toen op te leggen en hem een toontje lager op. Hoevel ben ik u schuldig, dokter?
getroost hebt, vergeten. Ik ben er te doen zingen. Na eenige dagen be- „Welnu, hernam de markiezin, Geneesheer Tien «uldeu
zelfs blij om, dat alles zoo geëindigd greep ze date het slimmer moest aan- die Levrault reeds zag vertrekken, patiënt (schrikkende) Tien gulden
is. Ik zegen de hand die mij zoo heeft leggen. Zij nam haar toevlucht tot haar „wanneer u daarover zelf al nagedacht en >t heeft g<,hoipen. Nu dan
terneergeslagen. Want thans zult ge vroegere tactiek en trachtte hem met hebt, dan is r niemand die u t gen- js goe!i gat jk niet voor nieta
weer in uw eenzaam stille vallei kun- glimlachjes en vleierijen te lijmen. houdt. Zich verrijken in en bloeiend tong tegen u heb uitgestokon.
nen terugkeeren en weer al de vreug- Op zekeren avond v/aren ze beiden tijdperk i een gemakkelijk werk, dat
den smaken van het kalme buiten- an he haardvuur ne rgezeten. Le- iedereen kan volbrengen. Maar vechten JONGE TR\NEN
leven. O mijn beste vriendin, welk vrauit had zich in den molligsten fau- tegen het leven, het vlucht nd goud Dame v/aarom ween jé. Jaulje?
heerlijk leven zullen we nu allen te teui van den salon neergevlijd en wierp najagen en achterhalen is een veel Jantje. Kleine Frans had gisteren
zamen kunnen lelden in het mooie van tijd tot tijd een steelschen blik moeilijker taak, dat all en een g oote hoofdpijn en toen heeft hij den gan-
kasteei, dat ik aan uw edelmoedigheid op de markiezin. Mevrouw de La Roche gee t kan volbr ngen. schen dag spuitwater met frambozen-
te danken heb. Ik zal u op het kasteel landier dacht er over na op welke wijze „Zonder twijfel mo t zooiet een man sap gehad- ik wil ook eens hoofdpijn
Levrault niet die gastvrijheid kunnen ze Levrault het best over den drempel als ik b it, aantrekken, ongelukkig hebben
aanbieden, die ik in het hotel La Roche- harer deur zou krijgen. Het kwam er genoeg moet ik er aan ver aken." VERRADEN.
landier genoten heb, maar de vrede op aan in hem het verlangen op te wek- „En waarom Ouderwijzer. Deze plaat, kinderen,-
en de rust die hier weer in uw hart k:n heen te gaan, om een aige on- „Hef is Waar, da ik maa- een klein- sle]t eer, kat voor jozef heb je
zullen terug komen, wegen naar mijn derd leven te verzaken en in het actieve burgerlijk man ben. ik b-n rijk gewor- tlluis ook eett kat<>
meening ruimschoots tegen het kla- 1 ven -rug te keeren. Da was de den door laken te ve koopen, dat zal Jozc|; (zoon van ectl restaurafiehou-
terend praalvertoon in La Rochelan- gedachte die heel haar geest be- ik nrt ontkennen, Maar ik ken de ver- Neen meester, v/ant als moe-
dier op. Met recht heeft men gezegd: heerschte. plichtingen van he leven, ik vergeet (|cr 'ceil kat aanschaft, maakt vader
noch het goud, noch de roem maken „Ik vree beste vr end. zei zij met met welke verplichtingen mij de ban- dadelijk hazepeper van.
iemand gelukkig. Alleen in de vereeni- haar vleierige stem. „dat ons afgezon- den, die tusschen u en mij geknoopt
ging der zielen berust in de ware te- derd leven u op den duur zal vervelen, zijn, opleggen. De republiek heeft wel NOOIT NAAR GENOEGEN,
vredenheid en het ware geluk, in de Sedert eenige dagen zie ik u op onrust- alle titels afges haft, maar in mijn Ilccr (in een restauratie op 'tplatte-
zedige wenschen en verlangens ligt wekkende wijze veranderen. Ge ziet oogen zijt ge nog altijd markiezin La huid) Kaste.lcin, het bier is zuur en
de ware rijkdom. Wie kan zich, van er bleek üit, wc dt mager, terwijl ook Rochelandier. Uw naam en ook de <jc salade niet genoeg gepeperd,
dit standpunt af beschouwd, gelukki- uw geeste'ijke hoedanigheden in de naam van mijn schoonzoon verbiedt Kastelein. Men kan liet den men
ger en rijker noemen dan wij ledigheid zichtbaar afnemen.' mij in het zakenleven terug te gaan. schen nooit naar den zin maken. Zoo-
De markiezin v/as v/oedend en ant- „E bestaat heelemaal geen reden om Ik weet wat ik u verschuldigd ben en even weren hier eenige gasten, die
woordde op al deze mooie woorden u be orgd over mij te maken, ant- ik zal het ook nooit vergeten. Wat vonden de salade tc zuur en dc rokc-
met ^bliksemend oogengeflikker. als woordde Levrault met even^ vriende- zouden^de voorouders van uw zoon ie VC{.i gepeperd.
No, 14 ÜERSTE JAARGANG 1922
In de maand November was het. De
koude nacht was reeds gevallen en 't
plein Odéon te Parijs werd zoetjes-aan
meer verlaten.
Op de marmeren treden van den
schouv/burg zat 'n knaapje niet ouder
dan zes jaren.
Wie 't voorbijging en zag, wierp 'n
blik van verbazing, vermengd met me
delijden, op den armen kleine, die
daar geheel verlaten scheen.
Z'n kleeding was zindelijk en elegant.
Hij schreide niet, maar zijn welgevorm
de kleine gestalte wendde zich onrustig
naar alle zijden en 'n dikke traan rolde
uit z'n groote, blauwe oogen.
Stond iemand in z'n nabijheid stil,
dan openden zich zijne lipjes, als wilde
hij iets zeggen, maar hij durfde niet,
de arme kleine.
„Hoe kan men een kind zoo alleen
laten klaagde een oude vrouw. En
zij ging ve der.
Het plein raakte weldra geheel ver
laten.
De kleins, dit ifiefide, bêgon esr3t
zachtjes, daarna luid te weenen, zoodat
de tranen over zijn wangen rolden.
„De bonne De bonne snikte hij
hartstochtelijk.
Doch niemand antwoordde, en 't
arme ventje begon steeds harder te
huilen.
Daar naderde een rijtuig, en een
dame, de kinderlijke angs kreten ver
nemend, beval den koetsier te stoppen.
„Ga eens even zien, wie daar schrei c 1'
gelastte zij.
,,'t Is een verloren of verlaten kind,"
antwoordde een oude vrouw, de hand
tot een aalmoes uitstekend.
„Breng het kind hier verzocht de
dame, terwijl zij een zilverstuk in de
hand der oude vrouw liet glijden.
't Ventje verscheen. De vriendelijke
dame nam het in haar rijtuig, en ziende,
hoe verkleumd het was, wikkelde zij
't in haar pels, om het te verwarmen.
„Arme kleine, wat doe je hier, in 't
hartje van den nacht, en zoo alleen?"
„De bonne blijft wegde bonne
de bonnel gilde 't kind hartstochtelijk.
„Waar is zij dan
„Kom schrei maa'- niet, ventje. Wij
zullen haar gaan zoeken en terugvinden
Hoe heet je
„Alfred."
„Juist als mijn eigen kind," zuchtte
de dame, terwijl zij kleinen Alfred om
helsde. „Ook zijn gezichtje doet me
aan mijn eigen jongen denken.
„Hoe heet je pa en moe
't Kind zweeg.
„Waar is je moet e
Alfred liet 'n gouden sleuteltje zien
dat aan 'n koordje om z'n hals hing en
zorgvuldig onder z'n blousje verborgen
was.
„Wat te doen vroeg zich de dame
af. Zij was edel en men chlievend, en
daar zij niet kon besluiten, het arme
kind aan zijn lot over te laten, hield zij
het bij zich in 't rijtuig, dat nu ijlings
doorreed.
Barones d' Estival wa een nog jeug
dige vrouw.
Zij had een kind, een zoontje, van
dezelfden leeftijd al Alfred, da bij hare
moeder te Nantes woonde.
Maar sedert vijf jaren had zij, door
een verre buitenlandsche reis, waartoe
haar man wegens ambtsbezigheden ge
dwongen v/as, haar kind niet gezien.
Weder te Parijs gearr veerd, was haar
eerste zorg geweest, hare moeder te
schrijven, met den kleine te willen
overkomen.
Het rijtuig hield vóór een aanzienlijke
woning stil.
Zij nam den kleine, die was ingesla
pen, zachtkens in de apnen, droeg hem
naar binnen en liet hem door een kamer
meisje .e bed leggen.
's Anderendaags 's ochtends zat de
barones reeds vroeg aan de ontbijttafel.
„Mag ik binnenkomen vroeg 'n
kinderstemmetje.
Mevrouw d' Estival glimlachte en
v/enkte met de hand. 't Kind huppelde
naar haar toe en sloeg de kleine armpjes
om haar hals.
Na 't gemeenschappelijk ontbijt
sprak de jonge vrouw
„Kom, Alfred, ga nu eens heel dicht
bij me zitten en vertel me eens, waar je
pa en moe v/onen
Alfred trok 'n ernstig gezichtje.
,,'k Heb 'n grootmama, die ver, heel
ve van hier woont. Ook heb ik pa
en moe, die ik eiken ochtend kus èn die
in een medaLcnnetje zijn opgesloten,
waarvan dit het sleuteltje is. Onlangs
zijn grootmama, de bonne en ik in 'n
auto gestapt. Pierre, de man van de
bonne, was chauffeur. We hebben lang
gereden. Toen kwamen we in een huis
met veel volk en veel bedienden
Grootmama ging naar bed en wilde
niet meer opstaan, en toentoen"....
„Kom, Alfred, denk eens goed na,"
moedigde mevrouw d' Estival aan, die
begreep, dat de kleine op reis was ge-
wees en in een hotel afgestapt was.
Het ventje vervolgde
„Toen grootmama ziek -bleef en ik
veel schreide heeft de bonne beloofd,
dat ik met haar mocht gaan wandelen.
Onderweg vroeg ze mij, of ik even wilde
wachten. Zij moest een boodschap doen
en zou binnen eenige oogenblikken
terug zijn.
Maar ze is niet terug gekomen, en ik
zou grootmama zoo gaarne wederzien.
Ook verlang ik naar mijn medaljonnetje
met pa en moe."
„Arm kind 1 pelde mevrouw d'
Estiva' diep aangedaan, 't Waren on-
ge wijfeld de portretten zijner wel
licht overleden ouders, welke de
kleine Alfred placht te kussen.
„Het sleuteltje heb ik wel, maar het
medaljonnetje niet," vervolgde het
kind
„Laat me je sleuteltje eens zien."
„Neen, mevrouw. Ik heb grootmama
moeten beloven, het aan niemand af te
geven."
„Hoe droevig," zuchtte de barones,
„dat ik niet te v/eten kan komen, waar
dit kind thuis behoort. Had zijn bonne
hem 't róedal onnetje maar omgehan
gen dan was het geheim s^-
gelost
Daar bleef het bij.
op-
Maar twee dagèn later bedr^. .e en
kwelde het Al'red, dat hij zijn groot-
nsma en zijn medaljonnetje hiet terug
zag. Overtuigd dat men hem niet al
leen zou lat n ui gaan, om beide té
gaan zoeken, nam hij eeii stout besluit.
Hij onderzocht of zijn gouden sleuteltje
zorgvuldig onder zijn blou verborgen
v/as, en partij trekkend van een unstig
oogenb ik, da' men hem ven zonde, loe
icht had gela en, vloo- hii haastte de
trap af en wipte, begunstigd döór de in
vallende duisternis, dê straat op.
Eerst beefde hij van sch ik en angst.
Maar de gedachte aan zijn grootmama
en zijn geiiefdkoosd medaljonnetje
schonk hem nieuwen moed.
Het geluk diende 't arme ventje, zoo
meende het tenminste, toen he dicht
bij de woning van mevrouw d' Estival
de groote hoteldeur met gouden leeu
wenkoppen dacht te herkennen.
Onder 'n blijden kreet: „Grootmama"
vloog het kind de trappen op.
Men begrijpt de ontsteltenis van me
vrouw d' Estival, tosn men haar kwam
berichten, da de kleine Alfred spoorloos
was verdwenen.
De huisknecht ontving bevel, overal
nasporlngen te doen, maar deze ble
ven zonder gevolg. Zoo verstreek in
doodeüjke onrus. de nacht.
's Anderendaags, 's morgens, toen
men nieuwe middelen beraamde, om het
kind terug te vinden, ontving m vrouw
d' Estival een brief uit Nantes,
Zij herkende het hand chrift als dat
van den ouden en beproefden huisbe
waarder.
De Inhoud luidde 1
„Mevrouw,
„Mijne meesteres, mevröuw Délangle
uwe mama is per auto naar Parijs ver
trokken.
„Zij was voornemens in 't hotel des
Princes, rue Richelieu, af te stappen.
„Wij hebben nog geen bericht van
haa- ontvangen.
„Ik heb gemsend, u hiervan kennis
te moeten geven
Mevrouw d' Estival liet Onmiddellijk
inspannen.
Aan het hotel afgestapt, vroeg ze
haar mevrouw Delangle.
De bedienden zagen elkander aan.
„Niet bekend, mevrouw," antwoord
den zij.
De hotelhouder werd ontboden, het
vreemdelingenboek geraadpleegd.
Men vindt, dat op een avond, eene
dame van dien naam vergezeld van
twee bedienden en een kind, wa? aange
komen. Als kantteekenlng was er bij
gevoegd, dat zij eenige dagen later on
der een zenuwbe oerte was bezweken
en dat oen 's avonds de bedienden en
't kind spoorloos waren verdwenen.
„Dood gilde mevrouw d' Estival,
„dood, mijn arme moeder En in hare
smart vergat zij nog andere Vragen te
stellen.
„Ja, mevrouw," troostte de hotel
houder, „zij is plo seling c verleden. U
zijt hare dochter, naar ik zie, welnu,
mag ik u daarom een klein voorwerp
overhandigen, dat de bedienden stellig
verge en hebben mee te nemen."
De vriendelijke heer verwijderde
zich even en kwam toen met een kost
baar medaljon terug.
,,'t Spij me, dat het sleuteltje er niet
bij h gevonden, mevrouw. Naar ik
van een der keüners verneem, placht
het kind het aan een koordje om den
hals te dragen
„Mijn God gilde mevrouw d' Esti
val opnieuw en bijna een onmacht na
bij, ,,'t was dus nvin kihd. da ik dien
nacht verla'en vond Miifi Alfred
en ik| ik heb niét vermoe i, dat het m'n
eigen jonden, m:in Hevelin^ was I"
En'zóndernot verder rta4'' der» vrlen-
deljkên lieerteiui teren,1de me/rouw
d' És ival na» bulten, waa nog altiid
haar rijtuig wachtte.
..Gauw. pauw 'eau. naar hui»
Mijn kind is misschien te uggekomen
Als het er nóg niet is, moeten we het
gaan zoeken en aan alle deuren aan
bellen, overal naar Alfred vragen, hij
zal wel hier of daar over zijn gouden
sleute tje gesproken hebben."
Jean legde de zweep ovèr de paafden
en het rijtuig rolde voort.
Eindelijk is zij weer thuis. Zoödra zij
in de verte de kamenier ziet, roept ze
haar gillend toe „Is mijn kind er
De aangesprokene, die natuurlijk niét
weet, dat het weggeloopen ventje het
zoont e harer meesteres is, antwoordt.'
„Neen, mevrouw, maar er is iemand,
die op u wacht."
„Als hij niet komt, om over mijn kind
te spreken, kan ik hem niet ontvangen."
De bezoeker is vooruitgetredert.
„Mevrouw," zegt hij, „er is gistcrên
een jongetje bij ons komen inbopen."
„Een blond knaapje
„Ja, mevrouw."
„Met een gouden sleuteltje om den
hals
„O God, dan is 't mijn kind, mijn ver
loren kind Waar is hij
„Hier, mevrouw." En de bezoekef
wees naar een der zware porti êres, waar
achter zich dé kleine Alfred, beschaamd
over zijne vlucht, verborgen had.
„Mijn kind gilde mevrouw d'
Estival, te wijl ze met open armen het
onthutste knaapje tegemoet snelde. In
hare overhaasting liet zij het kleine
meda'llon vallen, dat voor Alfred's
voeten rolde.
„Mijn medaljonnetje Mijn medal
jonnetje !"juichte Alfred opgewonden:
„O, mevrouw, maak het open.,., ik
wil mijn 1 eve pa en moe te ug zien."
Na de opening ontsnap er een
vreugdekreet aan de bórs: der gelukki
ge moeder.
Geen twijfel meer.... 't zijn héér
portret en dat van haar echtgenoot.,
zóó zagen zij er vijf ja-en geleden uit.
„Alfred, Alfred, mijn kind jubelde
mevrouw d' Estival, den kleine in de
armen nemend en onder vreugdetranen
kus end.
't Kind zag haar verbaasd en mei
groote oogen aan.
„Noem mij mama, mijn jongen, ik
ben je mama," meekte zij onde glim
lachjes en tranen.
Alfred klap e in de hand es en klem
de de armpje steeds vaster om den hals
der gelukkige moeder.
Dan, het medaljonport et met dat
zijner moeder aan den wand vergelij
kend, ontdekt hij de sprekende gelijke
nis.
„O, mama, wat ben ik blij, dat ik
het gouden sleuteltje zoo goed heb be
waard
Het gouden sleuteltje was inderdaad
Alfreds r dding geweest.
„Want zoo hij aan grootmama onge
hoorzaam, er niet zoo behoedzaam
ove gewaakt, niet dê aandach Van
zoo velen er op gevestted had, zou zij
ne moeder hern mogelijk in jaren niet
herkend hebben".
1 GOUDEN ADELDOM
„Vertél ons toch eens, kameraad,
hóe -e er toe - e: omen z t de verheven
ben'ise en te ontrekken, die ei| heden
cm f o'o P otnte-imsv/anrdtee y.' zo
DE HUISKAMER
ai to ruin gnSErfD j?E)53
'S ,T'V ||t„ Il|»
Sji iili",:'ïii'B 'üji* .ji tfjP»
JX