HET WITTE KONIJN
IV.
Mooica had misschien de laatste woor
den van den ouden mopperaar Jacob
als een uitnoodiging opgevatwat er
van zij, zij kwam dikwijls in de dui
ven til Zij vond er Jacob steeds al
leen, ziek en in staat van norschheid
tot halve welwillendheid. Zij besteedde
eenige zorg aan den verlaten oude,
verdroeg zijn ruwe uitvallen, verma
ningen en raadgevingen. Monica sprak
echter met niemand over haar liefde
werk, zij had er behoefte aan zich
op te offeren, om haar ledige uren
aan te vullen en aan haar droevige
mijmeringen te ontkomen.
Wanneer de oude Jacob in een praat
zieke bui was, onderhield hij zijn be
zoekster over de pracht van Burgau-
House, over het voordeel, dat hij, Ja
cob, door zijn getrouwheid en zijn
diensten steeds aan de beide takken
der beroemde familie had bezorgd.
Hij beschouwde het huis Burgau zoo
eenigszins als het zwart eikenhouten
buffet in de eetzaal, dat niet blonk
en zijn luister niet behield dan door de
sorg en ijver waarmede Jacob het
wreef.
Vooral sprak hij veel over den jon
gen lord Jean. Na dezen naam met een
soort tegenzin te hebben uitgesproken,
zocht hij dit onderwerp met een blind
stijfhoofdigheid. Zijn herinneringen
waren onuitwisbaar en hij stelde Jean
aan Monica voor als een held, vlug
en dapper, ja bijna volmaakt, zelfs
in zijn jeugdige afdwalingen, of onbe
zonnenheid.
Maar hoe hij ook babbelda, de oude
Jacob verloor nooit het hoofd ondanks
"zijn schijnbare zorgeloosheid.
Hij vertelde Monica niet meer dan
hij meende dat zij weten mocht.
De ondeugende profetie van Jacob
werd werkelijkheid. Jessy had zich
reeds half onderworpen, hetzij dat de
lekkernijen haar troostend vermogen
hadden verloren, hetzij dat haar vrou
welijk weerstandsvermogen niet die
hoogte bereikte, als bij haar broeders,
zij kwam uit haar afzondering te
voorschijn, en verscheen aan den fa-
familie-disch met een lang gezicht,
bleeke wangen en roode oogen. Zij
vroeg haar vader verlof om een be
zoek aan haar vriendin in de domi
neeswoning te brengen.
„Ja, op voorwaarde dat miss Mo
nica u vergezelt," antwoordde sir
Bear, op wien de genezing zijner doch
ter weinig indruk maakte.
Jessy onderwierp zich en voor de
eerste maal sedert haar komst op Black-
hom zag Monica zich het hek openen,
waardoor zij met haar vader binnen
gekomen was.
Ridge, het naaste dorp, lag nog op
vrij grooten afstand, waarom de beide
jongedames gebruik maakten van een
laag rijtuigje, getrokken door een ruig
harig paard, dat slecht ten halve af
gericht was en wat op een grijpvogel
uit de wapenkunde geleek. Jessy stond
er echter op, dit excentrieke dier te
besturen.
i Blackhom had geen anderen uit
gang dan op de heide, waarop men
eerst geruimen tijd moest hotsen voor
men iets, dat op een weg geleek, be-
reikte.
I Jessy bestuurde haar span met bf-
zondere handigheid. Bij een stijging
van den bodem vertraagde het paard,
Martin, zijn onregelmatigen draf.
Monica bemerkte een ouden bede
laar, die aan den kant van den weg zat
tegen den stam van een boom geleund.
De jongedame zocht een aalmoes en
de man kwam naast het rijtuigje, dat
stapvoets reed.
j Hij keek Monica aan en een straal
van vreugde en hoop verscheen op zijn
vermagerd, bleek gelaat. Monica zag,
dat hij volstrekt niet zoo oud was
als zij gedacht had, maar zijn verwar
de haren, zijn versleten kleederen,
die slap om zijn magere ledematen
neerhingen, droegen er toe bij, hem
den schijn van hoogen ouderdom te
geven. Hij sprak tot Monica„U
hebt Benny ontmoet en hij wacht thuis
op mij. Ja, die kleine Benny."
Toen Monica hem verwonderd aan-
kesk, ging hij voort„O, u hebt mooi
pratenBenny verwacht mij thuis
en ik ga hem zoeken."
Jessie liet de teugels schieten en het
paard hernam zijn draf. Minica keer
de zich om ten einde den arme na te
kijken, die met groote passen zich
verwijderde als had hij een bepaald
doel.
„Dat is Ben, hij is kindsch," zei
Jessy die met het uiteinde der zweep
den bedelaar op zijn ingevallen schou
ders getikt had. Hij vraagt aan ieder
een of men Benny ontmoet heeft,
dan zegt hij dat Benny teruggekeerd
is, en dat hij hem gaat opzoeken.
Dat doet hij honderdmaal per dag,
'n men heeft nooit te weten kunnen
komen, wie Benny was."
Deze mededeeling brak het ijs tus-
schen Jessy, die tot nog toe gezwegen
had en haar nieuwe gouvernante.
Jessy de Burgau keek Monica van ter
zijde aan en zei, terwijl zij op den steel
harer zweep beet: „Binnen een half
uur zijn wij aan de pastorie en zullen
Crace, Foi en Jim zien."
„Wie zijn Grace, Foi en Jim," vroeg
Monica lachend.
„WeJ de kinderen van mijnheer
ClePmane, den geestelijke."
Dv kinderen vanO ja," zei
Monica, die zich eensklaps herinner
de, dat zij in een protestantsch land
was.
Uw priesters trouwen niet," zei
Jessy, die haar laatste vooroordee-
len vergat in de belangstelling, die
deze opmerkingen bij haar opwekten.
„Zij leven zonder huisgezin, zonder
kinderen. Wat is dat zeldzaam, zon
derling
Monica had kunnen antwoorden^
dat het zonderlinge meer in het tegen
overgestelde geval gelegen was, maar
het uur en de plaats schenen haar
waarschijnlijk niet geschikt voor een
discussiezij zweeg althans.
„Wij hebben enkele papisten....
katholieken wil ik zeggen, in deze
streek. Wij zijn niet onverdraag
zaam. Kijk, daar is juist het villa-
tje, dat een van uw priesters spoedg
zal betrekken."
Zij wees met de zweep een verval
len huis met kleine deuren en vensters
aan, waarvan het dak aan den voor
kant verzakt was. Het huis stond te
midden van een verwaarloosden tuin,
die in dit seizoen meer op een moeras
dan op een tuin geleek.
„O," zei Jessy, wie de verdrie
tige uitdrukking van Monica's gelaat
niet ontging, „als u hun kapel zag
Na deze opmerking met een vroo-
lijk gelaat ten beste te hebben gege
ven, gaf zij Martin een goed gemikten
zweepslag en reed met triomfante
lijk gezicht op de met zand bestrooi
de plaats van een vroolijk, wit ge
pleisterd huis, dat een behaaglijk uit
ziende veranda en een stoep met ijze
ren hek had.
Door de groote heldere ruiten be
merkte men een verzameling winter
planten, waaronder bloeiende gera
niums.
Buiten was een zorgvuldig onder
houden gazon die, met altijd groene
heesters omringd, het winterachtig
aanzien wegnamen. Een jonge dienst
bode kwam om het paard bij den teu
gel vast te houden en Jessy stapte van
haar zetel af en zei tot Monica,,U
zoudt de boodschappen kunnen gaan
doen, die tante Araminthe u heeft
opgedragen en van de gelegenheid
gebruik maken om in het dorp uw
inkoopen te doen. Ik zal u hier wach
ten."
Zij liep de hardsteenen treden op,
die als marmer gepolijst waren. De
met blinkend koper versierde deur
ging open, Monica die zich reeds in
de richting van het dorp verwijderde,
hoorde een dubbele welkomstkreet
en Jessy verdween in het inwendige
van de aardige domineeswoning.
Monica, die de hoofdstraat van het
dorp Ridge ingeslagen had, was spoe
dig met haar boodschappen gereed,
doch daar zij Jessy nog eenigen tijd
vrijheid wilde laten, liep ze een laan
van notenboomen in, waar de dorre
bladeren en de zwarte notenschalen
reeds spraken van den laatsten pluk.
Monica verheugde zich, dat Jessy
tor minder vij<tndlge gevoelens ge
komen was en om nog meer haar ver
trouwen te winnen, wilde zij deze
weerbarstige leerlinge zoo min moge
lijk de teugels laten voelen. Zij be
hoefde zichzelf niet te zeggen, dat een
gril licht een einde kon maken aan
wat een andere gril had bewerkt.
De weg dien zij gekozen had, bracht
haar in een half uur aan een gebouw,
half kasteel, half boerderij, dat her
inneringen in haar opwekte. Daar
was het dat zij eenige weken geleden
gastvrijheid had gevraagd voor haar
vader, dien zij stervend waande. Haar
bloed dreigde nog te stollen bij deze
gedachte en zij bedacht, wat er ge
beurd zou zijn, als zij in plaats van
over de heide, den weg naar het dorp
gegaan was. Monica had haar vader
niet teruggezien. Zij wist alleen, dat
het hem beter ging, dat hij weldra
hersteld zou zijn en dat hij zich met
zijn tijdelijke werkzaamheden on
ledig hield.
Monica hoopte nog de sombere
jongedame te ontmoeten, die haar
vroeger zoo welwillend had ontvan
gen, doch de boerderij scheen verlaten,
waarom zij op haar schreden terug
keerde, uit vrees van te laat te komen.
Niet lang daarna kwam zij bij de
pastorie aan. Een kleine bolwangige
dienstbode bracht haar in een vertrek,
dat vroolijk verlicht werd door een
helder vuur en op het eerste gezicht
een groot gezelschap scheen te be
vatten.
Men was bezig thee rond te dienen.
Monica kwam in het vroolijk gezoem
van de toebereidselen, waaraan ieder
een werkzaam deel scheen te nemen.
Jessy stelde haar gouvernante voor
aan dominee Clenman en aan de vrouw
des huizes. De predikant met zijn
lange jas en zijn witte das leek een
kalme gemoedelijke man. Mevrouw
Clenman vertegenwoordigde het type
der Engelsche matronen van haar
stand.
Blijkbaar ging haar niets meer
aan het hart dan de zorg voor man en
kroost.
Had Monica zich kunnen denken
in het huis van een dokter, notaris
of koopman, dan zou zij dit achtbaar
echtpaar hoog geschat hebben, maar
bij de gedachte aan het ambt van haar
gastheer gaven zelfs zijn huiselijke
deugden haar een gevoel van ver
legenheid en gedruktheid.
Zij maakte ook kennis met twee
bloeiende meisjes, die alleen wat forsch
waren in haar oog en met Jim, een
langen knaap, een getrouw evenbeeld
van zijn zusters. Dan was er nog een
troep kinderen, jongens en meisjes,
die niet afzonderlijk voorgesteld
werden, maar als een groepje.
Monica, die aan de „thee" deelnam,
was verbaasd door den overvloed
van spijzeneen enorme koek, nog
rookend, aan welks toebereiding Jes
sy wellicht had medegewerkt, vruch-
1en, biscuits, marmelades, stroomen
van thee, groote en kleine wafels ver
schenen en verdwenen met haast
sprookjesachtige snelheid. Jessy bab
belde met een vrooiijke schittering
in haar koolzwarte oogen en een even
vroolijken blos op de bleeke wangen,
vermaakte zich en ontving met voor
komendheid de eerbewijzen van allen
zonder veel van haar aanmatiging
te verliezen.
Toen de beide dames vertrokken,
geliedde dominee Clenman hen tot
aan hun rijtuig.
Martin draafde weldra den grooten
weg op. Jessy wierp over haar schou
der een blik achterwaarts en keek
toen naar Monica in de verwachting
dat zij een oordeel zou uitspreken.
Monica zweeg echter.
„Beminnelijke lui, nietwaar," be
gon Jessy.
„Zeer beminnelijk," antwoordde Mo
nica ernstig. „Zij schijnen zeer aan
u gehecht te zijn."
„O, waarom zouden zij niet," her
nam Jessy nonchalant. „Wij zijn hier
de eenige met lady Hedwig Reading
van High-Grange. Zij zijn verplicht
sir Reading links te laten liggen zoo-1
als wij en dus zijn ze geheel op ons
aangewezen. Zij zijn van blackhtrm
afhankelijk.
De plaats van mijnheer Clenman
behoort aan mijn vader, of liever mijn
vader beschikt er over. U hebt wel
gehoord hoe Malcolm mij dien avond
beknorde over de pastoriedat was
omdat Franck en Jacob er als vrien
den verkeerden. Die deden dat uit
verveling om Clenman geven zij
minder dan om hun eerste vos. Ik
hou van Grace en Foi. maar om Jim
bekommer ik mij niet. En u," vroeg
zij met de meest mogelijke oprecht
heid.
Miss Jessy weigerde voortaan de
diensten van Monica niet meer met
de beslistheid van vroegerwel toon
de zij zich geen ijverige leerlinge en
buiten de regelmatige lessen, die Jes
sy wel wilde ontvangen, behield Mo
nica nog eenige vrijheid.
De heeren van Blackhom behandel
den haar ongeveer zooals Jessy, dat
wil zeggen zij schonken haar niet de
minste aandacht.
Hoewel Monica de Burgau's niet
als een gewone familieen beschouw
de, schreef zij het meerendeel der
eigenaardigheden, die haar troffen,
aan de afwezigheid eener moeder toe.
De ongebreidelde vrijheidszucht, de
teugellooze ruwheid, die door een
schijn van beschaving slechts gedeel
telijk werden verborgen, ontgingen
haar niet, maar zij kwam zoo weinig
in aanraking met het mannelijk deel
der familie, dat zij er weinig van te
lijden had.
Zij had spoedig bemerkt, dat het
gezag geheel berustte in de tengere
handen van sir Bear. De invloed, ja
het overwicht van den kleinen baronet
wekte eerst verwondering bij haar,
also: het iets bovennatuurlijks was,
doch zij schudde dit denkbeeld van
zich af om in hem niets meer te zien
dan een hoogstaand edelman, wel
een weinig bits, doch vol gezonde be
ginselen.
Josiah was na zijn vader het hoofd
der familie. Hij was intellectueel beter
ontwikkeld dan zijn broeders en ook
beschaafder, terv/ijl zijn lichte ge
brekkigheid hem niet belette voor
een knap cavalier door te gaan, zelfs
naast de edele en reusachtige gestalte
van zijn ouderen broeder Malcolm.
Bij dezen sloot de bizondere lichame
lijke ontwikkeling nu juist het flin
ke verstand niet uit en hij beschikte
over een echt practischen zin.
Hoofd en armen waren dus wel ver
tegenwoordigd in de familie de Bur
gau maar het hart vond er geen plaats,
althans Monica had het nog niet hoo-
ren slaan. Misschien was er weinig
voor te doen.
De jongedame gebruikte haar ledi
ge uren vaak om Jacob te bezoeken.
Terwijl zij den eenzamen lijdenden
oude verzorgde, troostte zij zich een
weinig, dat zij haar vader niet kon
oppassen en zij hoopte dat Patrice
O'Hava een even goede verzorging
zou vinden, als zij aan Jacob ver
schafte.
Op een morgen tegen het einde van
November ontwaakte Monica met een
voorgevoel, alsof er dien dag een ge
wichtige tijding voor haar zou ko
men. Zij verwachtte een gebeurtenis,
die een gewichtigen invloed op haar
lot zou hebben.
Zou het schip, dat haar vader moest
meenemen, in de haven van Burn
aankomen, zou op Blackhorn tijding
van Jean de Burgau komen, o zou
deze beschermer zelf komen om Moni
ca van haar verplichting te bevrij
den, zoodat zij zich met haar vader
zou kunnen inschepen en deze waar
dige grijsaard in de nieuwe wereld
een nederig tehuis bereiden
De voormiddag ging echter voorbij,
zonder dat er iets gebeurde om deze
verwachting te vervullen. Na het twee
de ontbijt gingen de heeren van Black
horn gezamenlijk naar de stad Bo
rough, en Jessy kreeg toestemming
om hen te vergezellen, op voorwaar
de dat Harry zich met haar zou be
lasten.
1
(Wordt vervolgdj
t mmmmeeeeeooemoo
Harry was niet van dien aard om
een groot aantal noodelooze vragen
te doen, ofschoon dwaze zoowel als
verstandige vragen voortdurend in
zijn werkzaam brein opkwamen. Deed
hij dan ook een of andere vraag, dan
had hij daarmede steeds een bedoe
ling.
In het eerst kwam het hem niet
vreemd voor, dat zijn vader vaak van
huis was, maar toen deze na een lange
afwezigheid maar niet terugkeerde,
werd Harry onrustig. Hij verlangde
weer eens te grabbelen in de groote
reistasch en surprises daarin te vin
den in wit papier gewikkeld en met
rood koord dichtgebonden. Hij ver-
verlangde zeer naar zijn vader. Nadat
hij zijn hoofd langen tijd met de las
tige vraag vermoeid had en tot geen
conclusie komenj.kon, begaf hij zich
bedaard en plech tig naar zijn moeder's
kamer om haar de kwestie voor te
leggen.
Zij zat voor haar lessenaar in een
rose japon gehuld, de fraaie haren in
krullen langs haar slapen en de lip
pen vastberaden met een harden trek
opeengeklemd. Zij had Harry's stap
in de gang gehoord en, zonderling,
zij wist, dat hij haar de vraag zou ko
men doen, die zij bang was te beant
woorden. Zij trok hem tot zich met
een uitdrukking van teederheid op
haar gelaat. Zij was trotsch op haar
flinken kleinen knaap met zijn ernstige
donkere oogen, zijn welgevormd hoofd
met het zachte bruine haar.
„Wel Harry," sprak zij, terwijl zij
zijn kin oplichtte, „heb je prettig
gespeeld op het plein
Harry knikte. Zijn oogen waren op
den draak gevestigd, die als presse-
papier diende, doch zijn geest was
geheel vervuld met de vraag die hij
zijn moeder kwam stellen.
„Tilly zegt dat vader langer weg
gebleven is dan hij nog ooit gedaan
heeft." Hij wrong zich los uit haar om
helzing en zijn ernstige oogen zochten
in de hare naar een antwoord.
„Wanneer komt vader terug, moe
i „Ik ik weet het niet, Harry,"
sprak zij aarzelend en Harry was slim
genoeg dit op te merken. Plotseling
trok zij hem weer tot zich. Zij had
behoefte hem aan haar hart te druk
ken om haar leed en verdriet te ver
zetten.
„Waarom weet u dat niet," vroeg
Harry na eenige overweging. Hij
stond rechtop en ernstig voor haar
met de handen op den rug.
„O, HarryHaar lippen trilden
en haar oogen vulden zich met tranen.
j,.Je kan het niet begrijpen beste jon
gen maar als ik je zou vertellen dat
je vader nooit meer in dit huis zal
terugkomen, wat zou je dan zeggen
„Is hij dood De schrik sloeg hem
om het hart. Niet dat hij geheel be
greep wat dood zijn beteekende, maar
het was naar zijn meening toch zeker
heel akelig.
fcr.' „Neen," sprak zijn moeder hoofd
schuddend en de tranen rolden over
haar handen, „neen, hij is niet dood,
Harry."
„Dan behoeft u ook niet te schreien,
moeder," zei hij troostend. Hij hield
niet van tranen. Hij schreide zelf
hoogst zelden, want Harry was een
zonderling klein kereltje, die wonder
lijk verschilde van andere knapen van
zes jaar.
Zijn moeder boog zich over hem
heen en kuste hartstochtelijk zijn ont
steld gelaat, doch hij beweerde, daar
van niet te houden, omdat zijn vader
eens gezegd had: „Jongens houden
er niet van gekust te worden, niet
waar Harry Hij had ontkennend
het hoofd geschud, niet wijl hij wer
kelijk een hekel daaraan hadinte
gendeel als zijn moeder hem kuste,
gaf hem dit een aangenaam, warm,
veilig gevoel, maar omdat zijn vader,
die meer wist, dan iemand ter wereld,
afkeurend daarover sprak.
Hij had juist dien dag veel daarover
nagedacht. Hij herinnerde zich duide
lijk, dat zijn vador vroeger ver
zot op was als zijn moeder. Hij had
wel eens gezien, dat zijn vader zelfs
zijn moeder zoo onstuimig gekust had,
dat zij om genade riep.
Nadat zijn moeder hem losgelaten
en hem gezegd had, dat hij stil moest
zijn als een brave jongen, tot zij haar
brief afgemaakt had, ging hij naar het
raam en keek op de met sneeuw be
dekte straat. Hij stond zóó lang in
één houding, dat zijn eene voet in
slaap raakte en hij er mee moest stam
pen om de verdooving te verdrijven.
Hij bedacht zich echter, dat hij zijn
moeder niet storen mocht en begon
daarom zijn been te knijpen en ter
wijl hij zoo kneep, schoot hem plotse
ling een tooneel te binnen, zooals
ver verwijderde vrooiijke dingen in
het geheugen opduiken bij nare tijden.
Het was een herinnering uit lang ver
vlogen tijd, toen hij nog heel klein
was, dat zijn vader met hèm op den
eenen schouder en een geweer op den
anderen door de kamer holde en een
jachtliedje zong, waarin voorkwam
van een wit konijn, dat hij schieten
zou.
|S|Zijn moeder, die volstrekt niet van
die dolle spelletjes hield, was binnen
gekomen en alle drie hadden om het
hardst gelachen, doch toen hun vroo-
lijkheid wat bedaard was, had zij ge
zegd„Wees asjeblieft voorzichtig,
Bob. Ik ben bang voor zulke spel
letjes met een geweer."
En zijn groote, sterke vader, die
voor niets ter wereld bang was, had
haar uitgelachen, om haar vrees en
hen beiden in zijn groote sterke ar
men gesloten.
In de herinnering aan al deze din
gen had Harry zijn slapenden voet
geheel vergeten. Hij dacht nu over
de verandering, want ofschoon vaag
en onduidelijk, wist hij dat een droe
vige verandering in het huisgezin was
gekomen. Zelfs Tilly had gezegd
„Je vader is langer weggebleven dan
ooit te voren."
Dat was volkomen waar en den
meesten tijd waren zijn moeders oogen
rood van schreien en voortdurend
klaagde zij over hoofdpijn. Hij bracht
zich den dag te binnen, waarop zijn
vader vertrokken was, toen hij luide,
toornige stemmen in zijn moeders
kamer gehoord had. Hij had paardje
gespeeld in de gang, toen dit luidruch
tig gesprek hem een kil gevoel bezorgd
had. Hij had zijn spel gestaakt en
voorzichtig de deur geopend.
„Ga weg," had zijn vader bevolen
op een toon, die hem buitengewoon
vreemd in de ooren had geklonken
en zijn moeder, die hem steeds in be
scherming had genomen, had nu stil
gestaan en hem met wezenloos sta
rende oogen aangezien.
Toen hij weer buiten de kamer was,
verschrikt en verwonderd, had hij op
woedenden toon hooren zeggen„Ik
kom nooit terug, vóór dat je mij zult
laten roepen
„Dan zal je nooit terugkomen
!§Dit dreigend antwoord was gekomen
van zijnjieve moeder en de arme, klei
ne Harry was bedroefd de achtertrap
afgegaan in de hoop den jongen van
den groenteboer te vinden of den praat
zieken waschbaas om afleiding te vin
den voor zijn droevige gedachten.
Hij herinnerde zich ook nog, dat
later op dien gedenkwaardigen dag,
toen hij aan den lunch zat alleen met
de opgewonden Tilly, zijn vader in de
kamer was gekomen.
„Je kunt heengaan," had hij tot
de verbaasde Tilly gezegd. Toen had
hij een stoel aan Harry's zijde getrok
ken. Hij was geducht trotsch opzijn
kranigen kleinen Harry, met zijn ern
stig gezicht en zijn drift was bekoeld
toen hij dit zachte gelaat aanraakte
en zijn vingers door de bruine haren
streek.
„Hebt u geen honger," had Harry
gevraagd, ofschoon dit geen gewone
vraag voor hem was.
„Neen jongenlief," had zijn vader
met gesmoorde stem geantwoord. En
daarop had hij gezegd„Ik ga heen,
Harry. Zul e een brave jongen wezen
Deze vraag had Hjirry niet onge
woon getroffen. Dat haü zijn vader
altijd gezegd, als hij op reis ging. De
langdurige omhelzing echter van zijn
vader had hem vrees aangejaagd en
toen hij zich had losgewrongen had
hij verlegen lachend gevraagd „Brengt
u mij een mooi wit konijn mee, vader
Van dien tijd af was het leed in
Harry's leven gekomen, want voor de
eerste maal was het toen gebeurd,
dat zijn vader geen aandacht schonk
aan zijn verzoek. Hij had zijn vraag
een beetje ongeduldig herhaald
„Brengt u mij een mooi wit konijn
mee, vader
„Een konijn, Harry?" Ja, dat zal
ik doen, mijn jongen," had het af
getrokken antwoord geklonken. Toen
had hij hem nog eens omhelsd en was
de kamer uitgesneld, zonder nog een
enkele maal naar zijn verbaasden
kleinen Harry om te zien.
Al deze dingen gingen Harry door
het hoofd terwijl hij doodstil aan het
raam stond en op de witbesneeuwde
straat keek. Toen schoot hem door
het hoofd, dat zijn vader hem het
konijn wel kon zendenvroeger had
hij ook wel als hij lang wegbleef, de
verlangde geschenken naar huis ge
zonden.
Vóór hij verder dacht, zei hij hard
op „Ik zal mijn vader schrijven en
hem vragen het konijn niet te ver
geten."
Zijn moeder keek hem verstrooid
aan. Toen Harry lachte wijl zijn aan
dacht getrokken werd door eenige
knapen die sneeuwballen wierpen,
ging zij weer met haar schrijven ver
der en stelde zich gerust met de ge
dachte, dat Harry in elk geval nog te
jong was om hem over de langdurige
afwezigheid van zijn vader te spreken.
„Harry," sprak zij eenige minuten
later, „breng dezen brief bij Tilly
en zeg haar dat zij hem dadelijk op
de post brengt."
Harry sprong op haar toe.
„Moeder," riep hij, hinkend op een
voet, „wil u een brief voor mij schrij
ven
„Nu niet, lieveling," antwoordde
zijn moeder, terwijl zij haar fraaie
lokken met een vermoeid gebaar ach
terover streek„moeder heeft zware
hoofdpijn."
Harry bood zijn wang aan voor den
onvermijdelijken kus waarop hij weg
huppelde.
Tilly, die den^blos van gezondheid,
welke zij van het land medegebracht
had, nog niet verloren had, zat bij
de keukentafel appelen te schillen.
Er lag een vrij groot aantal jaren tus-
schen hun beider leeftijd en toch was
Harry zoo oud als Tilly en Tilly zoo
jong als Harry. Zij waren dan ook
bijzonder goede vrienden.
„Kun je schrijven, Tilly," vroeg
Harry, terwijl hij op zijn teenen bij
de tafel stond.
„Schrijven," vroeg Tilly eenigszins
verontwaardigd. „Dat denk ik wel.
Ik ging naar school toen ik zoo oud
was als jij en ik heb tot mijn veertien
de jaar school gegaan. Ook buiten de
school heb ik veel schrijven geleerd.
Dus...."
„All right," viel Harry haar in de
rede, die weinig nieuwsgierig was naar
de bizonderheden van Tilly's opvoe
ding. „Heb je papier
„Zeker, zei Tilly, den appel dien zij
geschild had, neerleggende. „Ik schrijf
elke week naar huis en heb zelfs ge
parfumeerd papier. Dat wordt met rood
lak dichtgemaakt."
„Zoo," vroeg Harry. „Wel Tilly,"
ging hij voort met een voorkomen van
gewicht, „wil je dan een brief voor
mij schrijven
„Zeker wil ik dat," Tilly zette de
appels neer en keek Harry nieuws
gierig aan.
„Aan wie
„Aan mijn vader," antwoordde" Har
ry en, ofschoon onwillekeurig, richtte
hij zich met zijn kleine gestalte zoo
hoog mogelijk op, trotsch als hij was
op „zijn vader."
„Gekheid," zei Tilly, „je weet niet
eens waar hij is."
Harry's vroolijk gelaat betrok.
„Neen," zei hij, „daar heb ik nooit
om gedacht, maar ik zal het moeder
gaan vragen. Hij ke'jrae zich om, maar
bleef eensklaps staan. „Ik vergat, Til
ly, dat ik haar niet lastig mag vallen.
Zij heeft zoo'n zware hoofdpijn."
„WachtTilly zag den brief dien
Harry in de hand had. „Laat mij eens
zien, en haastig greep zij naar den
brief.
„O ja," riep Harry, „je zou dadelijk
dezen brief gaan wegbrengen."
„O," riep Tilly verrast. „Dit is een
brief voor je vader, Harry, en je be
hoeft je moeder niet om het adres te
vragen. Ik wed dat hij hier in de stad
is."
Toen zocht Tilly haastig de doos met
postpapier en Harry klapte in de han
den en sprong en huppelde van ple
zier.
„Nu," sprak Tilly, terwijl zij aan
de tafel ging zitten en het potlood
in den mond stak- „Wat moet ik
schrijven
„Schrijf...." Harry bezon zich.
„O ja, het is over het witte konijn.
Ik denk, dat hij het vergeet en daar
om wou ik hem schrijven dat hij het
zou sturen of nog liever dat hij het zou
brengen."
„Goed!" Tilly boog het hoofd, tot
haar neus bijna het papier raakte.'.
„Ik zal beginnen: Lieve Vader...."j
„Neen," zei Harry. „Zet: Mijn lie
ve vader" en, alsof het hem plotse-'
ling ingegeven werd ging hij voort
„Ik mis u zoo en moeder ook. J
Schrijf dat Tilly, wil je
„O jawel," antwoordde Tilly.
„Schrijf dan, dat zij nooit meer
lacht en veel weent en altijd hoofd
pijn heeft en eiken dag eenzamer wordt,
zoodat ik liever naar bed ga dan opsta.
Ik wou zoo graag dat u thuis kwam.'
Ik verlang zoo naar u Harry
hield op. „Je verlangt ook naar hem,
nietwaar Tilly
„Zeker," verklaarde Tilly oprecht
en Harry merkte op, dat Tilly zuchtte
op een manier, zooals zijn mama deed,
als hij het een of ander vroeg.
„Schrijf dan Tilly verlangt ook naar
u en moeder moeder toch zeker ook,
Tilly."
Nu deed Tilly geen moeite om haar
aandoening te verbergen maar snik
te luid. „Zij verlangt hard naar hem,
Harry," snikte zij, „maar zij is te
trotsch om het te zeggen. Ik weet het.
Ik verzeker je, Harry, dat zij hard
naar hem verlangt, maar zij zal niet
naar hem toe gaan."
„O Tilly's mededeelingen waren
Harry niet zeer duidelijk, maar hij
meende dat het beste zou zijn het zoo
te schrijven.
„Schrijf dat dan maar, TillyMoe
der verlangt hard naar u, maar Tilly
zegt dat zij te trotsch is om het te zeg
gen en ik verlang naar het witte konijn,
dat u mij vergeet te zenden, maar ik
had liever dat u het brengt. Het ligt
in den winkel van Hale en hij zegt dat
het goed groeit. Kom dus asjeblief
gauw en haal het voor mij
van Harry Hunting." 1
Het blad papier was hier en daar
gevlekt door Tilly's tranen, want zij
was een gevoelig meisje.
„Ga gauw je goed aandoen, Harry,"
sprak zij, „dan kan je mee naar de
post gaan om deze brieven weg te
brengen. Misschien hebben wij dan
nog weltijd om sneeuwballen te gooien"
„Ha, ha," riep Harry, in de handen
klappend van vreugde.
„Ik heb een postzegel "opgezocht,
dien zal ik je geven," sprak zij, ter
wijl zij het adres schreef.
„All right," riep Harry, terwijl hij
v/egsnelde om zijn jas te gaan aantrek
ken.
Toen hij terugkwam, zei hij op ver-
trouwelijken toon„Nu hebben wij
samen een geheimpje niet waar Til
ly. Je zult het toch niet vertellen,
wel
„Neen," verklaarde Tilly op vas
ten toon, „ik vertel geen geheimen."
Harry voelde zich het overige van
den dag niet meer eenzaam. Toen zij
terugkeerden ging hij naar boven en
kwam met een verzameling blokken
terug. En terwijl hij op den vloer speel
de, werkte Tilly onder het neuriën
van vrooiijke deuntjes, en de stemming