llllflflflflIlIIIIIIIIISIIIIIIIffflIlflIlllllIilllllllinillllllUllIHHIillilllIliniUUillllllllllf^KÜIIlIÜIIIIFIIIIIIIIIIIIIIinuiIlIflIIlllKilllllII
VOOR
IIUlHIinilllllllllllllllllllUlllllllinilllllllllllllllllllllllllllHllllllllllIHlIllIHllllllllllllimiillllllIHlIHIIIIIillllllllllllllllHIHIIIIIIll
E d", a And' "'Ti hllchl H'i4*- «.Sr ""V" hlnteT Hii ETm Z
man ongelukkig is of een groot Ieed te
dragen heeft en daardoor wat zonder
ling in zijn doen en laten is geworden
©ast lijkt rzdj zelfs heel waarschijnlijk
toe na alles, wat ik over hem hoorde.
-Doe toch je best, om over iedereen
zacht te denken en geloof liever goede
'dan kwade praatjes over andere men
schen t"
„Ik zal mijn best doen, moe," be
loofde Marietje met een voor haar
dertien jaren heel ernstig, nadenkend
gezichtje.
Zij vond het heerlijk, als moe zoo
ernstig met haar praatte, zij voelde zich
dan reeds bijna een groot mensch en
zij kwam opnieuw tot de overtuiging,
dat er niemand in de wereld bestond,
die beter, zachter, verstandiger was dan
haar eigen lieve moeder en zij nam zich
Opnieuw voo", te zorgen, dat ze moe
nooit verdriet deed, dat moe alijd
reden kon hebben tot tevredenheid
ever haar oudste, die immers ook het
goede voorbeeld moest geven aan de
jongeren.
„Zal ik nu maar gaan, moe," vroeg
«ij-
Onder het praten hadden moeder's
handige vingers het golvende haar van
het meisje in orde gemaakt en zij
had haar mooiste jurkje aangetrokken,
dat zij bezat.
Met gelukkige oogen keek mevrouw
Mulders naar haar dochtertje, dat er
allerliefst uitzag met het blosje van
opwinding op haar ronde wangen.
„Ja, kind, ga nu maar," sprak zij.
„En denk om den tijd, want je weet,
dat ik mij ongerust maak, als je later
thuiskomt, dan afgesproken is 1"
Het meisje kuste haar moeder en
trippelde weg naar het schoolgebouw
waar de kleine geldinzamelaarsters
zich zouden melden, alvorens den tocht
te ondernemen.
Marietje kon niet klagen over te
weinig succeswie haar lief vragend
gezichtje zag en haar vriendelijk smee-
kend stemmetje hoorde, was aanstonds
geneigd, aan haar verzoek te voldoen,
temeer omdat de inwoners van het
stadje unaniem sympathiseerden met
het doel; ieder gunde aan de arme school
kinderen gaarne een feestdag en een
cadeautje; dat de beter bedeelden daar
van zouden meeprofiteeren, was geen
beletsel maar eerder een aanmoediging
tot flink in de beurs tasten.
Eindelijk kwam het meisje aan het
huis van den heer van Sonzelfs in
haar gedachten wilde zij moeder niet
ongehoorzaam zijn, zij zou hem dus
ook stilletjes voor zich alleen niet meer
den „boeman" noemen.
Na een oogenblikje aarzelen het
was toch wel griezelig, zich in het hol
van den leeuw te wagen Itrok zij cor-
daat aan de bel.
Zware schreden dreunden aan door
de gang even dacht zij er over, haastig
de vlucht te nemen, maar daar schaam
de zij zich toch voor en heldhaftig bleef
ze staan.
De deur ging open.
Zij keek op en voelde haar hartje
hevig kloppen.
Zij zag een paar felle, donkere oogen
met «imiskenbare verbazing op zich
gericb.tblijkbaar wist de man, die op
de veermat stond, volstrekt niet, wat
hij «tenken moest van het feestelijk
aangekleede kind, dat hem in zijn
lectuur had gestoord en nu geen woor
den scheen te kunnen vinden, om hem
haar verlangen kenbaar te maken.
„Wat moet je," vroeg hij onvrien
delijk.
„Mijnheer.ikstamelde zij,
opnieuw haar kansen voor een haastige
vlucht berekenend.
„Hoe heet je
„Marietje Mulders."
,„Wie stuurt je
„De.... iken dan zich be
zinnend, dat moeder haar geleerd had,
rustig en flink haar woord te doen,
praatte zij plotseling op steeds vaster
wordenden toon uit
„Ik ben gestuurd door de commissie,
die het schoolfeest voorbereidtvijf
andere meisjes en ik gaan de heele stad
rond en ik heb het gedeelte, waarin u
woont, voor mijn rekening gekregen
bii de andere menschen ban ik al ge
weest en nu kom ik bij u."
„Haha," sprak de heer van Son met
een onaangenaam klinkend lachje. „Het
is je dus om mijn geld te doen 1"
„Ja mijnheer," antwoordde Marietje
eerlijk, „het is mij om geld te doen,
daarvoor ben ik bij u gekomen."
„Dat is tenminste een eerlijk ant
woord
Opnieuw lachte de zonderlinj zijn
vrees-aanjagend lachje.
„Het verwondert mij niet," sprak hij
grimmig. „Geld, geld, dat wil men wel
van mij hebben Zoodra het om het
geld te doen is, weet men mij wel te
vindenmen schuwt mij, men gaat
voor mij uit den weg, maar zoodra er
ergens geld voor noodig is, tel ik op
eens mee en zorgt men wel, mij niet
over te slaan of links te laten liggen 1"
Marietje had lichtjes bevend naar
zijn uitval geluisterdtoen hij zweeg,
vroeg zij beschroomd
„Wilt u mij geld geven, mijnheer 1"
„Je bevalt mij, kleine meid," zei de
heer van Son op vriendelijker toon,
dan hij tevoren had aangeslagen. „Eers
tens kom je zonder omwegjes voor je
geldvragerij uit en tweedens laat je je
niet door mijn uitval van je stuk bren
gen. Waar moet het geld voor dienen
„Voor het schoolfeest, mijnheer,"
antwoordde zij op een toon, waarin
duidelijk verwondering over zijn onwe
tendheid doorklonk.
„Zóó, en dacht je, dat ik daarvoor
geld geven zou?"
„Ja zeker, mijnheer," lachte zij,
door den veranderden klank van zijn
stem vrijmoediger wordend. „Het is
vooral voor de arme kinderen, die niet
dikwijls een pretje hebben."
„Kom eens mee naar binnen," nood
de hij.
Zij volgde hem naar de achterkamer
en zette zich neer op den stoel, dien hij
haar aanwees.
„Als ik je nu eens niet meer weg liet
gaan, maar hier bij me hield, wat zou
je dan zeggen
Een hevige schrik doorvoer het kleine
meisje, alle booze en dwaze vermoe
dens, die haar omtrent den „boeman"
waren ter oore gekomen, schoten haar
te binnen, maar daarboven-uit hoorde
zij moeder's stem zeggen
„Het is verkeerd, het slechte van
zijn medemensch te geloovén," en haar
angst verdween.
Zij lachte vroolijk op.
„Dat zou u gauw gaan vervelen,
mijnheer
Hij keek haar vol bewondering aan.
„Ben je in 't geheel niet bang voor
mij
„Neen, mijnheer."
„Heb je dan nooit hooren vertellen,
dat ik een boeman ben en graag andere
menschen kwaad doe
Marietje aarzeldezij durfde uit
vrees, hem te kwetsen, niet bevestigend
antwoorden en wilde toch ook niet
liegen.
„Kom," moedigde hij aan, „je was
daareven zoo eerlijk Heb je nooit
kwaad van mij gehoord
„Jawel mijnheer," antwoordde zij,
er snel aan toevoegend :„maar moe
zegt dat het verkeerd is, dadelijk kwaad
van anderen te gelooven; moe denkt,
dat u niet slecht bent maar wel onge
lukkig
„Zoo, denkt moe dat?"
Een oogenblik zat de heer van Son
in gepeins verzonken, dan sprak hij,
zich opnieuw tot Marietje wendend
„Ik zal je tien gulden geven."
«Tien gulden, mijnheer?"
„Is dat genoeg
„O ja, dat is heel veel
Het kind keek hem verbaasd vra
gend aan.
„Ja," vervolgde hij, „op voorwaar
de, dat je af en toe eens een praatje bij
mij komt maken."
„Dat wil ik wel, mijnheer, als moe
het goedvindt 1"
Vanaf dien dag ontstond er een groote
vriendschap tusschen den norschen,
eenzelvigen man en het kleine, vrooüjke
meisjezonder het te kunnen berede
neeren wist haar warm, medelijdend
hartje, dat de boeman niet gelukkig
was, dat hij genoegen vond in haar ge
zelschap en dat het dus in haar macht
stond, zijn leven minder eenzaam en
vreugdeloos te maken.
Mevrouw Mulders wilde haar doch-
te.tje dit liefdewerk niet verbieden,
al weifelde zij wel eens even met haar
toestemming te geven, als Marietje na
schooltijd haar vriend wilde bezoeken
zij wist niets van den man, noch van
zijn verleden en van zijn opvattingen.
„Gaat u eens mee naar moe vroeg
zij hem eens.
„Zou moe dat goed vinden
„O ja, dat zal moe heel prettig vin
den 1"
Hij was zoozeer gewend, aan haar
verlangentjes te voldoen, dat hij wer
kelijk eenige dagen later met haar
naar haar moeder ging.
Mevrouw Mulders ontving hem zeer
vriendelijk en weldra zaten zij als oude
kennissen samen te praten.
„Mevrouw," sprak de heer van Son,
„ik ben u heel dankbaar voor uw be
stemming aan uw dochtertje, om mij
af en toe te bezoeken. Haar vroolijk,
argeloos gebabbel is voor mij de beste
medicijn
„Medicijn U bent toch niet ziek
„Zeker wel, mevrouw, ik was ziek
en heel ernstig ook, maar ik voel, sinds
ik Marietje ken, langzaam maar zeker
de genezing komen.
„Lichamelijk ziek?"
„Neen, neen, niet naar het lichaam,
maar naar den geest. Marietje ga buiten
met de zusjes spelen wat ik aan moe
vertellen wil, is niet geschikt voor je
kleine oortjes! Ik zal u vertellen, wa
mij ziek heeft gemaakt, naar ik meende
ongeneeslijk ziek, mevrouw," vervolg
de hij, toen het kleine meisje gehoor
zaam naar buiten was gegaan. „Wilt
u mij aanhooren
„Zeker, als u dat wenscht
„Op jeugdigen leeftijd ging ik naar
West-Indië met het doeK fortuin te
maken ik was gezond en sterk en ver
langde naar arbeid, waaraan ik mijn
krachten zou kunnen meten. Ik kwam
in het buitenland terecht bij een plan
ter, die tevens een uitgebreiden ruil
handel met de inboorlingen onderhield
ik kreeg het was in een moerassige
streek en er was maar zelden iemand
te vinden, die genegen was, zich naar
een zoo moeilijk bereikbare plaats te
verbannen een zeer hoog salaris, veel
meer dan ik voor mijn persoonlijke be
hoeften noodig had ik bespaarde van
nen aanvang af, alles wat ik maar kon.
Op een dag vroeg mijn chef mij, of ik
zijn compagnon wilde wordenwe
kwamen overéén, dat ik gedurende
tien jaar het geld, dat ik van mijn
salaris overhield, in de zaak zou laten
staan na die tien jaren zou de helft
van de zaak mij toebehooren, óf het
door mij ingebrachte geld zou mij dan
met eenige rentevergoeding worden
uitgekeerd, terwijl ik tevens een aan
deel in de winst zou hebben. Ik werkte
hard, bracht de zaak tot steeds grooter
bloei, ik was gelukkig en slaagde steeds
in wat ik ondernam. Maar naarmate de
jaren vorderden, werd mijn verlangen
naar het vaderland grooter en ik be
sloot, niet langer te blijven, al lachte
het mij ook toe, voortaan de helft van
de aanzienlijke winsten mijn eigendom
te kunnen noemen, als ik in de zaak
bleef. Liever wilde ik het mij toeko
mende bedrag in geld ontvangen, ik
had berekend, dat het mij in staat zou
stellen, zonder zorgen tot aan mijn
dood toe voort te leven, ook al vond ik
in het vaderland geen nieuwen arbeid.
Ik sprak er, toen de tien jaren om
waren, met mijn compagnon over. Hij
deed heel verbaasd.
„Je geld," vroeg hij. „Welk geld?
Ik weet nergens van Om kort te
gaan, mevrouw, hij hield zich dom en
ik, Srgelooze, goed-vertrouwende stum
per en domkop, had geen enkel bewijs.
Stel u eens voor, mevrouw, de schurk
ontkende alles en ik, die tien jaren als
een lastdier had gewerkt en mij alle
weelde had ontzegd, was even arm,
als toen ik begon, armer nog, want mijn
ziel was geheel verbitterd. Aan de
goede, vrome lessen uit mijn jeugd is
het te danken, dat ik geen moord be
ging. Ik verliet den gemeenen bedrie
ger en zocht ander werk. Het geluk
begunstigde mij andermaal en na nog
vijftien jaren kon ik als een welgesteld
man naar het vaderland terugkeeren.
Maar ik was een andere geworden dan
vroegerik omringde mij met een
muur van achterdocht, in ieder, die
mij naderde zag ik iemand, die een
aanval op mijn moeilijk verworven
geld wilde doen, ik haatte en wan
trouwde de geheele wereld en trok mij
van iedereen terug. Ik zou aan mijn
haat te gronde zijn gegaan, als niet op
een dag uw lief dochtertje vóór' mij
had gestaan, openlijk bekennend, dat
zij werkelijk een aanval op mijn beurs
in den zin had. Een oogenblik trof
mij dit als iets wonderlijksik had
mij mijn vijanden anders voorgesteld,
langs omwegjes en op slinksche manier
mij mijn geld willende ontfutselen, niet
er vrijmoedig en argeloos om vragend,
vol vertrouwen op mijn bereidwillig
heid tot geven.
Moet ik nog meer vertellen, mevrouw
Het kind werd de medicijn, die mij ge
nezing brachtu zult mij die toch niet
willen ontnemen U zult haar toch
zeker mijn genezing laten voltooien
Mevrouw Mulders stak haar hand
naar hem uit, inwendig dankbaar,
omdat het haar kind gegeven was, een
verbitterde zie! terug te voeren op den
weg van vrede en liefde.
„Ge zult uw medicijn hebben, zoo
dikwijls ge er behoefte aan gevoelt,"
zei ze glimlachend.
En hij dankte haar ontroerd.
Iets uit den
Moppentrommel
HeerO. zeker; ze kan zeeroud
wondien.
No. 31 EERSTE JAARGANG 19Z3
een de beenen vooruitgestoken, on- driet van, evenmin als hij bevredi-
X - - i(-» beweeglijk; zijn gelaat, dat de sporen ging of verveling vond in het onbe-
HET GESLACHT DER oLJRGtAlJS droeg van een pas doorstane ziekte, teekenende werk, dat hij verrichtte,
t y t bad een treurige uitdrukking. Er ontstond echter een moeilijk-
Hij was bezig met stroovlechten, heid, die hem den arbeid deed staken.
maar ofschoon zijn vingers met zekere Hij legde zijn stroohalm neer en scheen
Zij vertrokken allen en Monica, de deur met den sleutel en kwam, niet vlugheid zich bewogen ën hij in kaars- te wachten tot de moeilijkheid zich
die alleen achterbleef in het stille zooais zh gedacht had in een ander rechte houding zat- was er iets 8®" van zeIf °Ploste-
kasteel, lachte om haar voorgevoel deei vanJ het kasteel waar zii hub brokens in ziJn voorkomen, dat aan- Monica, aangegrepen door het ver
en begaf zich op weg naar de duiven- meende te kunnen k'rijgen of Celia- doenlijk was om aan te zien in zijn langen hem te naderen en een soort
til- lane kon waarschuwen maar in groote forschgebouwde gestalte. verbinding te vormen tusschen haar
Het was op het uur dat Celia Jane, ^en donkeren gang, die aan het eind Moni?a waa [n haar schrik op den en dezen geest zonder gevoel en in een
de vrouw van Jacob, in beslag geno- üchter was Zij snelde de cane door dremPsl van het vertrek blijven staan, troosteloozen nacht verzonken, greep
men door de eindelooze bezigheden, en kwam jn een soort van kabinet Z,i wist dat hlï haar aanwezigheid eenige stroohalmen en sprak: „ik
die miss Araminthe haar oplegde, met een twijfelachtig daglicht Daar bemerkt had, maar hij maakte geen zal u helpen en u nieuwe patronen
zich niet met haar zieke kon bezig- zat een oude vrouw, groot en krachtig b«weging, hij gaf haar geen teeken laten zien."
houden. als een eik, bij een kleine tafel en ver- en sPrak ,^en W?°r^' d0Ct ?^ng 2ij begon te vlechten.
Monica kwam langs den luchtweg, ste]de linnengoed Zij had geen be- werktuigelijk met zijn arbeid voort, De starende oogen van Jean rich-
die haar door de gewoonte gemakkelijk weging gemaakt 'bij het geluid van alsof ziin handen hefboomen waren, ten zich op Monica's vingers, doch
was geworden. Zij werd niet zooals Monica's schreden Dit moest Celia- die' z«er geschikt voor hun taak.be- hij gaf geen teeken van voldoening
anders begroet door een vriende- jane zdn de do0ve wogen werden door een goed geregeld of dankbaarheid. Na eenige minuten
lijke of norsche opmerking van Jacob. J Moni4'legde haarhand op den arm uurwerk bemerkte zij, dat zijn koele blikken
Voorzichtig kwam zij nader in de mee- der oude Vrouw. Celia-Jane sidderde ~oen Monica hem naderde herhaal- zich van haar afkeerden en naar de
ning dat hij sliep. Toen zij echter en keek de jongedame verschrikt aan de z*i met doffe stem den naam. die zee afdwaalden, die zich voor hen
dicht bij was, stiet zij een kreet uit. die allerlei teekens maakte en herhaal' baar straks ontsnapte: „Jean de uitstrekte, en Jean scheen geheel in
Jacob was in zijn stoel ineengezakt de(,jacob, Jacob...." zonder iets Bu£g.a"'" J 4 die beschouwing verdiept,
en zijn gelaat was loodkleurig; zijn anders te kunnen uitbrengen. Las Hij hoorde zijn naam, want hij keer- Eindelijk daar kwam Celia-Jane
handen hielden krampachtig de ar- Celia-Jane in het ontstelde 'gelaat de baar halverwege zijn gelaat toe, en riep Monica tot de wereld buiten
men van zijn leuningstoel vast en de van Monica Wat haar doove ooren en Monica sprak zacht in één adem haar terug. De oude vrouw toonde
blik zijner verglaasde oogen scheen ni-et konden' verstaan Raadde haar in een onderdrukt gefluister; „Is geen spijt of wrevel, dat zij Monica
op het venster gericht. Monica snel- geest door voortdurende ongerust- u kierSedert wanneer Waarom daar vond.
de naar dit venster en opende het. kejd 'gescherpt, de waarheid o was verbergt gij' u U kent mij niet en ik, Zij sprak fluisterend„Ga weer
De frissche lucht scheen haar invloed de naam> door Monica uitgesproken ,k ken u zonder u ooit gezien te heb- naar boven. Jacob is beter, de baro-
op Jacob uit te oefenen, althans de j-0t haar' doorgedrongen? Haar ge- ^en' Men heeft mÜ uit Ierland tot net is terug. Zeg niets, maar ga gauw
vreeselijke hartbeklemming week eenigs laat nam de lijkkleur aan'die de trek- u gezonden. Is u ziek geweest?" naar boven."
zins, zonder dat hij eigenlijk bijkwam. ken van jacob hadden toen Monica Hii antwoordde niet, hij scheen haar Monica gaf aan het verlangen der
Koud zweet bedekte zijn slapen. Mo- den ouden man had verlaten Zii her- zelfs niet te begrijpen. Zijn vlechtwerk oude vrouw toe, liet haar vlechtsel
nica, die begreep dat hij sterven ging, haalde fluisterend den naam Jacob vorderde geregeld. Monica bespeur- liggen en ging heen. Toen zij op de
ondersteunde het zwaar neerhangende stond haastig op, terwijl zij al haar de nu °P dit versteende gelaat kleine plaats was, hoorde zij Celia-
hoofd. Terwijl zij zich over hem heen- naaibenoodigdheden rondom zich liet d® teekenen van een diep verval. Jane de deuren achter haar sluiten.'
boog, zag zij dat hij de lippen bewoog vanen. Zij scheen de tegenwoordigheid Ziï zag dat- al troffen de woorden Zij beklom de wenteltrap en zij zou
alsof hij sprak, maar het geluid was van Monica te vergeten en verliet het oor van iean- Z1J niet tot Z1ïn de kamers van Jacob doorgegaan
zoó zwak, dat zij haar oor bij zijn met haastige schreden het vertrek geest Verdrongen en dat het licht zijn zonder den ouden man zelfs ta
mond moest brengen. zi; had Monica vergeten, doch des verstands onherroepelijk ia hem zien, doch deze riep haar met klagende
„Ik sterf.... Celia-Jane, zuchtte vergat zelfs in haar haast niet de deur was uitgedoofd. stem.
™J- van haar kabinet achter zich dicht §af geen enkel teeken van we- Monica verweet zich, hem te heb-
Momca keek rond alsof zij Jacobs te grendeien. Dit was haar zoo tot zenloosheid of krankzinnigheid. Was ben vergeten en ze bleef bij het bed
vrouw verwachtte te zien. Zij was een gew0onte geworden dat zij het Z1in gezondheid na een vreeselijke staan, waarin Celia-Jane den zieke
echter alleen met den ouden^ man. nu ook werktuigelijk deed. ziekte teruggekeerd, zijn geest had had neergelegd.
„Celia-Jane, Celia-Janeher- Monica hoorde haar haastigen tred daarin geea gelijken tred gehouden Jacob was werkelijk beter. De aan-
haalde Jacob wanhopig. jn de gang en toen niets meer. Zij was m®* beb lichaam. Hij leefde maar val was voorbij. Zijn mager, bleek
„Waar is zij vroeg Monica. „Ik opgesloten, en niet wetende in welk en handelde slechts als een auto- gelaat was kalm geworden. Hij rust-
kan u niet alleeen laten. deel van het kasteei zich bevond, maat- die met nauwkeurigheid eenl- te op zijn groot kussen en was bijna
„Celia-Jane.. Ze grijpen mij bij Wendde zij zich naar den eenigen uit- 2® yoorgeschreven werkzaamheden in den weldadigen slaap verzonken,
het hart.,.. Mijn slputel achter het gang d;e haar open gebleven was. verrichtte, steeds dezelfde. die op de crisis volgt. Toen hij Mo-
gordijn.... beneden de bruine deur.. gen deur met getralied venster was het, dat Monica Jean de nica zag, bewoog hij echter even de
Gauw, gauw, ik sterf. scheidde de kamer van Celia-Jane Burgau zag, den man dien zij zoo- hand.
ja, hij stierf, maar hij wilde met van een ander vertrek, veel grooter zeer verlangd had te leeren kennen. „Ik ben weer boven water," ze
sterven aonder Celia-Jane gezien te en beter verlicht. Het had drie boog- ^et was in dezen staat van verlaging hij. En hij liet er op volgen: „U zuil
he ben. Geheel zijn van ouderdom Vormige ramen van groote afmeting, en zwakheid, dat zij den krachtigen, niets zeggen? U heeft hem herkend,
verzwakt uiterlijk wendde zich in den dj6| kort bijeenstaande, een erker stoutmoedigen Jean de Burgau vond, nietwaar?" hervatte hij begeerte:
731 van P1!" m'et eenjhevig'en angst vormden evenals in het salon van met ^in doordringend verstand, den „Nu, ja, hij is ziek, in zijn hoofd, weet
r de gezellin van zijn ouderdom. Blackhorn, en ook op de zee uitza- schoonen jongeman met zijn ontem- u 1 En de eer der familie.... O, ik
YeeS voor den d, en gen. Tusschen haar en het licht dezer baren zorgeloozen aard, zooals de ben zoo moe, ik heb slaap, ik kan het
ij den weken voor dit verlangen. zwak verlichte ramen zag Monica oud® Jac/b had geschilderd, den u nu niet verklaren.... Maar u zult
„uauw.. ut je komt te laat een vreemdeling zitten, die zich vol- toekomstigen markies van Burgau toch niets zeggen?"
l°0r ,z'jn die Strekt niet bewoog. en heer van Burgau-House, den erf- Toen zij nog niet antwoordde, werd
tonica een' sleute? dieTachter een sor* De iongedam® kreeg ®en geweldi- genaam van een vorstelijk kasteel hij ongeduldig en sprak met verhef-
dHn I. I I Ui g®n schok, want dezen vreemdeling met onberekenbare rijkdommen, fing van stem Beloof mij dit dade.
rii rfila zonder te weten wat kende etli jn gesmoorden zucht, waarvan de oude lord Archibald het lijk, of ik ga weer sterven...
met een Hchte^dmkLg oieSg en °ntsnaPte ®en naam aan haar trillende gewicht steeds vermeerderde. Van zijn En naar zijn gezichtte oordeelenzot
JïuT drukkmg ope"g,ng ®n lippen. waardigheid als mensch geheel ver- men gezegd hebben, dat hii werke-
7 'Ven htn een tfP' Tn Had de schrik of de verrassing haar vallen, was hij nog afhankelijker dan lijk op het punt was om dood te
gezicht b®neveld? Zat daar werke- een kind, overgeleverd aan de betaal- gLn.P
gebruik te hebLn%^maakt van den iemand En was het degene, die de zorg van bedienden, aan de be- Zij beloofde herh met een toestem-
«1ah+a1 v j u a w u *7 meende te zien Vond zij in dit waking van Celia-Jane. mend gebaar wat hii vorlan^de en
k j handhield' ZlJ versteende gelaat zonder leien de Monica bracht de hand aan haar ging heen J verlangde en
maar aaS den°Seren SnTvaïhït tr£kken die haar zo° iong ®R „dlïhÏÏ t®" 2°Cht haaL.verwarde Monica tracht een onrustigen nachi
gebouw dan w^r het balcon was Schitterend hadden toegeschenen op gedachten te verzamelen. Zij was op door. Telkens en telkens werd haat
Vóór haar In een jriizen muur w^ren P°rtr?-Van do galeriJ T R®®[g«z*g®n ®R zat daar siaap onderbroken en werd zij gemar
twee deuren, waarvan de eene bruin Z1J droomde niet, een mannen- a,s v"PIetterd- teld door de overtuiging, dat zij deel-
wTi lk T gestalte teekende zich met duidelijke De tegenwoordigheid van een vreem- penoote was reworden van oen <*.-
gesprotten r c\\ openae cedoken m een grooten rieten stoel., gevoelde er noch genoegen, noch ver- 2aak bad ontdekt.
BEDENKELIJKE VERGELIJKING.
Kunstschilder„Nu, hoe bevalt u mijn
nieuwe schilderij „De Woestijn"?
Heer: „Groolsch inderdaad; ik heb nog
nooit iets woesters gezien."
BELEEFDHEID.
Twee heeren namen in zekere stad een
rijtuig. Bij bet instappen gaf een hunner
den keetsder met een vriendelijk woordje
eene sigaar. Na een uur rondgereden te
hebben, komen ze bij een bierhuis, en hier
houdt de wagen stil en verkwikt het ge
zelschap zich aan een glas bier. Toen het
Op betalen aankwam en een der heeren
den kellner vroeg, hoeveel hij moest heb
ben, bekwam hij dit antwoord:
't Is al betaald, heeren!
Door wien dan? vroeg een der hee
ren verrast.
Door dien heer daarhernam de
kellner, op den koetsder wijzende.
Ja, ziet U, heeren, voegde deze erbij,
de eerie beleefdheid is de andere waard1.
HET ERGSTE.
De patiënt: Dokter, zeg mij maar het
ergste.
De dokter (afgetrokken.)Uwe re
kening zal driehonderd gulden bedragen.
EEN FILOSOOF.
Vader: Ik was vandaag bij je onderwij
zer, Jam; die was zeer ontevreden.
ZoonOch, de menschen zijn tegen
woordig nooit tevreden.
DE TWEE BADINGUETS.
Zooals men zich zal herinneren heette
de metselaar, in wiens Ideeren vermomd
Napoleon III uit de gevangewnis te Ham
ontsnapte, Badinguet, en dien naam be
hield hij later zelf altijd als spotnaam. Ge
durende den Italdaanschen veldtocht riep
de keizer een soldaat, die zich bij een der
gevechten dapper onderscheiden had, en
terwijl hij hem het kruis van het legioen
van eer op de borst hechtte, vroeg hij zijp
naam. De man aarzelde, zette een verle
gen gezicht en weigerde eindelijk rond
uit zijn naaim te zeggen; maar toen het
hem bevolen werd en men hem vroeg,
waarom hij er niet voor uit wilde komen,
hoe hij heette, zeide hij naïef: „Ik beet
óók Badinguet.
VERRADEN.
Gast: 't Vleesch is heden uitstekend,
heerlijk malsch.
Kastelein: De knol heeft er ook' slaag
genoeg voor gehad.
TOEKOMST.
Dame: U Heeft mijn dochter nu hooren
zingen; denkt u niet, dat ze oen toekomst
heeft?
DE HUI