Uit het Sociale Leven.
DERDE BLAD
Zaterdag 4 Maart 1922
ZIJN SLACHTOFFER,
Van 't goede te veel?
Het moet erkend we staan met
onze sociale wetgeving vrijwel aan de
spits en de meeste landen komen in
meerdere of mindere mate achter
ons aan.
Men zou geneigd zijn te gelooven,
dat we daar trotsch óp konden zijn,
nademaal sociale voorzieningen niet
slechts de betrokken groep, maar de
geheele samenleving ten goede komt.
Nog gemakkelijker zou men tot die
gedachte neigen, als men in aanmer
king neemt, hoe in 1919 Dresselhuis
c. s. niet bepaald hardloopers
in actie waren om onze sociale wet
geving, met den Minister incluis, op
te drijven.
Maar er is sinds 1919 zoo een en
ander veranderd.
Het zou dwaasheid zijn te ontken
nen, dat verschillende industrieën
met groote moeilijkheden hebben te
kampen en daarnaast wat we hier
niet over 't hoofd mogen zien ge
voelen sommigen zich heel wat be
haaglijker nu het „revolutie-gevaar"
geweken schijnt.
Met het wel te begrijpen gevolg,
dat de liefde en ijver voor de vroegere
socialerigheid sterk bekoeld is en 't
liefst met „socialisme" wordt be
stempeld.
Zij hebben er weinig erg in, dat ze
zélf tot uitbarstingen drijven en mee-
nen volop gelegenheid te hebben,
eigen anti-sociaal inzicht te kunnen
uitleven.
't Mooie zou er ook al spoedig van
zijn af geweest, wanneer dat eenige
jaren in een dergelijk tempo was door
gegaan.
Het is dan ook heusch niet zoo héél
erg, als de „Vrijheidsbond" ons zijn
ware gedaante weer laat zien.
Dat sommige Katholieken met hun
opvattingen dichter bij dien „Bond
staan, dan bij ons en bij 't geen onder
ons leeftdat zij voor hetgeen in de
sociale paragraaf van ons partijpro
gram is neergelegd maar matige be
wondering koesteren, mogen we be
treuren het is op zich zelf nog niet
bepaald een wereldschokkend feit.
Erger wordt het, wanneer niet zoo
terloops, doch in 't openbaar 'n stioo-
ming tot uiting komt van Katholie
ken, waaruit blijkt, dat er neiging
bestaat om verdere sociale voorzorg
te belemmeren en wat reeds tot stand
kwam néér te halen 't liefst zonder
overleg met hen, die daardoor het
eerst en direct getroffen worden.
omdat de „vvereldbonzen" waar
aan we voor een niet gering gedeelte
de malaise te danken" hebben te
vér buiten schot zijn, is het zielkundig
goed gezien die „zondebok" „dicht
bij huis" te kiezen.
Ook de uitingen zelf, doen een
weldoordacht plan vermoeden.
Over arbeiders schrijvende, doet
men dat b.v. door de „economische
zwakkeren" tusschen aanhaalteekens
te plaatsen of men zet er een vraagtee-
ken achter ofwel zooals ik nog de
zer dagen las men verklaart omge
ven door andere zinnen „de stroo
ming destijds voerde nu eenmaal de
sociale wetgeving in de veel te een
zijdige bedding der Arbeidersbescher
ming
M. i. altemaal geluiden, die er op
wijzen, dat er inderdaad van een meer
of minder beduidende strooming moet
gesproken worden, die slechts dan
ongevaarlijk kan blijven, als we onze
oogen niet sluiten voor hetgeen rond
om ons voorvalt en onze organisa-
tie's op hun post blijven.
De politieke kant daarvan be
hoeven we hier niet na te gaan, om
dat zulks in dit boekje minder op
z'n plaats ismaar voor zoover ons
sociale leven daarbij betrokken wordt
meen ik deze aangelegenheid niet
onbesproken te moeten laten.
Vooreerst dan de vraag is er in
derdaad een strooming onder de
Katholieken welke ingaat tegen het
geen eertijds door ons met zooveel
warmte werd voorgestaan Het ant
woord hierop kan, jammer genoeg,
slechts bevestigend zijn.
De wéérzin, vooral in de groot
industrie, doch óók waarneembaar
in de z.g. middenbedrijven, tegen het
geen eertijds met andere groepen in
het „Paaschmanifest" is neergelegd
de heftige campagne tegen een zóó
hoogstaand man als Minister Aalberse,
weleer en feitelijk ook heden nog
de trots van onze partijhet ge
peuter en spitsvondig gedebateer te
gen het streven naar een autonoom
bedrijfsleven om van uitingen door
politici maar niet te sprekenzijn
even zooveel symptonen van een
kentering in het sociale gedachten-
leven bij een deel onzer geloofsgenoo-
ten. 1
En vergis ik mij niet al te zeer,
dan wordt hier en daar de strijd reeds
voorbereid de sociale wetgeving en
wat daarmee samenhangt wordt stel
selmatig als de bron van alle econo
mische moeilijkhedenvoorgehouden.
Wat niet slecht bedacht is, wijl
velen bij tegenslag toch noodwendig
een „zondebok" noodig hebben en
Nu we de eerste vraag dus nood
gedwongen bevestigend moeten be
antwoorden, dringt zich een tweede
met geweld aan ons op, n.l.gaan
we inderdaad verkeerd, of is hetgeen
nu tot uiting komt, onsociaal
Het antwoord op deze vraag, zal
dunkt mij ervan afhangen vanuit wel
ken gezichtshoek men onze sociale
wetten wil bezien.
Wilde men-slechts wijziging in dien
zin, dat voor zoover eenigszins moge
lijk een autonoom bedrijfsleven wordt
geschapen, dat binnen eigen grenzen
of in gemeenschap met andere bedrij
ven*) zijn eigen sociale aangelegen
heid tracht te regelen dan is daarover
wel te praten, zonder ook maar eenige
opschudding te maken
Wil men beweren, dat een van boven
af opgelegde en voor alle of nagenoeg
alle bedrijven geldende wet uit haar
aard de noodige soepelheid mist en
dus alweer het georganiseerd bedrijf
op de eerste plaats is aangewezen zijn
eigen wetten te maken, binnen de
grenzen van het wettelijk gestelde en
onder controle van de bevoegde
macht, niemand zal zich daarvoor
bevreesd maken.
Wie de werken van Minister Aal
berse leest, zal ervaren, dat ook hij de
sociale voorzieningen waar mogelijk,
door het georganiseerde bedrijf en
slechts voor zoover noodzakelijk door
de Overheid wil doen verrichten.
Niemand kan en mag blind zijn voor
werkelijk bestaande bezwaren tegen
wetten of voorzieningen, wijl op den
duur van zulke bezwaren de arbeider
zelf de dupe zou zijn en met een schel
den tegen de „reactie" verandert dat
niet.
Maar nogmaals, dan moeten het
werkelijke bezwaren zijn en dient het
grootst mogelijk overleg te worden
gepleegd.
Vele bezwaren die b.v. nu tegen de
Arbeidswet worden aangevoerd, zou
den heel wat gemakkelijker te onder
vangen zijn, wanneer niet te voren
de arbeiders wantrouwend waren ge
maakt door' verschillende werkgevers
die er naar streefden den arbeidsdag
ongemotiveerd te verlengen en óver
de organisatie's heen.
Wat de werkloozenvoorziening be
treft* niemand ontkent dat er gebre
ken aan zijn maar men vergete niet,
dat zulks moest ter hand genomen
worden in een crisistijd. Welk
systeem men ook gevolgd zou hebben,
steeds zouden deze abnormale tijden
hun stempel daarop hebben gedrukt
en een normaal functioneeren van de
kassen zou onmogelijk zijn gebleKen.
Dit nu is oorzaak, dat èn voor uit-
keering èn voor werkverschaffing groo
te sommen moeten bijgepast worden
door het Rijk en ook dat is weer een
reden waarom fouten gemaakt worden.
Maar hebben wij die zich over die
gebreken en over dat geld zoo be
zorgd maken wel eens nagedacht
of het wel anders kan en wat er ge
beurd zou zijn, als de Overheid haar
taak niet vervuld had en deze men-
schen aan hun lot had overgelaten.
Hetzelfde geldt voor den woning
bouw. Zeker, ook deze voorziening
kost schatten gelds, maar wie durft
het op zich te nemen den woningnood
met al de zedelijke ellende daaraan
verbonden, maar te laten bestaan en
dus een der meest vitale volksbelangen
te verivaarloozen.
Ook het forceeren van den woning
bouw heeft aanleiding gegeven tot
misstanden. Niemand ontkent, dat
de verhouding verstoord was tusschen
de loonen welke somtijds aan bouw
vakarbeiders werden betaald en die,
waarvoor andere groepen plegen te
werken.
Kan de woningbouw bevorderd wor
den, door daarin meer regelmaat te
brengen, dan zal niemand daartegen
gegronde bezwaren kunnen aanvoeren,
mits men gelijktijdig nagaat of niet
sommige aannemers, architecten e. d.
te groote belooning verlangen.
Het gaat er ten slotte niet om, of
er misstanden zijn want die kunnen
en moeten bestreden worden, maar liet
gaat om de zaak zelf. En dan mogen
we het bedenkelijk vinden, dat daar
voor in onzen tijd zulke groote offers
gevraagd worden we mogen zelfs van
oordeel zijn dat het op den duur vast
moet loopenals dergelijke nooden
niet gelenigd worden zijn we nog vér
der achterop.
Moge dit hun, die meenen dat we de
hedendaagsche economische ruïne kun
nen opknappen door eenige noodza
kelijke zij het dan dure sociale
voorzieningen af te schaffen, tot be
zinning brengen; van den'anderen
kant ook hen, die niet genegen zijn om
bestaande misstanden tegen te gaan.
Het is een voiksbc'ang van den eer
sten rang, dat geen van deze twee
„uitersten" aan het woord komen.
De werKgevers, in het meubelmaker
en behangersbedrijf hebben hun voor
stellen voor defnieuwe overeenkomst
kenbaar gemaakt.
Ook deze voorstellen houden een
belangrijke verlaging in.
De Leidsche Katoenmaatschappij
heeft 10% loonsverlaging ingevoerd.
De Moaerne Landarbeidersbond,
heeft Zaterdag j.l. de loonactie 1922
in Groningen met de besturen dier af-
deelingen besproken.
De Vergadering sprak zich uit om voor
1922 een Collectief contract af te slui
ten, waarvoor sam nwerking met de
andere Bonden zal worden gezocht,
Een verandering in het pacht-
contract.
De landerijen van de Gemeente
Zwolle zijn dit jaar op een andere wijze
verpacht, dan»gèbruikelijk was,vroeger
werd voor 6 jaar verpacht. De lande
rijen zijn nu publiek verhuurd voor 3
jaar. Een beëedigde commissie zal
telkens om de 3 jaar opnieuw den
huurprijs vaststellen tot 15 jaar is
verhuurd.
Alsdan zal een nieuwe verpachting
plaats vinden.
Een dergelijk systeem is ongetwijfeld
een stap in de goede richting maar
geeft toch volstrekt niet de oplossing
welke benoodigd is.
Het pachtstelsel kan alleen maar
door algeheele wijziging bevrediging
wekken en het is wel eigenaardig dat
deze kwestie waarmede een groot
algemeen belang gemoeid is, zoo wei
nig aandacht trekt buiten den kring
van direct belanghebbenden.
Een autonoom bedrijfsleven.
Onder bedrijven wordt in deze een
tak van productie bedoeld.
Het Patroonsblad orgaan van de
R.K. Werkgeversvereniging heeft
volgens zijn aankondiging den r_k.
kamerleden gevraagd, hoe zij staan
tegenover maatregelen if „bescher
ming van onze industrie.
Volgens het blad hebben sommigen
zich heel diplomatisch van de zaak
afgemaakt, wat niet bepaald in hun
.nadeel behoeft te pleiten.
We kunnen dat laten Voor wat het
is en toch van oordeel zijn, dat het
geen aanbeveling verdient om een
dergelijke methode te volgen.
Welk een verwarring moet het ge
ven ir dien de verschillende groepen
bij voorkomende gelegenheden de in-
dividueele meeningen van onze kamer
leden gaan opvragen.
Heeft ons partijprogram werkelijk
nog eenige beteekenis, dan zal dat
toch richtsnoer moeten zijn voor hen,
die daarop gekozen worden en kun
nen persoonlijke meeningen slechts
verwarring brengen.
En daaraan hebben we nu juist
niet zoo'n dringende behoefte, meen
ik.
A. J. LOERAKKER
De malaise in het bedrijfsleven.
Volgens het orgaan van de R. K.
Naaisters en kleermakers, heeft
de Federatie van werkgeversbonden
in dat bedrijf van verdere onderhan
deling afgezien en wil de eisch van
15% loonsverlaging'doorgevoerd zien.
De vereeniging Van patroons in het
Dames-kleeding bedrijf te Amsterdam
heeft het contract, hetwelk per 1
Maart afloopt, opgezegd en bereids
voorstellen voor een nieuwe overeen
komst aan de arbeidersofganisatie's
toegezonden, waarin eveneens loons
verlaging wordt voorgesteld.
De Gecombineerde Bestuursver
gadering van het Bureau v. d. R. K.
'Vakorganisatie, bijeen o.p 27 Februari
1922, behandelde V onderwerp
„Publiekrechtelij! B Irijfsorganisatie
in verhouding tot ..■mdendvcrklaring
van de C. A." en sprak haar oordeel
uit
1. dat er geenerlei aanleiding bestaat
om wijziging te brengen inzake de
vroeger door haar uitgesproken mee
ning, dat wenschelijk "is (zooals ook
buiten 's lands wordt verlangd) een
autonoom bedrijfsleven, waarin, vrij
van overtollige overheidsbemoeiing
inaar met waarborgen voor krachtige
bescherming van het gemeenschaps
belang, bedrijfsgenooten, Onafgebroken
voor het geheele bedrijf geldende rege
lingen stellen en handhaven
2a.dat het vooral in den laatsten
tijd wel geuite verlangen naareeen
wettelijke regeling van de mogelijkheid
ojn een C. A. voor niet-georganiseerde
te verklaren in den zelfden grond
wortelt als het onder Nol genoemde
streven., immers tot doei heeft, om
alle bedrijfsgenooten om het enkele feit
van hun bedrijfs genootschap onont
koombaar, publiekrechtelijk, samen
te vaten
2b dat aan dit verlangen mear
aanneembaar dient tegemoet gekomen
te worden door een wettelijke "regeling,
waarbij o. a. voor elk bedrijf, waarvoor
een C. A., is bindend verklaard, een
college van overleg en arbitrage in het
leven wordt geroepen
3 dat, door het logisch en gedeel-
1 ijk historisch samentreffen van beide
genoemde vraagstukken, een zoodani
ge oplossing gewenscht is, dat, n ast
de wettelijke regeling van de moge
lijkheid om een C.A. bindend te verkla
ren voor niet-georganiseerden, mede
wettelijk de mogelijkheid wordt ge-
geschapen, om zoodra aan organisa
torische en psychologische voorwaar
den is voldaan, aan een bedrijf de
autonomie, bedoelt in Nol te verlee-
nen.
Met ingang van 1 Januari 1922
zijn de verzekeringsplichtige bedrij
ven opnieuw in gevarenklassen inge
deeld.
Dit is een indeeling per Koninklijk
Besluit op grond van de 5-jaarlijk-
sche balans van de Rijksverzekerings
bank.
Bij dat Koninklijk Besluit wordt
niet ell e onderneming afzonderlijk
in een klasse geplaatst, maar worden
de bedrijven dit opgevat in den
zin van takken van industrie of han
del ingedeeld.
De Rijksverzekeringsbank heeft nu
verder tot taak eiken werkgever af
zonderlijk een gevarencijfer aan te
wijzen. (Elke gevarenklasse omvat
namelijk een aantal geva encijfers.)
De nieuwe indeeling in gevaren-
klassen wijkt wel hier en daar af van
de oude, maar over het algemeen
zijn die afwijkingen niet belangrijk.
Enkele bedrijfsgroepen zijnwat
lager, enkele andere zijn wat hooger
geplaatst. Sommige zijn ingedeeld
gebleven zooals ze dit reeds waren.
Tevens is met ingang van 1 Januari
1922 het zoogenaamde tarief gewij
zigd.
Dat tarief wijst aan wat een werk
gever, wiens onderneming een bepaald
(gevarencijfer is toegekend, van zijn
uitbetaald arbeidsloon aan premie
heeft te betalen.
Tot en met 31 December 1921 wa
het tarief dusdanig, dat bij een ge
varencijfer van 10 betaald moest
worden 0.85 pet. van het loon.
Bij gevarencijfer 15 was het y2 x
0.85 pet., d.i. 1.275 pet., bij gevaren
cijfer 40 was het 4 x 0.85 pet., d. i.
3.4 pet.
Het tarief, dat geldig is vanaf 1
Januari 1922 brengt eenige Verhoo
ging-
Bij gevarencijfer 10 betaalt men
voortaan 1 pet., bij gevarencijfer 15
voortaan 1.5 pet., bij gevarencijfer
40 voortaan 4 pet. en verder naar
Verhouding. P K
Stand op 1 Januari 1922.
OuderdomsrenteAantal 15367,
totaal bedrag per j.aar*f 2 303 002
WeduwenrenteAantal 907,
totaal bedrag per jaar 160 528
Weezenrente Aantal 2254
totaal bedrag per jaar n 411.966
Totaal rentebedrag per jaar
'f 2.875.496
dus bijna
drié millioen gulden.
Bovendien had in 2415 gevallen
een geneeskundige behandeling plaats
ter voorkoming van blijvende inva
liditeit en waren op 1 januari 1922
nog 569 verzekerden ter observatie
opgenomen.
Sociale Verzekeringsgids.
De jongste vergadering van den
L. T. B.
(Ingezonden.)
Leiden 3 Maart 1922.
Geachte Redactie,
Beleefd verzoek ik voor het volgende
eenige plaatsruimte in uw veel gelezen
blad.
Volgens een door het Secretariaat
van den L. T. B. aan de pers verstrekt
communiqué, had te Haarlem verleden
ring plaats, welke een uitstekend ver
loop had. In den Bond bestond groote
ontevredenheid, er werd „gekankerd"
enz. alles gevolgen van.den wereld
oorlog, die bij alles waaraan reeds
schuldig, ook dit nog toegeschoven
krijgt. D 'enwenschten reorganisa
tie, well de rok volgens art. 18 nieuwe
statutent te zijn verkregen en welk
resultaat- ziju moeten zijn van den
arbeiddcr door een voorafgaande alg.
verg. inhet leven geroepen commissie.
Wat zonderling aandeed, was dat
deze commissie aan haar opdracht
geefster, de alg. vergadering, geen rap
port uitbracht. Deze commissie, zoo
wel in haar meerderheid als minder
heid, was echter overtuigd, dat deBond
wilde hij aan zijn doel beantwoorden,
een dubbele taak te vervullen had en
wela) bevordering der geestelijke en
stoffelijke standsbelangen, b) beharti
ging van de vak-en bedrijfsbe'angen
der leden. De logische conclusie, welke
uit deze overtuiging moest volgen was,
dat zooals algemeen wordt erkend,
twee zulke uit elkander loopende zaken
verschillende personen van verschillend
inzicht verschillende ontwikkeling
behoeven. In de R. K. Werklieden or
ganisatie werd dit reeds in 1916 er
kend en dienovereenkomstig gehandeld
De R. K. Middenstandsorganisaties
hebben thans het voorbeeld gevolgd,
wat door erkende en kundige leiders
in die organisaties als het alleen juiste
wordt aangenomen. Het Hoofdbe
stuur van den L. T. B. deelt in zijn
meerderheid deze zienswijze echter
niet, en geeft hierdoor dus duidelijk
te kennen, deze zuiver uiteenloopende
belangen in een lichaam teKunnen be
hartigen en tot hun recht te kunnen
brengen. Men wenschte reorganisatie
en welwillend heeft het H. B. toege
stemd, dat meer vakgroepen in den
Bond mogen wonen, als vroeger het
geval was, zelfs mogen deze extra
contributie heffen, ten behoeve van
hun vakgroep. Dat hier slechts een
reglementswijziging en geen reorgani
satie tot stand is gebracht, be
hoeft geen nadere uitleg. Er wordt
door het L. T. B. Bestuur zoo gaarne
geschermd met de terechtwijziging,
dat de leden de werkwijze van hun or
ganisatie zoo slecht begrijpen (door
den oorlog waarschijnlijk) en dat zij
vele zaken tot schade van den Bond
met elkander verwarren. Wanneer
wij echter een dergelijk,rverslag van een
alg. vergadering onder oogen krijgen
dan verwonderen wij ons niet, dat le
den weike de vergadering niet bijwoon
den, aan dit verslag geen. touw weten
vast te knoopen. Onze verwondering
stijgt echter, wanneer wij bij monde
van een Hoofdbestuurslid zien gepu
bliceerd, dat hij niet kan gelooven dat
dit verslag met de werkelijkheid over
eenkomt. Echter, het verslag doet ons
dit gelooven, de zaak is weer voor el
kaar, wij gaan weer bergopwaarts,
aan de wenschen der MEERDER
HEID is gevolg gegeven. Niets is
echter minder juist. Allen gingen weer
naar huis, velen onvoldaan, andreen
in den waan iets te hebben bereikt.
Feit is echter dat de bedoeling der
reorganisatiecommissie werd ver
draaid en scheef voorgesteld. Dreige
menten vanaf de bestuurstafel oe
fenden groote pressie uit op devergade"
ring, persoonlijke belangen traden op
den yoorgrond, waaraan vak en orga-
nisatiebelangen werden opgeofferd.
Het voorstel van het H. B. vond
geen algemeenen bijval, doch verwierf
een nietszeggende kleine meerderheid
welke echter de meening der leden in
hun geheel, niet kan hebben
weergegeven. De persoonlijke inzie!»
ten zijn opnieuw gehandhaafd en het
fiasco zal spoedig blijken. Wat andere
organisaties verwierpen en wat thans
bij ons de groote hoofdoorzaak van
onverschilligheid en wantrouwen, van
den geheelen toestand is, doet hier
weer opgeld. Dit is het resultaat van
deze buitengewone alg. vergadering
en wij als leden gevoelen ons gelukkig,
gelukkig als de kooper, die voor een
Hollandsch kwartje op de markt een
zakmes koopt. Behalve een zakmes
heeft hij dan nog een kurkentrekker,
tandenstoker, glassnijder, nagelvijl,
pennemes enz. De kooper heeft echter
aan het een, zoowel als aan het ander
een strop, erg veel, erg goedkoop, doch
te veel voor het geld.
U geachte redactie voor genoten
plaatsruimte dankende, teeken ik
Hoogachtend,
H. van der KALLEN.
van den heer v. d. Kallen goed begrij
pen, dan kan hij zich met "de geva"lien
beslissing in den L. T. B. niet al te
best vereenigen.
Iets wat wel eens meer voorkomt.
Toch is hetgeen hij bespreekt een
zuiver interne aangelegenheid van de
betrokken organisatie en zal het bui
tenstaanders moeilijk vallen zich daar
over een oordeel te vormen.
Veel waarschijnlijker is, dat deze
kwestie welke nu vrijwel in alle groe
pen gediend heeft, het best binnen
die organisatie rustig besproken wordt.
De zaak is toch niet zóó eenvoudig
als de inzender haar stelt en zeker
niet in één adem te noemen met werk
lieden en middenstandsbonden.
De landbouworganisatie^ zijn ge
heel anders opgezet en dus historisch
anders gegroeid-. Het federatief ver
band met andere organisatie's, waar
van de structuur vrijwel met dien van
den L. T. B. overeenstemt kan even
min geheel verwaarloosd worden
waar nog bij komt dat de verschillende
bedrijfsgroepen geheel anders zijn als
de voor vergelijking genomen or
ganisatie's. Iets wat vooral bij den L.
T. B. zéér sterk uitkomt.
Een behartiging van specifieke vak
belangen zal met veel tact ondernomen
moeten worden, wil men den L. T. B.
niet in onbeteekenende gewestelijke
bondjes verscheuren.
Nu zijn moeilijkheden er wel om
overwonnen te worden, maar ook in
deze kon het betere wel eens de vijand
van het goede blijken en daa om zal
rustig overlegde zaak meer bevorde
ren dan veel'leven naar buiten.'
/FEUILLETON.
30.
•„En waarvan zult ge leven
„Ik zal werken. O, ik zal moed heb
ben voor hem 't niet zoo, mijn aan
gebeden kind, ge wilt me niet missen
Het kind drukte zich tegen zijn moe
der aan.
„O neen, moedertje
„Ge zult moeder i et verlaten, die
u zoo lief heeft, moeder, die u aanbidt
Die u het leven ge:c ionken heeft, die
u van den dood redde."
De kleine wierp zich in de armen van
Christine en prevelde „Ik houd zoo
veel van u, moedertje!"
In heilige geestdrift hief zij hem
hoog op en terwijl "are oogen vol
tranen stonden, riep z „Geen men-
schelijke macht zal i.em mij kunnen
ontnemen."
De barones en de dokter v e uien.
Laatstgenoemde, die eens r e over
het geval had nagedacht, zeide
„dat is werkelijk misschien het eenige,
wat er gedaan kan worden, daar ge
den markies niet wilt terugzien."
„Bedoelt ge te vluchten
„Te vluchten met uw kind, maar
dan ook dadelijk."
„Ik zal dezen avond nog vertrek
ken."
- „Ge zult niet alleen gaan," zei de
dokter, „ik ga met u mede."
Christine stak hem de hand toe.
„Dank," zei ze. „Gij zijt goed voor
mij."
Zij vertrokken. Eenige dagen later
kwam dokter Bernau alleen terug
op het kasteel. Hij scheen zeer ont
roerd en zijne oogen stonden vol
tranen.
ILve dochter," zeide hij tot de ba
rones, „is eene heilige en eene marte
lares."
Een portefeuille uit den zak halende,
nam hij er twee portretten uit.
„Ziehier wat zij was." En hij over
handigde de arme moeder een portret
harer dochter, waarop zij afgebeeld
was in al de schittering van haar
overheerlijke schoonheid. „Zij heeft
gewenscht," zeide hij, „dat gij het
zoudt bewaren om u herinneren
wat zij was."
'i De barones wees op haar voor
hoofd „Is haar beeld daar dan i. t
ingegr f.
De geneesheer nam de andere pho-
tografie „Ziedaar, wat zij is."
De barones slaakte een kreet van
afschuw „Wat is dat, wat moet dat
beduiden 1"
„Dat is Christine, uw dochter."
„Christine
„Ja. Zoo leelijk en bijna mismaakt,
heeft zij zich'.veroordeeld om voortaan
te leven."
„O, de ongelukkige Maar waar
om
„Opdat men haar niet zou kunnen
herkennen. Thans zal zij zich geheel
onopgemerkt tusschen de menigte
kunnen bewegen, en anders zou hare
schoonheid zulks onmogelijk g maakt
hebben. Zij noemt zich vrouw ^eblond.
Zij is weduwe. Haar echtgenoot was
een ingenieur, die omkwam bij een on
geluk."
De barones stond verplets „En gij
hebt haar toegestaan dat te doen!"
„Ik heb haar zelfs geholpen. Het
is 't eenige middel."
„Voor het overige deel van haar le
ven is zij mismaakt."-
„Zij gelooft 't, maar dat is niet zoo.
De stof, waarmede ik haar gelaat be
streken heb om er de fraaie kleur van
te ontnemen en zelfs iets leelijks aan
haar trekken te geven, zal mettertijd
verdwijnen en.zonder dat zij het be
merkt, wordt zij weder de schoone.
Zij weet 't niet en voor het oogenblik
is 't beter, dat zij leelijk is. De markies
zal alle krachten inspannen om zich
Van het kind meester te maken, al
was 't alleen maar om zich te wreken.
Dan het is een eerste eisch.dat zij aan
alle vervolgingen, aan al zijn onder
zoeken ontkome. Bovendien moet ik
u zeggen, dat ik hare overtuiging be
gin te deelen. Ik begin te gelooven,
dat de markies d'Arbois is, die Paul
vermoord heeft."
Mevrouw de Mézière hief de handen
hemelwaarts, als wilde zij hem af
vragen, of dergelijke gruwelen moge
lijk waren.
EINDE VAN HET EERSTE DEEL.
TWEEDE DEE'.
I.
ONTDEKT.
Opleen Decembermorgen, bij <e
somberen hemel, die donker was
door de dreigende sneeuw, betrad een
jonge vrouw van een sierlijke gestalte,
eenvoudig gekleed, in diepen rouw,
het gelaat met een dikken sluier be
dekt, een der postkantoren te Parijs.
Op dat oogenblik was er in het bureau
slechts een enkel man, die bezig was
met het schrijven van een telegram
aan een der tafels, welke voor dat doel
bestemd waren.
Toen die man de jonge vrouw zag
binnentreden, had hij een beweging
gemaakt en zijn pen weggeworpen.
Hij hield haar voortdurend in 't oog.
Zij bemerkte er niets van, maar ging
regelrecht naar het loket voor brieven,
die afgehaald moesten wordei e man
bereikte het in hetzelfde ogenblik
als zij. Zeer beleefd ging hij achteruit
om de jonge vrouw het eerst aan de
beurt te laten en hij bleef in de on
middellijke nabijheid, om te wachten
tot zij geholpen was.
De onbekende boog zich een weinig
voorover, hief haar sluier op, waar
door het mogelijk werd haar mond en
hare tanden te zien, die prachtig wa
ren. Met een bevende stem vroeg zij
zeer zacht
Zoudt ge mij niet kunnen zeggen,
mijnheer, of er een brief is voor me-
vouw Leblond
Opnieuw maakte de man acllte
haar een beweging, 't Was alsof hij
zich verkneukelde van plezier.
De postbeambte hief het hoofd op,
keek de dame aan, die hem aansprak
en zeide „Ik zal eens zien, nuv ouw."
Hij stak de hand in een kastje boven
zijn hoofd, haalde er een pak brieven
uit, bekeek ze een voor een en zeide i
„Ja, mevrouw, er is er een voor me
vrouw Leblond."
De jonge vrouw was blijkbaar zeer
verheugd en stak de hand uit om den
brief aan te nemen, dien zij blijkbaaï
met ongeduld verwachtte. De be
ambte gaf hem echter niet.
Hij vroeg: „Hebt ge h.t bewijs,
dat gij de geadresseerde zijt
Maar zelfs, wanneer vast stond, dat
we onvermijdelijk terug moeten, dan
nog - neen, dan vooral dient de
legale weg bewandeld en door overleg
met de daarvoor bestemde organen
verricht te worden wat noodzakelijk
is. Want men mag wel ziende blind
zijn, om niet te bemerken, dat een
drijven naar een teruggang, zonder de
arbeiders daarin te kennen, de dolste
onderneming is, waaraan men kan
beginnen.
Een nieuwe methode.
Anderen echter scnijrrerr „ei in ge
vlogen te zijn en zoo publiceerde
het wat door een onzer kamerleden
dienaangaande ten beste is gegeven.
Het nieuwe tarief voor de Ongevallenwet
1921.
Wat de Invaliditeitswet biedt.
VVWlv v. t0 111
CW.ordt vervolgd),