Uit het Sociale Leven. DERDE BLAD Zaterdag 4 Maart 1922 ZIJN SLACHTOFFER, Van 't goede te veel? Het moet erkend we staan met onze sociale wetgeving vrijwel aan de spits en de meeste landen komen in meerdere of mindere mate achter ons aan. Men zou geneigd zijn te gelooven, dat we daar trotsch óp konden zijn, nademaal sociale voorzieningen niet slechts de betrokken groep, maar de geheele samenleving ten goede komt. Nog gemakkelijker zou men tot die gedachte neigen, als men in aanmer king neemt, hoe in 1919 Dresselhuis c. s. niet bepaald hardloopers in actie waren om onze sociale wet geving, met den Minister incluis, op te drijven. Maar er is sinds 1919 zoo een en ander veranderd. Het zou dwaasheid zijn te ontken nen, dat verschillende industrieën met groote moeilijkheden hebben te kampen en daarnaast wat we hier niet over 't hoofd mogen zien ge voelen sommigen zich heel wat be haaglijker nu het „revolutie-gevaar" geweken schijnt. Met het wel te begrijpen gevolg, dat de liefde en ijver voor de vroegere socialerigheid sterk bekoeld is en 't liefst met „socialisme" wordt be stempeld. Zij hebben er weinig erg in, dat ze zélf tot uitbarstingen drijven en mee- nen volop gelegenheid te hebben, eigen anti-sociaal inzicht te kunnen uitleven. 't Mooie zou er ook al spoedig van zijn af geweest, wanneer dat eenige jaren in een dergelijk tempo was door gegaan. Het is dan ook heusch niet zoo héél erg, als de „Vrijheidsbond" ons zijn ware gedaante weer laat zien. Dat sommige Katholieken met hun opvattingen dichter bij dien „Bond staan, dan bij ons en bij 't geen onder ons leeftdat zij voor hetgeen in de sociale paragraaf van ons partijpro gram is neergelegd maar matige be wondering koesteren, mogen we be treuren het is op zich zelf nog niet bepaald een wereldschokkend feit. Erger wordt het, wanneer niet zoo terloops, doch in 't openbaar 'n stioo- ming tot uiting komt van Katholie ken, waaruit blijkt, dat er neiging bestaat om verdere sociale voorzorg te belemmeren en wat reeds tot stand kwam néér te halen 't liefst zonder overleg met hen, die daardoor het eerst en direct getroffen worden. omdat de „vvereldbonzen" waar aan we voor een niet gering gedeelte de malaise te danken" hebben te vér buiten schot zijn, is het zielkundig goed gezien die „zondebok" „dicht bij huis" te kiezen. Ook de uitingen zelf, doen een weldoordacht plan vermoeden. Over arbeiders schrijvende, doet men dat b.v. door de „economische zwakkeren" tusschen aanhaalteekens te plaatsen of men zet er een vraagtee- ken achter ofwel zooals ik nog de zer dagen las men verklaart omge ven door andere zinnen „de stroo ming destijds voerde nu eenmaal de sociale wetgeving in de veel te een zijdige bedding der Arbeidersbescher ming M. i. altemaal geluiden, die er op wijzen, dat er inderdaad van een meer of minder beduidende strooming moet gesproken worden, die slechts dan ongevaarlijk kan blijven, als we onze oogen niet sluiten voor hetgeen rond om ons voorvalt en onze organisa- tie's op hun post blijven. De politieke kant daarvan be hoeven we hier niet na te gaan, om dat zulks in dit boekje minder op z'n plaats ismaar voor zoover ons sociale leven daarbij betrokken wordt meen ik deze aangelegenheid niet onbesproken te moeten laten. Vooreerst dan de vraag is er in derdaad een strooming onder de Katholieken welke ingaat tegen het geen eertijds door ons met zooveel warmte werd voorgestaan Het ant woord hierop kan, jammer genoeg, slechts bevestigend zijn. De wéérzin, vooral in de groot industrie, doch óók waarneembaar in de z.g. middenbedrijven, tegen het geen eertijds met andere groepen in het „Paaschmanifest" is neergelegd de heftige campagne tegen een zóó hoogstaand man als Minister Aalberse, weleer en feitelijk ook heden nog de trots van onze partijhet ge peuter en spitsvondig gedebateer te gen het streven naar een autonoom bedrijfsleven om van uitingen door politici maar niet te sprekenzijn even zooveel symptonen van een kentering in het sociale gedachten- leven bij een deel onzer geloofsgenoo- ten. 1 En vergis ik mij niet al te zeer, dan wordt hier en daar de strijd reeds voorbereid de sociale wetgeving en wat daarmee samenhangt wordt stel selmatig als de bron van alle econo mische moeilijkhedenvoorgehouden. Wat niet slecht bedacht is, wijl velen bij tegenslag toch noodwendig een „zondebok" noodig hebben en Nu we de eerste vraag dus nood gedwongen bevestigend moeten be antwoorden, dringt zich een tweede met geweld aan ons op, n.l.gaan we inderdaad verkeerd, of is hetgeen nu tot uiting komt, onsociaal Het antwoord op deze vraag, zal dunkt mij ervan afhangen vanuit wel ken gezichtshoek men onze sociale wetten wil bezien. Wilde men-slechts wijziging in dien zin, dat voor zoover eenigszins moge lijk een autonoom bedrijfsleven wordt geschapen, dat binnen eigen grenzen of in gemeenschap met andere bedrij ven*) zijn eigen sociale aangelegen heid tracht te regelen dan is daarover wel te praten, zonder ook maar eenige opschudding te maken Wil men beweren, dat een van boven af opgelegde en voor alle of nagenoeg alle bedrijven geldende wet uit haar aard de noodige soepelheid mist en dus alweer het georganiseerd bedrijf op de eerste plaats is aangewezen zijn eigen wetten te maken, binnen de grenzen van het wettelijk gestelde en onder controle van de bevoegde macht, niemand zal zich daarvoor bevreesd maken. Wie de werken van Minister Aal berse leest, zal ervaren, dat ook hij de sociale voorzieningen waar mogelijk, door het georganiseerde bedrijf en slechts voor zoover noodzakelijk door de Overheid wil doen verrichten. Niemand kan en mag blind zijn voor werkelijk bestaande bezwaren tegen wetten of voorzieningen, wijl op den duur van zulke bezwaren de arbeider zelf de dupe zou zijn en met een schel den tegen de „reactie" verandert dat niet. Maar nogmaals, dan moeten het werkelijke bezwaren zijn en dient het grootst mogelijk overleg te worden gepleegd. Vele bezwaren die b.v. nu tegen de Arbeidswet worden aangevoerd, zou den heel wat gemakkelijker te onder vangen zijn, wanneer niet te voren de arbeiders wantrouwend waren ge maakt door' verschillende werkgevers die er naar streefden den arbeidsdag ongemotiveerd te verlengen en óver de organisatie's heen. Wat de werkloozenvoorziening be treft* niemand ontkent dat er gebre ken aan zijn maar men vergete niet, dat zulks moest ter hand genomen worden in een crisistijd. Welk systeem men ook gevolgd zou hebben, steeds zouden deze abnormale tijden hun stempel daarop hebben gedrukt en een normaal functioneeren van de kassen zou onmogelijk zijn gebleKen. Dit nu is oorzaak, dat èn voor uit- keering èn voor werkverschaffing groo te sommen moeten bijgepast worden door het Rijk en ook dat is weer een reden waarom fouten gemaakt worden. Maar hebben wij die zich over die gebreken en over dat geld zoo be zorgd maken wel eens nagedacht of het wel anders kan en wat er ge beurd zou zijn, als de Overheid haar taak niet vervuld had en deze men- schen aan hun lot had overgelaten. Hetzelfde geldt voor den woning bouw. Zeker, ook deze voorziening kost schatten gelds, maar wie durft het op zich te nemen den woningnood met al de zedelijke ellende daaraan verbonden, maar te laten bestaan en dus een der meest vitale volksbelangen te verivaarloozen. Ook het forceeren van den woning bouw heeft aanleiding gegeven tot misstanden. Niemand ontkent, dat de verhouding verstoord was tusschen de loonen welke somtijds aan bouw vakarbeiders werden betaald en die, waarvoor andere groepen plegen te werken. Kan de woningbouw bevorderd wor den, door daarin meer regelmaat te brengen, dan zal niemand daartegen gegronde bezwaren kunnen aanvoeren, mits men gelijktijdig nagaat of niet sommige aannemers, architecten e. d. te groote belooning verlangen. Het gaat er ten slotte niet om, of er misstanden zijn want die kunnen en moeten bestreden worden, maar liet gaat om de zaak zelf. En dan mogen we het bedenkelijk vinden, dat daar voor in onzen tijd zulke groote offers gevraagd worden we mogen zelfs van oordeel zijn dat het op den duur vast moet loopenals dergelijke nooden niet gelenigd worden zijn we nog vér der achterop. Moge dit hun, die meenen dat we de hedendaagsche economische ruïne kun nen opknappen door eenige noodza kelijke zij het dan dure sociale voorzieningen af te schaffen, tot be zinning brengen; van den'anderen kant ook hen, die niet genegen zijn om bestaande misstanden tegen te gaan. Het is een voiksbc'ang van den eer sten rang, dat geen van deze twee „uitersten" aan het woord komen. De werKgevers, in het meubelmaker en behangersbedrijf hebben hun voor stellen voor defnieuwe overeenkomst kenbaar gemaakt. Ook deze voorstellen houden een belangrijke verlaging in. De Leidsche Katoenmaatschappij heeft 10% loonsverlaging ingevoerd. De Moaerne Landarbeidersbond, heeft Zaterdag j.l. de loonactie 1922 in Groningen met de besturen dier af- deelingen besproken. De Vergadering sprak zich uit om voor 1922 een Collectief contract af te slui ten, waarvoor sam nwerking met de andere Bonden zal worden gezocht, Een verandering in het pacht- contract. De landerijen van de Gemeente Zwolle zijn dit jaar op een andere wijze verpacht, dan»gèbruikelijk was,vroeger werd voor 6 jaar verpacht. De lande rijen zijn nu publiek verhuurd voor 3 jaar. Een beëedigde commissie zal telkens om de 3 jaar opnieuw den huurprijs vaststellen tot 15 jaar is verhuurd. Alsdan zal een nieuwe verpachting plaats vinden. Een dergelijk systeem is ongetwijfeld een stap in de goede richting maar geeft toch volstrekt niet de oplossing welke benoodigd is. Het pachtstelsel kan alleen maar door algeheele wijziging bevrediging wekken en het is wel eigenaardig dat deze kwestie waarmede een groot algemeen belang gemoeid is, zoo wei nig aandacht trekt buiten den kring van direct belanghebbenden. Een autonoom bedrijfsleven. Onder bedrijven wordt in deze een tak van productie bedoeld. Het Patroonsblad orgaan van de R.K. Werkgeversvereniging heeft volgens zijn aankondiging den r_k. kamerleden gevraagd, hoe zij staan tegenover maatregelen if „bescher ming van onze industrie. Volgens het blad hebben sommigen zich heel diplomatisch van de zaak afgemaakt, wat niet bepaald in hun .nadeel behoeft te pleiten. We kunnen dat laten Voor wat het is en toch van oordeel zijn, dat het geen aanbeveling verdient om een dergelijke methode te volgen. Welk een verwarring moet het ge ven ir dien de verschillende groepen bij voorkomende gelegenheden de in- dividueele meeningen van onze kamer leden gaan opvragen. Heeft ons partijprogram werkelijk nog eenige beteekenis, dan zal dat toch richtsnoer moeten zijn voor hen, die daarop gekozen worden en kun nen persoonlijke meeningen slechts verwarring brengen. En daaraan hebben we nu juist niet zoo'n dringende behoefte, meen ik. A. J. LOERAKKER De malaise in het bedrijfsleven. Volgens het orgaan van de R. K. Naaisters en kleermakers, heeft de Federatie van werkgeversbonden in dat bedrijf van verdere onderhan deling afgezien en wil de eisch van 15% loonsverlaging'doorgevoerd zien. De vereeniging Van patroons in het Dames-kleeding bedrijf te Amsterdam heeft het contract, hetwelk per 1 Maart afloopt, opgezegd en bereids voorstellen voor een nieuwe overeen komst aan de arbeidersofganisatie's toegezonden, waarin eveneens loons verlaging wordt voorgesteld. De Gecombineerde Bestuursver gadering van het Bureau v. d. R. K. 'Vakorganisatie, bijeen o.p 27 Februari 1922, behandelde V onderwerp „Publiekrechtelij! B Irijfsorganisatie in verhouding tot ..■mdendvcrklaring van de C. A." en sprak haar oordeel uit 1. dat er geenerlei aanleiding bestaat om wijziging te brengen inzake de vroeger door haar uitgesproken mee ning, dat wenschelijk "is (zooals ook buiten 's lands wordt verlangd) een autonoom bedrijfsleven, waarin, vrij van overtollige overheidsbemoeiing inaar met waarborgen voor krachtige bescherming van het gemeenschaps belang, bedrijfsgenooten, Onafgebroken voor het geheele bedrijf geldende rege lingen stellen en handhaven 2a.dat het vooral in den laatsten tijd wel geuite verlangen naareeen wettelijke regeling van de mogelijkheid ojn een C. A. voor niet-georganiseerde te verklaren in den zelfden grond wortelt als het onder Nol genoemde streven., immers tot doei heeft, om alle bedrijfsgenooten om het enkele feit van hun bedrijfs genootschap onont koombaar, publiekrechtelijk, samen te vaten 2b dat aan dit verlangen mear aanneembaar dient tegemoet gekomen te worden door een wettelijke "regeling, waarbij o. a. voor elk bedrijf, waarvoor een C. A., is bindend verklaard, een college van overleg en arbitrage in het leven wordt geroepen 3 dat, door het logisch en gedeel- 1 ijk historisch samentreffen van beide genoemde vraagstukken, een zoodani ge oplossing gewenscht is, dat, n ast de wettelijke regeling van de moge lijkheid om een C.A. bindend te verkla ren voor niet-georganiseerden, mede wettelijk de mogelijkheid wordt ge- geschapen, om zoodra aan organisa torische en psychologische voorwaar den is voldaan, aan een bedrijf de autonomie, bedoelt in Nol te verlee- nen. Met ingang van 1 Januari 1922 zijn de verzekeringsplichtige bedrij ven opnieuw in gevarenklassen inge deeld. Dit is een indeeling per Koninklijk Besluit op grond van de 5-jaarlijk- sche balans van de Rijksverzekerings bank. Bij dat Koninklijk Besluit wordt niet ell e onderneming afzonderlijk in een klasse geplaatst, maar worden de bedrijven dit opgevat in den zin van takken van industrie of han del ingedeeld. De Rijksverzekeringsbank heeft nu verder tot taak eiken werkgever af zonderlijk een gevarencijfer aan te wijzen. (Elke gevarenklasse omvat namelijk een aantal geva encijfers.) De nieuwe indeeling in gevaren- klassen wijkt wel hier en daar af van de oude, maar over het algemeen zijn die afwijkingen niet belangrijk. Enkele bedrijfsgroepen zijnwat lager, enkele andere zijn wat hooger geplaatst. Sommige zijn ingedeeld gebleven zooals ze dit reeds waren. Tevens is met ingang van 1 Januari 1922 het zoogenaamde tarief gewij zigd. Dat tarief wijst aan wat een werk gever, wiens onderneming een bepaald (gevarencijfer is toegekend, van zijn uitbetaald arbeidsloon aan premie heeft te betalen. Tot en met 31 December 1921 wa het tarief dusdanig, dat bij een ge varencijfer van 10 betaald moest worden 0.85 pet. van het loon. Bij gevarencijfer 15 was het y2 x 0.85 pet., d.i. 1.275 pet., bij gevaren cijfer 40 was het 4 x 0.85 pet., d. i. 3.4 pet. Het tarief, dat geldig is vanaf 1 Januari 1922 brengt eenige Verhoo ging- Bij gevarencijfer 10 betaalt men voortaan 1 pet., bij gevarencijfer 15 voortaan 1.5 pet., bij gevarencijfer 40 voortaan 4 pet. en verder naar Verhouding. P K Stand op 1 Januari 1922. OuderdomsrenteAantal 15367, totaal bedrag per j.aar*f 2 303 002 WeduwenrenteAantal 907, totaal bedrag per jaar 160 528 Weezenrente Aantal 2254 totaal bedrag per jaar n 411.966 Totaal rentebedrag per jaar 'f 2.875.496 dus bijna drié millioen gulden. Bovendien had in 2415 gevallen een geneeskundige behandeling plaats ter voorkoming van blijvende inva liditeit en waren op 1 januari 1922 nog 569 verzekerden ter observatie opgenomen. Sociale Verzekeringsgids. De jongste vergadering van den L. T. B. (Ingezonden.) Leiden 3 Maart 1922. Geachte Redactie, Beleefd verzoek ik voor het volgende eenige plaatsruimte in uw veel gelezen blad. Volgens een door het Secretariaat van den L. T. B. aan de pers verstrekt communiqué, had te Haarlem verleden ring plaats, welke een uitstekend ver loop had. In den Bond bestond groote ontevredenheid, er werd „gekankerd" enz. alles gevolgen van.den wereld oorlog, die bij alles waaraan reeds schuldig, ook dit nog toegeschoven krijgt. D 'enwenschten reorganisa tie, well de rok volgens art. 18 nieuwe statutent te zijn verkregen en welk resultaat- ziju moeten zijn van den arbeiddcr door een voorafgaande alg. verg. inhet leven geroepen commissie. Wat zonderling aandeed, was dat deze commissie aan haar opdracht geefster, de alg. vergadering, geen rap port uitbracht. Deze commissie, zoo wel in haar meerderheid als minder heid, was echter overtuigd, dat deBond wilde hij aan zijn doel beantwoorden, een dubbele taak te vervullen had en wela) bevordering der geestelijke en stoffelijke standsbelangen, b) beharti ging van de vak-en bedrijfsbe'angen der leden. De logische conclusie, welke uit deze overtuiging moest volgen was, dat zooals algemeen wordt erkend, twee zulke uit elkander loopende zaken verschillende personen van verschillend inzicht verschillende ontwikkeling behoeven. In de R. K. Werklieden or ganisatie werd dit reeds in 1916 er kend en dienovereenkomstig gehandeld De R. K. Middenstandsorganisaties hebben thans het voorbeeld gevolgd, wat door erkende en kundige leiders in die organisaties als het alleen juiste wordt aangenomen. Het Hoofdbe stuur van den L. T. B. deelt in zijn meerderheid deze zienswijze echter niet, en geeft hierdoor dus duidelijk te kennen, deze zuiver uiteenloopende belangen in een lichaam teKunnen be hartigen en tot hun recht te kunnen brengen. Men wenschte reorganisatie en welwillend heeft het H. B. toege stemd, dat meer vakgroepen in den Bond mogen wonen, als vroeger het geval was, zelfs mogen deze extra contributie heffen, ten behoeve van hun vakgroep. Dat hier slechts een reglementswijziging en geen reorgani satie tot stand is gebracht, be hoeft geen nadere uitleg. Er wordt door het L. T. B. Bestuur zoo gaarne geschermd met de terechtwijziging, dat de leden de werkwijze van hun or ganisatie zoo slecht begrijpen (door den oorlog waarschijnlijk) en dat zij vele zaken tot schade van den Bond met elkander verwarren. Wanneer wij echter een dergelijk,rverslag van een alg. vergadering onder oogen krijgen dan verwonderen wij ons niet, dat le den weike de vergadering niet bijwoon den, aan dit verslag geen. touw weten vast te knoopen. Onze verwondering stijgt echter, wanneer wij bij monde van een Hoofdbestuurslid zien gepu bliceerd, dat hij niet kan gelooven dat dit verslag met de werkelijkheid over eenkomt. Echter, het verslag doet ons dit gelooven, de zaak is weer voor el kaar, wij gaan weer bergopwaarts, aan de wenschen der MEERDER HEID is gevolg gegeven. Niets is echter minder juist. Allen gingen weer naar huis, velen onvoldaan, andreen in den waan iets te hebben bereikt. Feit is echter dat de bedoeling der reorganisatiecommissie werd ver draaid en scheef voorgesteld. Dreige menten vanaf de bestuurstafel oe fenden groote pressie uit op devergade" ring, persoonlijke belangen traden op den yoorgrond, waaraan vak en orga- nisatiebelangen werden opgeofferd. Het voorstel van het H. B. vond geen algemeenen bijval, doch verwierf een nietszeggende kleine meerderheid welke echter de meening der leden in hun geheel, niet kan hebben weergegeven. De persoonlijke inzie!» ten zijn opnieuw gehandhaafd en het fiasco zal spoedig blijken. Wat andere organisaties verwierpen en wat thans bij ons de groote hoofdoorzaak van onverschilligheid en wantrouwen, van den geheelen toestand is, doet hier weer opgeld. Dit is het resultaat van deze buitengewone alg. vergadering en wij als leden gevoelen ons gelukkig, gelukkig als de kooper, die voor een Hollandsch kwartje op de markt een zakmes koopt. Behalve een zakmes heeft hij dan nog een kurkentrekker, tandenstoker, glassnijder, nagelvijl, pennemes enz. De kooper heeft echter aan het een, zoowel als aan het ander een strop, erg veel, erg goedkoop, doch te veel voor het geld. U geachte redactie voor genoten plaatsruimte dankende, teeken ik Hoogachtend, H. van der KALLEN. van den heer v. d. Kallen goed begrij pen, dan kan hij zich met "de geva"lien beslissing in den L. T. B. niet al te best vereenigen. Iets wat wel eens meer voorkomt. Toch is hetgeen hij bespreekt een zuiver interne aangelegenheid van de betrokken organisatie en zal het bui tenstaanders moeilijk vallen zich daar over een oordeel te vormen. Veel waarschijnlijker is, dat deze kwestie welke nu vrijwel in alle groe pen gediend heeft, het best binnen die organisatie rustig besproken wordt. De zaak is toch niet zóó eenvoudig als de inzender haar stelt en zeker niet in één adem te noemen met werk lieden en middenstandsbonden. De landbouworganisatie^ zijn ge heel anders opgezet en dus historisch anders gegroeid-. Het federatief ver band met andere organisatie's, waar van de structuur vrijwel met dien van den L. T. B. overeenstemt kan even min geheel verwaarloosd worden waar nog bij komt dat de verschillende bedrijfsgroepen geheel anders zijn als de voor vergelijking genomen or ganisatie's. Iets wat vooral bij den L. T. B. zéér sterk uitkomt. Een behartiging van specifieke vak belangen zal met veel tact ondernomen moeten worden, wil men den L. T. B. niet in onbeteekenende gewestelijke bondjes verscheuren. Nu zijn moeilijkheden er wel om overwonnen te worden, maar ook in deze kon het betere wel eens de vijand van het goede blijken en daa om zal rustig overlegde zaak meer bevorde ren dan veel'leven naar buiten.' /FEUILLETON. 30. •„En waarvan zult ge leven „Ik zal werken. O, ik zal moed heb ben voor hem 't niet zoo, mijn aan gebeden kind, ge wilt me niet missen Het kind drukte zich tegen zijn moe der aan. „O neen, moedertje „Ge zult moeder i et verlaten, die u zoo lief heeft, moeder, die u aanbidt Die u het leven ge:c ionken heeft, die u van den dood redde." De kleine wierp zich in de armen van Christine en prevelde „Ik houd zoo veel van u, moedertje!" In heilige geestdrift hief zij hem hoog op en terwijl "are oogen vol tranen stonden, riep z „Geen men- schelijke macht zal i.em mij kunnen ontnemen." De barones en de dokter v e uien. Laatstgenoemde, die eens r e over het geval had nagedacht, zeide „dat is werkelijk misschien het eenige, wat er gedaan kan worden, daar ge den markies niet wilt terugzien." „Bedoelt ge te vluchten „Te vluchten met uw kind, maar dan ook dadelijk." „Ik zal dezen avond nog vertrek ken." - „Ge zult niet alleen gaan," zei de dokter, „ik ga met u mede." Christine stak hem de hand toe. „Dank," zei ze. „Gij zijt goed voor mij." Zij vertrokken. Eenige dagen later kwam dokter Bernau alleen terug op het kasteel. Hij scheen zeer ont roerd en zijne oogen stonden vol tranen. ILve dochter," zeide hij tot de ba rones, „is eene heilige en eene marte lares." Een portefeuille uit den zak halende, nam hij er twee portretten uit. „Ziehier wat zij was." En hij over handigde de arme moeder een portret harer dochter, waarop zij afgebeeld was in al de schittering van haar overheerlijke schoonheid. „Zij heeft gewenscht," zeide hij, „dat gij het zoudt bewaren om u herinneren wat zij was." 'i De barones wees op haar voor hoofd „Is haar beeld daar dan i. t ingegr f. De geneesheer nam de andere pho- tografie „Ziedaar, wat zij is." De barones slaakte een kreet van afschuw „Wat is dat, wat moet dat beduiden 1" „Dat is Christine, uw dochter." „Christine „Ja. Zoo leelijk en bijna mismaakt, heeft zij zich'.veroordeeld om voortaan te leven." „O, de ongelukkige Maar waar om „Opdat men haar niet zou kunnen herkennen. Thans zal zij zich geheel onopgemerkt tusschen de menigte kunnen bewegen, en anders zou hare schoonheid zulks onmogelijk g maakt hebben. Zij noemt zich vrouw ^eblond. Zij is weduwe. Haar echtgenoot was een ingenieur, die omkwam bij een on geluk." De barones stond verplets „En gij hebt haar toegestaan dat te doen!" „Ik heb haar zelfs geholpen. Het is 't eenige middel." „Voor het overige deel van haar le ven is zij mismaakt."- „Zij gelooft 't, maar dat is niet zoo. De stof, waarmede ik haar gelaat be streken heb om er de fraaie kleur van te ontnemen en zelfs iets leelijks aan haar trekken te geven, zal mettertijd verdwijnen en.zonder dat zij het be merkt, wordt zij weder de schoone. Zij weet 't niet en voor het oogenblik is 't beter, dat zij leelijk is. De markies zal alle krachten inspannen om zich Van het kind meester te maken, al was 't alleen maar om zich te wreken. Dan het is een eerste eisch.dat zij aan alle vervolgingen, aan al zijn onder zoeken ontkome. Bovendien moet ik u zeggen, dat ik hare overtuiging be gin te deelen. Ik begin te gelooven, dat de markies d'Arbois is, die Paul vermoord heeft." Mevrouw de Mézière hief de handen hemelwaarts, als wilde zij hem af vragen, of dergelijke gruwelen moge lijk waren. EINDE VAN HET EERSTE DEEL. TWEEDE DEE'. I. ONTDEKT. Opleen Decembermorgen, bij <e somberen hemel, die donker was door de dreigende sneeuw, betrad een jonge vrouw van een sierlijke gestalte, eenvoudig gekleed, in diepen rouw, het gelaat met een dikken sluier be dekt, een der postkantoren te Parijs. Op dat oogenblik was er in het bureau slechts een enkel man, die bezig was met het schrijven van een telegram aan een der tafels, welke voor dat doel bestemd waren. Toen die man de jonge vrouw zag binnentreden, had hij een beweging gemaakt en zijn pen weggeworpen. Hij hield haar voortdurend in 't oog. Zij bemerkte er niets van, maar ging regelrecht naar het loket voor brieven, die afgehaald moesten wordei e man bereikte het in hetzelfde ogenblik als zij. Zeer beleefd ging hij achteruit om de jonge vrouw het eerst aan de beurt te laten en hij bleef in de on middellijke nabijheid, om te wachten tot zij geholpen was. De onbekende boog zich een weinig voorover, hief haar sluier op, waar door het mogelijk werd haar mond en hare tanden te zien, die prachtig wa ren. Met een bevende stem vroeg zij zeer zacht Zoudt ge mij niet kunnen zeggen, mijnheer, of er een brief is voor me- vouw Leblond Opnieuw maakte de man acllte haar een beweging, 't Was alsof hij zich verkneukelde van plezier. De postbeambte hief het hoofd op, keek de dame aan, die hem aansprak en zeide „Ik zal eens zien, nuv ouw." Hij stak de hand in een kastje boven zijn hoofd, haalde er een pak brieven uit, bekeek ze een voor een en zeide i „Ja, mevrouw, er is er een voor me vrouw Leblond." De jonge vrouw was blijkbaar zeer verheugd en stak de hand uit om den brief aan te nemen, dien zij blijkbaaï met ongeduld verwachtte. De be ambte gaf hem echter niet. Hij vroeg: „Hebt ge h.t bewijs, dat gij de geadresseerde zijt Maar zelfs, wanneer vast stond, dat we onvermijdelijk terug moeten, dan nog - neen, dan vooral dient de legale weg bewandeld en door overleg met de daarvoor bestemde organen verricht te worden wat noodzakelijk is. Want men mag wel ziende blind zijn, om niet te bemerken, dat een drijven naar een teruggang, zonder de arbeiders daarin te kennen, de dolste onderneming is, waaraan men kan beginnen. Een nieuwe methode. Anderen echter scnijrrerr „ei in ge vlogen te zijn en zoo publiceerde het wat door een onzer kamerleden dienaangaande ten beste is gegeven. Het nieuwe tarief voor de Ongevallenwet 1921. Wat de Invaliditeitswet biedt. VVWlv v. t0 111 CW.ordt vervolgd),

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1922 | | pagina 9