Uit hst Sssiale Leven.
Tweede Blad
8 April 1922
d&mmeëT
yt Hl
TporteYspël
wê m.
ill
m n®
|jp|pl/jlfff
■rm?"4w
ELCK WAT WILS
Socialisatie van den Landbouw.
Bindendverklaring?
Van wet en wetgeving.
DE BEVOEGDHEID OM LANDS
BEDIENINGEN TE BEKLEEDEN.
ONSCHENDBAARHEID VAN HET
BRIEVENGEHEIM.
Wij besluiten de beschouwingen,
die wij hebben gehouden over" de
diverse door de Grondwet gewaar
borgde rechten der Staatsburgers
met een kort woord over de bevoegd
heid om tot landsbedieningen benoemd
te worden en over dc onschendbaar
heid van het brievengeheim.
Ieder Nederlander is tot elke lands
bediening benoembaar en geen vreem
deling is hiertoe benoembaar dan
volgens de bepalingen der wet, zegt
de grondwet. De bedoeling van dit
artikel is -— volgens de commissie
van 17 Maart 1848 dat, wat de be
noembaarheid betreft, de wet geen ver
schil maakt, noch van geboorte, stand
of rang, noch eenig ander, dan dat
der persoonlijke bekwaamheid en van
de voorwaarden voor elke bediening in
het bijzonder gelijkelijk van allen ge
vorderd.
Verder wil het'artikel bepaaldelijk
doen uitkomen, dat de landsbedienin
gen door Nederlanders-moeten wor
den vervuld. Vreemdelingen kunnen
alleen benoemd worden, als de wet
het uitdrukkelijk ve.rmeldt. De hier
bedoelde wet is de wet van 4 Juni 1858
Stbl. 46. Volgens deze wet mogen
vreemdelingen, hier o. a. benoemd
worden tot hoogleeraars, leeraars,
chefs van en beambten bij in-_
richtingen van onderwijs, kunsten etiï
wetenschappen,^ tot consuls-generaal,J
consulaire agenten, kanseliers' en'tob
ken bij gezantschappen en consulaten
ambtenaren van het mijnwezen.
Ook bij dé opdracht der evenge-
noernde fünctie's gaan Nederlanders
voor. Vreemdelingen komen öok dat
slechts bij uitzondering in aanmerking
en wel, wanneer geen Nederlander zici
daarvoor beschikbaar gesteld heeft of
diens bekwaamheden door die van der
vreemdeling beduidend worden over
troffen.
Onder landsbédienitig heeft men niet
alleen te verstaan eene functie bij'hei
land of hét Rijk, maar ook de provin
ciale en gemeentelijke ambten, althans
naar de definitie, die de Regeering bij
de grondwetsherziening van 1848 van
het artikel gaf.
Het artikel sluit natuurlijk ook uit,
dat iémand bij benoemingen wegéns
zijne godsdienstige overtuiging wordt
gepasseerd, al is" het artikel dan ook
niet in het leven geroepen om dit
speciaal te doen uitkomen, daar een
ander grondwetsartikel (art. 169) dei
belijders der onderscheidene gods
dienstige gezindten dezelfde rechte!
waarborgt. Dat door vroegere Re
geeringen vaak tegen het hier bespro
ken artikel der grondwet is gezondigi
door de Roomschen bij de benoemin
gen nagenoeg uit te sluiten, behoeve:
wij feitelijk niet te zeggen. Dit is in d-,
laatste jaren uit den treure van 'all*:
zijden betoogd. Laat ons liever me
voldoening constateeren, dat hieri;
zeer merkbare verbetering is gekomen
ja zelfs in die mate, dat sommigen
die intusschen niet geheel van anti
papistische smetten vrij ziin al gaai
vreezen, dat Roomsch troef zal woi-
den.
De onschendbaarheid van het brie
vengeheim is eveneens een recht, dat
door de grondwet wordt gewaarborgd,
althans voor zoover de brieven aan
de post of andere openbare instelling
van vervoer zijn toevertrouwd en be-
I halve op last dés rechters in de ge
vallen bij de wet omschreven. Het is
natuurlijk van het grootste belang
voor de rechtszekerheid, dat de inge
zetenen van het Rijk, ongehinderd
met elkaar kunnen correspondeeren
zonder dat er eenige vrees behoeft tc
bestaan, dat een derde van de corres
pondentie kennis neemt. Van eves
groot belang is intusschen dat-de justi
tie als zij een misdrijf op het spoor is.
door de 'handhaving van het brieven
geheim niet wordt belet om den dader
van het misdrijf te vinden. Vandaal
dat de Grondwet bepaalt, dat de
rechter schending van brievengeheim
kan gelasten. Het wetboek van straf
vordering, dat deze aangelegenhek
nader uitwerkt, schept echter de noo-
dige waarborgen^ opdat ter zake alk
willekeur worde voorkomen. In beslag
name van brieven en andere stukken
•nag alleen geschieden door den officier
van Justitie, in gezels'chap van den
Kantonrechter of d,en Burgemeester
of wel door den Rechter-Commissaris
met machtiging van de Rechtbank.
Zooa.s aan zooveie andere vrijheden
der burgers, wordt ook aan de on
schendbaarheid van het brieyenge-
heim geweld aangedaan, indien de
staat van beleg is afgekondigd. Alsdan
erlangt het militair "gezag de beschik
king over de inrichting der posterij,
telegraphic en telefonie en is bevoegd,
de wettelijke bepalingen omtrent den
post-telegraaf en telephoondienst zoo
danig te wijzigen, als in het militair
belang, noodig wordt-geacht. Het mili
tair gezag is meer bevoegd, in beslag
te nemen en te openen elk stuk, aan
de post of andere instelling- van ver
voer, dan wel aan de telegraaf toe
vertrouwd en daarvan inzage te ne-
men. ggj
iWM.
WM.
H Ww
TREKJES CCXXXVI.
N. V. B.
De wedstrijden van Zondag.
Wanneer de lezers en lezeres
sen dit overzicht in handen krijgen
kan er omtrent het kampioenschap
al weer heel wat beslist zijn door den
belangrijken wedstrijd Blauw Wit—
H.V.V., die dezen middag in het sta
dion gespeeld zou worden. Die wed
strijd op hedenmiddag is een eerste
vrucht van het daadkrachtig aanpak
ken der N. V. B.-competitie-leiding,
>m den achterstand der competitie
in te halen. Dit mag op zich zelf te
ioven zijn, de wijze waarop het ge*
schiedt, kunnen wij toch nog steeds
aiet bewonderen. Want met opzet
wordt nu morgen. Zondag dus, de
return-match H. V. V. Blauw Wit
gespeeld, omdat.... beide partijen
Jan even vermoeid zijn. Daar gelaten
mg of dat inderdaad zoo zal zijn, om-
Jat de partij, die de beste reserves
ïeeft, er al dadelijk beter aan toe is,
noet toch geconstateerd worden,
Jat in de motiveering van den maat
regel, om dezelfde partijen twee dager,
ichter elkaar tegen elkander te doen
spelen, een weinig verheffende ge
jachte zit. Jelui bent allebei even
moede, zegfde N. V, B.. dus je speelt
nog maar eens tegen elkaar. Want,
de competitie, die moet toch met alle
geweld klaar komen. Hoe, dat doet er
minder toe. Ik zég, dat het een frissche
beweging is"Heerlijke amateurs-
sport, zuiver voor je genoegen
Waar is het. dat Blauw Wit, met
zijn 7 wedstrijden voor den boeg, een
eind achter is, en waar is het ook.
Jat we Zondagavond speciaal omtrent
Je kansen van H. V. V. heel wat wij
zer zullen kunnen zijn. Maar de kan
sen van H. V. V. zijn nu al zoo groot
liet meer. Laat ons de cijfers van het
anglijstje eens allemaal bekijken
Ajax 16 7 8 1 22—12 22 1.37
Haarlem 17 9 4 4 35—26 22 1.29
Blauw-Wit 15 7 5 3 24—13 19 1.26
Feijenoord 18 9 3 6 36—25 21 1.16
H.V.V. 18 6 7 5 46—34 19 1.05
D.F.C. 19 7 5 7 27—24 19 1.—
V.O.C. 17 6 5 6 31—40 17 1.—
H.B.S. 15 6 1 8 29—23 130.86
Spartaan 18 6 3 9 27—35 15 0.83
R.C.H. 18 6 2 10 24—37 140.77
V.V.A. 18 4 5 9 22—40 1 3 0.72
U.V.V. 17 5 2 10 18—32 12 0.70
Daaruit.blijkt, dat het begrip kam
pioenskans toch eigenlijk heel betrek
kelijk is. Want de kampioenskans van
H.V.V. is er op berekend, dat de Hage
naars nog maximum 27 winstpunten
kunnen behalen. Echter, ook V.O.C.
kan dat maximum van 27 nog berei
ken en zelfs, schrik niet, H. B.S. ook.
Iedereen zal zeggen, dat de „kam
pioenskansen" van V.O.C. en H. B.S.
Jan wel erg theoretisch zijn, en dat
!s ook zoo, maar dan zijn die van H.
V. V. en Feijenoord ook al aardig
„academisch," waartoe uitslagen als
iet jongste gelijke spel tusschen Feijen
oord en H. V. V. krachtig bijdragen.
Daarom staat er van daag en mor
den voor Blauw-Wit tenslotte meer
op het spel dan voor H. V. V. en we
eerwachten wel dat de Blauw-Wit-
cers, met hun goede kans voor oogen,
zich duchtig zullen inspannen.
Haarlem heeft tegen V. V. A. weer
op droeve wijze een stukje kans ver
loren en zal zwaar werk hebben, om
iit a.s. Zondag tegen Feijenoord
weer te herstellen. Als de verdediging
maar stand houdt tegen de Rotter-
damsche voorhoede, dan lukt hét wel,
als zijn aan de overzijde Hulsman e.a.
ook niet te versmaden. Laat Haarlem
de kampioenskans nu eens met allen
toch isze springe inekant over me
kaar henehoor ze is keffe.,,, die
(Nadruk verboden.!
„De Arbeid" orgaan van de Federa
tie Haarlem en Omstreken van de
8.D.A.P. heeft in het nummer van 18
Maart, hetwelk op 1 April j:l. was het
toeval juist dien datum? werd rondge
bracht, over socialisatie van den Land
bouw.
Door het leiding nemen van de ge
meenschap zal niet alleen de bevol
king der steden van goedkoopere le
vensmiddelen kunnen worden voorzien,
doch zullen de boeren tevens een meer
jnenschwaardig bestaan verwerven, daar
zij zullen worden ontlast van do groo
te risico's, welke thans op het boe
renbedrijf drukken en een groot ge
deelte van hun leven zoo zorgelijk
maken".
De landbouwparagraat' behoort tot een
van de zwakste plaateen in het sociali-
natierapport van de S.D.A.P. eh dat
wreekt zich ook zoodra men daarop
voort wil bouwen of beschouwingen
daaraan vastknoopt.
Dat bij socialisatie de bevolking der
steden goedkoopere levensmiddelen kan
verkrijgen is eou bewering, maar ook
niets meer dau een bewering.
i»Slk redelijk bewijs wordt achterwege
gelaten, wat heel goed is gezien, want
zoodra men tot bewijsvoering daarvan
overgaat, blijkt de onhoudbaarheid van
de argumenten.
Bij entensieven verbouw en tot op ze
kere hoogte is het wellicht mogtelijld,
om het particulier beheer te concurree-
reu; bij intersieven verbouw zal 't moei
lijk zijn om hen die daarmede op de
hoogte zijn, te overtuigen, dat daarin
zelfs oen gelijk resultaat zou zijn te
bereiken wanneer de „gemeenschap"
daarin do leiding zou nemen.
De enkele gevallen, dat Gemeentelijke
exploitatie wat niet precies hetzelf
de is als de leiding van een 7-millio'
hoofdige-gemeenschap, wat e'genlijk geen
leiding, doch slechts knecht, chap is
als'voorbeeld kan worden gebruikt, heb
ben geen betrekking op iutensieven ver
bouw; en gesteld zelfs, dat Nederland
zijn graanoogst met heel wat procenten
wist op te voeren, dan zou zulks zeer
toe te juichen zijn, maar op den pnji
van het product zou het geen invloed
hebben.
Er bestaan ongetwijfeld op landbouw
gebied veel en groote misstandendaar
aan volle aandacht besteden en de nno
dige verbeteringen bewerken is iets
waaraan we ons niet mogen onttrek
leen, maar socialisatie van den bodem
is m.i. wel het minst geschikte middel
om die misstanden weg te hemen.
Eén van cfe groat-ste misstanden, wel
ke er in den landbouw wordt aange
troffen en tot heden bijna inhaereot
daaraan scheen, is wel de onzekere po
litie van de landarbeiders. En, zeer ty
pisch heeft ook de soeialisatie-eommis
tie den landarbeider een positie toe
gedacht die wel in staat is om zijn
verlangen naar socialisatie zoo het
mocht bestaan een weinig te tem
peren.
„De Arbeid" zwijgt over de positie
van de landarbeiders, zooals ook het
socialisatierapport er feitelijk over
zwijgt. Wel is in dat toch lijvige rap
port een regel of wat aan hen gewijd/,
doch alleen om hen duidelijk te maken',
dat men voor hen niets aannemelijks
zelfs heeft kunnen uitdenken.
Van den meest conservatieven boer
kunnen zij minstens dezelfde „toezeg
ging" krijgen.
„Medezeggingschap in de directe lei
ding der landbouwbedrijven van do
daarin werkende arbeiders zou tot
groote practische bezwaren aanleiding
geven. Vooral in ons wisselvallig kli
maat, waar snelle basluiten vanwege
de leiding noodzakelijk zijn, dient al
thans de dagelijksche leiding in één
hand te zijn. Dit neemt natuurlijk
niet weg (en nu komt hef: A.J.L.)
dat elk verstandig leider gaarne ge
bruik zal maken van de 'kennis en
de ervaring van de ïn het b^lrijf
A
werkzaam zijnde arbeiders en dat wel
degelijk deze arbeiders door middel van
hun organisatie invloed behooren uit
te oefenen op de omstandigheden
waaronder in het bedrijf zal wórden
gewerkt."
Toch nog aardig, dat we niet eens onze
organisatie's behoeven op ie doeken, die
overigens tegenover de geheele gemeen
schap in een tamelijk „onschadelijke" po
sitie zullen verkeeren.
Dezelfde bewering kunnen we ook van
de Groninger boeren ontvangen en hei
is bekend met welk resultaat.
De landarbeiders behoeven dus voor so
cialisatie niet warm te loepen; de boeren
zullen voorloopig wel liever voor eigen
rekening blijven wei-ken, kunnen in elk
geval alleen maar verliezen, wanneer zij
het knechtje van de gemeenschap wor
den; en de stedelijke bevolking zal er
in het allergunstigste geval beusch geen
zijde bij spinnen.
Er kunnen heel wat verbeteringen in
den landbouw bewerkt worden, ik ontken
zeker niet het grootste belang wat de
gemeenschap bij een doeltreffend ge
bruik van dén bodem heeft, maar dat
zulks door socialisatie zou worden be
reikt is nbsoluut onbegrijpelijk en ver
klaart voor een deel de weinige animo
van de plattelandsbevolking voor het be
trekkelijke onderwerp.
Ook al waren er geen principieel© be
denkingen, dail nog zal men de socia-
lisatie-idee voor den landbouw eens ter
dege moeten wijzigen en anders is zelfs
de 'theorie niet eens in staat te bekoo-
ren; en het heeft méér dan den schijn,
dat juist daarvoor toch „De Arbeid" het
artikel ten beste gaf.
A. J. LOERAKKER.
„De tijd is rijp", schrijft het Patroons
blad, om dé wettelijke regeling tbl bin
dendverklaring van de Collectieve Ar-
beidsovereenkomst een plaats te geven
op een partijprogram, zelfs op een re-
geeringsprogram.
Het zal wel zoo zijn en de R.K. ar
beiders zijn over 'l algemeen voorstan
der genoeg, om elke regeling waardoor
het instituut van de Collectieve Arbeids
overeenkomst kan worden verbeterd, toe
te juichen.
Van die zijde is dus weinig bezwaar
te verwachten, al zal zooals met alles
het verstandig zijn af te wachten hoe
nien deze zaak zou willen regelen.
Ook zal het goed zijn, ons gèen over
dreven voorstelling daarvan te maken;
daarnaast moet worden gewaakt, dat de
bindend-verklaring van de Coll. Arbeids
overeenkomst niet vereenzelvigd wórdt
met publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie,
zooals die in verschillende groepen ver
langd wordt.
Tot mijn bevreemding vond ik zelfs in
„de Volkskrant" van 22 Maart, in een
bespreking over ons concept partijpro
gram een uitdrukking, die er op schijnt
te wijzen, dat inderdaad gevaar voor
verwarring aanwezig is. Er staat n.l,:
„Met de wenschen door de Federatie
en het Vakbureau geuit, is terecht in
hooge mate rekengehouden.
„Ook met den wensch betreffende de
publiekrechtelijkir jfs-organissatie."
Als we dan zien, dal juist daarmede
geen rekening is gehouden, doch wel de
bindendverklaring daarop voorkomt, dan
is er alle aanleiding om te vreezen, dat
deze zaken met elkaar zullen verward
worden.
En toch zijn hei Iwëe afzonderlijke be
grippen.
De publiekrechtelijke bedrijfsorganisa
tie bedoelt aan het georganiseerde bedrijf,
binnen wettelijk vastgestelde grenzen,
verordenende en rechtsprekende bevoegd
heden toe te kennen en een betrekkelijk
autonoom karakter te geven; onder bin
dendverklaring van de Col!. Arbeidsover
eenkomst moeten we verstaan de moge
lijkheid om onder bepaalde omstandig-
den, de Goll. Overeenkomst tussclien twee
partijen vrijwillig aangegaan, ook bin
demi te verklaren voor hen die niet tot
die partijen behooren doch in hetzelfde
bedrijf werkzaam zijn.
Al kan niet worden onikend, dat tot
heden nog lang niet alle bedrijven zóó
ver georganiseerd zijn, dat daaraan met
eenige Vrucht zelfbestuur kan worden
verleend; met de bindendverklaring staat
het niet veel anders.
Men is zelfs geneigd aan te nemen, dut
waar de bindendverklaring kan worden
afgekondigd, met minstens evenveel recht
zelfbestuur kon gegeven worden. In ie
der geval is bet wenschelijk van bin
dendverklaring geen overdreven verwach
tingen te koesteren.
Want voor de wetgevereen contract
voor niet-contractanten bindend kap ver
klaren, zal een zeker percentage van de
bedrijfsgenooten vrijwillig tot die verbin
tenis moeten besloten hebben.
Het patroonsblad spreekt zelfs van 80
pet. of meer van de Patroons en de ar
beiders.
Wat niet bepaald een kleinigheid is en
waaraan voor zoover mij bekend is.
maar zeer weinig bedrijven of bedrijfs
groepen zouden kunnen voldoen, en
waarbij elk der partijen de gelegenheid
heeft het voortbestaan van de geheele re
geling te verijdelen door b.v. geen nieu
we overeenkomst aan te gaan-
Ongetwijfeld kan het nuttig genoemd
worden, dat maatregelen te nemen zijn.
om in een bedrijf waarin de Coll. Over
eenkomst door verreweg de meeste l>ij
het bedrijf betrokkenen is aanvaard, niet
door eenige malcontenten de Overeen
komst niet illusoir kan worden gemaakt,
maar het is geheel overbodig daarvan
groote veranderingen te verwachten.
Is er niets, anders te bereiken, dan kan
dus bij tijd en wijle in de mogelijkheid
oni tot bindendverklaring over te gaan.
wel iets- goeds gelegen zijn, maai* wan
neer we daarvan van onze verlangens om
een regeling te verkrijgen voor autono
me bedrijfsorganisatie voorloopig moeten
afzien, dan lijkt mij de prijs daarvoor
toch wel wat al te duur.
Ook al is er dan op zichzelf geen reden
om afwijzend tegenover de hiudendver-
klaring te staan.
De omstandigheden waaronder het ver
langen naar deze regeling geboren werd.
althans met eenige kracht lot uiting
kwam, maken bet niet gemakkelijker om
die zaak geheel los van die omstandig
heden ie zien.
Dan lijkt het een poging om terug te
komen van hetgeen eertüds door de vier
groote groepen van de R.K. Vakbeweging
groot-industrieelen, middenstand, land
bouwers en arbeiders is oven t 'eko-
in-en.juiist van hen gaat de actie uit vbor bin
dendverklaring uit, wat het vertrouwen
daarin niet zal verhoogen. Zijde:werkge-
vers uit de groot-industrie plaatsen zich.
Het is bekend, Jat R.K. werkgevers uit
het grootbedrijf liever niet zoo ver gaan
zooals ze zeggen „op den grondslag van
het bereikbare", maar het kan ook aan
hen niet zijn ontgaan, dat het bereikbare
in dit geval van weinig verstrekkenden
aard is.
En het zal nog te bezien staan, of de
georganiseerde arbeiders, landbouwers en
middenstanders, die alten nog staan op
't standpunt, ontwikkeld in „Het Paasch-
manifest", tevreden zullen zijn met bet
wel wat al te magere beestje, hetwelk <le
R.K. groot-werkgevers ons aanbieden.
Dc zaak moge geheel overeenkom
stig den geest van den tijd -goedkoop
zijn, zóó, dat zelfs de uiterste vleugel van
de v. Cranenburgh-groep er geen bezwaar
tegen kan hebben, maar dal men de
.voorstanders van publiekrechtelijke be
drijfsorganisatie er mede kan bevredigen
is zoo zacht mogelijk uitgedrukt
zeer twijfelachtig, te minder waar het
geen zij verlangen zonder finantieele of
fers kan verkregen worden. A. J- L-
Verzoeke alle correspondentie deze ru
briek betreffende te zenden aan den
Damredacteur P. J. aan Dartelen, Poos-
vet dst raat 70, Haarlem.
PROBLEEM No..144.
Auteur: P. A, Nooy, Haarlem.
Ie Publicatie.
W/////. iB
Stand: Zwart: 11 schijven op: 4, 7, 9
12, 13, 14, 17, 18, 22, 23 en 29.
Wit, 12 schijven op: 25, 26, 30, 31,
32, 34 37, 39, 40, 41, 42 en 45.
■PROBLEEM No. 145.
Auteur: P. A. Nooy, Haarlem.
Ie Publicatie.
Stand. Zwart, 13 schijven op: 4, 7, 9.
11, 12, 13, 14, 17, 18, 19, 20, 24 en 40.
Wit, 14 schijven op: 21, 25, 26, 27, 28,
29, 31, 33, 36, 37, 39, 42, 49 en 50.
EINDSPEL No. 146.
Auteur: Jan Kunst Jbz., Haarlem.
'n Tragedie met 'n slot.
Stijf-gearmd, prettig kauw-babbelend,
met wijze knikjes en hoofdschuddinkjes,
gaan ze over 't grintpaadje, dat de groote
grasvlakte van 't plantsoen door midden
snijdt.
Langzaam, Uooie-gemak schuif-loopend
stappen ze voort, knus genietend van
een der eerste mooie dagen, die dan
eindelijk zijn gekomen.
Onophoudelijk zijn de witte hoofden
en de breede, ingezonken monden in be
weging, als worden ze door 'n verborgen
machientje gaande gehouden.
Het zachte windje speelt zoetjes met
.no+'~?orsewerkte omslagdoeken, de zon
'I j 8rifbg Kronkelende kleuren er van.
twaalf,htl" omgeving- "°g geen
.ai' uursamen loopen ze rustig te
gemeten van 't lekkere zonnetje, zonder
kPku ,0m te kijken, steeds maar inum-
oabbelend, iets gekromd de smalle, oude
ruggen.
Twee buurtjes van 'n hofje lijken het,
die er stiekum 'n stil morgenuurtje voor
nebben genomen, om zich kalmpjes door
de zon te laten bekoesteren, zonder zich
te bekommeren om wat rondom hen
gebeurt.
„Wat 'n weertje, juffrouw, wat 'n
heerlijk weertje, hè?"
„Prachtig, mensch hè, hè, 'n mensch
Kan nou nog eris genieten..,, 's zomers
Kom ik 'r haast niet uit, hè.... die
arremte, daar kan 'k nou echt niet meer
gen, dat zit me direk hier.... van-
"ftges de borsterigheid, ziet u...."
pJ'Tadaar het u altoos nogal Sn
hp„ ereerd, niet? Ach, ja.... zoo
•ewwe allegaar wat..,, zoo'hei je mijn
kaL! in me rug* Sut jnf-
UJW--. m t is te wensche, dat onze lieve
Stand, zwart één schijf op 25.
Wit: drie schijven op: 16, 17, 18.
Voor alle vyraagstukken geldt: „Wit
speelt en wint", tenzij het tegendeel er
bij wordt vermeld.
ONZE PROBLEMEN.
No, 145 en 146 zijn twee eenvoudige
slagproblemen, waarvan het oplossen van
't diagram aan te bevelen is, ter afwisse-
Üng plaatsen wij met No. 146 een eenvou
dig eindspel.
Oplossingen worden gaarne binnen
acht dagen ingewacht.
CORRESPONDENTIE.
J. K. Jbz„ te H.: Mijn dank voor het
eindspel.
Oplossingen van problemen 141-143
worden in de vólgende rubriek vermeld.
P. J. r. DARTELEN.
Heer daar 'n iendereen voor bewaart.
"bat gun 'k nou me groostc vijand niet
Niet dat 'k 'r vijande op nahou, hoor.
in de verste verte niet.... God bewaar
me d'r voor maar 'k zeg maar zoo bij
wijze van spreken, begrijpt u.... Daar
sukkel 'k nou al.... 's kijke.... 'k ben
twintig jaar weduwvrouwen toen
'k in de Vaartstraat wonde.... ja....
't zal temet achttien jare weze dat 'k
daar al mee loop.
„Tju-tju-tju's jonge's jonge..
„Ja, dat valt niet mee, juffrouw.dat
valt niks niet mee op je ouwe dag....
maar daar motte me maar in beruste,
hè...-, zooies, dat beschouw je als 'n
overgeving. als christelijk mensch zijn
de..
„Netuurlek, juffrouw, netuurlek
waar moste we anders met al onze narig
heid heen als we niet begrepe wie 't ons
andee.... Ik zeg maar zoo. de plaas
die we later hier boven krijgen, die is
navenant van de zorgen en 't verdriet
en 't lije, wat we hier hebben gedragen
met geduld en onderwerping dan -al
tijd
„Ja, tnaar zoo denkt 'n iedereen d'r
niet over, juffrouw.... als je alles zoo
es om je/heen zietachach
„En toch dom van 'n hoop mensche..
want de narigheid is er toch eenmaal.
die kan geen sterveling van z'n elge
afwende.nou, en dan zeg ik maar zoo:
wees'er gemoedereerd onder.... wat je
hebbe mot, dat heb jewaar of niet
„Zeker, juffrouw.... wat komme die
blommetjes daar al lief uit, hè?"
„Oompeltje, ja..wat gauw al, hè_?
Wat benne dat nou
„Dat benne krokesies
„Zoo.... zoo...», krokesies.... ja
iiist, nou herinner ik 't me weer.... ja
krokesies.... u heb gelijk,,,. Me ooge
wille niet meer zoo.
„U hoeft buiten toch geen bril te.drage,
is 't wel, juffrouw."
„Nee, zoo na is 't 'r nog niet Sn toe
Alleen nog met leze nog maar.u toch
ook niet
„God zij gedankt niet.Alleen as 't
stuift, dan zet 'k 'm wellis op.... as 't
stuift ziet u.... dat ken 't somwijlen
zoo merakel doen van die auto's.
Ja, dat benne krenge, juffrouw....
xrenge^daar zijne ze in één woord
mee gepreze.... Je houdt je lieve hart
vast as 'r zoo'n ding langs je hene vliegt
daar "al 'k niet meer an wenne.Ze
att s hier nogal met rust, hè?"
,,i.„gt u dat welen we loope hier
nog wel an de weg.... Wat zou uwe
d'r van denken, as we 's op dat bankie
daar gonge zittenof durft u 't nog
niet an voor de frissègheid
„La we 't maar es probeere.anders
wor 'k strakkies misschien te moei...."
„Maar as 't u te koud wordt, dan zegt
u 't maar gerust, hoor
„Zeker, mensch, zeker.... en uook..
u ook.... kijk, mooi bankie met 'n
leuning.... 't zonnetje schijnt 'r precies
bovenop.... dat valt mee.... dat
valt mee."
Lekker leunend zitten ze tegen elkaar
aan op de bank, als twee poesen, die 'n
zonneplek hebben veroverd
Glimlacherig, oog-knipperend kijken
ze over de grasvlakte met 't crocus-perk.
In de verte stoeien twee hondjes.. nu
en dan hobbelt 'n kar over den straat
weg, of klinkt 't gefluit van 'n fietsende
boodschappenjongen
De hondjes kómen spelend naderbij,
beginnen uitgelaten te keffen....
„Ziet u dat, juffrouw Dat benne
toch hondjes..ine oogen ziet u,..."
„JatweeWat 'n lekkere beesies
guttegut, wat 'n lekkere., kijk nou
hebbe lol hoor, die hebbe nou echt
lol...."
„Die eene is zeker 'n fokkie, hè?"
„Jaen die andere is's kijke
hoe hiet dat soort ook weer O ja,
'n smousie
,,'n Smousie? 't Is toch.... 't is
toch.... 't Lijkt net of Ie geen oogies
heb.
„Ja, ik zie ze.ik zie ze.kleine
zwarte oogies.. haast heelemaal onder
z'n haar weggekrope.net gitjes..,.
Je ziet nie" veel smousies meer.Ze
sterve uit, zegge ze.
„Wat? Uitsterreve? 't Is toch zonde,
mensch't is toch zondehoe kan
dat Waarom is dat
„Ja, daar heb ik ook geen verstand
van--.. maar zegge doen ze 't.... dat
ze van lieverlee gaan ui sterven...."
„Gos-gos-goszu.lke heerlijke die-
ren---. mot u ze zien ravotte.... be
paald nog jonkies
.„Ja 't is jong goedje.... Warentig'
hi-hi-hi-hidie duikelt koppeltje
ziet u dat En die andere draait as 'n
gek om 'm heen.zukke beeste toch,
hè..
„Bijt ie 'm nou?"
.„Wel nee, mensch, da's speelsigheid
niks as speelsigheid.... Ze benne uitge-
'ate.... geen wonder, op zoo'n end gras
met niks om hun heen
„Fokkie! Fokke-de-fokkieKom es
hierkom es bij 't vrouwtje 't Is
zonde, ze doen 't óókze doen 't
„Ja, warentig."
Dartel kwispelend komen de beesten
tiaar 't bankje.... laten zich liefkozen
door de oude, witte handen.... niet
langschel keffend zetten ze hun spel
voort, nu meer aan den kant van den
straatweg. Glinster-oogend kijken de
vrouwtjes de dieren na, met hoofd-
wiebeltjes van 't u toch- 't is toch..,
Maar dan gebeurt er plots iets vreese-
lijks
'n Groote, glimmende auto giert over
den straatwegEén krakende gil
uit de twee ouwe-moedertjes-mondjes.,
knarsend slipt de auto dwars over de
straat..van 't Fokkie is niets meer te
zien.... smousje loopt jankend het
grasperk op
Als versteend zitten de twee daar, de
knokel-vuistjes stijf tegen de half open
monden geperst.
De chauffeur spreekt 'n paar woorden
naar binnen en springt af.... gaat ge
hurkt onder de voorwielen zoeken....
„Ach, Gos, juffrouw.... 't Fokkie
leit 'r onder.... mors netuurlek....
morsdooddat kreng van 'n auto
„Vreeselijkmisschien leeft 't nog
gaat u mee.
„Neenee-dat ken 'k niet zien
dat ken 'k niet zienéén bloed mot je
maar rekenedaar wor 'k draaierig
van.
„Nou, en ik ga..-., ik zal die vent es
zeggen wat ie gedaan hebzijn ze
gek Ze denke dat ze alles maar rnagge
Met kleine drift-pasjes gaat ze naar
den gehurkten chauffeur, de andere volgt
haar dan ook maar, doch angstig, aar
zelend, zenuwachtig kauwend en aan
haar doek friemelend.
Chauffeur sjort 'n propje bloederigheid
onder de wagen vandaan't Eerste
vrouwtje geeft 'n schreeuw.... deinst
achteruit.
Maar dan opeens komt er 'n wilde op
vlamming in de dof-grijze oogjes.. en
heesch, scherp-heesch klinkt het tot den
chauffeur Moordenaar Vuile moor
denaar! Kijk nou toch is.... kijk nou
toch is! Dat arme dierdat stomme
dier.
„Niks Sn te doen, juffrouw
„Niks an te doen Da's erg genog
Da's erg genog, moordenaarDe ge
vangenis most je in De gevangenis
Kijk nou dat arme dier Finaal uit me
kaar gescheurd.FokkieFokkie..
stom beestdaar leg je nouKijk
nog es naar de vrouw dankijk nog
es naar de vrouwArm dier Moor
denaars van de weg zijn jullie Moorde
naars van de weg, dat zeg ik
En dan ineens, in opperste zenuw-uit-
laaiing, "begint 't oudje te snikken....
te snikken met trillende schokjes.... 't
gezicht verbergend in de doorgewerkte
doek
„Kom juffrouw" troost de andere
gaat u maar mee't is toch eigenlijk..*"
Dan gaat het deurtje van de auto even
op 'n kier. Er wordt een in rijk bont ge
hulde arm uitgestoken.... en een lichte
stem zegt :,,Hier moeder.... 'n nieuw
hondje kan 'k u niet geven, maar zoo is 't
ook wel goed, hè
Tussclten 't rimpel-handje van 't
huilende vrouwtje zit 'n briefje van tien....
Als verwezen'staart ze op 't blauwe,
kostbare papiertje.... 'n seconde of
twee, driedan kijkt ze weer op en
ziet juist de auto met 'n schok wegrijden.
De andere komt er bij staanbekijkt
puil-oogend het handie.met 't bank
biljet.
'n Lange stilte.
Dan zegt ze zacht beverig tot 'n dienst
meisje, dat ook even griezel-nieuwsgierig
kwam kijken :„Weet u van wie dat beesie
is
„Van niemand, juffrouw.... 'tzwierf
hier al maandenbij ons an de keuken
kwam ie elke dag 'n korst brood of 'n
kliekie halen
„Gom pelt je-gompeltje-nog-an-toe
„Gossie-me-gossie, juffrouw..^ossie-
me-gossie't is toch't is toch-...."
G. N.