sen, mijnheer Cazalette? Ik geloof aat nij ae Desn mensch is dien ik ooit een breede strooK grond weiKe op de had zien opKomen, en dat uitkwam
stellig dat u daar sterk in ben in mijn leven ontmoet heb, maar zee uitkwam. Ik zag ook, dat het vloed op een kleine, door rotsen omgeven
Maar juist op dat oogenblik zette de toch ik weet het niet." wasde zee was opgeloopen tot aan baai, wild en verlaten. Men was hier
bediende een schotel pudding voor den „Weet niet wat vroeg ik. de kleine kreek die bijna aan de grens afgesloten van alles, behalve de zee
ouden man neer en de fijne geur „Of ik werkelijk van de omgeving van het park uitkwam, en de wijde Ravensdene Court was niet meer té
daarvan wekte blijkbaar dadelijk zijn houd," antwoordde zij. „Zooals ik u waterplas glansde en fonkelde in de zien. Hier, tusschen groote massa's
epicuristische aandacht. In plaats van vanmiddag reeds .zeide, is het huis stralen der morgenzon. verweerde klippen en met schelpdieren
mejuffrouw Raven te antwoorden, zeer vreemd, en er hangt een eigen- Mijn horloge lag dicht bij mij op de begroeide rotsen, waartegen de bran-
verviel hij opnieuw in een diep stil- aardige atmosfeer omheen, alsof er waschtafelik keek erop en zag dat ding telkens hevig opklotste, scheen
zwijgen, terwijl hij een andere vork vroeger het een of ander gebeurd is. het vijf minuten over half zeven was. men geheel'alleen te zijn met den he-
opnam. Ik wel, ik voor mij heb het gevoel Men had mij gez'egd dat de familie om mei en de zee.
Toen ons diner tenslotte geëindigd alsof ik iets zeer kleins en onbeteeke- negen uur het ontbijt gebruikte, dus De plek was echter nu niet verlaten,
was, verzocht ik de beide heeren, mij nends ben, opgesloten in een ontzag- ik had nog bijna twee en een half uur Ik had nog geen twintig schreden ge-
voor den wijn te willen verontschuldi- lijke ruimte." den tijd. Natuurlijk wilde ik naar daan langs den voet van een overhan
gen. Cazalette, van wien ik op dat „Dat komt natuurlijk, omdat het buiten om van de heerlijke, frissche gende rots toen ik plotseling met een
oogenblik reeds wist dat hij een Schot ook nu nog 'n beetje vreemd is," ver- morgenlucht te genieten. Ik wendde ruk stilstond. Daar op het zand vóór
was, bleek een liefhebber van roode wijn onderstelde ik. „U zult er wel aan mij opnieuw naar het venster, om mij, het gelaat naar den hemel gekeerd,
te zijn en ik, voegdemij bij mejuf- wennen. En dan, ik veronderstel dat nogmaals een blik te we pen op het de armen hulpeloos uitgestrekt, lag
frouw Raven in de,hal,'n groote, half- er toch wel gezelschap zal zijn." landschap voor het huis, en te bepalen Salter Quick en op den eersten,
verlichte ruimte, die blijkbaar veel ge- „Oom Francis heeft veel weg van in welke richting ik mij zou begeven, ontstelden blik wist ik dathij dood was',
bruikt werd. In den kolossalen haard een kluizenaar," antwoordde zij. „Het En op dat oogenblik zag ik Cazalette, Voor de tweede maal dien morgen
brandde een groot vuur, en daar om- is werkelijk gelukkig dat ik van het die te voorschijn trad uit een poortje zag ik bloed rood, helder bloed,
heen stonden eenige zware en gemak- buitenleven houd, en dat ik graag boe- dat toegang gaf tot een aangrenzende akelige vlekken vormend op het gele)
kelijke fauteuilsin een van deze vond ken lees. Maar wat dat laatste betreft, plantage. door de zon beschenen zand.
ik haar sitten met een boek in de hand. is mijn kennis vrij gering, en ik zou Blijkbaar had de robuste grijslard
Zij legde het neer toen ik nader kwam gaarne willen, dat u mij er zoo veel mo- bet dagelijksch bad genomen waarover VIERDE HOOFDSTUK. '..A
en wees naar een stoel naast haar. gelijk van leerde, zoolang u hier ben." mejuffrouw Raven mij den vorigen De Tabaksdoos
„Wat denkt u van dien vreemden Ik haastte mij haar te verzekeren, dat avond gesproken han. Hij was gehuld
ouden man?" vroeg zij op zachten ik niij gelukkig zou achten, mijn kennis in een ouden pij-jekker, eenige hand- Mijn eerste gevoel,' dat van bijna
toon toen ik mij had nedergezet. „Heeft tot haar beschikking te stellen, en zij doeken hingen over zijn schouderen verlammenden schrik op het zien van
hij niet iets - ik zou haast zeggen spook- antwoordde.dat zij mij gaarne wilde zdn kaal hoofd glinsterde in de zon. den man dien ik den vorigen dag nog in
achtigs over zich helpen om de verschillende boekdeelen !k sloeg he nieuwsgierig gade, terwijl volle kracht en gezondheid had ont-
„Ja, dat kan ik niet ontkennen, te rangschikken en na te zien. Wij wa- hij langs een zware heg die langs den moet, thans daar liggend op die een
maar hij is toch voor zijn leeftijd een ren het zeer wel eens, en het speet mij tuin liep, naar het huis toeging. Plot- zame plek, letterlijk badend in zijn
zeer merkwaardig man." een weinig,^dat mijn gastheef binnen- seling hield hij stil, nam iets uit de eigen bloed en blijkbaar het slachtoffer
„,0 ja," gaf zij dadelijk toe. „Als kwam met den heer Cazalette, die naar plooien van een der handdoeken en van een laffen moord, veranderde spoe-
ik kon blijven leven om het te zien, aanleiding eener opmerking van zijn wierp het met een krachtigen zwaai dig in een gevoel van toornige nieuws-
dan zou het mij niet verwonderen als gastheer ons een zeer leerrijke verhan- v^n zijn rechterarm in het dichte gierigheid. Wie had deze misdaad be-
hij vierhonderd jaar werd. Hij is zoo deling te hooren gaf over de klaarblijke- kreupelhout. Toen ging hij verder, en gaan Want een misdaad was het zon-
vreemd. V/eet u wel dat hij vroeg uit- lijke overheersching der Romeinen een massa rhododendron-struiken ver- der twijfel. De houding van den man,
gaat zeer vroeg, en dat hij eiken over het noordelijk deel van Engeland, borg hem voor mijn oogen. Twee of het bloed dat langzaam tusschen zijn
dag een bad neemt in zee?" die bewezen zou zijn door het in vroe- drie minuten later hoorde ik in de een weinig geopende lippen doorvloei-
Bij alle weer en wind vroeg ik. ger en later tijd vinden van geldstuk- nabijheid mijner kamer een deur ope- de over zijn stoppelige kin, de purpe-
,,'t Komt er niet op aan hoe het weer ken tusschen Trent en Tweed. Het was nen en weder sluiten; de heer Cazalette ren vlekken op het zand naast hem
is. Hij is nu drie weken hier en hij ongetwijfeld zeer interessant, en'een had blijkbaar zijn vertrekken weder en de geheele houding van zijn lichaam
heeft nog geen enkele maal overgesla- doorslaand bewijs van Cazalette's merk- betreden. bewezen mij, dat hij van achter was
gen. En enkele malen was het zeer waardige kennis van zijn geliefkoosd Te kwart over zeven had ik een bad aangevallen en waarschijnlijk neer-
koud, erger dan ik verdragen kon, en onderwerp, en op een ander oogenblik genomen, mijzelf geschoren en gekleed, geworpen was door een messteek tus-
^ik ben toch tamelijk gehard." zou ik er zeker gretig naar geluisterd en nadat ik den weg door het huis naar schen de schouders. Het was ontwijfel-
„Een krachtige man blijkbaar!" hebben. Maar, ik weet niet hoe het buiten gevonden had, ging ik de rich- baar een moord een laffe moord,
zeide ik peinzend. „En hij schijnt met kwam, juist toen zou ik liever rustig ting uit van het poortje waardoor Onwillekeurig gingen mijn gedacliten
zijn tegenwoordige omgeving wel in- naast den haard hebben blijven praten ik Cazalette had zien te voorschijn terug naar wat Claique, de waard,
genomen te zijn. Naar wat ik er van met mjuffrouw Raven. komen en omdat hij ongetwijfeld den vorigen dag waarschuwend gezegd
gezien heb, heeft de heer Raven te Wij begaven ons allen vroegtijdig van zee gekomen was, veronderstelde had over de onvoorzichtigheid van
recht gezegd dat zijn huis een museum ter ruste dat was, vertelde de heer ik dat de weg daarheen door het poort- zooveel geld zonder noodzaak te latén
geleek." Raven mij met een verlegen lachje je de kortste moest zijn. Mijn weg zien. Zou Salter Quick deze waarschu-
Ik keek rond terwijl ik sprak. De alsof hij een fout bekende, de gewoonte voerde mij langs de iepenhaag waar- wing in den wind geslagen hebben,
ruime, hooggewelfde hal, evenals trou- van het huis. Maar hij voegde er bij langs ook Cazalette gekomen was, en en had hij zijn geld misschien in de
wens alle vertrekken die ik reeds gezien dat er een vuur brandde in mijn zit- plotseling zag ik de plaats waar hij een of andere herberg zorgeloos ge
had, was van den vloer tot het plafond kamer, zoodat ik het i n mijn eenzaam- gestaan had toen hij een voorwerp toond, en was hij daarop wellicht van-
gevuld met boeken, schilderijen, beel- heid toch aangenaam zou hebben als had weggeworpenin den zachten uit die herberg gevolgd naar deze een
den, wapenen en andere curiositeiten ik soms nog wat wilde lezen of schrij- vochtigen mosgrond waren zijn sporen zam plek en daar doodgestoken om
van elke soort en tijd. Het geweldige ven. Als antwoord daarop verzocht duidelijk te zien. Alleen door zuivere zijn handvol goudstukken Het had
aantal van de boeken alleen'reeds be- ik hem, in den vervolge die moeite nieuwsgierigheid gedreven, ging ik op er allen schijn van. Maar die gedachte
wees mij, dat mijn taak niet gering zou voor mij niet meer te doen; het was de plek staan waar ik Cazalette gezien verdween uit mijn brein om plaats
zijn. Mejuffrouw Raven schudde het mijn onveranderlijke gewoonte, ver- hA, en nadat ik de takken een weinig te maken voor een andere de her-
hoofd. zekerde ik hem, om tien uur naar terzijde geschoven had, keek ik 'naar innering aan het met bloed bevlekte
„Museum 1" riep zij uit. „Dat zou bed te gaan, waar ik mij ook bevond, wat zich daarachter bevond. En daar, linnen, dat die geheimzinnige Cazalette
ik denken 1 Maar u hebt nog niets ge- 's-Avonds lezen of schrijven waren schijnbaar achteloos tusschen het in het kreupelhout geworpen had.
zien wacht maar eens tot u den dingen waarover ik nooit had gedacht, struikgewas geworpen, zag ik iets wits, Bestond er eenig verband tusschen
noordelijken vleugel van het huis ge- Cazalette, die naast ons stond en met^een gekreukt, half in elkaar gefrom- dien zakdoek en deze misdaad zou
zien hebt. Elk vertrek is daar opge- zijn strak gezicht l^d geluisterd, knikte meld lapje linnen, dat een flinke mans- Cazalette zélf wellicht er meer van
propt'met alle mogelijke zaken - ik ten teeken van instemming. zakdoek kon zijn, waarop ik duidelijk weten
denk dat mijn oud-oom, die kort gele- „Heel verstandig 1" zeide hij. „Dat bruine en roode vlekken kon onder- Het onbewust verlangen om op deze
den alles aan mijn oom Francis naliet, is weer een andere regel waaraan ik scheiden, als of het lapje met slijk en laatste vraag een antwoord te beko-
ongetwijfeld niets anders gedaan moet te danken heb, dat ik op mijn leeftijd bloed -in aanraking was geweest. men, deed mij neerknielen en mijn vin
hebben dan maar koopen, koopen, nog zoo flink ben. Houdt daar vooral Ik ging verde, niet weinig verwon- gers leggen op de geopende handpalm
koopen, en als hij de dingen thuis streng aan vast 1 Het oude gezegdederd over deze vondst. De meeste men- van het lijk. Ik bemerkte toen ter-
kreeg, alles maar hier en daar opber- vroeg op en vroeg naar bed, hoe men schen zullen, als zij toevallig iets ge- stond de buitengewone kracbteloos-
gen 1 Hier is het vrijwel ordelijk," er tegenwoordig ook mee moge lachen heimzinnigs of raadselachtigs ontmoe- heid der handen, want in plaats van
voegde zij er rondziende bij, „maar en spotten, is nog lang zoo dwaas niet ten, dit zoover trachten te verklaren als gebald te zijn in een vreeselijken dood-
daar, in den noordelijken vleugel, is als menigeen denkt 1" hun verstand reikt, en kunnen zijtniet strijd, zooals ik verwacht had, waren
het een ware chaos." „Ik geloof toch echter niet, dat ik spoedig een oplossing vinden, dan zet- zij wijd geopend het maakte een in-
„Hebtu uw oud oom nog gekend?'' gaarne zoo vroeg zou wfllen opstaan ten zij gewoonlijk de zaak van zich af. druk op mij alsof er geen spieren en pe-
vroeg lk. als u," meende Raven. „U maakt, lk kwam tot de gevolgtrekking dat zen in die handen waren en er daardoor
„Ik? Neen 1" antwoordde zij. „O geloof ik, den haan wakker 1" Cazalette bij zijn bad waarschijnlijk alle kracht aan ontbroken had. Toen
lieve deugd neen! Ik was nog nooit „Ja, daar lijkt het wel wat op," zijn hand of voet bezeerd had aan een mijn vingers ook de andere hand de
in het noorden geweest voor oom schertste Cazalette terug „Maar toch, scherpe rotspunt, en zijn zakdoek rechter beroerden, bemerkte ik dat
Francis thuis kwam uit Indië, nu eeni- gijlieden die niet opstaat vóór de voor verband had gebruikt tot het die stijf en steenkoud was. Ik wist
ge maanden geleden, en mij van de morgen half voorbij is, weet niet wat bloeden ophield. Maar waarom zou daardoor terstond, dat Salter Quick"
kostschool haalde waar ik geweest ge mist." hij ze dan zoo dicht bij het huis hebben reeds verscheidene uren dood was
ben sedert den dood van mijn vader en ik sliep dien nacht uitmuntend weggeworpen in het struikgewas? misschien had hij daar wellicht reeds
moeder en toen was ik twaalf jaar. een vreemd bed en ongewone omgeving Waarom, als hij het kwijt wilde, had den geheelen nacht vermoord -
Neen, behalve mijn vader heb ik nooit storen mij in dat opzicht in 't geheel hij het van dé kust tot hiertoe meege- op het zand gelegen 1
iemand van de familie Raven gekend, niet. Even plotseling als ik in slaap nomen Waarom had hij he» niet bij Er waren geen sporen van eenige
Ik geloof zelfs, dat mijn oom en ik de gevallen was, ontwaakte ik ook weder het vuile waschgoed gevoegd om het worstelingrond de plek waar het lijk
laatste leden van de familie zijn." den volgenden morgen. De ramen te doen reinigen lag, was het zand ongewoon vast ên
„U zult zeker wel gaarne leven in mijner slaapkamer gaven uitzicht op „Bepaald een vreemd mensch," glad. Er waren wel voetsporen, hoewel
het oude huis veronderstelde ik. het oosten, en ik bemerkte, dadelijk peinsde ik. „Een geheimzinnig man 1" zwak, maar toch zichtbaar, en ik zag
Zij keek mij aan met een blik van dat de zon op het punt was, o- te Ik zette daarop de gedachte aan den dadelijk dat zij niet verderHiepen dan
(k-weet-het-eigenlijk-niet. komen. Ik sprong het bed uit en nadat ouden zonderling van mij af, en weldra tot de plek waar het lijk vati den zee-
„Daar ben ik niet zoo geheel zeker ik de blinden vaneen der hooge smalle werd mijn aandacht geheel in beslag man lag. Er waren twee duidelijke voet
van," antwoordde zij toen. „Oom vensters had geopend, zag ik de zon genomen door de bekoorlijke omgeving, afdrukkeneen ervan was gemaakt
Francis is de goedheid en de vriende- opkomen van achter een gordel van lk ging de kreek langs, en door het door een schoen waarvan de hiel met
liikheid in Dtrsoon ik geloof zelfs pijnboomen, die zich verhieven op dennenbosch, waarachter ik de zon spijkers beslagen wasdeze waren zon
der twijfel van aen doode afkomstig
de andere wees op een kleinere, zeer
lichtgezoolde schoen, misschien wel
een pantoffel. Enkele meters achter
het lijk liepen de afdrukken in elkander,
wat blijkbaar gedaan was door den
moordenaar toen hij vlak achter zijn
slachtoffer aansloop, gereed om den
noodlottigen messteek toe te brengen.
Langzaam en zeer zorgvuldig volgde
ik deze voetsporen. Zij waren wel
zwak, maar toch duidelijk zichtbaar
tot aan den heek eener lage rots, en ik
kon zoover het spoor gemakkelijk vol
gen. Verderop echter was de grond
met een dikke, taaie veenlaag bedekt
men zou er een zwaar kanon over heb
ben kunnen rijden zonder eenig spoor
aehter te laten. Het was evenwel duide
lijk, dat twee mannen tot aan die plek
gekomen waren, daarna van de rotsen
op het strand if/aren afgedaald en eeni
ge meters langs de zee waren gegaan
en toen had de een den ander vermoord.
Terwijl ik daar stond, naar alle kan
ten rondziende, werd ik plotseling op-
gaschrikt door de losbranding van een
Vuurwapen, op zeer korten afstand
van achter een kreupelboschje, onge
veer dertig meter van mij verwijderd,
kwam een man te voorschijn dien ik,
te oordeelen naar zijn uiterlijk, voor
een jager hield. Hij merkte mijn aan
wezigheid niet op en kwam op mij toe,
nam een vogel op die hij had neer
geschoten en wierp dien in ?enzak, die
aan z'n schouder hing, toen ik hem riep.
Hij keek snel om, en mij ziende, kwam
hij naar mij toe, blijknaar nieuwsgierig
wie ik was. Ik ging laffgzaam op hem
toe. Hij was een man van middelbaftn
leeftijd, groot en kraqhtig gebouwd
met donkerkleurig gelaat en haar en
scherpen blik.
„Is u de opzichter van den heer
Raven vroeg ik toen v/i| elkaar
dicht genoeg genaderd waren om te
kunnen worden verstaan. Oa zijn toe
stemmend knikje ging ik vcrort: „Zoo,
ik ben sedert gisteren de gast van den
heer Raven, en ik heb hier zooeven
een vreeselijke ontdekking gedaan.
Er ligt daar achter de rotsen een man
dood."
„Dood, mijnheer riep hij uit.
„Wat o, zeker door de zee aange
spoeld."
„Neen," antwoordde ik. „Hij is
vermoord. In den rug gestoken 1"
Hij stootte een zacht gefluit uit en
zag mij aan met een paar oogen die
plotseling wijd geopend werden van
ontsteltenis, en hij keek mij strak aan
alsof hij er aan twijfelde of ik wel waar
heid sprak en geen sprookje vertelde.
„Kom maar dezen kant uit," ging
ik voort, hem naar den rand der rotsen
voorgaande. „En let erop hoe ge loopt
over het zand er zijn daar voetspo
ren, en ik vind dat die niet mogen ver
dwijnen voor de politie ze gezien heeft.
Daar 1" besloot ik, toen wij aan het
einde van de veenlaag gekomen
waren en de baai in zicht kwam.
„Ziet u het
Hij stiet opnieuw een kreet van ver
wondering uit en volgde mij toen voor
zichtig naar den doode waar hij met
verbazing bleef staren naar de bloed
vlekken op het zand.
„Hij is stellig reeds verscheidene
uren dood," fluisterde ik. „Hij is reeds
steenkoud en stijf. Dit is een moord,
nietwaar Gij woont zeker hier in de
buurt Hebt ge soms gisteravond of
gistermiddag iets gezien of gehoord
van dezen man, hier in de omgeving
„Ik, mijnheer riep hij uit. „Neen,
mijnheer niets 1"
„Ik ontmoette hem gisteren in den
namiddag in de bergen tusschen hier
en Alnmouth," merkte ik op. „Ik was
eenigen tijd met hem in de herberg
„Zeemans Vreugde". Hij nam. daar
een handvol goudstukken uit den zak
om zijn gelag te betalen. De waard
waarschuwde hem tegen het noodeloos
laten zien van zooveel geld. Voor wij
nu verder gaan zou ik gaarne willen
weten of het hier een roofmoord geldt.
U is ongetwijfeld in deze handiger
dan ik wees zoo goed en steek uw
hand in den rechterbroekzak en zie of
ge daar geld voelt."
Hij brgreep mijn bedoeling terstond,
Doog zich voorover en deed wat Ik
hem gevraagd had. Een halfgesmoorde
kreet van verbazing uitstaotend, keek
hij mij aan.
„Geld?" zeide hij, „zijn zak is vol 1"
„Haal het er uit," beval ik.
Hij trok zijn hand terug en opende
ze; in zijn handpalm lag een hoopje
goudstukken. De stralen der morgen
zon vielen als spottend op die munten
wij keken er beiden naar en toen za
gen wij elkaar aan met een plotseling
onuitgesproken begrijpen.
„Dus het is geen roofmoord 1" riep
ik uit. „Dus
Hij bracht het geld weer op zijn
plaats, trok aan een sterke stalen ket
ting die over Quick's vest lei en bracht
een mooi horloge te voorschijn.
„Nog meer goud, mijnheer," zeide
hij. „En het is een best - dat heeft
minstens dertig pond gekost. Neen,
het is geen roofmoord."
„Neen," stemde ik toe, „en dat
maakt de zaak nog geheimzinniger.
Hoe is uw naam
„Tarver, mijnheer, om u te dienen,"
antwoordde hij opstaande. „Ik ben
reeds jaren op het landgoed, mijnheer."
„Wel, Tarver," zeide ik, „het eenige
wat ik doen kan, is naar huis terug te
keeren, den heer Raven vertellen wat
er gebeurd is en de politie waarschuwen.
Blijf: u intusschen hier en als er soms
iemand hier langs komt, zorg er dan
vooral voor dat die voetsporen niet
worden uitgewischt."
„Het is niet waarschijnlijk dat er
iemand langs zal komen, mijnheer,"
meende hij. „De kust is bijna nergens
zoo verlaten als hier. Wat mij een raad
sel is, wat deed hij hier, hij en de
man die hem vermoordde? Er valt
hier niets te halen 1 En het moet in
den nacht gebeurd zijn, aan zijn oogen
te zien."
„Het is een zeer geheimzinnige ge
schiedenis," antwoordde ik. „We zul
len er wel meer van hooren."
Ik verliet hem, terwijl hij bij den
doode bleef staan en keerde met haas
tigen tred maar Ravensdene Court
terug. Terwijl ik door het pijnbosch
ging, keek ik op mijn horloge en zag
dat het reeds dicht bij negenen was en
tijd voor het ontbijt; het vreeselijke
nieuws moest echter eerst worden be
kend gemaakt, er was geen tijd voor
wachten of plichtplegingen. Ik moest
den heer Raven alleen spreken, ter
stond, en wij moesten den dichtstbij-
zijnden politiepost waarschuwen, en
#Op dat oogenblik zag ik, vijftig meter
vóór mij, Cazalette verdwijnen, om
den hoek van den langen haag aan het
einde dat het dichtst bij het huis gele
gen was. Dus hij was blijkbaar terug
geweest op de plek waar hij het be
smeurde linnen had verborgen, wat
het dan ook geweest mocht zijn?
Toen ik een oogenblik later bij die
plaats kwam en mij ervan overtuigd
had, dat ik niet gezien kon worden
keek ik tusschen de takken en het ge
bladerte door het lapje was ver
dwenen.
Dat maakte het geheim steeds dieper.
Ik begon onwillekeurig de dingen
met elkaar in verband te brengen.
Cazalette, terugkeerend van de zee,
verbergt een met bloed besmeurd lapje,
ik vind bij de zee 'n vermoorden gian
en terugkomend, bemerk ik dat Caza
lette reeds weder weggenomen heeft
wat hij eerst verborgen had. Welk
verband bestond er als er verband
bestond tusschen het vreemde doen
van Cazalette en mijn ontdekking?
De geheele zaak was vreemd, zonder
ling en zelfs verdacht om geen ster
ker uitdrukkingen te gebruiken.
Toen zag ik Cazalette opnieuw hij
bevond zich op het terras voor het huis
met den heer Raven. Zij wandelden pra
tend op en neer voor de geopende
vensters der ontbijtzaal. Ik was blij
dat Raven's nicht niet bij hen was en
dat zij zich blijkbaar ook niet in de
nabijheid bevond, en besloot daarom,
het vreeselijk nieuws terstond en rond
uit te vertellen. De heer Raven
daarvan was ik overtuigd was er
de man niet naar om bij het bericht
van een plotselingen dood zijn zelf-
beheer^ching te verliezen, en het was
mijn bedoeling, te zien welk een indruk,
het onverwacht bericht op zijn metge
zel zou maken. Terwijl ik langzaam het
terras opging, riep ik luid den naam
van mijn gastheer. Hij wendde zich
om, zag blijkbaar aan de uitdrukking
op mijn gelaat dat er iets ongewoons
gaande was, en kwam daarop snel naar
mij toe, terwijl Cazalette achter hem
aan kwam. Ik wierp een waarschuwen
den blik in de richting van het huis èn
zijn geopende vensters.
„Ik vind het onnoodig om mejuf
frouw Raven te doen schrikken," zeide
ik zacht en met opzet op zooveel mo
gelijk natuurlijken toon. „Er is iets
bizonders gebeurd. U herinnert u
nog wel dat ik u gisteren sprak over
een zeeman Salter Quick geheeten
Welnu, ik vond een half uur geleden
zijn lijk aan de kust. Hij is vermoord,
door het hart gestoken. Uw opzichter
Tarver, is bij het lijk. Zouden we niet
terstond de politie waarschuwen
Ik sloeg de beide mannen nauw
lettend gade terwijl ik het schrikkelijk
nieuws vertelde. De uitwerking op
hen beiden was geheel verschillend.
De heer Raven schrok en uitte een kreet
van verbazing, maar hij was toch meer
verwonderd dan verschrikt. Cazalette's
gelaat, dat veel op een masker geleek,
bleef echter volkomen onbewogen
alleen een flikkering van plotselinge,
bijna gretige belangstelling viel in zijn
donkere, scherpziende oogen waar te
nemen.
„Ah 1" riep hij uit. „Dus u vond
den man dood - vermoord, Middle-
brook Nu, dat is juist het .einde dat
ik voor den kerel verwacht had 1
Alleen had ik niet gedacht dat het
reeds zoo spoedig en zoo dicht in de
nabijheid zou gebeuren. Bijna op
iemand's drempel, zou men zeggen.
Interessant, zéér interessant 1"
Ik was te zeer verbluft door zijn on
gevoeligheid om daaruit eenige ge
volgtrekking te maken en keek in
plaats daarvan naar den heer Raven.
Deze was echter blijkbaar nog te zeer
verwonderd om eenige aandacht te
schenken aan zijn ouderen gasthij
wenkte mij om hem te volgen.
„Kom mede naar de telefoon," zeide
hij. „Wel wel, wat een droevig geval.
De arme kerel is natuurlijk om zijn
geld vermoord U zei gisteren immers
dat hij veel goudstukken bij zich had."
„Neen, het is geen roofmoord,"
antwoordde ik. „Zijn geld en horloge
zijn onaangeroerd. Er steekt iets an
ders achter."
Hij staarde mij aan alsof hij mij niet
begreep.
„Een geheim dus?" veronderstelde
hij.
-„Ja, een diep en akelig geheim,
denk ik. „Laat de politie zoo spoedig
mogelijk komen en vraag ook om een
dokter."
„Zij zullen dan wel hun eigen poli-
tie-dokter meebrengen," meende hij,
„maar wij hebben nog een arts hier
in de buurtdien zal ik ook opbellen.
Maar wat kunnen die dokters doen
„Niets voor hem althans," ant
woordde ik. „Maar zij kunnen ons
misschien zeggen op welk uur de moord
plaats had, en dat is van groot belang."
Na getelefoneerd te hebben, begaven
wij ons naar de ontbijtzaal, om ons
een weinig te versterken vóórdat wij
naar de kust gingen. Mejuffrouw Raven
was er reeds en ook Cazalette. Ik
zag terstond dat hij haar het nieuws
verteld had. Zij zat aan tafel achter
de ontbijt-ingrediënten en staarde hem
aan, terwijl hij met een kop thee en
een beschuit in de hand. het vertrek
op en neer ging en een didactische
verhandeling houdend over misdaad
en ontdekking. Juffrouw Raven wierp
een blik op mij, toen ik mij in een stoel
naast haar nederzette.
„Hebt u dien armen 'man gevon
den fluisterde zij. „Wat vreeselijk
voor u 1"
„Voor hem ook en veel erger,"
zeide ik. „Ik had gewild flat u het eerst
later te weten gekomen waart. Mijn
heer Cazalette had het u niet moeten
zeggen."
(Wordt voortgezet.1
DE MAN UIT HONKONG
De blanken mochten op den haven-
dam wandelen, maar voor de Chmee-
sche langstaarten was het daar verbo
den terrein. Er stonden banken, die
gelegenheid gaven tot een rustig kijkje
op de lange rij van „sampans" die de
rivier op en neer gleden. Er warer. er
van allerlei soortkleine, lichte
bootjes die door vrouwen bestuurd
werden en groóte, zwaargeladen vaar
tuigen, door de krachtige armen van een
aantal koelies voortbewogen.
Het was een interessant gezicht,
maar Gongh had er al den heelen mor
gen naar zitten kijken en het was daar
aan het water ook zoo bitter koud, dat
hij er genoeg van kreeg. Maar hij wist
niet waar- hij anders heen moest gaan.
Vijfmaal was hij al op weg geweest
naar het Amerikaansche consulaat
maar telkens was hij ook weer teruggee
keerd. Het duurde uren, eer hij eindn-
lijk den moed vond, het consulaat bin
nen te treden, de trap te bestijgen, en
aan t'e bellen. Een Chineesche bedien
de opende de deur en bracht hem in
een kantoorvertrek, waar een Portu-
geesche klerk zat te schrijven.
„Ik zou den consul-generaal gaarne
willen spreken," zei Gongh. De Chinees
maakte een buiging en ging heen.
„Wenscht u den consul-generaal te
spreken klonk het bijna onmiddel
lijk daarop achter hem. Gongh keerde
zich verbaasd om. Het was lang gele
den, dat hij een zoo beschaafde stem
gehoord had en ze bleek nog al die
van een jong meisje te zijn.
Haar heldere, bruine oogen zagen
hem van onder de lange wimpers
vriendelijk aan.
Hij stond haastig .op en volgde de
jonge dame op haar uitnoodiging in
een privékantoor, waar ze hem een stoel
aanbood,
„In wëlk opzicht kan ik u van dienst
zijn," vroeg ze. „Ik ben namelijk op
het oogenblik de consul-generaal. Mijn
naam is Miss Livingstone. Papa is
voor zaken naar Manilla, en de vice-
consul is ziek." Weer lachte ze hem
vriendelijk toe ze was blijkbaar er van
overtuigd, dat ze zich in gezelschap
van een beschaafd man bevond.
Zijn eenigszins armoedige kleeding
zeide haar intusschen duidelijk genoeg,
wat hij kwam doen. Terwijl ze- hem
vragend bleef aankijken, begon hij
eenigszins aarzelend
„Ik ben hier vreemd en zoek werk.
Pas dezen morgen ben ik uit Hongkong
hier aangekomen."
„Welnu, en verder," luidde het
vriendelijk.
„Nu moet ik zoo spoedig mogelijk
werk zien te krijgen. In Hongkong heb
ik het al beproefd, maar daar wilde
het niet gelukken. Allen arbeid wil ik
aanvatten. Ik heb in de rechten gestu
deerd, maar het niet tot een examen
gebracht. Toen heb ik beproefd mij in
het bankwezen in te werken, en ben
er ook in geslaagd, een betrekking aan
een bank te krijgen, die echter kort ge
leden gesprongen is."
Ze wilde hem al vragen, of hij ook
aanbevelingen bij zich had, „maar hij
voorkwam haar met de woorden„Te
Hongkong is mij mijn portefeuille ont
stolen, die behalve het grootste deel
van mijn geld ook al mijn aanbevelings
brieven bevatte."
Tot zijn groote verbazing vertoon
de zich op het vriendelijke gelaat zijner
toehoorster niet de minste uitdrukking
van wantrouwen bij het hooren dezer
laatste woorden.
Met eenige moeite ging hij voort
„Mijn naam is Jacob Gongh. lk ben
geboren in Nourd-Amerika ei. heb ge
studeerd aan de universiteit te Rich
mond." Een lichte beweging zijner
handen zeide haar, dat hij verder nfets
mede te deelen had.
Het jonge meisje stond een oogen
blik diep in gedachten.
„U hebt inderdaad allerminst geluk
gehad," sprak ze vriendelijk. „Wilt u
misschien over een uur even terugko
men in dien tijd zal ik beproeven iets
u OJi- U - U, CK>*W V O J. V
- o x.