L.|
VOOR DE 1
iiiiiiisiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiir^:imiu.]i!iiiiiiiHS3iiiiif!i!!smn!i!iS9iiiiii8ii!;i!ii!iiniiiiiiiiiiiiiiiiiii;i:!i[ jiiiiiiiiiMniiimiiiiix
^!6!III1IIIIIIIIBIIlIllilllSIII!:3iBl!1I!I2II98Iilll!glgi!lilIl!illl!IIIl!:!B8IIS!lllI!llllllir:i!IIII8lllf:illlll8 IIIKftllIllllüllllMIIIHIIIIMH
onderstel eens dat hij de beide Quicks
deelgenoot van zijn geheim gemaakt
heeft Veronderstel eens maar er
zijn wel honderd gevallen die men ver
onderstellen kan! In elk geval geloof ik
toch dat wij op den goeden weg zijn."
„Ik heb heel wat van de veronder
stellingen, die u zoo juist opperde,
sedert gistermorgen voorbij mijn
geest doen gaan," antwoordde Scar-
terfield kalm. „Heb ik niet van den
aanvang af gezegd dat wij in het verle
den moesten zoeken Enfin, ik zal
nu even de documenten halen."
Hij ging heen, en terwijl ik alleen
was stond ik aan het venster in de
rookzaal en keek peinzend naar buiten
in de drukke straat. Aan de overzijde
van de straat, recht tegenover ons
hotel, was de bank waar over Scar-
terfield mij gesproken had een
ouderwetsch gebouw met grijze muren
sn een dak van roode pannen. De bui
tendeur werd juist op dat oogenblik
door een ouden portier gesloten. Was
het mogelijk, dat de geschiedenis die
kort geleden was geëindigd met een
dubbelen moord, haar aanvang gevon
den had in dit stille - bijna eerwaar
dig uitziende huis, door de misdaad
van een onbetrouwbaren employé
Maar wat schrijf ik geëindigd Neen
immers, want alles wat ik wist, vorm
de een duidelijk bewijs dat de beide
moorden slechts een episode, een hoofd
stuk in de geheele geschiedenis uit
maakten. Het einde, ja, waar was dat
te vinden
Zoove^ was ik in mijn overpeinzin
gen gekomen toen Scarterfield terug
kwam, uit een groote enveloppe twee
opgevouwen, door den tijd geel ge
worden perkamenten nam en mij die
overreikte.
DERTIENDE HOOFDSTUK.
De kerkroof.
Tot op dat oogenblik had ik nog
slechts weinig nagedacht over de
reden van mijn aanwezigheid te Blyth
althans had ik niet anders gedacht
dan dat Scarterfield eenige papieren
gevonden had die hij niet kon ont
cijferen. Eén blik op de documenten
die hij mij overhandigde, overtuigde
mij er evenwel van dat het hier een
werkelijk belangrijke vondst betrof;
het volgende oogenblik was ik in de
lezing der papieren verdiept, en het
ontging den detective niet, dat mijn be
langstelling voor zijn vondst was
gaande gemaakt. Hij sloeg mij zwijgend
gade een of tweemaal keek ik op,
en hij knikte mij toe alsof hij te kennen
wilde geven dat hij er zeker van ge
weest was, mij iets zeer belangrijks te
hebben gegeven. Ik legde tenslotte
de beide documenten op tafel en keek
hem glimlachend aan.
„Scarterfield," vroeg ik, „bent u
goed thuis in de vaderlandsche ge
schiedenis
„Dat zou ik niet durven beweren,
mijnheer Middlebrook," antwoordde
hij hoofdschuddend. „Ik weet er niet
meer van dan wat ik als jongen op
scnool geleerd neb, en ik geloof, dat ik
zelfs daarvan nog heel wat vergeten
ben. In mijn ambt heb ik bijna altijd
slechts met de feiten van het heden te
maken en zelden met wat er vroeger
gebeurd is."
„Maar u zult toch wel de voor
naamste gebeurtenissen weten ver
onderstelde ik. „U weet toch, bijvoor
beeld, dat bij de opheffing van de
godsdienstige instellingen kloos
ters, abdijen, prioraten, hospitalen
onder de regeering van Hendrik de
Achtste, een groot deel van het in deze
inrichtingen aanwezige zilver en kost
baarheden voor het persoonlijk ge
bruik van den koning werd geconfis-
keerd
„Jawel, daarvan heb ik meermalen
gehoord," antwoordde hij. „De koning
moet daarvan voor een reusachtig
bedrag gehm geconfiskeerd heb
ben."
„Maar hij kreeg niet èlles," hernam
Scarterfield. „Een groot gedeelte van
het zilver en de kostbaarheden ver
dween poorloos. Wellicht werd het
verborgen door de rechtmatige eige
naars, men geloofde dat destijds
maar het is veel waarschijnlijker dat
het gestolen werd door hebzuchtige
en geldgierige lieden uit den omtrek.
In elk geval, terwijl een groot gedeelte
door de lasthebbers van den koning
naar Londen gezonden werd, bleef
een nog grooter gedeelte vooral
in kleinere en meer afgelegen plaatsen
achter. Het verdween en men hoor
de er nooit meer iets van. Vooral hier
in het noorden van Engeland moet
dat op verschillende plaatsen het geval
geweest zijn. Alles wat ik u nu gezegd
heb is evenwel slechts een inleiding
tot wat ik u hierna vertellen zal. Hebt
u er eenig idee van wat deze docu
menten eigenlijk zijn
„Neen." antwoordde hij. „Tenzij,
dat het lijsten zijn van het een of an
der ik dacht dat te kunnen opmaken
uit de wijze waarop de woorden en cij
fers zijn gerangschikt. Ongeveer als
op een inventaris."
„Het zijn inventarissenriep ik
uit. „Beide Ze zijn vrij slecht geschre
ven, maar toch gemakkelijk te lezen
als men bekend is met de schrijfwijze en
de spelling die in de zestiende eeuw
gebruikt werden. Zie maar eens naar
de eerste. Ze wordt hier genoemd een
inventaris van al de kostbaarheden,
aanwezig en toebehoorend aan de
abdij van Forestburne, en werd ge
maakt in het jaar 1536. Laten we nu
de tweede eens bezien. Het is eveneens
een inventaris van het goud, zilver
en de overige kostbaarheden van het
prioraat van Mellerton, in hetzelfde
jaar samengesteld. Ofschoon deze
huizen tot de kleinere behoorden,
blijkt uit een vluchtigen blik in de
beide documenten, dat zij tamelijk rijk
waren aan kostbaarheden. Hoofdza
kelijk bestonden die uit heilige vaten
en misgewaden. Het edel metaal moet
echter in zeer aanzienlijke mate aan
wezig geweest zijn
„Dat alles zal stellig wel een groote
waarde vertegenwoordigen, nietwaar?"
vroeg Scarterfield.
„Een zeer groote waarde 1 en
als het nu nog bestaai, dan is die waar
de bijna niet meer te schatten," gaf
ik ten antwoord. „Maar ik zal u eenige
zaken op de beide lijsten voorlezen.
Zooals u ziet, is het gewicht in onsen
aangegeven, en u kunt hier zelf nagaan
hoeveel en welk een groot aantal voor
werpen op elke lijst ziin verm.ld. We
zullen er eens enkele nazien. Kijk eens
hiereen kelk, achtentwintig ons,
een kelk, zesendertig ons, een beker,
zevenenveertig ons. Een paar kande
laars, tweeenvijftig ons. Twee kruik
jes, eenendertig ons. Een wierookvat,
achtentwintig ons. Een kruis, acht
envijftig ons, een tweede kruis, acht
enveertig ons. Drie dozijn lepels,
achtenveertig ons. Een groot kruis
tweeenzeventig ons, een pateen,
zestien ons, een idem, twintig ons.
Enzoovoorts, enzoovoorts. Een zeld
zame collectie, Scarterfield. Wij kun
nen het totaal gewicht gemakkelijk
optellen het is zelfs onder aan den
staat reeds gebeurd. In Forestburne
was een totaal van twee duizend twee
honderd achtendertig ons en op Meller
ton achttien honderd en zeventig ons
edel metaal bij elkaar dus ongeveer
vierduizend ons. Dat is wel de moeite
waard om te bezitten, Middlebrook
zoowel in de zestiende als in de twintig
ste eeuw I"
„En wat is het hoofdzakelijk?"
vroeg Scarterfield. „Goud, zilver..?"
„Voor een gedeelte is het zuiver
goud, voor een ander deel zilver, en
een niet onbelangrijk gedeelte is ver
guld zilver," antwoordde ik. „Als ik
de beide lijsten meer aandachtig door
lees, zal ik u dat wel meer precies kun
nen zeggen. Wat ik u zooeven vertelde
weet ik reeds door een vluchtigen blik
in de beide documenten."
„Vier duizend ons edel metaal
herhaalde hij op halfluiden toon in
zichzelf. „Wat maakt u er nu uit op,
mijnheer Middlebrook? Ik bedoel, uit
alles wat ik u verteld heb
„Als ik alles eens goed naga," ant
woordde ik, „dan zou ik uit hetgeen u
mij verteW hebt. hel volaende e<vnclu
deeren. Al deze kostbaarheden, oor
spronkelijk kerkelijke eigendommen,
kwamen wij zullen ons maar niet
afvragen hoe in handen van over
leden lord Forestburne, en zal mis
schien in het bezit van zijn familie
geweest zijn, die het mogelijk gedurende
vier eeuwen verborgen gehouden heeft.
In elk geval, het is alles in het bezit
van het geslacht Forestburne geweest,
en de laatste lord Forestburne depo
neerde het bij zijn bankiers. Het is
mogelijk dat hij niet geweten heeft
wat de kisten inhielden. Ik vermoed
dat de oneerlijke tijdelijk-directeur
waarover u mij sprak, de kisten heeft
nagezien, besloot, zich den waarde-
vollen inhoud toe te eigenen, en zich
bediende van de diensten van Nether-
field Baxter in zijn misdadig plan.
Ik denk dat deze lijsten in de kisten
gevonden werden in elke kist één,
waarschijnlijk. en dat Baxter ze
uit pure nieuwsgierigheid behield
u zeide immers zooeven, dat hij iemand
van goede opvoeding was. De kost
baarheden zullen wel door hem en zijn
medeplichtige hier en daar verborgen
geworden zijn en als u het mij
vraagt, dan geloof ik dat het die kost
baarheden waren waarnaar Salter
Quick zocht."
Scarterfield sloeg met de vlakke
hand op tafel. „Dat is hetriep hij
uit. „Dat heb ik zelf óók reeds ge
dacht! Toen die Nethenield Baxter
hier uit de omgeving verdween kwam
hij waarschijnlijk in verre landen en
onder vreemd gezelschap terecht. Hij
zal wellicht toen in aanraking geko
men zijn met de gebroeders Quick
en hen het geheim verteld hebben van
de gestolen kostbaarheden. Ik ben er
van overtuigd dat hij de Netherfield
van dat schip was, aan boord waarvan
de beide Quicks zich bevonden. Ja,
mijnheer, wij mogen veilig aannemen,
dat Salter Quick, zooals u zegt, zocht
naar dat goud en zilver
„En dat deed nog iemand anders,"
zeide ik. „En het was die iemand die
Salter Quick vermoordde."
„Juist," stemde hij toe. „Maar wie
was dat nu Dat is de vraag waar het
om gaat. En wat zullen wij nu eerst
moeten doen, mijnheer Middlebrook
„Het komt mij voor, dat het eerste
wat ge nu moet doen, is, zooveel mo
gelijk omtrent doe kostbaarheden te
weten te komen," antwoordde ik. Als
ik u was, zou ik twee menschen in het
vertrouwen nemen den directeur,
president of wat hij is, van de bank
en de tegenwoordigen lord Forestburne.
„Dat zal ik doen," zeide hij. „Ik
zal hen beiden morgenochtend een
bezoek brengen. Gaat u mee, mijnheer
Middlebrook U kunt een betere uit-
iegging van deze papieren geven dan
ik."
Scarterfield en ik brachten dus den
avond samen in het kleine hotel door
na het diner bestudeerde ik de beide
documenten meer nauwkeurig. Ik
kwam daarbij tot de conclusie dat, als
de vierduizend ons goud en zilver zich
is de kisten bevonden die de oneerlijke
directeur van de bank gestólen had,
deze een goeden slag had geslagen.
Waarschijnlijk was evenwel de waarde
als antiquiteiten grooter dan die van
het edel metaaler waren stellig En-
gelsche en Amerikaansche verzame
laars, die gaarne reusachtige sommen
zouden willen geven voor kerkelijke
vaten die reeds vóór de hervorming
waren gemaakt, en ik meende dat dit
denkbeeld in het brein der dieven
ongetwijfeld moest zijn opgekomen.
Er waren echter sommige omstandig
heden in de gansche historie, die mij
nog duister warendaaronder was
vrijwel de belangrijkste, dat deze kost
baarheden, stellig kerkelijke eigen
dommen, zoo langen tijd in het bezit
der familie Forestburne waren, zonder
dat daarvan iets aan het iicht gekomen
was. Ik hoopte dat ons onderzoek van
den volgenden morgen op dat punt
eenig licht zou brengen. Wij bekwa
men echter geen inlichtingen althans
niet van beteekenis. Bij de directie
van de Bank was alleen bekend, dat de
overleden lord Forestburne jaren gele
den de beide kisten bil hen gedepo
neerd had, met - instructie om ze m
bewaring te houden totdat zijn zoon
hem zou opgevolgd zijn en gebeurde
dat vóór zijn meerderjarigheid, dan
moest met openen der kisten gewacht
worden totdat de zoon meerderjarig
zou zijn. De bank-directie wist niet
v/at de kisten eigenlijk inhielden, als
inhoud was alleen opgegeven zilver.
Wat den tegenwoordigen lord Forest
burne aangaat, een zeer jonge man,
deze wist niets, dan alleen dat het ge
heimzinnig deposito van zijn vader
door een oneerlijken bewaarder was
ontvreemd. Hij kon daarom ook geen
meening over het geval uitspreken.
De onder-directeur van de bank echter,
een mager, en zelfgenoegzaam oud
man, die Scarterfield en mij als zaken-
menschen scheen te beschouwen, lachte
om het denkbeeld dat de inventarissen
die wij hem lieten zien, betrekking had
den op de geroofde kisten, en werd
bijna boos over de veronderstelling
dat de familie Forestburne ooit in het
bezit geweest zou zijn van door kerk
roof verkregen goederen.
„Bespottelijk 1" zeide hij op een
toon van ontstemming. „De inhoud
der kisten was natuurlijk tafelzilver
dat niet gebruikt werd. En wat deze
documenten betreft, ik herinner mij,
dat die Baxter, ofschoon hij er een
ietwat losse levenswijze op na hield,
een vrij sterke neiging voor de studie
en de wetenschap had hij was een
verzamelaar van oude boeken, papie
ren enzoovoorts en moet daarvan een
vreemde collectie hebben gehad. Mo
gelijk haalde hij deze documenten in
de een of andere boekwinkel in Dur
ham of Newcastle. Ik geloof in elk
geval niet, dat zij iets uitstaande heb
ben met de gestolen eigendommen
van lord Forestburne, en zou u beiden
aanraden om uw tijd niet te verkwisten
met het nasporen van dwaze veron
derstellingen."
Scarterfield en ik onttrokken ons zoo
spoedig mogelijk aan het gezelschap
van dezen man en vertrouwden elkaar
buiten onze meeningen omtrent dat
heerschap toe. Voor Ons was in elk ge
val de theorie die wij hadden opgezet,
niet weg te redeneeren. Terwijl wij
in een rustig hoekje van de koffieka
mer onzen lunch gebruikten, trachtten
wij die theorie terug te brengen tot
den zoo formeel en kernachtig mogelijk
gepreciseerden vorm. Na dien lunch
zouden wij elkaar ve laten en het was
daarom wel begrijpelijk dat er nog heel
wat te bepraten viel.
„Verschillende personen onder onze
vrienden die de geheele geschiedenis
hebben meegemaakt, Scarterfield, heb
ben als hun meening te kennen gege
ven dat wij, om achter de waarheid
omtrent de beide moordzaken te komen
tot in het verleden moesten teruggaan
met onze nasporingen, zoover als dat
maar eenigszins mogelijk zou blijken
te zijn," merkte ik op.
Wordt voortgezet.
iets uit den Moppentrommel.
EEN HEEL UUR!
Mevrouw A.: „Je kunt niet gelooven,
wat een moeite het me gekost heeft, eer
ik dezen nieuwen hoed had, Een heel uur
heb ik moeten huilen, eer ik het geld
kreeg."
Mevrouw B.: „Wat! Een heel uur voor
een hoed? Als ik zoo lang huil, moet het
minstens voor een nieuw costuum zijn!"
EEN VROME WENSCH.
„Gaat het goed tusschen jou en je
man Emma?"
„Gewoonlijk wel. Alleen gisteren had
den wij een kleine twist, llij zei toen
iets, dat mij niet beviel...."
„Wat dan?"
„Hij wou dat zijn schoonmoeder een
oude vrijster gebleven wasl"
NIET ONTVANGEN.
Dienstmeisje, (tot modisto): Ik kan u
onmogelijk aandienen. Mevrouw ontvangt
niet vandaag!
Modiste (met de rekening): Te ont
vangen behoeft movrorw ook nia4
ze maar geeft
No. 42.EERSTE JAARGANG 192
O 1 f B S
HET GEHEIM VAN RAVENSDENE COURT.
VIJF CONCLUSIES. heette, gekend, vóór ik naar Bombay
ging en mijn tegenwoordige betrekking
Zooals wij daar, gedurende ongeveer aanvaardde."
een uur, om de tafel zaten, moeten „Waar hebt u hem toen gezien
wij stellig wel een vreemd en opvallend vroeg Scarterfield.
groepje hebben gevormd. De heer „In twee misschien in drie plaat-.
Raven, nog steeds een beetje nerveus sen," zeide Wing. „Singapore, Penang
en uit zijn gewone doen; zijn nicht, en ik geloof ook in Rangoon. Ikherin-
frisch en nieuwsgierig, in haar vroolijk ner mij den man nog wel."
kleedje, een merkwaardig contrast „Wat was hij
vormend met de ouderwetsche klee- „Kok, en een zeer goede."
ding en het perkament-achtig gelaat „Zou het u verwonderen, te hooren
van den ouden heer Cazalette, die naast dat hij drie jaar geleden in Engeland
haar zat, scherp oplettend en twijfe- is geweest
lend; de, een officieelen indruk maken- „In het geheel niet. Er komen im-
de figuur van den politie-inspecteur, mers veel Chineezen hier. Ikzelf heb
rechtop en slank in zijn nauwsluitende het wel gedaan waarom anderen
uniform; de detective, gemoedelijk niet? Als Chuh Fen drie jaar geleden
en vol vertrouwen waarop, dat wist hier gekomen is, kwam hij misschien
niemand eigenlijk goed Lorrimore wel als kok aan boord van een schip
en ikzelf, met belangstelling alles -in China of Burma. Later is hij wei-
gadeslaand en beluisterend, en ter I ht weer daarheen teruggekeerd."
laatste, maar zeker niet het minst „Dat zou ik wel eens willen weten,"
opvallend, de innemende, vriendelijke mompelde de detective. „Echter,"
Chinees in zijn keurige nationale klee- ging hij tot Wing gewend, voort, „een
derdracht, bescheiden op den achter- groot aantal uwer landgenooten blij-
grond zittend, ondoorgrondelijk als van in Engeland als zij er eenmaal
een ivoren beeld. Ik weet niet wat de zijn, nietwaar;?"
anderen er van dachten, maar het „Zeker," antwoordde Wing,
scheen mij toe dat, als er iemand in „Ik veronderstel dat zij zich bezig
het vertrek aanwezig was van wien houden met de exploitatie van wasch-
men kon verwachten dat hij in staat huiren, restaurants, winkels, enzoo-
zfou zijn, het raadsel waarvoor wij nog voorts meende Scarterfield, „En
immer stonden, op te lossen, dat die zeker voornamelijk in de plaatsfen, die
man zou zijndokter Lorrimore's ik zooeven genoemd heb, nietwaar
bediende. East End, Liverpool, en de twee groote
Het was Lorrimore zelf, die op ver- Welshland steden Nu zou ik u nog
zoek van den detective, Wing vertelde een vraag willen stellen. Deze Chuh
waarom hij hem had doen roepen. Fen, over wien ik u zooeven sprak,
De Chinees knikte ernstig toen Lorri- was stellig'drie jaar geleden in Londen,
more over den moord op Salter Quick Zijn er plaatsen in Londen waar, en
sprak blijkbaar wist hij er alles van. menschen van wie men inlichtingen
En als men tenminste iets ontdek- omtrent Chuh Fen zou kunnen ver
ken kon in een zoo zorgvuldig strak krijgen
gehouden gelaat ik dacht een toe- „Waar ik iets van hem zou kunnen
nemende oplettendheid in zijn oogen hooren ja," antwoordde Wing,
te bespeuren toen Scarterfield in ver- ,,U zegtwaar u iets van hem zoudt
band met hetgeen Lorrimore had kunnen hooren," merkte Scarterfield
gezegd, enkele vragen begon te stellen, op. „Bedoelt u daarmede dat u inlich-
,,Ër zijn aanwijzingen," begon de tingen zoudt krijgen waar men ze mij
detective, „die erop wijzen, dat deze zou weigeren
Salter Quick en zijn broeder Noah be- Een zeer zwakke schaduw van een
trokken waren in de een of andere glimlach vertoonde zich op het gelaat
zaak, die verband hield met een handels- van den Chinees. Hij knikte bevesti-
vaartuig, de „Elizabeth Robinson", gend en dokter Lorrimore nam het
waarvan men geloofde dat het in de woord voor hem op.
Gele Zee vergaan is, tusschen Hong- „Wing bedoelt dat hij, zelf Chinees
kong en Chemulpo, in October 1907. zijnde, natuurlijk inlichtingen van een
Aan boord van dat schip bevond zich zijner landgenooten van andere Chinee-
verder een Chinees, die twee jaar later zen zou kunnen krijgen, waar u, als
in Londen opdook. Dokter Lorrimore Engelschman, niets te weten zou ko-
vertelt mij nu dat, toen u en hij eenigen men!" zeide hij met een lachje. „Ik
tijd geleden in Londen waren, u tame geloof dat als mijnheer Scarterfield,
lijk veel tijd doorbracht bij uw land- naar Limehouse zoudt gaan om bij-
genooten in East End, en dat u ook zonderheden omtrent Chuh Fen te
eenige van hen bezocht in Liverpool, weten te komen, u slechts strakke ge-
Cardiff en Swansea. In verband daar- zichten en gesloten ooren zoudt ont-
mede zou ik u willen vragenhebt u moeten."
in een dezer plaatsen wel eens gehoord „Dat is juist wat ik veronderstelde,
van een man die Chuh Fen heette dokter," antwoordde de detective op
De Chinees schudde langzaam het gemoedelijken toon Ik zal u de zaak
hoofd. „Neen," antwoordde hij. ,In in korte woord-: uiteen zetten. Het
Engeland heb ik nooit iemand van dien is mijn vaste overtuiging dat wij, als
naam ontmoet. Maar tien of elf jaar wij het geheim van de beide moorden
«eleden heb ik een man die Chuh Fen willen onlossen. zeer ver moeten terug
gaan in het verleden, tot op het oogen- heden omtrent Chuh Fen te weten te
blik waarop de „Elizabeth Robinson" komen, of om de hand op hem te leg-
verging wellicht nog verder en gen Alle kosten zijn natuurlijk voor
dat Chuh Fen de eenige man is van mijn rekening," wendde hij zich tot
wien ik tot dusver gehoord heb, die Wing, „en een flinke belooning als
volgens mij, licht in deze duistere zaak het tot een goed resultaat leidt. En
zou kunnen brengen. En om duidelijk ge moet maar uw eigen plan volgen
te spreken; het komt mij voor, dat de Ik weet dat gij, Chineezen, slim en
heer Wing ons in deze zeer nuttig zou handig zijt in zulke zaken;"
kunnen zijn." „Laat het maar aan hem over,"
„Hoe?" vroeg Lorrimore. „Ik ben zejde Lorrimore. „Aan hem en aan
er zeker van dat hij zich gaarne te m'i- Als er van deze Chuh Fen eeniger*
uwer beschikking zal stellen." lei inlichtingen te bekomen zijn, zal
„Wel, door uit te vinden of deze hij ze we' krijgen.
Chuh Fen, toen hij drie jaar geleden -.Dat is dan alweer iets gedaan!"
in Engeland was, aan zijn landgenooten r'eP Scarterfield uit, zich in de handeo
in Limehouse of elders eenigerlei mede- wrijvend. „MooiIk ben reeds tevre-
deeling heeft gedaan," antwoordde den als er ook maar eenige vooruit.
Scarterfield. „Hij kan het een en ander gang is Maar nu ik hier ben en w^
omtrent de gebroeders Quick en de zaken doen - en ik hoop dat dezé
„Elizabeth Robinson" weten, dat ons i°nge dame het geen vervelende zake»
in zeer beduidende mate helpen kan. vindtmoet ik het nog over iét*
Het komt er niet op aan of het wel- anders hebben. De inspecteur vertelde
licht kleinigheden zijn men kan miJ dat er veel gesproken wordt ove*
nooit weten hos waardevol een schijn- een tabaksdoos die op het lijk van
baar onbeteekenend voorval bij ons Salter Quick gevonden werd, dat de
onderzoek kan zijn." heer Cazalette dat is u, geloof ik,
„Juist," antwoordde Lorrimore. Hij mijnheer in verband daarmede
wendde zich tot zijn bediende en sprak verschillende proefnemingen heeft ge»
hem aan in een vreemde taal, waarin daan, en tenslotte dat het ding gestolen
Wing hem terstond antwoordde. Ge- Omtrent die zaak zou ik gaarne
durende eenige minuten spraken zij a'*es willen weten. Wie kan mij er het
snel met elkander en daarop wendde meest van vertellen
Lorrimore zich weder tot Scarterfield. Cazalette zat tusschen mejuffrouw
„Wing zegt, dat, als Chuh Fen drie Raven en mij; ik boog mij tot hem
jaar geleden in Londen was, hij zal over en fluisterde, wel begrijpend dat
kunnen nagaan hoe lang hij in Engeland h0* thans tijd was, om elk onbekend
is geweest, waar hij vandaan kwam, feit aan den dag te brengen,
waarom hij hier kwam en waarheen „Vertel nu alles-alles, wat u mij
hij weder vertrokken is," zeide hij. „Ik zooeven vóór het diner hebt gezegd!"
geloof dat er onder deze menschen een trachtte ik hem te overreden. „Leg
zeker geheim verband staat, hoewel nu uw kaarten open, en laten wij
het zeer natuurlijk is, dat zij elkaar trachten, nu iets te bereiken!"
in vreemde landen opzoeken. Er zijn HiJ aarzelde, half-wantrouwend van
wijken in Londen en andere Engelsche oen een naar den ander ziende,
plaatsen waarheen de Chinees zich „Denkt u dat ik er verstandig aan
dadelijk wendt als hij in Engeland zo,u doen, Middlebrook?" fluisterde
terecht komt. Hij twijfelt er dan ook h'J- >TS het wel wijs, om al de kaarten,
niet aan, dit voor u te kunnen doen." die ge hebt, te laten zien
„Er is echter nog iets anders," zeide „In^dit geval, ja 1" zeide ik, „Zeg
Scarterfield. „Als Chuh Fen zich nog a^es t"
steeds in Engeland bevindt het- „Welnu dan," antwoordde hij. „Hel
geen niet onmogelijk is zou Wing kan zijn dat u gelijk hebt. Maar denk
hem dan kunnen vinden eraan, het is op uw aanraden en ik bea
Het effen gelaat van den slim'men er niet ten volle van overtuigd dat
Chinees toonde toch bij deze woorden dit de tijd en het gezelschap er voo*
eenige belangstelling. In plaats van is om alles te openbaren. Evenwel..
den detective te antwoorden, richtte En zoodoende vertelde Cazalette
hij zich opnieuw tot zijn meester in de dien dag voor de tweede maal de ge-
vreemde taal die zij even tevoren had- schiedenis van de tabaksdoos en zij*
den gesproken. Lorrimore knikte en portefeuille, en toonde de fotografie,
wendde zich meteen ietwat spottenden Het baarde alle aanwezigen, behalve
glimlach tot Scarterfield. mijzelf, groote verwondering en ik
„Hij zegt, op Chuh Fen spoedig zag, dat vooral de heer Raven zeer
de hand te kunnen leggen als deze verontrust was door den diefstal van
zich nog in Engeland bevindt," zeide dien morgen. Ik wist welke gedachte
Lorrimore. „Maar hij voegt er bij, dat hij koesterde de misdadiger of
het wellicht voor Chuh Fen in 't geheel wellicht de misdadigers waren te dicht
niet geraden is, zich in 't openbaar In de nabijheid. Af en toe stelde hij een
te laten zien Chuh Fen kan wel drin- vraag de detective echter luisterde
gende redenen hebben om zich ver- in een star stilzwijgen, een en al op
borgen te houden lettendheid.
„Ik begrijp uzeide Scarterfield „Dit is werkelijk het meest belang-
met een knipoogje. „In orde, dokter! rijke en ernstige punt wat ik tot dusver
Als de heer Wing Chuh Fen kan vinden gehoord heb," zeide hij, toen Cazalette
en die geheimzinnige heer mij op den was uitgesproken. Laten wij nu eens
rechten weg brengt, zal ik't geheim eer- opsommen. Salter Quick wordt ver-
biedigen Kunnen wij dat afspreken? moord in een afgelegen, eenzame plaats.
Kan ik erop rekenen dat uw man ons Niet voor zijn bezit, want al zijn geld
helpen zal, door te trachten, bizonder- en waardevolle voorwerpen een
■em
HUISKAMER