niet onbeteekenende waarde vertegen
woordigend werden op hem gevon
den. De moordenaar zocht naar iets
dat, naar hij geloofde, Salter Quick
bij zich droeg, want hij doorzocht
zorgvuldig Quick's kleeren, keerde de
zakken binnenstbuiten, sneed de voe
ring open en waarschijnlijk neen,
wij mogen veilig zeggen, zeker, vond hij
niet wat hij zocht, evenmin als zijn
medemoordenaar die op een plaats
eenige honderden mijlen van hier, Noah
Quick ter zelfder tijd vermoordde.
Nu Verschijnt de heer Cazalette op
het tooneel. Zonder daarbij ernstig
na te denken, vestigt hij de aandacht
op eenige teekens en krassen, blijkbaar
met opzet aangebracht in het deksel
van Quick' s tabaksdoos. Voelt u mijn
bedoeling, heeren De moordenaar
hoorde dit en zeide tot zichzelfdie
doos is wat ik hebben moetEn
daarom., stal hij ze tijdens de lijk
schouwing Zelfs toen echter vond hij
nog niet wat hij zocht, omdat de tee
kens in de tabaksdoos zoo buitenge
woon zwak en onduidelijk waren.
Hij weet, dat de heer Cazalette voor
nemens was, een vergrooting van de
fotografie te maken, dat hij de teekens
duidelijker zou maken; hij kent ook
de gewoonte van den heer Cazalette
en dit is een punt van beteekenis!
en maakt zich daarom gereed, de porte
feuille van dien heer te stelen, in de
hoop dat zich daar wellicht een exem
plaar der vergroote fotografie zal be
vinden. Dezen morgen, terwijl de heer
Cazalette zijn dagelijksch bad neemt,
slaagt de moordenaar erin de porte
feuille machtig te worden Wat be
wijst dit alles, heeren Eén zaak met
zekerheid dat de moordenaar zich
in de onmiddellijke omgeving op
houdt
Er volgde een doodsche stilte op
dete woorden, die tenslotte door een
halt" verstaanbaar gemompel van Ca
zalette zelf werd verbroken.
Daarvan kunt u even zeker zijn als
dat wij hier bii elkaar zijn, waarde
heer," zeide hij. „Ik wilde dat ik met
even groote zekerheid wist, wie hij
is!"
,,Nu. wij weten althans iets dat ons
langzamerhand tot die wetenschap
kan brengen," meende Scarterfield.
„Laat mij die fotografie nog eens zien.
als 't u belieft."
V/ij allen sloegen hem belangstellend
gade terwijl hij den afdruk bestudeerde
waarmee wij voor het diner onze hersens
hadden vermoeid. Hij scheen na een
lang onderzoek evenmin wijzer ge
worden te zijn uit de foto dan wij,
en tenslotte schoof hij haar over tafel
van zich af, met een halfluiden uitroep
van teleurstelling. Mejuffrouw Raven
nam de fotografie op.
„Wel ja!" meende Cazalette. „Laat
de jongedame ze ook maar eens bestu-
deeren Misschien is een vrouwenbrein
hier van meer nut dan dat van 'n man."
„Dat is meermalen het geval,"
antwoordde de detective. „En als
mejuffrouw Raven er iets uit zou kun
nen opmaken...."
Ik zag dat Raven's nicht reeds iets
wilde zeggen, en ik haastte mij, haar
aan te moedigen door tot Scarterfield
een opmerking te richten ter voleindi
ging van de door hem afgebroken zin.
„Dan zult u haar ongetwijfeld zeer
oizonder verplicht zijn," vulde ik zijn
woorden aan. „Het zou u zeker op
weg helpen?"
„En in niet geringe mate, zeide hij.
„Er ligt stellig eenige beteekenis in die
schets. Maar welke
Mejuffrouw Raven legde, een beetje
verlegen door de algemeene aandacht
die aan haar gewijd werd, den afdruk
der fotografie weer op tafel.
„Denkt u niet dat er eenige uitleg
te vinden is in deze fotografie van het
geen Salter Quick tot den heer Middle-
brook zeide toen hij hem aan de kust
ontmoette vroeg zij. „Hij zeide den
heer Middlebrook, dat hij een kerkhof
zocht waar zich graven bevonden van
personen die Netherfield heetten
hij wist evenwel niet precie waar het
was, ofschoon hij wel meende, dat het
hier ereens in de omgeving moest zijn.
Veronderstel nu eens aat dit een ruwe
schets is van dat kerkhof Deze
buitenste lijnen beteekenen waarschijn
lijk den muur of het hek en deze
kleine streepjes wijzen vermoedelijk
de plaats der graven van de Nether-
fields aan. En dat kruis in den hoek
misschien is daar iets begraven of
verborgen dat Salter Quick zocht
De detective uitte een scherpen kreet
en nam de fotografie weer op.
„Juist, juist!" zeide hij. „Op mijn
woord, het zou mij niet verwonderen
Werkelijk, dat zou het kunnen zijn.
Wat is er tegen in te brengen
„Dit," antwoordde Cazalette op
bijna plechtigen toon. „Dat er nie
mand van den naam Netherfield be
graven ligt tusschen Alnmouth en
Budle Bay. Dat is een feit 1"
„Een vaststaand feit," voegde de
inspecteur van politie er aah toe, „en
dat is gebleken uit het meest nauw
keurig onderzoek. Het is een feit, zoo
als de heer Cazalette zegt."
„Jawel," meende Scarterfield, „maar
Salter Quick kan zich vergist hebben
in de plaats. U kunt evenwel van
één zaak zeker zijn welk geheim hij
ook kende, dat had hij van een ander.
Wij weten echter althans iétsde
Netherfield die zich met hem op de
„Elisabeth Robinson" bevond, was
afkomstig van Blyth. Ik ga daar
morgen zelf heen en zal trachten of
daar in de omgeving wellicht personen
van den naam Netherfield begraven
zijn. Ik voor mij geloof, dat mejuf
frouw Raven den spijker op zijn kop
geslagen heeft met andere woorden,
dat deze fotografie een ruwe schets is
van de plek waarnaar Salter Quick
zocht en waar ongetwijfeld iets ver
borgen is. Wat Wie weet dat Maar
te oordeelen naar het feit dat twee
mannen vermoord zijn om dat geheim
te kunnen ontsluieren, mogen wij
aannemen dat het iets van groote waar
de moet zijn. De een of andere verbor
gen schat zonder twijfel."
„Dat is juist wat ik van den aanvang
af heb gedacht," zeide Cazalette.
„U zult in uw nasporingen moeten te
ruggaan naar het verleden, waarde
heer
„Dat is ongetwijfeld de eenige weg
om vooruit te komen," gaf Scarter
field met een lachje toe. „Maar voor
dat wij nu van elkaar scheiden, hee
ren, moeten wij eerst even vaststellen,
hoever wij gevorderd zijn. Ik voor mij
heb uit alles wat ons ter oore gekomen
is en hetgeen wij gezien hebben, de
volgende vijf conclusies getrokken
Ten eerste. De Quicks, Noah en Sal
ter, waren in het bezit van een geheim
dat wellicht, zelfs waarschijnlijk, ver
band houdt met hun beider kameraad
op de „Elisabeth Robinson", Nether
field, afkomstig van Blyth.
Ten tweede. Dat eenige mannen of
althans personen dat geheim in het
bezit der gebroeders Quick wisten en
hen daarom vermoordden om achter
dat geheim te komen.
Ten derde. Dat zij er niet i n slaagden,
dat geheim machtig te worden, noch
van Noah, noch van Salter Quick.
Ten vierde. Dat het in 't openbaar
uitgesproken vermoeden van den heer
Cazalette omtrent de teekens in het
deksel der tabaksdoos de misdadigers
op een versch spoor bracht en dat zij
om dat goed te kunnen volgen, de
tabaksdoos en de portefeuille van den
heer Cazalette stalen.
Ten vijfde. Dat de misdadigers zijn
of zeer kort geleden, zelfs dezen
morgen, waren in de nabijheid van
deze plaats.
„Zoo," ging hij, rondziende, voort,
„de zaak wordt wel iets duidelijker.
Laat nu de heer Wing zoo mogelijk
behulpzaam zijn door iets omtrent
Chuh Fen te weten te komen; ikzelf
zal onderzoek doen naar de Nether-
fields. Ik denk dat wij dit spoor zoover
mogelijk moeten volgenmen kan
nooit weten hoe dat soms tot oplossing
van het raadsel leiden kan."
„U hebt in 't geheel niets gezegd
over den zakdoek dien ik gevonden
heb," merkte Cazalette op. „Die is
toch óók stellig van eenige beteekenis
„Maar die zoekdoek is moeilijk na te
sporen, mijnheer," antwoordde Scar
terfield. „Het gebeurt toch wel dat
dergelijke kleine dingen verloren'gaan,
in een verkeerde tasch terechtkomen,
enz. Als wij nu kunnen uitvinden wie
de eigenaar er van is, waar hij zijn
linnen laat reinigen en dergelijke za
ken meer begrijpt u Maar wij zul
len de zaak niet uit het oog verliezen,
mijnheer Cazalétte er zijn echter
op het oogenblik belangrijker sporen
die wij moeten volgen. Het voor
naamste iswelk van dit waardevolle
geheim dat de gebroeders Quick ken
den, en dat ongetwijfeld betrekking
had op een der plaatsen hier in Nort
humberland Laten wij dat, als wij
kunnen, eerst trachten uit te vinden."
De beide politie-autoriteiten gingen
heen, vergezeld van dokter Lorrimore
en zijn bediende, allen in ernstig ge
sprek met elkaar; wij vieren, die ach
terbleven, trachtten voor dien avond
de gedachte aan de beide moordzaken
opzij te zetten. Ik zag echter dat de
heer Raven door het gesprek weer in
onrust gebracht was; blijkbaar had hij
thans de vaste overtuiging dat de moor
denaar van Salter Quick in de onmiddel
lijke omgeving van Ravensdene Court
rondzwierf.
„Hoe kan ik weten dat de misda
diger niet een mijner bedienden is-?"
mompelde hij, terwijl hij, Cazalette
en ik ons gereed maakten, om ons
naar onze kamers te begeven. „Er
zijn zes mannen in huis allen vreem
den voor mij en verschillenden daar
buiten. De gedachte is buitengewoon
onaangenaam
„U kunt die gedachte gerust van u
afzetten, mijnheer Raven," meende
Cazalette. „De moordenaar mag zich
wellicht in de omgeving ophouden,
maar hij is niet onder uw personeel.
Wij moeten verder veel verder zien
in deze zaak het is geen gewone
moord, en derhalve hebben wij ook
niet met gewone misdadigers te doen."
Nadat wij beiden onzen gastheer
verlaten hadden en wij een van de
breede trappen opgingen naar onze
kamers, ging hij voort„Neen Middle
brook, wij hebben niet met 'n gewonen
misdadiger te doenU ziet echter
hoe desondanks eenvoudige personen
verdacht wordenStraks zal Raven
wellicht zijn meest vertrouwde be
dienden nog verdenken Neen, m'n
jongen, wij moeten het heusch veel
verder zoeken
„Het is inderdaad een diep geheim,"
stemde ik toe.
„Ja, en ik vraag mij af, of het wel
verstandig geweest is, dien Chinees
er in te halen," mompelde hij met een
veelbeteekenend knipoogje. „Ik ver
trouw dat Oostersche volk niet erg,
Middlebrook."
„Maar Lorrimore zei toch, dat hij
voor Wing instond," wierp ik hem te
gen.
„Jawel, maar wie staat dan voor
Lorrimore in vroeg hij. „Wat weet
u, en wat weet ik van dien man
Ik vind dat hij te glad van tong is en
misschien ook ben ik zélf wel te haas
tig geweest om alles zonder gegronde
reden aan dien vreemde te zeggen.
Ik ken Lorrimore niet en zijn Chi
nees evenmin."
Uit dèt wantrouwen trok ik de con
clusie, dat Cazalette zélf niet boven
alle verdenking verheven was
TWAALFDE HOOFDSTUK.
Netherfield Baxter.
Hoezeer ook de zenuwen van den
heer Raven geschokt mochten zijn
door de geheimzinnige gebeurtenissen
die in de nabijheid van zijn kort gele
den gekregen bezittingen hadden plaats
gegrepen, toch gebeurde er niets ver
ontrustends op Ravensdene Court zélf
in dien tijd. Inderdaad, wanneer wij
van buiten af niets hadden gehoord
en niet af en toe bezoek hadden ont
vangen van den inspecteur van politie
en den detective Scarterfield, zou
het dagelijksch leven onder het gast
vrije dak van den heer Raven geregeld
en zonder stoornis, bijna eentonig ge
weest zijn. Wij werden allen door onze
bezigheden in beslag genomen de
heer Cazalette door zijn munten en
penningen; ik door mijn boeken en do
cumenten; de heer Raven door de
zorg voor het landgoed; juffrouw
Raven door haar bloemen en haar golf-
spel. Ontegenzeggelijk was er wel
eenige afleiding, en die bracht ons bij
elkaar. De heeren Raven en Cazalette
brachten den namiddag gewoonlijk
rustend door; zij waren op een leeftijd
gekomen en het verschil van twin
tig jaren kwam daarbij niet in aanmer
king waaróp het rusten in gemak
kelijke stoelen onder oude boomen op
een schaduwrijk grasveld verkozen
wordt boven arbeid; juffrouw Raven
en ik, die jonger waren, vonden onze
ontspanning in het golfspel en af en
toe een wandeling in den omtrek.
Zij scheen evenals ik, den lust tot
zwerven in zich te voelen opkomen;
de omgeving was voor ons beiden
nieuw, en wij begonnen weldra veel
behagen te vinden in het maken van
tochtjes na den lunch. Weldra maakten
wij die wandelingen uitgestrekter tot
dat de schemering ons waarschuwde
dat het tijd was om huiswaarts te keeren.
Waartoe die tochten ons ten slotte
leidden, zal uit het volgende blijken.
Wij hoorden niets van Scarterfield,
den detective, noch vgn Wing, die
zich in zijn dienst gesteld had, geduren
de verscheidene dagen na het onder
houd in het huis van den heer Raven.
Op zekeren morgen evenwel, toen
tijdens ons ontbijt de post werd bin
nengebracht en de heer Raven mij
even later een brief overhandigde
in een mij onbekend handschrift en
waarvan de enveloppe het poststempel
Blyth droeg. Ik veronderstelde dadelijk
dat de brief van Scarterfield kwam en
vroeg mijzelf verwonderd af hoe hij
er ter wereld toe gekomen was, mij
te schrijven. Evenwel, hij had geschre
ven, en wel het volgende
„Noordzee-Hotel
Blyth, Northumberland.
23 April 1912.
„Geachte Heer,
U zult u nog wel herinneren, dat
ik op den avond van onze bijeenkomst
ten huize van den heer Raven m'n voor
nemen te kennen gaf, deze plaats te
bezoëken om zoo mogelijk eenige in
lichtingen te bekomen omtrent dien
Netherfield die zich met de gebroeders
Quick aan boord van de „Elizabeth
Robinson" bevond. Ik ben hier nu
twee dagen, en heb enkele merkwaar
dige ontdekkingen gedaan. De reden
waarom ik u schrijf, is, u te verzoeken,
mij zoo mogelijk hier voor eenige dagen
in mijn nasporingen te komen helpen.
Ik weet dat u een deskundige zijt in
het ontcijferen van documenten en
dergelijke en ik heb hier sommige
dingen aangetroffen die stellig verband
houden met de zaak die wij onder
zoeken, maar waaruit ik niet wijs kan
worden. Wees ervan overtuigd dat u
mij ten zeerste zult verplichten als
u het zoo zoudt kunnen schikken,
dat u mij al waren het ook slechts
enkele uren van uw kostbaren tijd
ter beschikking kon stellen."
Uw dienstwillige,
Thomas Scarterfield.
Ik las den brief tweemaal over al
vorens dien aan den heer Raven te
overhandigen. De inhoud scheen hem
zeer op te winden.
„Lieve deugd riep hij uit. „Wat
vreemd is dat 1 Onder welke buiten
gewone geheimen leven wij hier toch,
Middlebrook U gait natuurlijk, niet
waar
„Denkt u dat ik het doen moet
vroeg ik.
„Maar natuurlijk, ongetwijfeld
zeide hij met grooten nadruk. „Als
iemand van ons er iets toe kan bijdra
gen om dit lugubere raadsel op te
lossen, vind ik dat hij of zij zedelijk
verplicht is, medewerking te verleenen.
Ik heb er evenwel niet het geringste
vermoeden van. wat de man wil; oo
den avond van ons endernoud hier gegaan ben om inlichtingen te bekomen
heb ik Scarterfield oplettend gade- wij hebben onze eigen wijze en methode
geslagen en ik kan niet anders zeggen om het een en ander te weten te komen
dan dat hij een zeer scherpzinnige als wij in een vreemde stad moeten zijn.
kerel schijnt te zijn die alle hulp ver- u weet echter waarvoor ik hier geko-
dient." men ben. Er is in verband met de bei-
„Scarterfield," merkte ik op met de moorden veel en voortdurend ge-
een blik op juffrouw Raven en sproken over den naam Netherfield
Cazalette die blijkbaar nieuwsgie- over de vragen die Salter Quick u
rig waren, „heeft in Blyth eenige ont- stelde toen u hem aan de kust ontmoet-
dekkingen gedaan omtrent dien Nether- te en over hetgeen daarop gezegd werd
field, en hij vraagt mij, naar Blyth te jn de herberg „Zeemans Vreugde",
komen om hem te helpen ik denk Welnu, ik ontmoette dienzelfden naam
om iets te ontcijferen, maar wit, dat bij mijn nasporingen te Londen, als
weest ik niet." zijnde die van een man die zich op de
„O, u moet bepaald gaanriep „Elisabeth Robinson" bevond, welk
juffrouw Raven uit. „Hoe zeld- schip naar men meent in het jaar 1907
zaam Is u nog niet jaloersch, mijnheer js vergaan en aan boord waarvan zich
Cazalette 0ok de beide Quick's bevonden. Die
„Neen, maar wel nieuwsgierig," Netherfield stond genoteerd als af-
antwoordde de aangesprokene, wien komstig te zijn van Blyth in Northum-
ik inmiddels den brief gegeven had. berland. Het was dus duidelijk dat
„Ik maak uit dit schrijven ook op, wjj naar Blyth moesten gaan, en
dat de detective iets wil ontcijferd nu Zjjn wj- er
hebben dus dat is juist iets voor u, „Dat is zeker zoo iets als een in-
Middlebrook. Heb ik niet van den aan- leiding,' Scarterfield," zeide ik goed-
vang af gezegd, dat er meer in deze keurend. „Ga voortIk herinner mij
zaak steekt dan men op het oog wel ,jat u eerst acht-en-veertig uur hier
zou zeggen? Ik ben er nieuwsgierig bent."
naar, welke nieuwe gezichtspunten „£n ik heb mijn tijd goed besteed
zich hebben geopend. Het is een vreemd antwoordde hij, met een zelfvoldanen
feit, maar niettemin een feit, dat in glimlach. „Al zeg ik het zélf, Middle-
zaken zooals de onderhavige de bewij- brook, ik weet door te zetten. Men zegt
zen, sterk en onweerlegbaar, als 't wel, dat zich zelf prijzen geen aanbeve-
ware voor het grijpen liggen. Bijna jjng js> maar ik geloof daar niet zoo
voor de deur, zou men zeggen, en dat erg aan> want iemand kent ten slotte
is hier niet zoo overdreven, want Blyth zichzelf het best. Maar terzake. Ik
ligt hier niet zoo ver vandaan." kwam hier, natuurlijk, om na te gaan
Ver of niet ver, het kostte mij toch 0f ik iemand kon vinden die beant-
eenige uren om de plaats te bereiken, woordde aan hetgeen ik omtrent den
want ik moest eerst naar Alnwick, en Netherfield van de „Elizabeth Ro-
later overstappen in Morpeth en News- binson" reeds wist. Het spreekt vanzelf,
ham. Tenslotte echter arriveerde ik dat ik mij het eerst wendde tot dege-
toch op de plaats mijner bestemming, nen bij wie ik verwachten kon, iniich-
in den namiddag. Op het perron tingen te zullen krijgen, en reeds spoe-
wachtte mij de detective, even rond dig ontdekte ik iets. Niemand wist
en vroolijk als ooit, en vol dankbaar- iets van een man, oud of jong, genaamd
heid voor mijn spoedig voldoen aan William Netherfield. die ooit in Blyth
zijn verzoek. had gewoond of daar geboren was.
„Ik heb uw telegram ontvangen. Maar verschillende menschen kenden
mijnheer Middlebrook," zeide hij, ter- een man die hier jaren geleden goed
wijl wij het station verlieten, „en ik bekend was; en die man droeg den
heb voor u de meest comfortabele ka- naam van Netherfield Baxter."
mer besteld van het geheeie hotel, „Netherfield Baxter," herhaalde ik
dat een rustig, mooi huis is en waarin „Dat is geen naam om spoedig weer
wij gelegenheid zullen hebben om t'e vergeten als men hem eenmaal ge-
ongestoord te praten, want behalve hoord heeft."
u en ik zijn er alleen eenige handels- „Hij is ook niet vergeten," antwoord-
reizigers. U hebt zeker reeds ge- de' scarterfield grimmig', „en. hij was
luncht bekend genoeg ook hier, vroeger en
„Ja, terwijl ik in Marpeth op aan- niet zoo heel lang geleden. Wie was
sluiting moest wachten," antwoordde nu die Netherfield Baxter Hij was
ik. het eenig kind van een ouden koopman
„Dat had ik wel gedacht," hernam Ujt Blyth, wiens vrouw stierf toen
hij. „Wij zullen dus nu maar dadelijk Netherfield nog slechts een knaap was,
een rustig hoekje in de rookzaal opzoe- en die zelf haar in 't graf volgde, toen
ken en onder het genot van een glas zijn zoon eerst zeventien jaren telde,
wijn en een sigaar onze zaak bespreken. De oude Baxter was een merkwaardig
Ik zal u vertellen wat ik hier ontdekt dwaze man. Hij liet alles wat hij bezat
heb het is vreemd genoeg en de aan zijn jongen ruim twaalf duizend
moeite waard om te hooren, zelfs al pond sterling met deze bepaling,
zou het met de beide moordzaken geen dat hij op z'n een-en-twintigste geboor-
verband houden tedag in het onbeperkt bezit daarvan
„Is u daarvan dan niet zeker?" kwam. U kunt u indenken wat er
vroeg ik. toen gebeurdeDe jonge man, die
„Niet geheel, maar het is toch wel vader, moeder, broeder noch zuster
waarschijnlijk," antwoordde hij. „Maar had om hem te weerhouden of een
er is tusschen buitngewone waarschijn- waarschuwing desnoods een krach-
lijkheid en absolute zekerheid nog een tige te geven, nam er een goed,
groot verschil, waarmede men dikwijls zelfs een al te goed leventje van. Paar-
te weinig rekening houdt. Maar hier den, het spel, champagne, enzoo-
zijn wij aan ons hotel, en wij zullen be- voorts De twaalfduizend pond be
ginnen met het ons zoo aangenaam gonnen te verdwijnen als sneeuw voor
mogelijk te maken." de zon. Hij hield het langer uit dan
Zijn opvatting van „het zich zoo men verwachtte, want af en toe had
aahgenaam mogelijk maken" bleek hij geluk t>ij het weddenhij won een
te zijn, zich in een gemakkelijken fau- aanzienlijke som, naar ik hoorde, bij
teuil te zetten in het rustigste hoekje de wedrennen te Newcastle. De kans
met een whiskey-soda en een kistje keerde evenwel spoedig en in het begin
sigaren naast hem op tafel dat was van het jaar 1904 - onthoud dat
voor hem blijkbaar een behoorlijke jaartal, Middlebrookliep onze
ontspanning van zijn zwaren gees- vriend Netherfield Baxter op zijn
tes arbeid. Ik zelf had er na vier uren laatste beenen. Hij was toen ik heb
vervelend reizen in 't geheel geen be- bizonder gezorgd voor het noteeren
zwaar tegen hoewel ik gaarne beken- van feiten en data juist negen en
nen wil, dat ik ongeduldig was, totdat twintig jaar, en had dus in ongeveer
hij onze whiskey gemengd, zijn si- acht jaar het kleine vermogen dat zijn
gaar aangestoken en zich naast mij vader hem had nagelaten, verbrast;
neergezet had. hij bezat nog steeds goede kleeren
„Nu," zeide hij vertrouwelijk, „ik men zegt dat hij een knappe kerel
zal u alles in volgorde vertellen met een goed uiterlijk was en hij
wat ik gedaan heb en ontdekt sinds ik, had een zeer goed onderkomen. In het
nu twee dagen geleden, hier kwam voorjaar van 1904 echter leefde hij
Het is niet noodig, Middlebrook, om nog slechts in de hoop op een omkeer
precies te vertellen hoe ik te werk van de fortuin die hem had verlaten.
In Mei verdween hij plotseling ait was er een kas-tekort, wel niet zoo
Blyth, zonder iemand iets te zeggen, groot, maar in elk geval groot genoeg
en sedert dien tijd heeft niemand hier Bovendien werd er een aantal juweelen
meer iets van hem gehoord of gezien." vermist ter waarde van eenige dui-
Scarterfield hield even op en keek zenden ponden sterling, door een hier
mij aan alsof hij vragen wilde wat ik er- in de nabijheid wonende dame bij de
van dachtIk'dacht er heel veel van! bank gedeponeerd. Tenslotte waren
„Dat is een interessant stukje levens- twee zilveren kisten verdwenen die
dramatiek, Scarterfield," zeide ik.„En eenige jaren geleden aan de bank in
er zijn heel wat vreemder dingen ge- bewaring waren gegeven door degenen
beurd dan het zou zijn als het eens die belast waren met de uitvoering van
bleek, dat deze Netherfield Baxter de het door den overleden Lord Forestbur-
William Netherfield van de „Elizabeth ne, gedane verzoek, om daar te worden
Robinson" is. Hebt u nog niets in die bewaard tot de meerderjarigheid van
richting kunnen ontdekken?" zijn erfgenaam, die bij den dood van zijn
„Nog niet," antwoordde hij. „En vader nog een knaap was. Intusschen,
ik denk ook niet dat ik hier daarom- John Martindale Lester en zijn mede-
trent iets zal kunnen vinden, want plichtige of medeplichtigen hadden
zooals ik reeds zeide, niemand hier zich zonder gewetensbezwaar in het
heeft ooit meer iets van Netherfield bezit gesteld van bovengenoemde voor-
Baxter gehoord sedert hij zijn pension werpen die tot op dat oogenblik veilig
verliet en uit het stadje verdween, in de kluis van de kast geborgen wa-
Wij kunnen er overigens vrijwel zeker ren."
van zijn, dat niemand ooit verlangd „Hebt u kunnen ontdekken of
heeft, nog iets van hem te hooren Netherfield Baxter en de tijdelijk-
Eensdeels, omdat hij geen familie of directeur van de bank elkaar kenden
goede vrienden had, en voor een ander vroeg ik.
deel omdat hij geen schulden achterliet. „Neen, ik heb zorgvuldig verme-
Dat laatste feit," voegde hij er met een den om daaromtrent inlichtingen in
knipoogje bij, „had ongetwijfeld tot te winnen," antwoordde Scarterfield.
oorzaak een ander, voor hem onaange- „Tot dusver heeft niemand mij daar-
naam feit niemand zal hem in den over gesproken, en ik heb de veronder-
laatsten tijd vóór zijn verdwijnen ere- stelling niet geopperd, omdat ik geen
diet hebben verleend verdenking en vermoedens wil opwek-
„U hebt zeker nog wel meer te ver- ken ik wil alles wat ik weet zooveel
tellen," veronderstelde ik. mogelijk geheim houden om ongestoord
„O ja, nog veel meer," gaf hij toe. mijn eigen v/eg te kunnen gaan. Neen,
„Wij zijn nog eerst halfweg. Welnu ik heb nooit over de beide mannen als
u zult dus onthouden dat Netherfield kennissen of compagnons v^n elkaar
Baxter in Mei 1904 plotseling uit Blyth hooren spreken."
verdween. Misschien werd er in het „Wat zegt men in de stad van Lester
stadje om 'n ander feit wel niet zooveel en de verdwenen kostbaarheden
gesproken over de verdwijning vafl vroeg ik. „Er zal toch wel een eenigs-
Netherfield Baxter - men had het zins algemeene opinie zijn
toen namelijk te druk met een zeer „Natuurlijk is die er," antwoordde
opzienbarend, geval. De „Old Alliance de detective. „Men meent dat Lester.
Bank" in Blyth werd gedurende eenige in Londen medeplichtigen had, dat hij
maanden bestuurd door een tijdelijk- de kostbaarheden daarheen heeft doen
directeur, tengevolge van een langdu- vervoeren, en dat zijn medeplichtigen,
rige ziekte van den directeur. Deze toen zij. hoorden van Lester's plotse-
plaatsvervanger heette Lester John lingen dood eenvoudig hun mond
Martindale Lester en was hier ge- hielden! Mijn meening, is evenwel,dat
komen van een filiaal dier Ba k te Netherfield Baxter de eenige mede-
Hexham.Welnu, deze Lester was verzot plichtige van Lester was."
op motorrijden er waren in dien tijd „Hebt u daar eenigen grond voor
nog niet zooveel van die dingen als vroeg ik.
thans en men zegt dat hij op beurs- „Ja anders zou ik het niet den-
vacantie-dagen, Zaterdagen en Zon- ken," was het antwoord. „Ik zal u nu
dagen bijna altijd op de motorfiets zeggen waarom ik u gevraagd heb,
gezien werd. Op zekeren avond toen hier te .komen, mijnheer Middlebroqk<
hij in het donker een scherpen hoek zooeven zeide ik u reeds dat die Nether-
te snel omreed, ergens even buiten de field Baxter een uitmuntend pension
stad, kwam hij in botsing met een bewoondedaar heb ik gistermorgen
wagen en werd van den motor geslin- een kijkje genomen. De vroegere hos-
gerd. Men nam hem dood op gita van onzen vriend bleek een ver-
„En vroeg ik. standige vrouw te zijn die als het noo-
„U vraagt u natuurlijk af, of dat iets dig was, wist te zwijgen. Ik vertelde
heeft uit te staan met het plotseling haar daarom het een en ander van de
verdwijnen van Netherfield Baxter historie en stelde haar ook enkele vra-
zeide Scarterfield glimlachend. „Mis- gen. Daaruit hoorde ik, dat Baxter
schien zult u het wel vreemd vinden, verschillende voorwerpen had achter
maar onder al degenen die ik bezocht gelaten die zich nog steeds op zijn ka-
heb om inlichtingen te vragen, ont- mer bevonden kleeren, boeken (hij
moette ik er geen enkele, die de ver- hij was blijkbaar een liefhebber van
onderstelling maakte dat die beide fei- lezen en scheen een zer goede opvoe-
ten verband met elkaar houden. Welnu, ding te hebben ontvangen) papieren,
ik veronderstel dat! En u zult zoo enzoovoorts. Ik slaagde erin, de vrouw
aanstonds hooren op welken grond ik er toe over te halen, mij een en ander
dat vermoed. Deze John Martindale te laten zien. Onder de papieren vond
Lester kwam dus door een ongeluk ik er twee, die naar het mij toescheen
om het leven dat gebeurde in de honderden jaren geleden geschreven
eerste week van de maand Mei 1904. moesten zijn.Wellicht vond Lester ze in
Drie of vier dagen later verdween Ne- die zilveren kisten, kon hij er niet uit
therfield Baxter. Ik heb in alle ge- wijs worden, en gaf ze daarom aan
sprekken met mijn zegslieden meest Netherfield Baxter, die meer ontwik-
officieele personen zorgvuldig den keld was dan hij Baxter was een
schijn vermeden alsof ik Lester's der eersten op school, zooals ik hoorde,
dood met het vertrek van Netherfield en sprak en schreef drie talen. Welnu,
Baxter in verband bracht. Dat er ik overreedde de hospita om mij die
echter eenig verband bestond, daarvan documenten voor eenige dagen af te
ben ik vast overtuigd. Baxter maakte staan, en thans bevinden zij zich boven
zich uit de voeten, mijnheer Middle- op mijn kamer, veilig achter slot gebor-
brook, omdat hij wist dat Lester's gen ik zal ze zoo meteen halen en
plotselinge dood een onderzoek naar dan moet u maar eens zien of u ze
den gang van zaken aan de „Old kunt ontcijferen zij zijn zeer oud,
Alliance Bank" tengevolge zou heb- het schrift is vreemd en krabbelig,
ben maar de inkt is nog zoo zwart als git
„Ah!" zeide ik. „Nu wordt het mij „Scarterfield!" zeide ik, „het
wat duidelijker!" schijnt mij toe dat u op het punt is.
„Mij ook al is het nog slechts een ontdekking te doen. Veronderstel
weinig," hernam de detective. „Maar eens dat die gestolen kostbaarheden
er kómt toch wel eenig licht in de zaak. ergens verborgen zijn Veronderste'
Welnu, er hód een onderzoek plaats aan eens, dat Netherfield Baxter de plaat1
de bank en daarbij kwam weinig wist, en dat hij de William Netherfield
fraais aan het licht! Om te beginnen van de Elisabeth Robinson is? Ver-