niet onbeteekenende waarde vertegen woordigend werden op hem gevon den. De moordenaar zocht naar iets dat, naar hij geloofde, Salter Quick bij zich droeg, want hij doorzocht zorgvuldig Quick's kleeren, keerde de zakken binnenstbuiten, sneed de voe ring open en waarschijnlijk neen, wij mogen veilig zeggen, zeker, vond hij niet wat hij zocht, evenmin als zijn medemoordenaar die op een plaats eenige honderden mijlen van hier, Noah Quick ter zelfder tijd vermoordde. Nu Verschijnt de heer Cazalette op het tooneel. Zonder daarbij ernstig na te denken, vestigt hij de aandacht op eenige teekens en krassen, blijkbaar met opzet aangebracht in het deksel van Quick' s tabaksdoos. Voelt u mijn bedoeling, heeren De moordenaar hoorde dit en zeide tot zichzelfdie doos is wat ik hebben moetEn daarom., stal hij ze tijdens de lijk schouwing Zelfs toen echter vond hij nog niet wat hij zocht, omdat de tee kens in de tabaksdoos zoo buitenge woon zwak en onduidelijk waren. Hij weet, dat de heer Cazalette voor nemens was, een vergrooting van de fotografie te maken, dat hij de teekens duidelijker zou maken; hij kent ook de gewoonte van den heer Cazalette en dit is een punt van beteekenis! en maakt zich daarom gereed, de porte feuille van dien heer te stelen, in de hoop dat zich daar wellicht een exem plaar der vergroote fotografie zal be vinden. Dezen morgen, terwijl de heer Cazalette zijn dagelijksch bad neemt, slaagt de moordenaar erin de porte feuille machtig te worden Wat be wijst dit alles, heeren Eén zaak met zekerheid dat de moordenaar zich in de onmiddellijke omgeving op houdt Er volgde een doodsche stilte op dete woorden, die tenslotte door een halt" verstaanbaar gemompel van Ca zalette zelf werd verbroken. Daarvan kunt u even zeker zijn als dat wij hier bii elkaar zijn, waarde heer," zeide hij. „Ik wilde dat ik met even groote zekerheid wist, wie hij is!" ,,Nu. wij weten althans iets dat ons langzamerhand tot die wetenschap kan brengen," meende Scarterfield. „Laat mij die fotografie nog eens zien. als 't u belieft." V/ij allen sloegen hem belangstellend gade terwijl hij den afdruk bestudeerde waarmee wij voor het diner onze hersens hadden vermoeid. Hij scheen na een lang onderzoek evenmin wijzer ge worden te zijn uit de foto dan wij, en tenslotte schoof hij haar over tafel van zich af, met een halfluiden uitroep van teleurstelling. Mejuffrouw Raven nam de fotografie op. „Wel ja!" meende Cazalette. „Laat de jongedame ze ook maar eens bestu- deeren Misschien is een vrouwenbrein hier van meer nut dan dat van 'n man." „Dat is meermalen het geval," antwoordde de detective. „En als mejuffrouw Raven er iets uit zou kun nen opmaken...." Ik zag dat Raven's nicht reeds iets wilde zeggen, en ik haastte mij, haar aan te moedigen door tot Scarterfield een opmerking te richten ter voleindi ging van de door hem afgebroken zin. „Dan zult u haar ongetwijfeld zeer oizonder verplicht zijn," vulde ik zijn woorden aan. „Het zou u zeker op weg helpen?" „En in niet geringe mate, zeide hij. „Er ligt stellig eenige beteekenis in die schets. Maar welke Mejuffrouw Raven legde, een beetje verlegen door de algemeene aandacht die aan haar gewijd werd, den afdruk der fotografie weer op tafel. „Denkt u niet dat er eenige uitleg te vinden is in deze fotografie van het geen Salter Quick tot den heer Middle- brook zeide toen hij hem aan de kust ontmoette vroeg zij. „Hij zeide den heer Middlebrook, dat hij een kerkhof zocht waar zich graven bevonden van personen die Netherfield heetten hij wist evenwel niet precie waar het was, ofschoon hij wel meende, dat het hier ereens in de omgeving moest zijn. Veronderstel nu eens aat dit een ruwe schets is van dat kerkhof Deze buitenste lijnen beteekenen waarschijn lijk den muur of het hek en deze kleine streepjes wijzen vermoedelijk de plaats der graven van de Nether- fields aan. En dat kruis in den hoek misschien is daar iets begraven of verborgen dat Salter Quick zocht De detective uitte een scherpen kreet en nam de fotografie weer op. „Juist, juist!" zeide hij. „Op mijn woord, het zou mij niet verwonderen Werkelijk, dat zou het kunnen zijn. Wat is er tegen in te brengen „Dit," antwoordde Cazalette op bijna plechtigen toon. „Dat er nie mand van den naam Netherfield be graven ligt tusschen Alnmouth en Budle Bay. Dat is een feit 1" „Een vaststaand feit," voegde de inspecteur van politie er aah toe, „en dat is gebleken uit het meest nauw keurig onderzoek. Het is een feit, zoo als de heer Cazalette zegt." „Jawel," meende Scarterfield, „maar Salter Quick kan zich vergist hebben in de plaats. U kunt evenwel van één zaak zeker zijn welk geheim hij ook kende, dat had hij van een ander. Wij weten echter althans iétsde Netherfield die zich met hem op de „Elisabeth Robinson" bevond, was afkomstig van Blyth. Ik ga daar morgen zelf heen en zal trachten of daar in de omgeving wellicht personen van den naam Netherfield begraven zijn. Ik voor mij geloof, dat mejuf frouw Raven den spijker op zijn kop geslagen heeft met andere woorden, dat deze fotografie een ruwe schets is van de plek waarnaar Salter Quick zocht en waar ongetwijfeld iets ver borgen is. Wat Wie weet dat Maar te oordeelen naar het feit dat twee mannen vermoord zijn om dat geheim te kunnen ontsluieren, mogen wij aannemen dat het iets van groote waar de moet zijn. De een of andere verbor gen schat zonder twijfel." „Dat is juist wat ik van den aanvang af heb gedacht," zeide Cazalette. „U zult in uw nasporingen moeten te ruggaan naar het verleden, waarde heer „Dat is ongetwijfeld de eenige weg om vooruit te komen," gaf Scarter field met een lachje toe. „Maar voor dat wij nu van elkaar scheiden, hee ren, moeten wij eerst even vaststellen, hoever wij gevorderd zijn. Ik voor mij heb uit alles wat ons ter oore gekomen is en hetgeen wij gezien hebben, de volgende vijf conclusies getrokken Ten eerste. De Quicks, Noah en Sal ter, waren in het bezit van een geheim dat wellicht, zelfs waarschijnlijk, ver band houdt met hun beider kameraad op de „Elisabeth Robinson", Nether field, afkomstig van Blyth. Ten tweede. Dat eenige mannen of althans personen dat geheim in het bezit der gebroeders Quick wisten en hen daarom vermoordden om achter dat geheim te komen. Ten derde. Dat zij er niet i n slaagden, dat geheim machtig te worden, noch van Noah, noch van Salter Quick. Ten vierde. Dat het in 't openbaar uitgesproken vermoeden van den heer Cazalette omtrent de teekens in het deksel der tabaksdoos de misdadigers op een versch spoor bracht en dat zij om dat goed te kunnen volgen, de tabaksdoos en de portefeuille van den heer Cazalette stalen. Ten vijfde. Dat de misdadigers zijn of zeer kort geleden, zelfs dezen morgen, waren in de nabijheid van deze plaats. „Zoo," ging hij, rondziende, voort, „de zaak wordt wel iets duidelijker. Laat nu de heer Wing zoo mogelijk behulpzaam zijn door iets omtrent Chuh Fen te weten te komen; ikzelf zal onderzoek doen naar de Nether- fields. Ik denk dat wij dit spoor zoover mogelijk moeten volgenmen kan nooit weten hoe dat soms tot oplossing van het raadsel leiden kan." „U hebt in 't geheel niets gezegd over den zakdoek dien ik gevonden heb," merkte Cazalette op. „Die is toch óók stellig van eenige beteekenis „Maar die zoekdoek is moeilijk na te sporen, mijnheer," antwoordde Scar terfield. „Het gebeurt toch wel dat dergelijke kleine dingen verloren'gaan, in een verkeerde tasch terechtkomen, enz. Als wij nu kunnen uitvinden wie de eigenaar er van is, waar hij zijn linnen laat reinigen en dergelijke za ken meer begrijpt u Maar wij zul len de zaak niet uit het oog verliezen, mijnheer Cazalétte er zijn echter op het oogenblik belangrijker sporen die wij moeten volgen. Het voor naamste iswelk van dit waardevolle geheim dat de gebroeders Quick ken den, en dat ongetwijfeld betrekking had op een der plaatsen hier in Nort humberland Laten wij dat, als wij kunnen, eerst trachten uit te vinden." De beide politie-autoriteiten gingen heen, vergezeld van dokter Lorrimore en zijn bediende, allen in ernstig ge sprek met elkaar; wij vieren, die ach terbleven, trachtten voor dien avond de gedachte aan de beide moordzaken opzij te zetten. Ik zag echter dat de heer Raven door het gesprek weer in onrust gebracht was; blijkbaar had hij thans de vaste overtuiging dat de moor denaar van Salter Quick in de onmiddel lijke omgeving van Ravensdene Court rondzwierf. „Hoe kan ik weten dat de misda diger niet een mijner bedienden is-?" mompelde hij, terwijl hij, Cazalette en ik ons gereed maakten, om ons naar onze kamers te begeven. „Er zijn zes mannen in huis allen vreem den voor mij en verschillenden daar buiten. De gedachte is buitengewoon onaangenaam „U kunt die gedachte gerust van u afzetten, mijnheer Raven," meende Cazalette. „De moordenaar mag zich wellicht in de omgeving ophouden, maar hij is niet onder uw personeel. Wij moeten verder veel verder zien in deze zaak het is geen gewone moord, en derhalve hebben wij ook niet met gewone misdadigers te doen." Nadat wij beiden onzen gastheer verlaten hadden en wij een van de breede trappen opgingen naar onze kamers, ging hij voort„Neen Middle brook, wij hebben niet met 'n gewonen misdadiger te doenU ziet echter hoe desondanks eenvoudige personen verdacht wordenStraks zal Raven wellicht zijn meest vertrouwde be dienden nog verdenken Neen, m'n jongen, wij moeten het heusch veel verder zoeken „Het is inderdaad een diep geheim," stemde ik toe. „Ja, en ik vraag mij af, of het wel verstandig geweest is, dien Chinees er in te halen," mompelde hij met een veelbeteekenend knipoogje. „Ik ver trouw dat Oostersche volk niet erg, Middlebrook." „Maar Lorrimore zei toch, dat hij voor Wing instond," wierp ik hem te gen. „Jawel, maar wie staat dan voor Lorrimore in vroeg hij. „Wat weet u, en wat weet ik van dien man Ik vind dat hij te glad van tong is en misschien ook ben ik zélf wel te haas tig geweest om alles zonder gegronde reden aan dien vreemde te zeggen. Ik ken Lorrimore niet en zijn Chi nees evenmin." Uit dèt wantrouwen trok ik de con clusie, dat Cazalette zélf niet boven alle verdenking verheven was TWAALFDE HOOFDSTUK. Netherfield Baxter. Hoezeer ook de zenuwen van den heer Raven geschokt mochten zijn door de geheimzinnige gebeurtenissen die in de nabijheid van zijn kort gele den gekregen bezittingen hadden plaats gegrepen, toch gebeurde er niets ver ontrustends op Ravensdene Court zélf in dien tijd. Inderdaad, wanneer wij van buiten af niets hadden gehoord en niet af en toe bezoek hadden ont vangen van den inspecteur van politie en den detective Scarterfield, zou het dagelijksch leven onder het gast vrije dak van den heer Raven geregeld en zonder stoornis, bijna eentonig ge weest zijn. Wij werden allen door onze bezigheden in beslag genomen de heer Cazalette door zijn munten en penningen; ik door mijn boeken en do cumenten; de heer Raven door de zorg voor het landgoed; juffrouw Raven door haar bloemen en haar golf- spel. Ontegenzeggelijk was er wel eenige afleiding, en die bracht ons bij elkaar. De heeren Raven en Cazalette brachten den namiddag gewoonlijk rustend door; zij waren op een leeftijd gekomen en het verschil van twin tig jaren kwam daarbij niet in aanmer king waaróp het rusten in gemak kelijke stoelen onder oude boomen op een schaduwrijk grasveld verkozen wordt boven arbeid; juffrouw Raven en ik, die jonger waren, vonden onze ontspanning in het golfspel en af en toe een wandeling in den omtrek. Zij scheen evenals ik, den lust tot zwerven in zich te voelen opkomen; de omgeving was voor ons beiden nieuw, en wij begonnen weldra veel behagen te vinden in het maken van tochtjes na den lunch. Weldra maakten wij die wandelingen uitgestrekter tot dat de schemering ons waarschuwde dat het tijd was om huiswaarts te keeren. Waartoe die tochten ons ten slotte leidden, zal uit het volgende blijken. Wij hoorden niets van Scarterfield, den detective, noch vgn Wing, die zich in zijn dienst gesteld had, geduren de verscheidene dagen na het onder houd in het huis van den heer Raven. Op zekeren morgen evenwel, toen tijdens ons ontbijt de post werd bin nengebracht en de heer Raven mij even later een brief overhandigde in een mij onbekend handschrift en waarvan de enveloppe het poststempel Blyth droeg. Ik veronderstelde dadelijk dat de brief van Scarterfield kwam en vroeg mijzelf verwonderd af hoe hij er ter wereld toe gekomen was, mij te schrijven. Evenwel, hij had geschre ven, en wel het volgende „Noordzee-Hotel Blyth, Northumberland. 23 April 1912. „Geachte Heer, U zult u nog wel herinneren, dat ik op den avond van onze bijeenkomst ten huize van den heer Raven m'n voor nemen te kennen gaf, deze plaats te bezoëken om zoo mogelijk eenige in lichtingen te bekomen omtrent dien Netherfield die zich met de gebroeders Quick aan boord van de „Elizabeth Robinson" bevond. Ik ben hier nu twee dagen, en heb enkele merkwaar dige ontdekkingen gedaan. De reden waarom ik u schrijf, is, u te verzoeken, mij zoo mogelijk hier voor eenige dagen in mijn nasporingen te komen helpen. Ik weet dat u een deskundige zijt in het ontcijferen van documenten en dergelijke en ik heb hier sommige dingen aangetroffen die stellig verband houden met de zaak die wij onder zoeken, maar waaruit ik niet wijs kan worden. Wees ervan overtuigd dat u mij ten zeerste zult verplichten als u het zoo zoudt kunnen schikken, dat u mij al waren het ook slechts enkele uren van uw kostbaren tijd ter beschikking kon stellen." Uw dienstwillige, Thomas Scarterfield. Ik las den brief tweemaal over al vorens dien aan den heer Raven te overhandigen. De inhoud scheen hem zeer op te winden. „Lieve deugd riep hij uit. „Wat vreemd is dat 1 Onder welke buiten gewone geheimen leven wij hier toch, Middlebrook U gait natuurlijk, niet waar „Denkt u dat ik het doen moet vroeg ik. „Maar natuurlijk, ongetwijfeld zeide hij met grooten nadruk. „Als iemand van ons er iets toe kan bijdra gen om dit lugubere raadsel op te lossen, vind ik dat hij of zij zedelijk verplicht is, medewerking te verleenen. Ik heb er evenwel niet het geringste vermoeden van. wat de man wil; oo den avond van ons endernoud hier gegaan ben om inlichtingen te bekomen heb ik Scarterfield oplettend gade- wij hebben onze eigen wijze en methode geslagen en ik kan niet anders zeggen om het een en ander te weten te komen dan dat hij een zeer scherpzinnige als wij in een vreemde stad moeten zijn. kerel schijnt te zijn die alle hulp ver- u weet echter waarvoor ik hier geko- dient." men ben. Er is in verband met de bei- „Scarterfield," merkte ik op met de moorden veel en voortdurend ge- een blik op juffrouw Raven en sproken over den naam Netherfield Cazalette die blijkbaar nieuwsgie- over de vragen die Salter Quick u rig waren, „heeft in Blyth eenige ont- stelde toen u hem aan de kust ontmoet- dekkingen gedaan omtrent dien Nether- te en over hetgeen daarop gezegd werd field, en hij vraagt mij, naar Blyth te jn de herberg „Zeemans Vreugde", komen om hem te helpen ik denk Welnu, ik ontmoette dienzelfden naam om iets te ontcijferen, maar wit, dat bij mijn nasporingen te Londen, als weest ik niet." zijnde die van een man die zich op de „O, u moet bepaald gaanriep „Elisabeth Robinson" bevond, welk juffrouw Raven uit. „Hoe zeld- schip naar men meent in het jaar 1907 zaam Is u nog niet jaloersch, mijnheer js vergaan en aan boord waarvan zich Cazalette 0ok de beide Quick's bevonden. Die „Neen, maar wel nieuwsgierig," Netherfield stond genoteerd als af- antwoordde de aangesprokene, wien komstig te zijn van Blyth in Northum- ik inmiddels den brief gegeven had. berland. Het was dus duidelijk dat „Ik maak uit dit schrijven ook op, wjj naar Blyth moesten gaan, en dat de detective iets wil ontcijferd nu Zjjn wj- er hebben dus dat is juist iets voor u, „Dat is zeker zoo iets als een in- Middlebrook. Heb ik niet van den aan- leiding,' Scarterfield," zeide ik goed- vang af gezegd, dat er meer in deze keurend. „Ga voortIk herinner mij zaak steekt dan men op het oog wel ,jat u eerst acht-en-veertig uur hier zou zeggen? Ik ben er nieuwsgierig bent." naar, welke nieuwe gezichtspunten „£n ik heb mijn tijd goed besteed zich hebben geopend. Het is een vreemd antwoordde hij, met een zelfvoldanen feit, maar niettemin een feit, dat in glimlach. „Al zeg ik het zélf, Middle- zaken zooals de onderhavige de bewij- brook, ik weet door te zetten. Men zegt zen, sterk en onweerlegbaar, als 't wel, dat zich zelf prijzen geen aanbeve- ware voor het grijpen liggen. Bijna jjng js> maar ik geloof daar niet zoo voor de deur, zou men zeggen, en dat erg aan> want iemand kent ten slotte is hier niet zoo overdreven, want Blyth zichzelf het best. Maar terzake. Ik ligt hier niet zoo ver vandaan." kwam hier, natuurlijk, om na te gaan Ver of niet ver, het kostte mij toch 0f ik iemand kon vinden die beant- eenige uren om de plaats te bereiken, woordde aan hetgeen ik omtrent den want ik moest eerst naar Alnwick, en Netherfield van de „Elizabeth Ro- later overstappen in Morpeth en News- binson" reeds wist. Het spreekt vanzelf, ham. Tenslotte echter arriveerde ik dat ik mij het eerst wendde tot dege- toch op de plaats mijner bestemming, nen bij wie ik verwachten kon, iniich- in den namiddag. Op het perron tingen te zullen krijgen, en reeds spoe- wachtte mij de detective, even rond dig ontdekte ik iets. Niemand wist en vroolijk als ooit, en vol dankbaar- iets van een man, oud of jong, genaamd heid voor mijn spoedig voldoen aan William Netherfield. die ooit in Blyth zijn verzoek. had gewoond of daar geboren was. „Ik heb uw telegram ontvangen. Maar verschillende menschen kenden mijnheer Middlebrook," zeide hij, ter- een man die hier jaren geleden goed wijl wij het station verlieten, „en ik bekend was; en die man droeg den heb voor u de meest comfortabele ka- naam van Netherfield Baxter." mer besteld van het geheeie hotel, „Netherfield Baxter," herhaalde ik dat een rustig, mooi huis is en waarin „Dat is geen naam om spoedig weer wij gelegenheid zullen hebben om t'e vergeten als men hem eenmaal ge- ongestoord te praten, want behalve hoord heeft." u en ik zijn er alleen eenige handels- „Hij is ook niet vergeten," antwoord- reizigers. U hebt zeker reeds ge- de' scarterfield grimmig', „en. hij was luncht bekend genoeg ook hier, vroeger en „Ja, terwijl ik in Marpeth op aan- niet zoo heel lang geleden. Wie was sluiting moest wachten," antwoordde nu die Netherfield Baxter Hij was ik. het eenig kind van een ouden koopman „Dat had ik wel gedacht," hernam Ujt Blyth, wiens vrouw stierf toen hij. „Wij zullen dus nu maar dadelijk Netherfield nog slechts een knaap was, een rustig hoekje in de rookzaal opzoe- en die zelf haar in 't graf volgde, toen ken en onder het genot van een glas zijn zoon eerst zeventien jaren telde, wijn en een sigaar onze zaak bespreken. De oude Baxter was een merkwaardig Ik zal u vertellen wat ik hier ontdekt dwaze man. Hij liet alles wat hij bezat heb het is vreemd genoeg en de aan zijn jongen ruim twaalf duizend moeite waard om te hooren, zelfs al pond sterling met deze bepaling, zou het met de beide moordzaken geen dat hij op z'n een-en-twintigste geboor- verband houden tedag in het onbeperkt bezit daarvan „Is u daarvan dan niet zeker?" kwam. U kunt u indenken wat er vroeg ik. toen gebeurdeDe jonge man, die „Niet geheel, maar het is toch wel vader, moeder, broeder noch zuster waarschijnlijk," antwoordde hij. „Maar had om hem te weerhouden of een er is tusschen buitngewone waarschijn- waarschuwing desnoods een krach- lijkheid en absolute zekerheid nog een tige te geven, nam er een goed, groot verschil, waarmede men dikwijls zelfs een al te goed leventje van. Paar- te weinig rekening houdt. Maar hier den, het spel, champagne, enzoo- zijn wij aan ons hotel, en wij zullen be- voorts De twaalfduizend pond be ginnen met het ons zoo aangenaam gonnen te verdwijnen als sneeuw voor mogelijk te maken." de zon. Hij hield het langer uit dan Zijn opvatting van „het zich zoo men verwachtte, want af en toe had aahgenaam mogelijk maken" bleek hij geluk t>ij het weddenhij won een te zijn, zich in een gemakkelijken fau- aanzienlijke som, naar ik hoorde, bij teuil te zetten in het rustigste hoekje de wedrennen te Newcastle. De kans met een whiskey-soda en een kistje keerde evenwel spoedig en in het begin sigaren naast hem op tafel dat was van het jaar 1904 - onthoud dat voor hem blijkbaar een behoorlijke jaartal, Middlebrookliep onze ontspanning van zijn zwaren gees- vriend Netherfield Baxter op zijn tes arbeid. Ik zelf had er na vier uren laatste beenen. Hij was toen ik heb vervelend reizen in 't geheel geen be- bizonder gezorgd voor het noteeren zwaar tegen hoewel ik gaarne beken- van feiten en data juist negen en nen wil, dat ik ongeduldig was, totdat twintig jaar, en had dus in ongeveer hij onze whiskey gemengd, zijn si- acht jaar het kleine vermogen dat zijn gaar aangestoken en zich naast mij vader hem had nagelaten, verbrast; neergezet had. hij bezat nog steeds goede kleeren „Nu," zeide hij vertrouwelijk, „ik men zegt dat hij een knappe kerel zal u alles in volgorde vertellen met een goed uiterlijk was en hij wat ik gedaan heb en ontdekt sinds ik, had een zeer goed onderkomen. In het nu twee dagen geleden, hier kwam voorjaar van 1904 echter leefde hij Het is niet noodig, Middlebrook, om nog slechts in de hoop op een omkeer precies te vertellen hoe ik te werk van de fortuin die hem had verlaten. In Mei verdween hij plotseling ait was er een kas-tekort, wel niet zoo Blyth, zonder iemand iets te zeggen, groot, maar in elk geval groot genoeg en sedert dien tijd heeft niemand hier Bovendien werd er een aantal juweelen meer iets van hem gehoord of gezien." vermist ter waarde van eenige dui- Scarterfield hield even op en keek zenden ponden sterling, door een hier mij aan alsof hij vragen wilde wat ik er- in de nabijheid wonende dame bij de van dachtIk'dacht er heel veel van! bank gedeponeerd. Tenslotte waren „Dat is een interessant stukje levens- twee zilveren kisten verdwenen die dramatiek, Scarterfield," zeide ik.„En eenige jaren geleden aan de bank in er zijn heel wat vreemder dingen ge- bewaring waren gegeven door degenen beurd dan het zou zijn als het eens die belast waren met de uitvoering van bleek, dat deze Netherfield Baxter de het door den overleden Lord Forestbur- William Netherfield van de „Elizabeth ne, gedane verzoek, om daar te worden Robinson" is. Hebt u nog niets in die bewaard tot de meerderjarigheid van richting kunnen ontdekken?" zijn erfgenaam, die bij den dood van zijn „Nog niet," antwoordde hij. „En vader nog een knaap was. Intusschen, ik denk ook niet dat ik hier daarom- John Martindale Lester en zijn mede- trent iets zal kunnen vinden, want plichtige of medeplichtigen hadden zooals ik reeds zeide, niemand hier zich zonder gewetensbezwaar in het heeft ooit meer iets van Netherfield bezit gesteld van bovengenoemde voor- Baxter gehoord sedert hij zijn pension werpen die tot op dat oogenblik veilig verliet en uit het stadje verdween, in de kluis van de kast geborgen wa- Wij kunnen er overigens vrijwel zeker ren." van zijn, dat niemand ooit verlangd „Hebt u kunnen ontdekken of heeft, nog iets van hem te hooren Netherfield Baxter en de tijdelijk- Eensdeels, omdat hij geen familie of directeur van de bank elkaar kenden goede vrienden had, en voor een ander vroeg ik. deel omdat hij geen schulden achterliet. „Neen, ik heb zorgvuldig verme- Dat laatste feit," voegde hij er met een den om daaromtrent inlichtingen in knipoogje bij, „had ongetwijfeld tot te winnen," antwoordde Scarterfield. oorzaak een ander, voor hem onaange- „Tot dusver heeft niemand mij daar- naam feit niemand zal hem in den over gesproken, en ik heb de veronder- laatsten tijd vóór zijn verdwijnen ere- stelling niet geopperd, omdat ik geen diet hebben verleend verdenking en vermoedens wil opwek- „U hebt zeker nog wel meer te ver- ken ik wil alles wat ik weet zooveel tellen," veronderstelde ik. mogelijk geheim houden om ongestoord „O ja, nog veel meer," gaf hij toe. mijn eigen v/eg te kunnen gaan. Neen, „Wij zijn nog eerst halfweg. Welnu ik heb nooit over de beide mannen als u zult dus onthouden dat Netherfield kennissen of compagnons v^n elkaar Baxter in Mei 1904 plotseling uit Blyth hooren spreken." verdween. Misschien werd er in het „Wat zegt men in de stad van Lester stadje om 'n ander feit wel niet zooveel en de verdwenen kostbaarheden gesproken over de verdwijning vafl vroeg ik. „Er zal toch wel een eenigs- Netherfield Baxter - men had het zins algemeene opinie zijn toen namelijk te druk met een zeer „Natuurlijk is die er," antwoordde opzienbarend, geval. De „Old Alliance de detective. „Men meent dat Lester. Bank" in Blyth werd gedurende eenige in Londen medeplichtigen had, dat hij maanden bestuurd door een tijdelijk- de kostbaarheden daarheen heeft doen directeur, tengevolge van een langdu- vervoeren, en dat zijn medeplichtigen, rige ziekte van den directeur. Deze toen zij. hoorden van Lester's plotse- plaatsvervanger heette Lester John lingen dood eenvoudig hun mond Martindale Lester en was hier ge- hielden! Mijn meening, is evenwel,dat komen van een filiaal dier Ba k te Netherfield Baxter de eenige mede- Hexham.Welnu, deze Lester was verzot plichtige van Lester was." op motorrijden er waren in dien tijd „Hebt u daar eenigen grond voor nog niet zooveel van die dingen als vroeg ik. thans en men zegt dat hij op beurs- „Ja anders zou ik het niet den- vacantie-dagen, Zaterdagen en Zon- ken," was het antwoord. „Ik zal u nu dagen bijna altijd op de motorfiets zeggen waarom ik u gevraagd heb, gezien werd. Op zekeren avond toen hier te .komen, mijnheer Middlebroqk< hij in het donker een scherpen hoek zooeven zeide ik u reeds dat die Nether- te snel omreed, ergens even buiten de field Baxter een uitmuntend pension stad, kwam hij in botsing met een bewoondedaar heb ik gistermorgen wagen en werd van den motor geslin- een kijkje genomen. De vroegere hos- gerd. Men nam hem dood op gita van onzen vriend bleek een ver- „En vroeg ik. standige vrouw te zijn die als het noo- „U vraagt u natuurlijk af, of dat iets dig was, wist te zwijgen. Ik vertelde heeft uit te staan met het plotseling haar daarom het een en ander van de verdwijnen van Netherfield Baxter historie en stelde haar ook enkele vra- zeide Scarterfield glimlachend. „Mis- gen. Daaruit hoorde ik, dat Baxter schien zult u het wel vreemd vinden, verschillende voorwerpen had achter maar onder al degenen die ik bezocht gelaten die zich nog steeds op zijn ka- heb om inlichtingen te vragen, ont- mer bevonden kleeren, boeken (hij moette ik er geen enkele, die de ver- hij was blijkbaar een liefhebber van onderstelling maakte dat die beide fei- lezen en scheen een zer goede opvoe- ten verband met elkaar houden. Welnu, ding te hebben ontvangen) papieren, ik veronderstel dat! En u zult zoo enzoovoorts. Ik slaagde erin, de vrouw aanstonds hooren op welken grond ik er toe over te halen, mij een en ander dat vermoed. Deze John Martindale te laten zien. Onder de papieren vond Lester kwam dus door een ongeluk ik er twee, die naar het mij toescheen om het leven dat gebeurde in de honderden jaren geleden geschreven eerste week van de maand Mei 1904. moesten zijn.Wellicht vond Lester ze in Drie of vier dagen later verdween Ne- die zilveren kisten, kon hij er niet uit therfield Baxter. Ik heb in alle ge- wijs worden, en gaf ze daarom aan sprekken met mijn zegslieden meest Netherfield Baxter, die meer ontwik- officieele personen zorgvuldig den keld was dan hij Baxter was een schijn vermeden alsof ik Lester's der eersten op school, zooals ik hoorde, dood met het vertrek van Netherfield en sprak en schreef drie talen. Welnu, Baxter in verband bracht. Dat er ik overreedde de hospita om mij die echter eenig verband bestond, daarvan documenten voor eenige dagen af te ben ik vast overtuigd. Baxter maakte staan, en thans bevinden zij zich boven zich uit de voeten, mijnheer Middle- op mijn kamer, veilig achter slot gebor- brook, omdat hij wist dat Lester's gen ik zal ze zoo meteen halen en plotselinge dood een onderzoek naar dan moet u maar eens zien of u ze den gang van zaken aan de „Old kunt ontcijferen zij zijn zeer oud, Alliance Bank" tengevolge zou heb- het schrift is vreemd en krabbelig, ben maar de inkt is nog zoo zwart als git „Ah!" zeide ik. „Nu wordt het mij „Scarterfield!" zeide ik, „het wat duidelijker!" schijnt mij toe dat u op het punt is. „Mij ook al is het nog slechts een ontdekking te doen. Veronderstel weinig," hernam de detective. „Maar eens dat die gestolen kostbaarheden er kómt toch wel eenig licht in de zaak. ergens verborgen zijn Veronderste' Welnu, er hód een onderzoek plaats aan eens, dat Netherfield Baxter de plaat1 de bank en daarbij kwam weinig wist, en dat hij de William Netherfield fraais aan het licht! Om te beginnen van de Elisabeth Robinson is? Ver-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1922 | | pagina 8