Uit het Sociale Leven.
elck wat wils
Tweede Blad
10 Jam i922
BEGRIPSVERWARRING.
£°din2-
TREKJES CCXXXXV.
Hofje.
MEDISCHE PRAATJES.
KERK EN SCHOOL.
GEMENGD NIEUWS.
Vergiftigde cacao.
Een woesteling te water.
(Nadruk verboden).
-:o:-
„Waren dan vroeger alle menschen
slecht?" vroeg dezer dagen een van onze,
overigens ilinke jongens van pl.m. 30 jaar,
bij een gesprek over i K. organisatie,
waarbij ik toevallig tegenwoordig was.
„Je kunt toch niet eeuwig actie blijven
Voeren voor meer loon e d."
Begin daar nu eens aan om zooiets te
weerleggen! Want zulks kan toch alleen
maar tot uiting komen bij de grootst mo
gelijke begripsverwarring en een veel te
enge opvatting van de taak onzer organi-
Satie's.
En tóch wil ik 't probeeren een korte
weerlegging te geven, te meer waar jam
mer genoeg dergelijke begrippen nog bij
meerdere jonge mannen leven.
Want waar moet het héén, als juist zij,
waarop onze hoop voor de toekomst is
gesteld, van onze organisatie's zoo weinig
afweten.
Men kan zoo'n sportliefhebber zijn als
men wil en het toch betreuren wanneer
het opkomend geslacht al hun liefde zou
verpanden aan voetbal-, boks- en andere
wedstrijden, maar voor het groote maat
schappelijk werk niets zou gevoelen.
Vooreerst dus de wel een tikje naieve
vraag of de menschen vroeger zonder or
ganisatie allemaal slecht waren.
Er is wel niemand die dat zal beweren,
maar ongetwijfeld heeft de ontwikkeling
van de industrie en de daaraan vast zit
tende industrieele verhouding in een tijd
vak van liberalistisch denken, dus van grof
materialisme, niet alleen ontelbaar velen
van het goede pad gebracht, maar ook
den kiem gelegd voor de huidige stofver-
Ontelbaar velen zijn door de schreeu
wend onrechtvaardige toestanden waar
van we ons nu maar een flauw denkbeeld
meer kunnen vormen terecht gekomen bij
onze tegenstanders, hebben niet slechts
zich zelf, maar hun geheele nageslacht on
gelukkig gemaakt. Ik geef toe: ten on
rechte, maar onzerzijds dient toch óók
erkend, dat een diepe geloofsovertuiging
noodig was om in die dagen van verdruk
king niet tot een tegenovergesteld uiterste
te vervallen.
Ik hoor mompelen: maar zóó erg was
het toch niet. Leed is gelpkkig spoedig
vergeten, doch het is toch nog maar lut
tele jaren geleden, dat b.v. de patroon op
zijn woord door den rechter moest wor
den geloofd en dientengevolge de bewe
ring van den arbeider van nul en geener
waarde was; het zijn toch nog maar be
trekkelijk weinig jaren geleden, dat we
geen arbeidswet kenden, geen voorziening
bij ongevallen; doch waar bazel ik over;
wie wil weten hoe het dertig jaar gele
den was, leze nog eens over hetgeen
Rerum Novarum ons daaromtrent zegt: hij
leze de verslagen van de enquete-com-
missie's en hij zal overtuigd zijn, dat onder
het liberale regime de grootst mogelijke
willekeur en onrechtvaardigheid tegen
over de arbeidende klasse werd gepleegd,
waardoor noodwendig de geheele samen
leving groot gevaar liep.
En we mogen ons heden ten dage niet al
te zeer verwonderen over den revolutio
nairen geest en de alom waarneembare
stofvergoding. Want het staat wel vast,
dat de Jriem daarvan juist in die dagen is
gelegd.
Van boven af heeft men aan de lagere
standen aanschouwelijk onderwijs gegeven
in het vuigste materialisme, in liefdeloos
heid en egoVme en wie kan zich dan nu
verwondercv, dat die ondeugden, produc
ten van het zoozeer geprezen liberale
regime, ook werkelijk zijn doorgedrongen
in de breede lagen van het volk.
En nu? We staan voor de keus, of we
zullen toegeven aan het weer driest den
kop opstekend liberalisme, dat onder al
lerhande vormen ingang zoekt, maar waar
mede we menschelijker wijze gesproken,
dan ook onvermijdelijk de anarchie en
revolutie binnenhalen; óf dat we zullen
toegeven aan het tegenovergestelde drij
ven, dat ons het socialisme brengen wil,
«een stelsel dat geen rekening houdt met
de natuur van den mensch en evenmin
als het liberale stelsel in overeenstem
ming is te brengen met hetgeen wij Ka
tholieken voor staan.
Wil men die twee uitersten niet, dan
zal men ook de consequenties van zijn
Roomsch-zijn hebben te aanvaarden en
hebben mede te werken aan de groote
cultureele en sociale taak. welke onze
R.-K. organisatie's hebben te vervullen.
Wij hebben op maatschappelijk terrein
pifclrfon; plichten waaraan wc ons niet,
dan lot groote schade voor vai zelf en
van de geheele samenleving kunnen ont
trekken.
Want naast de groote Godsdienstige en
cultureele taak onzer organisatie's hebben
zij ook ten doel hun leden in stoffelijk op
zicht op te heffen onrecht te verhinderen
en een dus op reciuvaardigheid berustende
verdceling der gebruiksgoederen te bevor
deren.
Vervullen wij die taak niet <Jan kunnen
we ook redelijkerwijs niets inbrengen wan
neer anderen ons den verkeerden kant
uitsturen.
Dan vallen we ik kan het niet an
ders zien in de handen van de reactio
nairen, die een volkswelvaart willen voor
enkelen, iets wat tenslotte tot anarchie
moet voeren, óf we worden gestuurd in
socialistische richting waarvan wc dezelf
de ellende hebben te verwachten.
Wie niet gedwongen wordl doo>'
zucht om eigen beginselen, eigen idealen
in te dragen in het maatschappelijk leven,
zal toch door de feiten gedwongen wor
d-en stelling te kiezen.
Met niets doen, met afzijdig te blijven
komen we niet klaar en daarom zou het
zoo diep te betreuren zijn als juist
het aankomend geslacht van dat groote
maaischappelijke werk niets zou begrijpen;
want straks zal het voor een groot deel
juist van hén afhangen, welke kracht er
van ons zal uilgaan.
Voetballen, boksen, duivenmelken, e.d.
mogen noodzakelijke ontspanningen zijn
ik kan het niet zoo beoordeelen maar
van onze R. K. zaak hangt zoowel voor t
heden als voor de toekomst toch iets meer
af.
Het plaatsje was maar klein, hoogstens
'n achtduizend zielen., en bezat dan
ook maar één hofje, wat niemand ver
wonderde. Eerder verbaasde men zich
er als vreemdeling over, dat men in
Bladhoven nog zoo'n instelling rijk was.
Het heette 't „Hermanus van Tienen
hofje" en stond in de eenigste straat, die,
met heel wat toegeeflijkheid nog wel,
aanspraak op dien naam mocht maken.
Het was zooals de meeste andere hof
jes. Van buitenaf geleek het een groot,
ouderwetsch heerenhuis. De deur was
een in 't midden openslaande, met op
elk der twee bovenpaneelen een grimmi-
gen leeuwenkop, die een ring tusschen
de slagtanden hield. De linker deur
helft ging alleen open als de portierster
's Zaterdags de vestibule en den drempel
moest dweilen, na deze werkzaamheden,
waarvoor de portierster reeds bij haar
..intreden" werd beloond met een re
ductie op de „inkoop-som", ging die
helft weer voor 'n week vast met 'n zware
onder- en bovenknip.
Om toegang te verkrijgen door de
„actieve helft moest men een grooten,
koperen vuist in beweging brengen, die
een staafje van hetzelfde metaal om
klemd hield.... Dan hoorde men het
bijna plechtige geluid van een zware bel,
waarop volgde een rustig pantoffel-
geschuif over glad steen en het opengaan
van een tralie-vierkantje vlak onder den
rechter-leeuwenkop. Als door der por-
tierster's vorschenden blik was vastge
steld, dat er goed volk was kreunde de
„actieve helft" open. Dan kwam je in
de ruime, koele vestibule van groote,
Nog een enkel woord over het actie
voeren: een opwerping die vooral in onze
dagen ietwat vreemd aandoet maar in het
tijdvak dat achter ons ligt althans een
schijn van waarheid inhield.
Toen is inderdaad onafgebroken ge
werkt om het loon op te voeren; maar
men moet toch wel verbazend vergeetach
tig zijn om nu al niet meer te weten, dat
die loonactie's het onvermijdelijke gevolg
waren van de prijzen der verbrudksgoede-
ren welke met sprongen in de hoogte
gingen.
Dat de verhoogde loonen hunnerzijds
weer een prijsverhoo-gende werking had
den doet aan het feit niets af, dat de prijs
stijging aan de loonsverhoogingèn steeds
vooraf ging.
Het te kort aan gebruiksgoederen en de
geweldige stoornissen op de geldmarkt
veroorzaakten nu eenmaal dergelijke ver
schijnselen en daartegen kan de krachtig
ste organisatie niets verrichten.
Wel behoort het int de taak van de vak-
vereeniiging om een zoo goed mogelijke ver
deeling der aanwezige verbruiksgoederen
te bewerkstelligen, waardoor dan tevens
haar belangstelling voor de productie ver
klaard wordt.
Het kan dus niet worden ontkend, dat
in een dergelijk tijdvak een voortdurende
werking van de vakorganisaties valt waar
te nemen, wat den schijn zou kunnen wek
ken, dat daarmede de geheele werking van
onze organisatie's zou ophouden, maar
wie even verder zien wil en even verder
nadenkt, kan toch nagaan, dat daarnaast
nog een véél breeder arbeidsveld ligt, wat
door de geheele beweging en onder alle
omstandigheden bewerkt moet worden.
En hoe zullen we dat kunnen, wanneer
het aankomend geslacht zich van onze
R.K. organisatie's verwijderd houdt?
Men klaagt over reactie in dien zin. dat
er een strooming bestaat die volgens libe
raal recept ons zou willen terug stooten
naar het tijdvak van ellende en verdruk
king.
Die slrooming is inderdaadwaarneem
baar; maar zij is absoluut ongevaarlijk
wanneer wij allen onzen plicht ook o>p spe
ciaal terrein verrichten en ieder in eigen
kring tracht, die warhoofdige begrippen
omtrent wezen en taak van onze organisa
tie's weg te nemen.
Vooral bij onze jeugdige kameraden, die
straks de pijlers moeten zijn waarop onze
werkkracht steunt.
A. J. LOERAKKER.
Ongevallenverzekering.
In het jaarverslag van de Rijksverzeke
ringsbank vinden we omtrent de ongeval
lenverzekering o.m. het volgende;
Het aantal ongevalsaangiften over
schreed in 1920 voor het eerst de 100000,
zooals blijkt uit onderstaande opgaven,
waarin voor 19171920 de aantallen zijn
vermeld:
Aantal aangiften.
1917 83.416
1918 80.838
1919 91.499
1920 104,657
De sterke stijging
Gemiddeld per
werkdag.
272
263
298
339
het aantal on
gevallen sedert 1918 staat ongetwijfeld in
verband met de opleving van de industrie
sedert het eindigen van den oorlog.
Dat deze opleving zich minder in de
oprichtirfl van nieuwe ondernemingen
dan in expansie van de bestaande uitte,
blijkt uit het feit, dat het aantal bij de
R. V. B ingeschreven verzekeringsplich-
tige ondernemingen op 31 Dec. 1920
1Ö1.860 bedroeg tegen 101.430 op 31 Dec.
1919.
Niet alle aangegeven ongevallen werden
erkend als ongevallen, welke tot schade
loosstelling aanleiding behooren te geven.
5.320 aangiften moesten op zijde worden
gelegd.
R.-K. Handels- en Kantoorbedienden.
De „R.-K. Bediende" geeft het jaarver
slag van den R.-K. Bond van Handels-,'
Kantoor- en Winkelbedienden.
Uit het verslag blijkt, dat het ledental
is gedaald van 6778 op 5819. De afdee-
lingen Bergen-op-Zoom, den Helder,
Kaatsheuvel, Meppel, Oldenzaal, Ooster
hout, Sittard en Venray zijn opgeheven.
Daarentegen zijn nieuwe afdeelingen op
gericht in Heerlen, Kerkrade, Lisse, Meus-
sen, Vaals en Winschoten.
De Bond heeft thans 64 afdeelingen.
Een overzicht wordt gegeven van de
nieuwe contributieregeling en de ver
schillende actie's door den Bond gevoerd
met een opgave van de loopende Collec
tieve Contracten.
Het verslag maakt voorts melding van
de organisatie's, waarbij de Bond is aan
gesloten, van de werking van het plaat-
sings- en van het rechtskundig bureau
waardoor een goed gedetailleerd overzicht
van de verschillende werkingen dezer
organisatie wordt verkregen,
R.-K. Landarbeidersbond.
Het Hoofdbestuur van „St. Deus Dedit",
heeft in een adres aan Z.Ex. den Minister
van Arbeid Z.Exc. dank gebracht voor de
indiening en behandeling van de Land-
bouwongevallenwet en verzocht zoo mo
gelijk te willen bevorderen, dat bedoeldè
wet nog in deze pericjie in werking treedt.
Steenfabrieksarbeiders.
Door de R.-K. Christ, en Moderne orga
nisatie is aan alle werkgevers die geen
lid zijn van den R.-K. Waalsteenfabrikan-
ten Bond, een contract toegezonden als
is afgesloten met de R.-K. werkgevers.
De niet- en neutraal georganiseerde
Patroons zullen worden verzocht bedoeld
contract eveneens te aanvaarden.
De malaise in de metaalindustrie.
De„ R.-K. Metaalbewerker", geeft een
zeer belangrijk overzicht over den toe
stand in de metaalindustrie in Zwitser
land, waaruit blijkt, dat ook daar zeer be
langrijke loonsverlagingen aan de orde
zijn.
In 1921 zijn reeds verschillende verla
gingen ingevoerd en thans wordt 10
voorgesteld.
HOOIKOORTS.
Bovengenoemde aandoening tast den
mensch aan, zooals haar naam reeds
aanduidt, in het jaargetijde van den
hooioogst, dus wat ruim genomen in de
maanden Mei t.m. Juli.
De verschijnselen dezer ziekte want
inderdaad kunnen de aangetasten zich
ziek gevoelen zullen wellicht niet al
gemeen bekend zijn. Welnu, zij vertoo-
nen veel overeenkomst met die eener
heftige neusverkoudheid. Het water loopt
de lijders uit neus en oogen tegelijk
en zij niezen en proesten den geheelen
dag. Het slijmvlies van de zoo even
genoemde organen is meestal in onaan
zienlijke mate gezwollen, zoodat de adem
haling door den neus zeer moeilijk gaat
en de oogen rood en branderig zijn.
Het behoeft geen botoog dat deze ver-
eehijnselen zeer onaangenaam en voor
den betrokken persoon bij zijn dagelijksoh
werk zeer hinderlijk kunnen zijn. Im
mers er zijn beroepsbezigheden, die
voortdurend oplettendheid vereischen en
waar het op een scherp gezicht aankomt.
Als voorbeeld wijs ik slechts op het be
roep van machinist bij het spoorwezen.
Het spreekt van zelf dat zoo deze in
eenigszins ernstigen graad met deze aan
doening behept is, niet in staat zal zijn
het werk naar behooren te verrichten.
Soms blijft de ontsteking niet uit
sluitend tot neus en oogen beperkt,
doch schrijdt verder voort en ontstaat
er op deze wijze een ontsteking van
de diepere luchtwegen, gelukkig zelden
van ernstigen aard. Dit wil niet zeggen
dat de patient er altijd zoo gemakke
lijk afkomt, al is de zooeven geschet
ste toestand eon geenszins benijdens
waardige. Wij hebben op 't oog de asth-
matisehe aanvallen als begeleidend ver
schijnsel voor de hooikoorts. Deze kunnen
even heftig optreden als hij de gewone
asthma, die zooals wij weten, onafhanke
lijk van deze aandoening is. Evenals bij
deze laatste wordt tegen het middernach
telijk uur de patiënt uit zijn slaap .ge
wekt en plotseling door een vrij heftige
benauwdheid overvallen.
De hooikoorts komt, behalve in ons
land, nog al eens voor in Engeland en
Duitscbland. Het spreekt van zelf, dat
men ijverig naar de oorzaak van dit
lilden heeft gezocht. Het bleek, dat
zeer fijne deeltjes in bijzondere mate
het neusslijmvlies en het bindvlies van
het oog prikkelen bij daarvoor uiterst
gevoelige personen. Een korte wande
ling op een buitenweg is voor den be
trokkene soms al aanleiding om plotse
ling overvallen te worden en de ver
schijnselen op den voorgrond te doen tre
den, zoodat zijn uitstapje hem tot een
kwelling wordt en hij zoo spoedig moge
lijk huiswaarts wil keeren. Ook de stads
lucht is geenszins onschadelijk voor deze
lijders. De opmerkzame voorbijganger
weet onmiddellijk de hooikoorts-lijder uit
de massa op onze straten 'te Herkennen.
Is de tijd voor de boterbloemen en
het hooien voorbij, dan verdwijnen ook
de verschijnselen en is onze patient de
overige maanden van het jaar de ge
zondste man ter wereld.
Het is duidelijk dat men niet stil
heeft gezeten om de behulpzame hand
te bieden. Tal van middelen zijn toe
gepast, de een met wat meer, de ander
met minder re ultaat. Men meende, door
het neusslijmvlies gevoelloos te maken
den patiënt geheel en al van zijn kwaal
te bevrijden. De cocaïne en zijn prae-
peraten hebben hier een groote rol ge
speeld, helaas niet met dat succes, dat
wij er van verwacht hadden. Het zou
mij te ver voeren u alle methoden van
onderzoek hier nader te beschrijven. Een
feit is het, dat de hooikoorts een zeer
moeilijk te genezen lijden is. Verzwe
gen mag intusschen niet worden, dat
de seruminspuitingen belangrijke verbe
teringen kunnen aanbrengen. Ook wensch
ik uw aandacht er op te vestigen, dat
verandering van lucht soms buitenge
woon gunstig werkt en het verblijf van
een hadplaats gedurende de genoemde
maanden de verschijnselen doet verdwij
nen of althans tot een minimum be
perkt. Wie zich evenwel deze luxe niet
kan permitteeren, ziet zich gedwongen
met roode oogen en een loopende neus
te blijven rondloopen.
MEDICUS.
Missie-actie onder niet katholieken
in Amer ka.
Men schrijft ons:
Nu allerwege wordt gesproken en ge
schreven over apostolaat onder volwassen
moderne-heidenen vraagt menigeen zich
natuurlijk af: „hoe zou men in Ame
rika dat toch wel gedaan hebben? Ame:
rika is nu eenmaal het land waar alle
dingen anders gebeuren en in elk ge
val anders beginnen dan in andere
landen. Deze missie-actie begon dan ook
op een eigenaardige manier door de
paters Paulisten (volgelingen van den be
keerling pater Heeker) werden kleine
vereenigingen gesticht van seculiere pries
ters, die een speciale opleiding ontvin
gen hun éénige bezigheid was direct
en indirect bekeeringswerk. (Het indi
recte bestond in het populair maken
van de missie-gedachte bij de katholie
ken zelf). In 1897 werd „The Catho
lic Missionary Union" gevormd voor
het opleiden en onderhouden van pries
ters alléén bestemd voor het geven van
missies aan niet-katholieken. En 1902
zag de opening van een missiehuis van
de Paulisten en 1904 de 2e groote
Union-Conference, waar onder voorzit
terschap van Kardinaal Gibbons de be
langen der missie onder andersdenken
den besproken werden door een groot
aantal reguliere en seculiere geestelijken.
Het gevolg van dit alles was dat
in 1906 25.000 volwassen Amerikanen
zich bekeerden.
Lazaristen, Jesuieten, Pacsionisten, Be
nedictijnen, Paulisten, Augustijnen, Do
minicanen en Eranciscanen hadden hun
besta krachten gegeven. Een bepaald aan
tal priesters in ieder diocees hadden een
volledigen cursus voor niet-katholieken
paraat, zooclat ze, wanneer dit door een
pastoor werd verzocht, onmiddellijk een
cursus konden geven. En het succes?
Gemiddeld 10 bekeeringen in iederen
cursus.
Gouden Jubilé van Roermonds
eerewacht.
De Kapel van O. L. Vrouw in 't
Zand te Roermond, welke door ge
heel ons vaderland bekend staat als
het grootste Nederlandsche genade
oord van Maria, doch tevens door
Gods Voorzienigheid werd uitverko
ren als een middelpunt van gods
vrucht tot het H. Hart van Jezus, als
de hoofdzetel n.l. van dc Eerewacht
van Jezus H. Hart voor Nederland en
Koloniën, gaat in deze maand een
gouden jubilé vieren. Zaterdag 24 Juni
a.s. immers zal het 50 jaar geleden
zijn, dat de Eerewacht van het H.
Hart van Jezus, welke voor onge
veer 60 jaren te Bourg in Frankrijk
haar eersten oorsprong vond, ook in
ons vaderland in de Kapel van O. L.
Vrouw in 't Zand te Roermond haar
intrede deed en canoniek aldaar werd
opgericht door Z. D. H. Mgr. Paradis.
Door den ijver harer eerste direc
teurs, onder wie bijzonder de latere
Apostolische Vicaris van Suriname,
Mgr. W. Wulfingh, destijds Rector der
Kapel, en de Z.Eerw. Pater C. J. Hul-
termans vermelding verdienen, als
mede door den steun van talrijke zela-
teurs en zelatricen, mocht de Eere
wacht zich reeds spoedig in 'n gj-oo-
ten bloei en snelle uitbreiding ver
heugen, vooral sinds hare verheffing
tot Aartsbroederschap 26 Nov. 1880.
Aldus immers was de Eerewacht in
staat gesteld nog krachtiger haar heer
lijk en verheven doel na te streven:
aan het Goddelijk Hart van Jezus,
rustend in onze tabernakelen, onaf
gebroken eer, liefde en vertroosting
ete bieden door het dagelijksch wacht-
uur harer leden en door de niaande-
lijksche Generale H. Communie en
akte van Eereboete op den eersten
Vrijdag of Zondag der maand. Doch
tevens vond zij daardoor gelegenheid
de zegenrijke vruchten, door Christus
zelf aan de godsvrucht tot Ziin H.
Hart beloofd, in steeds breeder kring
te verspreiden.
En zoo kan thans Roermonds Eere
wacht bij haar gouden jubilé roemen
op een ledental van meer dan 62000,
terwijl meer dan 100 Broederschappen
zich bij den hoofdzetel aansloten, wel
ke ieder weder in hare registers haar
eigen aantal leden hebben opgetee-
kend. Wel mag dan de Kapel in 't
Zand zich tooien in feestgewaad en
in luiden jubel uiting geven aan hare
dankbare feestvreugde. Van 22 tot 25
Juni zal er daarom in de Kapel in 't
Zand met grooten luister een TrMiuum
gehouden worden, om aan het H.
Hart dank te brengen voor de zegenin
gen in deze 50 jaren over Roermond
en zoovele andere parochies van ons
vaderland, over kloosters, scholen en
andere religieuze instellingen verspreid
Moge dit dan de vrucht zijn dezer
feestviering, dat wederom een groot
aantal nieuwe leden en nieuwe Broe
derschappen zich als een trouwe
Eerewacht scharen rond den troon
van Jezus H. Hart; voorzeker, s-hoo-
ner feestgave zal aan het Goddelijk
Hart op dit jubeltij niet kunnen wor
den aangeboden.
Onder dit opschrift lezen wij in „School
en Huis," weekblad voor opvoeding en
Onderwijs:
„Wij kunnen nu met elkaar wel aardig
bomen over de opvoeding en ons verbeel
den dat die wel aardig dn orde komt als
school en huis, als ouders en onderwij
zers samen maar welen, welke kant het
uit moet en welke maatregelen de beste
zijn maar we zullen goed doen, ook
eens cle ongevraagde medeopvoeders 'n de
gaten te houden.
Op 't oogenblik is bij voorbeeld een
groote cacaofabriek bezig, onze kinderen
geducht mee op te voeden op een wijze
die mij verontrust. Niet dat de cacao, wel
ke deze fabriek levert, inferieur van kwa-
litefit zou zijn daarover heb ik geen
oordeel. Maar de cacao heeft een geeste
lijk bijsmaakje: bet kopen van een reep
is een gok-partijtje voor het kind tegen
woordig.
Voor de winkelramen ziet men op een
reklamebiljet twee aardiige kopjes van
juichende kinderen. Allerliefst en uitbun
dig. Maar mij brengt dat reklame-büjet dn
een slecht humeur. Want die jui
chende kinderen zwaaien geestdriftig
met geldpapiertjes, briefjes van 10
gulden, van een rijksdaalder, van
een gulden, die ze gevonden hebben
in een cacao-reep van de fabriek.
Er zijn winkelramen, waar de re-
klame nog stuitender is: daar hangen
de werkelike geldbriefjes geplakt langs
het reklamebiljet.
Ik vraag me af: kunnen wr het
eigenlik toelaten, dat zo'n fabriek
op deze manier op onze kinderen in
werkt?
De snoeperij wordt er door bevor
derd; doch dat is niet eens het
erge; het nuttigen van de reep wondt
een tamelik-onverschillig uit den weg
ruimen, want de hoofdzaak is: de gok-
kerij. Ik ken nu al kinderen, diic
amper-an nog naar de brokken cho
colade omkijken, als ze eenmaal we
ten, of ze wat gewonnnen hebben of
die bij een tegenvaller maar een zeer
schrale troost hebben in de snoe
perij, doch meteen alweer bedenken,
hoe aan nog een reep te komen. Die
met genoegen de chocolade zelf voor
één cent van de hand doen. Is het
wel nodig uit te leggen, hoe dit al
leen reeds de kinderen bederft, en
ze verleidt tot ongerechtigheden?
En men huivert voor de gevolgen
als men bedenkt, wat er gebeuren kan
als zo'n kind een bedrag van tien gal
den in handen krijgt, waar geen ou
ders iets van weten
Het is een ergerlike verwording van
de reklame, en dubbel ergerlik, omdat
zij 't op de kinderen voorzien heeft.
En men late zicli vooral niet wijs
maken, dat dit zoo'n vaart niet
loopt; onder de kinderen hier in
Amsterdam is een brandende belang
stelling voor deze gok-repen; er loo-
pen door de buurt verhalen van ver-
schrikkelijk-gelukkige jongens; er zijn
al gevallen van jongens, die zich héél-
wat permitteeren kunnen, en dat ver
klaren de kameraadjes dan; gewoon
zoo'n reep gekocht Het is' in hooge
made griezelig, ik kan er geen juis
ter woord voor bedenken, het kin-
dergepraat over deze zaak af te luis
teren.
Deze cacao, laat men het toch ge
loven, deze cacao is vergift voor de
jeugd en veel erger vergift dan wij
kunnen vermoeden. Of er tegen het
gedoe van deze. fabriek die al na
volgers begint te krijgen wettelijk
iets te doen zal zijn, weet ik niet.
Maar in ieder geval moet de publie
ke opinie wakker gemaakt worden;
en de ouders afzonderlik kunnen
reeds veel doen, door te maken dat
hun kinderen met deze vergiftigde re
pen niet familiaar worden.
Als de cacaofabrikanten eens een
vergadering hielden, en probeerden el
kaar tot rede te brengen? Zaken zijn
zaken, maar in dezen tijd van organisa
tie kan men door samenspreking in
een branche toch wel komen tot het
afschaffen van een zakendoen dat de
jeugd blootstelt aan wan-opvoeding?
Ik doe een ernstig beroep op on
ze groote pers, Als die melding maakt
van dit artikeltje, is er groote kans
dat aan deze kindergokkerij een eind
gemaakt wordt, voor ze de afmetin
gen aanneemt die ieder kenner van
de kinderwereld nu reeds vreezen
moet.
Een sensatiewekkend voorval had Woens
dagmiddag 5 uur te 's-Bosch plaats, vol
gens het verhaal der Bossche Crt.
De 33-jarige J. O. nJL sprong in een
vlaag van krankzinnigheid in de Dommel.
Aanvankelijk meende men, dat de man
een zwemdemonstratie gaf, aangezien hij
nu eens op z'n rug dan weer op z'n buik
in 't water lag. Op dat moment waren
slechts eenige kinderen ter plaatse waar
het geval zich afspeelde. Even later werd
de opmerkzaamheid echter getrokken door
het hulpgeroep van eene vrouw en de
ernst van den toestand begrepen.
Een juffrouw, die met haar woonschip
aan den Havensingel ligt, sprong direct in
een roeibootje en voer naar den drenke
ling toe, die reeds zinkende was en juist
op het laatste moment dat hij nog even
boven water was, kon zij hem grijpen. De
man was reeds eenige malen onder ge
weest.
Met een fikschen ruk trok zij hem om
hoog, en geholpen door drie andere per
sonen, die zich inmiddels gekleed te wa
ter hadden begeven, werd de man op het
droge gebracht.
Kunstmatoige ademhaling werd toege
past en nadat de drenkeling was bijgeko
men, werd hij langs den kant geJeid om
zoo langs het talud naar den vasten wal
te worden gebracht.
Opeens werd de man echter zoo woelig
dat hij tegen den grond moest worden ge
legd, om te voorkomen, dat hij niet voor
de tweede maal en met hem zijne redders
te water zouden geraken.
Inmiddels was de politie gewaarschuwd
en werden middelen beraamd om den
drenkeling naar boven te krijgen. Dat was
echter geen gemakkelijk werk. Men had de
grootste moeite om den man in bedwang
te houden.
De mannen, die zich daarvoor hadden
beschikbaar gesteld, hebben zich geducht
moeten inspannen, de drenkeling sloeg,
schopte en beet, wat hij krijgen kon.
Telkens voeren bootjes op en neer, om
politie en anderen over te zetten en intus
schen groeide de menigte op beide oevers
en op de stationsbrug aan tot vele honder-
den.
Eindelijk scheen de man wat gekalmeerd
en richtte zich op, maar plotseling stompte
hij de omstaanders weg en sprong op
nieuw te water. Wederom werd hij er uit
gehaald en hetzelfde tooneel herhaalde
zich. Het werkje werd gevaarlijk,daar de
woesteling ieder beet, die hem wilde aan
raken. Het in bedwang houden van den
man was darom zoo lastig, wijl ter plaatse
slechts een smalle strook grond is en de
helpers dus ieder oogenblik gevaar liepen
bij een worsteling zelf in het water gedron
gen te worden.
Toen eindelijk de man zich ten derde
male in het water had weten te werpen
besloot men tot krasse maatregelen zijn toe
vlucht te nemen. Met behulp van een paar
bootjes wist men hem weer naar den kant
te brengen. Telkens weer trachtte hij zich
naar het water te wringen. Met heel veel
moeite slaagde men er ten slotte in den
man een dwangbuis aan te leggen en hem
geheel enal met touwen te omwinden,
waardoor hij alle macht tot verweer ver
loren had. Zoo werd hij nu als een zak in
een roeiboot gelegd, maar nog poogde de
ongelukkige degenen die hem vasthielden
te bijten. Naar den overkant overgevaren,
werd hij daar in een brancard gelegd en
naar het hoofdbureau van politie en vervol
gens naar het gesticht Reinier van Arkel
vervoerd.
De Boschen Crt. hoorde vertellen, dat
het feit, dat de man reeds lang werkloos
is, niet vreemd zou zijn aan het geval.
blauwe tegels, die door een breede,
glazen deur uitzicht gaf op een zorgvul
dig onderhouden plantsoentje, dat een
aardig, frisch medaillon vormde tusschen
de vier stijf-rechte woningrijtjes.
De huisjes onder het ééne groote dak
vierkant van blauwe leien hadden 'n
groen onder- en bovendeurtje, dat altijd
glansde, en één raampje met 'n bloemen
rekje er voor. Deze groene latwerkjes
verbraken met hun fleurigen inhoud de
rechtlijnige strakheid der aaneengeplakte
woninkjes, gaven, met hun kraak-heldere
vitrage-achtergrondjes, het geheel iets
feestelijks.
Het „Hermanus van Tienen-hofje"
was een keurig hofje zoo ook de bewoon
sters, die het zich tot een eer en plicht
rekenden elkander in netheid te overtref
fen, zoowel wat in- en uitwendig
hun persoon, als hun verblijf betrof. De
gele steentjes tusschen de huisjes en
het plantsoen-hekwerk waren bij de
een nooit blanker, dan bij de ander, al
probeerden sommigen zulks wel eens.,
en ais men het bij smerig weer waagde
met niet finaal schoongeveegde zoolén
de glimmende straatjes te betreden,
keken er van achter elk gordijntje een
paar vinnige oogjes diep-verachtelijk
naar den dader en werden, bij voorkeur
in diens tegenwoordigheid, onmiddellijk
de snood besmeurde steentjes mopperend
„ontsmet".
Dit gebeurde echter heel zelden....
de vaste bezoekers waren wel zoo ver
standig hun schoenen van elk overtollig
straataanhangsel te bevrijden, eer ze
het „heiligdom" binnengingen., en de
niet-vaste werden door de portierster
wel zóó duidelijk naar de ruige vestibule-
matten gekeken, dat ze meestal het voor
nemen maakten de schoenreiniging wat
te verlengen.
De vier en twintig huisjes, genummerd
37 A tot X waren altijd bewoond. Als een
der weduwen of overjarige maagden het
tijdelijke met het eeuwige had verwisseld
werd ze door de 23 andere dames keurig
afgelegd en keurig begraven, wat, ver-
eenigd tot zóó'n aantal, wel keurig kon
gaanen geen veertien dagen later
kwam er in 37 K of U, of welke Ietter
dan ook gestorven mocht zijn, een nieu
we bewoonster. Deze moest den eersten
dag 23 visites maken en kreegze den twee
den dag alle drie en twintig terug. Die
drie en twintig gingen dan den derden
dag weer bij elkaar op visite, om uit te
maken, in hoeverre en in welke opzichten
de nieuwe boven of beneden hen stond.
De twee dozijn oude dames-verblijven
dus waren altijd bezet. Wijlen de heer
Hermanus van Tienen had bij de stich
ting van het hofje zeer grootmoediglijk
de financiëele voorwaarden bijzonder
voordeelig gesteld, zoodat het aantal
gegadigden steeds groot was.
Maar de stichter, die zelf een onberis
pelijk leven had geleid, had deze deugd
ook geëischt van de hofbewoonsters in
de nabije en verre toekomst en zulks
reglementair laten vastketenen.
De regenten van het Hermanus van
Tienen-hofje hielden zich immer met
groote nauwgezetheid aan die bepalingen,
en van de bij een sterfgeval het eerst
in aanmerking komende juffrouw of
weduwe lag altijd reeds geruimen tijd
een zeer uitgebreide informatie gereed
in de „bijzondere lade" van de mahonie
buikkast in de regentenkamer. Daarin
moest staan, dat de toekomstige opvolg
ster een onbesproken levenswandel ach
ter den rug had, dat ze godsdienstig,
zindelijk, van nette familie was en er
op straffe van uitzetting van haar
werd verwacht, dat ze het restje van
haar levenspad op dezelfde wijze zou
afleggen.
Geen wonder dus, dat het Hermanus
van Tienen-hofje een keurig hofje was.
Dat wist ook de heele gemeentewat
op „het hof" woonde kon niet anders
dan goed zijn en de bewoonsters werden
door iedereen met een zekeren eerbied
behandeld.
Maar op een dag werden op het keu
rige Hermanus van Tienen-hofje de
oer-oude keurigheid en de even bejaarde
oude dames-rust onmeedoogend ver
stoord.
Het was ongeveer elf uur in den mor
gen toen de weduwe 37 W haar eerbied
waardig en hatuurlijk keurig onder
houden hoofd boven de foksia's in 't
bloemenrekje liet verschijnen en daarmee
heimelijk wenkte naar haar overbuur,
juffrouw 37 C, die al twaalf mannen had
kunnen krijgen als er in dat dozijn één
was geweest, die in de schaduw van haar
keurigheid had kunnen staan, zooals ze
steeds wist te vertellen. Juffrouw 37 C
liep schijnbaar kalm naar de overzij en
drie minuten later was het vrouwenpaar
W—C in het bezit van een gruwelijk
hof-geheim, dat binnen een half uur
naar een en twintig andere letters was
overgeslagen en een groote ontsteltenis-
teweeg bracht in het bijna volledige
alphabet.
De weduwe 37 W dan had ontdekt,
dat nummer 37 P dronk. Ze had gezien,
dat deze dame bij haar onverwachte
binnenkomst een fleschje wegmoffelde.,
en aan haar asem geroken, dat er in dat
fleschje sterke drank gezeten moest heb
ben.
Dit was 'n gebeurtenis, die den heeien
verderen dag stof tot diepzinnige ge
sprekken gaf. Besloten werd de regenten
van het geval in kennis te stellen.
Reeds den volgenden dag werd de
weduwe 37 W in de regentenkamer ont
boden.
Schuchter-glimlacherig en nerveus
pols-wrijvend kwam ze binnen, moest
gaan zitten voor de lange, met biljard-
laken belegde tatel, waarachter, stijf-
keurig in gelaat en kleeding, de regenten
hadden plaats genomen. De weduwe
moest nauwkeurig verhalen wat ze ge
zien en geroken had.
Beurtelings moesten nu ook twee en
twintig andere letters binnenkomen.
Hen werd op het hart gedrukt, dat het
geheim in het hof moest blijven. Verder
zou de regentschap wel maatregelen
nemen.
Het laatst werd de verdachte ontbo
den. Ze ontkende eerst, doch haar hou
ding en antwoorden pleitten niet in haar
voordeel en ten laatste gaf ze dan toe een
fleschje brandewijn in huis te hebben
gehad voor haar rimmetiek, om te wrij
ven. Haar werd gezegd, dat ze die „be
handeling" moest staken, daar ze gratis
den dokter kon ontbieden als ze iets man
keerde. Als er weer sterke drank bij haar
werd gezien of geroken zou ze er niet
zoo goed afkomen.
Sinds dien tijd werd juffrouw 37 P
genegeerd door de 23 andere letters,
maar des te beter bespionneerd.
De oude keurige rust was wegmen
wist, dat er een zwart schaap tusschen
zat., dat een der letters niet meer te
vertrouwen was., en dit bracht stoornis
in de zoete vredigheid van het hofjes
leven. Maar het geheim bleef binnen het
deftige huis met de grimmige leeuwen
koppen en den koperen vuist. Voor geen
geld zou men het geheim naar buiten
hebben gebracht, zelfs al was het regen
ten-bevel niet gegeven. Voor de buiten
wereld bleef het 't keurige, onbesmette
Hermanus van Tienen-hofje,
Maar er volgde een ramp, die met één
slag de reputatie van „het hof" in stuk
ken brak.
Op 'n Zondagmiddag kwam de veld
wachter gehaast naar het perceel 37 A
tot X ioopen, trok met een ruk aan den
vuist met het kapittelstokje en zei aan
de portierster, die het reeds bij voorbaat
op haar zenuwen kreeg, dat er op het
politie-bureau een dronken vrouw zat,
die hier thuis moest hooren.. en of dat
wel waar kon zijn., ze praatte van alle*
door elkaar, zong liedjes en zei, dat te
rimmetiek had'n troepje jongens
had haar gevonden in het gras aan den
dijk.
De portierster liep jammerend langs
de groene boven- en onderdeurtjes en
bloemrekjes'n groote schrik viel
met ontzettende zwaarte in de heerlijke
Zondagmiddagrust.... en er werd me
nige traan gestort.
En jawel'n uur later werd juf
frouw 37 P thuisgebracht aan den arm
van den veldwachter.'t halve plaatsje
liep er achter.
Het hof was voor goed geschandvlekt.
Letter 37 P bleef langer leeg staan dan
anders en wijlen Hermanus van Tienen
draaide zich 23 maal zooveel malen per
dag in zijn graf om, waarbij men vergat
te veronderstellen, dat er zelfs van zijn
kist geen splinter meer bestond.
G. N.