Uit het Sociale Leven. elck wat wils Tweede Blad 10 Jam i922 BEGRIPSVERWARRING. £°din2- TREKJES CCXXXXV. Hofje. MEDISCHE PRAATJES. KERK EN SCHOOL. GEMENGD NIEUWS. Vergiftigde cacao. Een woesteling te water. (Nadruk verboden). -:o:- „Waren dan vroeger alle menschen slecht?" vroeg dezer dagen een van onze, overigens ilinke jongens van pl.m. 30 jaar, bij een gesprek over i K. organisatie, waarbij ik toevallig tegenwoordig was. „Je kunt toch niet eeuwig actie blijven Voeren voor meer loon e d." Begin daar nu eens aan om zooiets te weerleggen! Want zulks kan toch alleen maar tot uiting komen bij de grootst mo gelijke begripsverwarring en een veel te enge opvatting van de taak onzer organi- Satie's. En tóch wil ik 't probeeren een korte weerlegging te geven, te meer waar jam mer genoeg dergelijke begrippen nog bij meerdere jonge mannen leven. Want waar moet het héén, als juist zij, waarop onze hoop voor de toekomst is gesteld, van onze organisatie's zoo weinig afweten. Men kan zoo'n sportliefhebber zijn als men wil en het toch betreuren wanneer het opkomend geslacht al hun liefde zou verpanden aan voetbal-, boks- en andere wedstrijden, maar voor het groote maat schappelijk werk niets zou gevoelen. Vooreerst dus de wel een tikje naieve vraag of de menschen vroeger zonder or ganisatie allemaal slecht waren. Er is wel niemand die dat zal beweren, maar ongetwijfeld heeft de ontwikkeling van de industrie en de daaraan vast zit tende industrieele verhouding in een tijd vak van liberalistisch denken, dus van grof materialisme, niet alleen ontelbaar velen van het goede pad gebracht, maar ook den kiem gelegd voor de huidige stofver- Ontelbaar velen zijn door de schreeu wend onrechtvaardige toestanden waar van we ons nu maar een flauw denkbeeld meer kunnen vormen terecht gekomen bij onze tegenstanders, hebben niet slechts zich zelf, maar hun geheele nageslacht on gelukkig gemaakt. Ik geef toe: ten on rechte, maar onzerzijds dient toch óók erkend, dat een diepe geloofsovertuiging noodig was om in die dagen van verdruk king niet tot een tegenovergesteld uiterste te vervallen. Ik hoor mompelen: maar zóó erg was het toch niet. Leed is gelpkkig spoedig vergeten, doch het is toch nog maar lut tele jaren geleden, dat b.v. de patroon op zijn woord door den rechter moest wor den geloofd en dientengevolge de bewe ring van den arbeider van nul en geener waarde was; het zijn toch nog maar be trekkelijk weinig jaren geleden, dat we geen arbeidswet kenden, geen voorziening bij ongevallen; doch waar bazel ik over; wie wil weten hoe het dertig jaar gele den was, leze nog eens over hetgeen Rerum Novarum ons daaromtrent zegt: hij leze de verslagen van de enquete-com- missie's en hij zal overtuigd zijn, dat onder het liberale regime de grootst mogelijke willekeur en onrechtvaardigheid tegen over de arbeidende klasse werd gepleegd, waardoor noodwendig de geheele samen leving groot gevaar liep. En we mogen ons heden ten dage niet al te zeer verwonderen over den revolutio nairen geest en de alom waarneembare stofvergoding. Want het staat wel vast, dat de Jriem daarvan juist in die dagen is gelegd. Van boven af heeft men aan de lagere standen aanschouwelijk onderwijs gegeven in het vuigste materialisme, in liefdeloos heid en egoVme en wie kan zich dan nu verwondercv, dat die ondeugden, produc ten van het zoozeer geprezen liberale regime, ook werkelijk zijn doorgedrongen in de breede lagen van het volk. En nu? We staan voor de keus, of we zullen toegeven aan het weer driest den kop opstekend liberalisme, dat onder al lerhande vormen ingang zoekt, maar waar mede we menschelijker wijze gesproken, dan ook onvermijdelijk de anarchie en revolutie binnenhalen; óf dat we zullen toegeven aan het tegenovergestelde drij ven, dat ons het socialisme brengen wil, «een stelsel dat geen rekening houdt met de natuur van den mensch en evenmin als het liberale stelsel in overeenstem ming is te brengen met hetgeen wij Ka tholieken voor staan. Wil men die twee uitersten niet, dan zal men ook de consequenties van zijn Roomsch-zijn hebben te aanvaarden en hebben mede te werken aan de groote cultureele en sociale taak. welke onze R.-K. organisatie's hebben te vervullen. Wij hebben op maatschappelijk terrein pifclrfon; plichten waaraan wc ons niet, dan lot groote schade voor vai zelf en van de geheele samenleving kunnen ont trekken. Want naast de groote Godsdienstige en cultureele taak onzer organisatie's hebben zij ook ten doel hun leden in stoffelijk op zicht op te heffen onrecht te verhinderen en een dus op reciuvaardigheid berustende verdceling der gebruiksgoederen te bevor deren. Vervullen wij die taak niet <Jan kunnen we ook redelijkerwijs niets inbrengen wan neer anderen ons den verkeerden kant uitsturen. Dan vallen we ik kan het niet an ders zien in de handen van de reactio nairen, die een volkswelvaart willen voor enkelen, iets wat tenslotte tot anarchie moet voeren, óf we worden gestuurd in socialistische richting waarvan wc dezelf de ellende hebben te verwachten. Wie niet gedwongen wordl doo>' zucht om eigen beginselen, eigen idealen in te dragen in het maatschappelijk leven, zal toch door de feiten gedwongen wor d-en stelling te kiezen. Met niets doen, met afzijdig te blijven komen we niet klaar en daarom zou het zoo diep te betreuren zijn als juist het aankomend geslacht van dat groote maaischappelijke werk niets zou begrijpen; want straks zal het voor een groot deel juist van hén afhangen, welke kracht er van ons zal uilgaan. Voetballen, boksen, duivenmelken, e.d. mogen noodzakelijke ontspanningen zijn ik kan het niet zoo beoordeelen maar van onze R. K. zaak hangt zoowel voor t heden als voor de toekomst toch iets meer af. Het plaatsje was maar klein, hoogstens 'n achtduizend zielen., en bezat dan ook maar één hofje, wat niemand ver wonderde. Eerder verbaasde men zich er als vreemdeling over, dat men in Bladhoven nog zoo'n instelling rijk was. Het heette 't „Hermanus van Tienen hofje" en stond in de eenigste straat, die, met heel wat toegeeflijkheid nog wel, aanspraak op dien naam mocht maken. Het was zooals de meeste andere hof jes. Van buitenaf geleek het een groot, ouderwetsch heerenhuis. De deur was een in 't midden openslaande, met op elk der twee bovenpaneelen een grimmi- gen leeuwenkop, die een ring tusschen de slagtanden hield. De linker deur helft ging alleen open als de portierster 's Zaterdags de vestibule en den drempel moest dweilen, na deze werkzaamheden, waarvoor de portierster reeds bij haar ..intreden" werd beloond met een re ductie op de „inkoop-som", ging die helft weer voor 'n week vast met 'n zware onder- en bovenknip. Om toegang te verkrijgen door de „actieve helft moest men een grooten, koperen vuist in beweging brengen, die een staafje van hetzelfde metaal om klemd hield.... Dan hoorde men het bijna plechtige geluid van een zware bel, waarop volgde een rustig pantoffel- geschuif over glad steen en het opengaan van een tralie-vierkantje vlak onder den rechter-leeuwenkop. Als door der por- tierster's vorschenden blik was vastge steld, dat er goed volk was kreunde de „actieve helft" open. Dan kwam je in de ruime, koele vestibule van groote, Nog een enkel woord over het actie voeren: een opwerping die vooral in onze dagen ietwat vreemd aandoet maar in het tijdvak dat achter ons ligt althans een schijn van waarheid inhield. Toen is inderdaad onafgebroken ge werkt om het loon op te voeren; maar men moet toch wel verbazend vergeetach tig zijn om nu al niet meer te weten, dat die loonactie's het onvermijdelijke gevolg waren van de prijzen der verbrudksgoede- ren welke met sprongen in de hoogte gingen. Dat de verhoogde loonen hunnerzijds weer een prijsverhoo-gende werking had den doet aan het feit niets af, dat de prijs stijging aan de loonsverhoogingèn steeds vooraf ging. Het te kort aan gebruiksgoederen en de geweldige stoornissen op de geldmarkt veroorzaakten nu eenmaal dergelijke ver schijnselen en daartegen kan de krachtig ste organisatie niets verrichten. Wel behoort het int de taak van de vak- vereeniiging om een zoo goed mogelijke ver deeling der aanwezige verbruiksgoederen te bewerkstelligen, waardoor dan tevens haar belangstelling voor de productie ver klaard wordt. Het kan dus niet worden ontkend, dat in een dergelijk tijdvak een voortdurende werking van de vakorganisaties valt waar te nemen, wat den schijn zou kunnen wek ken, dat daarmede de geheele werking van onze organisatie's zou ophouden, maar wie even verder zien wil en even verder nadenkt, kan toch nagaan, dat daarnaast nog een véél breeder arbeidsveld ligt, wat door de geheele beweging en onder alle omstandigheden bewerkt moet worden. En hoe zullen we dat kunnen, wanneer het aankomend geslacht zich van onze R.K. organisatie's verwijderd houdt? Men klaagt over reactie in dien zin. dat er een strooming bestaat die volgens libe raal recept ons zou willen terug stooten naar het tijdvak van ellende en verdruk king. Die slrooming is inderdaadwaarneem baar; maar zij is absoluut ongevaarlijk wanneer wij allen onzen plicht ook o>p spe ciaal terrein verrichten en ieder in eigen kring tracht, die warhoofdige begrippen omtrent wezen en taak van onze organisa tie's weg te nemen. Vooral bij onze jeugdige kameraden, die straks de pijlers moeten zijn waarop onze werkkracht steunt. A. J. LOERAKKER. Ongevallenverzekering. In het jaarverslag van de Rijksverzeke ringsbank vinden we omtrent de ongeval lenverzekering o.m. het volgende; Het aantal ongevalsaangiften over schreed in 1920 voor het eerst de 100000, zooals blijkt uit onderstaande opgaven, waarin voor 19171920 de aantallen zijn vermeld: Aantal aangiften. 1917 83.416 1918 80.838 1919 91.499 1920 104,657 De sterke stijging Gemiddeld per werkdag. 272 263 298 339 het aantal on gevallen sedert 1918 staat ongetwijfeld in verband met de opleving van de industrie sedert het eindigen van den oorlog. Dat deze opleving zich minder in de oprichtirfl van nieuwe ondernemingen dan in expansie van de bestaande uitte, blijkt uit het feit, dat het aantal bij de R. V. B ingeschreven verzekeringsplich- tige ondernemingen op 31 Dec. 1920 1Ö1.860 bedroeg tegen 101.430 op 31 Dec. 1919. Niet alle aangegeven ongevallen werden erkend als ongevallen, welke tot schade loosstelling aanleiding behooren te geven. 5.320 aangiften moesten op zijde worden gelegd. R.-K. Handels- en Kantoorbedienden. De „R.-K. Bediende" geeft het jaarver slag van den R.-K. Bond van Handels-,' Kantoor- en Winkelbedienden. Uit het verslag blijkt, dat het ledental is gedaald van 6778 op 5819. De afdee- lingen Bergen-op-Zoom, den Helder, Kaatsheuvel, Meppel, Oldenzaal, Ooster hout, Sittard en Venray zijn opgeheven. Daarentegen zijn nieuwe afdeelingen op gericht in Heerlen, Kerkrade, Lisse, Meus- sen, Vaals en Winschoten. De Bond heeft thans 64 afdeelingen. Een overzicht wordt gegeven van de nieuwe contributieregeling en de ver schillende actie's door den Bond gevoerd met een opgave van de loopende Collec tieve Contracten. Het verslag maakt voorts melding van de organisatie's, waarbij de Bond is aan gesloten, van de werking van het plaat- sings- en van het rechtskundig bureau waardoor een goed gedetailleerd overzicht van de verschillende werkingen dezer organisatie wordt verkregen, R.-K. Landarbeidersbond. Het Hoofdbestuur van „St. Deus Dedit", heeft in een adres aan Z.Ex. den Minister van Arbeid Z.Exc. dank gebracht voor de indiening en behandeling van de Land- bouwongevallenwet en verzocht zoo mo gelijk te willen bevorderen, dat bedoeldè wet nog in deze pericjie in werking treedt. Steenfabrieksarbeiders. Door de R.-K. Christ, en Moderne orga nisatie is aan alle werkgevers die geen lid zijn van den R.-K. Waalsteenfabrikan- ten Bond, een contract toegezonden als is afgesloten met de R.-K. werkgevers. De niet- en neutraal georganiseerde Patroons zullen worden verzocht bedoeld contract eveneens te aanvaarden. De malaise in de metaalindustrie. De„ R.-K. Metaalbewerker", geeft een zeer belangrijk overzicht over den toe stand in de metaalindustrie in Zwitser land, waaruit blijkt, dat ook daar zeer be langrijke loonsverlagingen aan de orde zijn. In 1921 zijn reeds verschillende verla gingen ingevoerd en thans wordt 10 voorgesteld. HOOIKOORTS. Bovengenoemde aandoening tast den mensch aan, zooals haar naam reeds aanduidt, in het jaargetijde van den hooioogst, dus wat ruim genomen in de maanden Mei t.m. Juli. De verschijnselen dezer ziekte want inderdaad kunnen de aangetasten zich ziek gevoelen zullen wellicht niet al gemeen bekend zijn. Welnu, zij vertoo- nen veel overeenkomst met die eener heftige neusverkoudheid. Het water loopt de lijders uit neus en oogen tegelijk en zij niezen en proesten den geheelen dag. Het slijmvlies van de zoo even genoemde organen is meestal in onaan zienlijke mate gezwollen, zoodat de adem haling door den neus zeer moeilijk gaat en de oogen rood en branderig zijn. Het behoeft geen botoog dat deze ver- eehijnselen zeer onaangenaam en voor den betrokken persoon bij zijn dagelijksoh werk zeer hinderlijk kunnen zijn. Im mers er zijn beroepsbezigheden, die voortdurend oplettendheid vereischen en waar het op een scherp gezicht aankomt. Als voorbeeld wijs ik slechts op het be roep van machinist bij het spoorwezen. Het spreekt van zelf dat zoo deze in eenigszins ernstigen graad met deze aan doening behept is, niet in staat zal zijn het werk naar behooren te verrichten. Soms blijft de ontsteking niet uit sluitend tot neus en oogen beperkt, doch schrijdt verder voort en ontstaat er op deze wijze een ontsteking van de diepere luchtwegen, gelukkig zelden van ernstigen aard. Dit wil niet zeggen dat de patient er altijd zoo gemakke lijk afkomt, al is de zooeven geschet ste toestand eon geenszins benijdens waardige. Wij hebben op 't oog de asth- matisehe aanvallen als begeleidend ver schijnsel voor de hooikoorts. Deze kunnen even heftig optreden als hij de gewone asthma, die zooals wij weten, onafhanke lijk van deze aandoening is. Evenals bij deze laatste wordt tegen het middernach telijk uur de patiënt uit zijn slaap .ge wekt en plotseling door een vrij heftige benauwdheid overvallen. De hooikoorts komt, behalve in ons land, nog al eens voor in Engeland en Duitscbland. Het spreekt van zelf, dat men ijverig naar de oorzaak van dit lilden heeft gezocht. Het bleek, dat zeer fijne deeltjes in bijzondere mate het neusslijmvlies en het bindvlies van het oog prikkelen bij daarvoor uiterst gevoelige personen. Een korte wande ling op een buitenweg is voor den be trokkene soms al aanleiding om plotse ling overvallen te worden en de ver schijnselen op den voorgrond te doen tre den, zoodat zijn uitstapje hem tot een kwelling wordt en hij zoo spoedig moge lijk huiswaarts wil keeren. Ook de stads lucht is geenszins onschadelijk voor deze lijders. De opmerkzame voorbijganger weet onmiddellijk de hooikoorts-lijder uit de massa op onze straten 'te Herkennen. Is de tijd voor de boterbloemen en het hooien voorbij, dan verdwijnen ook de verschijnselen en is onze patient de overige maanden van het jaar de ge zondste man ter wereld. Het is duidelijk dat men niet stil heeft gezeten om de behulpzame hand te bieden. Tal van middelen zijn toe gepast, de een met wat meer, de ander met minder re ultaat. Men meende, door het neusslijmvlies gevoelloos te maken den patiënt geheel en al van zijn kwaal te bevrijden. De cocaïne en zijn prae- peraten hebben hier een groote rol ge speeld, helaas niet met dat succes, dat wij er van verwacht hadden. Het zou mij te ver voeren u alle methoden van onderzoek hier nader te beschrijven. Een feit is het, dat de hooikoorts een zeer moeilijk te genezen lijden is. Verzwe gen mag intusschen niet worden, dat de seruminspuitingen belangrijke verbe teringen kunnen aanbrengen. Ook wensch ik uw aandacht er op te vestigen, dat verandering van lucht soms buitenge woon gunstig werkt en het verblijf van een hadplaats gedurende de genoemde maanden de verschijnselen doet verdwij nen of althans tot een minimum be perkt. Wie zich evenwel deze luxe niet kan permitteeren, ziet zich gedwongen met roode oogen en een loopende neus te blijven rondloopen. MEDICUS. Missie-actie onder niet katholieken in Amer ka. Men schrijft ons: Nu allerwege wordt gesproken en ge schreven over apostolaat onder volwassen moderne-heidenen vraagt menigeen zich natuurlijk af: „hoe zou men in Ame rika dat toch wel gedaan hebben? Ame: rika is nu eenmaal het land waar alle dingen anders gebeuren en in elk ge val anders beginnen dan in andere landen. Deze missie-actie begon dan ook op een eigenaardige manier door de paters Paulisten (volgelingen van den be keerling pater Heeker) werden kleine vereenigingen gesticht van seculiere pries ters, die een speciale opleiding ontvin gen hun éénige bezigheid was direct en indirect bekeeringswerk. (Het indi recte bestond in het populair maken van de missie-gedachte bij de katholie ken zelf). In 1897 werd „The Catho lic Missionary Union" gevormd voor het opleiden en onderhouden van pries ters alléén bestemd voor het geven van missies aan niet-katholieken. En 1902 zag de opening van een missiehuis van de Paulisten en 1904 de 2e groote Union-Conference, waar onder voorzit terschap van Kardinaal Gibbons de be langen der missie onder andersdenken den besproken werden door een groot aantal reguliere en seculiere geestelijken. Het gevolg van dit alles was dat in 1906 25.000 volwassen Amerikanen zich bekeerden. Lazaristen, Jesuieten, Pacsionisten, Be nedictijnen, Paulisten, Augustijnen, Do minicanen en Eranciscanen hadden hun besta krachten gegeven. Een bepaald aan tal priesters in ieder diocees hadden een volledigen cursus voor niet-katholieken paraat, zooclat ze, wanneer dit door een pastoor werd verzocht, onmiddellijk een cursus konden geven. En het succes? Gemiddeld 10 bekeeringen in iederen cursus. Gouden Jubilé van Roermonds eerewacht. De Kapel van O. L. Vrouw in 't Zand te Roermond, welke door ge heel ons vaderland bekend staat als het grootste Nederlandsche genade oord van Maria, doch tevens door Gods Voorzienigheid werd uitverko ren als een middelpunt van gods vrucht tot het H. Hart van Jezus, als de hoofdzetel n.l. van dc Eerewacht van Jezus H. Hart voor Nederland en Koloniën, gaat in deze maand een gouden jubilé vieren. Zaterdag 24 Juni a.s. immers zal het 50 jaar geleden zijn, dat de Eerewacht van het H. Hart van Jezus, welke voor onge veer 60 jaren te Bourg in Frankrijk haar eersten oorsprong vond, ook in ons vaderland in de Kapel van O. L. Vrouw in 't Zand te Roermond haar intrede deed en canoniek aldaar werd opgericht door Z. D. H. Mgr. Paradis. Door den ijver harer eerste direc teurs, onder wie bijzonder de latere Apostolische Vicaris van Suriname, Mgr. W. Wulfingh, destijds Rector der Kapel, en de Z.Eerw. Pater C. J. Hul- termans vermelding verdienen, als mede door den steun van talrijke zela- teurs en zelatricen, mocht de Eere wacht zich reeds spoedig in 'n gj-oo- ten bloei en snelle uitbreiding ver heugen, vooral sinds hare verheffing tot Aartsbroederschap 26 Nov. 1880. Aldus immers was de Eerewacht in staat gesteld nog krachtiger haar heer lijk en verheven doel na te streven: aan het Goddelijk Hart van Jezus, rustend in onze tabernakelen, onaf gebroken eer, liefde en vertroosting ete bieden door het dagelijksch wacht- uur harer leden en door de niaande- lijksche Generale H. Communie en akte van Eereboete op den eersten Vrijdag of Zondag der maand. Doch tevens vond zij daardoor gelegenheid de zegenrijke vruchten, door Christus zelf aan de godsvrucht tot Ziin H. Hart beloofd, in steeds breeder kring te verspreiden. En zoo kan thans Roermonds Eere wacht bij haar gouden jubilé roemen op een ledental van meer dan 62000, terwijl meer dan 100 Broederschappen zich bij den hoofdzetel aansloten, wel ke ieder weder in hare registers haar eigen aantal leden hebben opgetee- kend. Wel mag dan de Kapel in 't Zand zich tooien in feestgewaad en in luiden jubel uiting geven aan hare dankbare feestvreugde. Van 22 tot 25 Juni zal er daarom in de Kapel in 't Zand met grooten luister een TrMiuum gehouden worden, om aan het H. Hart dank te brengen voor de zegenin gen in deze 50 jaren over Roermond en zoovele andere parochies van ons vaderland, over kloosters, scholen en andere religieuze instellingen verspreid Moge dit dan de vrucht zijn dezer feestviering, dat wederom een groot aantal nieuwe leden en nieuwe Broe derschappen zich als een trouwe Eerewacht scharen rond den troon van Jezus H. Hart; voorzeker, s-hoo- ner feestgave zal aan het Goddelijk Hart op dit jubeltij niet kunnen wor den aangeboden. Onder dit opschrift lezen wij in „School en Huis," weekblad voor opvoeding en Onderwijs: „Wij kunnen nu met elkaar wel aardig bomen over de opvoeding en ons verbeel den dat die wel aardig dn orde komt als school en huis, als ouders en onderwij zers samen maar welen, welke kant het uit moet en welke maatregelen de beste zijn maar we zullen goed doen, ook eens cle ongevraagde medeopvoeders 'n de gaten te houden. Op 't oogenblik is bij voorbeeld een groote cacaofabriek bezig, onze kinderen geducht mee op te voeden op een wijze die mij verontrust. Niet dat de cacao, wel ke deze fabriek levert, inferieur van kwa- litefit zou zijn daarover heb ik geen oordeel. Maar de cacao heeft een geeste lijk bijsmaakje: bet kopen van een reep is een gok-partijtje voor het kind tegen woordig. Voor de winkelramen ziet men op een reklamebiljet twee aardiige kopjes van juichende kinderen. Allerliefst en uitbun dig. Maar mij brengt dat reklame-büjet dn een slecht humeur. Want die jui chende kinderen zwaaien geestdriftig met geldpapiertjes, briefjes van 10 gulden, van een rijksdaalder, van een gulden, die ze gevonden hebben in een cacao-reep van de fabriek. Er zijn winkelramen, waar de re- klame nog stuitender is: daar hangen de werkelike geldbriefjes geplakt langs het reklamebiljet. Ik vraag me af: kunnen wr het eigenlik toelaten, dat zo'n fabriek op deze manier op onze kinderen in werkt? De snoeperij wordt er door bevor derd; doch dat is niet eens het erge; het nuttigen van de reep wondt een tamelik-onverschillig uit den weg ruimen, want de hoofdzaak is: de gok- kerij. Ik ken nu al kinderen, diic amper-an nog naar de brokken cho colade omkijken, als ze eenmaal we ten, of ze wat gewonnnen hebben of die bij een tegenvaller maar een zeer schrale troost hebben in de snoe perij, doch meteen alweer bedenken, hoe aan nog een reep te komen. Die met genoegen de chocolade zelf voor één cent van de hand doen. Is het wel nodig uit te leggen, hoe dit al leen reeds de kinderen bederft, en ze verleidt tot ongerechtigheden? En men huivert voor de gevolgen als men bedenkt, wat er gebeuren kan als zo'n kind een bedrag van tien gal den in handen krijgt, waar geen ou ders iets van weten Het is een ergerlike verwording van de reklame, en dubbel ergerlik, omdat zij 't op de kinderen voorzien heeft. En men late zicli vooral niet wijs maken, dat dit zoo'n vaart niet loopt; onder de kinderen hier in Amsterdam is een brandende belang stelling voor deze gok-repen; er loo- pen door de buurt verhalen van ver- schrikkelijk-gelukkige jongens; er zijn al gevallen van jongens, die zich héél- wat permitteeren kunnen, en dat ver klaren de kameraadjes dan; gewoon zoo'n reep gekocht Het is' in hooge made griezelig, ik kan er geen juis ter woord voor bedenken, het kin- dergepraat over deze zaak af te luis teren. Deze cacao, laat men het toch ge loven, deze cacao is vergift voor de jeugd en veel erger vergift dan wij kunnen vermoeden. Of er tegen het gedoe van deze. fabriek die al na volgers begint te krijgen wettelijk iets te doen zal zijn, weet ik niet. Maar in ieder geval moet de publie ke opinie wakker gemaakt worden; en de ouders afzonderlik kunnen reeds veel doen, door te maken dat hun kinderen met deze vergiftigde re pen niet familiaar worden. Als de cacaofabrikanten eens een vergadering hielden, en probeerden el kaar tot rede te brengen? Zaken zijn zaken, maar in dezen tijd van organisa tie kan men door samenspreking in een branche toch wel komen tot het afschaffen van een zakendoen dat de jeugd blootstelt aan wan-opvoeding? Ik doe een ernstig beroep op on ze groote pers, Als die melding maakt van dit artikeltje, is er groote kans dat aan deze kindergokkerij een eind gemaakt wordt, voor ze de afmetin gen aanneemt die ieder kenner van de kinderwereld nu reeds vreezen moet. Een sensatiewekkend voorval had Woens dagmiddag 5 uur te 's-Bosch plaats, vol gens het verhaal der Bossche Crt. De 33-jarige J. O. nJL sprong in een vlaag van krankzinnigheid in de Dommel. Aanvankelijk meende men, dat de man een zwemdemonstratie gaf, aangezien hij nu eens op z'n rug dan weer op z'n buik in 't water lag. Op dat moment waren slechts eenige kinderen ter plaatse waar het geval zich afspeelde. Even later werd de opmerkzaamheid echter getrokken door het hulpgeroep van eene vrouw en de ernst van den toestand begrepen. Een juffrouw, die met haar woonschip aan den Havensingel ligt, sprong direct in een roeibootje en voer naar den drenke ling toe, die reeds zinkende was en juist op het laatste moment dat hij nog even boven water was, kon zij hem grijpen. De man was reeds eenige malen onder ge weest. Met een fikschen ruk trok zij hem om hoog, en geholpen door drie andere per sonen, die zich inmiddels gekleed te wa ter hadden begeven, werd de man op het droge gebracht. Kunstmatoige ademhaling werd toege past en nadat de drenkeling was bijgeko men, werd hij langs den kant geJeid om zoo langs het talud naar den vasten wal te worden gebracht. Opeens werd de man echter zoo woelig dat hij tegen den grond moest worden ge legd, om te voorkomen, dat hij niet voor de tweede maal en met hem zijne redders te water zouden geraken. Inmiddels was de politie gewaarschuwd en werden middelen beraamd om den drenkeling naar boven te krijgen. Dat was echter geen gemakkelijk werk. Men had de grootste moeite om den man in bedwang te houden. De mannen, die zich daarvoor hadden beschikbaar gesteld, hebben zich geducht moeten inspannen, de drenkeling sloeg, schopte en beet, wat hij krijgen kon. Telkens voeren bootjes op en neer, om politie en anderen over te zetten en intus schen groeide de menigte op beide oevers en op de stationsbrug aan tot vele honder- den. Eindelijk scheen de man wat gekalmeerd en richtte zich op, maar plotseling stompte hij de omstaanders weg en sprong op nieuw te water. Wederom werd hij er uit gehaald en hetzelfde tooneel herhaalde zich. Het werkje werd gevaarlijk,daar de woesteling ieder beet, die hem wilde aan raken. Het in bedwang houden van den man was darom zoo lastig, wijl ter plaatse slechts een smalle strook grond is en de helpers dus ieder oogenblik gevaar liepen bij een worsteling zelf in het water gedron gen te worden. Toen eindelijk de man zich ten derde male in het water had weten te werpen besloot men tot krasse maatregelen zijn toe vlucht te nemen. Met behulp van een paar bootjes wist men hem weer naar den kant te brengen. Telkens weer trachtte hij zich naar het water te wringen. Met heel veel moeite slaagde men er ten slotte in den man een dwangbuis aan te leggen en hem geheel enal met touwen te omwinden, waardoor hij alle macht tot verweer ver loren had. Zoo werd hij nu als een zak in een roeiboot gelegd, maar nog poogde de ongelukkige degenen die hem vasthielden te bijten. Naar den overkant overgevaren, werd hij daar in een brancard gelegd en naar het hoofdbureau van politie en vervol gens naar het gesticht Reinier van Arkel vervoerd. De Boschen Crt. hoorde vertellen, dat het feit, dat de man reeds lang werkloos is, niet vreemd zou zijn aan het geval. blauwe tegels, die door een breede, glazen deur uitzicht gaf op een zorgvul dig onderhouden plantsoentje, dat een aardig, frisch medaillon vormde tusschen de vier stijf-rechte woningrijtjes. De huisjes onder het ééne groote dak vierkant van blauwe leien hadden 'n groen onder- en bovendeurtje, dat altijd glansde, en één raampje met 'n bloemen rekje er voor. Deze groene latwerkjes verbraken met hun fleurigen inhoud de rechtlijnige strakheid der aaneengeplakte woninkjes, gaven, met hun kraak-heldere vitrage-achtergrondjes, het geheel iets feestelijks. Het „Hermanus van Tienen-hofje" was een keurig hofje zoo ook de bewoon sters, die het zich tot een eer en plicht rekenden elkander in netheid te overtref fen, zoowel wat in- en uitwendig hun persoon, als hun verblijf betrof. De gele steentjes tusschen de huisjes en het plantsoen-hekwerk waren bij de een nooit blanker, dan bij de ander, al probeerden sommigen zulks wel eens., en ais men het bij smerig weer waagde met niet finaal schoongeveegde zoolén de glimmende straatjes te betreden, keken er van achter elk gordijntje een paar vinnige oogjes diep-verachtelijk naar den dader en werden, bij voorkeur in diens tegenwoordigheid, onmiddellijk de snood besmeurde steentjes mopperend „ontsmet". Dit gebeurde echter heel zelden.... de vaste bezoekers waren wel zoo ver standig hun schoenen van elk overtollig straataanhangsel te bevrijden, eer ze het „heiligdom" binnengingen., en de niet-vaste werden door de portierster wel zóó duidelijk naar de ruige vestibule- matten gekeken, dat ze meestal het voor nemen maakten de schoenreiniging wat te verlengen. De vier en twintig huisjes, genummerd 37 A tot X waren altijd bewoond. Als een der weduwen of overjarige maagden het tijdelijke met het eeuwige had verwisseld werd ze door de 23 andere dames keurig afgelegd en keurig begraven, wat, ver- eenigd tot zóó'n aantal, wel keurig kon gaanen geen veertien dagen later kwam er in 37 K of U, of welke Ietter dan ook gestorven mocht zijn, een nieu we bewoonster. Deze moest den eersten dag 23 visites maken en kreegze den twee den dag alle drie en twintig terug. Die drie en twintig gingen dan den derden dag weer bij elkaar op visite, om uit te maken, in hoeverre en in welke opzichten de nieuwe boven of beneden hen stond. De twee dozijn oude dames-verblijven dus waren altijd bezet. Wijlen de heer Hermanus van Tienen had bij de stich ting van het hofje zeer grootmoediglijk de financiëele voorwaarden bijzonder voordeelig gesteld, zoodat het aantal gegadigden steeds groot was. Maar de stichter, die zelf een onberis pelijk leven had geleid, had deze deugd ook geëischt van de hofbewoonsters in de nabije en verre toekomst en zulks reglementair laten vastketenen. De regenten van het Hermanus van Tienen-hofje hielden zich immer met groote nauwgezetheid aan die bepalingen, en van de bij een sterfgeval het eerst in aanmerking komende juffrouw of weduwe lag altijd reeds geruimen tijd een zeer uitgebreide informatie gereed in de „bijzondere lade" van de mahonie buikkast in de regentenkamer. Daarin moest staan, dat de toekomstige opvolg ster een onbesproken levenswandel ach ter den rug had, dat ze godsdienstig, zindelijk, van nette familie was en er op straffe van uitzetting van haar werd verwacht, dat ze het restje van haar levenspad op dezelfde wijze zou afleggen. Geen wonder dus, dat het Hermanus van Tienen-hofje een keurig hofje was. Dat wist ook de heele gemeentewat op „het hof" woonde kon niet anders dan goed zijn en de bewoonsters werden door iedereen met een zekeren eerbied behandeld. Maar op een dag werden op het keu rige Hermanus van Tienen-hofje de oer-oude keurigheid en de even bejaarde oude dames-rust onmeedoogend ver stoord. Het was ongeveer elf uur in den mor gen toen de weduwe 37 W haar eerbied waardig en hatuurlijk keurig onder houden hoofd boven de foksia's in 't bloemenrekje liet verschijnen en daarmee heimelijk wenkte naar haar overbuur, juffrouw 37 C, die al twaalf mannen had kunnen krijgen als er in dat dozijn één was geweest, die in de schaduw van haar keurigheid had kunnen staan, zooals ze steeds wist te vertellen. Juffrouw 37 C liep schijnbaar kalm naar de overzij en drie minuten later was het vrouwenpaar W—C in het bezit van een gruwelijk hof-geheim, dat binnen een half uur naar een en twintig andere letters was overgeslagen en een groote ontsteltenis- teweeg bracht in het bijna volledige alphabet. De weduwe 37 W dan had ontdekt, dat nummer 37 P dronk. Ze had gezien, dat deze dame bij haar onverwachte binnenkomst een fleschje wegmoffelde., en aan haar asem geroken, dat er in dat fleschje sterke drank gezeten moest heb ben. Dit was 'n gebeurtenis, die den heeien verderen dag stof tot diepzinnige ge sprekken gaf. Besloten werd de regenten van het geval in kennis te stellen. Reeds den volgenden dag werd de weduwe 37 W in de regentenkamer ont boden. Schuchter-glimlacherig en nerveus pols-wrijvend kwam ze binnen, moest gaan zitten voor de lange, met biljard- laken belegde tatel, waarachter, stijf- keurig in gelaat en kleeding, de regenten hadden plaats genomen. De weduwe moest nauwkeurig verhalen wat ze ge zien en geroken had. Beurtelings moesten nu ook twee en twintig andere letters binnenkomen. Hen werd op het hart gedrukt, dat het geheim in het hof moest blijven. Verder zou de regentschap wel maatregelen nemen. Het laatst werd de verdachte ontbo den. Ze ontkende eerst, doch haar hou ding en antwoorden pleitten niet in haar voordeel en ten laatste gaf ze dan toe een fleschje brandewijn in huis te hebben gehad voor haar rimmetiek, om te wrij ven. Haar werd gezegd, dat ze die „be handeling" moest staken, daar ze gratis den dokter kon ontbieden als ze iets man keerde. Als er weer sterke drank bij haar werd gezien of geroken zou ze er niet zoo goed afkomen. Sinds dien tijd werd juffrouw 37 P genegeerd door de 23 andere letters, maar des te beter bespionneerd. De oude keurige rust was wegmen wist, dat er een zwart schaap tusschen zat., dat een der letters niet meer te vertrouwen was., en dit bracht stoornis in de zoete vredigheid van het hofjes leven. Maar het geheim bleef binnen het deftige huis met de grimmige leeuwen koppen en den koperen vuist. Voor geen geld zou men het geheim naar buiten hebben gebracht, zelfs al was het regen ten-bevel niet gegeven. Voor de buiten wereld bleef het 't keurige, onbesmette Hermanus van Tienen-hofje, Maar er volgde een ramp, die met één slag de reputatie van „het hof" in stuk ken brak. Op 'n Zondagmiddag kwam de veld wachter gehaast naar het perceel 37 A tot X ioopen, trok met een ruk aan den vuist met het kapittelstokje en zei aan de portierster, die het reeds bij voorbaat op haar zenuwen kreeg, dat er op het politie-bureau een dronken vrouw zat, die hier thuis moest hooren.. en of dat wel waar kon zijn., ze praatte van alle* door elkaar, zong liedjes en zei, dat te rimmetiek had'n troepje jongens had haar gevonden in het gras aan den dijk. De portierster liep jammerend langs de groene boven- en onderdeurtjes en bloemrekjes'n groote schrik viel met ontzettende zwaarte in de heerlijke Zondagmiddagrust.... en er werd me nige traan gestort. En jawel'n uur later werd juf frouw 37 P thuisgebracht aan den arm van den veldwachter.'t halve plaatsje liep er achter. Het hof was voor goed geschandvlekt. Letter 37 P bleef langer leeg staan dan anders en wijlen Hermanus van Tienen draaide zich 23 maal zooveel malen per dag in zijn graf om, waarbij men vergat te veronderstellen, dat er zelfs van zijn kist geen splinter meer bestond. G. N.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1922 | | pagina 5