UITVERKOOP WiLLEH in LIEÜt 1 COSTUUMS 'CONCURREEk£N Ü3 Ambtenam. Permanent Hof van Intern. Justitie. UIT ONZE OOST. De koning der gokkers. KUNST EN KENNIS. UIT BOEK EN BLAD. „Onze Arbeidstijd." Floralia. Onze halfjaanijKscne is heden begonnen. Buite g-wo e koopjes in: FROTTÉ en VOILE C0SÏUUfóROKKeN JERSEYS en JUMPERS Z«e onze prijzen! DAMES-CONFECTIE ANEGANG, h. Warmoesstr Wat in een tijd van malaise hoog noodig is. wil zeggen, tegen denzelfden prijs, dien een ander voor zijn artikel vraagt, een beter, d.w.z een waardevoller artikel te leveren. Overtuig en BEWIJS HET PUPLIEK DAT UW ARTIKEL HET BESTE is voor den prijs dien geer voor vraagt De Nieuwe Haarlemsche Courant heeft een zeer ruime verspreiding. RECHTZAKEN. Oplichting of verduistering van 419.716.92V2. GEMENGD NIEUWS. Cchocolade-reepen met geld. Wie het onders'e uit de kan w5 hebben. Minderwaardige aardappelen. De Communist Dekker naar Holland. Hollend paard gegrepen. Een boefje. Duitsche dienstboden In ons land Engel en Tijgerin. Uit het Fransch door W. Z. Een deT fabels va*n den jo.igslen tijd is, dat er jaarlijks 500 millioen aan de amb tenarij wordt weggesmeten. De helft aan Rijksambtenaren, de an dere hedft aan die van provincie en ge meente. Men denkt dan daarbij aan den amb tenaar, die z'n tijd zoo'n beetje verdoet, lijntjes trekt en cijfers schildert, van het meest i..,>roduktieve soort natuurlijk. Maar de heer S. Robdtsch heeft in het „Katholiek Sociaal Weekblad" een an der beeld opgehangen. Hij behandelt hier alleen de 246 millioen voor de Rijksambte naren uitgegeven. De afzonderlijke posten beschouwende, waaruit het totaal van 246 millioen is op- bouwd, blijlkt, hoe weinig girond de agita tie heeft, over dit bedrag gevoerd, hoe wei nig betrekkelijk, in dit opzicht te bezuini gen valt. Moer dan de helft van dit totaal komt op rekening van de volgende posten: Openbare onderwijzers f 49.440.000 Bijzondere onderwijzers 37.6X0.000 Kweekscholen en drgl. 2.667.440 Vervolgcursussen 1.300.000 91.017.440 Terwijl voor aanvullingssalarissen een memoriepost op de begrooting staat; daar komt bij f 6t.708.203 voor het Postbedrijf, of van het totaal van f 246 millioen gaat alleen voor deze kosten af, f 152.725.436, ruim 152 millioen. Van het res tee rende bedrag vereischen verder het leeuwendeel der kosten voor het hooger en middelbaar onderwijs met ruim 9 millioen. Het landbouw onderwijs en het veèartse- nijkundig onderwijs ruim 1J4 millioen. Te ramen nog eens ongeveer 11 millioen. Daarbij komt nog een belangrijk bedrag uit de vergoeding volgens art. 38, die al leen voor 't Dep. v. O. ruim 4 millioen be dragen. Bij elkaar dus voor allerlei onder svijs alleen reeds een bedrag van ongeveer 105 millioen van 't totaal voor de depar tementen van 183 millioen. V an het restant van 78 millioen vragen dan de Dir. Belastingen en de Registratie respect 20.6 en 4.4 millioen, tesamen 25 millioen (alles builen art 38), blijft over 63 millioen. Daarvan gaan af de salarissen voor: Rechterl. Macht, rijkspolitie, gevangeniswe zen en rijkstucht- en opv.-wezen, resp. 8,5, 8.2, 2.7, en 1.7 millioen, samen 16.1 mil lioen, restant 37 millioen. Belangrijke posten zijn verder de kosten voor loodswezen, betonning etc. met 314 millioen, de Waterstaat met 3J4 millioen, de Postspaarbank met bijna 2 millioen, het staatsmijnbedrijf met 2% millioen, in het geheel 11K millioen. Blijft 25>j millioen. Na aftrek dus van de posten, als voor: enderwijs ,dir. belast en registratie, rech terlijke macht, rijkspaitio, gevangeniswe zen, rijkstucht- en opvoedingswezen, loods wezen, post spaarbank, en enkele andere, die toch onder de meest belangrijke mogen gerekend worden, blijft er een bedrag van ruim 25 millioen. In dit verband schuilen dan ook nog tal van posten voor diensten, die voor ons maatschappelijk teven van groot belang zijn, zooals b.v. kunsten en wetenschappen ruim 1.3 millioen, krank zinnigenwezen met ruim millioen e. a. Bovendien moet ook van dit restant nog een deel af voor de vergoeding volgens ort. 38. En nu moeten de ambtenarij-jagers, voor wie het roeerendeelg wel een openbaring zal wezen, dat onderwijzers, hoogleeraren, rechters, veldwachters, havenmeesters en zooveel andere functionarissen meer amb tenaren zijn, maar eens openlijk en dui delijk verklaren, op welke wijze, op welke posten en diensten zij een belangrijke be zuiniging willen tot stand brengen, zon der meer te bederven dan zij goed maken. Gezien het feit, dat de agitatie grooten- deels uitgaat van bij de malaise betrok ken kringen, die met ambtenarij bedoel den datgene, wat zij er in hun zaken di rect van ondervinden, want verder kijkt het meerendeel nooit is het wel teefcenend voor heel de beweging en voor het onverantwoorde en onverantwoorde lijke ervan, dat bijv. het Dep. van Arbeid met zijn totale kosten pas op de 7e plaats komt met een 3 millioen, en wat de zui vere departementsik osten betreft, zelfs op de 8e plaats met even 3# ton. Eerste jaarlijksche werkzitting. De eerste jaarlijksche werkzitting «an het Permanente Hof van Interna tionale Jusitie zal heden, Donderdag, geopend worden te 11.30 uur, 's mor gens, overeenkomstig artikel 23 van het statuut van het Hof, dat een jaar lijksche zitting op dien datum voor schrijft. Alle rechters zullen aanwezig zijn met uitzondering van de heeren Bar- boza (Brazilië) en Huber (Zwitser land), die wegens ongesteldheid ver hinderd zijn de zitting bij te wonen, doch onderscheidenlijk zullen worden vervangen door de heeren Brichmann (Noorwegen) en Negulesco (Rumenië), plaatsvervangende rechters. Het Hof zal hierdoor als volgt zijn samenge steld: Mr. B. C. J. Loder, president (Nederland); mr. André Weiss, vice- president (Frankrijk); Senator Alia- mira (Spanje); de right Honourable Burggraaf Finla, G. C. M. G. (Enge land); de heer J. Bassett Moore (Ame rika); de heer D. G. G. Nyholm (De nemarken); Dr. Yorozee Oda (Japan); de heer F. V. N. Brichmann (Noor wegen); de heer D. Negulesco (Ru menië). De openingszitting zal geheel zake lijk zijn en zonder formaliteiten. De formulitciten toch betreffende de or ganisatie van het Hof hadden plants in de zitting van Februari 11. toen de President van den Raad en de Se cretaris-Generaal van den Volkenbond en de Noderlandsche Minister van Buitenlandsche Zaken aanwezig wa- j ren en de ambtenaren van het Hof benoemd en de regelen betreffende de wijze van werken waren vast. gesteld. De zitting zal worden geopend door Mr. Loder, voorzitter van het Hof, die in de eerste plaats den rechters, het welkom zal toeroepen en vervol gens den heer de Bustamante, die in Februari niet tegenwoordig kon zijn, de plechtige verklaring zal doen af leggen. Hierna zal de griffier, de heer Hammerskjold, de zaken, welke hel Hof te behandelen zal hebben, aan kondigen. Deze bijeenkomst zal openbaar zijn en worden gehouden in de kleine rechtszaal van het Vredespaleis, welke echter slechts plaats biedt voor een beperkt aantal personen. Zetels zijn gereserveerd voor enkele hoogge plaatste Nederlandsche Regeeringsiper- sonen, leden van het coivjs diploma tique, journalisten en gewoon publiek. In het „Bat. Nwbl." vertelde „Zwer ver" van iemand, die een jaar of tien geleden op Java veel van zich deed spreken: baron Von König. Een rid der van de kaart met een handigheid en een serie trucs, waartegen letterlijk niets was bestand. Hij bereisde o.a. Java, waar hij overal zeer reju was. En hij ging soos in, soos uit, écarteerde met de richards, plukte hen naar hartelust. „Zwerver" vertelde dan uit Fried- laenders „Interessante Kriminal Prozes- se" over het rechtsgeding van baron Von König: „Der König der Spieier Ru- dolf Stallmann und Genossen auf der Anklagebank". ant inderdaad was de fa meuze baron Von Koning niemand an ders dan Van Stallmann. Aan het slot van het artikel lazen we, dat baron Von König in verschillende plaatsen van Java, maar vooral te Djok- ja, zeer onaangename herinneringen ach terliet. Een medewerker der „N. Soer. Gt." heeft daarover eens z'n licht opgestoken bij oude en ervaren Djokjaneezen, die destijds baron Von König hebben mee gemaakt. En bij de herdenking trokken bittere grijnzen over hun tronies en ze boomden weer over de dagen, toen de baron hen er zoo heerlijk had tusschen genomen. Toen baron Von König te Djokja kwam, vochten de menschen om de eer van zijn gezelschap. Inmiddels occupeerde de baron zich met de grooten der cultures en plukte hen naar hartelust bij een snoezig écar- tétje. Hij won immer, hoewel gespeeld werd met kaarten van de soos en men hem nauwgezet op de vingers keek. Maar wat wel de hoogste glorie was uit de dagen van den vermaarden baron hij schonk z'n verblijf viel samen met de dce3 de wed'oopsocieteit „Mataram" een beker, de „Von König-beker", die naar den eisch is verreden! En men kan zich voorstellen, hoe wrang de luyden keken toen later aan. het licht kwam, dat ze met den beruch- ten Stallmann hadden gedweept, en dat het eigenlijk de „Stallmann''-beker had moeten zijn. Een naam, die qp zich-zelf al hvp- pisch aandoett Wij ontvingen een boekje „Onze Ar beidstijd", waarin de hoer J. 0. Mol- lerus, administrateur der Ned. Vereeni- ging van Electro-technjsche Werkgevers, een overzicht geeft van het onderzoek, door de daartoe benoemde commissie in gesteld, naar de arbeidstijden in de Duit- sche industrie. Tevens zijn in het boekje een aantal beschouwingen over het uit gebrachte rapport opgenomen. Sedert ©enige jaren neemt de lief hebberij voor Cactussen en Vetplanten ook bij het Nederlandsche publiek zeer tos en overal ziet men de kleine, ty pische kast jes met miniatuurplant jes voor de ramen staan, terwijl anderen weer grootere planten in hun kamers of tui nen groepeerden. Floralia gaf in 1921 een nummer uit, hetwelk geheel gewijd was aan Cactus sen, en wijl dat buitengewoon geap precieerd werd, vokjt^nu een nummer, geheel gevuld met beschrijvingen over succulenten of vetplanten. Door deze deskundige mannen worden merkwaar dige planten besproken en talrijke nut tige ervaringen worden betreffende de cultuur gegeven. Bij hot nummer is een fraaie plaat in driekleurendruk van Euphorbia splendens gevoegd, terwijl tal van interessante afbeeldingen tusschen den tekst opgenomen zijn en meerdere zullen in het volgende nummer ver schijnen. Tengevolge de tegenslagen in den land- en tuinbouw in den laatsten tijd, veioorzaakt door de ontwrichting van het economische leven in den na-oor- lOgstijd en verzwaard door teell en oogst sterk beïnvloedende omstandig heden ais droogte en anderzins, valt in net organisalieleven op land- en tuinbouwgebied een futloosheid en een moedelooze geest te constateeren. Zoo heel erg valt dit niet te verwonderen, omdat vele m'enschen nu eenmaal ont breekt een flinke dosis optimisme en men gaarne geneigd is in slechte tijden moedeloos het hoofd te laten hangen. Dat deze geest ook in het vereeni- gings.even doorwerkt is bijna vanzelf sprekend. Maar daarom is ze niet min der verkeerd en valt ze niet minder te betreuren. In de vereenigingen komt deze geest vooral tot uiting door slecht vergade- ringoezoek, door het onthouden van moreelen zoowel als financieelen steun en wat nog het allerergste is door genomen nesluiten te negeeren of tegen te werken en door het zich eenvoudig onttrekken aan de organisa tie. Deze symptonen openbaren zich het meest in kringen of streken waar het organisatielcven nog jong is en nog geen vasten voet heeft gekregen en vooarl daar waar de gevolgen van de s.ecnte tijden het sterkst worden ge- voe.d en verder is een niet te gering te aciiten euvei het ontbreken van den steun van degenen onder de ooeren en minders, die zien onafhankelijk voeien door hun positie en aan wie elke gedaente aan solidariteit helaas vreemd is. Dat men juist in slechte tijden el- kacr meer noodig heeft dan in tijden van hoog-conjunctuur, dat men - juist dan in en door zijn organisatie, door naast eikander samen op te trekken, de middelen in toepassing moet brengen, welke de gevolgen van de malaise, al is het slechts ten deele, kunnen afwenden, dan men juist dan meer dan andeis door intensieve behartiging der bedrijfsbelangen den toestand moet trachten te verbeteren, kortom dal men vooral in zware tijden schouder aan schouder dient te staan, is eigen lijk zoo duidelijk, dat een bespreking hiervan vrijwel overbodig is te ach ten. Genoeg is hierop de aandacht te ves tigen en te blijven vestigen, wat de Besturen der vereenigingen zich thans ook tot hunne taak dienen te rekenen. Het komt ons echter voor, dat er nog steeds een groot aantal tuinders en boeTen worden gevonden, die het kwaad in de hand werken en van weinig gevoel voor hunne vereeniging blijk geven, eenvoudig omdat zij geen begrip hebben van het idee der orga nisatie en hun plicht als lid niet be grijpen. In dan hebben wij hierbij op het oog diegenen, die bezield zijn door het idee, dat de vereeniging in ruil voor hun gering contributie-offer alle mogelijke stoffelijke voordeelen in de plaats kan geven. En de reeds ge- rince organisatieliefde van dezen wordt koeler naarmate het diercte stoffelijk voordeel minder is, en verdwijnt ge heel, wanneer de vereeniging eens min der gelukkig is met hare aclie of erger wanneer deze eens nadeelig uit komt. Bij velen heerscht verder de ver keerde gedaente, dat het Bestuur ten spijt aan het niet meewerken van zoovelen alles kan bereiken en be seffen niet, dat het Bestuur niet is de vereeniging en dat de arbeid van het Bestuur des te meer succeslooss zal zijn naarmate de medewerking der leden geringer is. Van het deel der agrarische bevol king, dat op een afstand blijft, heole- tuaal niift meewerkt en in toepassing brengt liet spreekwoord: „Ik ben wel geen lid van de broederschap, maar profiteer loch van de aflaten", willen wij maar niet spreken. 't Is te hopen dal zij de gevolgen, wanneer de organisatie niet meer voor het algemeen (dus ook hun) belang zal kunnen werken, niet zullen on dervinden, maar dat de anderen zul len zorgen dat hel niet zoover komt Zij kunnen dan blijven proffiteeren van wat anderen doen. Wij zouden ons niet tot het schrij ven dezer regelen hebben gezet, in dien wij niet heilig overtuigd waren, dat nu de volle zwaarte van de eco nomische crisis op onze boeren en tuinders drukt en de toekomst er zeer donker uitziet, dal het er nu juisl op aankomt door kracht van organi satie de malaise zooveel mogelijk het hoofd te bieden. En dat door onze boerenbonden en tuindersvereenigin- cen veel kan worden gedaan om de gevolgen dragelijker te maken en land en tuinbouw tot vernieuwden bloei te brengen. Daarvoor is echter allereerst noodig de medewerking van allen. Dat kan niet alleen het Bestuur, dat kan biel zonder het brengen van het offer van onze fniancieele en moreele medewr- king. Laat men dit toch algemeen be grijpen, maar laten dit vooral begrijpen zij. die zich wegens hunne maatschap pelijke positie onafhankelijk voelen en de organinsalie voor hen niet noodig achten. Voor dezen wordt het een kwestie van Chr. naastenliefde, zij kun nen nu zooveel doen om in de orga nisatie de. zwakkeren onder hunne standgenooten behulpzaam te zijn. Daardoor zullen ten slotte allen te zamen, ieder naar vermogen, medewer ken voor het behoud en den bloei van onzen land- en tuinbouwendein1 stand. AGRI. Dinsdag nam het Gerechtshof al hier in behandeling de zaak tegen den aannemer Ko de Rooy, die be schuldigd wordt van oplichting of verduistering van 32 kwitanties tot 'n gezamenlijk bedrag f 419.716.921/2 op 1 September 1921 gepleegd. Vol gens de dagvaarding is beklaagde di recteur van de N.V. „Titania" en was deze vennootschap f 419.716.921/2 ver schuldigd aan de N.V. Fabrieken van Spoorwegmateriaal v.h. Orenstein en Koppel. De in de eerste plaats ten laste' gelegde oplichting had volgens de dag vaarding door het navolgende plaats: Nadat beklaagde eenige malen te vergeefs om voldoening der schuld was aangemaand, deelde hij te Am sterdam op 31 Augustus 1921 aan den heer J. Schwanebeek, onderdi recteur van de N.V. Fabrieken van Spoorvvegmateriaal v.h. Orenstein en Koppel, mede, dat hij hem den vol genden dag zou komen bezoeken voor de betaling, daarbij leugenachtig zeg gende, dat hij de kwitanties voor de Bank moest hebben. Op 1 September 1921 kwam be klaagde op het kantoor der vennoot schap v.h. Orenstein en Koppel en !hii zei tot den heer Swanebeek toen leu genachtig: „Nou het krediet is toe gezegd, alle stukken en facturen ziin bij de Bank." Nadat bekl. tot den heer Schwane beek had gezegd :„Maak voor elke factuur een kwitantie klaar," deelde hij genoemden heer voorts leugenach tig mede: „De Bank zal controlceren of die bedragen kloppen en Maandag wordt het bedrag ter beschikking gesteld." Verder zei hij, dat hij weinig tijd had en dat hij naar Wezel moest voor houtzaken en hij liet daar leugenachtig op volgen, „dat hij die kwitanties nog even naar de Bank wilde brengen en Maandag zou betalen." Hierop hoeft de heer Schwanebeek, zonder betting te verkrijgen, de 32 kwi tanties aan beklaagde afgegeven. Door deze verdichtselen, het eene in verband met het andere, is zegt de dagvaarding verder de heer Schwane beek in den waan gebracht, dat de kwi tanties moesten dienen als bewijsstukken voor een bankinstelling om aan hem, be klaagde, credieten te verschaffen voor be taling van de schuld van de N. V. „Tia- nia" aan de N. V. Fabrieken van Spoor wegmateriaal v.h. Orenstein Koppel. Wat betreft de subsidiair ten laste ge legde verduistering zegjt de dagvaarding: Dat hij de 32 kwitanties zich wieder- rechtelijk heeft toegeëigend, dat hij die kwitanties op zijn verzoek van den heer Schwanebeek had meegekregen om ze over te lesgen als bewijsstukken aan een bankinstelling om daarop credóet te ver krijgen ter betaling van de in die kwitan ties genoemde rekeningen en dat hij ze alzoo uit dien hoofde anders dan door misdrijf onder zich had gekregen. Op 24 Maart 1.1. had de Zesde Kamer den beklaagde overeenkomstig den eisch van het O. M. schuldig verklaard aan op lichting en hem veroordeeld tot twee ja ren gevangenisstraf met last lot teruggaaf der 32 kwitanties. Nadat de raadsheer-rapporteur mr. Jol les verslag had uitgebracht, werd beklaag de door president mr. Bijlevcld gevraagd waarom hij in hooger beroep was geko men. Beklaagde antwoordde: „Omdat ik onschuldig veroordeeld ben" Hierna werd .beklaagde uitvoerig ondervraagd. Beklaagde bleef volhouden, dat ervan zijn kant betaling is gevolgd, toen de heer Schwanebeek hem de kwitanties overgaf. Er werd beklaagde op gewezen, dat hij, toen er over de kwestie ten kantore van mr. Gerritzen geconfereerd werd voorstellen heeft gedaan om de zaak te schikken, wat men toch niet doet als men betaald heeft en in het bezit der 32 kwWantjes is. Beklaagde voerde ter verklaring van zijn handelwijs aan, dat zijn advocaat, mr. Bern. M. Cohen, hem er opmerkzaam op gemaakt had, dat er een gebrek in de kwitanties was en dat de mogelijkheid bestond, dat hij nog eens zou moeten betalen. Hij heeft echter ter conferentie, volgens zijn zeggen, voor opgesteld dat hij betaald had. Op de vraag hoe hij aan het geld kwam zeide beklaagde, dat hij in Augustus >1914 f 90 f 60.000 bezat, dat grooten deels in zijn werk zat. In September 1921 had hij in zijn brandkast f 440.000 aan bankpapier liggen. In dit verband werd er beklaagde op gewezen, dat het toch vreemd is, dat hij f 440.000 renteloos in een brand kast in zijn woning heeft liggen, welk geld op rente gezet, een f 24.000 had kunnen opbrengen. En nog vreemder wordt het, als men hierbij in aanmer king neemt, dat beklaagde niet alleen f 24.000 weggooit, maar tegen duur geld bij de Incaseobank bedragen opneemt, waarvoor hij f IS a f 20.000 moet op brengen. Ook werkte beklaagde niet enkel met duur bankkrediet, maar ook met hypo theken. De raadsheer rapporteur, mr. Jolles, wees o.a. op het vreemde dat beklaagde die volgens contract contant moest be talen, zulks niet deed, hoewel hij toch geld had liggen en dat hij niet met één kwitantie genoegen nam, doch 32 kwi tanties liet uitschrijven. De geheele voormiddag ging heen met het verhoor van den beklaagde. Na de pauze werd aan het ter terechtzitting aanwezige schrijfbureau uit het privé- kantoor der N. V. Orenstein en Koppel in scène gezet hoe de uitbetaling der f 420.000 zou hebben plaats gehad. Daar bij werden 420 bankbiljetten door be klaagde vóórgeteld en door raadsheer mr. Rutgers van der Loeff, die vóór het schrijfbureau zat, nageteld. Na het verhoor vari den beklaagde, werd als getuige gehoord de heer J. Schwanebeek, de onderdirecteur der N. V. Orenstein en Koppel. Getuige ver klaarde, dat beklaagde herhaaldelijk om betaling is aangemaand. Op 24 Augus tus 1921 verzond getuig© den aangetee- kenden brief, waarin hij op betaling aan drong. Op 31 Augustus telefoneerde be klaagde, dat hij in die eerste week van September zou komen betalen. Toen be klaagde op het kantoor kwam, zei hij dat de Bank voor elke rekening een kwitantie moest hebben, dat hij naar Wezel moest, 's Zaterdags terugkomen zou en 's Maandags zou betalen. Ter wijl de kwitanties gereed gemaakt wer den, bood getuige aan beklaagde een contrelettre ter teekening aan, beklaagde las die contrelettre door, maar vatte het stuk als een toeken van wantrouwen op. Toen getuige zeide, dat hij het stuk alleeu ter teekening aanbood, omdat hem, beklaagde, iets zou kunnen overkomen, antwoordde beklaagde: „mijn vader is zoo goed op de hoogte, dat als mij wat overkomt, het toch terecht komt. Ge tuige is daarop er toe overgegaan, 32 kwitanties zonder tegenbewijs aan be klaagde ter hand te stellen. Dat, gelijk beklaagde zegt, beklaagde geen contrelettre ingekeken heeft, maar een lijst, een opstelling van de kwitan ties bevattende, is volgens getuige on waar. Onwaar is volgens getuige ook de lezing van beklaagde, dat hij gezegd zou hebben, naar Dortmund en Munchen te moeten vertrekken. Onwaar is voorts het beweren van beklaagde, dat getuige aan beklaagde in zenuwachtigen toestand zou verzekerd hebben, dat hij, getuige, de vier ton weggemaakt had. Over de chocolade-reepen met geld er in doen de wildste geruchten de ronde, schrijft het „Hbld." Zoo hoort men ver tellen van menschen, die 2400 reepen gekocht hebben, in de hoop een paar honderd gulden te winnen, zonder meer machtig te zijn geworden dan enkele guldens. De doorgebroken reepen wor den, naar gezegd wordt, verkocht voor een dubbeltje de drie. Een ander ver haal wil, dat er winkeliers zouden zijn, die met een speld alle reepen „geson deerd hebben, om te onderzoeken, of er ook iets in zit." Wij kennen zelfs volwassen menschen, die veel geld Voor die reepen uitgeven, terwille van die eetwaar met gratis loterij. Zij moeten dat echter zelf weten. Maar voor kin deren lijkt het ons zeer jammer dat deze gokgelegenheid bestaat, en terecht sprak een onderwijsblad dan ook van „vergiftige cacoa," het blijkt toch dat de loterij-zucht kinderen zelfs tot on eerlijkheid brengt. In de Betuwe en Bommelerwaard zitten nog groote partijen aardappelen, waarvan de eigenaars weigerden ze voor eenige weken voor f 10 Per mud te verkoo- pen. Thans is de hoogste prijs, dien zij kunnen bedingen, f 4. Een partij van 1900 H.L. oude aard appelen, die uit Finland te Rotterdam aangevoerd en verscheept was in een tjalkschip, is op aanwijzing van de po litie door den gemeentelijken keurings dienst te Rotterdam afgekeurd, zoowel voor menschelijk als dierlijk voedseL Deze aardappelen, die een waarde van f 12.000 vertegenwoordigen, zijn bij de gemeentelijke vuilverbranding alhier ver nietigd. Alweer een! Naar de locomotief weet mede te doe len, is de heer H. Dekker, adjunct-in specteur bij de Ned. Ind. Spoorwegmaat schappij en Gemeenteraadslid van Sema- rang, naar het hoofdbureau te 's-Graven- hage' overgeplaatst, waarheen hij reeds in Juni zal vertrekken. Het blad is in staat om mede ta deelen, dat deze overplaatsing, waartoe in Den Haag het besluit is gevallen, in nauw verband staat met de commu nistische actie van dien heer op Java. Woensdagmorgen rende over denHee- renweg te Utrecht een hollend paard; gespannen voor een kolenwagen was het op hol geslagen. Te midden van de naar schoolgaande jeugd was het ver schrik thollende dier een gevaar voor de omgeving: iedereen vreesde ongelukken. De koetsier was al van den bok ge sprongen, om zich in veiligheid te bren gen. Toevallig bevond zich de Secreta ris van Dierenbescherming in de nabijheid. Hij wist het paard bij een der teugels te grijpen; door zich een eind te laten meeslepen wist hij het paard tot stilstand te brengen, vóórdat eenig ongeluk door het dier was te weeg gebracht. Te Doetinchem kwam de 11-jarige P. bij de politie aangifte doen, dat tijdens de afwezigheid zijner ouders, was inge broken. De dief had in het huis alles kort en klein geslagen en den munt gasmeter verbroken. De aangifte bleek geheel overeenkomstig de waarheid- Het zoeken naar den dader ging nog al vlot. De veelbeloovende zoon moest spoedig bekennen, dat hij zelf de boel zoo toe getakeld had. De centen uit den gas meter waren deels versnoept, deels in een sloot geworpen. Te Bergambacht zijn reeds 13 meis jes uit Duitschland als boerendienstbo- de in betrekking. Volgens de Duitsche bladen moeten er in Den Haag 3000 Duitsche dienst boden zijn en in Amsterdam 50001 Geen der lezers zal vermoeden dat deze twee woorden een en de zelfde persoon aanduiden. De vrouw waarover wij het in dit verhaal zul len hebben, was alleen engel te oor- deelen naar het uiterlijkhaar ziel was die van een afschuwelijk monster. Voor ongeveer zes jaren, zoo ver telt dr. Miller, kwam ik in Nieuw - Orleans, waar mijn bezigheden mij ophielden. Die Fransche stad was voor een groot gedeelte bevolkt met negers, die een soort Fransch spraken, dat ik neg nimmer gehoord had. Ik woonde aan den weg die leidde naar het meer Pontchartrain, op korten afstand van een prachtige villa,- bewoond^ door een Fransche weduwe. Mevrouw Lalorie was drie maal gehuwd geweest en haar echt- genooten, die achtereenvolgens ge storven waren, hadden haar een kolossaal fortuin nagelaten. Die we duwe was bekend om hare schoon heid, haar geestigheid en harr def tige manieren. Er was geen feest of bal zonder haar. Ik had haar eerst ontmoet bij een mijner vriende en de adel die sprak uit hare trekken, viel mij bijzonder op. Haar blauw oog, haar rose lippen herinnerden aan de engelen der groote Itali- aansche schilders. Niettegenstaande dit alles, schren iedereen, die haar naderde, bevangen door vrees. Haar dochters, bleeke en treurige kinderen, hielden altijd de oopen neergeslagen in haar tegen- woord g eid. Ik had andere kinderen hen ui. zien noodigen mee te spelen, doch altijd tevergeefs. De kinderen van mevrouw Lalorie kenden geen spelen. Die angst was gedeeld door al haar slaven. En toch scheen niets dien angst te bevestigen. Zij sprak hen nooit aan dan op den vriende- 1 krien toon ter wereld. Men had nog nooit een berisping van haar gehoordzij glimlachte tegen een ieder en zij gebruikte nooit anders dan vriendelijke benamingen. Niettegenstaande dit alles, deden haar slaven zich opmerken door hi.n magerheid. Als men hen zag, n e treurig en lijdend gezicht, rondom hun sclinone meesteres, zoo men ze gen, da het verdoenu n waren veroordeeld om een engel te dien n. Een alleen, de koetsier, blonk oor zijn gezondheid. Zijn welvare d neid was een raadsel, even go. als de zwakb '1 en de ziekelijkhei zijner kamer de Al deze bijzonder heden die nit -aren verteld veroor zaakten in mij een groote nieuwsgierig heid. Uit mijn kamer kon !k haar heele ezi tirg overzien. ik ijls richtte ik mijne blikken op de villa, nieuws gierig te weten, wat ze verborr, maar alles was kalm en stil in woning van de jonge weduwe. E n enkele keer had ik mevrouw Lalor een klein huisje binnen zien treder dat achter in den tuin stond en meende een paar zuchten te ho n maar weldra zag ik haar weder schijnen, met een glimlach van inner lijke voldoening op de lippen. Het toeval had me eene oude negerin van mevrouw Lalorie leeren tennen Rachel geheeten. Haar klein zoon kwam me wel eens opzoeken,' het was een kind van een zeld-ame schoonheidik poogde hem in de waarheden van onzen godsdienst te onderwijzen. Mingo beminde me en ik was zelf ook zeer aan het kind gehecht geraakt. Twee of driemaal, hem terneergeslagen ziende, waagde ik enkele vragen over zijn meesteres, maar het kind bewaarde het stil zwijgen, evenals haar grootmoeder ariiel, wie ik ook eenige vragen gesteld ha Ik begon te gelooven dat mijn verbeelding me bedrogen had en ik verloor de Fransche villa uit 'npt oog. Een a ond, dat ik 'n beetje langer uen was gebleven dan volgens ge- oonte, wandelde ik door mijn tuin. ''et hoofd vol met gedachten, toen 'en scherpe kreet mijn aandacht ok. Ik hief het hoofd optwee ndefe kreten weerklonken tegelijker tijd. Op het zelfde oogenblik bemerkte ik twee gedaanten in de tuin van mevrouw Lalorie. Een der gedaanten, slank en gekleed het wit, had eer, wapen in de hand, dat ik-niet kon herkenn n en scheen de andere te vervolge.., die viuciitte. Ik zag hen beiden de woning instormen en snel de trappen opgaan. Zoo gingen zij van verdieping tot verdiepingeens klaps verscheen de zwarte gedaante, altijd achtervolgd, op het terras. Ik zag deze over de balustrade heen- buigen, ik hoorde een kreet, vervol gens een dof geluid als van een li chaam dat te pletter valt en alles werd weder stil De witte gedaante stond op het balcon en keek met koude onver schilligheid naar beneden. Weldra zag ik haar echter naar beneden gaan. Er was in de villa een oogenblik be weging, de lichten gingen van het eene vertrek naar het andereein delijk kwamen er vier slaven te voorschijn, achter in den tuin groeven ze een kuil, het lichaam werd er in gedragen en het graf met aarde ge vuld, de slaven gingen weer naar binnen en alles werd wederom stil Ik had die scène gevolgd, met afschuw gemengd met_ schrik, ik bracht den nacht door in een soort van waanzin Toen ik den volgenden morgen uitging, zag ik Rachel, zit tende met het hoofd usschen de handen, aan de deur an ie Fran h« vilia. Ik riep haar tvw^aal zoiu.cr dat zij me hoorde, eindelijk hief zij het hoofd op en haar blik deed me huiveren. Ben je ziek, Rachel De oude negerin schudde het hoord. War is er toch met je gebeurd Zij antwoordde niet. Ik keek eenj om mij heen. Waar is Mingo Bij het hooren van dien naam slaakte Rachel een kreetzij sprong op en met d Ji voet op den grond stampende, kieet ze: „Daar! D-aar. Kind van mij, net gesloten oogen En zich het gat bedekkende met beide handen Keerde zij terug tfaar hare woning. (Worn vervuiqu).^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1922 | | pagina 6