UITVERKOOP
WiLLEH in LIEÜt
1
COSTUUMS
'CONCURREEk£N
Ü3 Ambtenam.
Permanent Hof van Intern.
Justitie.
UIT ONZE OOST.
De koning der gokkers.
KUNST EN KENNIS.
UIT BOEK EN BLAD.
„Onze Arbeidstijd."
Floralia.
Onze halfjaanijKscne
is heden begonnen.
Buite g-wo e koopjes in:
FROTTÉ en VOILE
C0SÏUUfóROKKeN
JERSEYS en JUMPERS
Z«e onze prijzen!
DAMES-CONFECTIE
ANEGANG, h. Warmoesstr
Wat in een tijd van malaise
hoog noodig is.
wil zeggen, tegen denzelfden prijs, dien een
ander voor zijn artikel vraagt, een beter, d.w.z
een waardevoller artikel te leveren. Overtuig en
BEWIJS HET PUPLIEK DAT
UW ARTIKEL HET BESTE is
voor den prijs dien geer voor vraagt De
Nieuwe Haarlemsche Courant
heeft een zeer ruime verspreiding.
RECHTZAKEN.
Oplichting of verduistering van
419.716.92V2.
GEMENGD NIEUWS.
Cchocolade-reepen met geld.
Wie het onders'e uit de kan w5
hebben.
Minderwaardige aardappelen.
De Communist Dekker naar
Holland.
Hollend paard gegrepen.
Een boefje.
Duitsche dienstboden In ons land
Engel en Tijgerin.
Uit het Fransch door W. Z.
Een deT fabels va*n den jo.igslen tijd is,
dat er jaarlijks 500 millioen aan de amb
tenarij wordt weggesmeten.
De helft aan Rijksambtenaren, de an
dere hedft aan die van provincie en ge
meente.
Men denkt dan daarbij aan den amb
tenaar, die z'n tijd zoo'n beetje verdoet,
lijntjes trekt en cijfers schildert, van het
meest i..,>roduktieve soort natuurlijk.
Maar de heer S. Robdtsch heeft in het
„Katholiek Sociaal Weekblad" een an
der beeld opgehangen. Hij behandelt hier
alleen de 246 millioen voor de Rijksambte
naren uitgegeven.
De afzonderlijke posten beschouwende,
waaruit het totaal van 246 millioen is op-
bouwd, blijlkt, hoe weinig girond de agita
tie heeft, over dit bedrag gevoerd, hoe wei
nig betrekkelijk, in dit opzicht te bezuini
gen valt.
Moer dan de helft van dit totaal komt
op rekening van de volgende posten:
Openbare onderwijzers f 49.440.000
Bijzondere onderwijzers 37.6X0.000
Kweekscholen en drgl. 2.667.440
Vervolgcursussen 1.300.000
91.017.440
Terwijl voor aanvullingssalarissen een
memoriepost op de begrooting staat; daar
komt bij f 6t.708.203 voor het Postbedrijf,
of van het totaal van f 246 millioen gaat
alleen voor deze kosten af, f 152.725.436,
ruim 152 millioen.
Van het res tee rende bedrag vereischen
verder het leeuwendeel der kosten voor
het hooger en middelbaar onderwijs met
ruim 9 millioen.
Het landbouw onderwijs en het veèartse-
nijkundig onderwijs ruim 1J4 millioen. Te
ramen nog eens ongeveer 11 millioen.
Daarbij komt nog een belangrijk bedrag
uit de vergoeding volgens art. 38, die al
leen voor 't Dep. v. O. ruim 4 millioen be
dragen. Bij elkaar dus voor allerlei onder
svijs alleen reeds een bedrag van ongeveer
105 millioen van 't totaal voor de depar
tementen van 183 millioen.
V an het restant van 78 millioen vragen
dan de Dir. Belastingen en de Registratie
respect 20.6 en 4.4 millioen, tesamen 25
millioen (alles builen art 38), blijft over
63 millioen.
Daarvan gaan af de salarissen voor:
Rechterl. Macht, rijkspolitie, gevangeniswe
zen en rijkstucht- en opv.-wezen, resp. 8,5,
8.2, 2.7, en 1.7 millioen, samen 16.1 mil
lioen, restant 37 millioen.
Belangrijke posten zijn verder de kosten
voor loodswezen, betonning etc. met 314
millioen, de Waterstaat met 3J4 millioen,
de Postspaarbank met bijna 2 millioen, het
staatsmijnbedrijf met 2% millioen, in het
geheel 11K millioen. Blijft 25>j millioen.
Na aftrek dus van de posten, als voor:
enderwijs ,dir. belast en registratie, rech
terlijke macht, rijkspaitio, gevangeniswe
zen, rijkstucht- en opvoedingswezen, loods
wezen, post spaarbank, en enkele andere,
die toch onder de meest belangrijke mogen
gerekend worden, blijft er een bedrag van
ruim 25 millioen. In dit verband schuilen
dan ook nog tal van posten voor diensten,
die voor ons maatschappelijk teven van
groot belang zijn, zooals b.v. kunsten en
wetenschappen ruim 1.3 millioen, krank
zinnigenwezen met ruim millioen e. a.
Bovendien moet ook van dit restant nog
een deel af voor de vergoeding volgens
ort. 38.
En nu moeten de ambtenarij-jagers, voor
wie het roeerendeelg wel een openbaring
zal wezen, dat onderwijzers, hoogleeraren,
rechters, veldwachters, havenmeesters en
zooveel andere functionarissen meer amb
tenaren zijn, maar eens openlijk en dui
delijk verklaren, op welke wijze, op welke
posten en diensten zij een belangrijke be
zuiniging willen tot stand brengen, zon
der meer te bederven dan zij goed maken.
Gezien het feit, dat de agitatie grooten-
deels uitgaat van bij de malaise betrok
ken kringen, die met ambtenarij bedoel
den datgene, wat zij er in hun zaken di
rect van ondervinden, want verder
kijkt het meerendeel nooit is het wel
teefcenend voor heel de beweging en voor
het onverantwoorde en onverantwoorde
lijke ervan, dat bijv. het Dep. van Arbeid
met zijn totale kosten pas op de 7e plaats
komt met een 3 millioen, en wat de zui
vere departementsik osten betreft, zelfs
op de 8e plaats met even 3# ton.
Eerste jaarlijksche werkzitting.
De eerste jaarlijksche werkzitting
«an het Permanente Hof van Interna
tionale Jusitie zal heden, Donderdag,
geopend worden te 11.30 uur, 's mor
gens, overeenkomstig artikel 23 van
het statuut van het Hof, dat een jaar
lijksche zitting op dien datum voor
schrijft.
Alle rechters zullen aanwezig zijn
met uitzondering van de heeren Bar-
boza (Brazilië) en Huber (Zwitser
land), die wegens ongesteldheid ver
hinderd zijn de zitting bij te wonen,
doch onderscheidenlijk zullen worden
vervangen door de heeren Brichmann
(Noorwegen) en Negulesco (Rumenië),
plaatsvervangende rechters. Het Hof
zal hierdoor als volgt zijn samenge
steld: Mr. B. C. J. Loder, president
(Nederland); mr. André Weiss, vice-
president (Frankrijk); Senator Alia-
mira (Spanje); de right Honourable
Burggraaf Finla, G. C. M. G. (Enge
land); de heer J. Bassett Moore (Ame
rika); de heer D. G. G. Nyholm (De
nemarken); Dr. Yorozee Oda (Japan);
de heer F. V. N. Brichmann (Noor
wegen); de heer D. Negulesco (Ru
menië).
De openingszitting zal geheel zake
lijk zijn en zonder formaliteiten. De
formulitciten toch betreffende de or
ganisatie van het Hof hadden plants
in de zitting van Februari 11. toen de
President van den Raad en de Se
cretaris-Generaal van den Volkenbond
en de Noderlandsche Minister van
Buitenlandsche Zaken aanwezig wa- j
ren en de ambtenaren van het Hof
benoemd en de regelen betreffende
de wijze van werken waren vast.
gesteld.
De zitting zal worden geopend door
Mr. Loder, voorzitter van het Hof,
die in de eerste plaats den rechters,
het welkom zal toeroepen en vervol
gens den heer de Bustamante, die in
Februari niet tegenwoordig kon zijn,
de plechtige verklaring zal doen af
leggen. Hierna zal de griffier, de heer
Hammerskjold, de zaken, welke hel
Hof te behandelen zal hebben, aan
kondigen.
Deze bijeenkomst zal openbaar zijn
en worden gehouden in de kleine
rechtszaal van het Vredespaleis, welke
echter slechts plaats biedt voor een
beperkt aantal personen. Zetels zijn
gereserveerd voor enkele hoogge
plaatste Nederlandsche Regeeringsiper-
sonen, leden van het coivjs diploma
tique, journalisten en gewoon publiek.
In het „Bat. Nwbl." vertelde „Zwer
ver" van iemand, die een jaar of tien
geleden op Java veel van zich deed
spreken: baron Von König. Een rid
der van de kaart met een handigheid
en een serie trucs, waartegen letterlijk
niets was bestand.
Hij bereisde o.a. Java, waar hij overal
zeer reju was. En hij ging soos in, soos
uit, écarteerde met de richards, plukte
hen naar hartelust.
„Zwerver" vertelde dan uit Fried-
laenders „Interessante Kriminal Prozes-
se" over het rechtsgeding van baron Von
König: „Der König der Spieier Ru-
dolf Stallmann und Genossen auf der
Anklagebank". ant inderdaad was de fa
meuze baron Von Koning niemand an
ders dan Van Stallmann.
Aan het slot van het artikel lazen we,
dat baron Von König in verschillende
plaatsen van Java, maar vooral te Djok-
ja, zeer onaangename herinneringen ach
terliet.
Een medewerker der „N. Soer. Gt."
heeft daarover eens z'n licht opgestoken
bij oude en ervaren Djokjaneezen, die
destijds baron Von König hebben mee
gemaakt. En bij de herdenking trokken
bittere grijnzen over hun tronies en ze
boomden weer over de dagen, toen de
baron hen er zoo heerlijk had tusschen
genomen.
Toen baron Von König te Djokja kwam,
vochten de menschen om de eer van zijn
gezelschap.
Inmiddels occupeerde de baron zich
met de grooten der cultures en plukte
hen naar hartelust bij een snoezig écar-
tétje. Hij won immer, hoewel gespeeld
werd met kaarten van de soos en men
hem nauwgezet op de vingers keek.
Maar wat wel de hoogste glorie was
uit de dagen van den vermaarden baron
hij schonk z'n verblijf viel samen met
de dce3 de wed'oopsocieteit „Mataram"
een beker, de „Von König-beker", die
naar den eisch is verreden!
En men kan zich voorstellen, hoe
wrang de luyden keken toen later aan.
het licht kwam, dat ze met den beruch-
ten Stallmann hadden gedweept, en dat
het eigenlijk de „Stallmann''-beker had
moeten zijn.
Een naam, die qp zich-zelf al hvp-
pisch aandoett
Wij ontvingen een boekje „Onze Ar
beidstijd", waarin de hoer J. 0. Mol-
lerus, administrateur der Ned. Vereeni-
ging van Electro-technjsche Werkgevers,
een overzicht geeft van het onderzoek,
door de daartoe benoemde commissie in
gesteld, naar de arbeidstijden in de Duit-
sche industrie. Tevens zijn in het boekje
een aantal beschouwingen over het uit
gebrachte rapport opgenomen.
Sedert ©enige jaren neemt de lief
hebberij voor Cactussen en Vetplanten
ook bij het Nederlandsche publiek zeer
tos en overal ziet men de kleine, ty
pische kast jes met miniatuurplant jes voor
de ramen staan, terwijl anderen weer
grootere planten in hun kamers of tui
nen groepeerden.
Floralia gaf in 1921 een nummer uit,
hetwelk geheel gewijd was aan Cactus
sen, en wijl dat buitengewoon geap
precieerd werd, vokjt^nu een nummer,
geheel gevuld met beschrijvingen over
succulenten of vetplanten. Door deze
deskundige mannen worden merkwaar
dige planten besproken en talrijke nut
tige ervaringen worden betreffende de
cultuur gegeven. Bij hot nummer is een
fraaie plaat in driekleurendruk van
Euphorbia splendens gevoegd, terwijl tal
van interessante afbeeldingen tusschen
den tekst opgenomen zijn en meerdere
zullen in het volgende nummer ver
schijnen.
Tengevolge de tegenslagen in den
land- en tuinbouw in den laatsten tijd,
veioorzaakt door de ontwrichting van
het economische leven in den na-oor-
lOgstijd en verzwaard door teell en
oogst sterk beïnvloedende omstandig
heden ais droogte en anderzins, valt
in net organisalieleven op land- en
tuinbouwgebied een futloosheid en een
moedelooze geest te constateeren. Zoo
heel erg valt dit niet te verwonderen,
omdat vele m'enschen nu eenmaal ont
breekt een flinke dosis optimisme en
men gaarne geneigd is in slechte tijden
moedeloos het hoofd te laten hangen.
Dat deze geest ook in het vereeni-
gings.even doorwerkt is bijna vanzelf
sprekend. Maar daarom is ze niet min
der verkeerd en valt ze niet minder
te betreuren.
In de vereenigingen komt deze geest
vooral tot uiting door slecht vergade-
ringoezoek, door het onthouden van
moreelen zoowel als financieelen steun
en wat nog het allerergste is door
genomen nesluiten te negeeren of
tegen te werken en door het zich
eenvoudig onttrekken aan de organisa
tie.
Deze symptonen openbaren zich het
meest in kringen of streken waar het
organisatielcven nog jong is en nog
geen vasten voet heeft gekregen en
vooarl daar waar de gevolgen van de
s.ecnte tijden het sterkst worden ge-
voe.d en verder is een niet te gering
te aciiten euvei het ontbreken van den
steun van degenen onder de ooeren
en minders, die zien onafhankelijk
voeien door hun positie en aan wie
elke gedaente aan solidariteit helaas
vreemd is.
Dat men juist in slechte tijden el-
kacr meer noodig heeft dan in tijden
van hoog-conjunctuur, dat men - juist
dan in en door zijn organisatie, door
naast eikander samen op te trekken, de
middelen in toepassing moet brengen,
welke de gevolgen van de malaise,
al is het slechts ten deele, kunnen
afwenden, dan men juist dan meer
dan andeis door intensieve behartiging
der bedrijfsbelangen den toestand moet
trachten te verbeteren, kortom dal
men vooral in zware tijden schouder
aan schouder dient te staan, is eigen
lijk zoo duidelijk, dat een bespreking
hiervan vrijwel overbodig is te ach
ten.
Genoeg is hierop de aandacht te ves
tigen en te blijven vestigen, wat de
Besturen der vereenigingen zich thans
ook tot hunne taak dienen te rekenen.
Het komt ons echter voor, dat er
nog steeds een groot aantal tuinders en
boeTen worden gevonden, die het
kwaad in de hand werken en van
weinig gevoel voor hunne vereeniging
blijk geven, eenvoudig omdat zij geen
begrip hebben van het idee der orga
nisatie en hun plicht als lid niet be
grijpen.
In dan hebben wij hierbij op het
oog diegenen, die bezield zijn door
het idee, dat de vereeniging in ruil
voor hun gering contributie-offer alle
mogelijke stoffelijke voordeelen in de
plaats kan geven. En de reeds ge-
rince organisatieliefde van dezen wordt
koeler naarmate het diercte stoffelijk
voordeel minder is, en verdwijnt ge
heel, wanneer de vereeniging eens min
der gelukkig is met hare aclie of
erger wanneer deze eens nadeelig uit
komt.
Bij velen heerscht verder de ver
keerde gedaente, dat het Bestuur
ten spijt aan het niet meewerken van
zoovelen alles kan bereiken en be
seffen niet, dat het Bestuur niet is de
vereeniging en dat de arbeid van het
Bestuur des te meer succeslooss zal
zijn naarmate de medewerking der
leden geringer is.
Van het deel der agrarische bevol
king, dat op een afstand blijft, heole-
tuaal niift meewerkt en in toepassing
brengt liet spreekwoord: „Ik ben wel
geen lid van de broederschap, maar
profiteer loch van de aflaten", willen
wij maar niet spreken.
't Is te hopen dal zij de gevolgen,
wanneer de organisatie niet meer voor
het algemeen (dus ook hun) belang
zal kunnen werken, niet zullen on
dervinden, maar dat de anderen zul
len zorgen dat hel niet zoover komt
Zij kunnen dan blijven proffiteeren van
wat anderen doen.
Wij zouden ons niet tot het schrij
ven dezer regelen hebben gezet, in
dien wij niet heilig overtuigd waren,
dat nu de volle zwaarte van de eco
nomische crisis op onze boeren en
tuinders drukt en de toekomst er zeer
donker uitziet, dal het er nu juisl
op aankomt door kracht van organi
satie de malaise zooveel mogelijk het
hoofd te bieden. En dat door onze
boerenbonden en tuindersvereenigin-
cen veel kan worden gedaan om de
gevolgen dragelijker te maken en land
en tuinbouw tot vernieuwden bloei te
brengen.
Daarvoor is echter allereerst noodig
de medewerking van allen. Dat kan
niet alleen het Bestuur, dat kan biel
zonder het brengen van het offer van
onze fniancieele en moreele medewr-
king. Laat men dit toch algemeen be
grijpen, maar laten dit vooral begrijpen
zij. die zich wegens hunne maatschap
pelijke positie onafhankelijk voelen en
de organinsalie voor hen niet noodig
achten. Voor dezen wordt het een
kwestie van Chr. naastenliefde, zij kun
nen nu zooveel doen om in de orga
nisatie de. zwakkeren onder hunne
standgenooten behulpzaam te zijn.
Daardoor zullen ten slotte allen te
zamen, ieder naar vermogen, medewer
ken voor het behoud en den bloei
van onzen land- en tuinbouwendein1
stand.
AGRI.
Dinsdag nam het Gerechtshof al
hier in behandeling de zaak tegen
den aannemer Ko de Rooy, die be
schuldigd wordt van oplichting of
verduistering van 32 kwitanties tot
'n gezamenlijk bedrag f 419.716.921/2
op 1 September 1921 gepleegd. Vol
gens de dagvaarding is beklaagde di
recteur van de N.V. „Titania" en was
deze vennootschap f 419.716.921/2 ver
schuldigd aan de N.V. Fabrieken van
Spoorwegmateriaal v.h. Orenstein en
Koppel.
De in de eerste plaats ten laste'
gelegde oplichting had volgens de dag
vaarding door het navolgende plaats:
Nadat beklaagde eenige malen te
vergeefs om voldoening der schuld
was aangemaand, deelde hij te Am
sterdam op 31 Augustus 1921 aan
den heer J. Schwanebeek, onderdi
recteur van de N.V. Fabrieken van
Spoorvvegmateriaal v.h. Orenstein en
Koppel, mede, dat hij hem den vol
genden dag zou komen bezoeken voor
de betaling, daarbij leugenachtig zeg
gende, dat hij de kwitanties voor
de Bank moest hebben.
Op 1 September 1921 kwam be
klaagde op het kantoor der vennoot
schap v.h. Orenstein en Koppel en !hii
zei tot den heer Swanebeek toen leu
genachtig: „Nou het krediet is toe
gezegd, alle stukken en facturen ziin
bij de Bank."
Nadat bekl. tot den heer Schwane
beek had gezegd :„Maak voor elke
factuur een kwitantie klaar," deelde
hij genoemden heer voorts leugenach
tig mede: „De Bank zal controlceren
of die bedragen kloppen en Maandag
wordt het bedrag ter beschikking
gesteld."
Verder zei hij, dat hij weinig tijd
had en dat hij naar Wezel moest voor
houtzaken en hij liet daar leugenachtig
op volgen, „dat hij die kwitanties nog
even naar de Bank wilde brengen
en Maandag zou betalen."
Hierop hoeft de heer Schwanebeek,
zonder betting te verkrijgen, de 32 kwi
tanties aan beklaagde afgegeven.
Door deze verdichtselen, het eene in
verband met het andere, is zegt de
dagvaarding verder de heer Schwane
beek in den waan gebracht, dat de kwi
tanties moesten dienen als bewijsstukken
voor een bankinstelling om aan hem, be
klaagde, credieten te verschaffen voor be
taling van de schuld van de N. V. „Tia-
nia" aan de N. V. Fabrieken van Spoor
wegmateriaal v.h. Orenstein Koppel.
Wat betreft de subsidiair ten laste ge
legde verduistering zegjt de dagvaarding:
Dat hij de 32 kwitanties zich wieder-
rechtelijk heeft toegeëigend, dat hij die
kwitanties op zijn verzoek van den heer
Schwanebeek had meegekregen om ze
over te lesgen als bewijsstukken aan een
bankinstelling om daarop credóet te ver
krijgen ter betaling van de in die kwitan
ties genoemde rekeningen en dat hij ze
alzoo uit dien hoofde anders dan door
misdrijf onder zich had gekregen.
Op 24 Maart 1.1. had de Zesde Kamer
den beklaagde overeenkomstig den eisch
van het O. M. schuldig verklaard aan op
lichting en hem veroordeeld tot twee ja
ren gevangenisstraf met last lot teruggaaf
der 32 kwitanties.
Nadat de raadsheer-rapporteur mr. Jol
les verslag had uitgebracht, werd beklaag
de door president mr. Bijlevcld gevraagd
waarom hij in hooger beroep was geko
men. Beklaagde antwoordde: „Omdat ik
onschuldig veroordeeld ben" Hierna werd
.beklaagde uitvoerig ondervraagd.
Beklaagde bleef volhouden, dat ervan
zijn kant betaling is gevolgd, toen de
heer Schwanebeek hem de kwitanties
overgaf.
Er werd beklaagde op gewezen, dat
hij, toen er over de kwestie ten kantore
van mr. Gerritzen geconfereerd werd
voorstellen heeft gedaan om de zaak
te schikken, wat men toch niet doet als
men betaald heeft en in het bezit der
32 kwWantjes is. Beklaagde voerde ter
verklaring van zijn handelwijs aan, dat
zijn advocaat, mr. Bern. M. Cohen, hem
er opmerkzaam op gemaakt had, dat er
een gebrek in de kwitanties was en dat
de mogelijkheid bestond, dat hij nog eens
zou moeten betalen. Hij heeft echter
ter conferentie, volgens zijn zeggen, voor
opgesteld dat hij betaald had.
Op de vraag hoe hij aan het geld kwam
zeide beklaagde, dat hij in Augustus
>1914 f 90 f 60.000 bezat, dat grooten
deels in zijn werk zat. In September
1921 had hij in zijn brandkast f 440.000
aan bankpapier liggen.
In dit verband werd er beklaagde op
gewezen, dat het toch vreemd is, dat
hij f 440.000 renteloos in een brand
kast in zijn woning heeft liggen, welk
geld op rente gezet, een f 24.000 had
kunnen opbrengen. En nog vreemder
wordt het, als men hierbij in aanmer
king neemt, dat beklaagde niet alleen
f 24.000 weggooit, maar tegen duur geld
bij de Incaseobank bedragen opneemt,
waarvoor hij f IS a f 20.000 moet op
brengen.
Ook werkte beklaagde niet enkel met
duur bankkrediet, maar ook met hypo
theken.
De raadsheer rapporteur, mr. Jolles,
wees o.a. op het vreemde dat beklaagde
die volgens contract contant moest be
talen, zulks niet deed, hoewel hij toch
geld had liggen en dat hij niet met één
kwitantie genoegen nam, doch 32 kwi
tanties liet uitschrijven.
De geheele voormiddag ging heen met
het verhoor van den beklaagde. Na de
pauze werd aan het ter terechtzitting
aanwezige schrijfbureau uit het privé-
kantoor der N. V. Orenstein en Koppel
in scène gezet hoe de uitbetaling der
f 420.000 zou hebben plaats gehad. Daar
bij werden 420 bankbiljetten door be
klaagde vóórgeteld en door raadsheer mr.
Rutgers van der Loeff, die vóór het
schrijfbureau zat, nageteld.
Na het verhoor vari den beklaagde,
werd als getuige gehoord de heer J.
Schwanebeek, de onderdirecteur der N.
V. Orenstein en Koppel. Getuige ver
klaarde, dat beklaagde herhaaldelijk om
betaling is aangemaand. Op 24 Augus
tus 1921 verzond getuig© den aangetee-
kenden brief, waarin hij op betaling aan
drong. Op 31 Augustus telefoneerde be
klaagde, dat hij in die eerste week van
September zou komen betalen. Toen be
klaagde op het kantoor kwam, zei hij
dat de Bank voor elke rekening een
kwitantie moest hebben, dat hij naar
Wezel moest, 's Zaterdags terugkomen
zou en 's Maandags zou betalen. Ter
wijl de kwitanties gereed gemaakt wer
den, bood getuige aan beklaagde een
contrelettre ter teekening aan, beklaagde
las die contrelettre door, maar vatte het
stuk als een toeken van wantrouwen op.
Toen getuige zeide, dat hij het stuk
alleeu ter teekening aanbood, omdat hem,
beklaagde, iets zou kunnen overkomen,
antwoordde beklaagde: „mijn vader is
zoo goed op de hoogte, dat als mij wat
overkomt, het toch terecht komt. Ge
tuige is daarop er toe overgegaan, 32
kwitanties zonder tegenbewijs aan be
klaagde ter hand te stellen.
Dat, gelijk beklaagde zegt, beklaagde
geen contrelettre ingekeken heeft, maar
een lijst, een opstelling van de kwitan
ties bevattende, is volgens getuige on
waar. Onwaar is volgens getuige ook de
lezing van beklaagde, dat hij gezegd
zou hebben, naar Dortmund en Munchen
te moeten vertrekken. Onwaar is voorts
het beweren van beklaagde, dat getuige
aan beklaagde in zenuwachtigen toestand
zou verzekerd hebben, dat hij, getuige,
de vier ton weggemaakt had.
Over de chocolade-reepen met geld er
in doen de wildste geruchten de ronde,
schrijft het „Hbld." Zoo hoort men ver
tellen van menschen, die 2400 reepen
gekocht hebben, in de hoop een paar
honderd gulden te winnen, zonder meer
machtig te zijn geworden dan enkele
guldens. De doorgebroken reepen wor
den, naar gezegd wordt, verkocht voor
een dubbeltje de drie. Een ander ver
haal wil, dat er winkeliers zouden zijn,
die met een speld alle reepen „geson
deerd hebben, om te onderzoeken, of
er ook iets in zit." Wij kennen zelfs
volwassen menschen, die veel geld Voor
die reepen uitgeven, terwille van die
eetwaar met gratis loterij. Zij moeten
dat echter zelf weten. Maar voor kin
deren lijkt het ons zeer jammer dat
deze gokgelegenheid bestaat, en terecht
sprak een onderwijsblad dan ook van
„vergiftige cacoa," het blijkt toch dat
de loterij-zucht kinderen zelfs tot on
eerlijkheid brengt.
In de Betuwe en Bommelerwaard zitten
nog groote partijen aardappelen, waarvan
de eigenaars weigerden ze voor eenige
weken voor f 10 Per mud te verkoo-
pen. Thans is de hoogste prijs, dien zij
kunnen bedingen, f 4.
Een partij van 1900 H.L. oude aard
appelen, die uit Finland te Rotterdam
aangevoerd en verscheept was in een
tjalkschip, is op aanwijzing van de po
litie door den gemeentelijken keurings
dienst te Rotterdam afgekeurd, zoowel
voor menschelijk als dierlijk voedseL
Deze aardappelen, die een waarde van
f 12.000 vertegenwoordigen, zijn bij de
gemeentelijke vuilverbranding alhier ver
nietigd.
Alweer een!
Naar de locomotief weet mede te doe
len, is de heer H. Dekker, adjunct-in
specteur bij de Ned. Ind. Spoorwegmaat
schappij en Gemeenteraadslid van Sema-
rang, naar het hoofdbureau te 's-Graven-
hage' overgeplaatst, waarheen hij reeds
in Juni zal vertrekken.
Het blad is in staat om mede ta
deelen, dat deze overplaatsing, waartoe
in Den Haag het besluit is gevallen,
in nauw verband staat met de commu
nistische actie van dien heer op Java.
Woensdagmorgen rende over denHee-
renweg te Utrecht een hollend paard;
gespannen voor een kolenwagen was het
op hol geslagen. Te midden van de
naar schoolgaande jeugd was het ver
schrik thollende dier een gevaar voor de
omgeving: iedereen vreesde ongelukken.
De koetsier was al van den bok ge
sprongen, om zich in veiligheid te bren
gen. Toevallig bevond zich de Secreta
ris van Dierenbescherming in de
nabijheid. Hij wist het paard bij een
der teugels te grijpen; door zich een
eind te laten meeslepen wist hij het
paard tot stilstand te brengen, vóórdat
eenig ongeluk door het dier was te
weeg gebracht.
Te Doetinchem kwam de 11-jarige P.
bij de politie aangifte doen, dat tijdens
de afwezigheid zijner ouders, was inge
broken. De dief had in het huis alles
kort en klein geslagen en den munt
gasmeter verbroken. De aangifte bleek
geheel overeenkomstig de waarheid- Het
zoeken naar den dader ging nog al vlot.
De veelbeloovende zoon moest spoedig
bekennen, dat hij zelf de boel zoo toe
getakeld had. De centen uit den gas
meter waren deels versnoept, deels in
een sloot geworpen.
Te Bergambacht zijn reeds 13 meis
jes uit Duitschland als boerendienstbo-
de in betrekking.
Volgens de Duitsche bladen moeten
er in Den Haag 3000 Duitsche dienst
boden zijn en in Amsterdam 50001
Geen der lezers zal vermoeden
dat deze twee woorden een en de
zelfde persoon aanduiden. De vrouw
waarover wij het in dit verhaal zul
len hebben, was alleen engel te oor-
deelen naar het uiterlijkhaar ziel
was die van een afschuwelijk monster.
Voor ongeveer zes jaren, zoo ver
telt dr. Miller, kwam ik in Nieuw -
Orleans, waar mijn bezigheden mij
ophielden. Die Fransche stad was
voor een groot gedeelte bevolkt met
negers, die een soort Fransch spraken,
dat ik neg nimmer gehoord had.
Ik woonde aan den weg die leidde
naar het meer Pontchartrain, op
korten afstand van een prachtige
villa,- bewoond^ door een Fransche
weduwe. Mevrouw Lalorie was drie
maal gehuwd geweest en haar echt-
genooten, die achtereenvolgens ge
storven waren, hadden haar een
kolossaal fortuin nagelaten. Die we
duwe was bekend om hare schoon
heid, haar geestigheid en harr def
tige manieren. Er was geen feest of
bal zonder haar. Ik had haar eerst
ontmoet bij een mijner vriende en
de adel die sprak uit hare trekken,
viel mij bijzonder op. Haar blauw
oog, haar rose lippen herinnerden
aan de engelen der groote Itali-
aansche schilders.
Niettegenstaande dit alles, schren
iedereen, die haar naderde, bevangen
door vrees. Haar dochters, bleeke
en treurige kinderen, hielden altijd
de oopen neergeslagen in haar tegen-
woord g eid. Ik had andere kinderen
hen ui. zien noodigen mee te spelen,
doch altijd tevergeefs. De kinderen
van mevrouw Lalorie kenden geen
spelen.
Die angst was gedeeld door al
haar slaven. En toch scheen niets
dien angst te bevestigen. Zij sprak
hen nooit aan dan op den vriende-
1 krien toon ter wereld. Men had
nog nooit een berisping van haar
gehoordzij glimlachte tegen een
ieder en zij gebruikte nooit anders
dan vriendelijke benamingen.
Niettegenstaande dit alles, deden
haar slaven zich opmerken door hi.n
magerheid. Als men hen zag, n e
treurig en lijdend gezicht, rondom
hun sclinone meesteres, zoo men
ze gen, da het verdoenu n waren
veroordeeld om een engel te dien n.
Een alleen, de koetsier, blonk
oor zijn gezondheid. Zijn welvare d
neid was een raadsel, even go.
als de zwakb '1 en de ziekelijkhei
zijner kamer de Al deze bijzonder
heden die nit -aren verteld veroor
zaakten in mij een groote nieuwsgierig
heid.
Uit mijn kamer kon !k haar heele
ezi tirg overzien. ik ijls richtte
ik mijne blikken op de villa, nieuws
gierig te weten, wat ze verborr,
maar alles was kalm en stil in
woning van de jonge weduwe. E n
enkele keer had ik mevrouw Lalor
een klein huisje binnen zien treder
dat achter in den tuin stond en
meende een paar zuchten te ho n
maar weldra zag ik haar weder
schijnen, met een glimlach van inner
lijke voldoening op de lippen.
Het toeval had me eene oude
negerin van mevrouw Lalorie leeren
tennen Rachel geheeten. Haar klein
zoon kwam me wel eens opzoeken,'
het was een kind van een zeld-ame
schoonheidik poogde hem in de
waarheden van onzen godsdienst te
onderwijzen. Mingo beminde me en
ik was zelf ook zeer aan het kind
gehecht geraakt. Twee of driemaal,
hem terneergeslagen ziende, waagde
ik enkele vragen over zijn meesteres,
maar het kind bewaarde het stil
zwijgen, evenals haar grootmoeder
ariiel, wie ik ook eenige vragen
gesteld ha Ik begon te gelooven
dat mijn verbeelding me bedrogen
had en ik verloor de Fransche villa
uit 'npt oog.
Een a ond, dat ik 'n beetje langer
uen was gebleven dan volgens ge-
oonte, wandelde ik door mijn tuin.
''et hoofd vol met gedachten, toen
'en scherpe kreet mijn aandacht
ok. Ik hief het hoofd optwee
ndefe kreten weerklonken tegelijker
tijd. Op het zelfde oogenblik bemerkte
ik twee gedaanten in de tuin van
mevrouw Lalorie. Een der gedaanten,
slank en gekleed het wit, had eer,
wapen in de hand, dat ik-niet kon
herkenn n en scheen de andere te
vervolge.., die viuciitte. Ik zag hen
beiden de woning instormen en snel
de trappen opgaan. Zoo gingen zij
van verdieping tot verdiepingeens
klaps verscheen de zwarte gedaante,
altijd achtervolgd, op het terras.
Ik zag deze over de balustrade heen-
buigen, ik hoorde een kreet, vervol
gens een dof geluid als van een li
chaam dat te pletter valt en alles
werd weder stil
De witte gedaante stond op het
balcon en keek met koude onver
schilligheid naar beneden. Weldra
zag ik haar echter naar beneden gaan.
Er was in de villa een oogenblik be
weging, de lichten gingen van het
eene vertrek naar het andereein
delijk kwamen er vier slaven te
voorschijn, achter in den tuin groeven
ze een kuil, het lichaam werd er in
gedragen en het graf met aarde ge
vuld, de slaven gingen weer naar
binnen en alles werd wederom stil
Ik had die scène gevolgd, met
afschuw gemengd met_ schrik, ik
bracht den nacht door in een soort
van waanzin Toen ik den volgenden
morgen uitging, zag ik Rachel, zit
tende met het hoofd usschen de
handen, aan de deur an ie Fran h«
vilia. Ik riep haar tvw^aal zoiu.cr
dat zij me hoorde, eindelijk hief zij
het hoofd op en haar blik deed me
huiveren.
Ben je ziek, Rachel
De oude negerin schudde het hoord.
War is er toch met je gebeurd
Zij antwoordde niet. Ik keek eenj
om mij heen.
Waar is Mingo
Bij het hooren van dien naam
slaakte Rachel een kreetzij sprong
op en met d Ji voet op den grond
stampende, kieet ze:
„Daar! D-aar. Kind van mij,
net gesloten oogen
En zich het gat bedekkende
met beide handen Keerde zij terug
tfaar hare woning. (Worn vervuiqu).^