BUITENLAND. BINNENLAND Onschuldig veroordeeld Tweede Blad INDISCHE KRONIEK- 1.6 tlusAi 1^22 Indië eert zijne groote mannen. De herinnering van een groot man eert gansch een volk." Zoo heeft Gouverneur Generaal Fock gesproken bij de onthulling van het monument voor den Regent van Soemedang. Deze onthulling is eene gebeur tenis van niet - alledaagsche betee- kenis geweest. Niet alleen om de verdiensten van dezen Inlandschen bestuursambtenaar, maar ook om de wijze waarop hier een der „grooten" werd geëerd. Monumenten, zooals men gewend is ze op pleinen en in straten der Westersche steden te zien, bezit ln- dië heel weinig. Ruïnen uit vroegere tijden der Indische geschiedenis bui ten beschouwing latend, valt het op hoe weinig men er aan gedacht heeft, gedurende de drie laatste eeu wen, met „eerezuilen" van metaal of steen de gedachtenis aan verdienste lijke mannen aan het nageslacht over te leveren. Wellicht is de verklaring niet ver te zoeken. De werkzaamheden, waaraan de Nederlanders hun tijd gaven, zijn niet van dien aard geweest, dat er veel gelegenheid was om de men- schen te huldigen voor hun arbeid ten bate van het algemeen welzijn. En daarnaast, de aanwezigheid der Ne derlanders in dat Oostersche land schiep vanzèlf tegengesteldheid van belangen. Een maatstaf voor ver dienstelijkheid, welke aan beide kan ten voldoen kon, was moeilijk te vinden. De enkele monumenten, welke werden opgericht, kunnen weinig meer getuigen dan van eenzijdige huldiging. De belangrijkste er van vindt men in Insulinde's hoofdstad, Batavia. Het standbeeld van Jan Pietersz. Coen, staande voor het voormalige paleis van Raffles, nu Departements gebouw van Onderwijs, evenals het monument voor Generaal Michielsen staande aan een der zijden van het Waterlooplein, de Leeuw van Water loo boven op de witte zuil in het midden van het plein, en ten slotte het grootste van allen, het Atjeh- monument in het Wilhelminapark, zij zijn gewijd aan personen of ge beurtenissen, welke recht hebben op een in 't oog springende plaats in de geschiedenisboeken van Nederland, doch ik geloof niet, dat Gouverneur Generaal Fock bij de onthulling van deze monumenten de woorden zou gebezigd hebben, welke ik hierboven aangehaald heb. Ook in dit opzicht evolutioneeren zich de opvattingen. Ik meen te kunnen zeggen, dat de tijd voorbij is om gedenksteenen te plaatsen, welke in het teeken staan van de versterking van het Neder- landsche gezag op de Indonesche eilanden. Wellicht zijn er nog, die dat betreuren, ook zij zullen moeten toegeven, dat het algemeene streven zich meer en meer naar tegenover gestelde richting gaat keeren. Het eerste halfjaar van 1922 heeft echter de onthulling gebracht van twee monumenten, waarover ik hier in 't kort schrijven wil. Pastoor Verbraak. Wel leven we snel, doch nog leeft de herinnering aan hem in de harten van velen onzer. Ik behoef hier geen schets te geven van zijn levenswerk. In de twee laatste nummers van het orgaan van den St. Claverbond zijn vele bladzijden ingeruimd voor de beschrijving van de plechtigheid, waarmede op den 27sten Januari van dit jaar de onthulling plaats vond van het gedenkteeken voor dezen soldatenpriester. Het tijd schrift „Indië" gaf nog kort geleden eenige fraaie foto's van dit gedenk teeken, zooals het te Bandoeng ge plaatst werd in een der nieuwe wijken van deze snelgroeiende stad in Preanger's hoogvlakte. Soldatenpriester. Hoe heeft deze man zich gegeven voor het welzijn van hen, die als ver dedigers van het Nederlandsche ge zag, in het Nederlandsch - Indische leger juist blootgesteld stonden aan overgroote moreele gevaren. Ach, zoodra men over dit leger wat anders leest dan de verhalen over zijn roemrijke krijgsverrichtin Sen, welk een ellende wordt ons an geopenbaard. De „tangsi", welk een oord van zedelijke verwording en ontaarding is ze geweest voor vele jonge mannen. Ook in Neder- and weet men dat. En bij tijd en wijle zijn er in de Kamers van onze volks vertegenwoordiging scherpe woorden van afkeuring gssproken nochtans zonder spoedig resultaat. Doch hier was een man, die kende de nooden van den Indischen sol daat als geen andere, die zijn leven besteedde om hem te helpen, zoo goed als hij kon. In het hospitaal vooral gaf hij zijn hart aan gewonden en zieken. Zonder eenige overdrijving kon Generaal Dijkstra van hem getuigen „alles waarover Gij in stoffelijken of geestelijken zin te beschikken hadt, was voor uwe medemenschen. Voor een ieder, blank of bruin, zonder te vragenzijt ge mijner waardig, of wat is uw geloof Ik zelf lag daar eenmaal, voelde toen dien warmen handdruk en hoorde de vraag Kan ik wat voor je doen „Was het geen ongewone dag als de pastoor op de posten kwam Het gevaar niet achtend van eene mogelijke beschieting. Brak dan niet de eentonigheid van ons bestaan, en gingen wij niet allen met elkaar naar de kerk, ook al waren wij niet Katholiek En Pastoor Verbraak, is het niet gebeurd, toen ge bij mij op den post waart, dat een paar Mohamedaansche militairen tot u kwamen met de bede „Gedenk ons en ons gezin bij uwe gebeden tot God." Het standbeeld zijn nagedachtenis toegewijd, is eenvoudig als hij zeif was. In brons afgebeeld staat zijne schrale gestalte op een granieten voetstuk, waarop slechts deze woor den gegrift staan. Pastoor H. C. Verbraak. 1833 - 1918 Aalmoezenier 1874 - 1881. Atjeh 1874- 1907. Niets meer. En toch genoeg. Den 24sten April vond de onthul ling plaats van het monument voor den Regent van Soemedang, waar van ik in den aanvang dezer kroniek melding maakte. Deze feestelijheid heeft een groote schare belangstellenden doen samen- stroomen op de aloon - aloon van het kleine plaatsje, gelegen in de omgeving van Bandoeng. Aan het verslag in „de Preanger - Bode" ontleen ik enkele bijzonder heden. Zonder meer glij ik heen over de beschrijving, hoe het feest werd in geleid door het zingen van het Wil helmus" in de oude toonzetting door de leerlingen van de Hollandsch - Inlandsche school. Belangrijk was de rede bij deze gelegenheid door den landvoogd gehouden, waaraan ik al enkele woorden ontleende. In deze rede toch werd zooiets als een politiek program ontvouwd. „Het is mij - aldus Zijne Exellen- tie - „een voorrecht namens hare majesteit onze koningin, deze gewes ten regeerende, een gedenkteeken te onthullen ter eere van den man, die gedurende een halve eeuw zijn land trouw heeft gediend, die op niets anders het oog had dan op het wel zijn der bevolking en een sieraad was van het geslacht, hetwelk, ge durende twee eeuwen in groote trouw aan het Nederlandsche gezag ver knocht, het heil der Inlandsche be volking heeft gediend. „Reeds tijdens zijn leven heeft de regeering zijne verdiensten meerma len getoond te erkennen. En thans is het ons een voorrecht zijn nage dachtenis aldus te eeren. „Wijlen de Pangeran van Soeme dang heeft mede den weg bereid tot de ontvoogding, die thans het doel der regeering is. „De ontvoogding dezer gewesten zal meer en meer plaats hebben en steeds worden uitgebreid. Steeds zal grooter deel der bestuurstaak op de bevolking zelf worden gelegd. „De gansche bevolking van Neder landsch - Indië moet den ontslapene dank weten. „Doch Soemedang vooral heeft zeer veel aan den overleden Pangeran te danken. Landbouw en veeteelt waren de onderwerpen van zijn voort durende zorg. Hij genoot het vertrouwen der gansche bevolking. Hij was geëerd en geacht om zijn positie, maar meer nog om zijn groote karaktereigen schappen. Met recht heette hij Pan geran Sampoerna „de volmaakte". Voorwaar, het was geen geringe lof, welke hier door den landvoogd aan dezen Inlandschen ambtenaar werd toegezwaaid. Bij het monument, bekroond door een koperen koepel, waren aan den voorkant deze woorden invebeiteld: „Opgedragen aan Pang. ai Aria Atmadja, Regent van Soemedang 1885- 1919. Geboren te Soemedang 11 Janu ari 1851. Overleden te Mekka 1 Juni 1921. Gedurende de plechtigheid der ont hulling waren een zestal vliegtuigen uit het Westen aan komen vliegen, die boven de aloon - aloon bleven cirkelen. Namens den Politiek-.Beo-.; nomischen - Bond en de Soekaboemi- sche Landbouwvereeniging werden kransen bij het monument neerge- legd. Van de zijde der Inlandsche orga nisaties, zooals de S. L, Boedi - Oe- tomo was geen teeken van belang stelling gekomen. Wat inderdaad opmerking verdient. Was deze man in hun oogen geen „groote", die verdiende te worden geëerd? Werd aldus deze poging der regeering om duidelijk uitdruk king te geven aan de beginselen, welke onze huidige koloniale poli tiek leiden, om demonstratief blijk te geven van het streven, door samen werking van Nederlander en Inlander Indie's ontwikkeling tot latere zelf standigheid te bespoedigen, door In landsche vooruitstrevers smadelijk genegeerd Ik moet hier wel de lust bedwingen om tusschen beide hierboven be-' schreven gebeurtenissen eenige ge dachte - parallellen te trekken. Eene opmerking moge hier worden gemaakt. Wederom is hier gebleken, dat het buitengewoon moeilijk is langs poli tieke wegen vereeniging te verkrijgen van verschillende strevingen, zelfs al lijken deze in theorie hetzelfde einddoel te beoogen. De associatie - gedachte denk ik me in Indië slechts dan voor ver wezenlijking vatbaar, wanneer Neder lander en Inlander geleerd hebben samen te bidden. Dat zal zijn in een tijd, dat naast Pastoor Verbraak, meerdere pries ters door gansch het volk worden geëerd als „groote mannen." Engeland en Frankrijk. Frankrijk en Tsjecho-SIowakije. Het proces tegen de soclaal- revolutionnairen in China. Duitschland's iinancieele verplichtingen. De opstand der Hottenttoten. De Iersche kwestie. De revolt! .tie in China. Het alcoholverbod in de Ver. Staten. Het strafrecht in Britsch Indië. GEM. BUITENL. BERICHTEN. Een schoolstaking in Canada. De Ternado. KERN IN SSKGGL Nationale Bedevaart naar Lourdes. De Nederlandsche bedevaart is ta Lourdes op den bepaalden tijd aan gekomen. Alles is wel. DE MINISTER VAN ARBEID. FEUILLETON gaan. Zij en haar kinderen moesten pogingen zijner moeder om hem mee even. En dan, met naaiwerk zou ze I te trekken. nooit zooveel kunnen verdienen. „Moedertje," zeide hij, „daar komt Guraud aan, die mij m'n dada heeft De jonge weduwe was, zooals wij weten, zes en twintig jaar. Werkzaam van natuur en zeer bekwaam als naai ster. Op twee en twintigjarigen leef- t ijd was zij getrouwd met een braven jongen man, mecanicien in de fabriek van mijnheer Jules Labrom. Vóór eenige maanden was hij verongelukt ïengevolge van het uiteenspringen eerier machine, weliswaar door eigen o ivoorzich g eid of Sever door een oogenblik van onoplettendheid. Mijnheer Labrom, begaan met het lot der weduwe en kinderen had haar de betrekking van concierge aange boden. Dankbaar had Jeanne deze aangenomen, omdat daarmee het be staai van haar gezin was verzekerd. Maar, zooals wij haar tegen de krui deniersvrouw van Maisons-Alfort hoor den zeggen, leed zij in de omgeving waar alles haar herinnerde aan het tragische einde van den beweenden De winkelierster van Maisons-Al fort meende, dat Jeanne hebzuchtig was. Daarin vergiste zij zich. Als de vrouw eenige briefjes van duizend franken wenschte, was dit niet uit hebzucht, maar alleen om een kleinen handel te kunnen beginnen en met werken het welzijn harer kinderen te bevorderen, op wie al haar gedach ten, al haar teederheid, al haar hoop waren gevestigd. Op den terugweg naar de fabriek dacht Jeanne aan al deze dingen. Zij liep langzaam, met neergeslagen oogen, zonder iets te hooren, iets te zien. Eensklaps schrikte zij op iemand achter haar had haar naam geroepen. Zij wendde het hoofd niet om en in plaats van langzamer, begon sneller te loopen. „Wacht u toch even, vrouw For tier," hoorde zij andermaal achter haar. „Ik ga terug naar de fabriek en ik zou die zware kan voor u kun nen dragen." George had zich omgedraaid en den man, die had geroepen, herken echtgenoot. Maar ze mocht niet heen- nende, stond hij stil, ondanks de gegeven Intusschen had de persoon, door Georges Guraud genoemd, moeder en kind ingehaald. Jeanne, eenigsziris bewogen, deed zichzelf geweld aan om haar emotie te verbergen. De man, die zich bij het gezelschap had gevoegd, was bleek zijn wenk brauwen trilden, zijn hart klopte sneller. Hij bukte zich, nam George in zijn armen, hief hem op en kuste hem op beide wangen. Hem daarna neerzettende, ging hij verder, niet zonder bitterheid zich tot Jeanne wendende „Weet gij, vrouw Fortier, dat men zou zweren, dat gij bang voor m" zijt? Waarom toch? Gij hadt inij goed.gehoord, toen ik straks voor dfc eerste maal uw naam riep en in p'aat van te wachten, zijt gij sneller gaan loopen. Gij hebt dus getracht mij te ontvluchten Wat heb ik u toch ge daan Na eenige aarzeling antwoof Jeanne „Ik verzeker u, dat gij u vergist Ik had u niet gehoord en ik haastte mij om in de fabriek te komen, want mijn woning wordt nu bewaakt door een der vrouwen tijdens mijn afwezig heid." ,Hadt ge mij heusch niet gehoord, Jeanne Fortier," vroeg Gurand. „Ik zeg 't u toch." „Dat is geen reden om het te geloo- ven. Gij mijdt mij altijd, als gij kunt. En toch weet gij hoe gelukkig, ho overgelukkig ik ben, wanneer ik een paar woorden met u kan wisse len. Dat weet ge toch, Jeanne?".. „Mijnheer Guraud," zeide de jonge vrouw, „mag ik verzoeken niet meer te beginnen" over een zaak, waar gij al herhaalde malen over hebt gespro ken. Het is zoo erg onaangenaam voor mij." „En ik dan, Jeanne? Gelooft ge niet hoe ongaarne ik telkens weer daarover begin, wetende hoe koud gij blijft en hoe wantrouwend gij tegenover mij zijt. Ik houd van jr, Jeanné, ik aanbid j Gij weet het.." „Gij ziet wel," onderbrak de jonge weduwe, „gij ziet wel dat ik gelijk had met wat vlugger te loopen en u niet te hooren." „Hoe wil je, dat ik, zwii£ als ik bij je ben, waar al mijn gedachten, al mijn gevoelens zich oplossen in jou. Jeanne, ik houd van je. Je moet er nog aan wennen, mij dit te hooren zeggen en mij dit onophoudelijk tej hooren herhalen...." „En zonder ophouden zal ik u zeggen en het herhalen, dat uw liefde een dwaasheid is 1" antwoordde de weduwe. „Een dwaasheid, waarom „Ik hertrouw niet." „Dat is je toch geen ernst?" „Volkomen ernst." „Ik kan het niet gelooven. Er zijn van die dingen, die niet mogelijk zijn. Gij zijt "jong en knap en het zou dus dwaas zijn weduwe te willen blij ven en uw overige dagen in eenzaam heid te slijten. Kom, kom „Mijnheer Guraud, laten we verder over deze zaak zwijgen." „Waarom er over zwijgen Wat ik zeg, is waarheid." „Gij moest bedenken, dat er ter nauwernood vijf maanden sinds den dood van mijn man zijn verloopen en dat hij uw vriend was." „Dat vergeet ik geenszins. Maar door zijn dood zijt gij geheel vrij ge- Xworden. Is het krenkend voor zijn nagedachtenis te zeggen„Jeanne, de kinderen van Pierre, die mijn vriend was, beschouw ik als de mijne". Laten we nu eens rustig praten, Jeanne. Mijnheer Labrom heeft u na het on geluk aangesteld als concierge van de fabriek. Uw inkomen stelt u in staat om rond te komen, maar meer ook niet, want met uw twee kinderen, waarvan het eene is uitbesteed en u veel geld kost, is het wellicht juist toereikend. Ik verdien vijftien fran ken per dag., vierhonderd vijftig franken per maand., vijf duizend vier honderd franken per jaar Wat dat voor u en uw gezin zou beteeke- nen, weet gij even goed als ik. En dan, ik heb plannen., grootsche plannen. Wij zouden rijk kunnen worden. Wie weet, of ik niet een of anderen dag zelf patroon zou kunnen worden? Dan zoudt gij een gelukkige vrouw en een gelukkige noeder kunnen wor den, Jeanne. Het hangt alleen van je zelf af, van niemand dan van je zelf. Sla om Gods wil mijn voorstel niet af. Daarvoor houd ik te veel van je. De liefde deinst voor niets terug en kent geen berekening. Ik wil je heb ben. Ik zal ie hebben." In verband met de besprekingen in dc Fransche pers over de kwestie van het voorgestelde pact tusschen Engeland en Frankrijk, verneemt de diplomatieke cor respondent van de „Daily Newsdat Lord Hnrdinae. de Encelsche gezant te Parijs, Poincaré in een nota herinnerd heeft aan het feit dat het Pact, zooals te Cannes werd ontworpen, bijzonderlijk bedoeld was te volgen op, en niet vooraf te gaan aan een algemeene regeling van verschillende kwesties tusschen twee landen, met name den Levant en Tanger. In geen dier geval len is de geringste vooruitgang gemaakt in de richting van een oplossing, zoodat elke bespreking van het Pact dientengevolge niet ter zake doet. Ten aanzien van den Levant is de positie in toenemende mate onbevredigend. De conferentie, welke binnen 3 weken na de besprekingen te Parijs betreffende den Le vant had moeten volgen voor een afdeen- de regeling van de Levantkwestie, heeft nog niet plaats gehad. De kemalistische regeering heeft echter besprekingen voorge steld tusschen geallieerden en Turksche af gevaardigden, Frankrijk begunstigt dit voorstel, maar Engeland verzet zich er krachtig legen, daar de beslissingen te Pa rijs een stemming zijn genomen. Zooals de zaken staan, teekent zich een duidelijke kloof af tusgchen de Fran sche en Engelsche opvatting. In het Tsiechische Huis van Afgevaar digden is de Duitsch-nationale Kninsch nogmaals teruggekomen op een reeds vroeger ter sprake gebracht z.g. geheim militair verdrag met Frankrijk. Hij las, naar de „Vossische Zeitung" uit Praag verneemt, den tekst voor. volgens wel ken de Tsjecho-Slojvakijsche regeering verplicht zou zijn, in geval van oorlog, Frankrijk met 500.000 man te ondersteu nen. Spr. verklaarde uit de meest ver trouwbare bron te weten dat Benes en de vertegenwoordigers der Fransche re geering het verdrag den 28en October 1918 hebben onderteekend. Het zou tevens de bepaling bevatten dat Tsjecho-SIowakije zijn politiek op het vasthouden aan de vredesverdragen zou richten, en de lei ding van zijn leger gedurende tien jaren aan een Fransohe militaire missie zou overdragen. Minister-president Benes verklaarde den spr. met t<i willen antwoorden, daar dit den indruk zou kunnen wakken dat diens verklaringen ernstig zouden kunnen wor den opgevat, terwijj geen enkel politicus er de minste waarde aan hecht Hij wees er op reeds vroeger te hebben gezegd, dat zoo'n overeenkomst in het geheel niet be staat. In hot proces, dat thans te Moskou door de bolsjewieken tegen de sociaal- revolutionnairen wordt gevoerd, zijn de beklaagden aan het woord gekomen. Zij hebben hun politiek verdedigd en de re denen, die tot hun bestrijding van het bolsjewisme hebben geleid, toegelicht. Aan het verslag, dat de „Rote Fahne," het or gaan der Duitsche communisten, van de ze zitting geeft, is het volgende: De beklaagde Timosjewef wees er op, dat de sociaal-revolutionnairen sedert de October-omwenteling den strijd met de Snvjet-rcgeering voeren, terwijl zij de re- geeringsvormen der Februari-revolutie verdedigen. Aanvankelijk hadden zij be sloten een uitsluitend jnolitieken strijd te voeren, doch pas na de ontbinding der Constituanlie waren zij gewapenderhand opgetreden. Hij ontkende niet dat de so ciaal-revolutionnairen betrekkingen met de Entente onderhouden, doch hij legde er den nadruk op dat zij tegenstanders zijn geweest van een interventie van buiten staanders in de binnenlandsche aangele genheden van Rusland. De sociaal-revo lutionaire partij echter zal voortgaan het socialisme, hetwelk de Sovjel-regeerig na streeft, te bestrijden, daar zij aanhangster van het oude socialisme is. Grigorij RatneT, een der andere beklaag den ,die later uit zich zelf uit de partij getreden is, verklaarde dat een groote groep van leden der partij zich binnen het bereik van Denikin's leger hebben op gehouden, en dat leger openlijk steunde. Hij verklaarde echter dat Timosjewef on> waarheid sprak toen hij zeide, dat de so ciaal-revolutionnairen openlijk hebben toegegeven dat zij met de geallieerden on derhandeld hebben. Hij zelf was lid van Timosjewef de onderhandelingen zou heb ben gevoerd. Doch hij wist er niets van en kon ook niets vermoeden. Ratner ein digde Zijn pleidooi met de woorden: „De meesten van ons zijn in hun jonge jaren revolutionnair werkzaam geweest. Velen hebben verscheidenen jaren Siberischen dwangarbeid onder het tsarisme achter zich. Wij zijn meerendeels arbeiders en vormen het zwakste gedelte der partij Nadat dit gedeelte uit de partij was ge treden, zijn slechts de Bonzen overgeble ven, die wel de complimenten van Fransche diplomaten verdienen, doch an ders tot niets deugen." Hoezeer de beklaagden onderling op verschillend standpunt staan, bleek ten slofte uit de verklaring van den beklaag de Ignatjef, die verzekerde dat de lei dende groep der sociaal-revolnfionnaire partij wel degelijk op den grondslag eener interventie hoeft gestaan. Zij riep de boeren op tot bestrijding der Sovjet macht, en overal heeft de partij in den strijd tegen de Sovjet-regeering een lei dende rol gespeeld. Het garantie-com. zal op Zaterdag a.s to Berlijn aankomen. De besprekingen met dit comité zullen waarschijnlijk Maandag of Dinsdag beginnen. De regeering zal. naar het „Hbl." verneemt vermoedelijk aan het comité verklaren, dat ze door het uitstel van de leening niet verplicht is tot het houden der door haar gedane toezeggingen ten aanzien van de vaststel ling der vlottende schuld. Zij zal waar schijnlijk ook verklaren, dat zij er ook in haar eigen belang naarzal streven, de ver meerdering van den omloop van het pa pieren geld zooveel mogelijk te beperken. Deze maatregel is natuurlijk afhankelijk van den stand van de mark. Zou tegen de verwachting in de dollar nog stijgen, dan zou de regeering zich niet alleen geplaatst zien tegenover nieuwe loon- eischen van arbeiders en beambten en diientengevolge een nieuwe belasting van de bankbiljettenpers, maar zij zou dan ook de Commissie van Herstel moeten mededeelen, dat bij een noodlottige in eenstorting van den markenkoers geen financieele politiek meer gevoerd kan worden, die de betaling van de schade vergoeding waarborgt. De speciale correspondent van de „Ca pe Argus" in Zuid-West-Afrika meldt, dat op last van generaal Smuts aan de opstandige Hottentotten een telegram is gezonden met de verzekering dat zoo zij zich overgeven hun leven gespaard zal worden en dat zich als antwoord 140 Hottentotten aangemeld hebben, ook Ja cob Christian, het erfelijk stamhoofd De gevangenen verklaarden, dat wel hun aanvoerders waren gedood, ook Abra ham Morris, de kwade geest van den opstand, die gewond was door een gra naatsplinter en twee dagen later overleed. Op de vraag, waarom hadden zich zoo weinig Hottentotten gemeld, verklaar den de gevangenen dat ten gevolge van Morris' dood de opstandelingen zich al gemeen verspreidden, dat niet alleen de Bondelzwarts, doch ook de Hottentolten van de Kaap weer naar hun woonplaat sen terugkeerden. Nicolas Chistian, het honfd der Bon- delzwarten, is nog voortvluchtig. Men ver moedt dat hij zich in de Great Fish River- bergen schuil houdt. Een detachement van vijftig man is uitgezonden om hem op te sporen en hem een boodschan van Jacob te doen geworden, aansporende om zich over te geven. De branden te Belfast. Uit Belfast wordt bericht, dat Woens dagavond een biok huizen, waar de kan toren van zes firma's waren gevestigd, 'totaal door brand zijn vernield. Men zou zeven mannen de gebouwen hebben zien binnengaan en hen petroleum heb ben zien sprenkelen. Woe-Pei-Foe geen minister van oorlog- De benoeming van Woe-Pei-Foe lot minister van oorlog veroorzaakte alge meene verrassing, welke inmiddels ge rechtvaardigd bleek, daar Woe-Pei-Foe naar zijn hoofdkwartier is teruggekeerd na het kabinet te hebben medegedeeld, dat hij bereid is ziin overtollige troe pen af te danken, doch geen porto- het Moskousche centrale comité, toen feuille wenschte. De onderminister van Oorlog, die door Woe-Pei-foe was aan gewezen, zal zich waarschijnlijk met 't ministerie van Oorlog belasten. De wapenstilstand mislukt- De Pekingsche correspondent van de „Times" meldt, dat de onderhandelin gen over een wapenstilstand ten slotte zijn mislukt tengevolge van de weige ring van Tsjang Tsolin om Sjan-Hai- Kwan te ontruimen en dat de gevech ten opnieuw zijn begonnen. Verder meldt hij, dat er in politie ke kringen ongerustheid bestaat met be trekking tot den benedenloop van de Yangtze, waar de betrekkingen tu~sshen de toe:hoens (militaire gouverneurs) van de provincies Tsjekiang en Kiangoo ge spannen zijn. Zij zouden volgens ge ruchte reeds een dreigende houding aan nemen, hetgeen men waarschijnlijk acht in verband met de oppositie van den toechoen. van Tsjekiang t?gen de aan vaarding van het presidentschap door Li Yoean-Hoeng. Lasker, de president der Shipping Board zegt, dat 't voorrecht om alcohol houdende dranken te schenken op sche pen buiten de territoriale zeegrens nood zakelijk is voor het voortbestaan van de Amerikaansche koopvaardij. Een lid van het CongTes uit een der Westelijke staten van Amerika deelde in het Representantenhuis mede, voor nemens te zijn een amendement op het wetsontwerp tot subsidieering van de koopvaardijvloot in te dienen, behelzen de dat niets van de eventueel toe te kennen gelden naar scheepvaartlijnen zal gaan, op welker schepen sterke drank wordt verkocht. In verband met het feit dat het straf recht voor Europeanen en Indiërs in Indië verschillend is, werd op voorstel van een lid der Wetgevende Vergade ring van Indië in September van het vorig jaar een oommissie benoemd om te onderzoeken, in hoeverre deze rechts ongelijkheid zou kunnen worden opge heven. De commissie heeft thans, aldus meldt een R. B. D.-bericht uit Simla, haar conclusies openbaar gemaakt, die zijn genomen met bijna algemeene stem men en de opheffing van de rechts ongelijkheid aanbevolen. Te Brandon, in Manitoba, zijn de onder wijzers ten getale van 80 reeds sedert 30 April in staking omdat zij geen genoegen wenschen te nemen met de door de autori teiten aangezegde verlaging hunner sala rissen met 25 pereent. Sedert is het onder wijs er volslagen gedesorganiseerd. De schoolbevolking, die op de hand der onder wijzers is, jaagt de plaatsvervangende on derwijzers weg met allerlei plagerij en ob structie, zoodat thans nog maar een paar hunner over is, en heeft ook al in het openbaar gedemonstreerd met borden, waarop stond: „Wij willen onze onderwij zers terug hebben I" De staking houdt de bevolking verdeeld. De schoolautorileiten worden gesteund door het conservaiieve deel van de bevol king, de ouders der schoolgaande jeugd steunen de onderwijzers in hun actie. Beide partijen zijn even sterk en geen harer toont teekenen die duiden op zwich ten. Verscheidenen der vroegere onderwij zers ziin overgegaan tot het openen van particuliere scholen, terwijl een aantal der oudere leerlingen elders onderwijs vinden. Het blijkt thans dat op zijn minst 75 personen om het leven zijn gekomen bij den tornado, die Zondag boven het gebied van New-York en New-Yersey heeft ge woed. Van deze personen zijn 53 geïdenti ficeerd; de 22 die nog vermist borden, zijn naar de politie vermoed in de Long Island Sound verdronken. De aangerichte materieele schade is nog niet te schatten, doch is enorm. Tn een dis trict te New-York ziin meer dan 1000 hoornen ontworteld, die in hun val vele huizen beschadigden. Van vele huizen werden de daken afgescheurd. Te Yon- kers, een voorstad van New-York, waren Dinsdag nog vele straten geblokkeerd door de omgevallen boomen. In deze stad is ook het dak van de Presbvteriaansche kerk voor het grootste gedeelte weggesla gen, dat op een auto terecht kwam, waar in 5 passagiers zaten, die wonder boven wonder ongedeerd hieven. Een meisje van 20 jaar, genaamd Mary Sommers, is toen de storm op ziin hoogst was, verscheidene keeren van Citv Island in een plathodemvnartnig uitgevaren en heeft zoodoende aan 24 vrouwen en kin deren, die in de zee met het water wor stelden. het leven gered. Zij dook her haaldelijk in het water om uitgeputte zwemsters te redden. V In Archangel is sedert 8 .jaren het eerste Duitsche stoomschip met een lading mee! aangekomen. Op den terugtocht zal het een lading hout voor Engeland mee nemen. Volgens een berieht uit Warschau heeft de regeering te Moskou besloten Po len en de Batlische staten tot een ontwa peningsconferentie uit te noodigen. Volgens de officieele statstiek zijn de kosten van het levensonderhoud geduren de het tijdperk van 16 mei tot 15 Juni in Oostenrijk met 71 pCt. gestegen. Er werden schoten gelost op 'éëii trein, die nieuwe mijnwerkers vervoerda naar een mijn te Carson Country. De mijn- wacht werd gedood, twee andere passagiers werden gewond. De aanvallers namen de vlucht in de heuvels. De gouverneur heeft den staat van beleg geproclameerd. Blijkens dn volledigen uitslag der pariemens-verkiezingen in Hongarije heb ben de regeemgspartijen 166 en de opposi tie 76 zetels veroverd. „De minister van Arbeid, schrijft het „Weekblad voor Oldenzaal en Omstreken", krijgt de schuld van de hooge belastingen door zijn dure wetten-; hij is degene, die de arbeiders verwent en opzweept en tege lijkertijd, volgens and.eren, een „verrajer" van de arbeiders. Daarom is het niet on dienstig eens kalm de schuld of de on schuld van Minister Aalberse te beschou wen". Stellen we voorop het feit, dat de wet ten welke ond'èr het Departement van Mi nister Aalberse vallen, een tiende van de belastingopbrengst vordert. Dit ter kal- meerng van hen. die ter goedet- of ter kwa der trouw aan dien minister den ontzeten den belastingdruk verwijten! Zijn staat van dienst kan men opmaken uit het volgende niet geheel volledige lijstje: Invoering der verzekeringswetten Talma; verhooging der ouderdomsrente van 2 op 3; Verhooging van het dagloon, uit te kee ren krachtens de Ongevallenwet 1901 van 4 op 8; instelling van een vrijwillige ouderdoms- verzekering; invoering werkloosheids-noodwet; Arbeidswet en wiiziging daarvan; wijziging Gezondheidswet; Vleeschkouringswet; Warenwet; wetten betreffende het woninevraaffstult; zooals instelling van den woningraad, wo ningbouwverenigingen, premies voor den bouw van Middenslandswoningen. Door dit lüstie kriigt men eenif Inzicht in de werkzaamheid van het Ministerie van Arbeid in de bijna voltooide 4 jarige periode. Tien tegen één dat de tegenstanders van Minister Aalberse zich het meest ergeren aan deze twee punten van het lijstje: ver zekeringswetten en arbeidswet, en aart dce laatste nog het meest. Van het gesnotter tegen de verzekerings wetten is het n'enwe reeds lang af; dat mankt zoo'n indruk niet meer. Toeh is het poed er nog eens on te wij zendat de sociale verzekeringswetten een twintigtal iaren op het katholiek nrogrnm gestaan heken, en een uitvloeisel ziin van ons christelük beginsel. Hü die alleen ziin arheid heeft om van te leven, heeft het recht, dat de onbrengst daarvan zoo groot is, dat hü daarvan ziin gezin kan onderhouden, ook als hij niet of niet meer arheiden kan. Dat heginsel dat ook ten grondslag ligf aan de Onp-vaTlcnwet. is verder uitgewerkt in de wet-Talma. Dip wet is dor het ka binet Gort van der Linden niet uitgevoerd. Hef is voor Minister Aalberse een eer, dat hü pr tersfond werk van gemaakt heeft on* dat verzuim van het vorige Ministerie tg herstellen, en die vóór jaren aangenomen wet in te voeren. Temend, die de ehristeliike heginselerl huldigt en het katholiek program erkent, handelt ook hepl inconseouent, wanneet hü aan het Christelük Ministerie de invoe ring van die echt ehristeliike wet verwijf. Maar die last van het zegeltjes plakken dan? In geen enkel Tand, waar dergeliike ver zekeringswetten gelden, heeft men een an- der «falset kunnen vinden, dat h" geliike degplükhpïd meer eenvoudig Is. Weef dg monner-er over 't zegelties-nlakkeo zoo'rt stelsel? Laat hü het bekend maken. Hü zal daarmee menigeen en niet 't minst aan 't Vnicfarïe, een dienst hewiizen. Maar zooals gereed, de grootste' grief hn.tnnf tegen de Arbeidswet. Er z"n mensehen. die geen namen leg- Hik genoeg weten om die wet te vervloe ken. i 1 Waf wiT1-Ti die mensrlien dan? Don; ouden toe«an4 van bandeloozg vri?- tieid l-rue bateau? Eau toestand, die door Pans Leo TTTT ganaemd werd een staverii? Geen «nVpt katholiek kanl dat willen, en -aan enVet t.'heraal durft dat meer open- !ö!- verkondigen. deze ArheMswef gaaf veel te verf éls dat waar is. ts het toeh niet eer'Utc if at aan Minister Aalberse te verwüten. Dig a„T,aMswet taah" is verdedigd door mann-n' n!t aüo nartiian. en aangenoman met h!'na! algameerna stemmen. Heeft Min. Anlheps «a t,iar schuld, dan hebben alle partijen' catn.td, Hat is flink" van' dan minister, 'daï hif oenwüzieing van de arbeidswet heeff aangedurfd, nu de neranderde omstandig heden dat eiseheu. De minister heeft daf gedaan ondanks het geschreeuw vart dg roofta alemaufau, omdat hü 'f nut en dg noodzakelijkheid van de wükiging inzag. Men moge met Minister Aalberse ten op zichte van zün sociale wetgeving van mee ning verschillen, die de totstandkoming van die wetten en de verdediging daarvan door den Minister gevolgd heeft, moet er kennen, daf hif een man is van hoogstaand karakter en grooten moed, die onvervaard dien weg volgt, welken plicht en geweten hem aanwijzen. Aan zulk een karakler pasf onze hulde! ifVordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1922 | | pagina 5