BUITENLAND.
BINNENLAND
Onschuldig veroordeeld
Tweede Blad
INDISCHE KRONIEK-
1.6 tlusAi 1^22
Indië eert zijne groote mannen.
De herinnering van een groot man
eert gansch een volk."
Zoo heeft Gouverneur Generaal
Fock gesproken bij de onthulling
van het monument voor den Regent
van Soemedang.
Deze onthulling is eene gebeur
tenis van niet - alledaagsche betee-
kenis geweest. Niet alleen om de
verdiensten van dezen Inlandschen
bestuursambtenaar, maar ook om
de wijze waarop hier een der „grooten"
werd geëerd.
Monumenten, zooals men gewend
is ze op pleinen en in straten der
Westersche steden te zien, bezit ln-
dië heel weinig. Ruïnen uit vroegere
tijden der Indische geschiedenis bui
ten beschouwing latend, valt het
op hoe weinig men er aan gedacht
heeft, gedurende de drie laatste eeu
wen, met „eerezuilen" van metaal of
steen de gedachtenis aan verdienste
lijke mannen aan het nageslacht
over te leveren.
Wellicht is de verklaring niet ver te
zoeken.
De werkzaamheden, waaraan de
Nederlanders hun tijd gaven, zijn
niet van dien aard geweest, dat er
veel gelegenheid was om de men-
schen te huldigen voor hun arbeid
ten bate van het algemeen welzijn. En
daarnaast, de aanwezigheid der Ne
derlanders in dat Oostersche land
schiep vanzèlf tegengesteldheid van
belangen. Een maatstaf voor ver
dienstelijkheid, welke aan beide kan
ten voldoen kon, was moeilijk te
vinden.
De enkele monumenten, welke
werden opgericht, kunnen weinig
meer getuigen dan van eenzijdige
huldiging.
De belangrijkste er van vindt men
in Insulinde's hoofdstad, Batavia.
Het standbeeld van Jan Pietersz.
Coen, staande voor het voormalige
paleis van Raffles, nu Departements
gebouw van Onderwijs, evenals het
monument voor Generaal Michielsen
staande aan een der zijden van het
Waterlooplein, de Leeuw van Water
loo boven op de witte zuil in het
midden van het plein, en ten slotte
het grootste van allen, het Atjeh-
monument in het Wilhelminapark,
zij zijn gewijd aan personen of ge
beurtenissen, welke recht hebben op
een in 't oog springende plaats in de
geschiedenisboeken van Nederland,
doch ik geloof niet, dat Gouverneur
Generaal Fock bij de onthulling van
deze monumenten de woorden zou
gebezigd hebben, welke ik hierboven
aangehaald heb.
Ook in dit opzicht evolutioneeren
zich de opvattingen.
Ik meen te kunnen zeggen, dat de
tijd voorbij is om gedenksteenen te
plaatsen, welke in het teeken staan
van de versterking van het Neder-
landsche gezag op de Indonesche
eilanden. Wellicht zijn er nog, die dat
betreuren, ook zij zullen moeten
toegeven, dat het algemeene streven
zich meer en meer naar tegenover
gestelde richting gaat keeren.
Het eerste halfjaar van 1922 heeft
echter de onthulling gebracht van
twee monumenten, waarover ik hier
in 't kort schrijven wil.
Pastoor Verbraak.
Wel leven we snel, doch nog leeft
de herinnering aan hem in de harten
van velen onzer.
Ik behoef hier geen schets te geven
van zijn levenswerk.
In de twee laatste nummers van
het orgaan van den St. Claverbond
zijn vele bladzijden ingeruimd voor
de beschrijving van de plechtigheid,
waarmede op den 27sten Januari
van dit jaar de onthulling plaats
vond van het gedenkteeken voor
dezen soldatenpriester. Het tijd
schrift „Indië" gaf nog kort geleden
eenige fraaie foto's van dit gedenk
teeken, zooals het te Bandoeng ge
plaatst werd in een der nieuwe
wijken van deze snelgroeiende stad
in Preanger's hoogvlakte.
Soldatenpriester.
Hoe heeft deze man zich gegeven
voor het welzijn van hen, die als ver
dedigers van het Nederlandsche ge
zag, in het Nederlandsch - Indische
leger juist blootgesteld stonden aan
overgroote moreele gevaren.
Ach, zoodra men over dit leger
wat anders leest dan de verhalen
over zijn roemrijke krijgsverrichtin
Sen, welk een ellende wordt ons
an geopenbaard. De „tangsi", welk
een oord van zedelijke verwording
en ontaarding is ze geweest voor
vele jonge mannen. Ook in Neder-
and weet men dat. En bij tijd en wijle
zijn er in de Kamers van onze volks
vertegenwoordiging scherpe woorden
van afkeuring gssproken nochtans
zonder spoedig resultaat.
Doch hier was een man, die kende
de nooden van den Indischen sol
daat als geen andere, die zijn leven
besteedde om hem te helpen, zoo
goed als hij kon. In het hospitaal
vooral gaf hij zijn hart aan gewonden
en zieken.
Zonder eenige overdrijving kon
Generaal Dijkstra van hem getuigen
„alles waarover Gij in stoffelijken
of geestelijken zin te beschikken
hadt, was voor uwe medemenschen.
Voor een ieder, blank of bruin,
zonder te vragenzijt ge mijner
waardig, of wat is uw geloof Ik
zelf lag daar eenmaal, voelde toen
dien warmen handdruk en hoorde
de vraag Kan ik wat voor je doen
„Was het geen ongewone dag als
de pastoor op de posten kwam
Het gevaar niet achtend van eene
mogelijke beschieting. Brak dan niet
de eentonigheid van ons bestaan,
en gingen wij niet allen met elkaar
naar de kerk, ook al waren wij niet
Katholiek En Pastoor Verbraak,
is het niet gebeurd, toen ge bij mij
op den post waart, dat een paar
Mohamedaansche militairen tot u
kwamen met de bede „Gedenk ons
en ons gezin bij uwe gebeden tot
God."
Het standbeeld zijn nagedachtenis
toegewijd, is eenvoudig als hij zeif
was. In brons afgebeeld staat zijne
schrale gestalte op een granieten
voetstuk, waarop slechts deze woor
den gegrift staan.
Pastoor H. C. Verbraak.
1833 - 1918
Aalmoezenier 1874 - 1881.
Atjeh 1874- 1907.
Niets meer. En toch genoeg.
Den 24sten April vond de onthul
ling plaats van het monument voor
den Regent van Soemedang, waar
van ik in den aanvang dezer kroniek
melding maakte.
Deze feestelijheid heeft een groote
schare belangstellenden doen samen-
stroomen op de aloon - aloon van
het kleine plaatsje, gelegen in de
omgeving van Bandoeng.
Aan het verslag in „de Preanger -
Bode" ontleen ik enkele bijzonder
heden.
Zonder meer glij ik heen over de
beschrijving, hoe het feest werd in
geleid door het zingen van het Wil
helmus" in de oude toonzetting door
de leerlingen van de Hollandsch -
Inlandsche school. Belangrijk was
de rede bij deze gelegenheid door
den landvoogd gehouden, waaraan
ik al enkele woorden ontleende. In
deze rede toch werd zooiets als een
politiek program ontvouwd.
„Het is mij - aldus Zijne Exellen-
tie - „een voorrecht namens hare
majesteit onze koningin, deze gewes
ten regeerende, een gedenkteeken te
onthullen ter eere van den man, die
gedurende een halve eeuw zijn land
trouw heeft gediend, die op niets
anders het oog had dan op het wel
zijn der bevolking en een sieraad
was van het geslacht, hetwelk, ge
durende twee eeuwen in groote trouw
aan het Nederlandsche gezag ver
knocht, het heil der Inlandsche be
volking heeft gediend.
„Reeds tijdens zijn leven heeft de
regeering zijne verdiensten meerma
len getoond te erkennen. En thans
is het ons een voorrecht zijn nage
dachtenis aldus te eeren.
„Wijlen de Pangeran van Soeme
dang heeft mede den weg bereid tot
de ontvoogding, die thans het doel
der regeering is.
„De ontvoogding dezer gewesten
zal meer en meer plaats hebben en
steeds worden uitgebreid. Steeds
zal grooter deel der bestuurstaak
op de bevolking zelf worden gelegd.
„De gansche bevolking van Neder
landsch - Indië moet den ontslapene
dank weten.
„Doch Soemedang vooral heeft
zeer veel aan den overleden Pangeran
te danken. Landbouw en veeteelt
waren de onderwerpen van zijn voort
durende zorg.
Hij genoot het vertrouwen der
gansche bevolking. Hij was geëerd
en geacht om zijn positie, maar meer
nog om zijn groote karaktereigen
schappen. Met recht heette hij Pan
geran Sampoerna „de volmaakte".
Voorwaar, het was geen geringe
lof, welke hier door den landvoogd
aan dezen Inlandschen ambtenaar
werd toegezwaaid.
Bij het monument, bekroond door
een koperen koepel, waren aan den
voorkant deze woorden invebeiteld:
„Opgedragen aan Pang. ai Aria
Atmadja,
Regent van Soemedang 1885-
1919.
Geboren te Soemedang 11 Janu
ari 1851.
Overleden te Mekka 1 Juni 1921.
Gedurende de plechtigheid der ont
hulling waren een zestal vliegtuigen
uit het Westen aan komen vliegen,
die boven de aloon - aloon bleven
cirkelen. Namens den Politiek-.Beo-.;
nomischen - Bond en de Soekaboemi-
sche Landbouwvereeniging werden
kransen bij het monument neerge-
legd.
Van de zijde der Inlandsche orga
nisaties, zooals de S. L, Boedi - Oe-
tomo was geen teeken van belang
stelling gekomen.
Wat inderdaad opmerking verdient.
Was deze man in hun oogen geen
„groote", die verdiende te worden
geëerd? Werd aldus deze poging
der regeering om duidelijk uitdruk
king te geven aan de beginselen,
welke onze huidige koloniale poli
tiek leiden, om demonstratief blijk
te geven van het streven, door samen
werking van Nederlander en Inlander
Indie's ontwikkeling tot latere zelf
standigheid te bespoedigen, door In
landsche vooruitstrevers smadelijk
genegeerd
Ik moet hier wel de lust bedwingen
om tusschen beide hierboven be-'
schreven gebeurtenissen eenige ge
dachte - parallellen te trekken.
Eene opmerking moge hier worden
gemaakt.
Wederom is hier gebleken, dat het
buitengewoon moeilijk is langs poli
tieke wegen vereeniging te verkrijgen
van verschillende strevingen, zelfs
al lijken deze in theorie hetzelfde
einddoel te beoogen.
De associatie - gedachte denk ik
me in Indië slechts dan voor ver
wezenlijking vatbaar, wanneer Neder
lander en Inlander geleerd hebben
samen te bidden.
Dat zal zijn in een tijd, dat naast
Pastoor Verbraak, meerdere pries
ters door gansch het volk worden
geëerd als „groote mannen."
Engeland en Frankrijk.
Frankrijk en Tsjecho-SIowakije.
Het proces tegen de soclaal-
revolutionnairen in China.
Duitschland's iinancieele
verplichtingen.
De opstand der Hottenttoten.
De Iersche kwestie.
De revolt! .tie in China.
Het alcoholverbod in de Ver.
Staten.
Het strafrecht in Britsch Indië.
GEM. BUITENL. BERICHTEN.
Een schoolstaking in Canada.
De Ternado.
KERN IN SSKGGL
Nationale Bedevaart naar
Lourdes.
De Nederlandsche bedevaart is ta
Lourdes op den bepaalden tijd aan
gekomen. Alles is wel.
DE MINISTER VAN ARBEID.
FEUILLETON
gaan. Zij en haar kinderen moesten pogingen zijner moeder om hem mee
even. En dan, met naaiwerk zou ze I te trekken.
nooit zooveel kunnen verdienen. „Moedertje," zeide hij, „daar komt
Guraud aan, die mij m'n dada heeft
De jonge weduwe was, zooals wij
weten, zes en twintig jaar. Werkzaam
van natuur en zeer bekwaam als naai
ster. Op twee en twintigjarigen leef-
t ijd was zij getrouwd met een braven
jongen man, mecanicien in de fabriek
van mijnheer Jules Labrom. Vóór
eenige maanden was hij verongelukt
ïengevolge van het uiteenspringen
eerier machine, weliswaar door eigen
o ivoorzich g eid of Sever door een
oogenblik van onoplettendheid.
Mijnheer Labrom, begaan met het
lot der weduwe en kinderen had haar
de betrekking van concierge aange
boden. Dankbaar had Jeanne deze
aangenomen, omdat daarmee het be
staai van haar gezin was verzekerd.
Maar, zooals wij haar tegen de krui
deniersvrouw van Maisons-Alfort hoor
den zeggen, leed zij in de omgeving
waar alles haar herinnerde aan het
tragische einde van den beweenden
De winkelierster van Maisons-Al
fort meende, dat Jeanne hebzuchtig
was. Daarin vergiste zij zich. Als de
vrouw eenige briefjes van duizend
franken wenschte, was dit niet uit
hebzucht, maar alleen om een kleinen
handel te kunnen beginnen en met
werken het welzijn harer kinderen
te bevorderen, op wie al haar gedach
ten, al haar teederheid, al haar hoop
waren gevestigd.
Op den terugweg naar de fabriek
dacht Jeanne aan al deze dingen.
Zij liep langzaam, met neergeslagen
oogen, zonder iets te hooren, iets te
zien. Eensklaps schrikte zij op
iemand achter haar had haar naam
geroepen. Zij wendde het hoofd niet
om en in plaats van langzamer, begon
sneller te loopen.
„Wacht u toch even, vrouw For
tier," hoorde zij andermaal achter
haar. „Ik ga terug naar de fabriek
en ik zou die zware kan voor u kun
nen dragen."
George had zich omgedraaid en
den man, die had geroepen, herken
echtgenoot. Maar ze mocht niet heen- nende, stond hij stil, ondanks de
gegeven
Intusschen had de persoon, door
Georges Guraud genoemd, moeder
en kind ingehaald. Jeanne, eenigsziris
bewogen, deed zichzelf geweld aan
om haar emotie te verbergen.
De man, die zich bij het gezelschap
had gevoegd, was bleek zijn wenk
brauwen trilden, zijn hart klopte
sneller. Hij bukte zich, nam George
in zijn armen, hief hem op en kuste
hem op beide wangen. Hem daarna
neerzettende, ging hij verder, niet
zonder bitterheid zich tot Jeanne
wendende
„Weet gij, vrouw Fortier, dat men
zou zweren, dat gij bang voor m"
zijt? Waarom toch? Gij hadt inij
goed.gehoord, toen ik straks voor dfc
eerste maal uw naam riep en in p'aat
van te wachten, zijt gij sneller gaan
loopen. Gij hebt dus getracht mij te
ontvluchten Wat heb ik u toch ge
daan
Na eenige aarzeling antwoof
Jeanne
„Ik verzeker u, dat gij u vergist
Ik had u niet gehoord en ik haastte
mij om in de fabriek te komen, want
mijn woning wordt nu bewaakt door
een der vrouwen tijdens mijn afwezig
heid."
,Hadt ge mij heusch niet gehoord,
Jeanne Fortier," vroeg Gurand.
„Ik zeg 't u toch."
„Dat is geen reden om het te geloo-
ven. Gij mijdt mij altijd, als gij
kunt. En toch weet gij hoe gelukkig,
ho overgelukkig ik ben, wanneer
ik een paar woorden met u kan wisse
len. Dat weet ge toch, Jeanne?"..
„Mijnheer Guraud," zeide de jonge
vrouw, „mag ik verzoeken niet meer
te beginnen" over een zaak, waar gij
al herhaalde malen over hebt gespro
ken. Het is zoo erg onaangenaam voor
mij."
„En ik dan, Jeanne? Gelooft ge
niet hoe ongaarne ik telkens weer
daarover begin, wetende hoe koud
gij blijft en hoe wantrouwend gij
tegenover mij zijt. Ik houd van jr,
Jeanné, ik aanbid j Gij weet het.."
„Gij ziet wel," onderbrak de jonge
weduwe, „gij ziet wel dat ik gelijk
had met wat vlugger te loopen en u
niet te hooren."
„Hoe wil je, dat ik, zwii£ als ik bij
je ben, waar al mijn gedachten, al
mijn gevoelens zich oplossen in jou.
Jeanne, ik houd van je. Je moet er
nog aan wennen, mij dit te hooren
zeggen en mij dit onophoudelijk tej
hooren herhalen...."
„En zonder ophouden zal ik u
zeggen en het herhalen, dat uw liefde
een dwaasheid is 1" antwoordde de
weduwe.
„Een dwaasheid, waarom
„Ik hertrouw niet."
„Dat is je toch geen ernst?"
„Volkomen ernst."
„Ik kan het niet gelooven. Er zijn
van die dingen, die niet mogelijk
zijn. Gij zijt "jong en knap en het zou
dus dwaas zijn weduwe te willen blij
ven en uw overige dagen in eenzaam
heid te slijten. Kom, kom
„Mijnheer Guraud, laten we verder
over deze zaak zwijgen."
„Waarom er over zwijgen Wat
ik zeg, is waarheid."
„Gij moest bedenken, dat er ter
nauwernood vijf maanden sinds den
dood van mijn man zijn verloopen
en dat hij uw vriend was."
„Dat vergeet ik geenszins. Maar
door zijn dood zijt gij geheel vrij ge-
Xworden. Is het krenkend voor zijn
nagedachtenis te zeggen„Jeanne,
de kinderen van Pierre, die mijn vriend
was, beschouw ik als de mijne". Laten
we nu eens rustig praten, Jeanne.
Mijnheer Labrom heeft u na het on
geluk aangesteld als concierge van
de fabriek. Uw inkomen stelt u in
staat om rond te komen, maar meer
ook niet, want met uw twee kinderen,
waarvan het eene is uitbesteed en u
veel geld kost, is het wellicht juist
toereikend. Ik verdien vijftien fran
ken per dag., vierhonderd vijftig
franken per maand., vijf duizend
vier honderd franken per jaar Wat
dat voor u en uw gezin zou beteeke-
nen, weet gij even goed als ik. En dan,
ik heb plannen., grootsche plannen.
Wij zouden rijk kunnen worden.
Wie weet, of ik niet een of anderen dag
zelf patroon zou kunnen worden?
Dan zoudt gij een gelukkige vrouw
en een gelukkige noeder kunnen wor
den, Jeanne. Het hangt alleen van je
zelf af, van niemand dan van je zelf.
Sla om Gods wil mijn voorstel niet
af. Daarvoor houd ik te veel van je.
De liefde deinst voor niets terug en
kent geen berekening. Ik wil je heb
ben. Ik zal ie hebben."
In verband met de besprekingen in dc
Fransche pers over de kwestie van het
voorgestelde pact tusschen Engeland en
Frankrijk, verneemt de diplomatieke cor
respondent van de „Daily Newsdat Lord
Hnrdinae. de Encelsche gezant te Parijs,
Poincaré in een nota herinnerd heeft aan
het feit dat het Pact, zooals te Cannes
werd ontworpen, bijzonderlijk bedoeld was
te volgen op, en niet vooraf te gaan aan
een algemeene regeling van verschillende
kwesties tusschen twee landen, met name
den Levant en Tanger. In geen dier geval
len is de geringste vooruitgang gemaakt in
de richting van een oplossing, zoodat elke
bespreking van het Pact dientengevolge
niet ter zake doet.
Ten aanzien van den Levant is de positie
in toenemende mate onbevredigend. De
conferentie, welke binnen 3 weken na de
besprekingen te Parijs betreffende den Le
vant had moeten volgen voor een afdeen-
de regeling van de Levantkwestie, heeft
nog niet plaats gehad. De kemalistische
regeering heeft echter besprekingen voorge
steld tusschen geallieerden en Turksche af
gevaardigden, Frankrijk begunstigt dit
voorstel, maar Engeland verzet zich er
krachtig legen, daar de beslissingen te Pa
rijs een stemming zijn genomen.
Zooals de zaken staan, teekent zich
een duidelijke kloof af tusgchen de Fran
sche en Engelsche opvatting.
In het Tsiechische Huis van Afgevaar
digden is de Duitsch-nationale Kninsch
nogmaals teruggekomen op een reeds
vroeger ter sprake gebracht z.g. geheim
militair verdrag met Frankrijk. Hij las,
naar de „Vossische Zeitung" uit Praag
verneemt, den tekst voor. volgens wel
ken de Tsjecho-Slojvakijsche regeering
verplicht zou zijn, in geval van oorlog,
Frankrijk met 500.000 man te ondersteu
nen. Spr. verklaarde uit de meest ver
trouwbare bron te weten dat Benes en
de vertegenwoordigers der Fransche re
geering het verdrag den 28en October 1918
hebben onderteekend. Het zou tevens de
bepaling bevatten dat Tsjecho-SIowakije
zijn politiek op het vasthouden aan de
vredesverdragen zou richten, en de lei
ding van zijn leger gedurende tien jaren
aan een Fransohe militaire missie zou
overdragen.
Minister-president Benes verklaarde den
spr. met t<i willen antwoorden, daar dit
den indruk zou kunnen wakken dat diens
verklaringen ernstig zouden kunnen wor
den opgevat, terwijj geen enkel politicus
er de minste waarde aan hecht Hij wees
er op reeds vroeger te hebben gezegd, dat
zoo'n overeenkomst in het geheel niet be
staat.
In hot proces, dat thans te Moskou
door de bolsjewieken tegen de sociaal-
revolutionnairen wordt gevoerd, zijn de
beklaagden aan het woord gekomen. Zij
hebben hun politiek verdedigd en de re
denen, die tot hun bestrijding van het
bolsjewisme hebben geleid, toegelicht. Aan
het verslag, dat de „Rote Fahne," het or
gaan der Duitsche communisten, van de
ze zitting geeft, is het volgende:
De beklaagde Timosjewef wees er op,
dat de sociaal-revolutionnairen sedert de
October-omwenteling den strijd met de
Snvjet-rcgeering voeren, terwijl zij de re-
geeringsvormen der Februari-revolutie
verdedigen. Aanvankelijk hadden zij be
sloten een uitsluitend jnolitieken strijd te
voeren, doch pas na de ontbinding der
Constituanlie waren zij gewapenderhand
opgetreden. Hij ontkende niet dat de so
ciaal-revolutionnairen betrekkingen met de
Entente onderhouden, doch hij legde er
den nadruk op dat zij tegenstanders zijn
geweest van een interventie van buiten
staanders in de binnenlandsche aangele
genheden van Rusland. De sociaal-revo
lutionaire partij echter zal voortgaan het
socialisme, hetwelk de Sovjel-regeerig na
streeft, te bestrijden, daar zij aanhangster
van het oude socialisme is.
Grigorij RatneT, een der andere beklaag
den ,die later uit zich zelf uit de partij
getreden is, verklaarde dat een groote
groep van leden der partij zich binnen
het bereik van Denikin's leger hebben op
gehouden, en dat leger openlijk steunde.
Hij verklaarde echter dat Timosjewef on>
waarheid sprak toen hij zeide, dat de so
ciaal-revolutionnairen openlijk hebben
toegegeven dat zij met de geallieerden on
derhandeld hebben. Hij zelf was lid van
Timosjewef de onderhandelingen zou heb
ben gevoerd. Doch hij wist er niets van
en kon ook niets vermoeden. Ratner ein
digde Zijn pleidooi met de woorden: „De
meesten van ons zijn in hun jonge jaren
revolutionnair werkzaam geweest. Velen
hebben verscheidenen jaren Siberischen
dwangarbeid onder het tsarisme achter
zich. Wij zijn meerendeels arbeiders en
vormen het zwakste gedelte der partij
Nadat dit gedeelte uit de partij was ge
treden, zijn slechts de Bonzen overgeble
ven, die wel de complimenten van
Fransche diplomaten verdienen, doch an
ders tot niets deugen."
Hoezeer de beklaagden onderling op
verschillend standpunt staan, bleek ten
slofte uit de verklaring van den beklaag
de Ignatjef, die verzekerde dat de lei
dende groep der sociaal-revolnfionnaire
partij wel degelijk op den grondslag
eener interventie hoeft gestaan. Zij riep
de boeren op tot bestrijding der Sovjet
macht, en overal heeft de partij in den
strijd tegen de Sovjet-regeering een lei
dende rol gespeeld.
Het garantie-com. zal op Zaterdag a.s to
Berlijn aankomen. De besprekingen met
dit comité zullen waarschijnlijk Maandag
of Dinsdag beginnen. De regeering zal.
naar het „Hbl." verneemt vermoedelijk
aan het comité verklaren, dat ze door
het uitstel van de leening niet verplicht
is tot het houden der door haar gedane
toezeggingen ten aanzien van de vaststel
ling der vlottende schuld. Zij zal waar
schijnlijk ook verklaren, dat zij er ook in
haar eigen belang naarzal streven, de ver
meerdering van den omloop van het pa
pieren geld zooveel mogelijk te beperken.
Deze maatregel is natuurlijk afhankelijk
van den stand van de mark. Zou tegen
de verwachting in de dollar nog stijgen,
dan zou de regeering zich niet alleen
geplaatst zien tegenover nieuwe loon-
eischen van arbeiders en beambten en
diientengevolge een nieuwe belasting van
de bankbiljettenpers, maar zij zou dan
ook de Commissie van Herstel moeten
mededeelen, dat bij een noodlottige in
eenstorting van den markenkoers geen
financieele politiek meer gevoerd kan
worden, die de betaling van de schade
vergoeding waarborgt.
De speciale correspondent van de „Ca
pe Argus" in Zuid-West-Afrika meldt,
dat op last van generaal Smuts aan de
opstandige Hottentotten een telegram is
gezonden met de verzekering dat zoo zij
zich overgeven hun leven gespaard zal
worden en dat zich als antwoord 140
Hottentotten aangemeld hebben, ook Ja
cob Christian, het erfelijk stamhoofd
De gevangenen verklaarden, dat wel hun
aanvoerders waren gedood, ook Abra
ham Morris, de kwade geest van den
opstand, die gewond was door een gra
naatsplinter en twee dagen later overleed.
Op de vraag, waarom hadden zich zoo
weinig Hottentotten gemeld, verklaar
den de gevangenen dat ten gevolge van
Morris' dood de opstandelingen zich al
gemeen verspreidden, dat niet alleen de
Bondelzwarts, doch ook de Hottentolten
van de Kaap weer naar hun woonplaat
sen terugkeerden.
Nicolas Chistian, het honfd der Bon-
delzwarten, is nog voortvluchtig. Men ver
moedt dat hij zich in de Great Fish River-
bergen schuil houdt. Een detachement
van vijftig man is uitgezonden om hem
op te sporen en hem een boodschan van
Jacob te doen geworden, aansporende om
zich over te geven.
De branden te Belfast.
Uit Belfast wordt bericht, dat Woens
dagavond een biok huizen, waar de kan
toren van zes firma's waren gevestigd,
'totaal door brand zijn vernield. Men
zou zeven mannen de gebouwen hebben
zien binnengaan en hen petroleum heb
ben zien sprenkelen.
Woe-Pei-Foe geen minister
van oorlog-
De benoeming van Woe-Pei-Foe lot
minister van oorlog veroorzaakte alge
meene verrassing, welke inmiddels ge
rechtvaardigd bleek, daar Woe-Pei-Foe
naar zijn hoofdkwartier is teruggekeerd
na het kabinet te hebben medegedeeld,
dat hij bereid is ziin overtollige troe
pen af te danken, doch geen porto-
het Moskousche centrale comité, toen feuille wenschte. De onderminister van
Oorlog, die door Woe-Pei-foe was aan
gewezen, zal zich waarschijnlijk met 't
ministerie van Oorlog belasten.
De wapenstilstand mislukt-
De Pekingsche correspondent van de
„Times" meldt, dat de onderhandelin
gen over een wapenstilstand ten slotte
zijn mislukt tengevolge van de weige
ring van Tsjang Tsolin om Sjan-Hai-
Kwan te ontruimen en dat de gevech
ten opnieuw zijn begonnen.
Verder meldt hij, dat er in politie
ke kringen ongerustheid bestaat met be
trekking tot den benedenloop van de
Yangtze, waar de betrekkingen tu~sshen
de toe:hoens (militaire gouverneurs) van
de provincies Tsjekiang en Kiangoo ge
spannen zijn. Zij zouden volgens ge
ruchte reeds een dreigende houding aan
nemen, hetgeen men waarschijnlijk acht
in verband met de oppositie van den
toechoen. van Tsjekiang t?gen de aan
vaarding van het presidentschap door Li
Yoean-Hoeng.
Lasker, de president der Shipping
Board zegt, dat 't voorrecht om alcohol
houdende dranken te schenken op sche
pen buiten de territoriale zeegrens nood
zakelijk is voor het voortbestaan van de
Amerikaansche koopvaardij.
Een lid van het CongTes uit een
der Westelijke staten van Amerika deelde
in het Representantenhuis mede, voor
nemens te zijn een amendement op het
wetsontwerp tot subsidieering van de
koopvaardijvloot in te dienen, behelzen
de dat niets van de eventueel toe te
kennen gelden naar scheepvaartlijnen zal
gaan, op welker schepen sterke drank
wordt verkocht.
In verband met het feit dat het straf
recht voor Europeanen en Indiërs in
Indië verschillend is, werd op voorstel
van een lid der Wetgevende Vergade
ring van Indië in September van het
vorig jaar een oommissie benoemd om
te onderzoeken, in hoeverre deze rechts
ongelijkheid zou kunnen worden opge
heven. De commissie heeft thans, aldus
meldt een R. B. D.-bericht uit Simla,
haar conclusies openbaar gemaakt, die
zijn genomen met bijna algemeene stem
men en de opheffing van de rechts
ongelijkheid aanbevolen.
Te Brandon, in Manitoba, zijn de onder
wijzers ten getale van 80 reeds sedert 30
April in staking omdat zij geen genoegen
wenschen te nemen met de door de autori
teiten aangezegde verlaging hunner sala
rissen met 25 pereent. Sedert is het onder
wijs er volslagen gedesorganiseerd. De
schoolbevolking, die op de hand der onder
wijzers is, jaagt de plaatsvervangende on
derwijzers weg met allerlei plagerij en ob
structie, zoodat thans nog maar een paar
hunner over is, en heeft ook al in het
openbaar gedemonstreerd met borden,
waarop stond: „Wij willen onze onderwij
zers terug hebben I"
De staking houdt de bevolking verdeeld.
De schoolautorileiten worden gesteund
door het conservaiieve deel van de bevol
king, de ouders der schoolgaande jeugd
steunen de onderwijzers in hun actie.
Beide partijen zijn even sterk en geen
harer toont teekenen die duiden op zwich
ten. Verscheidenen der vroegere onderwij
zers ziin overgegaan tot het openen van
particuliere scholen, terwijl een aantal der
oudere leerlingen elders onderwijs vinden.
Het blijkt thans dat op zijn minst 75
personen om het leven zijn gekomen bij
den tornado, die Zondag boven het gebied
van New-York en New-Yersey heeft ge
woed. Van deze personen zijn 53 geïdenti
ficeerd; de 22 die nog vermist borden, zijn
naar de politie vermoed in de Long Island
Sound verdronken.
De aangerichte materieele schade is nog
niet te schatten, doch is enorm. Tn een dis
trict te New-York ziin meer dan 1000
hoornen ontworteld, die in hun val vele
huizen beschadigden. Van vele huizen
werden de daken afgescheurd. Te Yon-
kers, een voorstad van New-York, waren
Dinsdag nog vele straten geblokkeerd
door de omgevallen boomen. In deze stad
is ook het dak van de Presbvteriaansche
kerk voor het grootste gedeelte weggesla
gen, dat op een auto terecht kwam, waar
in 5 passagiers zaten, die wonder boven
wonder ongedeerd hieven.
Een meisje van 20 jaar, genaamd Mary
Sommers, is toen de storm op ziin hoogst
was, verscheidene keeren van Citv Island
in een plathodemvnartnig uitgevaren en
heeft zoodoende aan 24 vrouwen en kin
deren, die in de zee met het water wor
stelden. het leven gered. Zij dook her
haaldelijk in het water om uitgeputte
zwemsters te redden.
V
In Archangel is sedert 8 .jaren het
eerste Duitsche stoomschip met een lading
mee! aangekomen. Op den terugtocht zal
het een lading hout voor Engeland mee
nemen.
Volgens een berieht uit Warschau
heeft de regeering te Moskou besloten Po
len en de Batlische staten tot een ontwa
peningsconferentie uit te noodigen.
Volgens de officieele statstiek zijn de
kosten van het levensonderhoud geduren
de het tijdperk van 16 mei tot 15 Juni in
Oostenrijk met 71 pCt. gestegen.
Er werden schoten gelost op 'éëii
trein, die nieuwe mijnwerkers vervoerda
naar een mijn te Carson Country. De mijn-
wacht werd gedood, twee andere passagiers
werden gewond. De aanvallers namen de
vlucht in de heuvels. De gouverneur heeft
den staat van beleg geproclameerd.
Blijkens dn volledigen uitslag der
pariemens-verkiezingen in Hongarije heb
ben de regeemgspartijen 166 en de opposi
tie 76 zetels veroverd.
„De minister van Arbeid, schrijft het
„Weekblad voor Oldenzaal en Omstreken",
krijgt de schuld van de hooge belastingen
door zijn dure wetten-; hij is degene, die de
arbeiders verwent en opzweept en tege
lijkertijd, volgens and.eren, een „verrajer"
van de arbeiders. Daarom is het niet on
dienstig eens kalm de schuld of de on
schuld van Minister Aalberse te beschou
wen".
Stellen we voorop het feit, dat de wet
ten welke ond'èr het Departement van Mi
nister Aalberse vallen, een tiende van de
belastingopbrengst vordert. Dit ter kal-
meerng van hen. die ter goedet- of ter kwa
der trouw aan dien minister den ontzeten
den belastingdruk verwijten!
Zijn staat van dienst kan men opmaken
uit het volgende niet geheel volledige
lijstje:
Invoering der verzekeringswetten Talma;
verhooging der ouderdomsrente van 2
op 3;
Verhooging van het dagloon, uit te kee
ren krachtens de Ongevallenwet 1901 van
4 op 8;
instelling van een vrijwillige ouderdoms-
verzekering;
invoering werkloosheids-noodwet;
Arbeidswet en wiiziging daarvan;
wijziging Gezondheidswet;
Vleeschkouringswet;
Warenwet;
wetten betreffende het woninevraaffstult;
zooals instelling van den woningraad, wo
ningbouwverenigingen, premies voor den
bouw van Middenslandswoningen.
Door dit lüstie kriigt men eenif Inzicht
in de werkzaamheid van het Ministerie
van Arbeid in de bijna voltooide 4 jarige
periode.
Tien tegen één dat de tegenstanders van
Minister Aalberse zich het meest ergeren
aan deze twee punten van het lijstje: ver
zekeringswetten en arbeidswet, en aart
dce laatste nog het meest.
Van het gesnotter tegen de verzekerings
wetten is het n'enwe reeds lang af; dat
mankt zoo'n indruk niet meer.
Toeh is het poed er nog eens on te wij
zendat de sociale verzekeringswetten een
twintigtal iaren op het katholiek nrogrnm
gestaan heken, en een uitvloeisel ziin
van ons christelük beginsel. Hü die alleen
ziin arheid heeft om van te leven, heeft
het recht, dat de onbrengst daarvan zoo
groot is, dat hü daarvan ziin gezin kan
onderhouden, ook als hij niet of niet meer
arheiden kan.
Dat heginsel dat ook ten grondslag ligf
aan de Onp-vaTlcnwet. is verder uitgewerkt
in de wet-Talma. Dip wet is dor het ka
binet Gort van der Linden niet uitgevoerd.
Hef is voor Minister Aalberse een eer, dat
hü pr tersfond werk van gemaakt heeft on*
dat verzuim van het vorige Ministerie tg
herstellen, en die vóór jaren aangenomen
wet in te voeren.
Temend, die de ehristeliike heginselerl
huldigt en het katholiek program erkent,
handelt ook hepl inconseouent, wanneet
hü aan het Christelük Ministerie de invoe
ring van die echt ehristeliike wet verwijf.
Maar die last van het zegeltjes plakken
dan?
In geen enkel Tand, waar dergeliike ver
zekeringswetten gelden, heeft men een an-
der «falset kunnen vinden, dat h" geliike
degplükhpïd meer eenvoudig Is. Weef dg
monner-er over 't zegelties-nlakkeo zoo'rt
stelsel? Laat hü het bekend maken. Hü zal
daarmee menigeen en niet 't minst aan 't
Vnicfarïe, een dienst hewiizen.
Maar zooals gereed, de grootste' grief
hn.tnnf tegen de Arbeidswet.
Er z"n mensehen. die geen namen leg-
Hik genoeg weten om die wet te vervloe
ken. i 1
Waf wiT1-Ti die mensrlien dan?
Don; ouden toe«an4 van bandeloozg vri?-
tieid l-rue bateau? Eau toestand, die door
Pans Leo TTTT ganaemd werd een staverii?
Geen «nVpt katholiek kanl dat willen, en
-aan enVet t.'heraal durft dat meer open-
!ö!- verkondigen.
deze ArheMswef gaaf veel te verf
éls dat waar is. ts het toeh niet eer'Utc
if at aan Minister Aalberse te verwüten. Dig
a„T,aMswet taah" is verdedigd door mann-n'
n!t aüo nartiian. en aangenoman met h!'na!
algameerna stemmen. Heeft Min. Anlheps
«a t,iar schuld, dan hebben alle partijen'
catn.td,
Hat is flink" van' dan minister, 'daï hif
oenwüzieing van de arbeidswet heeff
aangedurfd, nu de neranderde omstandig
heden dat eiseheu. De minister heeft daf
gedaan ondanks het geschreeuw vart dg
roofta alemaufau, omdat hü 'f nut en dg
noodzakelijkheid van de wükiging inzag.
Men moge met Minister Aalberse ten op
zichte van zün sociale wetgeving van mee
ning verschillen, die de totstandkoming
van die wetten en de verdediging daarvan
door den Minister gevolgd heeft, moet er
kennen, daf hif een man is van hoogstaand
karakter en grooten moed, die onvervaard
dien weg volgt, welken plicht en geweten
hem aanwijzen.
Aan zulk een karakler pasf onze hulde!
ifVordt vervolgd.)