Uit het Leven. BINNENLAND. Tweede Blad 8 Juli 1922 ¥an mi en wetgeving. ELCK WAT WILS DE WERKLOOSHEID. Hoewel langzaam wordt toch in de meeste bedrijven, de werkloos heid minder. Of we daaruit de conclusie mogen trekken, dat er een algemeene verbe tering van den toestand is ingetreden is geheel iets anders en zal wel aan gegronden twijfel onderhevig zijn. Zoolang door verschillende om standigheden de koopkracht van een groot deel der Europcesche bevolking zoo gering is, zoolang het geldwezen in verschillende landen in den beken den berooide toestand verkeert zoolang is er heel wat optimisme noodig, om zich een merkbaar verbeterde toestand voor de oogen te kunnen tooveren. Het zal dus, over 't algemeen ge dacht, verstandig zijn ons er op voor te bereiden, dat de werkloosheid voor- loopig nog wel exorbitant groot zal blijven. De thans waarnemende daling van het cijfer is in elk geval geen be trouwbare maatstaf voor een gerust stellend oordeel. Zoodat, ondanks de fraaiste bezui nigingsleuzen welke vooral tijdens de verkiezingen werden aangeheven, de zorg voor de werkloozen zich met volle kracht blijft opdringen en dit in steeds meerdere mate zal doen als straks de landarbeiders en dergelijke groepen het reeds groote aantal werkloozen met tienduizenden zullen vermeer deren. Voor wie die zorg een steen des aanstoots is, in dien zin, dat zij liever die zorg maar van zich afschuiven, zal het wel aanbevelenswaardig zijn, maar eens kenbaar te maken hoe zij dat zaakje in 't vat willen gieten want voor zoover ik het zie, ontkomt men niet aan een van de middelen welke ook voorheen werden toegepast, n.l. verruiming van werkgelegenheid of steun aan de werkloozenkassen. Niemand, en zeker niet de kasbe- sturen, zullen er bezwaar tegen maken, dat geen kapitalen worden besteed aan werkloozensteun, maar dat die gelden worden aangewend om pro ductief werk te doen verrichten. Het doen verrichten van werken is duizendmaal beter, zoowel moreel als economisch, dan groote bedragen te laten verbruiken, die economisch gedacht, weggegooid geld zijn en bovendien het moreel van die men- schen zeker niet verhoogt. Er is op dat terrein reeds veel gedaanmaar toch zal ieder, die kennis neemt van de groote bedragen, welke nu en vooral in den wintertijd aan werkloozensteun worden uitge keerd, toegeven.dat deze heel wat nut tiger konden gebruikt worden, wan neer die bedragen niet rechtstreeks als steun, maar voor werkgelegenheid werden besteed. Misschien niet in elke gemeente, maar er zijn noodzakelijke werken genoeg, die zeker op den duur pro ductief zijn, zoodat het niet noodig is de slechtste methode te volgen, mits niet door onbeholpen formalisme alle plannen jaren van voorbereiding gaan vragen. Kan niet door verruiming van werk gelegenheid, de werkloosheid worden voorkomen, dan schiet er niets anders over dan de getroffenen finantiëel te steunen. Die inenschen aan hun lot overlaten, zou een zeer groot onrecht zijn en zou ook niet kunnen, wijl de rust en de orde groot gevaar zouden loopen. Een dergelijke zuinigheid kon wel eens de minst zuinige methode blijken. Kan men de werkloosheid niet keeren, dan zal op een of andere wijze steun verleend moeten worden. Daar aan is eenvoudig niet te ontkomen. En dan meen ik dat die steun hoofd- sakelijk moet verstrekt worden aan de bestaande werkloozenkassen. Dat zijn de instellingen welke daar voor het best zijn ingericht en waar aan ook door de arbeiders belang rijke offers worden gebracht. Het gaat niet op, smalend te spre ken over die kassen en de toch waarlijk niet onbelangrijke bijdragen welke de arbeiders daaraan storten maar te verwaarloozen en als van nul of gee- ner waarde voor te stellen. Toegegeven kan worden, dat die kassen te jong zijn, om de gevolgen van deze crisis geheel te dragen en het spreekt wel vanzelf, dat die ge volgen ook niet alleen door de arbei ders, maar voor een bepaald deel door de geheele bevolking moeten wor den gedragen. •Als de arbeiders benoodigd zijn voor de productie, dan hebben zij ook het recht te vorderen, dat de geheele bevolking, de lasten aan de productie verbonden, «helpt meedra gen en het verwijt, dat niet voldoende voor reserve is gezorgd, valt op de ge heele samenleving terug, die de vak- vereenigingen de natuurlijke draag sters van deze verzekering zoolang en zoovee! mogelijk geweerd heeft en toen zij dan eindelijk niet meer te weren waren, toch bijna geheel ont- hield om de zorg van de arbeiders voor kwade dagen te steunen of aan te moedigen. Het mag niet vergeten worden, dat bij het ui breken van den oorlog in Augustus 1914 ia ons geheele land nog maar 32 gemeenten waren, die zich voor dc verzekering geldelijk interesseerden en waardoor een ver zekering van eenige beteekenis prac tised bijna onmogelijk was. Niet zocdra de Rijlcs-overheid z'.ch met de werkloozenkassen bemoeide, bleek er een algemeene neiging om de verzekering uit te bouwen tot een bruikbare instelling. En nu te willen, dat die verzekeringen zonder buiten gewone hulp deze 'geweldige crisis zouden kunnen trotseeren is toch wel wat veel gevraagd, en geeft aanleiding tot het vermoeden, dat men niet be grijpt welke belangrijke offers door de arbeiders voor die verzekering worden gebracht. Het is volstrekt niet mijn bedoeling om fouten en gebreken dié er aan elke instelling dus ook aan de verzeke ring kleven, goed te praten. Inte gendeel, elke fout welke verbeterd kan worden, komt ook de verzekering als zoodanig ten goede. Eventueele fouten wegnemen, kan dus slechts op instemming rekenen, maar het lijkt mij dwaasheid naar alle zijden,'om te meenen, dat men maar zonder meer de kassen aan hun lot kan overlaten en den last der crisis zou willen afwentelen op hen, die daarvoor alle draagkracht missen en waarvoor toch op de een of andere wijze zou moeten gezorgd worden. Verruiming van werkgelegenheid is beter maar waar dat niet kan, of althans niet geschiedt, zal op andere wijze hulp geboden moeten worden. Daaraan doen zelfs de meest klem mende bezuinigingsleuzen niets af. A. j. L. HERWONNEN LEVENSKRACHT. De bes'issende dag nadert. Op 16 Juli a.s. zal weer voor een jaar wor den beslist over de actie welke „Her wonnen Levenskracht" ten bate van al die lijdenden zal kunnen ontplooien. Ju'st omdat er zooveel van afhangt, zou ik er gaarne iets van zeggen. Wat „Herwonnen Levenskracht" voor een instelling is, en wat haar taak en streven is, zal wel geen na dere toelichting behoeven. Voldoende is, dat deze instelling door het R. K. Vakbureau is opgericht en thans van de geheele R.K. Arbeidersbewe ging behoort. Het doel is de bestrij ding van de tuberculose meer direct door de leden van de R. K. Arbeiders beweging en hunne huisgenooten voor zoover deze niet zelf kunnen georga niseerd zijn, te helpen. Of die hulp echter plaats vindt door sanatorium-verpleging ofwel plaat selijk geschiedt, steeds zijn daaraan groote kosten verbonden. De leden van de vakorganisatie's betalen reeds een vaste contributie aan het fonds, maar deze is uiteraard geheel onvol doende om het groote werk ook maar bij benadering te kunnen volbrengen. En toch moet het verricht worden. Om verschillende redenen. Niet alleen dat de leden van de R. K. Arbeiders beweging en hun huisgenooten ge holpen moeten worden om hen zelf, maar het is een groot en algemeen belang dat zulks geschiedt. Mij ontbreekt de kennis, om van de z ekte als zoodanig iets naders te kunnen vertellen maar dat het een vreese ijke ziekte is, weet ieder. En in welk gezin zij ook geconstateerd wordt, steeds is iedereen welke daarbij eenigszins betrokken is, met ontzetting vervuld bij het vernemen van de tij ding dat deze ziekte haar entree ge daan heeft in het gezin. Waar nu wel vast staat, dat spoe dige en doelmatige hulp nog redding kan brengen, zou het weinig minder als misdadig zijn, die hulp te weigeren. En niet slechts misdadig, maar ook zéér onverstandig. Want het betreft niet alleen de direct getroffenen, maar ons allen. Het is aan geen twijfel onderhevig of we hebben in deze met een uiterst besmettelijke ziekte te doen. Wie dus een offer brengt voor de bestrijding van deze ziekte, helpt niet alleen de ongelukkige lijders persoonlijk, maar verricht een liefdewerk ten bate van de geheele volksgemeenschap. Een offer gebracht voor „Herwonnen Le venskracht" kan niet worden terug gebracht tot een arbeidersbelang, maar komt ten bate van het algemeen. En wie zou dus een offer voor een dergelijke instelling willen weigeren Welnu, één van de voornaamste mid delen, welke moeten dienen om „Her wonnen Levenskracht" in staat te stellen die grootsche taak te vervullen is de bloemendag, welke elk jaar plaats vindt. Zeker, ook op het gebied van bloe mendagen worden we den laatsten tijd niet al te schaarsch bedeeld, maar voor deze zaak, voor dit doel kan geen offer te zwaar vallen. We kunnen dat offer brengen op tweeërlei wijze. We kunnen daad werkelijk aan de actie voor het slagen van den bloemendag brengen, door ons op te geven bij de plaatselijke co- mité's of andere plaatselijke leiders van deze actie vooral jonge dames kunnen zich op elke plaats zeer ver dienstelijk maken door den verkoop van bloempjes op zich te nemen. Maar laten we ook en daar moet het per resto van komen dien dag eens diep, extra diep in onze beurs tasten en er is geen enkele reden om, wanneer het eenigszins anders kano de verkoopsters af te schepen met het; traditioneele dubbeltje. Duizenden arme lijders, zijn direct bij dezen bloemendag geïnteresseerd, hopen en vertrouwen, dat' hun meer gelukkige medemenschen zich hun lot zuilen aantrekken en zullen beden ken, dat zij door het stellen van deze daad van naastenliefde niet a Hen anderen, maar wellicht zich zelf of hun huisgenooten helpen. Met vereende krachten is het mo gelijk, dat het aantal patiënten, waar over „Herwonnen Levenskracht" zijn zorg uitstrekt, wordt verdubbeld en ik meen daarom, dat men het mij niet al te kwalijk kan nemen wanneer ik op een en ander ook de volgende week nog even de aandacht vestig. a.j.l. DRANKBESTRIJDING ONDER HET SPOORWEGPERSONEEL. Het „Rechte Spoor'.' publiceert de volgende dienstorde van de Spoorweg- Directie waaruit blijkt, dat de actie van de spoormannen voor geheel onthouding door de Directie hoog wordt gewaardeerd. „Sedert een reeks van jaren zijn tal van ambtenaren en beambten, georganiseerd in eenige spoorweg- onthoudersvereenigingen, ijverig be zig om het drankgebruik onder het personeel te bestrijden. Er zijn goede resultaten verkregen, doch deze zouden veel grooter zijn, wanneer niet van andere zijde het streven der drankbestrijders werd tegengewerkt, niet alleen door het oor te sluiten voor wat zij aanvoeren, doch ook door den spot daarmede te drijven. Een zoodanige handelwijze is onverantwoordelijk, aangezien de drankbestrijding niet slechts de wel vaart en de gezondheid van het per soneel, maar ook de veiligheid en de regelmatigheid van den dienst bevor- dert. Wie de drankbestrijding niet wil steunen, mag het laten wie haar evenwel hinderpalen in den weg legt, doet schadelijk werk, dat een spoor- man onwaardig is. Vooral geldt dit ten aanzien van hen, aan wie het toezicht over anderen toevertrouwd is. Van iederen ambte naar of beambte, wien het belang van het personeel en van den dienst ter harte gaat, wordt verwacht, dat hij zich van genoemde handelingen strikt zal onthouden. Met het oog op het onbetwistbare nut van den door de spoorwegont- houdersvereenigingen verrichten ar beid, wordt zonder oók maat eenigs zins de "vrijheid van het personeel te willen aanranden gewezen op het belang, dat er gelegen is in het steu nen van de leden der Vereèniging in de vervulling van hun taak." WERKTIJDVERLENGING IN DE METAALINDUSTRIE. Naar aanleiding van de gehouden besprekingen met hét Bestuur van den Metaalbond, over loonsverlaging en werktijdverlenging, aangevraagd door een aantal Rotterdamsche werk gevers, zonden onderstaande organisa- tie's het volgende adres naar den minister van Arbeid Aan Zijne Excellentie den Minister van Arbeid, te 's-Gravenhage. Excellentie, In verband met de plaats gehad heb bende besprekingen met het Bestuur van den Metaalbond, over het verzoek van verschillende Rotterdamsche Werkgevers bij dezen bond aangeslo ten, om den werktijd te mogen ver lengen, naar aanleiding van welk ver zoek wij reeds op 12 April j.l. met uwe Excellentie een conferentie hadden, kunnen wij U thans mededeelen, dat de onderhandelingen van den Metaal bond, betreffende tdeze materie, ge ëindigd zijn. Het resultaat van deze besprekin gen was, dat wij het Bestuur van den Metaalbond hebben toegezegd, Uwe Excellentie te zullen adviseeren, bovenbedoeld verzoek in te willigen, wat wij bij dezen zoo vrij zijn te doen. Wij willen echter Uwe Excellentie hierbij doen opmerken, dat wij prin cipieel op het standpunt staan, dat aan den, in de Arbeidswet geregelden werktijd, slechts in den uitersten nood mag worden getornd en niets zou ons liever zijn geweest U te adviseeren bedoeld verzoek af te wijzen. Wij hadden echter de overtuiging, dat als wij dit laatste zouden hebben gedaan, de Metaalbond van zijn over macht misbruik zou maken en de toch al veel te lage loonen der metaal bewerkers, met inplaats van 12 pCt„ ten volle zou hebben verlaagd. Enkel en alleen om hieraan te ontkomen, meenden wij U te moeten adviseeren, zooals wij deden. Inmiddels met de verschuldigde ge voelens van hoogachting, Namens den Ned. R. K. Metaal- bewerkersbond en den Chr. Metaal- bewerkersbond in Nederland. De R. K. Metaalbewerker heeft echter vernomen, dat de aangevraagde verlenging niet zal worden verleend. WERKLOOZENKAS LANDAR BEIDERS. De Federatie van Land- en Tuin- arbeiders (vrije organisatie) heeft be sloten de werkloozenkas op te doeken, Het is ongetwijfeld gemakkelijker straks de werkloozen te laten demon- streeren, maar of we daarmede dc gtzinnen willen helpen, is een andere vraag. 's Rijksinkomsten. EEN PRACTISCH DING. GEIEND NIEUWS. Conflict in een stembureau. TREKJES CCXXXXiX. Cf?s vroolljk No@kJ@r KORTE BERICHTEN. KUNST EN KENNIS. Lied voor de R.-K. Vakbeweging. Q N. 's Rijks inkomsten zijn velerlei. De be lastingen vormen natuurlijk den hoofd schotel aan 's Lands disch. Maar builen de belastingen heeft het Rijk nog diverse andere inkomsten, die soms vrij belang rijk zijn. De belastingen onderscheidt men in: a. directe belastingen. Hieronder verstaat men die belastingen, die welke vooraf be schreven en volgens vastgestelde kohieren ingevorderd worden zooals de grondbelas ting, de personeele belasting, de inkom stenbelasting. b. Indirecte belastingen. Hierbij rang schikt men die belastingen, van welker heffing geen regelmatigcn aanslag ge schiedt, doch die enkel bij bijzondere ge legenheden worden geheven en waarvan dus vooraf geen kohier wordt opgemaakt zooals de dividend- en tantième-belasting, het zegelrecht, het registratierecht, het hypotheekrecht, het successierecht. Verder heeft de Staat nog accijnsen en wel op suiker, wijn, gedistilleerd, zout, bier, geslacht, en, onzaliger herinne ring, tabak. Verder heeft men een belas ting op speelkaarten, die ook onder de accijnsen is te rekenen Onder de inkomsten van den staat zijn voorts te rekenen de invoerrechten, waar onder men ook het statistiekrecht moet rangschikken. Ten slotte heeft men nog de belasting op de gouden en zilveren werken. Al het vorengenoemde valt feitelijk on der het begrip belasting. Immers de Staat trekt daaruit inkomsten zonder dat er eenige prestatie van het Rijk tegenover staat. Bij de directe en indirecte belastin gen wordt dc belasting rechtstreeks voor den belastingschuldige betaald, bij de ac cijnsen, invoerrechten en de belasting op dc gouden en zilveren werken wordt de belasting betaald door den verbruiker van de artikelen, waarop de accijnsen enz. rus ten. Immers de fabrikant, de importeur en de goudsmid zorgen er wel voor,, dat zij de door hen te betalen rechten op hun clientèle verhalen. Dan hebben wij nog gehad de oorlogs- winstbelasting, doch deze behoort Goddank tot het verledene. Sinds 1 Januari 1921 wordt zij niet meer geheven. Jammer is, dat het Rijk zoo laat was met zijn aansla gen in de oörlogswinstbelasting. Velen moeten nu nog 'n gedeelte van hun oor logswinstbelasting betalen, terwijl hun za ken verslappen en dikwijls verlies in plaats van winst opleveren. Voor velen waren de aanslagen er niet, toen het geld er was en nu het geld er niet meer is, komen de aanslagen. Het gevolg zal wel zijn, dat er heel wat zal moeten worden afgeschre ven voor deze belasting. Tot slot vermelden wij de Verdodigings- belasting I en de Verdedigingsbelasting II, waarmede wij nog steeds zijn gezegend. Te zijner tijd hopen wij de genoemde belastingen, accijnsen enz., eens nader uit een te zetten. Nu er een algemeene drang is naar bezuiniging, is het niet ondienstig, dat de wetenschap, wie er moeten betalen, en wat er zooal moet worden betaald, ge meen goed is. Het kan de bezuinigingsactie leiden en versterken. Zooals wij in den aanhef reeds aanstip ten heeft de Staat naast de belastingen nog veelerlei andere inkomsten. Op de voornaamste willen wij even de aandacht vestigen. Op de eerste plaats noemen wij hier de rijksretributiêri, dat is vergoeding voor de diensten welke de Staat aan particulieren bewijst. Hiertoe behooren schoolgelden, op de Rijksscholen (b.v. de Rijks H.B.S.) loodsgelden, veergelden havengelden enz. De heffingen voor 't gebruik van de Rijks werken en inrichtingen moeten bij de wet worden vastgesteld zoo de heffing niet aan den koning is voorbehouden. Dan krijgen wij de inkomsten uit de Staatsdomeinen. Zooals wij vroeger al eens opmerkten, zijn er Kroondomeinen, wier opbrengst de Kroon ten goede komt, en Staatsdomeinen, wier opbrengst ten voor- deele.van den Staat is. De opbrengst der Staatsdomeinen is voor 1922 geraamd op f 3.239.000. Ook heeft de Staat inkomsten uit het domein van oorlog (rijksgoederen onder het Departement van Oorlog ressor- teerende) die f 128.000 opbrengen. Uit dc Staatsloterij slaat de Staat een voordeeltje van f 670.000. De Nedeijlandsche Bank moet een gedeelte harer winsten aan den Slaat afstaan. Voor 1922 is dit geraamd op het peulschilletje van 15 millioen gulden. Blijkens den Staat, behooren de bij de wet op de middelen, zijn het aandeel van het Rijk in de opbrengst van de exploitatie der Staatsspoorwegen en de uitkeering aan het Rijk en de uitkeering aan het Rijk van het Staatsbedrijf der Pos- aan het Rijk van het Staatsbedrijf der Pos terijen, Telegrafie en Telefonie, wegens den vrijdom van spoorwegvervoer voor 1922 geraamd op 4.248.940 en f 5.000.000 Deze inkomsten behooren zuiver te zijn en geen enkele uitgaaf moet daartegenover staan. De lasten van de spoorwegen en dc posterijen beloven echter grooter te wor den dan de lusten. Lezen wij niet, dat bij de Spoorwegen door den Staat dertig mil- Iieen zal moeten worden bijgepast, en verklaarde de Minister van Waterstaat on langs, niet in de Kamer, dat hij hoopte, dat in 1923, het Staatsbedrijf der Poste rijen en Telegrafie zich zelf zoude kunnen dekken? Voor de curiositeit vermelden wij ook de schadevergoeding door de Chineesche Re- geering te betalen ter zake van de onlus ten in 1900 (Bokser op stand), geraamd op f 76.000. De arbeid van veroordeelden en gedeti neerden in gevangenissen en Rijkswerkin richtingen brengt nog ruim 2>/Z millioen op. De gerechtelijke boeten beloopen 1,200.000, de griffierechten 415.000. Rechtspraak en gevangeniswezen kosten veel geld. Er komt althans nog iets van terecht. Uit het Slaatsmuntbedrijf trekt de Staat een zuivere winst van 234 ton. Van België trekken wij jaarlijks f 55800 voor de verlichting op de Westerschelde, terwijl bovendien de traktementen op de Wester-Schelde door Belgic worden geres titueerd. Bovendien draagt Belgsë jaarlijks f 94500 bij in het onderhoud van het ka naal van Gent naar Terneuzen, terwijl de kosten van exploitatie en onderhoud van de Rijkselectricileitswerken te Terneuzen, voor 1922 geraamd op f 93.000, door België worden gerestitueerd. Bij de vrmekling van 's Rijksinkomsten hebben wij ons uiteraard moeten beperken, al meenen wij het voornaamste wel te heb ben medegedeeld. Wie er meer van wil weten raadplege den staat behoorende bij de wet op de middelen (Stbl. 1417 van 1921.) N.B. De zetter speelt ons soms booze parten. Gewoonlijk doen wij er het zwij gen toe. Maar dezen keer heeft hij het toch te bont gemaakt. Hij liet ons in ons laat ste artikel zeggen, „dat gij aldus aan de stemming wilt deelnemen," in plaats van ,,dat gij elders aan de stemming wilt deel nemen." Het „Huisgezin" schrijft o.m.: „Bij de verkiezingen voor de Tweede Ka mer is gebleken dat uit het wetje-Albarda (de bevoegdheid om elders te temmen dan waar men op de kiezerslijst voorkomt) niet alles gehaald is wat er in zit. Dit wetje strekte niet uitsluitend of hoofdzakelijk om bijv. handelsreizigers te gerieven. Het had wel op de eerste plaats het oog op de velen, die tusschentijds zijn verhuisd en nog op de kiezerslijst hunner vorige woonplaats voorkomen. Dc duizenden en duizenden van deze categorie behooren voor een groot gedeelte tot hen, die niet uit eigen' initiatief een stap verzetten en naar het gemeentehuis gaan om een of an der formulier te teekenen. Spannen de organisaties zich er niet voor dan blijft de wetsbepaling voor veruit de meesten een doode letter. Men mag er in de krant op wijzen, spre kers op vergaderingen mogen het geval toelichten, het publiek blijft veelal onaan doenlijk Het moet voor hen worden klaar gemaakt, men moet hen als het ware mee nemen naar het gemeentehuis. Welnu, voor de eerste maal dat de nieuwe bepaling heeft gegolden (ze is be trekkelijk pas kort geleden aangenomen), heeft ze de kiezersorganisaties verrast. Deze waren er blijkbaar niet op geoutil leerd en zoo zijn een aantal stemmen, die men had kunnen hebben, onuitgebracht gebleven. Of de bepaling kan worden vereenvou digd, of ook in de stemtechniek een wijzi ging Lan worden gebracht, die hét aantal ongeldige stemmen vermindert, zijn pun ten, die nauwgezette aandacht verdienen." Aan „De Tijd" kwam »;r oore een zeer partijdig en eigendunkelijk optreden van den voorzitter van het stembureau aan de Passeerdergracht te Amsterdam, den heer Wezelaar, onderwijzer aan een der open bare scholen ten aanzien van lichamelijk hulpbehoevende verpleegden van het St. Bernardusgesticht. Terwijl volgens de wet de voorzitter lichamelijk hulpbehoevenden kan doen bijstaan, moet dit hier gewei gerd zijn. Volgende eenzijdige voorstelling van het geval wordt nu in de „Nieuwe Rotterdam sche Courant" gelanceerd. De ,N. R. Crt." maakt n.l. melding „van een conliet in een van de stembureaux aan de Passeerder gracht aldaar, waar verpleegden van het St. Bernardusgesticht, allemaal ouden van dagen, en veel gebrekkigen, hun stemplicht moesten vervullen. Zij werden daarheen geleid door geestelijke zusters en herhaal delijk moest de voorzitter daar tuschen- beide komen, als deze zusters den ver pleegden wilden aanwijzen, welk hokje zij rood moesten invullen. Genoemde zusters hebben er toen den rector van het gesticht bij gehaald, en deze geestelijke rchijnt, naar de voorzitter later mededeelde, po gingen gedaan te hebben om wat meer autoritair op te treden dan oirbaar was, zonder echter gedaan te krijgen, dat de voorzitter van het hem door de Kieswet voorgeschreven standpunt afweek." „De Tijd" heeft inlichtingen ingewon nen en kan tegenover deze lezing de vol gende plaatsen: De verpleegden kwamen onder geleide der zusters naar het stemlokaal en som mige hadden bijstand noodig. De voorzitter weigerde den zusters toe te staan de ver pleegden behulpzaam te zijn of hulp te verleenen dan wel hulp aan te wijzen. Ge waarschuwd kwam later rector Jansen na drukkelijk den voorzitter verzoeken, arti kel 78 van de kieswet toe te passen, dat bepaalt: „wanneer blijkt, dat de kiezer lichamelijk hulpbehoevend is, kan de voor- Neomist. 'n Heerlijk stralende zonnedag. En alles blij, als verjongd, overgoten met den lichtglans van wat komen zal. 't Is of alle arbeid is neergelegd, of alle gerucht eerbiedig zwijgt, om het grootsche, dat te wachten staat. En overal vandaan trekt het naar één puntkalm, devoot bijna, maar blij, als met stillen, ingehouden jubel, die straks zijn weg moet vinden. Uit lage deurtjes komen ouden en jon gen in Zondag-kleedij. uit steegjes, straatjes, poortjes en van alle kanten loopt het maar ijverig naar die plek waar reeds velen verzameld zijn en het oog verzadi gen aan den blanken stoet van bruidjes, getooid en beladen met de schoonste bloemen, die de zomer brengen kan. En van aller gelaat, hard, ruw of door groefd, straalt toch die blijde fcestglans. Men spreekt zacht in eerbiedig wach ten. De deur van het warm-kleurig ver sierde huisje gaat openen het is doodstil. De jonge priester treedt naar buiten en staat direct met zijn ouders en verwan ten midden in den witten stoet. Een golf van ontroering overstelpt hem en in zijn oogen is de glinstering van tranen. Voorafgegaan door de kerkelijke har monie, die met haar plechtige muziek den aanvang der zeldzame gebeurtenis uitgalmt, trekt langzaam die schare van honderden ter kerke. De witte bruidjes strooien kwistig uit hun korven, en over een pad van louter bloemen gaat dan de jeugdige neomist voor het eerst in zijn geboorteplaats in tot het Altaar Gods. In eerbiedige aandacht, in nog beter besef van wat daar geschieden gaat, wor den in het Godshuis de heilige handelin gen gevolgd; de orgeltonen vergezellen den lieven knapen-zang en ruischen na in stuwing van juichende klanken. De grijze herder der parochie be treedt den kansel. De woorden treffen door hun eenvoud als hij schetst de verheven waardigheid van het priesterschap. Hij verblijdt zich met de vreugde van zijn beschermeling.... van diens ouders, broeders, zusters, van allen die meegaan in den grooten dag. Hij heeft den jong-gewijde als knaap geleerd, zien opgroeien, hem gevolgd in zijn smachtend verlangen naar het ideaal zijner hooge roeping. Nu straalt de groote blijdschap van zijn gelaat, dat ook hij het weer zijn mag, die hem binnenleidt in den tempel Gods waarin hij zelf vergrijsde. En nu, aan het eind zijner woorden ge komen, vraagt de oude dienaar nederig den zegen en de gebeden van den jongen priester, voor hem en al zijn trouwe pa rochianen. Dan nadert te spoedig het groote oogenblik der Consecratie, waarin allen bidden voor hem.en hij voor allen.. en als weinige oogenblikken daarna de eenvoudige ouders en alle verwanten en vrienden uit de handen van den neomist de H. Hostie ontvangen, komt er over de schare- een groote ontroering van heerlijk meevoelen met het geluk daar vóór hen. lang is het stil na de Heilige Gods- vereeniging. Dan daveren en golven en jubelen de orgeltonen langs de hooge gewelven en langzaam zet de processie zich in bewe ging. Nu is buiten alles vreugde en blijd schap. De zon-spattende instrumenten wor den opgeheven en daar dreunt en kraakt de volle marsch over het kerkplein. De witte engeltjes stro-rfen opnieuw, nu lachend en minder ingetogen, volle handen bloemen en groen uit frisschen voorraad.alles is overschaterd met zon en blijden lach Zoo gaat het in ogewekt tempo door de vlaggen-straten, waar alles wat niet mede ter kerke kon gaan naar buiten komt, groetend, wuivend, mee-juichend. Bij het huis stellen ailen zich op in wijden kring om de groote eerepoort van groen en wit, die zich statig aan den gevel verheft en de plaats omspant waar de jonge priester de gelukwenschen moet ontvangen. Eerst komen verscheidenen der witte bruidjes en zeggen met hun zilveren stemmetjes de rijmen. Dan komen grooteren met kostbare ge schenken en een rijkdom van bloemen.... Eenvoudig is de daarbij gezegde taal, maar groot het hart, dat ze spreekt. En dat stuwt maar voort langs de statige poort van groen en bloemen.... allen willen hem de hand drukken.... allen willen hem zeggen, dat ze deelen in de vreugde van de gelukkige familie... Het duurt geruimen tijd eer de neomist een teeken kan geven. Maar dan is het stil. En met heldere stem, die nog voorbij de drommen klinkt, zegt hij dank aan allen voor het onvergetelijke van dezen morgen. En hij zegt, nóg nimmer zóó de groote waardigheid van het priesterschap te hebben beseft, zelfs niet bij zijn Heilige Wijding. Ik dank u allen recht hartelijk, be minde dorpsgenooten, zegt hij nog eens, en moet zich inspannen, om zijn stem denzelfden vasten klank te laten behou denIk dank uge hebt mij dezen dag tót een der schoonsten, tot den on- vergetelijksten gemaakt van heel mijn leven. Dan wuift hij nog eens de schare toe.. en als die breede, dichte massa één don- OOK EEN CONOLUSSIE. Zoontje: Wonen er heusch menschen.» op de maan, pa? Vader: Wel zeker, jongen. Zoontje: Wat zal het dan een ge drang wezen, a Is 't halve maan is. GEEN LAST. „Heb je nog last met je Fransch gehad in Parijs?" „Nou, ilk niet zoozeer, maar de Fran- schen misschien wel. OOK EEN CADEAU. „Fritsje, vandaag ben je jarig, hèl Vertel me nou 'ns, waarmee kan ik je echt plezier doen?" „Hè toe, vader, geeft u Pietje van de» buurman 'n flink pak slaag!" zitter van het stembureau toestaan, dat hij zich doe bijstaan." Van een autoritair op treden was geen sprake. Rector Jansen stond alleen op strikt eerlijke toepassing van art. 78. Dn voorzitter bleef weigerachtig, waar door naar later moet gebleken zijn, ver schillende biljetten van onwaarde aren. Daarentegen werden later op den dag an dere ouden van dagen, die lichamelijk hulpbehoevend waren, wel heel welwillend vanwege den voorzitter bijgestaan. Het: „kan de voorzitter toestaan, dat (de licha melijk hulpbehoevende kiezer) zich doe bij staan" is dus verschillend geïnterpreteerd en toegepast tegenover de Roomsche ver pleegden en anderen. Deze toepassing van art. 78 is een ge heel andere dan die in Rotterdam werd toegepast en waarvan eveneens de „Nieu we Rotterdamsche Courant" verhaalde: „In het stembureau aan den Westersin- eel werd een honderdtal patiënten van het R. K. St. Anlhoniusgosticht op draagbaren binnengebracht. De draagbaar werd voor het slemhokie neergezet en een non vulde voor de patiënten het stembiljet in. (Art. 78 van de Kieswet bepaalt: ..Wanneer blijkt dat een kiezer lichamelijk hulpbe hoevend is, kan de voorzitter van het stembureau toestaan, dat hij zich doe bij staan.") Hot is nog niet zoo h©el lang geledon, dat in Duitschland het „Kaiserliche Ge- sundheitsambt" met klem waarschuwde tegen het te spelen geven aan kinderen van de bekende looden soldaatjes. Klei ne kinderen hebben veelal de gewoonte alles dus ook hun speelgoed in den mond te steken, en... lood is gevaarlijk! Maar ook de kleuren, voor bedekking aangewend, zijn dikwijls van giftig ge halte. Eene oplossing hiervoor is, die looden speelgoed te beschilderen meteen: onschadelijke olie of lakvorf, die onop losbaar is in water en in het speeksel en dus hij het in den mond nemen nieï afgeeft. Maar ook dan nog is er het ge vaar, daar door afbreken van een hoofd, een geweer of arm op de breukvlakte een gedeelte van het lood bloot komt te liggen. Ook voor ander speelgoed dan de loo den soldaatjes geldt de waarschuwing; voor het kleurengif, en begrijpelijk niet voor Duitschland alleen. Ook in onze Hollandsche kinderkamers mogen we wel eens een wakend oog over het speelgoed laten gaan. Het paardje, de sabel, de bromfluit van d e kleine dreumes, en de pop waarmede onze kleine dochter speelt, dat alles is dikwijls op den keper be schouwd ongeschikt als kinderspeelgoed, vanwege het kleurengevaar. De blokken doos, de legkaart, onze kleinen steken zo ongemerkt in den mond en krijgen papier naar binnen. Het tuig van oen stokpaardje, het tulle van een poppen- wiegje, zit daarop bevestigd door mid del van kleino spijkertjes of punaises; de kinderen rukken dit onder het spe len er af, en het gevaar voor verwon ding aan de aldus in de kinderkamer, verspreid wordende puntige voorwerpjes is niet denkbeeldig. Nog onlangs moesten we ondervinden bij eene bekende familie, dat de moe der daarop opmerkzaam gemaakt door de benauwde bewegingen van baby uit een kinderkeeltje een groote... kop spijker te voorschijn bracht, en de kleine had toch enkel maar met 'n klein Ted dy-beertje zitten spelen. Doch men moet weten, dat bij verscheidene dezer beer tjes, konijntjes, eskimotjes enz. als ge liefd kinderspeelgoed gaarne in onze kin derkamers toegelaten, de oogen eenvou dig uit or-los-ingestoken-geverfde-kop- spijkers bestaan. En zoo zouden we kun nen wijzen op het gevaarlijke van de z.g. „sterrekijkers" met de kleine ge kleurde stukjes glas; poppen met stee- nen koppen, gekleurde en glazen knik kers etcetera. Doch ons doel is hier een wenk te geven. Een ieder zie verder in eigen omgeving eens rond. j Van schrik gestorven. De jeugdige cchtgenoote van den hotelhouder J. F. te Baflo (Gr.) werd door een bij gestoken, waardoor ze zóó schrok, dat de dood eeni ge oogenblikken later intrad. De jury benoemd door het R. K. Vak bureau teneinde de antwoorden op de prijsvraag om een Strijdlied te beoor- deelen heeft geen gebruik gemaakt van haar bevoegdheid om aan den besten in zender een prijs toe te kennen, wijl zij ook dc beste der ontvingen inzondingen niet goed genoeg heeft geoordeeld. De inzenders kunenen, indien zij daartoe hun verlangen aan het R. K. Vakbureau kenbaar maken, de door hen ingezonden tekst terug ontvangen. De pogingen om een goed lied voor de R. K. Vakbeweging te verkrijgen, worden voortgezet. derende juichkreet naar de ijl-blauwe lucht stuwt moet hij zich omwenden.... want hij weet, dat daar echte, onge veinsde blijheid wordt uitgejubeld, dat ze hem liefhebben, niet enkel als dorpsge noot, maar als de nieuwe, stoere arbeider in den grooten wijngaard.... en de ont roering wordt hem te machtig. En alsof het zoo is afgesproken.... men zwijgtlaat hem binnengaan in de ouderlijke woning, waar vader, moeder en alle huisgenooten van dien dg.g liggen neergeknield.... waar de oude vader met trillende, door tranen belemmerde stem, aan zijn kind den zegen vraagt, voor hem, voor de moeder, de broers en zusters en allen die aanwe zig zijn. Buiten weet men dat.... en is stil.... En gaat rustig uiteen. Zoo hebben we gezien het feest eener Eerste Heilige Mis in het „donkere" Zuiden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1922 | | pagina 5