Uit het
Leven.
BINNENLAND.
Tweede Blad
8 Juli 1922
¥an mi en wetgeving.
ELCK WAT WILS
DE WERKLOOSHEID.
Hoewel langzaam wordt toch
in de meeste bedrijven, de werkloos
heid minder.
Of we daaruit de conclusie mogen
trekken, dat er een algemeene verbe
tering van den toestand is ingetreden
is geheel iets anders en zal wel aan
gegronden twijfel onderhevig zijn.
Zoolang door verschillende om
standigheden de koopkracht van een
groot deel der Europcesche bevolking
zoo gering is, zoolang het geldwezen
in verschillende landen in den beken
den berooide toestand verkeert zoolang
is er heel wat optimisme noodig, om
zich een merkbaar verbeterde toestand
voor de oogen te kunnen tooveren.
Het zal dus, over 't algemeen ge
dacht, verstandig zijn ons er op voor
te bereiden, dat de werkloosheid voor-
loopig nog wel exorbitant groot zal
blijven. De thans waarnemende daling
van het cijfer is in elk geval geen be
trouwbare maatstaf voor een gerust
stellend oordeel.
Zoodat, ondanks de fraaiste bezui
nigingsleuzen welke vooral tijdens de
verkiezingen werden aangeheven, de
zorg voor de werkloozen zich met volle
kracht blijft opdringen en dit in steeds
meerdere mate zal doen als straks de
landarbeiders en dergelijke groepen
het reeds groote aantal werkloozen
met tienduizenden zullen vermeer
deren.
Voor wie die zorg een steen des
aanstoots is, in dien zin, dat zij liever
die zorg maar van zich afschuiven,
zal het wel aanbevelenswaardig zijn,
maar eens kenbaar te maken hoe zij
dat zaakje in 't vat willen gieten
want voor zoover ik het zie, ontkomt
men niet aan een van de middelen
welke ook voorheen werden toegepast,
n.l. verruiming van werkgelegenheid
of steun aan de werkloozenkassen.
Niemand, en zeker niet de kasbe-
sturen, zullen er bezwaar tegen maken,
dat geen kapitalen worden besteed
aan werkloozensteun, maar dat die
gelden worden aangewend om pro
ductief werk te doen verrichten.
Het doen verrichten van werken
is duizendmaal beter, zoowel moreel
als economisch, dan groote bedragen
te laten verbruiken, die economisch
gedacht, weggegooid geld zijn en
bovendien het moreel van die men-
schen zeker niet verhoogt.
Er is op dat terrein reeds veel
gedaanmaar toch zal ieder, die
kennis neemt van de groote bedragen,
welke nu en vooral in den wintertijd
aan werkloozensteun worden uitge
keerd, toegeven.dat deze heel wat nut
tiger konden gebruikt worden, wan
neer die bedragen niet rechtstreeks
als steun, maar voor werkgelegenheid
werden besteed.
Misschien niet in elke gemeente,
maar er zijn noodzakelijke werken
genoeg, die zeker op den duur pro
ductief zijn, zoodat het niet noodig is
de slechtste methode te volgen, mits
niet door onbeholpen formalisme alle
plannen jaren van voorbereiding gaan
vragen.
Kan niet door verruiming van werk
gelegenheid, de werkloosheid worden
voorkomen, dan schiet er niets anders
over dan de getroffenen finantiëel
te steunen. Die inenschen aan hun lot
overlaten, zou een zeer groot onrecht
zijn en zou ook niet kunnen, wijl de
rust en de orde groot gevaar zouden
loopen. Een dergelijke zuinigheid kon
wel eens de minst zuinige methode
blijken.
Kan men de werkloosheid niet
keeren, dan zal op een of andere wijze
steun verleend moeten worden. Daar
aan is eenvoudig niet te ontkomen.
En dan meen ik dat die steun hoofd-
sakelijk moet verstrekt worden aan
de bestaande werkloozenkassen.
Dat zijn de instellingen welke daar
voor het best zijn ingericht en waar
aan ook door de arbeiders belang
rijke offers worden gebracht.
Het gaat niet op, smalend te spre
ken over die kassen en de toch waarlijk
niet onbelangrijke bijdragen welke
de arbeiders daaraan storten maar te
verwaarloozen en als van nul of gee-
ner waarde voor te stellen.
Toegegeven kan worden, dat die
kassen te jong zijn, om de gevolgen
van deze crisis geheel te dragen en
het spreekt wel vanzelf, dat die ge
volgen ook niet alleen door de arbei
ders, maar voor een bepaald deel
door de geheele bevolking moeten wor
den gedragen.
•Als de arbeiders benoodigd zijn
voor de productie, dan hebben zij
ook het recht te vorderen, dat de
geheele bevolking, de lasten aan de
productie verbonden, «helpt meedra
gen en het verwijt, dat niet voldoende
voor reserve is gezorgd, valt op de ge
heele samenleving terug, die de vak-
vereenigingen de natuurlijke draag
sters van deze verzekering zoolang
en zoovee! mogelijk geweerd heeft en
toen zij dan eindelijk niet meer te
weren waren, toch bijna geheel ont-
hield om de zorg van de arbeiders
voor kwade dagen te steunen of aan
te moedigen.
Het mag niet vergeten worden,
dat bij het ui breken van den oorlog
in Augustus 1914 ia ons geheele land
nog maar 32 gemeenten waren, die
zich voor dc verzekering geldelijk
interesseerden en waardoor een ver
zekering van eenige beteekenis prac
tised bijna onmogelijk was.
Niet zocdra de Rijlcs-overheid z'.ch
met de werkloozenkassen bemoeide,
bleek er een algemeene neiging om
de verzekering uit te bouwen tot een
bruikbare instelling. En nu te willen,
dat die verzekeringen zonder buiten
gewone hulp deze 'geweldige crisis
zouden kunnen trotseeren is toch wel
wat veel gevraagd, en geeft aanleiding
tot het vermoeden, dat men niet be
grijpt welke belangrijke offers door
de arbeiders voor die verzekering
worden gebracht.
Het is volstrekt niet mijn bedoeling
om fouten en gebreken dié er aan elke
instelling dus ook aan de verzeke
ring kleven, goed te praten. Inte
gendeel, elke fout welke verbeterd
kan worden, komt ook de verzekering
als zoodanig ten goede.
Eventueele fouten wegnemen, kan
dus slechts op instemming rekenen,
maar het lijkt mij dwaasheid naar alle
zijden,'om te meenen, dat men maar
zonder meer de kassen aan hun lot
kan overlaten en den last der crisis
zou willen afwentelen op hen, die
daarvoor alle draagkracht missen en
waarvoor toch op de een of andere
wijze zou moeten gezorgd worden.
Verruiming van werkgelegenheid is
beter maar waar dat niet kan, of
althans niet geschiedt, zal op andere
wijze hulp geboden moeten worden.
Daaraan doen zelfs de meest klem
mende bezuinigingsleuzen niets af.
A. j. L.
HERWONNEN LEVENSKRACHT.
De bes'issende dag nadert. Op 16
Juli a.s. zal weer voor een jaar wor
den beslist over de actie welke „Her
wonnen Levenskracht" ten bate van
al die lijdenden zal kunnen ontplooien.
Ju'st omdat er zooveel van afhangt,
zou ik er gaarne iets van zeggen.
Wat „Herwonnen Levenskracht"
voor een instelling is, en wat haar
taak en streven is, zal wel geen na
dere toelichting behoeven. Voldoende
is, dat deze instelling door het R. K.
Vakbureau is opgericht en thans
van de geheele R.K. Arbeidersbewe
ging behoort. Het doel is de bestrij
ding van de tuberculose meer direct
door de leden van de R. K. Arbeiders
beweging en hunne huisgenooten voor
zoover deze niet zelf kunnen georga
niseerd zijn, te helpen.
Of die hulp echter plaats vindt door
sanatorium-verpleging ofwel plaat
selijk geschiedt, steeds zijn daaraan
groote kosten verbonden. De leden
van de vakorganisatie's betalen reeds
een vaste contributie aan het fonds,
maar deze is uiteraard geheel onvol
doende om het groote werk ook maar
bij benadering te kunnen volbrengen.
En toch moet het verricht worden.
Om verschillende redenen. Niet alleen
dat de leden van de R. K. Arbeiders
beweging en hun huisgenooten ge
holpen moeten worden om hen zelf,
maar het is een groot en algemeen
belang dat zulks geschiedt.
Mij ontbreekt de kennis, om van de
z ekte als zoodanig iets naders te
kunnen vertellen maar dat het een
vreese ijke ziekte is, weet ieder. En in
welk gezin zij ook geconstateerd
wordt, steeds is iedereen welke daarbij
eenigszins betrokken is, met ontzetting
vervuld bij het vernemen van de tij
ding dat deze ziekte haar entree ge
daan heeft in het gezin.
Waar nu wel vast staat, dat spoe
dige en doelmatige hulp nog redding
kan brengen, zou het weinig minder
als misdadig zijn, die hulp te weigeren.
En niet slechts misdadig, maar ook
zéér onverstandig. Want het betreft
niet alleen de direct getroffenen,
maar ons allen.
Het is aan geen twijfel onderhevig
of we hebben in deze met een uiterst
besmettelijke ziekte te doen. Wie dus
een offer brengt voor de bestrijding
van deze ziekte, helpt niet alleen de
ongelukkige lijders persoonlijk, maar
verricht een liefdewerk ten bate van
de geheele volksgemeenschap. Een
offer gebracht voor „Herwonnen Le
venskracht" kan niet worden terug
gebracht tot een arbeidersbelang, maar
komt ten bate van het algemeen.
En wie zou dus een offer voor een
dergelijke instelling willen weigeren
Welnu, één van de voornaamste mid
delen, welke moeten dienen om „Her
wonnen Levenskracht" in staat te
stellen die grootsche taak te vervullen
is de bloemendag, welke elk jaar plaats
vindt.
Zeker, ook op het gebied van bloe
mendagen worden we den laatsten
tijd niet al te schaarsch bedeeld,
maar voor deze zaak, voor dit doel kan
geen offer te zwaar vallen.
We kunnen dat offer brengen op
tweeërlei wijze. We kunnen daad
werkelijk aan de actie voor het slagen
van den bloemendag brengen, door
ons op te geven bij de plaatselijke co-
mité's of andere plaatselijke leiders
van deze actie vooral jonge dames
kunnen zich op elke plaats zeer ver
dienstelijk maken door den verkoop
van bloempjes op zich te nemen.
Maar laten we ook en daar moet
het per resto van komen dien dag
eens diep, extra diep in onze beurs
tasten en er is geen enkele reden om,
wanneer het eenigszins anders kano
de verkoopsters af te schepen met het;
traditioneele dubbeltje.
Duizenden arme lijders, zijn direct
bij dezen bloemendag geïnteresseerd,
hopen en vertrouwen, dat' hun meer
gelukkige medemenschen zich hun
lot zuilen aantrekken en zullen beden
ken, dat zij door het stellen van deze
daad van naastenliefde niet a Hen
anderen, maar wellicht zich zelf of
hun huisgenooten helpen.
Met vereende krachten is het mo
gelijk, dat het aantal patiënten, waar
over „Herwonnen Levenskracht" zijn
zorg uitstrekt, wordt verdubbeld
en ik meen daarom, dat men het mij
niet al te kwalijk kan nemen wanneer
ik op een en ander ook de volgende
week nog even de aandacht vestig.
a.j.l.
DRANKBESTRIJDING ONDER
HET SPOORWEGPERSONEEL.
Het „Rechte Spoor'.' publiceert de
volgende dienstorde van de Spoorweg-
Directie waaruit blijkt, dat de actie
van de spoormannen voor geheel
onthouding door de Directie hoog
wordt gewaardeerd.
„Sedert een reeks van jaren zijn
tal van ambtenaren en beambten,
georganiseerd in eenige spoorweg-
onthoudersvereenigingen, ijverig be
zig om het drankgebruik onder het
personeel te bestrijden.
Er zijn goede resultaten verkregen,
doch deze zouden veel grooter zijn,
wanneer niet van andere zijde het
streven der drankbestrijders werd
tegengewerkt, niet alleen door het
oor te sluiten voor wat zij aanvoeren,
doch ook door den spot daarmede te
drijven. Een zoodanige handelwijze is
onverantwoordelijk, aangezien de
drankbestrijding niet slechts de wel
vaart en de gezondheid van het per
soneel, maar ook de veiligheid en de
regelmatigheid van den dienst bevor-
dert.
Wie de drankbestrijding niet wil
steunen, mag het laten wie haar
evenwel hinderpalen in den weg legt,
doet schadelijk werk, dat een spoor-
man onwaardig is.
Vooral geldt dit ten aanzien van hen,
aan wie het toezicht over anderen
toevertrouwd is. Van iederen ambte
naar of beambte, wien het belang van
het personeel en van den dienst ter
harte gaat, wordt verwacht, dat hij
zich van genoemde handelingen strikt
zal onthouden.
Met het oog op het onbetwistbare
nut van den door de spoorwegont-
houdersvereenigingen verrichten ar
beid, wordt zonder oók maat eenigs
zins de "vrijheid van het personeel te
willen aanranden gewezen op het
belang, dat er gelegen is in het steu
nen van de leden der Vereèniging in
de vervulling van hun taak."
WERKTIJDVERLENGING IN DE
METAALINDUSTRIE.
Naar aanleiding van de gehouden
besprekingen met hét Bestuur van
den Metaalbond, over loonsverlaging
en werktijdverlenging, aangevraagd
door een aantal Rotterdamsche werk
gevers, zonden onderstaande organisa-
tie's het volgende adres naar den
minister van Arbeid
Aan Zijne Excellentie den Minister
van Arbeid,
te 's-Gravenhage.
Excellentie,
In verband met de plaats gehad heb
bende besprekingen met het Bestuur
van den Metaalbond, over het verzoek
van verschillende Rotterdamsche
Werkgevers bij dezen bond aangeslo
ten, om den werktijd te mogen ver
lengen, naar aanleiding van welk ver
zoek wij reeds op 12 April j.l. met uwe
Excellentie een conferentie hadden,
kunnen wij U thans mededeelen, dat
de onderhandelingen van den Metaal
bond, betreffende tdeze materie, ge
ëindigd zijn.
Het resultaat van deze besprekin
gen was, dat wij het Bestuur van den
Metaalbond hebben toegezegd, Uwe
Excellentie te zullen adviseeren,
bovenbedoeld verzoek in te willigen,
wat wij bij dezen zoo vrij zijn te doen.
Wij willen echter Uwe Excellentie
hierbij doen opmerken, dat wij prin
cipieel op het standpunt staan, dat aan
den, in de Arbeidswet geregelden
werktijd, slechts in den uitersten nood
mag worden getornd en niets zou ons
liever zijn geweest U te adviseeren
bedoeld verzoek af te wijzen.
Wij hadden echter de overtuiging,
dat als wij dit laatste zouden hebben
gedaan, de Metaalbond van zijn over
macht misbruik zou maken en de
toch al veel te lage loonen der metaal
bewerkers, met inplaats van 12 pCt„
ten volle zou hebben verlaagd. Enkel
en alleen om hieraan te ontkomen,
meenden wij U te moeten adviseeren,
zooals wij deden.
Inmiddels met de verschuldigde ge
voelens van hoogachting,
Namens den Ned. R. K. Metaal-
bewerkersbond en den Chr. Metaal-
bewerkersbond in Nederland.
De R. K. Metaalbewerker heeft
echter vernomen, dat de aangevraagde
verlenging niet zal worden verleend.
WERKLOOZENKAS LANDAR
BEIDERS.
De Federatie van Land- en Tuin-
arbeiders (vrije organisatie) heeft be
sloten de werkloozenkas op te doeken,
Het is ongetwijfeld gemakkelijker
straks de werkloozen te laten demon-
streeren, maar of we daarmede dc
gtzinnen willen helpen, is een andere
vraag.
's Rijksinkomsten.
EEN PRACTISCH DING.
GEIEND NIEUWS.
Conflict in een stembureau.
TREKJES CCXXXXiX.
Cf?s vroolljk No@kJ@r
KORTE BERICHTEN.
KUNST EN KENNIS.
Lied voor de R.-K. Vakbeweging.
Q N.
's Rijks inkomsten zijn velerlei. De be
lastingen vormen natuurlijk den hoofd
schotel aan 's Lands disch. Maar builen
de belastingen heeft het Rijk nog diverse
andere inkomsten, die soms vrij belang
rijk zijn.
De belastingen onderscheidt men in: a.
directe belastingen. Hieronder verstaat
men die belastingen, die welke vooraf be
schreven en volgens vastgestelde kohieren
ingevorderd worden zooals de grondbelas
ting, de personeele belasting, de inkom
stenbelasting.
b. Indirecte belastingen. Hierbij rang
schikt men die belastingen, van welker
heffing geen regelmatigcn aanslag ge
schiedt, doch die enkel bij bijzondere ge
legenheden worden geheven en waarvan
dus vooraf geen kohier wordt opgemaakt
zooals de dividend- en tantième-belasting,
het zegelrecht, het registratierecht, het
hypotheekrecht, het successierecht.
Verder heeft de Staat nog accijnsen en
wel op suiker, wijn, gedistilleerd, zout,
bier, geslacht, en, onzaliger herinne
ring, tabak. Verder heeft men een belas
ting op speelkaarten, die ook onder de
accijnsen is te rekenen
Onder de inkomsten van den staat zijn
voorts te rekenen de invoerrechten, waar
onder men ook het statistiekrecht moet
rangschikken.
Ten slotte heeft men nog de belasting
op de gouden en zilveren werken.
Al het vorengenoemde valt feitelijk on
der het begrip belasting. Immers de Staat
trekt daaruit inkomsten zonder dat er
eenige prestatie van het Rijk tegenover
staat. Bij de directe en indirecte belastin
gen wordt dc belasting rechtstreeks voor
den belastingschuldige betaald, bij de ac
cijnsen, invoerrechten en de belasting op
dc gouden en zilveren werken wordt de
belasting betaald door den verbruiker van
de artikelen, waarop de accijnsen enz. rus
ten. Immers de fabrikant, de importeur en
de goudsmid zorgen er wel voor,, dat zij
de door hen te betalen rechten op hun
clientèle verhalen.
Dan hebben wij nog gehad de oorlogs-
winstbelasting, doch deze behoort Goddank
tot het verledene. Sinds 1 Januari 1921
wordt zij niet meer geheven. Jammer is,
dat het Rijk zoo laat was met zijn aansla
gen in de oörlogswinstbelasting. Velen
moeten nu nog 'n gedeelte van hun oor
logswinstbelasting betalen, terwijl hun za
ken verslappen en dikwijls verlies in plaats
van winst opleveren. Voor velen waren de
aanslagen er niet, toen het geld er was en
nu het geld er niet meer is, komen de
aanslagen. Het gevolg zal wel zijn, dat
er heel wat zal moeten worden afgeschre
ven voor deze belasting.
Tot slot vermelden wij de Verdodigings-
belasting I en de Verdedigingsbelasting II,
waarmede wij nog steeds zijn gezegend.
Te zijner tijd hopen wij de genoemde
belastingen, accijnsen enz., eens nader uit
een te zetten. Nu er een algemeene drang
is naar bezuiniging, is het niet ondienstig,
dat de wetenschap, wie er moeten betalen,
en wat er zooal moet worden betaald, ge
meen goed is. Het kan de bezuinigingsactie
leiden en versterken.
Zooals wij in den aanhef reeds aanstip
ten heeft de Staat naast de belastingen
nog veelerlei andere inkomsten.
Op de voornaamste willen wij even de
aandacht vestigen.
Op de eerste plaats noemen wij hier de
rijksretributiêri, dat is vergoeding voor de
diensten welke de Staat aan particulieren
bewijst. Hiertoe behooren schoolgelden,
op de Rijksscholen (b.v. de Rijks H.B.S.)
loodsgelden, veergelden havengelden enz.
De heffingen voor 't gebruik van de Rijks
werken en inrichtingen moeten bij de
wet worden vastgesteld zoo de heffing niet
aan den koning is voorbehouden.
Dan krijgen wij de inkomsten uit de
Staatsdomeinen. Zooals wij vroeger al eens
opmerkten, zijn er Kroondomeinen, wier
opbrengst de Kroon ten goede komt, en
Staatsdomeinen, wier opbrengst ten voor-
deele.van den Staat is. De opbrengst der
Staatsdomeinen is voor 1922 geraamd op
f 3.239.000. Ook heeft de Staat inkomsten
uit het domein van oorlog (rijksgoederen
onder het Departement van Oorlog ressor-
teerende) die f 128.000 opbrengen. Uit dc
Staatsloterij slaat de Staat een voordeeltje
van f 670.000. De Nedeijlandsche Bank
moet een gedeelte harer winsten aan den
Slaat afstaan. Voor 1922 is dit geraamd op
het peulschilletje van 15 millioen gulden.
Blijkens den Staat, behooren de bij de wet
op de middelen, zijn het aandeel van het
Rijk in de opbrengst van de exploitatie
der Staatsspoorwegen en de uitkeering aan
het Rijk en de uitkeering aan
het Rijk van het Staatsbedrijf der Pos-
aan het Rijk van het Staatsbedrijf der Pos
terijen, Telegrafie en Telefonie, wegens
den vrijdom van spoorwegvervoer voor
1922 geraamd op 4.248.940 en f 5.000.000
Deze inkomsten behooren zuiver te zijn
en geen enkele uitgaaf moet daartegenover
staan. De lasten van de spoorwegen en dc
posterijen beloven echter grooter te wor
den dan de lusten. Lezen wij niet, dat bij
de Spoorwegen door den Staat dertig mil-
Iieen zal moeten worden bijgepast, en
verklaarde de Minister van Waterstaat on
langs, niet in de Kamer, dat hij hoopte,
dat in 1923, het Staatsbedrijf der Poste
rijen en Telegrafie zich zelf zoude kunnen
dekken?
Voor de curiositeit vermelden wij ook de
schadevergoeding door de Chineesche Re-
geering te betalen ter zake van de onlus
ten in 1900 (Bokser op stand), geraamd
op f 76.000.
De arbeid van veroordeelden en gedeti
neerden in gevangenissen en Rijkswerkin
richtingen brengt nog ruim 2>/Z millioen
op. De gerechtelijke boeten beloopen
1,200.000, de griffierechten 415.000.
Rechtspraak en gevangeniswezen kosten
veel geld. Er komt althans nog iets van
terecht. Uit het Slaatsmuntbedrijf trekt de
Staat een zuivere winst van 234 ton.
Van België trekken wij jaarlijks f 55800
voor de verlichting op de Westerschelde,
terwijl bovendien de traktementen op de
Wester-Schelde door Belgic worden geres
titueerd. Bovendien draagt Belgsë jaarlijks
f 94500 bij in het onderhoud van het ka
naal van Gent naar Terneuzen, terwijl de
kosten van exploitatie en onderhoud van
de Rijkselectricileitswerken te Terneuzen,
voor 1922 geraamd op f 93.000, door
België worden gerestitueerd.
Bij de vrmekling van 's Rijksinkomsten
hebben wij ons uiteraard moeten beperken,
al meenen wij het voornaamste wel te heb
ben medegedeeld. Wie er meer van wil
weten raadplege den staat behoorende bij
de wet op de middelen (Stbl. 1417 van
1921.)
N.B. De zetter speelt ons soms booze
parten. Gewoonlijk doen wij er het zwij
gen toe. Maar dezen keer heeft hij het toch
te bont gemaakt. Hij liet ons in ons laat
ste artikel zeggen, „dat gij aldus aan de
stemming wilt deelnemen," in plaats van
,,dat gij elders aan de stemming wilt deel
nemen."
Het „Huisgezin" schrijft o.m.:
„Bij de verkiezingen voor de Tweede Ka
mer is gebleken dat uit het wetje-Albarda
(de bevoegdheid om elders te temmen dan
waar men op de kiezerslijst voorkomt) niet
alles gehaald is wat er in zit.
Dit wetje strekte niet uitsluitend of
hoofdzakelijk om bijv. handelsreizigers te
gerieven.
Het had wel op de eerste plaats het oog
op de velen, die tusschentijds zijn verhuisd
en nog op de kiezerslijst hunner vorige
woonplaats voorkomen. Dc duizenden en
duizenden van deze categorie behooren
voor een groot gedeelte tot hen, die niet
uit eigen' initiatief een stap verzetten en
naar het gemeentehuis gaan om een of an
der formulier te teekenen.
Spannen de organisaties zich er niet
voor dan blijft de wetsbepaling voor veruit
de meesten een doode letter.
Men mag er in de krant op wijzen, spre
kers op vergaderingen mogen het geval
toelichten, het publiek blijft veelal onaan
doenlijk Het moet voor hen worden klaar
gemaakt, men moet hen als het ware mee
nemen naar het gemeentehuis.
Welnu, voor de eerste maal dat de
nieuwe bepaling heeft gegolden (ze is be
trekkelijk pas kort geleden aangenomen),
heeft ze de kiezersorganisaties verrast.
Deze waren er blijkbaar niet op geoutil
leerd en zoo zijn een aantal stemmen, die
men had kunnen hebben, onuitgebracht
gebleven.
Of de bepaling kan worden vereenvou
digd, of ook in de stemtechniek een wijzi
ging Lan worden gebracht, die hét aantal
ongeldige stemmen vermindert, zijn pun
ten, die nauwgezette aandacht verdienen."
Aan „De Tijd" kwam »;r oore een zeer
partijdig en eigendunkelijk optreden van
den voorzitter van het stembureau aan de
Passeerdergracht te Amsterdam, den heer
Wezelaar, onderwijzer aan een der open
bare scholen ten aanzien van lichamelijk
hulpbehoevende verpleegden van het St.
Bernardusgesticht. Terwijl volgens de wet
de voorzitter lichamelijk hulpbehoevenden
kan doen bijstaan, moet dit hier gewei
gerd zijn.
Volgende eenzijdige voorstelling van het
geval wordt nu in de „Nieuwe Rotterdam
sche Courant" gelanceerd. De ,N. R. Crt."
maakt n.l. melding „van een conliet in een
van de stembureaux aan de Passeerder
gracht aldaar, waar verpleegden van het
St. Bernardusgesticht, allemaal ouden van
dagen, en veel gebrekkigen, hun stemplicht
moesten vervullen. Zij werden daarheen
geleid door geestelijke zusters en herhaal
delijk moest de voorzitter daar tuschen-
beide komen, als deze zusters den ver
pleegden wilden aanwijzen, welk hokje zij
rood moesten invullen. Genoemde zusters
hebben er toen den rector van het gesticht
bij gehaald, en deze geestelijke rchijnt,
naar de voorzitter later mededeelde, po
gingen gedaan te hebben om wat meer
autoritair op te treden dan oirbaar was,
zonder echter gedaan te krijgen, dat de
voorzitter van het hem door de Kieswet
voorgeschreven standpunt afweek."
„De Tijd" heeft inlichtingen ingewon
nen en kan tegenover deze lezing de vol
gende plaatsen:
De verpleegden kwamen onder geleide
der zusters naar het stemlokaal en som
mige hadden bijstand noodig. De voorzitter
weigerde den zusters toe te staan de ver
pleegden behulpzaam te zijn of hulp te
verleenen dan wel hulp aan te wijzen. Ge
waarschuwd kwam later rector Jansen na
drukkelijk den voorzitter verzoeken, arti
kel 78 van de kieswet toe te passen, dat
bepaalt: „wanneer blijkt, dat de kiezer
lichamelijk hulpbehoevend is, kan de voor-
Neomist.
'n Heerlijk stralende zonnedag.
En alles blij, als verjongd, overgoten
met den lichtglans van wat komen zal.
't Is of alle arbeid is neergelegd, of alle
gerucht eerbiedig zwijgt, om het grootsche,
dat te wachten staat.
En overal vandaan trekt het naar één
puntkalm, devoot bijna, maar blij,
als met stillen, ingehouden jubel, die
straks zijn weg moet vinden.
Uit lage deurtjes komen ouden en jon
gen in Zondag-kleedij. uit steegjes,
straatjes, poortjes en van alle kanten loopt
het maar ijverig naar die plek waar reeds
velen verzameld zijn en het oog verzadi
gen aan den blanken stoet van bruidjes,
getooid en beladen met de schoonste
bloemen, die de zomer brengen kan.
En van aller gelaat, hard, ruw of door
groefd, straalt toch die blijde fcestglans.
Men spreekt zacht in eerbiedig wach
ten.
De deur van het warm-kleurig ver
sierde huisje gaat openen het is
doodstil.
De jonge priester treedt naar buiten en
staat direct met zijn ouders en verwan
ten midden in den witten stoet.
Een golf van ontroering overstelpt hem
en in zijn oogen is de glinstering van
tranen.
Voorafgegaan door de kerkelijke har
monie, die met haar plechtige muziek
den aanvang der zeldzame gebeurtenis
uitgalmt, trekt langzaam die schare van
honderden ter kerke.
De witte bruidjes strooien kwistig uit
hun korven, en over een pad van louter
bloemen gaat dan de jeugdige neomist
voor het eerst in zijn geboorteplaats in
tot het Altaar Gods.
In eerbiedige aandacht, in nog beter
besef van wat daar geschieden gaat, wor
den in het Godshuis de heilige handelin
gen gevolgd; de orgeltonen vergezellen
den lieven knapen-zang en ruischen na
in stuwing van juichende klanken.
De grijze herder der parochie be
treedt den kansel.
De woorden treffen door hun eenvoud
als hij schetst de verheven waardigheid
van het priesterschap. Hij verblijdt zich
met de vreugde van zijn beschermeling....
van diens ouders, broeders, zusters, van
allen die meegaan in den grooten dag.
Hij heeft den jong-gewijde als knaap
geleerd, zien opgroeien, hem gevolgd in
zijn smachtend verlangen naar het ideaal
zijner hooge roeping. Nu straalt de groote
blijdschap van zijn gelaat, dat ook hij het
weer zijn mag, die hem binnenleidt in den
tempel Gods waarin hij zelf vergrijsde.
En nu, aan het eind zijner woorden ge
komen, vraagt de oude dienaar nederig
den zegen en de gebeden van den jongen
priester, voor hem en al zijn trouwe pa
rochianen.
Dan nadert te spoedig het groote
oogenblik der Consecratie, waarin allen
bidden voor hem.en hij voor allen..
en als weinige oogenblikken daarna de
eenvoudige ouders en alle verwanten en
vrienden uit de handen van den neomist
de H. Hostie ontvangen, komt er over de
schare- een groote ontroering van heerlijk
meevoelen met het geluk daar vóór hen.
lang is het stil na de Heilige Gods-
vereeniging.
Dan daveren en golven en jubelen de
orgeltonen langs de hooge gewelven en
langzaam zet de processie zich in bewe
ging.
Nu is buiten alles vreugde en blijd
schap.
De zon-spattende instrumenten wor
den opgeheven en daar dreunt en kraakt
de volle marsch over het kerkplein.
De witte engeltjes stro-rfen opnieuw,
nu lachend en minder ingetogen, volle
handen bloemen en groen uit frisschen
voorraad.alles is overschaterd met
zon en blijden lach
Zoo gaat het in ogewekt tempo door
de vlaggen-straten, waar alles wat niet
mede ter kerke kon gaan naar buiten
komt, groetend, wuivend, mee-juichend.
Bij het huis stellen ailen zich op in
wijden kring om de groote eerepoort van
groen en wit, die zich statig aan den
gevel verheft en de plaats omspant waar
de jonge priester de gelukwenschen moet
ontvangen.
Eerst komen verscheidenen der witte
bruidjes en zeggen met hun zilveren
stemmetjes de rijmen.
Dan komen grooteren met kostbare ge
schenken en een rijkdom van bloemen....
Eenvoudig is de daarbij gezegde taal,
maar groot het hart, dat ze spreekt.
En dat stuwt maar voort langs de
statige poort van groen en bloemen....
allen willen hem de hand drukken....
allen willen hem zeggen, dat ze deelen
in de vreugde van de gelukkige familie...
Het duurt geruimen tijd eer de neomist
een teeken kan geven.
Maar dan is het stil.
En met heldere stem, die nog voorbij
de drommen klinkt, zegt hij dank aan
allen voor het onvergetelijke van dezen
morgen. En hij zegt, nóg nimmer zóó de
groote waardigheid van het priesterschap
te hebben beseft, zelfs niet bij zijn Heilige
Wijding.
Ik dank u allen recht hartelijk, be
minde dorpsgenooten, zegt hij nog eens,
en moet zich inspannen, om zijn stem
denzelfden vasten klank te laten behou
denIk dank uge hebt mij dezen
dag tót een der schoonsten, tot den on-
vergetelijksten gemaakt van heel mijn
leven.
Dan wuift hij nog eens de schare toe..
en als die breede, dichte massa één don-
OOK EEN CONOLUSSIE.
Zoontje: Wonen er heusch menschen.»
op de maan, pa?
Vader: Wel zeker, jongen.
Zoontje: Wat zal het dan een ge
drang wezen, a Is 't halve maan is.
GEEN LAST.
„Heb je nog last met je Fransch gehad
in Parijs?"
„Nou, ilk niet zoozeer, maar de Fran-
schen misschien wel.
OOK EEN CADEAU.
„Fritsje, vandaag ben je jarig, hèl
Vertel me nou 'ns, waarmee kan ik je echt
plezier doen?"
„Hè toe, vader, geeft u Pietje van de»
buurman 'n flink pak slaag!"
zitter van het stembureau toestaan, dat hij
zich doe bijstaan." Van een autoritair op
treden was geen sprake. Rector Jansen
stond alleen op strikt eerlijke toepassing
van art. 78.
Dn voorzitter bleef weigerachtig, waar
door naar later moet gebleken zijn, ver
schillende biljetten van onwaarde aren.
Daarentegen werden later op den dag an
dere ouden van dagen, die lichamelijk
hulpbehoevend waren, wel heel welwillend
vanwege den voorzitter bijgestaan. Het:
„kan de voorzitter toestaan, dat (de licha
melijk hulpbehoevende kiezer) zich doe bij
staan" is dus verschillend geïnterpreteerd
en toegepast tegenover de Roomsche ver
pleegden en anderen.
Deze toepassing van art. 78 is een ge
heel andere dan die in Rotterdam werd
toegepast en waarvan eveneens de „Nieu
we Rotterdamsche Courant" verhaalde:
„In het stembureau aan den Westersin-
eel werd een honderdtal patiënten van het
R. K. St. Anlhoniusgosticht op draagbaren
binnengebracht. De draagbaar werd voor
het slemhokie neergezet en een non vulde
voor de patiënten het stembiljet in. (Art.
78 van de Kieswet bepaalt: ..Wanneer
blijkt dat een kiezer lichamelijk hulpbe
hoevend is, kan de voorzitter van het
stembureau toestaan, dat hij zich doe bij
staan.")
Hot is nog niet zoo h©el lang geledon,
dat in Duitschland het „Kaiserliche Ge-
sundheitsambt" met klem waarschuwde
tegen het te spelen geven aan kinderen
van de bekende looden soldaatjes. Klei
ne kinderen hebben veelal de gewoonte
alles dus ook hun speelgoed in den
mond te steken, en... lood is gevaarlijk!
Maar ook de kleuren, voor bedekking
aangewend, zijn dikwijls van giftig ge
halte. Eene oplossing hiervoor is, die
looden speelgoed te beschilderen meteen:
onschadelijke olie of lakvorf, die onop
losbaar is in water en in het speeksel
en dus hij het in den mond nemen nieï
afgeeft. Maar ook dan nog is er het ge
vaar, daar door afbreken van een hoofd,
een geweer of arm op de breukvlakte
een gedeelte van het lood bloot komt te
liggen.
Ook voor ander speelgoed dan de loo
den soldaatjes geldt de waarschuwing;
voor het kleurengif, en begrijpelijk
niet voor Duitschland alleen. Ook in onze
Hollandsche kinderkamers mogen we wel
eens een wakend oog over het speelgoed
laten gaan. Het paardje, de sabel, de
bromfluit van d e kleine dreumes, en de
pop waarmede onze kleine dochter speelt,
dat alles is dikwijls op den keper be
schouwd ongeschikt als kinderspeelgoed,
vanwege het kleurengevaar. De blokken
doos, de legkaart, onze kleinen steken
zo ongemerkt in den mond en krijgen
papier naar binnen. Het tuig van oen
stokpaardje, het tulle van een poppen-
wiegje, zit daarop bevestigd door mid
del van kleino spijkertjes of punaises;
de kinderen rukken dit onder het spe
len er af, en het gevaar voor verwon
ding aan de aldus in de kinderkamer,
verspreid wordende puntige voorwerpjes
is niet denkbeeldig.
Nog onlangs moesten we ondervinden
bij eene bekende familie, dat de moe
der daarop opmerkzaam gemaakt door
de benauwde bewegingen van baby
uit een kinderkeeltje een groote... kop
spijker te voorschijn bracht, en de kleine
had toch enkel maar met 'n klein Ted
dy-beertje zitten spelen. Doch men moet
weten, dat bij verscheidene dezer beer
tjes, konijntjes, eskimotjes enz. als ge
liefd kinderspeelgoed gaarne in onze kin
derkamers toegelaten, de oogen eenvou
dig uit or-los-ingestoken-geverfde-kop-
spijkers bestaan. En zoo zouden we kun
nen wijzen op het gevaarlijke van de
z.g. „sterrekijkers" met de kleine ge
kleurde stukjes glas; poppen met stee-
nen koppen, gekleurde en glazen knik
kers etcetera. Doch ons doel is hier een
wenk te geven. Een ieder zie verder
in eigen omgeving eens rond. j
Van schrik gestorven. De jeugdige
cchtgenoote van den hotelhouder J. F. te
Baflo (Gr.) werd door een bij gestoken,
waardoor ze zóó schrok, dat de dood eeni
ge oogenblikken later intrad.
De jury benoemd door het R. K. Vak
bureau teneinde de antwoorden op de
prijsvraag om een Strijdlied te beoor-
deelen heeft geen gebruik gemaakt van
haar bevoegdheid om aan den besten in
zender een prijs toe te kennen, wijl zij ook
dc beste der ontvingen inzondingen niet
goed genoeg heeft geoordeeld.
De inzenders kunenen, indien zij daartoe
hun verlangen aan het R. K. Vakbureau
kenbaar maken, de door hen ingezonden
tekst terug ontvangen.
De pogingen om een goed lied voor de
R. K. Vakbeweging te verkrijgen, worden
voortgezet.
derende juichkreet naar de ijl-blauwe
lucht stuwt moet hij zich omwenden....
want hij weet, dat daar echte, onge
veinsde blijheid wordt uitgejubeld, dat ze
hem liefhebben, niet enkel als dorpsge
noot, maar als de nieuwe, stoere arbeider
in den grooten wijngaard.... en de ont
roering wordt hem te machtig.
En alsof het zoo is afgesproken....
men zwijgtlaat hem binnengaan in
de ouderlijke woning, waar vader,
moeder en alle huisgenooten van dien
dg.g liggen neergeknield.... waar de
oude vader met trillende, door tranen
belemmerde stem, aan zijn kind den
zegen vraagt, voor hem, voor de moeder,
de broers en zusters en allen die aanwe
zig zijn.
Buiten weet men dat.... en is stil....
En gaat rustig uiteen.
Zoo hebben we gezien het feest eener
Eerste Heilige Mis in het „donkere"
Zuiden.