eiRNENLANr
gtiPfffEMi.Aiinsfw iifuws.
KERKNIEUWS.
SPORT ER SPEL
DE JAARBEURS BEDREIGD?
DE OPENBARE FINANCIëN EN
DE MIDDENSTAND.
EEN PARADIJS VOOR CANDI
DATES
NIET ZOO LANGZAAM.
EERSTE KAMER.
Vergaderinsi van Woensdag 26 Juli,
geopend te 11.40.
Voorzitter J. G. baron VAN
VOORST TOT VOORST.
Onderz ek der geloofsbrieven.
De heeren DE VOS VAN STF EN-
WIJK, VAN LANSCHOT en VAN
DER HOEVEN brengen achtereen
volgens namens de drie daarvoor
aangewezen co missiën verslag uit
van et naar de geloofsbrieven der
nieuw-benoemde leden ingestelde on
derzoek. In alle gevallen wordt tot
toelating geadviseerd, mede wat be
treft de verkiezing van den heer J.
Croles (Friesland) waarover, naar men
weet, een verschil is gerezen.
De heer MENDELS (S. D) heeft
tegen de toelating van den heer J.
Croles bedenking. Bij de herstemming
tusschen de heeren Croles n Van Kol
waren alle Statenleden aanwe ig en
werden 50 stemmen uitgebracht. De
waar hijnlijkhcid is dus root, dat
d heer Croles heeft medegestemd,
tenzij een ander lid twee briefjes in
de bus heeft geworpen. Bij een her-
temming mogen de eide betrokke
nen echter ni t mede tem en. De
vraag is nu of deze stemming geldig
is geweest. Spr. meent van niet. De
verkiezing van den heer Croles toch
heeft niet plaats gehad volgens de
voorschriften der Provinciale Wet
en der Kieswet. Nu zegt de commissie
elindien één stem wordt afge-
t okken van het stemmental, dat
de heer Croies verkreeg, dan zou
de uitslag der stemming toch niet
anders zijn geweest. Doch deze rede
neering gaat niet op, er is hier een
vitium originis.
Wat zou er b.v. geschied zijn,
indien een der leden mondeling had
gestemd in plaats van schriftelijk.
Deh er DE VOS VANSTEENWIJK
(Chr. H.)„Dan zou er een briefje
minder zijn geweest."
De heer MENDELS: „Juist, maar
in elk geval had toch een nieuwe
stemming moeten plaats vinden."
Er w ren bij de herstemming negen
blanco stemmen. De uitbrengers daar
van hadden z'ch zesr wel alsnog kun
nen bedenken. Men moet zich ér dus
wel voor wachten de heer Croles zoo
maar als lid toe te laten.
DE VOORZITTER merkt op, dat
de hee Mendels zelf nog geen lid is
(gelach). Spr. stelt daarom voor, de
discussie over de toelating van den
heer Croles thans te staken. Zoodra
de overige leden geïnstalleerd zullen
zijn, kan de Kamer dan een beslissing
némen over de toelating van den heer
Croles.
Aldus wordt besloten.
Be eed ging.
De VOORZITTER doet hierop
voorlezing van het formulier voor de
voorgeschreven eeden, waarna de ver
schillende leden staande den eed of
de belofte afleggen. De belofte werd
afgelegd door dé sociaal-democraaten,
den heer Van Embden (V.-D.) en
den heer Franssen (A.R
De VO RZITTER deelt daarop
mede, dat het de Koningin behaagd
heeft hem weder tot voorzitter der
Eerste Kamer te benoemen. Sp eker
brengt eerbiedigen dank voor dit
bewijs van vertrouwen en verklaart
dit gewichti e ambt niet te kunnen
aanvaarden zonder medewerking van
de Kamer. In de negen jaren, dat
spr. het voorzitterschap bekleedt,
heeft het hem trouwens nooit aan
steun van de Kamer ontbroken. In-
tusschen is er veel in de samenstelling
der Kamer veranderd. Spr. hoopt,
dat Gods zegen moge rusten op den
arbeid der Kamer en dat opnieuw zal
bliiken, dat deze een onmis are scha
kel in 's l nds bestuur vormt.
De heer VAN DER DOES DE
WILLEBOIS (R.K. beantwoordt,
als oudste lid, deze toespraak met
de beste wenschen veor het welzijn
van den voorzitter.
De VOORZITTER stelt voor de
Troonrede met een adres van antwoord
te beantwoorden.
Aldus ordt besloten.
Hiero, wordt een half uur gepau
zeerd.
Na de pauze is het oord aan den
heer DE VOS VAN STEENW1JK
(Chr. H.), die namens de commissie
de opmerkingen an deh heer Mendels
over de benoeming van den heer
Croles beantwoordt. Spr. gelooft, dat
de heer Mendels zich vergist. De com
missie heeft zich op het standpunt
gesteld, dat een stem minder toch niete
aan den uitslag der v rkiezing zou
hebben veranderd. Bovendien staat
in de Provinciale wet nergens, dat
een stemming absoluut nietig is,
wanneer een belanghebbende eraan
heeft deel enomen.
De heer SL1NGENBERG (V.-D.)
sluit zich hierb aan. De commissie
heeft er rekenschap van gegeven,
welke beteekenis de begane informa
liteit bij deze verkiezing moet hebben,
en ze was van oordeel, dat onze wet
geving ten deze niet op het streng
formalistische stan 'punt van den
heer Mendels staat. Trouwens de
historische beteekenis van art. 111
der Kieswet is van dien aard, dat
zij niet in overeenstemming geacht
kan worden met het formalisme van
den heer Mendels. De Commissie heeft
clan ook gemeend, dat tegen de toe
lating van den heer Croles een be
zwaar behoeft te bestaan, te meer
daar hier geen bedenkelijk precedent
wordt geschapen. Bij de ve kiezing
van den heer Vliegen heeft ich n.l.
indertijd een gel k geval voorgedaan.
De heer VAN LANSCHOT (R.-K.)
sluit zich eveneens bij e zienswijze
der commissie aan. Het betoog van
den heer Mendels was meer spits
vondig dan juist. Spr. be oept zich
op prof. Oppenheim, die van oordeel
is, dat in een geval als het onder
havige, geen absolute nietigheid van
de stemming het gevolg behoe't te
zijn. Deze uitnemende kenne van
ons gemeenterecht blijft van meening,
dat onderzocht moet worden wat het
gevolg an de informaliteit voor
den uitslag der stemming is geweest
De commissie bevindt zich dus met
hare zie swijze in uitstekend gezel
schap.
De heer MENDELS (S. D.) repli
ceert. Spr. dingt niet af op de auto
riteit van Oppenheim. Deze drukt
zich echter zeer voorzichtig uit en
zegt slechts „het wil mij voorkomen,"
dar de stemming niet absoluut nie
tig behoeft te zijn. Een andere ziens
wijze acht hij dus zeer wel eveneens
mogelijk. Hoe dit echter zij, het is
in ieder geval een zaak van publieke
decentie.
Hierop wordt de beraadslaging ge
sloten en zonder hoofdelijke stem-
ntong besloten tot toelating van den
heer Croles, die vervolgens aanstonds
de vereischte eeden alfegt en zijn
plaats in de vergadering inneemt
Herdenking van mr. Reekers.
Na voorlezing door den griffier van
een schrijven waarin de mededeeling
wordt gedaan van het overlijden van
den heer F.J.A.M. Reekers, houdt
de voorzitter een toespraak, waarin
hij opmerkt, dat de Kamer in den heer
Reekers een politieke figuur in den
goeden zin des woords verloren heeft,
die steeds onbewimpeld voor zijn
meening uitkwam en alle achting
genoot. Naar zijn overtuigend woord
werd gaarne gehoord. De Kamer ver
liest in den heer Reekers een typische
persoonlijkheid, die zij noode zal
missen. ^Zij is vervuld niet dankbaar
heid voor het vele goede, waarin hij
voorging.
Deze toespraak werd door de Ka
merleden staande aangehoord.
Trekken der afdeelingen.
Hierop gaat de Kamer over tot het
trekken der afdeelingen. Nadat dit
heeft plaats gehad begeeft zij zich
in de afdeelingen tot het benoemen
van voorzitters en onder-voorzitters,
almede voor het aanwijzen van een
commissie voor redactie van hetont-
werp-adres van antwoord op de Troon
rede.
De vergadering wordt daartoe een
uur geschorst.
Na 1 uur wordt de zitting hervat.
De VOORIITTER doet eenige mede-
deelingen, die echter niet in dit ver
slag kunnen worden weergegeven,
aangezien de pers niet in de gelegen
heid werd gesteld tijdig haar plaats
in de vergaderzaal in te nemen.
Onmiddellijk na deze mededeelingen
begeeft de Kamer zich in de afdeelin
gen tot onderzoek van het ontwerp-
adres van antwoord op de Troonrede.
De vergadering wordt verdaagd tot
Donderdagochtend 11 uur. Dan is aan
de orde de behandeling van het ont-
werp-adres van antwoord op de Troon
rede.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Woensdag 26 Juli,
geopend te 1 uur 35.
Voorzitter mr. D. A. P. N. KOO-
LEN.
Geloofsbrieven.
De heer VAN VUUREN (R.K.)
brengt namens de commissie tot
onderzoek van de geloofsbrieven ver
slag uit en adviseert tot toelating
van de gekozenen. Besloten wordt
eers tot toelating van den heer
D. A. P. N. Kooien tot lid van de
Kamer en daarna tot toelating van
de overige gekozen leden.
Beëedlging.
In handen van den voorzitter wordt
daarna door ieder lid de voorgeschre
ven eed of belofte afgelegd.
Hetzelfde geschiedt ten aanzien
van den eed of belofte van trouw aan
de Grondwet.
Nominatie Voorzitterschap.
Aan de orde is het opmaken van
een nominatie van drie leden voor
het voorzitterschap. Tot leden van
de commissie voor de stemopneming
worden benoemd de heeren Mar-
chant, Beumer, Van Ryckevorsel en
Van der Waerden.
Stemming voor no. 1 der voordracht.
Uitgebracht worden 97 stemmen,
waarvan op den heer Kooien 72,
den heer Rutgers 1, op den heer
Visser van IJzerdoorn 1 en blanco
23.
Als no. 1 wordt dus mr. D. A. P. N.
Kooien geplaatst.
Stemming voor no. 2 der voordraeht.
Uitgebracht worden 96 stemmen,
waarvan 53 op den heer De Monté
Verloren, 8 op den heer Visser van
IJzerdoorn, 4 op den heer Marchant,
3 op den heer Dresselhuys, 8 op den
heer Schokking, 1 op den heer De
Geer, 1 op den heer Rutgers en 25
blanco.
De tweede plaats op de voordracht
wordt dus ingenomen door den heer
De Monté Verloren.
Stemming voor no. 3 der voordracht.
Uitgebracht worden 96 stemmen,
waarvan 46 op den heer Visser van
IJzerdoorn, 27 op den heer Schaper,
4 op den heer Dresselhuys, 4 op den
heer Marchant, 1 op den heer Troel
stra, 1 op den heer Rutgers en 13
blanco.
De derde plaats op de voordracht
wordt derhalve ingenomen door den
heer Visser van IJzendoorn.
De voorzitter dankt de commissie
voor de stemopneming en benoemt
deze leden en de heeren Wintermans,
J. B. van Dijk (R.-K.), Ter Hall en
Bakker in de commissie welke de
opgemaakte nominatie aan de Ko
ningin zal aanbieden.
Te 2 uur 30 verdaagt de voorzitter
de vergadering tot morgen 1 uur 30.
Bezuinigingscommissie benoemd.
Dankschrijven van Z. E. den Kar
dinaal-Prefect der Propaganda
aan het Doorluchtig Episcopaat
van Nederland.
De terugkeer van de Mount
Everest expeditie.
De heer Ed. G. Schiirmann, voorzitter
van den Ned. Middenstandsbond, spreekt
in het officieel orgaan van dien bond van
den ondergraving in de laatste maanden
van de Nederlandsche Jaarh°urs.
In plaats dat de Nederlandsche Jaar
beurs door den handel en industrie als
hun instituut wordt gesteund en beide tak
ken samenwerken om hun Jaarbeurs hoog
te houden tegenover de andere Jaarbeur-
.zen, waarop het buitenland prat gaat,
gaat men, schrijft de heer S., dit
nabopale instituut ondermijnen door voor
bepaalde branches afzonderlijke jaarbeur
zen te organiseeren. Zoo is te Amsterdam
een afzonderlijke lederbeurs geslicht en
is men bezig aldaar ook een afzonderlijke
beurs voor levens- en genotmiddelen in
het leven te roepen. Nu er eenmaal één
schaap over den dam is, is de vrees niet
ongegrond, dat €T meer zullen volgen; de
eenheid is verbroken en daarmede een in
nerlijke strijd voor handel en industrie
Ontketend. Want gaat de Nederlandsche
Jaarbeurs thans verloren, dan is dat tegen-
0**r het buitenland een moreel échec,
Waarvoor wij toch moeten trachten iu
kritieke tijden, als wij thans leven, ons
land te behoeden.
De groote kracht van de Jaarbeurs te
Utrecht zit hierin, dat op een bepaalden
tijd alle industriegroepen op één plaats hun
waren uitstalden en él wat handel dreef
zich gezamenlijk naar die ééne plaats kon
begeven, om er zijne inkoopen te doen en
daarmede samenhangende onderhandelin
gen te voeren. De exploitatie en propagan
da konden daardoor het meest econo
misch en het meest invloed-nitoefenend
worden gevoerd. Voor den handel was
deze manier ook het mins! lijdroovend.
Weilke redenen bestaan er nu, om op dit
gebied te gaan décentraliseeren? Het is
ons opgevallen, dat bij de mede deelingen
der nieuwe organisaties nimmer argumen
ten naar voren gebracht werden, waarom
men zich van de Utrechtsche jaarbeurs
ging afscheiden. Bestaan er zedelijke gron
den voor, dat men die dan meedeele. Is
men niet tevreden over de wijze, waarop
te Utrecht de Jaarbeurs beheerd wordt, Is
«r door degenen, die het initiatief tot af
scheiding namen met het Jaarbeursbestuur
te Utrecht overleg gepleegd? Zoo ja, dat
men de resultaten dier besprekingen aan
den handel overlegge. Heeft de leder- en
schoenhandel een eigen, afzonderlijke
beurs noodig waarom de gronden ver
zwegen? En wat is dé beteekenis van de
verbintenis, waartoe de deelnemers aan
de Amsterdamsche lederbeurs worden ge
dwongen om aan geen andere beurs in
Nederland deel te mogen nemen?
Het jaarbeurswezen is in de eerste
plaat een middenstandsbelang. Een jaar
beurs alleen met deelnemers en zonder be-
zoekerskooplieden is een onding. Is het
een te onbescheiden eisch, indien de
handeldrijvende middeenstand antwoord
verzoekt op bovenstaande vragen? Heeft
ook de middenstand, hebben de kooplie
den en winkeliers in deze kwestie ook
niet nog een woordje mede te spreken?
Het is in tijden als wij nu beleven, niet
moeilijk met nieuwe plannen te komen en
nieuwe plannen te verwezenlijken. Maar
er zijn ook nimmer tijden geweest, die
zóó dringend tot voorzichtigheid manen.
Zal de lederbeurs, de beurs voor voe-
dings- en genotmiddelen, straks misschien
een afzonderlijke textielbeurs zal ie
der van de ondernemingen haar eigen or
ganisatie en administratie moeten hebben,
haar eigien propaganda meoten voeren,
mischien weer elk van haar een eigen
subsidie van Rijk, gewest en gemeente
moeten hebben? Er gaat een kreet van
bezuiniging door het land; zal nu ander
zijds weer drie, vier maal hetzelfde werk
gedaan, aanzienlijke bedragen aan pro
paganda en reclame geofferd moeten wor
den en voor het dienen van welke
zakelijke belangen, ten bate van welke
practische resultaten?
Wij meenen, besluit de heer Schiirmann
dat dit versnipperings-proces niet zonder
meer maar mag voortgaan. Kan men ons
de voorbeelden van deze speciale jaarbeur
zen aantoonen wij zullen ze gaarne
vernemen. Maar de middenstand dient om
trent de plannen en grondslagen méér
te weten, dan hij tot heden toe te weten
kwam, want het jaarbeurswezen raakt te
nauw de middenstandsbelangen dan dat
wijzigingen daarin en vooral wijzigin
gen, waaraan groote gevaren verbonden
zijn aangebracht zouden kunnen wor
den, zonder dat wij daarin onze stem
hadden laten klinken.
De heer prof. mr. dr. Ant. van Gijn,
heeft naar de „De Middenstandsbond"
meldt, den volgenden „Leiddraad" voor de
besprekingen van het onderwerp „De
openbare Financiën en de Middenstand"
ten dienste van het Congres verstrekt:
Hoewel het beginsel van belasting naar
draagkracht het overheerschende beginsel
van belastingheffing moet blijven, is het
toch wenschelijk, méér dan in de laatste
jaren vaak het geval was, aandacht te wij
den aan het bijzondere belang, dat som
mige individuen of groepen hebben bij
bepaalde diensten door de publieke licha
men bewezen.
Het is onjuist het bedrag van het inko
men of van het vermogen eenzijdig als
maatstaf voor de draagkracht der indivi-
docen te nemen.
Inkomen in natura genoten en terstond
verbruikt en geldinkomen, dat voor spoe
dig te verbruiken zaken wordt uitgegeven,
moet, voor zoover het niet gaat om nood
zakelijk levensonderhoud in ruimen zin,
meer dan thans het geval is, hooger wor
den belast dan géld-inkomen dat naar
de taal van het dagelijksch leven on
verleerd blijft, in werkelijkheid echter
wordt besteed aan zaken, die strekken tot
blijvend of langdurig maatschappelijk nut.
(Kapitaalvorming.)
De middenstand zal verstandig doen in
zake belastingen een brceden blik te too-
nen, d.w.z. niet eenzijdig te letten op zijn
onmiddellijk belang, bestaande in lage
belasting-biljetten, doch ook rekening te
honden met den invloed der belastingen
op de algemeene welvaart en de koop
kracht der geheele bevolking. In het bij
zonder geldt dit ook inzake de gemeente-
li$ce belastingheffing.
De heer Hilton Young, een der leden
van de Engelsche delegatie ter Haag-
sche Conferentie, liet zich in een inter
view ook terloops uit over de algemeene
verkiezingen in Nederland, die juist ter.
tijde der Haagsche conferentie plaats
hadden. Wat me trof, ze'de hij, was de
buitengewoonte kalmte vergeleken bij
een Brrtsche verkiezing. Geen sprake
van opwinding en geen aanplakbiljetten.
De vergade.-'ngen waren schaarsch. Dit
alles is ongetwijfeld te wijten aan het
feit dat elke kiezer op straffe van een
zware boete verplicht is naar de stem
bus ïe gaan. De eenlge „hint", die men
ontving dat een verkiezing gaande was,
was een keurig gedrukt strooibiljetje,
waarop de doeleinden en idealen van een
der 47 verschillende partijen werd uiteen
gezet. Inderdaad, Holland is een paradijs
voor candidaten.
We bevonden ons vóór een paar dagen
in het gezelschap van enkele buitenland-
sche journalisten, toen uit Den Haag
werd getelefoneerd, dat het Kabinet de
portefeuilles ter beschikking gesteld en
H. M. aan jhr. mr. Ruys de Beerenbrouck
een nieuwe opdracht tot Kabinetsforma
tie had verstrekt, schrijft „de Tijd".
Een geroutineerd collega, vertegenwoor
diger van een builenlandsch persbureau,
meende, dat de Kabinets-crisis dus over
een paar dagen zou zijn opgelost, en
groote verwondering verwekte onze op
merking, da' er weken mede konden ge
moeid zijn.
Uit het buitenland zijn voorbeelden be
kend, dat de kabinetsformateur reeds een
of twee dagen na het ontvangen zijner
opdracht aan het Staatshoofd weet mede
te deelen, of hij deze al dan niet kan
vervullen. In Frankrijk heeft de staats
man, die als Kabinetsformateur naar het
Elysée wordt geroepen, meestal 'zijn re-
geerprogram en de lijst zijner toekom
stige medewerkers zooal niet op papier,
dan toch in zijn hoofd, zoodat hij vier
en twintig uren later heel goed kan we
ten, of zijn poging tot kabinets-formatie
al dan niet is geslaagd.
Hier te lande duren de geboorteweëen
van een nieuw Kabinet niet uren, maar
weken, maanden soms Doch deze zwaar
wichtige methode werkt zekerder dan het
ietwat losse, vluchtige stelsel onzer Zui
derburen. Ook de politieke Hollandsche
molen maalt langzaam, maar beter. Een
tiental kabinetscrisissen in één parlemen
taire periode, zooals men die in andere
landen heeft gekend,, of het wegkegelen
van een Kabinet, vier en twintig uur na
dat de nieuwe premier hef regeerkasteel
beklom, behoort in ons land gelukkig nog
niet tot de politieke mogelijkheden. En
wij zullen wel de laatsten zijn om op
overhaaste beslissingen bij een zoo ge
wichtige zaak als de vorming van een
kabinet aan te dringen.
Den kabinetsformateur wacht thans
een ongemeen moeilijke taak. Voor de
onlossing der crisis is, anders dan in
1918, het regeerprogrom de hoofdzaak.
Men verwacht, dat Minister Ruys reeds
spoedig een ontwerp-program zal doen
toekomen aan de voorzitters der drie
rechtsche Kamergroepen, die in hun frac
ties hierover gaan beraadslagen en hun
opmerkingen aan den kabinetsformateur
kenbaar maken. En juist, wijl alle groe
pen zelfstandig en zonder afspraak op
getreden zijn in de verkiezingen, zal het
samenstellen van zulk een program tijd
vorderen. Tijd en tact.
„Niemand zal dan ook met twee,
drie^ dagen ongeduldig mogen worden
en ietwat smalend vragen; „waar de
beer Ruys blijft met zijn Kabinet",
zegt de „Nederlander" terecht. Noch
zal men mogen verkondigen, dat „de
rechterzijde met haar overwinning
verlegen is". Want de rechterziide
heeft niet overwonnen. Doch de drie
groepen ter rechterzijde zijn elk voor
zich weinig of zelfs veel vooruitge
gaan: aldus dient men zich uit te
drukken en deze nitdrukking alleen
teekent den toestand.
„Hieruit volgt, dat ook elk dier
groepen met eigen wenschcn en voor
waarden komen zal. Laat men thans
links niet smalen en rechts niet haas
ten. De constructie van een hecht ge
bouw vergt tijd."
Ook wij verwachten niet, dat reeds in
den loop dezer week de crisis wordt op
gelost en Minister Ruys de lijst zijner me
dewerkers zal kunnen publiceeren. Doch
tegen deze aansporing, dat rechts zich
vooral niet zou baasten, is er o.i. toch
groot bezwaar. Wij doelen hier nu niet
op het feit, dat de voltooiing van de
Grondwetsherziening thans geschiedt on
der leiding van een demissionnair kabi
net. Er is iets anders. Algemeen wordt
verwacht, dat het nieuwe kabinet zal ko
men met als eerste pnnt on het program:
bezuiniging en opbeuring. Niet zonder ge
gronde reden gewaagt de Troonrede van
een vurige bede. dat God wijsheid moge
schenken onmisbaar om ons dierbaar Va
derland in deze moeilijke tijden „voor in
zinking te behoeden". Er moeten komen:
bezuiniging ook op overigens nuttige uit
gaven: èn krachtige maatregelen tot her
stel onzer volkswelvaart.
En juist met het oog op de dringend
noodzakelijke versobering in ons staats
leven is spoedige oplossing der Kabinets
crisis gewen scht.
Aan de verschillende departementen
wordt In de eerstvolgende weken de
staatsbegrooting voor 1923 klaar gemaakt.
Is het nu geen dringende eisch, dat
hierbij rekening worde gehouden met hef
nieuwe regeerprogram? En zou het niet
hoogst betreurenswaardig zijn, als som
mige leden van het Kabinet of zij die
eventueel naar een ander departement
mochten overgaan, van de nieuwe be
grooting, waarvoor zij de verantwoor
delijkheid zullen dragen en die zij in de
Kamer hebben te verdedigen, eerst
zouden kennis nemen enkele dagen vóór
den derden Dinsdag van September, wan
neer de millioenennota buiten hen om
reeds definitief is vastgesteld en wordt
gepubliceerd.
Niet overhaastig en met tact, zeer ze
ker. Maar de eerstvolgende Staatsbegroo
ting dient sluitend te worden gemaakt en
daarvoor dringtde tijd. Daarom: niet al
te langzaam, heeren!
Naar de „Msb." verneemt, is door den
Minister van Waterstaat het besluit ge
nomen eene commissie te benoemen, wel
ke nauwkeurig zal hebben na te gaan
in hoeverre bezuinigingen mogelijk zijn
bij de exploitatie en administratie der
Nederlandsche Spoorwegen.
De Koningin is voornemens Donder
dag a.s. per S. S. om 6,44 uit 's-Graven-
hage naar Het Loo terug te kecren.
De Koningin-Moeder bracht gisteren
met gevolg een langdurig bezoek aan de
Kon. Kunstzaal Kleykamp te 's-Graven-
hage voor de bezichtiging der interna
tionale tentoonstelling.
In de vergadering der Tweede Kamer
van gisterenmiddag waren als leden aan
wezig de ministers Ruys de Beerenbrouck,
Heemskerk, De Visser, Van Dijk en De
Geer.
De zeven vrouwelijke leden waren thans
allen aanwezig.
Z. D. H. de Bisschop van Haarlem heeft
benoemd tot waarnemend Deken van
Hoorn den Z.E. Heer A. Vergeer, deken en
pastoor te Wognum.
Het Weekblad „Sint Bavo", bevat het
volgende schrijven van Z.Em. Kardinaal
Van Rossum:
S. Congregazione „De Propoganda Fide".
Rome, 3 Juli 1922.
Zeer Doorluchtige en Zeer Hoog-
Eerwaardigc Heeren.
Deze heilige Congregatie bewaart de
aangenaamste herinnering aan de zorg,
welke zij zoo gaarne gedragen heeft voor
hét zeerbeminde volk van Holland, totdat
het Decreet van den Opperpriester Pius X,
gelukkiger nagedachtenis, die landstreek
aan hare rechtsmacht onttrok.
Met groote vreugde ook herinnert Zij
zich de kinderlijke ijver en volgzaamheid,
waarmede dit volk zich ten allen tijde die
H. Congregatie onderworpen heeft en de
uitstekende hulp, welke het onze Missiën
gebracht heeft met een liefde, waardoor
het tot in dezen Hid boven andere volken
uitblinkt.
Mei zeer groote voldoening en onja-
schap ben ik nu gewaar geworden, dat Gij,
Doorluchtige Kerkvorsten van Holland, in
bewonderenswaardige overeenstemming en
een van wil, een gezamenlijk ondertee
kend Herderlijk Schrijven hebt uitgegeven,
opdat van den kant van geheel dit zeer
geliefde volk jegens deze Heilige Congre
gatie zouden worden geuit dankzegging
en heilwensch bij de gelukkige gelegen
heid van het pasgevierde derde eeuwfeest
der instelling van de Propaganda.
Derhalve zeg ik dank aan U, hoog
geachte Kerkvorsten, die ook nu een
nieuw liefde-vuur in uw volk hebt willen
opwekken, opdat het met nog doelmatiger
en krachtiger hulp de behoeftige Missiën
zal bijstaan.
En ik koester niet den geringstcn twijfel
of dit volk gaat voort met die reeds ge
roemde mildheid, waardoor het immer
uitblonk, ook in het vervolg de behoeften
der missionarissen tegemoet te komen en
beantwoordt aan de opwekkingen van zijn
Herders met zeer groote bereidwilligheid
en stiptheid.
Met aandrang smeek ik, dat God U een
evenwaardig loon schenke en een over
vloed van hemelsche vertroosting U geve,
en ik bid, dat Hij geheel dit volk zegene,
en het met zijn gunsten vervulle en tot
voorspoed hrenge.
Van Uwe Hoogwaardigheden
de zeer toegewiide dienaar
G. M. Card. VAN ROSSUM,
Praef.
Een bijzondere medewerker van 't
„Hbld." schrijft uit Dardzjieling, 22
Juni 1922.
De bergkoning heeft ten tweeden
male audiëntie geweigerd. Al leek hij
minder onverbiddelijk dan den vori-
gen keer.
Het eerste viertal leden der tweade
Mount-Everest expeditie is hier weer
gekeerd.
Cap. Fench, die Z.M. het dichtst na
derde, Col. Strutt, de tweede leider
van de expeditie, dr. Lougstaff, die
zich meest tot medischen bijstand
moest bepalen en Maj. Morshead, wel
ke, na zich eerst zoo fliink gehouden
te hebben, het eerst versaagde. Over
een maand worden de overige leden
verwacht.
Het is geen blijde terugkeer. In het
gezicht van de haven, terwijl men bii-
na zeker was van behouden aankomst
is het met zooveel moeite en kosten
uitgeruste schip gestrand.
Ik heb het genoegen gehad van een
onderhoud met een drietal expeditie
leden. Was de eerste journalist, die
zich bij hen aanmeldde. De expeditie
heeft echter een contract aangegaan
met de „Times", waarbij dit blad het
recht verwierf het eerst berichten om
trent den tocht te mogen publiceeren.
De leden mogen dus pas mededeelin
gen doen, wanneer de „Times" deze
berichten gdegeven heeft.
Col. Strult, een lange maar ge
spierde sportsman, begon dus aller
aangenaamst over koetjes en kalfjes
te praten, of er geen Mount Everest
bestond.
Zoo liet ik me echter niet afschepen.
Ik deelde mede, dat ik de leden der
Nederlandsche expeditie in Kasjmir
ontmoet had en vroeg hun meening
omtrent de kans van welslagen. Col.
Strutt kende den heer Ph. C. Visser
als een ervaren klimmer en medelid
van de Engelsche Alpenclub. „Allen
flinke bergbeklimmers!" merkte hij
lachend op. „Anders wordt men geen
lid."
Dr. Longstaff, een korte, brcede fi
guur met rossig haar, snor, korte
baard en gouden bril, die me aan prof.
Steinmetz deed denken, kent de Kara-
koroem heel goed. Hij zei, dat de
Dapsang uiterst moeilijk te bestijgen
is. De hertog der Abruzzen heeft het
niet verder dan 25.200 voet gebracht
en daarbij toch haast het onmogelijke
gepresteerd.
Opmerkend, dat de heer Visser van
plan was, een lageren berg uit te
kiezen vroeg ik, of dit mogelijk zou
wezen.
„Er zijn honderden toppen jjoven
de 20.000 voet, zei dr. Longstaff. Het
zal niet moeilijk zijn er een te nemen.
Dr. L. heeft „veel hoop en vertrou
wen, dat de Nederlanders op deze
wijze succes zullen hebben."
„Doch ik weet niet zeker, of ze
zuurstof bij zich hebben," bracht ik
in het midden.
„Does not matter," zei Dr. L.
„Dan klimmen ze maar wat lang
zamer. Ze hebben daar veel meer tijd.
Zulk 'n zwaar ding van tachtig pond
is heel moeilijk naar boven te sleepen.
De uitslag hangt geheel van het weer
af. Hebben ze goed weer, dan komen
ze er. Zoo niet, dan is er geen denken
«13.11.
„Klimmen boven de 5000 M. is zulk
bovenmenschelijk zwaar werk," ver
volgde dr. L-, „dat het bijna niet in
woorden is uit te drukken. Alle ener
gie gaat er op in het klimaat. Er
blijft dan ook maar een heel smalle
marge over. Zoo gauw dus het weer
te wenschen overlaat, eischt het klim
men meer energie, dan men beschik
baar heeft. Wanneer er boven 5000
M. een storm opsteekt, is er geen den
ken aan, dat men hem weerstaat. Dan
blijft er niets anders over, dan in zijn
bedzak te kruipen en zich te ver
heugen, dat men nog leeft."
„En boven de 7000 M. vroeg ilc.
„O, daar is het nog veel erger! Daar
moet men dagen lang wachten, tot het
weer toestaat een kleinen afstand af
te leggen. En bij elke honderd meter
stijgens neemt de moeilijkheid nog
toe."
„Is het moeilijker, dan in de moei
lijkst beklimbare deelen van de Al-
'pen?"
„Dat is niet te vergelijken," zei Col.
Strutt. Het is veel en veel moeilijker.
De Mont Blanc is er een peulschille
tje bil. Bij allerlei soort weer gaan
we er naar boven."
Ik merkte op. dat een der leden
van de expeditie zich had uitgelaten,
dat het de espeditie niet mogelijk was
geweest, den top te halen, omdat het
zuurstofapparaat niet sterk genoeg
was.
Dat was verboden terrein en heel
diplomatiek antwoordde dr. Longstaf:
„Hierover zijn de meeningen verdeeld.
Hef ifeste zal wezen, het rapport van'
generaal Bruce hieromtrent af te
wachten."
Een telefoontje riep dr. Longstaff
weg. Col. Strutt vertelde me nog en
kele bijzonderheden omtrent de gave
om topografisch waar te nemen van
dr. Longstaff. Met behulp van een
slechte foto op kleine schaal kan hij
vooruit bepalen, waar een goed bivak
te vinden zal wezen. In 1907 reeds
heeft dr. \L.de Frisul (23.406 voet)
in Gawal beklommen. Ook de hoogste
toppen van den Kaukasus, die echter
eveneens veel gemakkelijker zijn dan
de Himalaya.
Eenige Thibetaansche koelies wer
den aangediend en ook col. Strut?
moest aan den arbeid, zoodat er een
einde kwam aan ons onderhoud.
Met behulp van een tolk heb ik
enkele van de koelies, die aan de ex
peditie hebben deelgenomen, gevraagd
hoe hun de tocht bevallen is.
De heeren waren heel tevreden. De
betaling was rijkelijk geweest en de
weg niet bijzonder moeilijk. Toen ik
vroeg, of ze nog aan elkaar vastgebon
den waren, keken ze me verwonderd
aan. Veel meer last dan van afgron
den en gletsjerspleten hadden ze ge
had van het weer. Dat is daar boven
gewoonlijk bijzonder slecht. Van den
moesson hadden ze echter niets ge
merkt. Volgens hen bestond er zoo
iets niet in de hoogste deelen van de
Himalaya. Het weer was daar
altijd uiterst onregelmatig en wissel
vallig, heel anders dan in Dardzjieling.
Men kan er in het geheel niet op
aan. Een ding is echter zeker: na een
tijd van slecht weer komen eenige
mooie dagen. Wanneer men in Thi
bet dus een hoogen pas moet over
trekken, wacht men kalm dien goeden
lijd af. De mooie dagen komen zeker.
Volgens de koelies hadden de sahibs
(heeren) van de expeditie dus verstan
dig gedaan zich niet door vrees voor
de moesson tot snelle uitputtende mar
teling te laten verleiden. Vooral in het
hooggebergte moet men langzaam voort
gaan, omdat men er moeilijk ademen
kan. Men is dan ook gewoon de lastdie
ren de neusgaten open te snijden. Dat
kunnen de menschen echter niet doen.
Dus gaan ze langzaam voorwaarts. Zoo
kunnen ze de hoogste punten bereiken,
desgewenscht in elk jaargetijde. Wan
neer de sahibs willen, kunnen ze dit
iaar zeker nog den top bereiken, meen
den deze bergbewoners. „Indien ze het
slechts op de Thibetaansche manier wil
len doen."
In den trein tusschen Dardzjieling en
Calcutta heb ik de heeren nog even ge
ïnterviewd. Alleen Maj. Morshead was
niet onder het gezelschap. Hij blijft nog
eenigen tijd te Dardzjieling, waar me
vrouw met beide kinderen zijn terug
komst heeft afgewacht.
Dank zij fle hulp van dr. Longstaff zal
hij waarschijnlijk beide vingers kunnen
behouden, welke zoo bevroren waren,
dat ernstige vrees voor verlies bestond.
Ook Oap. Fench zal waarschijnlijk geen
blijvende gevolgen ondervinden van het
bevriezen van enkele uiterste lichaams-
deelen.
Ik deelde mee, dat de heer Visser!
twee Zwitsersche gidsen naar den Ka-
rakoroem had meegenomen en vroeg de
heeren daarom of deze de voorkeur ver
dienen boven Inlandsche gidsen.
Dr. Longstaff meende hieromtront, dat
men behalve in de hoogste gedeelten,
het best Boltar's als gids kan gebrui
ken. Deze zijn beter dan Thibetanen»
Hij geloofde echter, dat vooral Italiaan-
ssche gidsen in de Himalaye van veel
nut konden wezen.
Ooi. Strutt kent Loehmatter, een der
gidsen van den heer Visser en roemt
hem zeer. Ook Brantschen moet heel
goed wezen. Ooi. Strutt meende ook, dat
Italiaansche of Fransche gidsen de voor
keur verdienen boven Zwitsersche om
dat deze zoo spoedig heimwee krijgen.
Gidsen zijn eenvoudige menschen, die
zich moeilijk aan de zoozeer gewijzig
de omstandigheden op de reizen later
kunnen aanpassen. Vooral Italianen
schijnt dit gemakkelijker te va'len.
Cap. Fenoh, een krachtig gebouwde,
ietwat in zich zelf gekeerde blonde jonge
man, heeft in de Alpen meermalen toch
ten gemaakt met den heer en mevrouw
Visser.
Ik vroeg, of het wel mogelijk zon we
zen, dat mevrouw aan zulk een zwe
ren tocht kon deelnemen. Oap. Fenoh
heeft daar veel vertrouwen in. Mevrouw
klimt nog beter dan haar man en zij
zal zeker geen verhindering wezen voor
succes.
Voor zulk een klein gezelschap ver
diende het meenemen van gidsen ze
ker aanbeveling. Inlandsche gidsen heeft
de Mount Everest Exneditie niet ge
bruikt. De leden waren hun eigen gids.
Ook verdiende voor haar het meenemen
van gidsen geen aanbeveling. Dat zijn
slechts monden meer, die gevuld moe
ten worden en voor ieder zijn minstens
tien koelies noodig.
De meening van de Thibetaansche koe
lies, dat er boven in de Himalaya geen
moesson zou heer3chen, bestreed Gap
Fench. Op 2 Juni zette zij in met bij
zonder sfecht weer. Op 3 Juni maakte
een wervelstorm van sneeuw elke po
ging om hooger te klimmen onmoge
lijk. Cap. Fonch meende, dat in Octo
ber eerst het weer een tocht zou toe
laten. Dan ligt er echter te veel sneeuw.
Ik vertelde van mr. Samways, den
manager van het Park Hotel aViipr, ver
nomen te hebben, dat Oap. Fench als
zijn meening had uitgesproken, dat de
expeditie mislukt was, doordat de zuur
stofapparaten niet sterk genoeg waren.
Gap. Fench bevestigde dit nogmaals.
„Wat jammer, dat daardoor de expe
ditie haar doel niet bereikt heeft zei
ik.
En we waren reeds zoo dicht bij,
dat ik den top bijna met m'n hand kon
grijpen," zei Oap. Fench weemoedig. „Dat
die paar honderd meter ons de baas wa
ren," zuohtte hij.
Zooals de lezer reeds vernomen heeft,
heeft cap. Fench van de expeditiele-'
den de grootste hoogte bereikt. Hij houdt
dus het wereldrecord.
Ten slotte droegen de heeren mij op
het Nederlandsche echtpaar alle succes
toe te wenschen. Wanneer zij slagen,
zal dit hun niet alleen als sportbroe-
ders veel genoegen doen. Maar het ia
meteen een eer voor Engeland, omdat
ze leden zijn van de Engelsche Alpen-
club.