eiRNENLANr gtiPfffEMi.Aiinsfw iifuws. KERKNIEUWS. SPORT ER SPEL DE JAARBEURS BEDREIGD? DE OPENBARE FINANCIëN EN DE MIDDENSTAND. EEN PARADIJS VOOR CANDI DATES NIET ZOO LANGZAAM. EERSTE KAMER. Vergaderinsi van Woensdag 26 Juli, geopend te 11.40. Voorzitter J. G. baron VAN VOORST TOT VOORST. Onderz ek der geloofsbrieven. De heeren DE VOS VAN STF EN- WIJK, VAN LANSCHOT en VAN DER HOEVEN brengen achtereen volgens namens de drie daarvoor aangewezen co missiën verslag uit van et naar de geloofsbrieven der nieuw-benoemde leden ingestelde on derzoek. In alle gevallen wordt tot toelating geadviseerd, mede wat be treft de verkiezing van den heer J. Croles (Friesland) waarover, naar men weet, een verschil is gerezen. De heer MENDELS (S. D) heeft tegen de toelating van den heer J. Croles bedenking. Bij de herstemming tusschen de heeren Croles n Van Kol waren alle Statenleden aanwe ig en werden 50 stemmen uitgebracht. De waar hijnlijkhcid is dus root, dat d heer Croles heeft medegestemd, tenzij een ander lid twee briefjes in de bus heeft geworpen. Bij een her- temming mogen de eide betrokke nen echter ni t mede tem en. De vraag is nu of deze stemming geldig is geweest. Spr. meent van niet. De verkiezing van den heer Croles toch heeft niet plaats gehad volgens de voorschriften der Provinciale Wet en der Kieswet. Nu zegt de commissie elindien één stem wordt afge- t okken van het stemmental, dat de heer Croies verkreeg, dan zou de uitslag der stemming toch niet anders zijn geweest. Doch deze rede neering gaat niet op, er is hier een vitium originis. Wat zou er b.v. geschied zijn, indien een der leden mondeling had gestemd in plaats van schriftelijk. Deh er DE VOS VANSTEENWIJK (Chr. H.)„Dan zou er een briefje minder zijn geweest." De heer MENDELS: „Juist, maar in elk geval had toch een nieuwe stemming moeten plaats vinden." Er w ren bij de herstemming negen blanco stemmen. De uitbrengers daar van hadden z'ch zesr wel alsnog kun nen bedenken. Men moet zich ér dus wel voor wachten de heer Croles zoo maar als lid toe te laten. DE VOORZITTER merkt op, dat de hee Mendels zelf nog geen lid is (gelach). Spr. stelt daarom voor, de discussie over de toelating van den heer Croles thans te staken. Zoodra de overige leden geïnstalleerd zullen zijn, kan de Kamer dan een beslissing némen over de toelating van den heer Croles. Aldus wordt besloten. Be eed ging. De VOORZITTER doet hierop voorlezing van het formulier voor de voorgeschreven eeden, waarna de ver schillende leden staande den eed of de belofte afleggen. De belofte werd afgelegd door dé sociaal-democraaten, den heer Van Embden (V.-D.) en den heer Franssen (A.R De VO RZITTER deelt daarop mede, dat het de Koningin behaagd heeft hem weder tot voorzitter der Eerste Kamer te benoemen. Sp eker brengt eerbiedigen dank voor dit bewijs van vertrouwen en verklaart dit gewichti e ambt niet te kunnen aanvaarden zonder medewerking van de Kamer. In de negen jaren, dat spr. het voorzitterschap bekleedt, heeft het hem trouwens nooit aan steun van de Kamer ontbroken. In- tusschen is er veel in de samenstelling der Kamer veranderd. Spr. hoopt, dat Gods zegen moge rusten op den arbeid der Kamer en dat opnieuw zal bliiken, dat deze een onmis are scha kel in 's l nds bestuur vormt. De heer VAN DER DOES DE WILLEBOIS (R.K. beantwoordt, als oudste lid, deze toespraak met de beste wenschen veor het welzijn van den voorzitter. De VOORZITTER stelt voor de Troonrede met een adres van antwoord te beantwoorden. Aldus ordt besloten. Hiero, wordt een half uur gepau zeerd. Na de pauze is het oord aan den heer DE VOS VAN STEENW1JK (Chr. H.), die namens de commissie de opmerkingen an deh heer Mendels over de benoeming van den heer Croles beantwoordt. Spr. gelooft, dat de heer Mendels zich vergist. De com missie heeft zich op het standpunt gesteld, dat een stem minder toch niete aan den uitslag der v rkiezing zou hebben veranderd. Bovendien staat in de Provinciale wet nergens, dat een stemming absoluut nietig is, wanneer een belanghebbende eraan heeft deel enomen. De heer SL1NGENBERG (V.-D.) sluit zich hierb aan. De commissie heeft er rekenschap van gegeven, welke beteekenis de begane informa liteit bij deze verkiezing moet hebben, en ze was van oordeel, dat onze wet geving ten deze niet op het streng formalistische stan 'punt van den heer Mendels staat. Trouwens de historische beteekenis van art. 111 der Kieswet is van dien aard, dat zij niet in overeenstemming geacht kan worden met het formalisme van den heer Mendels. De Commissie heeft clan ook gemeend, dat tegen de toe lating van den heer Croles een be zwaar behoeft te bestaan, te meer daar hier geen bedenkelijk precedent wordt geschapen. Bij de ve kiezing van den heer Vliegen heeft ich n.l. indertijd een gel k geval voorgedaan. De heer VAN LANSCHOT (R.-K.) sluit zich eveneens bij e zienswijze der commissie aan. Het betoog van den heer Mendels was meer spits vondig dan juist. Spr. be oept zich op prof. Oppenheim, die van oordeel is, dat in een geval als het onder havige, geen absolute nietigheid van de stemming het gevolg behoe't te zijn. Deze uitnemende kenne van ons gemeenterecht blijft van meening, dat onderzocht moet worden wat het gevolg an de informaliteit voor den uitslag der stemming is geweest De commissie bevindt zich dus met hare zie swijze in uitstekend gezel schap. De heer MENDELS (S. D.) repli ceert. Spr. dingt niet af op de auto riteit van Oppenheim. Deze drukt zich echter zeer voorzichtig uit en zegt slechts „het wil mij voorkomen," dar de stemming niet absoluut nie tig behoeft te zijn. Een andere ziens wijze acht hij dus zeer wel eveneens mogelijk. Hoe dit echter zij, het is in ieder geval een zaak van publieke decentie. Hierop wordt de beraadslaging ge sloten en zonder hoofdelijke stem- ntong besloten tot toelating van den heer Croles, die vervolgens aanstonds de vereischte eeden alfegt en zijn plaats in de vergadering inneemt Herdenking van mr. Reekers. Na voorlezing door den griffier van een schrijven waarin de mededeeling wordt gedaan van het overlijden van den heer F.J.A.M. Reekers, houdt de voorzitter een toespraak, waarin hij opmerkt, dat de Kamer in den heer Reekers een politieke figuur in den goeden zin des woords verloren heeft, die steeds onbewimpeld voor zijn meening uitkwam en alle achting genoot. Naar zijn overtuigend woord werd gaarne gehoord. De Kamer ver liest in den heer Reekers een typische persoonlijkheid, die zij noode zal missen. ^Zij is vervuld niet dankbaar heid voor het vele goede, waarin hij voorging. Deze toespraak werd door de Ka merleden staande aangehoord. Trekken der afdeelingen. Hierop gaat de Kamer over tot het trekken der afdeelingen. Nadat dit heeft plaats gehad begeeft zij zich in de afdeelingen tot het benoemen van voorzitters en onder-voorzitters, almede voor het aanwijzen van een commissie voor redactie van hetont- werp-adres van antwoord op de Troon rede. De vergadering wordt daartoe een uur geschorst. Na 1 uur wordt de zitting hervat. De VOORIITTER doet eenige mede- deelingen, die echter niet in dit ver slag kunnen worden weergegeven, aangezien de pers niet in de gelegen heid werd gesteld tijdig haar plaats in de vergaderzaal in te nemen. Onmiddellijk na deze mededeelingen begeeft de Kamer zich in de afdeelin gen tot onderzoek van het ontwerp- adres van antwoord op de Troonrede. De vergadering wordt verdaagd tot Donderdagochtend 11 uur. Dan is aan de orde de behandeling van het ont- werp-adres van antwoord op de Troon rede. TWEEDE KAMER. Vergadering van Woensdag 26 Juli, geopend te 1 uur 35. Voorzitter mr. D. A. P. N. KOO- LEN. Geloofsbrieven. De heer VAN VUUREN (R.K.) brengt namens de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven ver slag uit en adviseert tot toelating van de gekozenen. Besloten wordt eers tot toelating van den heer D. A. P. N. Kooien tot lid van de Kamer en daarna tot toelating van de overige gekozen leden. Beëedlging. In handen van den voorzitter wordt daarna door ieder lid de voorgeschre ven eed of belofte afgelegd. Hetzelfde geschiedt ten aanzien van den eed of belofte van trouw aan de Grondwet. Nominatie Voorzitterschap. Aan de orde is het opmaken van een nominatie van drie leden voor het voorzitterschap. Tot leden van de commissie voor de stemopneming worden benoemd de heeren Mar- chant, Beumer, Van Ryckevorsel en Van der Waerden. Stemming voor no. 1 der voordracht. Uitgebracht worden 97 stemmen, waarvan op den heer Kooien 72, den heer Rutgers 1, op den heer Visser van IJzerdoorn 1 en blanco 23. Als no. 1 wordt dus mr. D. A. P. N. Kooien geplaatst. Stemming voor no. 2 der voordraeht. Uitgebracht worden 96 stemmen, waarvan 53 op den heer De Monté Verloren, 8 op den heer Visser van IJzerdoorn, 4 op den heer Marchant, 3 op den heer Dresselhuys, 8 op den heer Schokking, 1 op den heer De Geer, 1 op den heer Rutgers en 25 blanco. De tweede plaats op de voordracht wordt dus ingenomen door den heer De Monté Verloren. Stemming voor no. 3 der voordracht. Uitgebracht worden 96 stemmen, waarvan 46 op den heer Visser van IJzerdoorn, 27 op den heer Schaper, 4 op den heer Dresselhuys, 4 op den heer Marchant, 1 op den heer Troel stra, 1 op den heer Rutgers en 13 blanco. De derde plaats op de voordracht wordt derhalve ingenomen door den heer Visser van IJzendoorn. De voorzitter dankt de commissie voor de stemopneming en benoemt deze leden en de heeren Wintermans, J. B. van Dijk (R.-K.), Ter Hall en Bakker in de commissie welke de opgemaakte nominatie aan de Ko ningin zal aanbieden. Te 2 uur 30 verdaagt de voorzitter de vergadering tot morgen 1 uur 30. Bezuinigingscommissie benoemd. Dankschrijven van Z. E. den Kar dinaal-Prefect der Propaganda aan het Doorluchtig Episcopaat van Nederland. De terugkeer van de Mount Everest expeditie. De heer Ed. G. Schiirmann, voorzitter van den Ned. Middenstandsbond, spreekt in het officieel orgaan van dien bond van den ondergraving in de laatste maanden van de Nederlandsche Jaarh°urs. In plaats dat de Nederlandsche Jaar beurs door den handel en industrie als hun instituut wordt gesteund en beide tak ken samenwerken om hun Jaarbeurs hoog te houden tegenover de andere Jaarbeur- .zen, waarop het buitenland prat gaat, gaat men, schrijft de heer S., dit nabopale instituut ondermijnen door voor bepaalde branches afzonderlijke jaarbeur zen te organiseeren. Zoo is te Amsterdam een afzonderlijke lederbeurs geslicht en is men bezig aldaar ook een afzonderlijke beurs voor levens- en genotmiddelen in het leven te roepen. Nu er eenmaal één schaap over den dam is, is de vrees niet ongegrond, dat €T meer zullen volgen; de eenheid is verbroken en daarmede een in nerlijke strijd voor handel en industrie Ontketend. Want gaat de Nederlandsche Jaarbeurs thans verloren, dan is dat tegen- 0**r het buitenland een moreel échec, Waarvoor wij toch moeten trachten iu kritieke tijden, als wij thans leven, ons land te behoeden. De groote kracht van de Jaarbeurs te Utrecht zit hierin, dat op een bepaalden tijd alle industriegroepen op één plaats hun waren uitstalden en él wat handel dreef zich gezamenlijk naar die ééne plaats kon begeven, om er zijne inkoopen te doen en daarmede samenhangende onderhandelin gen te voeren. De exploitatie en propagan da konden daardoor het meest econo misch en het meest invloed-nitoefenend worden gevoerd. Voor den handel was deze manier ook het mins! lijdroovend. Weilke redenen bestaan er nu, om op dit gebied te gaan décentraliseeren? Het is ons opgevallen, dat bij de mede deelingen der nieuwe organisaties nimmer argumen ten naar voren gebracht werden, waarom men zich van de Utrechtsche jaarbeurs ging afscheiden. Bestaan er zedelijke gron den voor, dat men die dan meedeele. Is men niet tevreden over de wijze, waarop te Utrecht de Jaarbeurs beheerd wordt, Is «r door degenen, die het initiatief tot af scheiding namen met het Jaarbeursbestuur te Utrecht overleg gepleegd? Zoo ja, dat men de resultaten dier besprekingen aan den handel overlegge. Heeft de leder- en schoenhandel een eigen, afzonderlijke beurs noodig waarom de gronden ver zwegen? En wat is dé beteekenis van de verbintenis, waartoe de deelnemers aan de Amsterdamsche lederbeurs worden ge dwongen om aan geen andere beurs in Nederland deel te mogen nemen? Het jaarbeurswezen is in de eerste plaat een middenstandsbelang. Een jaar beurs alleen met deelnemers en zonder be- zoekerskooplieden is een onding. Is het een te onbescheiden eisch, indien de handeldrijvende middeenstand antwoord verzoekt op bovenstaande vragen? Heeft ook de middenstand, hebben de kooplie den en winkeliers in deze kwestie ook niet nog een woordje mede te spreken? Het is in tijden als wij nu beleven, niet moeilijk met nieuwe plannen te komen en nieuwe plannen te verwezenlijken. Maar er zijn ook nimmer tijden geweest, die zóó dringend tot voorzichtigheid manen. Zal de lederbeurs, de beurs voor voe- dings- en genotmiddelen, straks misschien een afzonderlijke textielbeurs zal ie der van de ondernemingen haar eigen or ganisatie en administratie moeten hebben, haar eigien propaganda meoten voeren, mischien weer elk van haar een eigen subsidie van Rijk, gewest en gemeente moeten hebben? Er gaat een kreet van bezuiniging door het land; zal nu ander zijds weer drie, vier maal hetzelfde werk gedaan, aanzienlijke bedragen aan pro paganda en reclame geofferd moeten wor den en voor het dienen van welke zakelijke belangen, ten bate van welke practische resultaten? Wij meenen, besluit de heer Schiirmann dat dit versnipperings-proces niet zonder meer maar mag voortgaan. Kan men ons de voorbeelden van deze speciale jaarbeur zen aantoonen wij zullen ze gaarne vernemen. Maar de middenstand dient om trent de plannen en grondslagen méér te weten, dan hij tot heden toe te weten kwam, want het jaarbeurswezen raakt te nauw de middenstandsbelangen dan dat wijzigingen daarin en vooral wijzigin gen, waaraan groote gevaren verbonden zijn aangebracht zouden kunnen wor den, zonder dat wij daarin onze stem hadden laten klinken. De heer prof. mr. dr. Ant. van Gijn, heeft naar de „De Middenstandsbond" meldt, den volgenden „Leiddraad" voor de besprekingen van het onderwerp „De openbare Financiën en de Middenstand" ten dienste van het Congres verstrekt: Hoewel het beginsel van belasting naar draagkracht het overheerschende beginsel van belastingheffing moet blijven, is het toch wenschelijk, méér dan in de laatste jaren vaak het geval was, aandacht te wij den aan het bijzondere belang, dat som mige individuen of groepen hebben bij bepaalde diensten door de publieke licha men bewezen. Het is onjuist het bedrag van het inko men of van het vermogen eenzijdig als maatstaf voor de draagkracht der indivi- docen te nemen. Inkomen in natura genoten en terstond verbruikt en geldinkomen, dat voor spoe dig te verbruiken zaken wordt uitgegeven, moet, voor zoover het niet gaat om nood zakelijk levensonderhoud in ruimen zin, meer dan thans het geval is, hooger wor den belast dan géld-inkomen dat naar de taal van het dagelijksch leven on verleerd blijft, in werkelijkheid echter wordt besteed aan zaken, die strekken tot blijvend of langdurig maatschappelijk nut. (Kapitaalvorming.) De middenstand zal verstandig doen in zake belastingen een brceden blik te too- nen, d.w.z. niet eenzijdig te letten op zijn onmiddellijk belang, bestaande in lage belasting-biljetten, doch ook rekening te honden met den invloed der belastingen op de algemeene welvaart en de koop kracht der geheele bevolking. In het bij zonder geldt dit ook inzake de gemeente- li$ce belastingheffing. De heer Hilton Young, een der leden van de Engelsche delegatie ter Haag- sche Conferentie, liet zich in een inter view ook terloops uit over de algemeene verkiezingen in Nederland, die juist ter. tijde der Haagsche conferentie plaats hadden. Wat me trof, ze'de hij, was de buitengewoonte kalmte vergeleken bij een Brrtsche verkiezing. Geen sprake van opwinding en geen aanplakbiljetten. De vergade.-'ngen waren schaarsch. Dit alles is ongetwijfeld te wijten aan het feit dat elke kiezer op straffe van een zware boete verplicht is naar de stem bus ïe gaan. De eenlge „hint", die men ontving dat een verkiezing gaande was, was een keurig gedrukt strooibiljetje, waarop de doeleinden en idealen van een der 47 verschillende partijen werd uiteen gezet. Inderdaad, Holland is een paradijs voor candidaten. We bevonden ons vóór een paar dagen in het gezelschap van enkele buitenland- sche journalisten, toen uit Den Haag werd getelefoneerd, dat het Kabinet de portefeuilles ter beschikking gesteld en H. M. aan jhr. mr. Ruys de Beerenbrouck een nieuwe opdracht tot Kabinetsforma tie had verstrekt, schrijft „de Tijd". Een geroutineerd collega, vertegenwoor diger van een builenlandsch persbureau, meende, dat de Kabinets-crisis dus over een paar dagen zou zijn opgelost, en groote verwondering verwekte onze op merking, da' er weken mede konden ge moeid zijn. Uit het buitenland zijn voorbeelden be kend, dat de kabinetsformateur reeds een of twee dagen na het ontvangen zijner opdracht aan het Staatshoofd weet mede te deelen, of hij deze al dan niet kan vervullen. In Frankrijk heeft de staats man, die als Kabinetsformateur naar het Elysée wordt geroepen, meestal 'zijn re- geerprogram en de lijst zijner toekom stige medewerkers zooal niet op papier, dan toch in zijn hoofd, zoodat hij vier en twintig uren later heel goed kan we ten, of zijn poging tot kabinets-formatie al dan niet is geslaagd. Hier te lande duren de geboorteweëen van een nieuw Kabinet niet uren, maar weken, maanden soms Doch deze zwaar wichtige methode werkt zekerder dan het ietwat losse, vluchtige stelsel onzer Zui derburen. Ook de politieke Hollandsche molen maalt langzaam, maar beter. Een tiental kabinetscrisissen in één parlemen taire periode, zooals men die in andere landen heeft gekend,, of het wegkegelen van een Kabinet, vier en twintig uur na dat de nieuwe premier hef regeerkasteel beklom, behoort in ons land gelukkig nog niet tot de politieke mogelijkheden. En wij zullen wel de laatsten zijn om op overhaaste beslissingen bij een zoo ge wichtige zaak als de vorming van een kabinet aan te dringen. Den kabinetsformateur wacht thans een ongemeen moeilijke taak. Voor de onlossing der crisis is, anders dan in 1918, het regeerprogrom de hoofdzaak. Men verwacht, dat Minister Ruys reeds spoedig een ontwerp-program zal doen toekomen aan de voorzitters der drie rechtsche Kamergroepen, die in hun frac ties hierover gaan beraadslagen en hun opmerkingen aan den kabinetsformateur kenbaar maken. En juist, wijl alle groe pen zelfstandig en zonder afspraak op getreden zijn in de verkiezingen, zal het samenstellen van zulk een program tijd vorderen. Tijd en tact. „Niemand zal dan ook met twee, drie^ dagen ongeduldig mogen worden en ietwat smalend vragen; „waar de beer Ruys blijft met zijn Kabinet", zegt de „Nederlander" terecht. Noch zal men mogen verkondigen, dat „de rechterzijde met haar overwinning verlegen is". Want de rechterziide heeft niet overwonnen. Doch de drie groepen ter rechterzijde zijn elk voor zich weinig of zelfs veel vooruitge gaan: aldus dient men zich uit te drukken en deze nitdrukking alleen teekent den toestand. „Hieruit volgt, dat ook elk dier groepen met eigen wenschcn en voor waarden komen zal. Laat men thans links niet smalen en rechts niet haas ten. De constructie van een hecht ge bouw vergt tijd." Ook wij verwachten niet, dat reeds in den loop dezer week de crisis wordt op gelost en Minister Ruys de lijst zijner me dewerkers zal kunnen publiceeren. Doch tegen deze aansporing, dat rechts zich vooral niet zou baasten, is er o.i. toch groot bezwaar. Wij doelen hier nu niet op het feit, dat de voltooiing van de Grondwetsherziening thans geschiedt on der leiding van een demissionnair kabi net. Er is iets anders. Algemeen wordt verwacht, dat het nieuwe kabinet zal ko men met als eerste pnnt on het program: bezuiniging en opbeuring. Niet zonder ge gronde reden gewaagt de Troonrede van een vurige bede. dat God wijsheid moge schenken onmisbaar om ons dierbaar Va derland in deze moeilijke tijden „voor in zinking te behoeden". Er moeten komen: bezuiniging ook op overigens nuttige uit gaven: èn krachtige maatregelen tot her stel onzer volkswelvaart. En juist met het oog op de dringend noodzakelijke versobering in ons staats leven is spoedige oplossing der Kabinets crisis gewen scht. Aan de verschillende departementen wordt In de eerstvolgende weken de staatsbegrooting voor 1923 klaar gemaakt. Is het nu geen dringende eisch, dat hierbij rekening worde gehouden met hef nieuwe regeerprogram? En zou het niet hoogst betreurenswaardig zijn, als som mige leden van het Kabinet of zij die eventueel naar een ander departement mochten overgaan, van de nieuwe be grooting, waarvoor zij de verantwoor delijkheid zullen dragen en die zij in de Kamer hebben te verdedigen, eerst zouden kennis nemen enkele dagen vóór den derden Dinsdag van September, wan neer de millioenennota buiten hen om reeds definitief is vastgesteld en wordt gepubliceerd. Niet overhaastig en met tact, zeer ze ker. Maar de eerstvolgende Staatsbegroo ting dient sluitend te worden gemaakt en daarvoor dringtde tijd. Daarom: niet al te langzaam, heeren! Naar de „Msb." verneemt, is door den Minister van Waterstaat het besluit ge nomen eene commissie te benoemen, wel ke nauwkeurig zal hebben na te gaan in hoeverre bezuinigingen mogelijk zijn bij de exploitatie en administratie der Nederlandsche Spoorwegen. De Koningin is voornemens Donder dag a.s. per S. S. om 6,44 uit 's-Graven- hage naar Het Loo terug te kecren. De Koningin-Moeder bracht gisteren met gevolg een langdurig bezoek aan de Kon. Kunstzaal Kleykamp te 's-Graven- hage voor de bezichtiging der interna tionale tentoonstelling. In de vergadering der Tweede Kamer van gisterenmiddag waren als leden aan wezig de ministers Ruys de Beerenbrouck, Heemskerk, De Visser, Van Dijk en De Geer. De zeven vrouwelijke leden waren thans allen aanwezig. Z. D. H. de Bisschop van Haarlem heeft benoemd tot waarnemend Deken van Hoorn den Z.E. Heer A. Vergeer, deken en pastoor te Wognum. Het Weekblad „Sint Bavo", bevat het volgende schrijven van Z.Em. Kardinaal Van Rossum: S. Congregazione „De Propoganda Fide". Rome, 3 Juli 1922. Zeer Doorluchtige en Zeer Hoog- Eerwaardigc Heeren. Deze heilige Congregatie bewaart de aangenaamste herinnering aan de zorg, welke zij zoo gaarne gedragen heeft voor hét zeerbeminde volk van Holland, totdat het Decreet van den Opperpriester Pius X, gelukkiger nagedachtenis, die landstreek aan hare rechtsmacht onttrok. Met groote vreugde ook herinnert Zij zich de kinderlijke ijver en volgzaamheid, waarmede dit volk zich ten allen tijde die H. Congregatie onderworpen heeft en de uitstekende hulp, welke het onze Missiën gebracht heeft met een liefde, waardoor het tot in dezen Hid boven andere volken uitblinkt. Mei zeer groote voldoening en onja- schap ben ik nu gewaar geworden, dat Gij, Doorluchtige Kerkvorsten van Holland, in bewonderenswaardige overeenstemming en een van wil, een gezamenlijk ondertee kend Herderlijk Schrijven hebt uitgegeven, opdat van den kant van geheel dit zeer geliefde volk jegens deze Heilige Congre gatie zouden worden geuit dankzegging en heilwensch bij de gelukkige gelegen heid van het pasgevierde derde eeuwfeest der instelling van de Propaganda. Derhalve zeg ik dank aan U, hoog geachte Kerkvorsten, die ook nu een nieuw liefde-vuur in uw volk hebt willen opwekken, opdat het met nog doelmatiger en krachtiger hulp de behoeftige Missiën zal bijstaan. En ik koester niet den geringstcn twijfel of dit volk gaat voort met die reeds ge roemde mildheid, waardoor het immer uitblonk, ook in het vervolg de behoeften der missionarissen tegemoet te komen en beantwoordt aan de opwekkingen van zijn Herders met zeer groote bereidwilligheid en stiptheid. Met aandrang smeek ik, dat God U een evenwaardig loon schenke en een over vloed van hemelsche vertroosting U geve, en ik bid, dat Hij geheel dit volk zegene, en het met zijn gunsten vervulle en tot voorspoed hrenge. Van Uwe Hoogwaardigheden de zeer toegewiide dienaar G. M. Card. VAN ROSSUM, Praef. Een bijzondere medewerker van 't „Hbld." schrijft uit Dardzjieling, 22 Juni 1922. De bergkoning heeft ten tweeden male audiëntie geweigerd. Al leek hij minder onverbiddelijk dan den vori- gen keer. Het eerste viertal leden der tweade Mount-Everest expeditie is hier weer gekeerd. Cap. Fench, die Z.M. het dichtst na derde, Col. Strutt, de tweede leider van de expeditie, dr. Lougstaff, die zich meest tot medischen bijstand moest bepalen en Maj. Morshead, wel ke, na zich eerst zoo fliink gehouden te hebben, het eerst versaagde. Over een maand worden de overige leden verwacht. Het is geen blijde terugkeer. In het gezicht van de haven, terwijl men bii- na zeker was van behouden aankomst is het met zooveel moeite en kosten uitgeruste schip gestrand. Ik heb het genoegen gehad van een onderhoud met een drietal expeditie leden. Was de eerste journalist, die zich bij hen aanmeldde. De expeditie heeft echter een contract aangegaan met de „Times", waarbij dit blad het recht verwierf het eerst berichten om trent den tocht te mogen publiceeren. De leden mogen dus pas mededeelin gen doen, wanneer de „Times" deze berichten gdegeven heeft. Col. Strult, een lange maar ge spierde sportsman, begon dus aller aangenaamst over koetjes en kalfjes te praten, of er geen Mount Everest bestond. Zoo liet ik me echter niet afschepen. Ik deelde mede, dat ik de leden der Nederlandsche expeditie in Kasjmir ontmoet had en vroeg hun meening omtrent de kans van welslagen. Col. Strutt kende den heer Ph. C. Visser als een ervaren klimmer en medelid van de Engelsche Alpenclub. „Allen flinke bergbeklimmers!" merkte hij lachend op. „Anders wordt men geen lid." Dr. Longstaff, een korte, brcede fi guur met rossig haar, snor, korte baard en gouden bril, die me aan prof. Steinmetz deed denken, kent de Kara- koroem heel goed. Hij zei, dat de Dapsang uiterst moeilijk te bestijgen is. De hertog der Abruzzen heeft het niet verder dan 25.200 voet gebracht en daarbij toch haast het onmogelijke gepresteerd. Opmerkend, dat de heer Visser van plan was, een lageren berg uit te kiezen vroeg ik, of dit mogelijk zou wezen. „Er zijn honderden toppen jjoven de 20.000 voet, zei dr. Longstaff. Het zal niet moeilijk zijn er een te nemen. Dr. L. heeft „veel hoop en vertrou wen, dat de Nederlanders op deze wijze succes zullen hebben." „Doch ik weet niet zeker, of ze zuurstof bij zich hebben," bracht ik in het midden. „Does not matter," zei Dr. L. „Dan klimmen ze maar wat lang zamer. Ze hebben daar veel meer tijd. Zulk 'n zwaar ding van tachtig pond is heel moeilijk naar boven te sleepen. De uitslag hangt geheel van het weer af. Hebben ze goed weer, dan komen ze er. Zoo niet, dan is er geen denken «13.11. „Klimmen boven de 5000 M. is zulk bovenmenschelijk zwaar werk," ver volgde dr. L-, „dat het bijna niet in woorden is uit te drukken. Alle ener gie gaat er op in het klimaat. Er blijft dan ook maar een heel smalle marge over. Zoo gauw dus het weer te wenschen overlaat, eischt het klim men meer energie, dan men beschik baar heeft. Wanneer er boven 5000 M. een storm opsteekt, is er geen den ken aan, dat men hem weerstaat. Dan blijft er niets anders over, dan in zijn bedzak te kruipen en zich te ver heugen, dat men nog leeft." „En boven de 7000 M. vroeg ilc. „O, daar is het nog veel erger! Daar moet men dagen lang wachten, tot het weer toestaat een kleinen afstand af te leggen. En bij elke honderd meter stijgens neemt de moeilijkheid nog toe." „Is het moeilijker, dan in de moei lijkst beklimbare deelen van de Al- 'pen?" „Dat is niet te vergelijken," zei Col. Strutt. Het is veel en veel moeilijker. De Mont Blanc is er een peulschille tje bil. Bij allerlei soort weer gaan we er naar boven." Ik merkte op. dat een der leden van de expeditie zich had uitgelaten, dat het de espeditie niet mogelijk was geweest, den top te halen, omdat het zuurstofapparaat niet sterk genoeg was. Dat was verboden terrein en heel diplomatiek antwoordde dr. Longstaf: „Hierover zijn de meeningen verdeeld. Hef ifeste zal wezen, het rapport van' generaal Bruce hieromtrent af te wachten." Een telefoontje riep dr. Longstaff weg. Col. Strutt vertelde me nog en kele bijzonderheden omtrent de gave om topografisch waar te nemen van dr. Longstaff. Met behulp van een slechte foto op kleine schaal kan hij vooruit bepalen, waar een goed bivak te vinden zal wezen. In 1907 reeds heeft dr. \L.de Frisul (23.406 voet) in Gawal beklommen. Ook de hoogste toppen van den Kaukasus, die echter eveneens veel gemakkelijker zijn dan de Himalaya. Eenige Thibetaansche koelies wer den aangediend en ook col. Strut? moest aan den arbeid, zoodat er een einde kwam aan ons onderhoud. Met behulp van een tolk heb ik enkele van de koelies, die aan de ex peditie hebben deelgenomen, gevraagd hoe hun de tocht bevallen is. De heeren waren heel tevreden. De betaling was rijkelijk geweest en de weg niet bijzonder moeilijk. Toen ik vroeg, of ze nog aan elkaar vastgebon den waren, keken ze me verwonderd aan. Veel meer last dan van afgron den en gletsjerspleten hadden ze ge had van het weer. Dat is daar boven gewoonlijk bijzonder slecht. Van den moesson hadden ze echter niets ge merkt. Volgens hen bestond er zoo iets niet in de hoogste deelen van de Himalaya. Het weer was daar altijd uiterst onregelmatig en wissel vallig, heel anders dan in Dardzjieling. Men kan er in het geheel niet op aan. Een ding is echter zeker: na een tijd van slecht weer komen eenige mooie dagen. Wanneer men in Thi bet dus een hoogen pas moet over trekken, wacht men kalm dien goeden lijd af. De mooie dagen komen zeker. Volgens de koelies hadden de sahibs (heeren) van de expeditie dus verstan dig gedaan zich niet door vrees voor de moesson tot snelle uitputtende mar teling te laten verleiden. Vooral in het hooggebergte moet men langzaam voort gaan, omdat men er moeilijk ademen kan. Men is dan ook gewoon de lastdie ren de neusgaten open te snijden. Dat kunnen de menschen echter niet doen. Dus gaan ze langzaam voorwaarts. Zoo kunnen ze de hoogste punten bereiken, desgewenscht in elk jaargetijde. Wan neer de sahibs willen, kunnen ze dit iaar zeker nog den top bereiken, meen den deze bergbewoners. „Indien ze het slechts op de Thibetaansche manier wil len doen." In den trein tusschen Dardzjieling en Calcutta heb ik de heeren nog even ge ïnterviewd. Alleen Maj. Morshead was niet onder het gezelschap. Hij blijft nog eenigen tijd te Dardzjieling, waar me vrouw met beide kinderen zijn terug komst heeft afgewacht. Dank zij fle hulp van dr. Longstaff zal hij waarschijnlijk beide vingers kunnen behouden, welke zoo bevroren waren, dat ernstige vrees voor verlies bestond. Ook Oap. Fench zal waarschijnlijk geen blijvende gevolgen ondervinden van het bevriezen van enkele uiterste lichaams- deelen. Ik deelde mee, dat de heer Visser! twee Zwitsersche gidsen naar den Ka- rakoroem had meegenomen en vroeg de heeren daarom of deze de voorkeur ver dienen boven Inlandsche gidsen. Dr. Longstaff meende hieromtront, dat men behalve in de hoogste gedeelten, het best Boltar's als gids kan gebrui ken. Deze zijn beter dan Thibetanen» Hij geloofde echter, dat vooral Italiaan- ssche gidsen in de Himalaye van veel nut konden wezen. Ooi. Strutt kent Loehmatter, een der gidsen van den heer Visser en roemt hem zeer. Ook Brantschen moet heel goed wezen. Ooi. Strutt meende ook, dat Italiaansche of Fransche gidsen de voor keur verdienen boven Zwitsersche om dat deze zoo spoedig heimwee krijgen. Gidsen zijn eenvoudige menschen, die zich moeilijk aan de zoozeer gewijzig de omstandigheden op de reizen later kunnen aanpassen. Vooral Italianen schijnt dit gemakkelijker te va'len. Cap. Fenoh, een krachtig gebouwde, ietwat in zich zelf gekeerde blonde jonge man, heeft in de Alpen meermalen toch ten gemaakt met den heer en mevrouw Visser. Ik vroeg, of het wel mogelijk zon we zen, dat mevrouw aan zulk een zwe ren tocht kon deelnemen. Oap. Fenoh heeft daar veel vertrouwen in. Mevrouw klimt nog beter dan haar man en zij zal zeker geen verhindering wezen voor succes. Voor zulk een klein gezelschap ver diende het meenemen van gidsen ze ker aanbeveling. Inlandsche gidsen heeft de Mount Everest Exneditie niet ge bruikt. De leden waren hun eigen gids. Ook verdiende voor haar het meenemen van gidsen geen aanbeveling. Dat zijn slechts monden meer, die gevuld moe ten worden en voor ieder zijn minstens tien koelies noodig. De meening van de Thibetaansche koe lies, dat er boven in de Himalaya geen moesson zou heer3chen, bestreed Gap Fench. Op 2 Juni zette zij in met bij zonder sfecht weer. Op 3 Juni maakte een wervelstorm van sneeuw elke po ging om hooger te klimmen onmoge lijk. Cap. Fonch meende, dat in Octo ber eerst het weer een tocht zou toe laten. Dan ligt er echter te veel sneeuw. Ik vertelde van mr. Samways, den manager van het Park Hotel aViipr, ver nomen te hebben, dat Oap. Fench als zijn meening had uitgesproken, dat de expeditie mislukt was, doordat de zuur stofapparaten niet sterk genoeg waren. Gap. Fench bevestigde dit nogmaals. „Wat jammer, dat daardoor de expe ditie haar doel niet bereikt heeft zei ik. En we waren reeds zoo dicht bij, dat ik den top bijna met m'n hand kon grijpen," zei Oap. Fench weemoedig. „Dat die paar honderd meter ons de baas wa ren," zuohtte hij. Zooals de lezer reeds vernomen heeft, heeft cap. Fench van de expeditiele-' den de grootste hoogte bereikt. Hij houdt dus het wereldrecord. Ten slotte droegen de heeren mij op het Nederlandsche echtpaar alle succes toe te wenschen. Wanneer zij slagen, zal dit hun niet alleen als sportbroe- ders veel genoegen doen. Maar het ia meteen een eer voor Engeland, omdat ze leden zijn van de Engelsche Alpen- club.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1922 | | pagina 2