Uit het Sociale Leven.
MBL
■«*r
BINNENLAND
Tweedé Klad.
29 Juli 1922
ELCK WAT WILS.
F Cijfers ever de vakbeweging.
De K- S. A.
De stand onzer sociale verzeke
ring.
De werkloosheid in den Land
bouw.
De staking in de Rijnvaart.
R.-K. Typografen.
POLITIEKE HYENA'S.
LANDBOUW EN VISSCHERIJ.
Huurgewoonten in Drente.
Het huren van boerenplaatsen, zijn
de een boerenbehuizing met landerijen,
van landerijen zonder huis en van
huizen zonder land, was vroeger veel
meer algemeen in Drente dan in
dezen tijd, schrijft de Asser Ct.
Voor het bestaan van een veel
grooter aantal boerenplaatsen zijn de
oorzaken wel te vermoeden, doch
niet altijd met zekerheid bekend.
Een eigenaar met bijv. 80 tot 100
H.A. land, die zelf een boerderij had,
kan al dat land, grootendeels in na
tuurstaat liggende, niet bewerken
Een boerenzoon, de tweede of volgen
de van een echtpaar, kreeg bij over
lijden der ou-ders bij erfopvolging geer
vast goed, hetwelk alleen de oudstt
broeder toekwam. Hij kreeg wel zijr
aandeel van het roerend vermogen,
evenals de zusters, zoo die er waren.
Boven de zusters kreeg hij als zoon
nog een geldsom voor vast goed.
Trad nu zoo iemand in het huwelijk
met een boerendochter, die ook haar
aandeel uit het roerend vermogen van
haar ouders ontving, dan huurde deze
tweede of derde zoon een boerenplaats.
De eerstgenoemde grondeigenaar
bouwde voor den huurder van 'r
gedeelte van zijn land, een boerenhuis
Dat ging langzaam en gemakkelijk.
Eikenhout was er oudtijds genoeg,
maar het moest al heel wat werk
kosten door het te zagen. Was het
houtwerk voor een nieuw huis opge
richt, dan werd de bekapping mei
stroo gedekt, en wanneer dit werl
voltooid was, werden de muren
zijnde de Ieemen wanden rondom hel
huis aangebracht. Dit alles kostte
veel werk, doch weinig geld. Voo'
verfwerk aan die huizen werden geer
uitgaven gedaan. Het eikenhout wat
zoo duurzaam, dat het zonder verl
wel honderd jaar duren kon.
De huurder, die het woeste lanc
deels ontginnen moest, betaalde in dt
5 eerste jaren geen huur. Alleen var
't bouwland, dat hij niet behoefde
te ontginnen, betaalde hij het derde
van de netto-korenopbrengst als huur
Van de vaak ruime korenoogsten war
dat derde deel geen te hooge huurprijs.
Mislukte het gewas of was het een
slecht korenjaar, dan was dat derde
deel ook zeer gering. Als de eerste 5
jaren om waren, dan beta 1de hij het
derde deel van zijn geheele koren
opbrengst, benevens een kleine geld
som, f 50 tot f 80, als huur van hel
huis en van het hooi- en weiland,
veld en veen, dat hij in huur had.
Die huurwijze heeft meer dan twee
eeuwen in Drente bestaan. In tijder,
van eenige welvaart waren er genoeg
huurders, in tijden van achteruit
gang te weinig. Een goede huurder
(meier) die het land goed onderhielt
en bewerkte en zijn huur behoorlijl
betaalde, werd door den verhuurder
(heerschap) zeer geacht en er zijn
meiers geweest, die, met hunne zonen
en kleinzonen als huuropvolgers, 10C
jaar dezelfde boeren plaats hebben
bewoond en gebruikt. Altijd bestono
de huur uit.„voorhuur" d. een geld
som voor huis, groenland enz. als
bovenvermeld, en uit „de derde",
d. i. het derde deel van de korenop
brengst.
Sedert 1870 zijn andere huurwijzen
in zwang gekomen.
betreft wel een grootere vloot in de
vaart was, maar het grootste deel
daarvan de vangsten in Engeland
aanbracht.
De hoeveelheid van opbrengst der
door alle Nederlandsche en vreemde
vaartuigen hier te lande aangevoerde
treil-, beug- en drijfnetvisch, bedroe
gen volgens voorloopige opgave res
pectievelijk 3.505.000 K.G. en
1.100.700 tegen 3.463.000 K.G. en
1.277.800 in Juni van het vorige
jaar.
De concurrentie der Duitsche stoom-
treilers deed zich ook deze maand weer
scherp gevoelen.
DAMMEN.
m
JU Wm
DE ZEEVISSCHERIJ IN JUNI.
Naar de Visscherij-inspectie mede
deelt, was ook in Juni de zeevisscherij
in het bijzonder wat de haringdrijfnet-
visscherij betreft, van veel kleineren
omvang dan in de overeenkomstige
maand van het vorige jaarook voor
de beugnetvisscherij waren minder
vaartuigen in de vaart, terwijl voor
de treilvisscherlj, wat de stoomvaart
TREKJES CCLII.
De vorige week heb ik de ledeniallen
■van de verschillende Vakcentralen ge
noemd en wel van 1 Jan. 1921 en 1 Jan.
1922.
Men vraagt mij nu hoe of het komt
dat hel R. K. Vakbureau dus meer on
der de crisis lijdt, dan het N. V. V.
Mijn antwoord daarop kan niet anders
zijn, dan dat zulks slechts gezichtsbe
drog is.
Ook cijfers geven niet altijd een zuiver
beeld van iets, wanneer men niet met ver
schillende omstandigheden rekening
houdt.
Tot goed begrip laat ik hier nogmaals
de ledentallen van de verschillende Cen
trale organisatie's volgen:
Ledental 1 Jan. 1921. 1 Jan. 1922.
N. V. V216.581 217.348
R. K. Vakbureau 157.998 151.762
C. N. V76.488 73.549
A. N. V51.983 49.602
N. A. S36.038'31.720
Hieruil blijkt, dat het N. V. V. in 1921
nog iets in ledental gestegen is, de ove
rige vakcenralen echer gedaald zijn.
De cijfers geven echter wel een ander
beeld, wanneer we ze vergelijken over de
geheele crisis:
Ledental 1 Apr. 1920. 1 Apr. 1922. Verl.
N. V. V. 262.196 217.807 44389
R. K. Vakb. 152.197 143.963 8234
C. N. V. 73.407 71.729 1678
N. A. S. 50.140 27.145 22995
Van het A. N. V. kan ik over April
'1920 gen cijfers vinden en heb ik dus ter
vergelijking weggelaten, maar ik meen te
mogen opmerken, dat deze cijfers een ge
heel ander beeld geven, dan de eerst ge
publiceerde.
Het verschil ligt hierin, dat de socia
listische organisaties het eerst en het
sterkst onder de crisis te lijden hadden,
iet wat bii het N. A. S. nog steeds ver
der gaat. Bij het N. V. V. blijkt daaren
tegen de teruggang gestuit en voor een
kleine opleving te hebben plaats gemaakt.
De verliezen van het R. K. Vakbureau
zijn beduidend geringer, waar echter te
genover staat, dat zelfs het laatste kwar
taal nog achteruitgang was waar te ne
men. Ik behoef dus geen antwoord te ge
ven op de vraag boe 't komt dat de R.K.
Vakbeweging méér achteruit ging dan het
N. V. V., want zoo is 'l niet, maar wel
zou de vraag gesteld kunnen worden, hoe
bij 't N. V. V. de achteruitgang tot staan
is gebracht en bij ons nog door gaat.
Een antwoord daarop te geven is niet
makkelijk. Vermoedelijk moeten we aan
vaarden, dat op den duur alle arbeiders,
die slechts om voordeelen, welke op
ïiaastbijgelegen terrein liggen en dus ge
makkelijk waarneembaar zijn, zich voor-
loopig weer zullen terugtrekken, en slechts
zij de organisatie getrouw blijven, die
doelbewust een verheffing van den ar
beidersstand nastreven.
„Dat het aantal „kantleden" bij de so
cialistische organisaties grooter is dan
bij de R.K. organisaties lijkt mij in elk
geval wel aannemelijk en het is ook zeer
wel denkbaar, dat deze bij ons toen nog
even langer den storm konden trotseeren
dan bij hen.
Met dat aL staan we voor de werke
lijkheid die ons zegt. dat er nog steeds
R. K. arbeiders zijn die juist in deze da
gen hun vaandel verlaten en er den brui
van geven, hun maatschappelijken plicht
te vervullen. Allen die ook maar iets be
grijpen van de grootsche taak der R. K.
Vakbeweging zullen dus goed doen alle
krachten in te spannen om te trachten de
organisaties te versterken.
Maar dan zal ook alles wat verdeelt,
vermeden en alles wal onze innerlijke
eenheid kan versterken, aangegrepen
moeten worden en zal elke organisatie
een gesloten eenheid moeten zijn, waarin
Hoofd- en Afdeelingsbestuur en leden el
kanders werk waardeeren.
Tn dagen van tegenspoed beleefd elk
huisgezin moeilijke tijden. Want niet al
leen de tegenslag die van buitenaf het ge
zin teistert, is het, die zorgen baart; maar
niet zelden leidt ook de onderlinge ver
houding daar onder, ofschoon toch juist
eendrachtig samenwerken het eenigste
tniddel is om de tegenslag te overwinnen
of het hoofd te bieden.
Zooals het in het gewone gezinsleven
gaat is hef ogk gesteld op hef sociaal en
meer speciaal in het organisatieleven.
Ons organisatieleven is ongetwijfeld
'een belangrijk element zoowel in ons ge
zinsleven als in ons maatschappelijk le
ven. Daarvan hangt zoo buiitengewoon
Veel fif, dat het slechts verwondering kan
wekken dal er nog R. K. arbeiders zijn.
'die het met zich zelf in orde weten te
maken om geen bondslid te zijn.
Intusschen: zóó zijn er en wc hebben er
tekening mede te houden.
Daarom moet ook het hierboven ge
schetste verschijnsel bevreemden en doet
het zonderling aan dat bij voorspoed het
enthousiasme voor de organisatie zooveel
grooter is dan bij tegenspoed, terwijl toch
bij tegenspoed feitelijk de werking van
de organisatie minstens veel vruchtbaar
der is.
Als we de zaken maar willen zien zoo
als ze zijn.
In dagen van een bloeiend bedrijfsle
ven waarbij veel arbeidskracht gevraagd
wordt heeft de organisatie het heel wat
gemakkelijker, dan in bet tegenoverge
stelde geval.
De wet van vraag en aanbad, hoewel
!n haar uilwerking vaak zeer onrecht
vaardig, is er en doet haar invloed gel
den, zoodat de organisatie in zulke lijden
slechts te zorgen heef er uit te halen wat
er in zit en dat haar invloed versterkt
wordt zoodanig, dat weer een grootere
of kleinere stap gezet wordt naar het doel
dat zij zich gesteld heeft.
Bij tegenslag gaat het éven anders.
Dan werkt de wet van vraag en aan
bod in omgekeerde richting. De groote
werkloosheid ondermijnt de economische
positie der arbeiders en tast zelfs het mo
reel aan; de werkgevers die niet steeds
en niet allen van goeden wil zijn, zien
hun zaken teruggaan, zoodat zelfs de
goedgezinden in een stemming verkeeren.
die zich niet gemakkelijk verdraagt met
toeschietelijkheid voor de arbeidersorga
nisaties, die zelf en uit den aard der din
gen vooral in zulke tijden ook al weer
met al te soepel kunnen zijn; kortom: al
les werkt even zwaar, alles gaat even
stram omdat het geheele bedrijfsleven
nog berust op allerlei wisselvalligheden
en men het on den dag van vandaag nog
niet zoover heeft kunnen brengen, om af
stand te doen van elke machtsuiting en
een bedrijfsorganisatie te bouwen op de
loch zooveel solieder grondslag van het
recht.
Maar dan moet toch ook duidelijk zün.
dat juist in dagen van tegenspoed het
werken van de organisaties in rangorde
veel hooger staat dan bij voorspoed, al
's het minder dnidelük aan te toonen.
En zou het dus geen dwaasheid zün
om den moed te laten zakken en met de
handen over elkaar te gaan ziften. Als
dat alle georganiseerde arbeiders eens
deden, wat zou het er dan wel mooi naar
toe gaan
Juist in dagen van fegensDoed moeten
wij vasthouden om bii de minste opleving
weer voorwaarts te kunnen gaan en onze
wproldhervormende taak te kunnen ver
richten. A. J. C.
De K.S.A., eenmaal door 3. D. H. den
Aartsbisschop van Utrecht onze „kracht
en lichtccnlrale'' genoemd, staat er alles
behalve gunstig voor.
Deze week stond in de bladen een
onderhoud opgenomen van den voorzitter,
Prof. van Aken met de Redactie van
„de Tijd", wat weinig minder als een
wanhoopskreet kan genoemd worden.
En toch': het is niet gering wat we
op sociaal terrein aan de K.S.A te
te danken hebben en niet onwaarschijn
lijk zou onze R.K. Sociale beweging heel
wat minder zijn, wanneer we de K.S.A
niet gekend hadden.
Als dank daarvoor wordt nu elke steun
onthouden, moet aan den moedigen kap-
tein van het reeds vastgeloopen schip
een noodkreet ontsnappen maar dan cok
een noodkreet zó6 schril, dat heel R.-K,
Nederland er m.i. door opgeschrikt moet
worden.
Iïet trotsche werk, waaraan onze groot
ste mannen hun krachten gaaven, ver
keert in gevaar en men zal pas in vollen
omvang begrijpen wat dat zeggen wil,
wanneer we het eenmaal zouden ont
beren en het was stopgezet.
Stopgezet, niet door onmacht, maar
als gevolg van eindeloos getheoretiseer
over vorm, over toelating van wie en
wat, over dingen die voor een gewoon
sterveling te onbenullig zijn om over
te praten, maar die in ons kleine Ne
derland met een gewicht naar voren
worden gebracht alsof hemel en aarde
er van afhing en waarmede al heel wat
kwaad is gesticht.
„Vraagt ge mij aldus prof. Van
Aken naar den diepsten grond van
al die ellende dan verwijs ik u naar
de u zeker niet onbekende, ui'e^nloo-
pende appreciatie der R.K. Arbeiders
beweging. Die is voor menig voorman
als een nachtmerrie. Minder nog en
om geheel andere reden voor velen
onzer werkgevers dan wel voor geeste
lijke- en leekenleiders onzer arbei
ders zelf.
Er zijn er onder ons, die de geheele
Katholieke Vakbeweging een onding
noemen
Het laat, zou ik meenen, aan duidelijk
heid niets te wensehen over en ik zou
den wensch willen uitspreken, dat men
toch wijzer wordt en zorgt dat op elke
plaats gedaan wordt wat mogelijk is om
de K.S.A te behouden.
Heel wat andere zaken zouden we be
ter kunnen missen dan deze instelling,
die anderen ons hebben benijd en mis
schien heel wat meer nut gesticht heeft
dan zulke theoretici kunnen begrijpen.
Hoe dat ook zijn moge: Als de R.Kath.
niet spoedig zorgen dat hot slooperswerk
wordt stopgezet en flink wordt aange
pakt om de geheele K.S.A weer deug
delijk te restaureeren, dan zijn we m.i.
geen knip voor den neus waard.
Helpen kunnen alle organisaties, hel
pen kunnen ook particuliere personen,
helpen kan iedereen, die er prijs op>
stelt dat deze belangrijke instelling be
houden blijft
En ik maak mij oterk, dat de vak
beweging in elk geval niet achterwege
zal blijven en blijk zal geven het werk
van de K.S.A te waardeeren.
A. J. L
In de „Sociale Verzekeringsgids" van
15 Juli geeft Mr. H. W. Groeneveld een
overzicht van eenige sociale verzekerin
gen, waaruit blijkt, dat we omtrent de
richting welke het uit moet met onze
sociale verzekeringen nog niet klaar zijn.
„Op den eersten aanblik schijnt het op
merkelijk, dat in het afgeloopen vierjarig
tijdvak de Ziektewet nog niet tot uitvoe
ring is kunnen worden gebracht. De
Ziekteverzekering is immers technisch
weinig ingewikkeld en biedt heel wat
minder moeilijkheden dan b.v. de invali-
diteisverzekering. Tot dezen gang van
zaken heeft vooreerst bijgedragen de om-
stmdigheid, dat de in 1918 opgetreden
Regeering begonnen is met de invoering
der Invaliditeitswet. Waarom eerst die
wet tot invoering werd gebracht en niet,
gelijk in het voornemen van wijlen Minis
ter Talma had gelegen, de Ziektewet,
zal wel hieraan mogen worden toege
schreven, dat de eerstgenoemde wet meer
dan de Ziektewet de belangen van de ar
beiders raakt. Tegen geldlijke gevolgen
van ziekte bestaat reeds voor vele ar
beiders e. zij het ook niet geheel bevre
digende, voorziening, terwijl daarentegen
slechts een zeer gering deel onzer arbei
ders verzekerd was tegen geldelijke ge
volgen van invaliditeit en ouderdom. Toen
nu de invoering der Invaliditeitswet haar
beslag .ad gekregen en de hand werd ge
slagen aan de invoering der Ziektewet,
bleek het, dat die wet niet zonder wijzi
ging kon worden ingevoerd. De Ziektewet
sloot immers van de verzekering uit ar
beiders, wier jaarloon meer dan 1200
gulden bedraagt, zoodat, als gevolg van
de aanzienlijke stijging der loonen sinds
1913. de arbeiders, voor wie de verzeke
ring juist bestemd is, buiten haar bereik
zouden komen te vallen. De Regeering
begreep daarom, dat het gewenscht was
de Ziektewet, alvorens deze tot invoering
te brengen, op enkele punten te doen
wijzigen. Bij de behandeling van het
voor-ontwerp, waarbij de wijzigingen
werae.i aangegeven in den Hoogen Raad
van Arbeid, bleek echter dat inmiddels
zich in het Nederlandsche volk een stroo
ming had gevormd, welke inging tegen
het beginsel van ambtelijke uitvoering,
waarop de in ons land bestaande sociale
verzekeringswetgeving is gebaseerd.
Door dé woordvoerders voor deze
nieuwe strooming, de heeren Dr.
Posthuma, directeur van de vereeniging
„Centraal Beheer" en Kupers, Lid van 't
bestuur van het Ned. Verbond v. Vakver.
werd met kracht bepleit om de uitvoering
der ziekteverzekering in handen te leggen
van de werkgevers- en de werknemers
bonden, met uitschakeling derhalve van
de Rad'a van Arbeid, welke organen de
Ziektev t met de uitvoering der verzeke
ring had belast. Het lag voor de hand,
dat di* nieuwe principe in den gedachten-
gang van zijn belijders niet slechts voor
d< Ziekteverzekering, doch ook voor onze
overige sociale verzekering tot gelding
behoorde te komen, zoodat de door de
Regeering in dezen te nemen beslissing
principieele beteekenis zoude bezitten.
Het zal wel geen verklaring behoeven,
dat de Regeering onder die omstandig
heden niet dan na ampele overweging
van de voor- en de nadeelen, zoowel
van het bestaande stelsel als van dat,
gewoonlijk genoemd het stelsel „Posthu
maKupers", tot een beslissing zal ko
men. De beslissing is tot heden toe niet
gevallen.
De Regeering, welke voor de eerstko
mend- jaren richting zal geven aan ons
Staats' estuur, zal dan ook onder meer
zich zien geplaatst voor het moeilijke
vraagstuk betreffende de organisatie onzer,
sociale verzekering. Daarbij zal echter
niet uitsluitend in behandeling kunnen
komen het vraagstuk welk orgaan, of
welke organen, met de uitvoering der
verzekeringen zal, onderscheidenlijk zul
len, zijn te belasten, maar van de Regee
ring zal mede worden verwacht het bren
gen van meerdere eenheid tusschen de
onderscheidene takken der verzekering
en hei vereenvoudigen onzer bestaande'
verzekeringswetgeving. Hoewel de verno
men bewering, dat de sociale verzeke
ring in ons land in chaotischen toestand
zou verkeeren, naar mijn meening een
overdrevei beeld van de werkelijkheid
geeft, valt niet de wenschelijkheid te ont
kenner. van meerdere eenheid. Invalidi
teitswet, Ongevallenwet en Ziektewet
hebben elk haar eigen kring van verzeker
den, haar eigen stelsel van de berekening
der geldelijke uitkeeringen, waarop de
verzekerde aanspraak heeft, en haar
eigen uitvoeringsorgaan. Wat dit laatste
punt betreft zal intusschen bereids een
aanmerkelijke vereenvoudiging worden
verkregen door de in voorbereiding zijnde
decentralisatie van de uitvoering der
ongevallenverzekering. Gelijk bekend is,
ligt het in de bedoeling om een aantal
werkzaamheden, verband houdende met
de uitvoering der Ongevallenwet 1921,
welke iot nog toe worden verricht door
ambtenaren der Rijksverzekeringsbank,
over te brengen naar de Raden van Ar
beid, zoodat het publiek zoowel met be
trekking tot de uitvoering der Invalidi
teitswet als met betrekking tot de uit
voering der Ongevallenwet 1921 uitslui
tend men den Raad van Arbeid te doen
zal hebben.
De Minister van Arbeid heeft reeds
eenige mededeelingen gedaan nopens ver
eenvoudiging der Invaliditeitswet. Uit die
mededeelingen blijkt, dat gedacht wordt
aan een zoodanige herziening dier wet,
waarbij met het tegenwoordige stelsel van
premiebetaling geheel wordt gebroken.
Overigens werden van de Regeering geen
verdere aanwijzingen vernomen omtrent
de richting, waarin voor de vereenvou
diging der verzekering zal worden ge
gaan. Het zal echter wel geen al te ge
waagde voorspelling zijn, wanneer ik
deze bijdrage besluit met als mijn mee
ning te zeggen, dat straks zeer waar
schijnlijk ingrijpende voorstellen tot her
ziening onzer sociale verzekering zijn fe
verwachten, voorstellen, welke vermoe
delijk zullen strekken tot niet onbelang
rijke verandering in de architectuur van
het gebouw der sociale verzekering, maar
welkt aan den anderen kant zullen mede
helpen om de waarde eener goed inge
richte sociale verzekering in breedere
volkskringen, meer dan tot nog toe het
geval was, tot erkenning te brengen."
Op verschillende plaatsen is het aller
treurigst gesteld met de werkloosheid on
der de landarbeiders.
Wij zijn nu midden in den zomer en
vlak voor den oogst en een ongekend aan
tal arbeiders zijn werkloos en broodeloos.
De nedrijfsraad voor den N. C. B. heeft
zich ii eds met deze kwestie beziggehouden
en zal bij de betrokken autoriteiten aan
dringen op verruiming van werkgelegen
heid wat er met name voor het westelijk
deel van Noord-Brabant, waar duizenden
landarbeiders geen emplooi kunnen vin
den, wel te vinden is.
Ook, of zelfs nog veel érger is de werk
loosheid in Zeeuwsch-Vlaanderen en ook
daar zal in die richting gewerkt worden.
De toestand is er verschrikkelijk. Er zijn
verschillende ijverige, volkrachtige man
nen, die het geheele jaar nog niets of bij
na niets verdiend hebben.
De gemeente Boschkapelle heeft een
steunregeling in het leven geroepen .vaar-
bij 6, per week en 0,50 extra voor elk
kind wordt uitgekeerd. Deze regeling is
echter op den duur door de gemeente niet
vol te houden en voor hen die gesteund
inoeten worden nog geheel onvoldoende.
Er zijn ook in dat gewest voldoende
werkzaamheden te verrichten, die van
groot nut zijn, zoodat met eenigen goeden
wil ook hier wat te doen is, want de men-
schen aan hun lot overlaten zal niet gaan
al was men nog zoo zeer van bezuiniging
doordongen.
Wellicht was het geen kwaad idee, om
hen die ook op dat terrein bezuinigen wil
len daar eens heen te sturen. Ze zouden
wel eenigszins bekeerd terugkomen.
Ons platteland verkeert in veel grooter
gevaar dan wellicht menigeen vermoedt en
als niet spoedig geholpen wordt, zullen de
gevolgen zich nog lang doen gevoelen.
De R. K. Transportarbeider" geeft een
overzicht van de staking in de Rijnvaart,
die door den socialistischen Bond zonder
eenig overleg met de R. K. en Christ, orga
nisaties gevoerd wordt.
Het blad wijst er op, dat deze staking
zeer kennelijk meer een gevolg is van in
ternationale omstandigheden, dan dat zij
voor het belang van de betrokken arbei
ders moet dienen en het spoort alle R. K.
arbeiders welke daarbij betrokken zijn
aan, zich met alle kracht te verzetten te
gen een dergelijk optreden.
Het jaarverslag 1921 van den R.K. Gra-
fischen Bond geeft aan, dat over 1921 het
ledental verminderde met 162 leden en be
droeg op 31 December 1920 4371 leden
tegen 4209 op 31 December 1921.
Een staat geeft aan het ledental dat bij
de verschillende Collectieve Contracten be
trokken is.
Volgens dezen staat zijn werkzaam on
der het contract voor de boekdrukkerijen
3020 leden, in 1920 was dit getal 3128,
een vermindering dus van 108; in binde
rijen waren werkzaam 655, in 1920 be
droeg dit getal 639, een vermeerdering
van 16; het aantal werknemers(sters) res-
sorteerende onder bet cartonnagecontract
bedroeg 235, in 1920 was dit getal 309,
een vermindering van 74; in de illustratie-
bedrijven waren werkzam 263 gelijk bet
vorig jaar. De vakgroep portretfotografen
ging met 4 leden vooruit.
Wie de laatste weken geregeld de so
cialistische pers leest, wordt voortdu
rend geërgerd door de wijze waarop deze
volksvoorlichters reageeren op de ver
kiezingsnederlaag.
Als speurhonden snuffelen ze politieke
redevoeringen en artikelen na en met
uit hun verband gerukte zinnen en ci
taten moeten de arbeiders opgezweept
worden tegen de rechtsche partijen, in
wie ze bij de jongste verkiezingen meer
vertrouwen stelden dan in de socialis
tische fraseurs, die met allerlei belof
ten, die ze nu al weer vergeten rijn,
de kiezers trachtten te paaien.
Of hun dit lukken zal, vraagt de
uRosb." P
Reeds onmiddellijk na de verkiezingen,
toen de uitslag oj> duidelijke wijze had
aangetoond, dat van socialistische Mi
nisters geen sprake was en de partij in
de eerste jaren dus geen enkele ver
antwoordelijkheid zou behoeven te dra
gen, schreef „Het Volk" dat een gou
den tijd voor de propagandisten aanbrak
Met eenige vreugde schreef zelfs dit
arbeidersblad over de maatregelen, die
de Regeering, door de economische
noodzakelijkheid gedwongen, zou moeten
nemen, want de offers, door de arbei
ders hier te brengen, beloofden een ge
makkelijk te verwerven winst voor de
partij en de vakbeweging, waar het den
laatsten tijd den kreeftengang ging.
Misschien zal deze toeleg bii .enkele
onontwikkelde arbeiders inderdaad luk
ken.
In de oorlogsdagen toen ook de socia
listische overheid, door de economische
omstandigheden, allerlei voor de bevol
king minder prettige maaatregelen moest
nemen, had het communisme, dat geen
enkele verantwoordelijkheid kende, zijn
gouden tijdperk en wellicht zullen de
socialistische hyena's, die reeds op de
ellende loeren om de partijwinst bin
nen te sleepen, van diezelfde omstandig
heden profiteeren.
Maar over het algemeen zijn de arbei
ders thans te verstandig om in deze
roode val te loopen.
Nu de interna', ionale e-onomi che om
standigheden van dien aard rijn, dat
groote industrieën stil liggen, tal van
vennootschappen liquideeren, groote kan
toren hun zaken sluiten, de belastin
gen millioenen minder zullen opbrengen,
zullen de ontwikkelde arbeiders begrij
pen, dat ook door hen offers moeten
worden gebracht om door dezen malaise-
tijd zonder al te groote kleerscheuren
heen te komen.
En rij zullen zich dan tevens met
minachting van die politieke hyena's af
wenden, die deze omstandigheden willen
uitbuiten, alleen om politieke winst voor
de partij.
Verzoeke alle correspondentie, deze
rubriek betreffende te zenden aan den
heer P. 1. VAN DARTELEN,
Roosveldtstraat 70, Haarlem.
No. 5. Marius Eabre.
Wit 29—24. 44—40. 43—38
No. 6. Marius Eabre
48—10.
Opl. Wit 30—24. 28—19. 37—48. 44—4.
Na 7. Isidore Weiss.
Wit 47—20. 34—30. 40—34
No. 8. Isidore Weiss
Opl. Wit 46—41. 41—37 32—28. 21—
17 16—47.
Zwart steeds gedwongen.
Eenige zeer aardige vraagstukjes, alle
op meerslag berustend van de bekende
Fransche meestere Fabre en Weiss.
Heeft men den eersten zet, dan rolt
de rest vanzelf, alhoewel voor een min
der geoefenden oplosser misschien wat
lastig, geven wij hen toch in overwe
ging te probeeren de oplossing zelf te
vinden
P. J. v DARTELEN.
Kinderspel.
Ommerommerelle
Wie zal tellen
Mietje van der Aa
Lust geen sla
Lust geen spek
Mietje van der Aa is hallef gek..
Ie, wie, waai, wegt
Ommerommerelle.
Telkens als een der kinderen zich met
een blij sprongetje uit 't kringetje verwij
derde deunde het rijmpje opnieuw....
tot verscheidene stemmetjes gillerig rie
pen: „Mientje is 'm! Mienlje is 'ml"
Het troepje stoof uiteen en Mientje
bleef bij den boom slaan, het stof-zweet-
gezichtje in 't bloote armpje gedrukt:
elde hard, zangerig: éééén twéééé....
en eindigde met 'n hoog „tien"-stootje.
Meteen draaide ze zicli om en ging
aarzelig zoeken, zich 't eerst wendend
naar 't kreupelboschje waar ze nog net
n laatste blader-geritsel en 't schichtiger
van 'n rood jurk-plekje zag.
Langzaan. telken., naar andere zijden
uitkijkend, ging 't meisje op 't boschje af.
Dan, zich eensklaps bukkend en snel wij
zend, krijschto haar stemmetje: „Jansje
en Leentje! Jansie en Leentje!"
Jansie en Leentje komen aandraven,
doch Mienlje heeft 'n voorsprong en is
't eerst bij den boom, waarop ze drie
fiksehe mepjes geeft, 't boomschors-groe
ne handje aan de kousen afvegend. En
gaat weer verder op zoek.
Jansie en Leentje gaan in 't gras den
tijd verdrijven met 't plukken van „krans
jes" en boterblommen.
„Kijk eris wat 'n grootert!"
„Go. ja.... g'mijn 'm. Krijg jij twee
van deze."
,,'k Zou je lekker danke.... zoek zelf
maar.... zijn d'r genog."
„Kijk Mientje al es ver wezel Weet jij
waar ze zitte?"
„O, ja, best hoor. maar 'k zeg 't
niet.... veels te fijn plekkie voor mijn
strakkies."
„Ja' Ze heb ze gevondel Kijk ze loope!"
„Ze hale d'r in! Ze hale d'r in!"
„Niks hoor! Toe, Treesie! Lóópel Lóópe'
Hnrdert Harder! Gauw!"
Wild komen ze aangerend en Mienlje
petst weer zegevierend op den boom.
waar tegen ze in haar vaart bijna aan
smakte. Hijg-Iachend, na-pratend puffen
de kinderen wat uit, maar spoedig beginf
het dartele spel opnieuw.
'n Dame van omstreeks derlig jaar zit
op het bankje in de nabijheid en kijkt er
dreomerig-glimlachend naar.... hel lees
boek rust reeds lang in haar school.
De kinderen letten niet eens op haar
vermoeden ook niet, dat hun heerlijks
onschuldig spel droeve gedachten wekls
Mevrouw Elders is kinderloos.
Maar 'l zijn geen wrokkende gedach-i
ten waarmee ze zich bezighoudtZe is
godsdienstig en heeft zich reeds lang over<j
gegeven aan den wil van Hem, van Wieui
ze vast gelooft, dat Hij alles ten goed
bestiert.
Maar droef zijn haar gedachten.
om het groote gemis in haar overigens
zoo gelukkig huwelijk van reeds meec
dan acht jaren.
Wat hebben ze samen niet vurig gebes
den, dag aan dag, om dat groote gelul",
het mooie, dat het huwelijk een vaslfl
richting, een grooter, hooger doel geef'*
En nog wanhoopt ze niet, nóg blijft za
vragen, eiken dag weer, met telkens her-,
nieuwd vertrouwen, met de overgevir.£i
van een brave, geloovige vrouw.
Ze gaat weer lezen, doch het duurt niftj
lang, of haar oogen dwalen weer naar dar
bonle kindergroep. Ze voelt haar aden,
slokken.
Ze zou maar weggaan want....
Waarom? 't Was toch geen zondé
daar naar te kijken. Ze deed 't toch nicfc
met afgunst ze morde toch niet. Ko
ze 't helpen, dat ze al vier vacantie-midi
dagen naar deze plek werd getrokken.,
om te kijken, te dronmen, te verlangen.,
en nog eens stil te vragen?.
Jawel, maar ze voelde toch wel, dat
haar stemming er niet door verbeterde.,
datjoms even, stil-geniepig het duiveltje
van verkeerde jaloerschheid binnen
sloop.... dat zou niet zoo gauw gebeu-
ren als ze hier niet telkens terug
kwam.... En als ze 'I Henri verleide....
Zoo met zich zelf redetwistend be-
l'nerkte ze nauwelijks, dat er iemand
naast haar op 't plantsoenbankje kwarai
zitten.
'n Burger juffrouwtje was 't.... bla
zend liet ze zich zakken en veegde haar
gezicht af.
„Gussie, wat is 'l warm.'"
„Ja. als je 'n poosje loopt
„Heelemaal veranderd ineens, hè? Maat
la'we niet klagen.... d'r is genog nattig
heid geweest. Je zou zóó ongemerkt weec
in de winter gezeten hebben. Stoor ik
u soms in uw boekie.... 'k wou zegge
gaat u gerust uw gang wat mijn betreft
„O, nee, juffrouw.... ik las toch al 'rë
poosje niet, dus...."
,,'t Is hier ook eigelijk veels te moei
om te lezen, vindt u ook niet?"
„Ja, 't is hier altijd heel prettig zitten.'*
„Dat is 'tZoo heelegaar geen ge
woel van gerij en zoo om je heene.
Hè, wat schreeuwen die kinderen.... OE
zijn die van u? 'k Wou zeggen, neemt a
me dan niet kwalijk...."
„Nee, ze zijn niet van mij...."
„O.... hè, wat een lawaai.... dat most
hier nou weer niet wezen....
„Ze hebben plezier."
„O, ja, 'k zèg er ook niks vanMaar
ik kan 't zoo niet hebben. Kijk dat kind
daar d'r eige deris vuil maken.... mot
u dat boezelaartje zienGussie, gussie,
wat 'n handen, en dat jurrekie.... 'k
Beklaag de moeders die dat allegaar weer
molte wasschenO, kijk dfiér nou
toch es, die leit zoo maar in 't gras te
rollen"t is toch zonde, mot u dat
broekie zien.... één stuk stof en vuilig
heid...."
„U is zeker niet getrouwd, juffrouw?"
„Nooit geweest, mevrouw.... o, 'k heb
zadder manne kenne krijgen.... daar niet
van.... maar.... néé hoor ieder ze
meug. In 'n huwelijk is altoos wat, me
vrouw, altoos.... daar weet ik honderde
voorbeelden van uit me naaste femille....
Is u getrouwd, as 't niet te onbescheie
is? Ik zeg maar zoo mevrouw en 'k weet
geen eens...." f
„Ja, ik ben getrouwdEn ik heb n
heel goed leven...."
„Zoozoogelukkig voor u, me
vrouw, gelukkig voor u.».. da's één op
de duizend, hoor.... dan heb u n lot
uit de loterij.... En-ne...- kinderen as
i ik 't vrage-i mag?"
„Neegeen kinderen....
rO, juist, daar heb .ie 't.... daar ga
e heen.... nee maar, dan kan ik 't me
j voorstellen., en al 'n poosie getrouwd?"
„Acht jaar...."
„O, ja, jaik begrijp u hl-hi-hi
....ik begrijp uNee maar... u heb
gelijk hoor.... u heb gelijk mensch....
niks as last en narigheid en smeerboel
....en later hei je d'r maar verdriet van
Groot gelijk mevrouw.... Daar hei
je nou die zwager van me.... die is....
Wat nou? Loopt u weg? Waar gaat
u heen?Hè? Wat is dat nou in
Gosheere-naam voor 'n mensch? Wat 'n
onbeschoftheid, om zonder boe of ba bil
iemand van daan te loopen.... Dat hei
je nou van die deftigheid.... zeker te
groos om met 'n hurgermensch op 't
zelfde bankje te zitten
Mevrouw Elders staat in 'n stil laan
tje....
i,0, God jafluistert ze -in
droevig.,.. „zóó denken sommigen nu
nogzij is de eenige niet in m'n.
eigen familie zijn er die zoo praten
'n Droge snik komt uit haar keel....
't Gezang der vogels en 't gejuich der
spelende kinderen klinken haar in de
ooren als komende van heel ver.
En nog lang nadat ze thuis is, hoort
ze 't vieze IricHie van 't mensch op 't
bankje.... „Hi-hi-hi.groot gelijk,
hoor.... groot gelijk....'*
(Nadruk verboden.)
G. N,