Uit het Sociale Leven. MBL ■«*r BINNENLAND Tweedé Klad. 29 Juli 1922 ELCK WAT WILS. F Cijfers ever de vakbeweging. De K- S. A. De stand onzer sociale verzeke ring. De werkloosheid in den Land bouw. De staking in de Rijnvaart. R.-K. Typografen. POLITIEKE HYENA'S. LANDBOUW EN VISSCHERIJ. Huurgewoonten in Drente. Het huren van boerenplaatsen, zijn de een boerenbehuizing met landerijen, van landerijen zonder huis en van huizen zonder land, was vroeger veel meer algemeen in Drente dan in dezen tijd, schrijft de Asser Ct. Voor het bestaan van een veel grooter aantal boerenplaatsen zijn de oorzaken wel te vermoeden, doch niet altijd met zekerheid bekend. Een eigenaar met bijv. 80 tot 100 H.A. land, die zelf een boerderij had, kan al dat land, grootendeels in na tuurstaat liggende, niet bewerken Een boerenzoon, de tweede of volgen de van een echtpaar, kreeg bij over lijden der ou-ders bij erfopvolging geer vast goed, hetwelk alleen de oudstt broeder toekwam. Hij kreeg wel zijr aandeel van het roerend vermogen, evenals de zusters, zoo die er waren. Boven de zusters kreeg hij als zoon nog een geldsom voor vast goed. Trad nu zoo iemand in het huwelijk met een boerendochter, die ook haar aandeel uit het roerend vermogen van haar ouders ontving, dan huurde deze tweede of derde zoon een boerenplaats. De eerstgenoemde grondeigenaar bouwde voor den huurder van 'r gedeelte van zijn land, een boerenhuis Dat ging langzaam en gemakkelijk. Eikenhout was er oudtijds genoeg, maar het moest al heel wat werk kosten door het te zagen. Was het houtwerk voor een nieuw huis opge richt, dan werd de bekapping mei stroo gedekt, en wanneer dit werl voltooid was, werden de muren zijnde de Ieemen wanden rondom hel huis aangebracht. Dit alles kostte veel werk, doch weinig geld. Voo' verfwerk aan die huizen werden geer uitgaven gedaan. Het eikenhout wat zoo duurzaam, dat het zonder verl wel honderd jaar duren kon. De huurder, die het woeste lanc deels ontginnen moest, betaalde in dt 5 eerste jaren geen huur. Alleen var 't bouwland, dat hij niet behoefde te ontginnen, betaalde hij het derde van de netto-korenopbrengst als huur Van de vaak ruime korenoogsten war dat derde deel geen te hooge huurprijs. Mislukte het gewas of was het een slecht korenjaar, dan was dat derde deel ook zeer gering. Als de eerste 5 jaren om waren, dan beta 1de hij het derde deel van zijn geheele koren opbrengst, benevens een kleine geld som, f 50 tot f 80, als huur van hel huis en van het hooi- en weiland, veld en veen, dat hij in huur had. Die huurwijze heeft meer dan twee eeuwen in Drente bestaan. In tijder, van eenige welvaart waren er genoeg huurders, in tijden van achteruit gang te weinig. Een goede huurder (meier) die het land goed onderhielt en bewerkte en zijn huur behoorlijl betaalde, werd door den verhuurder (heerschap) zeer geacht en er zijn meiers geweest, die, met hunne zonen en kleinzonen als huuropvolgers, 10C jaar dezelfde boeren plaats hebben bewoond en gebruikt. Altijd bestono de huur uit.„voorhuur" d. een geld som voor huis, groenland enz. als bovenvermeld, en uit „de derde", d. i. het derde deel van de korenop brengst. Sedert 1870 zijn andere huurwijzen in zwang gekomen. betreft wel een grootere vloot in de vaart was, maar het grootste deel daarvan de vangsten in Engeland aanbracht. De hoeveelheid van opbrengst der door alle Nederlandsche en vreemde vaartuigen hier te lande aangevoerde treil-, beug- en drijfnetvisch, bedroe gen volgens voorloopige opgave res pectievelijk 3.505.000 K.G. en 1.100.700 tegen 3.463.000 K.G. en 1.277.800 in Juni van het vorige jaar. De concurrentie der Duitsche stoom- treilers deed zich ook deze maand weer scherp gevoelen. DAMMEN. m JU Wm DE ZEEVISSCHERIJ IN JUNI. Naar de Visscherij-inspectie mede deelt, was ook in Juni de zeevisscherij in het bijzonder wat de haringdrijfnet- visscherij betreft, van veel kleineren omvang dan in de overeenkomstige maand van het vorige jaarook voor de beugnetvisscherij waren minder vaartuigen in de vaart, terwijl voor de treilvisscherlj, wat de stoomvaart TREKJES CCLII. De vorige week heb ik de ledeniallen ■van de verschillende Vakcentralen ge noemd en wel van 1 Jan. 1921 en 1 Jan. 1922. Men vraagt mij nu hoe of het komt dat hel R. K. Vakbureau dus meer on der de crisis lijdt, dan het N. V. V. Mijn antwoord daarop kan niet anders zijn, dan dat zulks slechts gezichtsbe drog is. Ook cijfers geven niet altijd een zuiver beeld van iets, wanneer men niet met ver schillende omstandigheden rekening houdt. Tot goed begrip laat ik hier nogmaals de ledentallen van de verschillende Cen trale organisatie's volgen: Ledental 1 Jan. 1921. 1 Jan. 1922. N. V. V216.581 217.348 R. K. Vakbureau 157.998 151.762 C. N. V76.488 73.549 A. N. V51.983 49.602 N. A. S36.038'31.720 Hieruil blijkt, dat het N. V. V. in 1921 nog iets in ledental gestegen is, de ove rige vakcenralen echer gedaald zijn. De cijfers geven echter wel een ander beeld, wanneer we ze vergelijken over de geheele crisis: Ledental 1 Apr. 1920. 1 Apr. 1922. Verl. N. V. V. 262.196 217.807 44389 R. K. Vakb. 152.197 143.963 8234 C. N. V. 73.407 71.729 1678 N. A. S. 50.140 27.145 22995 Van het A. N. V. kan ik over April '1920 gen cijfers vinden en heb ik dus ter vergelijking weggelaten, maar ik meen te mogen opmerken, dat deze cijfers een ge heel ander beeld geven, dan de eerst ge publiceerde. Het verschil ligt hierin, dat de socia listische organisaties het eerst en het sterkst onder de crisis te lijden hadden, iet wat bii het N. A. S. nog steeds ver der gaat. Bij het N. V. V. blijkt daaren tegen de teruggang gestuit en voor een kleine opleving te hebben plaats gemaakt. De verliezen van het R. K. Vakbureau zijn beduidend geringer, waar echter te genover staat, dat zelfs het laatste kwar taal nog achteruitgang was waar te ne men. Ik behoef dus geen antwoord te ge ven op de vraag boe 't komt dat de R.K. Vakbeweging méér achteruit ging dan het N. V. V., want zoo is 'l niet, maar wel zou de vraag gesteld kunnen worden, hoe bij 't N. V. V. de achteruitgang tot staan is gebracht en bij ons nog door gaat. Een antwoord daarop te geven is niet makkelijk. Vermoedelijk moeten we aan vaarden, dat op den duur alle arbeiders, die slechts om voordeelen, welke op ïiaastbijgelegen terrein liggen en dus ge makkelijk waarneembaar zijn, zich voor- loopig weer zullen terugtrekken, en slechts zij de organisatie getrouw blijven, die doelbewust een verheffing van den ar beidersstand nastreven. „Dat het aantal „kantleden" bij de so cialistische organisaties grooter is dan bij de R.K. organisaties lijkt mij in elk geval wel aannemelijk en het is ook zeer wel denkbaar, dat deze bij ons toen nog even langer den storm konden trotseeren dan bij hen. Met dat aL staan we voor de werke lijkheid die ons zegt. dat er nog steeds R. K. arbeiders zijn die juist in deze da gen hun vaandel verlaten en er den brui van geven, hun maatschappelijken plicht te vervullen. Allen die ook maar iets be grijpen van de grootsche taak der R. K. Vakbeweging zullen dus goed doen alle krachten in te spannen om te trachten de organisaties te versterken. Maar dan zal ook alles wat verdeelt, vermeden en alles wal onze innerlijke eenheid kan versterken, aangegrepen moeten worden en zal elke organisatie een gesloten eenheid moeten zijn, waarin Hoofd- en Afdeelingsbestuur en leden el kanders werk waardeeren. Tn dagen van tegenspoed beleefd elk huisgezin moeilijke tijden. Want niet al leen de tegenslag die van buitenaf het ge zin teistert, is het, die zorgen baart; maar niet zelden leidt ook de onderlinge ver houding daar onder, ofschoon toch juist eendrachtig samenwerken het eenigste tniddel is om de tegenslag te overwinnen of het hoofd te bieden. Zooals het in het gewone gezinsleven gaat is hef ogk gesteld op hef sociaal en meer speciaal in het organisatieleven. Ons organisatieleven is ongetwijfeld 'een belangrijk element zoowel in ons ge zinsleven als in ons maatschappelijk le ven. Daarvan hangt zoo buiitengewoon Veel fif, dat het slechts verwondering kan wekken dal er nog R. K. arbeiders zijn. 'die het met zich zelf in orde weten te maken om geen bondslid te zijn. Intusschen: zóó zijn er en wc hebben er tekening mede te houden. Daarom moet ook het hierboven ge schetste verschijnsel bevreemden en doet het zonderling aan dat bij voorspoed het enthousiasme voor de organisatie zooveel grooter is dan bij tegenspoed, terwijl toch bij tegenspoed feitelijk de werking van de organisatie minstens veel vruchtbaar der is. Als we de zaken maar willen zien zoo als ze zijn. In dagen van een bloeiend bedrijfsle ven waarbij veel arbeidskracht gevraagd wordt heeft de organisatie het heel wat gemakkelijker, dan in bet tegenoverge stelde geval. De wet van vraag en aanbad, hoewel !n haar uilwerking vaak zeer onrecht vaardig, is er en doet haar invloed gel den, zoodat de organisatie in zulke lijden slechts te zorgen heef er uit te halen wat er in zit en dat haar invloed versterkt wordt zoodanig, dat weer een grootere of kleinere stap gezet wordt naar het doel dat zij zich gesteld heeft. Bij tegenslag gaat het éven anders. Dan werkt de wet van vraag en aan bod in omgekeerde richting. De groote werkloosheid ondermijnt de economische positie der arbeiders en tast zelfs het mo reel aan; de werkgevers die niet steeds en niet allen van goeden wil zijn, zien hun zaken teruggaan, zoodat zelfs de goedgezinden in een stemming verkeeren. die zich niet gemakkelijk verdraagt met toeschietelijkheid voor de arbeidersorga nisaties, die zelf en uit den aard der din gen vooral in zulke tijden ook al weer met al te soepel kunnen zijn; kortom: al les werkt even zwaar, alles gaat even stram omdat het geheele bedrijfsleven nog berust op allerlei wisselvalligheden en men het on den dag van vandaag nog niet zoover heeft kunnen brengen, om af stand te doen van elke machtsuiting en een bedrijfsorganisatie te bouwen op de loch zooveel solieder grondslag van het recht. Maar dan moet toch ook duidelijk zün. dat juist in dagen van tegenspoed het werken van de organisaties in rangorde veel hooger staat dan bij voorspoed, al 's het minder dnidelük aan te toonen. En zou het dus geen dwaasheid zün om den moed te laten zakken en met de handen over elkaar te gaan ziften. Als dat alle georganiseerde arbeiders eens deden, wat zou het er dan wel mooi naar toe gaan Juist in dagen van fegensDoed moeten wij vasthouden om bii de minste opleving weer voorwaarts te kunnen gaan en onze wproldhervormende taak te kunnen ver richten. A. J. C. De K.S.A., eenmaal door 3. D. H. den Aartsbisschop van Utrecht onze „kracht en lichtccnlrale'' genoemd, staat er alles behalve gunstig voor. Deze week stond in de bladen een onderhoud opgenomen van den voorzitter, Prof. van Aken met de Redactie van „de Tijd", wat weinig minder als een wanhoopskreet kan genoemd worden. En toch': het is niet gering wat we op sociaal terrein aan de K.S.A te te danken hebben en niet onwaarschijn lijk zou onze R.K. Sociale beweging heel wat minder zijn, wanneer we de K.S.A niet gekend hadden. Als dank daarvoor wordt nu elke steun onthouden, moet aan den moedigen kap- tein van het reeds vastgeloopen schip een noodkreet ontsnappen maar dan cok een noodkreet zó6 schril, dat heel R.-K, Nederland er m.i. door opgeschrikt moet worden. Iïet trotsche werk, waaraan onze groot ste mannen hun krachten gaaven, ver keert in gevaar en men zal pas in vollen omvang begrijpen wat dat zeggen wil, wanneer we het eenmaal zouden ont beren en het was stopgezet. Stopgezet, niet door onmacht, maar als gevolg van eindeloos getheoretiseer over vorm, over toelating van wie en wat, over dingen die voor een gewoon sterveling te onbenullig zijn om over te praten, maar die in ons kleine Ne derland met een gewicht naar voren worden gebracht alsof hemel en aarde er van afhing en waarmede al heel wat kwaad is gesticht. „Vraagt ge mij aldus prof. Van Aken naar den diepsten grond van al die ellende dan verwijs ik u naar de u zeker niet onbekende, ui'e^nloo- pende appreciatie der R.K. Arbeiders beweging. Die is voor menig voorman als een nachtmerrie. Minder nog en om geheel andere reden voor velen onzer werkgevers dan wel voor geeste lijke- en leekenleiders onzer arbei ders zelf. Er zijn er onder ons, die de geheele Katholieke Vakbeweging een onding noemen Het laat, zou ik meenen, aan duidelijk heid niets te wensehen over en ik zou den wensch willen uitspreken, dat men toch wijzer wordt en zorgt dat op elke plaats gedaan wordt wat mogelijk is om de K.S.A te behouden. Heel wat andere zaken zouden we be ter kunnen missen dan deze instelling, die anderen ons hebben benijd en mis schien heel wat meer nut gesticht heeft dan zulke theoretici kunnen begrijpen. Hoe dat ook zijn moge: Als de R.Kath. niet spoedig zorgen dat hot slooperswerk wordt stopgezet en flink wordt aange pakt om de geheele K.S.A weer deug delijk te restaureeren, dan zijn we m.i. geen knip voor den neus waard. Helpen kunnen alle organisaties, hel pen kunnen ook particuliere personen, helpen kan iedereen, die er prijs op> stelt dat deze belangrijke instelling be houden blijft En ik maak mij oterk, dat de vak beweging in elk geval niet achterwege zal blijven en blijk zal geven het werk van de K.S.A te waardeeren. A. J. L In de „Sociale Verzekeringsgids" van 15 Juli geeft Mr. H. W. Groeneveld een overzicht van eenige sociale verzekerin gen, waaruit blijkt, dat we omtrent de richting welke het uit moet met onze sociale verzekeringen nog niet klaar zijn. „Op den eersten aanblik schijnt het op merkelijk, dat in het afgeloopen vierjarig tijdvak de Ziektewet nog niet tot uitvoe ring is kunnen worden gebracht. De Ziekteverzekering is immers technisch weinig ingewikkeld en biedt heel wat minder moeilijkheden dan b.v. de invali- diteisverzekering. Tot dezen gang van zaken heeft vooreerst bijgedragen de om- stmdigheid, dat de in 1918 opgetreden Regeering begonnen is met de invoering der Invaliditeitswet. Waarom eerst die wet tot invoering werd gebracht en niet, gelijk in het voornemen van wijlen Minis ter Talma had gelegen, de Ziektewet, zal wel hieraan mogen worden toege schreven, dat de eerstgenoemde wet meer dan de Ziektewet de belangen van de ar beiders raakt. Tegen geldlijke gevolgen van ziekte bestaat reeds voor vele ar beiders e. zij het ook niet geheel bevre digende, voorziening, terwijl daarentegen slechts een zeer gering deel onzer arbei ders verzekerd was tegen geldelijke ge volgen van invaliditeit en ouderdom. Toen nu de invoering der Invaliditeitswet haar beslag .ad gekregen en de hand werd ge slagen aan de invoering der Ziektewet, bleek het, dat die wet niet zonder wijzi ging kon worden ingevoerd. De Ziektewet sloot immers van de verzekering uit ar beiders, wier jaarloon meer dan 1200 gulden bedraagt, zoodat, als gevolg van de aanzienlijke stijging der loonen sinds 1913. de arbeiders, voor wie de verzeke ring juist bestemd is, buiten haar bereik zouden komen te vallen. De Regeering begreep daarom, dat het gewenscht was de Ziektewet, alvorens deze tot invoering te brengen, op enkele punten te doen wijzigen. Bij de behandeling van het voor-ontwerp, waarbij de wijzigingen werae.i aangegeven in den Hoogen Raad van Arbeid, bleek echter dat inmiddels zich in het Nederlandsche volk een stroo ming had gevormd, welke inging tegen het beginsel van ambtelijke uitvoering, waarop de in ons land bestaande sociale verzekeringswetgeving is gebaseerd. Door dé woordvoerders voor deze nieuwe strooming, de heeren Dr. Posthuma, directeur van de vereeniging „Centraal Beheer" en Kupers, Lid van 't bestuur van het Ned. Verbond v. Vakver. werd met kracht bepleit om de uitvoering der ziekteverzekering in handen te leggen van de werkgevers- en de werknemers bonden, met uitschakeling derhalve van de Rad'a van Arbeid, welke organen de Ziektev t met de uitvoering der verzeke ring had belast. Het lag voor de hand, dat di* nieuwe principe in den gedachten- gang van zijn belijders niet slechts voor d< Ziekteverzekering, doch ook voor onze overige sociale verzekering tot gelding behoorde te komen, zoodat de door de Regeering in dezen te nemen beslissing principieele beteekenis zoude bezitten. Het zal wel geen verklaring behoeven, dat de Regeering onder die omstandig heden niet dan na ampele overweging van de voor- en de nadeelen, zoowel van het bestaande stelsel als van dat, gewoonlijk genoemd het stelsel „Posthu maKupers", tot een beslissing zal ko men. De beslissing is tot heden toe niet gevallen. De Regeering, welke voor de eerstko mend- jaren richting zal geven aan ons Staats' estuur, zal dan ook onder meer zich zien geplaatst voor het moeilijke vraagstuk betreffende de organisatie onzer, sociale verzekering. Daarbij zal echter niet uitsluitend in behandeling kunnen komen het vraagstuk welk orgaan, of welke organen, met de uitvoering der verzekeringen zal, onderscheidenlijk zul len, zijn te belasten, maar van de Regee ring zal mede worden verwacht het bren gen van meerdere eenheid tusschen de onderscheidene takken der verzekering en hei vereenvoudigen onzer bestaande' verzekeringswetgeving. Hoewel de verno men bewering, dat de sociale verzeke ring in ons land in chaotischen toestand zou verkeeren, naar mijn meening een overdrevei beeld van de werkelijkheid geeft, valt niet de wenschelijkheid te ont kenner. van meerdere eenheid. Invalidi teitswet, Ongevallenwet en Ziektewet hebben elk haar eigen kring van verzeker den, haar eigen stelsel van de berekening der geldelijke uitkeeringen, waarop de verzekerde aanspraak heeft, en haar eigen uitvoeringsorgaan. Wat dit laatste punt betreft zal intusschen bereids een aanmerkelijke vereenvoudiging worden verkregen door de in voorbereiding zijnde decentralisatie van de uitvoering der ongevallenverzekering. Gelijk bekend is, ligt het in de bedoeling om een aantal werkzaamheden, verband houdende met de uitvoering der Ongevallenwet 1921, welke iot nog toe worden verricht door ambtenaren der Rijksverzekeringsbank, over te brengen naar de Raden van Ar beid, zoodat het publiek zoowel met be trekking tot de uitvoering der Invalidi teitswet als met betrekking tot de uit voering der Ongevallenwet 1921 uitslui tend men den Raad van Arbeid te doen zal hebben. De Minister van Arbeid heeft reeds eenige mededeelingen gedaan nopens ver eenvoudiging der Invaliditeitswet. Uit die mededeelingen blijkt, dat gedacht wordt aan een zoodanige herziening dier wet, waarbij met het tegenwoordige stelsel van premiebetaling geheel wordt gebroken. Overigens werden van de Regeering geen verdere aanwijzingen vernomen omtrent de richting, waarin voor de vereenvou diging der verzekering zal worden ge gaan. Het zal echter wel geen al te ge waagde voorspelling zijn, wanneer ik deze bijdrage besluit met als mijn mee ning te zeggen, dat straks zeer waar schijnlijk ingrijpende voorstellen tot her ziening onzer sociale verzekering zijn fe verwachten, voorstellen, welke vermoe delijk zullen strekken tot niet onbelang rijke verandering in de architectuur van het gebouw der sociale verzekering, maar welkt aan den anderen kant zullen mede helpen om de waarde eener goed inge richte sociale verzekering in breedere volkskringen, meer dan tot nog toe het geval was, tot erkenning te brengen." Op verschillende plaatsen is het aller treurigst gesteld met de werkloosheid on der de landarbeiders. Wij zijn nu midden in den zomer en vlak voor den oogst en een ongekend aan tal arbeiders zijn werkloos en broodeloos. De nedrijfsraad voor den N. C. B. heeft zich ii eds met deze kwestie beziggehouden en zal bij de betrokken autoriteiten aan dringen op verruiming van werkgelegen heid wat er met name voor het westelijk deel van Noord-Brabant, waar duizenden landarbeiders geen emplooi kunnen vin den, wel te vinden is. Ook, of zelfs nog veel érger is de werk loosheid in Zeeuwsch-Vlaanderen en ook daar zal in die richting gewerkt worden. De toestand is er verschrikkelijk. Er zijn verschillende ijverige, volkrachtige man nen, die het geheele jaar nog niets of bij na niets verdiend hebben. De gemeente Boschkapelle heeft een steunregeling in het leven geroepen .vaar- bij 6, per week en 0,50 extra voor elk kind wordt uitgekeerd. Deze regeling is echter op den duur door de gemeente niet vol te houden en voor hen die gesteund inoeten worden nog geheel onvoldoende. Er zijn ook in dat gewest voldoende werkzaamheden te verrichten, die van groot nut zijn, zoodat met eenigen goeden wil ook hier wat te doen is, want de men- schen aan hun lot overlaten zal niet gaan al was men nog zoo zeer van bezuiniging doordongen. Wellicht was het geen kwaad idee, om hen die ook op dat terrein bezuinigen wil len daar eens heen te sturen. Ze zouden wel eenigszins bekeerd terugkomen. Ons platteland verkeert in veel grooter gevaar dan wellicht menigeen vermoedt en als niet spoedig geholpen wordt, zullen de gevolgen zich nog lang doen gevoelen. De R. K. Transportarbeider" geeft een overzicht van de staking in de Rijnvaart, die door den socialistischen Bond zonder eenig overleg met de R. K. en Christ, orga nisaties gevoerd wordt. Het blad wijst er op, dat deze staking zeer kennelijk meer een gevolg is van in ternationale omstandigheden, dan dat zij voor het belang van de betrokken arbei ders moet dienen en het spoort alle R. K. arbeiders welke daarbij betrokken zijn aan, zich met alle kracht te verzetten te gen een dergelijk optreden. Het jaarverslag 1921 van den R.K. Gra- fischen Bond geeft aan, dat over 1921 het ledental verminderde met 162 leden en be droeg op 31 December 1920 4371 leden tegen 4209 op 31 December 1921. Een staat geeft aan het ledental dat bij de verschillende Collectieve Contracten be trokken is. Volgens dezen staat zijn werkzaam on der het contract voor de boekdrukkerijen 3020 leden, in 1920 was dit getal 3128, een vermindering dus van 108; in binde rijen waren werkzaam 655, in 1920 be droeg dit getal 639, een vermeerdering van 16; het aantal werknemers(sters) res- sorteerende onder bet cartonnagecontract bedroeg 235, in 1920 was dit getal 309, een vermindering van 74; in de illustratie- bedrijven waren werkzam 263 gelijk bet vorig jaar. De vakgroep portretfotografen ging met 4 leden vooruit. Wie de laatste weken geregeld de so cialistische pers leest, wordt voortdu rend geërgerd door de wijze waarop deze volksvoorlichters reageeren op de ver kiezingsnederlaag. Als speurhonden snuffelen ze politieke redevoeringen en artikelen na en met uit hun verband gerukte zinnen en ci taten moeten de arbeiders opgezweept worden tegen de rechtsche partijen, in wie ze bij de jongste verkiezingen meer vertrouwen stelden dan in de socialis tische fraseurs, die met allerlei belof ten, die ze nu al weer vergeten rijn, de kiezers trachtten te paaien. Of hun dit lukken zal, vraagt de uRosb." P Reeds onmiddellijk na de verkiezingen, toen de uitslag oj> duidelijke wijze had aangetoond, dat van socialistische Mi nisters geen sprake was en de partij in de eerste jaren dus geen enkele ver antwoordelijkheid zou behoeven te dra gen, schreef „Het Volk" dat een gou den tijd voor de propagandisten aanbrak Met eenige vreugde schreef zelfs dit arbeidersblad over de maatregelen, die de Regeering, door de economische noodzakelijkheid gedwongen, zou moeten nemen, want de offers, door de arbei ders hier te brengen, beloofden een ge makkelijk te verwerven winst voor de partij en de vakbeweging, waar het den laatsten tijd den kreeftengang ging. Misschien zal deze toeleg bii .enkele onontwikkelde arbeiders inderdaad luk ken. In de oorlogsdagen toen ook de socia listische overheid, door de economische omstandigheden, allerlei voor de bevol king minder prettige maaatregelen moest nemen, had het communisme, dat geen enkele verantwoordelijkheid kende, zijn gouden tijdperk en wellicht zullen de socialistische hyena's, die reeds op de ellende loeren om de partijwinst bin nen te sleepen, van diezelfde omstandig heden profiteeren. Maar over het algemeen zijn de arbei ders thans te verstandig om in deze roode val te loopen. Nu de interna', ionale e-onomi che om standigheden van dien aard rijn, dat groote industrieën stil liggen, tal van vennootschappen liquideeren, groote kan toren hun zaken sluiten, de belastin gen millioenen minder zullen opbrengen, zullen de ontwikkelde arbeiders begrij pen, dat ook door hen offers moeten worden gebracht om door dezen malaise- tijd zonder al te groote kleerscheuren heen te komen. En rij zullen zich dan tevens met minachting van die politieke hyena's af wenden, die deze omstandigheden willen uitbuiten, alleen om politieke winst voor de partij. Verzoeke alle correspondentie, deze rubriek betreffende te zenden aan den heer P. 1. VAN DARTELEN, Roosveldtstraat 70, Haarlem. No. 5. Marius Eabre. Wit 29—24. 44—40. 43—38 No. 6. Marius Eabre 48—10. Opl. Wit 30—24. 28—19. 37—48. 44—4. Na 7. Isidore Weiss. Wit 47—20. 34—30. 40—34 No. 8. Isidore Weiss Opl. Wit 46—41. 41—37 32—28. 21— 17 16—47. Zwart steeds gedwongen. Eenige zeer aardige vraagstukjes, alle op meerslag berustend van de bekende Fransche meestere Fabre en Weiss. Heeft men den eersten zet, dan rolt de rest vanzelf, alhoewel voor een min der geoefenden oplosser misschien wat lastig, geven wij hen toch in overwe ging te probeeren de oplossing zelf te vinden P. J. v DARTELEN. Kinderspel. Ommerommerelle Wie zal tellen Mietje van der Aa Lust geen sla Lust geen spek Mietje van der Aa is hallef gek.. Ie, wie, waai, wegt Ommerommerelle. Telkens als een der kinderen zich met een blij sprongetje uit 't kringetje verwij derde deunde het rijmpje opnieuw.... tot verscheidene stemmetjes gillerig rie pen: „Mientje is 'm! Mienlje is 'ml" Het troepje stoof uiteen en Mientje bleef bij den boom slaan, het stof-zweet- gezichtje in 't bloote armpje gedrukt: elde hard, zangerig: éééén twéééé.... en eindigde met 'n hoog „tien"-stootje. Meteen draaide ze zicli om en ging aarzelig zoeken, zich 't eerst wendend naar 't kreupelboschje waar ze nog net n laatste blader-geritsel en 't schichtiger van 'n rood jurk-plekje zag. Langzaan. telken., naar andere zijden uitkijkend, ging 't meisje op 't boschje af. Dan, zich eensklaps bukkend en snel wij zend, krijschto haar stemmetje: „Jansje en Leentje! Jansie en Leentje!" Jansie en Leentje komen aandraven, doch Mienlje heeft 'n voorsprong en is 't eerst bij den boom, waarop ze drie fiksehe mepjes geeft, 't boomschors-groe ne handje aan de kousen afvegend. En gaat weer verder op zoek. Jansie en Leentje gaan in 't gras den tijd verdrijven met 't plukken van „krans jes" en boterblommen. „Kijk eris wat 'n grootert!" „Go. ja.... g'mijn 'm. Krijg jij twee van deze." ,,'k Zou je lekker danke.... zoek zelf maar.... zijn d'r genog." „Kijk Mientje al es ver wezel Weet jij waar ze zitte?" „O, ja, best hoor. maar 'k zeg 't niet.... veels te fijn plekkie voor mijn strakkies." „Ja' Ze heb ze gevondel Kijk ze loope!" „Ze hale d'r in! Ze hale d'r in!" „Niks hoor! Toe, Treesie! Lóópel Lóópe' Hnrdert Harder! Gauw!" Wild komen ze aangerend en Mienlje petst weer zegevierend op den boom. waar tegen ze in haar vaart bijna aan smakte. Hijg-Iachend, na-pratend puffen de kinderen wat uit, maar spoedig beginf het dartele spel opnieuw. 'n Dame van omstreeks derlig jaar zit op het bankje in de nabijheid en kijkt er dreomerig-glimlachend naar.... hel lees boek rust reeds lang in haar school. De kinderen letten niet eens op haar vermoeden ook niet, dat hun heerlijks onschuldig spel droeve gedachten wekls Mevrouw Elders is kinderloos. Maar 'l zijn geen wrokkende gedach-i ten waarmee ze zich bezighoudtZe is godsdienstig en heeft zich reeds lang over<j gegeven aan den wil van Hem, van Wieui ze vast gelooft, dat Hij alles ten goed bestiert. Maar droef zijn haar gedachten. om het groote gemis in haar overigens zoo gelukkig huwelijk van reeds meec dan acht jaren. Wat hebben ze samen niet vurig gebes den, dag aan dag, om dat groote gelul", het mooie, dat het huwelijk een vaslfl richting, een grooter, hooger doel geef'* En nog wanhoopt ze niet, nóg blijft za vragen, eiken dag weer, met telkens her-, nieuwd vertrouwen, met de overgevir.£i van een brave, geloovige vrouw. Ze gaat weer lezen, doch het duurt niftj lang, of haar oogen dwalen weer naar dar bonle kindergroep. Ze voelt haar aden, slokken. Ze zou maar weggaan want.... Waarom? 't Was toch geen zondé daar naar te kijken. Ze deed 't toch nicfc met afgunst ze morde toch niet. Ko ze 't helpen, dat ze al vier vacantie-midi dagen naar deze plek werd getrokken., om te kijken, te dronmen, te verlangen., en nog eens stil te vragen?. Jawel, maar ze voelde toch wel, dat haar stemming er niet door verbeterde., datjoms even, stil-geniepig het duiveltje van verkeerde jaloerschheid binnen sloop.... dat zou niet zoo gauw gebeu- ren als ze hier niet telkens terug kwam.... En als ze 'I Henri verleide.... Zoo met zich zelf redetwistend be- l'nerkte ze nauwelijks, dat er iemand naast haar op 't plantsoenbankje kwarai zitten. 'n Burger juffrouwtje was 't.... bla zend liet ze zich zakken en veegde haar gezicht af. „Gussie, wat is 'l warm.'" „Ja. als je 'n poosje loopt „Heelemaal veranderd ineens, hè? Maat la'we niet klagen.... d'r is genog nattig heid geweest. Je zou zóó ongemerkt weec in de winter gezeten hebben. Stoor ik u soms in uw boekie.... 'k wou zegge gaat u gerust uw gang wat mijn betreft „O, nee, juffrouw.... ik las toch al 'rë poosje niet, dus...." ,,'t Is hier ook eigelijk veels te moei om te lezen, vindt u ook niet?" „Ja, 't is hier altijd heel prettig zitten.'* „Dat is 'tZoo heelegaar geen ge woel van gerij en zoo om je heene. Hè, wat schreeuwen die kinderen.... OE zijn die van u? 'k Wou zeggen, neemt a me dan niet kwalijk...." „Nee, ze zijn niet van mij...." „O.... hè, wat een lawaai.... dat most hier nou weer niet wezen.... „Ze hebben plezier." „O, ja, 'k zèg er ook niks vanMaar ik kan 't zoo niet hebben. Kijk dat kind daar d'r eige deris vuil maken.... mot u dat boezelaartje zienGussie, gussie, wat 'n handen, en dat jurrekie.... 'k Beklaag de moeders die dat allegaar weer molte wasschenO, kijk dfiér nou toch es, die leit zoo maar in 't gras te rollen"t is toch zonde, mot u dat broekie zien.... één stuk stof en vuilig heid...." „U is zeker niet getrouwd, juffrouw?" „Nooit geweest, mevrouw.... o, 'k heb zadder manne kenne krijgen.... daar niet van.... maar.... néé hoor ieder ze meug. In 'n huwelijk is altoos wat, me vrouw, altoos.... daar weet ik honderde voorbeelden van uit me naaste femille.... Is u getrouwd, as 't niet te onbescheie is? Ik zeg maar zoo mevrouw en 'k weet geen eens...." f „Ja, ik ben getrouwdEn ik heb n heel goed leven...." „Zoozoogelukkig voor u, me vrouw, gelukkig voor u.».. da's één op de duizend, hoor.... dan heb u n lot uit de loterij.... En-ne...- kinderen as i ik 't vrage-i mag?" „Neegeen kinderen.... rO, juist, daar heb .ie 't.... daar ga e heen.... nee maar, dan kan ik 't me j voorstellen., en al 'n poosie getrouwd?" „Acht jaar...." „O, ja, jaik begrijp u hl-hi-hi ....ik begrijp uNee maar... u heb gelijk hoor.... u heb gelijk mensch.... niks as last en narigheid en smeerboel ....en later hei je d'r maar verdriet van Groot gelijk mevrouw.... Daar hei je nou die zwager van me.... die is.... Wat nou? Loopt u weg? Waar gaat u heen?Hè? Wat is dat nou in Gosheere-naam voor 'n mensch? Wat 'n onbeschoftheid, om zonder boe of ba bil iemand van daan te loopen.... Dat hei je nou van die deftigheid.... zeker te groos om met 'n hurgermensch op 't zelfde bankje te zitten Mevrouw Elders staat in 'n stil laan tje.... i,0, God jafluistert ze -in droevig.,.. „zóó denken sommigen nu nogzij is de eenige niet in m'n. eigen familie zijn er die zoo praten 'n Droge snik komt uit haar keel.... 't Gezang der vogels en 't gejuich der spelende kinderen klinken haar in de ooren als komende van heel ver. En nog lang nadat ze thuis is, hoort ze 't vieze IricHie van 't mensch op 't bankje.... „Hi-hi-hi.groot gelijk, hoor.... groot gelijk....'* (Nadruk verboden.) G. N,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1922 | | pagina 5