Jllusiën nog niet door de teleurstellingen
des even in rook opgegaan zijn.
Om Madeleine's karakter te waar-
deeren, moest men het als zooveel
andere leeren kennen m de beproe
vingen des levens. De gelegenheid zou
maa ai t spoedig komen, de al te
rolmaakte kalmte en onbewogenheid
van haar bestaan was de voorbode van
het naderend onweder.
Men oemde Madeleins's liefdadigheid
die zich niet evreden stelde met het
goud uit e deeien dat haar vaders rijk
dom tot haar beschikking stelde, maar
die haar er toe braeht h el haar per
soon in dienst te stellen van de christe
lijke naas nliefde en zich met inder
daad aandoenlijke teederheid aan de
verzorging van armen en ongelukkigen
te wijden.
Ze had een heele reeks bescherme
lingen het kind en de grijsaard vonden
bij haar tiezelfde moederlijke zorg en
belangstelling, en haar sehoonheid, haar
jeugd en hooge positie gaven aan haar
weldaden nog te meer waarde.
In de wijken der armoede was de lie
ve reule een altijd welkoms gastze
genoot er een achting en een liefde, die
inderdaad meer dan verdiend waren.
Onder ds gasten was een jonge
man, die bijna evenzeer als Madeleine,
de aandacht trok en sympathie wekte
door zijn aangenaam uiterlijk en
beschaafde manieren.
Hij heette Gilbert de Marsan.
Aan zijn slanke buigzame gestalte
zou men niet zeggen dat hij reeds
achtentwintig jaar was. Een aandachti
ge beschouwing van zijn gelaat d ed
echter vermoeden, dat de ernst des
leven hem niet v eemd was, ja dat
hij wellicht reeds vroeg zorgen en ver
driet gekend had.
Overigen was zijn geheele voorko
men van een uitgezochte elegance wat
vereenigd met fijne beschaving, en ont
wikkeld verstand hem het type maakte
van een modern jongmensch. die ie s
had van een edelman, een kunstenaar
en een man van studie.
Gilbert d^ Marsan behoorde tot een
familie van ouden adel, waarvan hij de
laatste spruit was.
Zijn v der, en kranig officier, was cp
het sla veld van Sédan gesneuveld, na
als ei leeuw te hebben gestreden vol
gen nel voorbeeld zijner voorvaderen,
onder wie beroemde k:ijgshelden ge
weest war n.
Hij had zijn zoon dus wel een eervol-
'«n naam achtergelat, n, maar helaas
geen ander erfdeel. Zijn troostelooze
weduwe had dan ook geen anderen steun
dan Gilbert, die echter haar m liefde
en org omringde en alles deed wat
in zijn vermogen was om haar haar
ongeluk te doen verreten.
Dank zijn aanleg, zijn talenten, zijn
moed en bekwaamheid had d jonge
man dan ook zijn weg gem akt en be-
kleedd; nu te Parijs een zeer benijdens
waardige positie.
D d nkte hij ook aan de sympa
thie v n een rijk financier, die een
onbeperkt vertrouwen in hem stelde
en hem vaak zeer belangrijke opdrach
ten toevertrouwde.
Drukke relaties in zaken tusschen
baron Volcaster en den heer Richeroy
brachten de Marsan in kennis met den
baron die hem hooge achting toedroeg
en hem gaarne als gast in zijn woning
ontving.
Toen de jonge man dan ook te Lou-
ville geko'men was om in naam van
Richeroy een belangrijke zaak met
den baron af te doen, noodigde deze
hem op het diner, dat hij aan zijn vrien
den gaf.
Aan 't eind der tafel was een bejaarde
man gezeten van kleine gestalte,
Anselme Géroux, die voortdurend Gil
bert en ook Madeleine in het oog hield.
Men zou gezegd hebben dat hij was
aanges'eld cm hem te bewaken en dat
hij die rol van bespiede me de ge-
wenschte handigheid vervulde. Zijn
grijze oogen zijn schuwe blik deden
zeer onaangenaam aan.
Blijkbaar was zijn spionnage dan ook
van verdachten oorsprong. Een inge
houden afkeer, ja een gloeiende haat
was voor den scherpen opmerker onder
de geveinsde vriendelijkheid van dit
dubbelzinnig personage zichtbaar.
Vooral tegenove- Madeleine schoot
zijn oog, al hij d n blik van het on
schuldige kind ontmoette, vonken van
haat
Van waar de antipathie van dezen
grijsaard tegen dit onge meisje En
waarom scheen die afkeer wederkeerig
De weerzin van den engel voor den dui
vel. de hclsche haat van den duivel
tegen den engel
Di was de eenig mogelijke verkla
ring, want Madeleine had nooit iemand
eenig leed be okkend en zij was veel te
goed en te edelmoedig om dit te willen.
Hoe het zij, Anselme Géroux ver
volgde ongetwijfeld een duister doeh
Met een taai geduld loerde hij op het
oogenblik, waarop hij zijn prooi zou
grijpen, als ze zich in haar onnoozelheid
niet zelf aan hem overleverde.
Gilbert en Madeleine waren in het
g heel niet op hun hoede tegen hun
lagen vijand, want zijn spionnage ont
ging hun aandacht die door andere din
gen in beslag genomen werd. Bovendien
waren zij te eerlijk, te edel van gemoed
om zulk een bespieding te vermoeden.
Het zou moeilijk te zeggen geweest
zijn welk gevoel zij elakar toedroegen.
Zeker toonde Gilbert zich voorkomend
en beleefd voor de jongedame, wat
echter niet dan natuurlijk kon heeten,
daar ze de bekoorlijkheid zelve was.
Zij ve diende in alle opzichten bewon
dering en genegenheid. Gilbert bezat
bovendien den fijnen tact. dien hij
aan zijn opvoeding dankte, van ieder
een aangenaam of althans niemand on
aangenaam te zijn.
Ha tsgeheimen zijn dikwijl de best
b waarde, de mee t ondroord ingbare.
Hieraan was het misschien oe te schrij
ven dat tot nog toe niemand aan de
mogelijkheid van e:-n genegenheid tus
schen Gilbert en Madeleine had gedacht
Tegen het einde van het diner bemerk
te de Ma san och de zonderlinge hou
ding van Anselme en zijn bespiedende
blikken. De grijsaa d had onder den
invloed van d n wijn zijn gewone voo -
zichtigheid een weinig uit het oogver-
;o en en zijn rood gelaat ke rde zich
me mee-- stoutmoedigheid naar den
jongen man.
Gilbert de Marsan voelde zich
minder verras dan gehinderd door
deze misplaatste oplettendheid, dezen
onderzoekenden blik, waarvan hij zich
niet goed voorspelde. Op zijn beurt
vestigde hij op Anselme Géroux een
scherpen blik die een stoutmoedige
uitdaging van dit onbeschaamd per
sonage inhield.
Verscheidene aanzittenden bemerk
ten met verwondering dit vreemde ge
barenspel, dat voor anderen door de
drukke gesprekken verloren ging.
Toen Anselme bemerkte dat hij de
aandacht trok, hulde hij zich in een
mantel van schijnbare onverschilligheid.
„Ja, ik weet waarom dis man een af
keer van mij he ft, waarom ik het doel
wit ben van zijn haat en blootgesteld
ook aan de woede Van en andsr,
wiens gevreesde macht ik ken
Dit zal mij echter niet bevreesd maken
en ik heb e geen spijt van mijn plicht
g daan te hebben."
Zoo dacht Gilbert de Marsan, die
naast zijn aangename wijze van optre
den, en nverzettelijken wil bezat en
een even rechtvaardig als vast karak
ter.
II.
Na afloop van het diner gebruikten
de gasten de koffie in het salon, waar
na de heeren de rookkamer opzochten.
Toen trok een ander voorval Gilbert's
aandacht. Anselme Géroux naderde
den baron, maakte een kort en haastig
gebaar in de richting van Marsan en
zei halfluid
„Vertrouw dit jongemensch niet
Verbaasd keek de baron hem san,
alsof hij hem niet begreep.
„Wat zegt u" vroeg hij ietwat heftig.
„Vertrouw dit jongemensch niet
herhaalde Anselme nog met meer na
druk maar even zacht, om de aan
dacht der gasten niet te trekken.
Volcaster stond een oogenblik ver
baasd over deze onverwachte waar
schuwing. Hij herstelde zich echter
en vroeg
„Waarom zou ik hem niet vertrou
wen
D oude richtte zich op de teenen om
hoog om den baron iets in 't oor te fluis
teren. Deze boog zich naar den ander
over om beter te kunnen hooren.
Stellig was het medegedeelde van
buitengewoon gewicht, want Volcaster
scheen hevig verschrikt. Onmiddellijk
daarop echter vlamde zijn oog van
toorn, hij maakte en gebaar van onge
duld en glimlachte ongeloovig.
„Goed, wij zullen er op een geschik
ter tijd dan thans nog wel eens over
praten," sprak hij.
De kleine oude haastte zich om heen
te gaan, terwijl hij zich in de handen
wreef van genoegen.
Gilbert had dit tooneeltje van verre
aangezien, zeer nieuwsgierig, doch
niet twijfelend of Anselme had hem er
in betrokken. Als man van de wereld
wist hij zich te beheerschen en wachtte
er zich wel voor Géroux om opheldering
te vragen.
„Ik zal to eiken prijs te weten komen
wat hij tegen mij in het schild voerc,"
dach. hij.
Op dit oogenblik kwam een bediende
Géroux opzoeken en scheen hem belang
rijk nieuws in het oor te fluis eren.
Anselme schrikte en verliet haastig
het salon. Gilbert wilde hem volgen,
toen de baron eensklaps met een som
ber gelaat eveneens het salon uitging.
„Wat gebeurt hier vroeg de Mar
san zich af, doch hij stelde zich gerust
bij de gedachte, dat dringende zaken
de oorzaak konden zijn. Hij wist toch
dat de baron in den laatsten tijd zaken
gedaan had met Géroux, een listig man,
die schatten opstapelde en een onver
beterlijke gierigaard was.
Gilbert besloot aan die anderen niet
meer te denken en naderde Madeleine,
die hem vriendelijk toelachte. Intus-
schen had de baron Géroux opgezocht
in een soort spreekkamer, waar hij ge
woonlijk bezoeken ontving van weinig
belang.
Géroux stond bijjden schoorsteen en
las bij het onzekere licht eener lamp
een brief die hem als expresse zooeven
bezorgd was.
Toen hij den baron zag binnentreden,
keek hij hem met een uitdrukking van
schrik aan en sprak met doffe, trillen
de stem
„O, het is vreeselijk;vreeselijk"
„Wat," vroeg de baron verbleekend
van angst.
„Ik ontvang daar uit Parij; tragisch
bericht."
„Wat is er gebeurd? Mijn
moeder
„Neen, het betreft niet mevrouw
Volcaster."
„Wie dan," vroeg de baron haastig.
„Antonin Hublay."
„Is hij dood
Ja, een beroerte van schrik bij een be-
icht dat hij geruïneerd was."
De baron greep den brief en las dien
op zijn beurt. Zijn hand beefde, zijn
gelaat drukte hevigen angst uit.
Plotseling echter veranderde zijn
houding en aan zijn toorn toegevende
riep hij
„WatWil Charles Hublay nu
Mochelier beschuldigen, hem verant
woordelijk stellen voor den dood van
zijn broer, omdat hij het bankroe zou
veroorzaakt hebben. Hij beweert zijn
broeder te willen wreken, maar bevre
digt alleen eigen wraakgevoel door Mo
chelier te vervolgenDoch dit
zijn looze geruchten, lasterlijke praat
jes. Hij kan niets tegen Mochelier be
ginnenniets
Na een oogenblik zwijgens ging hij
voort
„Ik betreur den plotselingen dood
van Antonin Hublay zeer, maar nog
meer neem ik het zijn broeder kwalijk,
dat hij Mochelier beschuldigt, wiens
eerlijkheid boven alle verdenking ver
heven is en die slechts van zijn goed
recht gebruik heeft gemaakt."
Anselm Géroux deelde het gevoelen
van den baron en trachtte hem eenige
vleiende woorden te zeggen.
„Het doet mij genoegen." zei hij,
„dat een man van uw gezag met zooveel
lof van den heer Mochelier spreekt.
Verwonderen doet het mij echter niet
Iemand van uw doorzicht en verstand
moet de menschen naar hun verdien
sten weten te waarde ïen en dus moet
uw achting voor Mochelier groot zijn.'|
„Zeker, ik acht hem hoog en be«
schouw hem als een mijner beste vrien
den."
„En uw edelmoedig karakter kan
hem niet ongestraft laten aanvallen,",
voegde Anselme er vleiend aan toe. 1
„Ik kan mij althans zeer boos maken
als ik zijn eerlijkheid in twij'el hoor
trekken," sprak de baron.
„U hebt gelijk. En toch is er in uw
omgeving iemand, die Mochelier's eer
lijkheid herhaaldelijk in verdenking
brengt," zei Géroux.
„Wie dan,',' vroeg de baron verwon
derd.
„De heer Gilbert de Marsan. Op zijn
raad heeft Richeroy op het laatst
oogenblik de beloofde hulp geweigerd
aan Mochelier evinals in de zaak der
mijnen van Rochetaille."
Dat wist ik niet.... En hoe heeft
de Marsan deze houding van Richeroy
verdedigd
„Hij heeft durven beweren dat die
zaak niet zuiver was. Mochelier was
diep beleedigd. Nooit zal hij dit het on
voorzichtige! en ^stoutmoedige onge]
uiensch vergeven."
„Ik wist daar niets van.... Noch
de Marsan, noch Mochelier hebben mij
daarvan gesproken...." antwoordde
de baron droog.
Anselme verdedigde Mochelier, doch
de baron liet hem niet uitsp eken hij
kende Mochelier voldoende.
Toen tra.htte de listige oude het ge
sprek weer op Gilbert te brengen, doch
de baron scheen er weinig aandacht
aan te schenken.
Anselme hield nie aan. Er schoot
hem plotseling iets te binnen, dat hij
spoedig wenschte uit te voeren, waar
om hij haastig afscheid nam van den
baron.
Zou hij weer een andere laagheid op
het oog hebben Hoe anders dit over
haast vertrek te verklaren
De baron, die Anselme Géroux niet
terug had zoeken te houden, voegde
zich weer bij zijn gasten. Spoedig be
merkte hij dat Gilbert het rooksalon
verlaten had. Hij ging hem opzoeken
en vond hem in een hoek van het winter-
salon in gesprek met Madelein
Dat was een ruim vertrek, een soort
van serre, die door groote palmen en
andere keerkringsgewassen in een tuin
herschapen was en door een electrische
lamp fantastisch verlicht werd.
Gilbert en Madeleine schenen een vrij
ernstig gesprek te voeren, waarbij zij
zich zeer op hun gemak gevoelden.
Er bestond tusschen hen een sympa
thie, gegrond op denzelfden adeldom
van karakter en edelmoedigheid des
harten.
Hun genegenheid was wederkeerig
en berustte op een grondslag die hun
alle hoop gal. Dat Madeleine deze nei
ging tot nu toe geheim had gehouden
zelfs voor haar vader, in wien zij overi
gens het meest volkomen vertrouwen
stelde, vond zijn oorzaak in de mee
ning, dat van een huwelijk althans voor-
loopig, volstrekt geen sprake kon zijn^
De vaderlijke teederheid en het ge
zond verstand van baron Volcaster de
den zijn dochter hopen, dat de toe
komst hun verwachtingen niet zou be
schamen.
Zij vertrouwde daarbij op God en bad
Hem vurig haar te hulp te komen, haar
wenschen te vervullen en zoo het geluk
van haar leven te verzekeren.
Van zijn kant hoopte Gilbe t, door
meer en meer zich de achting van den
baron waardig te maken, de hinderpa
len te verwijderen die hem nog van
Madeleine scheidden. En hij verzuim
de niets om zich harer meer en meer
waardig te maken.
Toen hij den baron zag binnentre
den ging hij dezen te gemoet.
,Uw palmen zijn prachtig, baron,"
zei hij met een beminnelijk n glimlach.
Toen de gastheer veinsde hem niet te
hooren, herhaalde hij zijn woorden on
der een anderen vorm: „Ik bewonder uw
palmen, ze zijn prachtig."
Worilt voortgezet.
DRIE TYPISTEN*
Gevraagd een nette jongedame als
stenograaf en typiste. Aanv.salaris f 60
per maand, stijgende tot f 70. Eigenhan
dig getypte brieven met volledige bizon-
derheden en getuigschriften te richten
aan de firma Cornelius en Zn."
Dit was de advertentie, die Marie Col
vers een kreet van opgewondenheid op
haar lippen bracht.
„Eindelijk is er eens 'n vacature bij
Cornelius," riep zij uit.
„Bij Cornelius? herhaalden de dames
Bruns en Arkman in koor.
Ieder der meisjes wenschte in stilte,
dat zij de betrekking mocht krijgen, of
schoon allen begrepen dat hun waar
schijnlijk niet zooveel geluk zou ten deel
vallen.
Elsje Bruns zuchtte, als zij dacht aan
haar acht gulden per week, waarvan zij
en haar moeder leven moesten, en zij
vergeleek het met de bijna vijftien gul
den, die de uitverkorene bij Cornelius
ontvangen zou.
„Ik zal mijn sollicitatie vandaag nog
typen," zei juffrouw Colvers.
Ik ook," merkte Betsy Arkman aan.
Elsje Bruns zei niets. Zij stond niet
op den besten voet met de beide
andere meisjes, misschien was zij wat
al te stil voor hen. Dat was haar uitleg
ging, maar de onbevooroordeelde toe
schouwer zou gezegd hebben, dat zij te
beschaafd was.
De drie meisjes waren in betrekking
op de kantoren van Warner en Co
fabrikanten van stalen riemen, een
firma die uitgebreide zaken deed met
het huis Cornelius en Zn
In plaats van om precies half één heen
te gaan om koffie te drinken,zooals haar
gewoonte was, bleef juffrouw Bruns
nog wat achter om een brief te typen.
Toen zij dien in een enveloppe gestoken
en geadresseerd had, legde zij hem
naast haar schrijfmachine, en schijn
baar bij toeval boog juffrouw Colvers
zich over haar heen om haar gummi te
leenen.
„Cornelius en Zn," riep zij bij het zien
van de enveloppe uit. „Je denkt er
toch niet aan daarop te schrijven
„Zeker wel," antwoordde juffrouw
Bruns eenvoudig, en toen nam zij den
brief van de tafel en ging de kamer uit.
Als bij afspraak barstten de twee an
dere meisjes tegelijk in een schaterend
gelach uit, en het klonk luid in de ooren
van Elsje Bruns, zooals zij ook be
doeld hadden. Haar lippen klemden zich
vast opeen, en haar oogen fonkelden,
maar toen lachte zij bij zichzelf, omdat
zij voor een oogenblik had toegelaten
dat het geval haar hinderde.
„Ik heb nooit zoo iets bespottelijks ge
hoord," sprak Marie Colvers. „Ver
beeld je: dat onmogelijke ding gaat haar
best doen om bij Cornelius te komen I"
„Zij hoorde jou zeggen dat je van
plan was te solliciteeren," hernam juf
frouw Arkman. die Marie Colvers altijd
gelijk gaf
„Dat had haar moeten terughouden."
„Het zal zeker net gaan als gewoon
lijk. Men zal een zeker aantal sollicitan
ten uitkiezen en dezen op proef laten
werken. „Nu, daarbij zal zij niet eens
behooren, dat is vast."
Toen Elsje Bruns op het kantoor terug
kwam, zag zij aan het heimelijk gegrin
nik van de twee anderen, dat zij het
over hóór gehad hadden. Zij wou wel
eens weten waarom die twee haar altijd
als doelwit voor hun zoogenaamde grap
pen uitkozenzij meende, dat het
kwam, omdat zij zich niet zoo kleedde
en ged oeg als zij.
Men kan zich niet zeer duur kleeden
of veel uitgaan, wanneer men met z'n
beiden van tien gulden per week leven
moet. Zij meende soms, dat zij er niet
bepaald leelijk zou uitzien, als zij beter
gekleed was.
„Je komt ons toch nu en dan eens op
zoeken, wanneer je bij Cornelius bent,"
vroeg juffrouw Colvers.
,,Ja, doe datwij zouden zoo graag
iets daarvandaan hooren," voegde juf
frouw Arkman erbij.
Elsje Bruns glimlachte, maar gaf
geen antwoord. Toen begonnen haar
bezige vingers weer te werken, ea de
eene brief na den anderen vt-, huisde
naar haar mandje, gereed om onder
teekend te worden, terwijl haar kame
raden telkens in lachen uitbarstten,
waaneer zij haar kansen bespraken om
bij Cornelius benoemd te worden.
Om vijf uur was haar werk geëindigd,
maar de dames Arkman en Colvers, die
het zoo druk hadden gehad met praten,
waren nu als razend aan 't typen.
„Och. beste meid, ik krijg deze akeli
ge prijscourant nooit op tijd klaar, en
ik had zoo graag om half zes weg gewild,
zuchtte juffrouw Colvers. „Zou jij
een paar blaadjes voor mij kunnen doen,
juffrouw Bruns? Je hebt niets te
doen."
Elsje Bruns vertelde haar moeder
niets van haar sollicitatie, daar zij geen
valsche hoop wilde opwekken. Want
nu er zooveel geduchte mededingers
in het trijdperk kwamen, vreesde zij,
dat er maar een gering kansje voor
haar overbleef.
Maar er verliepen drie dagen, en den
vierden morgen ontving zij een brief,
waarin haar verzoch werd op een be
paald uur ten kantore van Cornelius
en Zn. te komen. Heur hart klopte snel
want zij begreep dat zij nu werkelijk
een kansje had.
Toen zij op het kantoor van Warner
en Co. aankwam, trof zij er de andere
meisjes reeds. Juffrouw Col vers was
een al en glimlach, en buitengewoon
lief voor iedereen.
„Goeden morgen, juffrouw Bruns,"
begon zij. „Ik ben voor het proefwerk
bij Cornelius uitgekozen. Feliciteer me
maar."
„Met plezier," antwoordde Elsje
Bruns, „maar ik kan de hoop moeilijk
uitspreken, dat jij de betrekking krijgt,
aangezien ook ik op proef moet werken,
„Jij," riepen haar kameraden in
koor.
„Laat mij je brief eens zien," riep juf
frouw Colvers, terwijl haar glimlachjes
verdwenen. Ik geloof dat je schertst
„Zeker niet," antwoordde juffrouw
Bruns en zij gaf haar den brief te lezen.
„Stel je voor dat zij gekozen wordt
en niet ik," antwoordde juffrouw Col
vers.
Elsje Bruns werd dien morgen den
geheelen tijd aan haar lot overgelaten
't Was duidelijk dat haar kameraden
zeer ontstemd waren, omdat ook zij
voor het proefwerk uitgekozen was
Zij was een dag vroeger opgeroepen
dan juffrouw Colvers, en zij werd vrij
zenuwachtig, toen zij in de paleisachti
ge kantoren kwam en in het privé-kan-
toor van den heer Cornelius werd bin
nengelaten
De staalfabrikant stelde het zich
altijd tot taak, zelf de dames en heeren
voor zijn bureaux te kiezen, ofschoon
hij hen doorgaans nooit weer terugzag,
nadat hij ze had aangesteld, want hij
kwam zelden in een der andere kanto
ren.
Zijn optreden was kortaf, maar zeer
beleefd, het was duidelijk, dat hij den
tijd al te kostbaar beschouwde om dien
te verspillen
Elsje Bruns ging vóór een opengesla
gen aanteekenboek zitten, dat naast
een Remington-schrijfmachine van de
laatste constructie lag, en de heer Corne
lius begon te dicteeren. Hij sprak duide
lijk en vlug en dicteerde drie brieven,
een getuigschrift en een kort verslag'
vol technische termen.
Toen begon Elsje Bruns over te
schrijven, en bij het einde kreeg zij een
prettig gevoel over den in haar oog
goeden uitslag van haar werk.
De heer Cornelius nam de papieren
aan zonder er naar te kijken en begon
het meisje te ondervragen.
„Mooi," zeide hij ten laatste „Als
u tegen Zaterdag nog niets gehoord hebt
dan weet u dat er een ander aangesteld
is, Zoo u benoemd mocht worden, zou
u dan Maandag kunnen komen
„Jawel, mijnheer. Mijn patroon heeft
altijd gezegd, dat hij mij niet in den weg
zou staap, als ik een betere betrekking
kon krijgen."
„Dat's heel aardig van hem," zei de
fabrikant „Goeden morgen 1"
Elsje Bruns slaakte een diepen zucht
toen zij in de buitenlucht kwam. Er
was nu niets meer aan te veranderen,
zij had haar kansje gehad. Zij w«s be
nieuwd of zij al die technische termen
juist had overgeschreven, want sommi
ge daarvan waren haar volkomen nieuw.
Juffrouw Colvers was buitengewoon
nieuwsgierig om iets van de proefles te
hooren, enjtoen zij debizonderheden ver
nam, liet zij 'n verwaand lachje hooren.
J uist iets waarin ik het sterkste ben:
getuigschriften en verslagen. Heb je
veel fouten gemaakt
„Dat weet ik niet."
„Ik denk dat je er wel gemaakt zult
hebben in woorden die je niet kent. Ik
zal wat oude getuigschriften en prijs
lijsten mee naar huis nemen en ze van
avond eens doorlezen."
Den volgenden dag trok zij vol ver
trouwen naar de kantoren van Corne
lius en Zn en toen zij terugkwam had
zij nog meer hoop.
„Hij was zeer met mij in zijn schik,"
sprak zij, „dat kon iedereen wel zien.
Hij kon mij natuurlijk niet dadelijk
zeggen dat ik de betrekking krijgen zou,
maar wat denk je dat hij zei toen ik
heenging
„Dat zou ik niet kunnen zeggen,"
antwoordde juffrouw Bruns, wier moed
begon te verminderen.
„Hij vroeg of ik a.s. Maandagochtend
zou kunnen beginnen," hernam Marie
Colvers triomfantelijk.
„Als je benoemd wordt toch altijd
Het hart van Elsje werd weer lichter.
„Dat heeft hij mij ook gevraagd, ik
heb enkel vergeten het je te vertellen,"
sprak zij.
„Zoo-o-o
Deze uitroep van juffrouw Colvers gaf
heel wat twijfel te kennen, waarop
Elsje Brunszich vóór haar machine zet
te en gestadig door brieven copieerde,
terwijl haar kameraden fluisterend
zaten te praten. Kort daarop ging zij
koffie drinken, en toen haalde Marie
Colvers eenige vellen postpapier be
drukt met het hoofd der firma Corne
lius en Zn., voor den dag.
„Daar dacht ik juist aan, toen ik
daar zat te schrijven," begon zij grijns
lachend, „en toen mijnheer Cornelius
voor een paar minuten het kantoor
verliet, verborg ik er een paar in mijn
mof. Zullen we daar nu eens een grap
mee hebben
Blijkbaar hadden de meisjes reeds
dat plannetje beraamd, voor het geval
juffrouw Bruns voor de proefles mocht
opgeroepen worden. Geen van beiden
zag het laakbare van hun handelwijze
in, onnadenkend als zij waren hadden
zij enkel een grap op het oog, zonder
aan de mogelijke gevolgen te denken,die
hun afkeurenswaardige handeling na
zich kon sleepen.
„Doe het dan nu," meende juffrouw
Arkman levendig, en laten we eens
zien, hoe het gaat en hoe het afloopt
Haar vriendin ging voor haar machi
ne zitten, schoof er een vel schrijfpapier
van Cornelius en Z'n in en typte toen
het volgende
„Geachte mejuffrouw,
„Wij hebben het genoegen u mede te
deelen dat u voor de vacante betrekking
op onze kantoren is uitgekozen.
Zooals afgesproken, komt u a.s.Maan
dag 6 dezer, 's voormiddags tien uur.
Hoogachtend, Uw dienstwillige,
CORNELIUS Zn.
Aan mejuffrouw E. Bruns.
„Ziezoo, dat gaat goed, sprak juf
frouw Colvers, terwijl zij het voorlas.
„Haal mij nu eens een brief van Corne
lius, Betsy, dan kunnen we verder
gaan."
Juffrouw Arkman nam een brief van
de lias, en juffrouw Col vers maakte
zorgvuldig de groote, leesbare hand-
teekening van Cornelius en Zn. na.
„Pas op, dat je er geen last mee
krijgt, als ze te weten komen, dat jij het
gedaan hebt," zei Betsy Arkman.
„Dat kan niet. Ze zullen eerder aan
iemand van het kantoor bij Cornelius
denken."
Maar veronderstel dat zij een
werkelijken brief van hen krijgt
„Kom I Zij zal er nooit een krijgen.
Ik weet zeker, dat ik 'm vóór haar krijg
en als ik er geen krijg, dan zit er een
grap voor haar op. Ik zal ■vrachten tot
de laatste post van Zaterdagavond, en
als ik dan niets gehoord heb, loop iX
even bij Elsje Bruns aan om mij zeker
heid te verschaffen. Dan zal ik dezen
op de post brengen en dien krijgt zij dan
Maandagmorgen. Dat zal een pret zijn.',}:
Elsje Bruns was voor dien Zaterdag
morgen al lang op, voor de postbode
kwam. en het leek haar een eeuw te du
ren, voor zij zijn bekende voetstappen
op de straat hoorde.
Zij stond aan een venster uit te kij
ken, of hij haast kwam en toen
hij eindelijk dichtbij was, ging hij voor
bij. Een lichte kreet ontsnapte Elsjes
lippen, terwijl zij den postbode aankeekj
Toen begon zij te overwegen dat de
brief met de aanstelling misschien niet
vóór dien morgen werd afgezonden,
de heer Cornelius had gezegd Zaterdag
zoodat er nog altijd 'n kansje was Heur
hart werd licht,als zij aan dit alles dacht
maar zij kon niet nalaten zich op haar
weg naar het kantoor met verwondering
af te vragen of juffrouw Colvers de
betrekking gekregen had.
Eén blik echter op gelaat het van
het andere meisje bewees haar dat ook
juffrouw Colvers teleurgesteld was.
„Ik vrees dat 't mis is," zei juffrouw
Colvers tot haar boezemvriendin, toen
Elsje Bruns voor eenige oogenblikken
het vertrek verlaten had „Ik wil wed
den dat de brief gisteravond verzon
den is. Toch," voegde zij er grijnzend
bij, „zal er van avond nog een andere
verzonden worden."
Toen juffrouw Bruns thuis kwam,
lag er geen brief op haar te wachten,
maar zij berekende dat als er een brief
van Cornelius en Zn. komen zou deze
met de post van vier uur moest bezorgd
worden.
Kort na vieren kwam de brievenbe
steller door het hekje en Elsje opende
de deur en stak begeerig de hand uit.
De postbode zei, dat „zij dus eindelijk
een verloofde gekregen had," en hij
lachte medelijdend, toen hij haar een
enveloppe met twee-centspostzegel er
op, ter hand stelde, het prospectus van
een nieuwe zaak bevattende.
Klein Elsje ging naar binnen, sloot
de deur, begaf zich langzaam naar haar
kamer en bleef geruimen tijd op den
rand van haar bed zitten. Toen stond
ze op om thee te zetten.
Er bleef nog een zwakke hoop over,
dat de post van negenen den brief
zou brengen, maar ook die ging voorbij.
Om half tien werd er gescheld, en Elsje
Bruns opende de deur en staarde ver
baasd Marie Colvers aan.
„Ik moest eens komen kijken of je al
iets van Cornelius gehoord hebt," sprak
zij. Juffrouw Bruns schudde het hoofd.
„Ik ook niet, daarom denk ik dat het
mis is. Toch is er nog een heel klein
kansje, dat wij een van beiden Maandag
morgen nog iets vernemen."
Elsje Bruns had aan die mogelijkheid
niet gedacht en na het vertrek van juf
frouw Colvers dacht zij er nog eens
over na. 't Was werkelijk een heel zwak
ke hoop, maar zij klemde zich er aan
vast
Gewoonlijk bracht zij haar rustige
Zondagen kalmpjes, soms prettig door,
maar aan dien Zondag scheen maar
geen eind te komen, want zij verlangde
telkens dat de Maandagochtend en
daarmee de post kwam.
Zij stond aan het hekje te wachten,
toen de brievenbesteller door de straat
kwam en nabij gekomen haar een vrien
delijk knikje gaf.
„Ditmaal is er een brief voor u, juf
frouw," riep hij.
Elsje greep hem begeerig aan, en heur
hart scheen opgehouden hebben te klop
pen, toen zij zag dat het adres getypte
was en een stadsstempel droeg. Zij
snelde naar binnen en scheurde in de
gang den brief reeds open, en onmiddel
lijk daarna kwam er een vreugdekreet
over haar lippen.
„Toch nog," lispelde zij. „Goddank
voor mijn moeder
Toen las zij den brief nog eens over,
bevreesd dat haar oogen haar een
poets gespeeld hadden. Neen daar
stond het duidelijk in machineschrift t
„Geachte mejuffrouw.
„Wij hebben het genoegen u mede te
deelen dat u voor de vacante betrekking
op onze kantoren is uitgekozen.
„O ja."