Derde blad - "^aflzlfde xfet Gouden Prlesterjubilé van Z. D. H. Mgr. A. J. Callier, Bisschop van Haarlem 15 Aug. 1922 In de Kathedraal. Een dag van Engelen, zoo blank, zoo blijde, Verguldt de bisschopskerk niet gouden stralen De Bisschop viert zijn gulden Misgetijde. 't Is ons, als hoorden we uit de hooge zalen Van Gods paleis, 't Hooglied „Hosanna" klinken En 't „euge serve bone" luid herhalen, Als zagen we Gods glans om 't voorhoofd blinken Van dezen Godstolk glans, bij welks aanschouwen De vrees eertijds Gods volk ter aard deed zinken.. Hier, hier geen vrees 1 In kinderlijk ver trouwen Wendt elk van 't volk èn oog èn hart daarhenen, Ook schuldigen, bij smeekend handen vouwen. Z. D. H. Mgr. Callier en de bouw der Kathedrale Kerk van St. Bavo te Haarlem Vanaf het oogenblik dat door de her stelling der Kerkelijke hiërarchie in Ne derland, Haarlem weder in volle werke lijkheid tot Bisschopszetel was geworden in 't jaar 1852, hadden de opvolgende bisschoppen de wenschelijkheid ingezien, om vroeg of laat voor dezen Bisschops zetel een nieuwe Kathedrale Kerk te bouwen. Immers de St. Josephkerk welke als dusdanig dienst deed, kon slechts voor een overgangstoestand in aanmer king komen. Aanvankelijk werd uitgezien naar een terrein in de oude stad. Omtrent 1890 echter won de overtuiging veld, dat binnen de oude stad een eenigzins vol doend terreinencomplex in het zeer klein verdeelde stratennet niet kon worden gevonden. Toen in 1892 Monseigneur Botteinanne het besluit genomen, ten Westen van de Leidschevaart een terrein te koopen, en door den bouw eener Kathedraal tevens voor een nieuwe Parochie een kerk te stichten, was Monseigneur Callier als vicaris-generaal, belast met de taak uitvoering aan dit besluit te geven. Bij het Jubileum dat het Bisdom een Bisschop in mogelijkheid van tijd en kennis verkeert om een bouw persoonlijk te leiden en de ambachtslieden lieden onmiddellijk zijne aanwijzingen zouden kunnen uitvoeren. Onder deze omstandigheden bevond Monseigneur Callier zich in 1892, met bovenaangeduid eenvoudig programma van zijn Bisschop in handen, met de op dracht, voor het verdere van den bouw op symbolisch, technisch, administratief en artistiek terrein regelingen te treffen. De overtuiging dat zich in de tweede helft der 19e eeuw in Nederland op Ker kelijk gebied eene bouwkundige school had gevormd met voldoende zelfbewuste ervaring om niet een zoogenaamden histo- rischen bouwstijl in het programma te moeten opnemen, maar daartegenover te stellen de ontwikkeling van elk onder deel van den bouw uit de bestemming in praktischen en geestelijken zin. Hier ontbreekt de gelegenheid om eene nauwkeurige omschrijving te geven van den arbeid op theologisch en symbolisch terrein en het overleg met den bouw meester dat gedurende de zeven jaren, in twee tijdperken verdeeld, door Mon seigneur Callier werd volbracht ten be- hoevevan den Kathedraalbouw. Maarhier mag verwezen worden naar den geiLlus- treerden leiddraad voor bezoekers van Sint Bavo, die bij gelegenheid der Kerk wijding werd samengesteld door Rector Monseigneur Callier als Vicaris-generaal met alle uitvoerenden van den bouw. Immers het gezichtsvermogen van Monseigneur Bottemanne was zoodanig verzwakt, dat Z.D.H. zelfs de teekeningen nooit heeft kunnen onderscheiden, maar tot een reliefmodel zijn toevlucht moest nemen. Monseigneur Callier besteedde elke week minstens een namiddag voor een bezoek aan den bouw. Niet alleen werd dan in de bouwkeet de studie van alle onderdeelen met hunne symboliek besproken en werd daarbij ook reeds aandacht geschonken aan later aan te brengen verdere versiering in vensters, beeldwerk, tegel- en glasmozaiek doch was tevens daaraan steeds verbonden een tocht over alle steigers en in alle deelen van den bouw. Ook hierdoor kon die gelukkige en schoone samenwerking worden verkregen, waarover niet alleen die medewerkers zich in die zeven schoone jaren van idealen arbeid hebben verheugd, maar waarover vooral op dit gouden Jubi leum gansch het Bisdom Haarlem in dankbare gevoelens opziet naar zijn Schepper, Verlosser en Heiligmaker. JOSEPH TH. J. CUIJPERS. Gmunden-Saltzkammergut, Augustus 1922. eren: de houding en het ernstig leven leiden. Het wil nogal eens voorkomen, dat jongelui, jongens vooral, die in groot getal bijeen zijn, in him manier van doen gewoonten aannemen, die nader hand hun allerminst tot sieraad strekken. zullen er zijn van minder prettigen en gezelligen aanleg, die meenen er zich wat te moeten opwerken door zich ge weld aan te doen, om zich wat meed met anderen in overeenstemming te brengen. En dan gaan ze dat geweld uitvoeren, maar alleen uitwendig, in den letterlijken zin van schreeuwen en woest doen, om door die manier de verdenking van saaiheid te ontgaan en eenige lachers op hun hand te krijgen; terwijl zij niet beselfen, dat deze onhebbelijkheid met de jaren toeneemt en later als een gebrek in hunne opvoeding wordt aangemerkt. Aan dezulken heeft onze tegenwoordige Bisschop, die nu nog alles behalve op dergelijk gedoe gesteld is, als opvoeder meermalen niet onduidelijk te kennen ge geven, èn door woorden èn door zijn eigen gedrag, dat eene gepaste uiting van werkelijk aanwezige vroolijkheid waarvan hij zelf meermalen blijken gaf te prijzen valt, maar dat opzettelijk aar dig willen .zijn en die would-be aardig heid met lawaai te uiten, een groot ge brek verraadt aan goeden smaak. Op het mooie in de letterkunde, d.w. z. de voortbrengselen van 'smenschen geest in geschrift, heeft onze Bisschop, als leeraar van de klassen der letterkunde, zjjn studenten gewezen, zooals misschien Heel Haarlems Bisdom j'ubelt, zelfs de steenen Der Kathedraal hun hoogtijds hymne zingen, Door 't gulden licht van dezen dag be schenen. Rondom 't outer reien, in breede kringen, Met hunnen Bisschop, priesters en le vieten En talloos velen, blijde smeekelingen. De mensch zal hier Gods macht een wijl genieten Hij gaat in 't offer God aan God opdragen, Als tol van dank, waar hij te kort moet schieten. God noopt nu God te luistren naar de vragen Van den met goud gekroonden God gewijde Zulk een tafreel wint 's Hemels welbe hagen. Zóó viert de Bisschop 't gouden Misge tijde. A. WAARE Deken van Beverwijk Haarlem thans met groote vreugde viert, past het zonder twijfel ons in dankbare herinnering rekenschap te geven van het groote aandeel, dat Monseigneur Callier in de eerste bouwjaren als vicaris-gene raal, later ais Risschop genomen heeft in de sticfitirigsarbeid. Het was voor de stichting van de (nieuwe) Sint Bavo eene omstandigheid van overwegend gunstigen invloed, dat de persoonlijke gaven en karaktertrekken van de stichters als van zelve tot eene natuurlijke werkverdeeling aanleidinggaf. Als Bisschop nam Monseigneur Botte manne de besluiten voor de opvolgende transacties van terreinaankoop, ont werpen van de plannen, aanbestedingen enz. waarbij een hoogst eenvoudig pro gramma werd gevoegdnamelijk te bouwen zoo solied en monumentaal als voorouders der middeleeuwen dit deden, maar dan ook slechts zooveel te bouwen als de beschikbaar komende middelen telkens zouden toestaan. In enkele groote lijnen een ideale opzet. Toen in de Middeleeuwen de Kerk het maatschappelijke en economische leven nog geheel ieidde en beheerschte, waren veelal de Bisschoppen ook de bouwmees ters op het symbolisch en praktisch ter rein van hunne kathedralen. Na de periode der Renaissance is zulks niet meer denkbaar. De mate van inzicht in het godsdiensti ge en kerkelijke leven, in de ontwikkeling der bouwkundige vormen en de mogelijk heden van de verschillende ambachten is te verscheiden geworden, om de moge lijkheid aan te nemen, dat in onze dagen, Thompson en door Coebergh te Haarlem uitgegeven. Daarin is tenminste een deel van de resultaten dier studie vastgelegd, waaruit is na te gaan op welke wijze ge streefd werd den zinrijken ondergrond van alle Kerkelijke handelingen in vorm en versiering van den bouw te doen spre ken. De symboliek van St. Bavo is niet een bloote samenvoeging van sy bolen, die de Kerkelijke kunst ons uit oeger eeu- v in overstelpenden rijkdom heeft nagelaten. Deze symboliek is hier geheel zelfstandig samengesteld in verband met de eigenaardige eischen van het plan der Kathedraal tevens Parochiekerk. De Kathedraal, waar de priesters door den Bisschop de verschillende kleinere en grootere wijdingen ontvangen, spreekt hier als middenpunt van geheel het geeste lijk leven van het Bisdom. De eenvoudige geometrische grond vormen zijn als natuurlijke elementen van den opbouw aanvaard terwijl hunne functie, hunne bestemming wordt ver klaard, door gewijde teksten of persoons namen of deugden, welke weder door afbeeldingen van de natuur ontleend als dieren of planten nader worden aange duid. Zoo kon de symboliek door haren ori- gineelen opbouw de grondslag worden van eene versiering, die niet meer was de slaafsche copie van middeleeuwsche voorbeelden, maar een werk dat trachtte te spreken in een nieuwen tijd en ook uit dien nieuwen tijd. Zoo voerde de praktijk van den bouw als vanzelve tot een nood zakelijk en voortdurend contact van Mgr. A J. CALLIER, vroeger leeraar aan het Seminarie „Hageveld". Geen van de vier hoogwaardige Bis schoppen, die na het heirstel der hiër archie het Bisdom van Haarlem hebben bestuurd, van wie ook drie hun vijf tigjarig priesterschap mochten vieren heeft zoo langen tijd zijn priesterlijken arbeid verricht, in verschillende betrek kingen, voor het heele Bisdom, minder of meer rechtstreeks, als Z. D. H. Mgr. A. J. Gallier, wiens gouden priesterjubilé heel het Bisdom van Haarlem met groote erkentelijkheid meeviert. Zeven en veertig van de nu met goud bekroonde priesterjaren heeft deze door God gezondene zijn heilig dienstwerk mo gen verrichten, niet aan een of ander af zonderlijk deel van Haarlems Bisdom, maar aan het Bisdom in zijn geheel ge nomen: den laatsten tijd als Bisschop, daarvoor als Vicaris-Generaal en daar voor weer als leeraar en opvoeder van de toekomstige priesterschap aan het Se minarie „Hageveld". Laatstgenoemd tijdperk uit dit zoo va- rieerend leven wil ik even naar voren brengen, omdat het allicht door verloop van tijd en door meer in 't oog loopende volgende waardigheden naar den achter grond geraakt is. In het jaar 1875 werd kapelaan Cal lier, van de Hofkerk\ te Den Haag, be noemd tot leeraar aan het Sem. Hageveld. Hij was toen drie jaar priester. Elk student van Hageveld, die daar de leiding heeft genoten van dien leeraar en opvoeder, zal moeten getuigen, van Mijnheer Callier gekregen te hebben,wat de dichter Goethe met dankbaarheid ge tuigt van zijn vader ontvangen te heb ben: die Statur, des Lebens ernst es Füh,- geen ander dit kon doen, op de voor treffelijke modellen van vinding en stijl, die vooral bij de oude Romeinen en Grie ken en de nieuwere schrijvers te vine den zijn. Als leeraar in den stijl mocht hjj zich zeiven hij deed dit wel niet uitdrukkelijk met woorden tot voor* beeld stellen in het weinige helaas wat van hem in het licht Is gekomen, int hetgeen door hem is gesproken of voor beperkten kring moest dienen. Het zal voor den nu met goud ge- kroonden priester, den gemijterden vader van heel het diocees, een onsterfelijke eer en verdienste zijn, dat hij als leider van het tooneel te Hageveld, de eerste is geweest die eenige der meesterstukken van Vondel en Calderon op het tooneel heeft gebracht, die nog worden opge voerd, waardoor de smaak „voor al wat schoon is, waar en goed" is gewekt en veredeld bij talloos velen, die nu in het Bisdom werkzaam zijn of later zullen zijn, aan Gods grootste werk: de zorg voor de zielen. Dit alles heeft Mijnheer Callier gedaan als leeraar van Hageveld, voor Hageveh! en in Hageveld voor het heele Bisdom. Met recht mocht ik dus in het begin van dit opstel schrijven, dat deae jubi- leerende priester 47 jaren lang voor heel het Bisdom zich verdienstelijk heeft ge maakt, want in de 17 jaren, die hij aki leeraar van Hageveld is werkzaam ge weest, beeft hij 17 jaargangen van toe komstige priesters voor het Bisdom, aan het groot Seminarie van Warmond mede helpen afleveren, die allen dit vandaag dankbaar zullen erkennen. - A. WAARE, Oud-ambtgenoot van den jubileerenden bisschop ei) leepst: ma Hageveld-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1922 | | pagina 7