■BKÏ 31 IféÉ ■Bral wwm mmm •èrS i Ecce Sacerdos magnus. Pontifex nobis carus. In fide nihil haesitans! Haec laus! Hic fructus et merita! Bladzijde 5. 2ile Blad. Monseigneur Callier en het Groot Seminarie. Wie weet niet, dat elke bisschop in zijn hart een bijzondere plaats heeft inge ruimd voor zijn groot-seminarie Dit toch is de akker waar telken jare de oogst van nieuwe priesters rijpt. Hoopvol ziet hij, als de heer des wijngaards, uit naar nieuwe werklieden, die de telkens open vallende plaatsen moeten invullen. Daar enboven het getal arbeiders moet wor den uitgebreid. De reuzengroei der groote steden, maar ook de aanwassende be volking van het platte land vraagt tel kens meer krachten.'t ls goed, dat ieder een het wete het getal priesters is in ons bisdom bij lange na niet voldoende voor de behoeften. „De velden staan wit van den oogst. Bidt den Heer des oogstes, dat hij werklieden zende." Het Groot-Seminarie is een der levens voorwaarden voor een bisdom. Daar alleen wordt de rijpgeworden vrucht der priesterroeping geplukt. Alleen toch door priesterroepingen, die tot vollen wasdom en zoo tot rijpheid komen, zijn de zielen gebaat. En hoe deugdzamer de levieten in het seminarie gevormd worden, en hoe beter beslagen in de wetenschap zij vandaar als priesters de wereld intreden, destegrooter zullen de zegeningen zijn van hun priesterlijk werk. Want zooals de priesters zijn, zoo is het volk. Staat de priesterschap hoog in deugd en weten schap, het kan niet anders of zij zal ook het volk ophéffen. Maar wee, wanneer het peil van het hooge, bovennatuurlijke karakter der geestelijkheid dalen zou een inzinking van den godsdienstzin des volks en een verduistering van den lich tenden fakkel des geloofs zou hiervan het gevolg zijn. Geen wonder dus dat de bisschop een groote en gestadige zorg heeft voor de kweekschool van zijne priesterschap. Alle andere belangen, hoe voornaam ook, moeten voor dit belang wijken. Er is een gestadige voeling tusschen bisschop en seminarie, een innige gemeenschap, welke echter uit den aard der zaak niet zoo voor allen zichtbaar is, noch zich kenmerkt door in het oog springende feiten, welke bij gelegenheid van een jubilé, als wij nu vieren, in herinnering worden gebracht. Toch is het de moeite waard hier te vermelden, dat onder het bestuur van Mgr. Callier het groot-seminarie steeds in bloei toenam. Nadat kort voor den aan vang van zijn episcopaat een groote uit breiding tot stand was gebracht, bleek verleden jaar de ruimte weer te klein en kwam een nieuw uitbreidingsplan reeds voor de helft tot uitvoering. Wan neer dit plan geheel gereed zal zijn, kun nen ruim honderd vijftig studenten in het groot seminarie te Warmond een plaats vinden. Voor de wetenschappelijke vorming en voor het denkbeeld dat deze zich moet aanpassen aan de behoeften van onzen tijd voelde Mgr. Callier zooveel, dat hij in 1905 in het groot seminarie een leerstoel oprichtte in sociologie, den eersten, meen ik, aan de Nederlandsche Seminariën. Ook werd bij het veld winnen der Litur gische beweging onder ons volk het on derwijs in de liturgie uitgebreid. Door het instellen van maandelijksche recollectiedagen toonde de Bisschop hoe zeer de geestelijke vorming en heiliging van den clerus hem ter harte gaat. En hij, die verleden jaar te Brielle te midden van zijn Warmondsche seminaristen het altaar consacreerde, opgericht op de gra ven onzer dierbare Martelaren, had reeds jaren te voren in het seminarie een geeste lijk monument gesticht door daar bijzon der de godsvrucht aan te moedigen tot de Gorcumsche Martelaren, terecht be grijpend dat, indien de studenten van zijn groot-seminarie van den geest der Vaderlandsche Bloedgetuigen doortrok ken worden, de Haarlemsche geestelijk heid zich met moed en offervaardigheid in de toekomst zal geven voor de groote zaak van Christus en zijn kerk. Moge Monseigneur het beleven, dat zijn groot-seminarie zoozeer in bloei toeneemt, dat de priesternood van ons oiocees voor goed een einde neemt, en de massa-bekeering der afgedwaalden door de voorspraak der Gorcumsche Marte laren een feit worde. Warmond Juli 1022. H. J. M. TASK1N, Sem. Praeses. Onze Jubileerende Bisschop en Het Klein-Seminarie „Hageveld" De beroemde Kerkvergadering van Trente, gehouden in de eerste troebele tijden der Reformatie, heeft, voorgelicht door den H. Geest, Die volgens Christus' onfeilbare belofte de Kerk bestuurt, in de 23ste zitting een maatregel genomen van verstrekkende beteekenis. Zij heeft de oprichting gelast van Seminariën, waar de jongelingen, die zich getrokken gevoelen tot den priesterlijken levensstaat zouden worden opgeleid tot dat verheven ambt. Een wijze en heilzame maatregel. Want eene zaak van het allerhoogste be lang voor de H. Kerk is voorzeker eene degelijk onderrichte en vooral heilige Priesterschap. Zooals de Priesters zijn, zoo zal ook het volk wezen. Den Bis schoppen nu droeg de Kerkvergadering de taak op, Seminariën op te richten en te verzorgen. Dit hoogst belangrijk feit komt ons als van zelf in den geest bij het Jubilé van onzen hoogvereerden Bisschop her innert ons aan hetgeen Mgr. Callier voor felijken als den geestelijken vooruitgang van het Seminarie nagestreefd. Vandaar de stiptheid en getrouwheid in Zijne be zoeken bij Toelatings-Examen en Prijs- uitdeeling, bij de eerste gelegenheid toe ziende, welke knapen mochten worden toegelaten, en bij de tweede de studenten beloonend en bemoedigend. Als Vader te midden Zijner kinderen sprak Hij hun telkens liefdevol en ernstig toe, deelend in hun vreugde, en hen waarschuwend voor de gevaren der vacantie. En bij hoc- vele andere gelegenheden, welke aan de buitenwereld minder bekend zijn, heeft "'.V-S f'l-w §ÉW» iüiiü het Klein-Seminarie „Hageveld" ge weest is. En nu denken wij niet aan de zeventien jaren, welke Mgr. vroeger reeds als Leeraar op „Hageveld" heeft doorge bracht, maar alleen aan Zijne bemoeiin gen en zorgen, welke Hij als Bisschop er aan heeft gewijd. Sinds Zijne verheffing tot Bisschop van Haarlems Diocees in 1903, is Hij zich bewust geweest, dat de zorg voor het Seminarie een Zijner voornaamste zorgen is hebben het welzijn en de bloei van „Hageveld" Hem altijd voor den geest gestaan heeft Hij zoowel den stof- Hij Zich inderdaad getoond als een ge trouw Bestuurder, Wien de belangen van het Seminarie en de voorbereiding en op leiding der Hem toevertrouwde knapen en jongelingen bijzonder ter harte gaan. En steeds bij Jiet voortgaan der jaren en het toenemen van het aantal Semina risten groeiden ook Zijne zorgen. Hoe verheugde Hij Zich, dat bij het gebrek aan Priesters in Zijn Bisdom, zoovele knapen zich voor het Priesterschap aan meldden doch hoe klom ook Zijne be zorgdheid, omdat „Hageveld", dat in 1917 zijn honderdjarig bestaan vierde, noeg, om een vierhonderdtal knapen en jongelingen te huisvesten. En rttet onver droten moed en onverzwakte kracht sloeg de meer dan zeventig jarige Bis schop de hand aan het werk. Niet ver van Zijne bisschoppelijke Resi dentie, op het terrein ,,'t Groot Cloos- ter", te Heemstede, door een Roomsche vóórgeschiedenis daartoe als 't ware be stemd, verrijst het 3de „Hageveld", dat luide verkondigt en aan het nageslacht verkondigen zal, hoe Haarlems Bisschop, Mgr. Callier, Zijnen hoogen plicht heeft opgevat en ten uitvoer gelegd omtrent mmm Zijne zorg voor de kweekplaats Zijner toekomstige Geestelijkheid. Moge God Hem bij dien grootschen opzet zegenen, en Hem den bloei ook van het 3de „Hage veld" doen beleven. T. EBBINKHUlJ^pN, Regent van „Hageveld". allengs te klein werd, om het voortdurend stijgend aantal studenten te kunnen op nemen. Veel heeft Hij over die moeilijk heid nagedacht, dikwerf er met anderen over beraadslaagd, totdat na gebed en overleg Zijn overtuiging vaststond Voor eene geschikte opleiding der Seminaristen en voor het belang van het Bisdom is het noodig, dat er een ander, geheel nieuw Seminarie komt. En nu was Zijn besluit genomen: Een nieuw „Hageveld" zou verrijzen op eene andere plaatseen ge bouw, beantwoordende aan de verschil lende behoeften van dezen tijd, groot ge- Onze beminde Bisschop 50 jaar priester. Op dezen heugelijken 15 Augustusdag gevoelt de Roomsche Middenstand be hoefte hulde te brengen aan zijn jubi leerenden Bisschop en zijn diépen dankte brengen aan GOD, Die 't Bisdom Haar lem een bisschop gaf, als Mgr. A.J.CAL- L1ER. De Roomsche Middenstanders doen dit niet alleen als Katholieken, die hun geestelijk Opperhoofd in 't Bisdom ten volle eeren en waardeeren in alles, wat Mgr. in die' 50 jaren priesterschap en in die 19 jaren als Bisschop voor 't heil van 't diocees heeft gedaan, doch vooral als Roomsche Middenstanders door uit te spreken, wat die stand voor zijn Bisschop gevoelt. Uit deee gevoelens spreken niet alleen eerbied en waardeering, maar bovenal lieffle voor den Doorluchtigen Kerkvorst. Hoe zou het anders kunnen, waar de Roomsche Middenstand gedurende zijn 15-jarig organisatie-bestaan steeds den vollen steun en medewerking van Mgr, mocht ondervinden? Mgr. voorzag, dat 't noodig was, dat de Roomsphe Middenstanders hun neu trale vereenigingen verlieten en zich vereenigen zouden in een Roomsche or ganisatie. Waren ze geen lid van een dergelijke vereeniging, dan toetreden allen tot de Roomsch Katholieke, van daar dat Mgr. op den Delftschen Katho liekendag sprak „Het is mijn wensch, tfat alle Midden standers zich in eene R.K.Middenstands- vereeniging organiseeren." De HANZE, de R.K.Middenstands- organisatie, kwam op dit Bisschoppelijk woord en bestaat nu 15 jaar. Steeds was M^r. de beschermheer van de HANZE. Bij alle moeilijkheden, die zich voordeden, was Mgr. de veilige haven, waar de HAN ZE heil kon vinden. Hij was het steeds, die ons voor oogen hield de geestelijke belangen te doen voorgaan, omdat de Middenstand maar al te spoedig zijn oogen richt op 't stoffelijke. Na iedere voorkomende gelegenheid liet Mgr. ons zijn liefde voor den Midden stand blijken, getuigen de waardeerende woorden op den 2en NED. KATHOLIE KENDAG te NIJMEGEN gesproken, toen Mgr. zeide „De Middenstand was steeds bereid mede te werken aan de instandhouding en oprichting van Katholieke instellingen in ons Roomsche Nederland en zoolang er een Katholieke Middenstand bestaat, zal Roomsch-Nederland niet verloren gaan." Het 15-jarig bestaansfeest van onze HANZE op 21 Juni 1.1. in Haarlem ligt ieder onzer nog versch in 't geheugen. Allen zijn 't er over eens, dat het feest prachtig was, wat toch zeker in hoofd zaak kwam, omdat het middelpunt van 't feest onze beminde Bisschop was. Hij toch consacreerde ons Altaar, droeg voor ons 't H. Misoffer op, woonde onze feest- vergadering bij en sprak ons toe nimmer zal de Haarlemsche Roomsche Midden stand dat vergeten. Is 't wonder, dat de HANZE heden medejubelt en Mgr. hulde en dank brengt en dat zeker in 't geheele Diocees van alle Hanze-leden deze ééne bede ten hemel stijgt „Spaar, HEER, nog lang onzen bemin den Bisschop." C.J.G.STRUIJCKEN, Mgr. te midden van Zijn familie, bij gelegenheid van de eerste H, Communie, die 's Bisschop's neefje in het paleis mocht ontvangen. v';: <WBbS$&:w Ce n der jongste foto's van onzen Bisschop, eenige weken geleden in de werkkamer van Mgr. genomen. Kiekjes uit het Bisschoppelijk paleisde huiskapel.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1922 | | pagina 5