Ij t
VOOR DE
inFi
^IIIIIIIIIIIIHII8IIIIIIIIII!!r"llllllllülIIS!IIIIISmili!6IIIIIIS2B8l31lllllUIIIB2IIiSIIllllI^IIII!IIS5IIIII!BliI!3E!!!:ill9gimimninii3!l!l!l^
KllIIIIIIHIH9ÏIIIIIIIIIIIIIII9!!lllllIlfJlllilllll1ll1IIIIIIlllHlllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIHIIIl!lllllilr]IIIIHIilllllllllllllllIIIIIIIIIIiïl55
3 DE SCHULDIGE t
Uit den Moppentrommel,
-
No. 9EERSTE JAARGANG 1922
„Ja," beaamde de oude man, die als van
den donder getroffen scheen te zijn bij de
ontdekking van Beverley's bedrog.
„Geef mij uw sleutels!"
Half wezenloos gaf Beverley den sleutel
bos over en hij moest het aanzien, dat de
jonge Robinson den lessenaar sloot. Toen
gaf deze hem een wenk en hij volgde de
beide patroons naar hun privé-kantoor.
„Welnu," begon de jonge chef, „wat hebt
u verder nog te zeggen?"
„Ik zal het geld dadelijk terugbetalen,"
stamelde Beverlev. vastbesloten een vooT-
wendsel te verzinnen om Harry te redden.
„Ik heb het enkel gebruikt, om mij een
gang naar de bank te besparen. Ik heb
het geld opgespaard en kan het van avond
krijgen."
„Dat is met voldoende," klonk het sner
pend antwoord. „Door geld weg te nemen,
bent u schuldig aan bedrog, en verdient
gestraft te worden."
De twee patroons begonnen nu half;
luid met elkaar te spreken, en aan hun
uitdrukkingen kon Beverley zien en ge
deeltelijk hooren. da de oude heer hem
trachtte te verdedigen. Eindelijk keerde de
jonge Robinson zich om.
„Mijn vader wit niet. dat de zaak publiek
wordt." zeide hij, „als u op u neemt'het
geld terug te geven. Van uw diensten zal
in elk geval geen gebruik meer gemaakt
worden. Kunt u het geld betalen?"
„Ja mijnheer."
„Vandaag nog?"
„Ja mijnheer."
„Dan zal met u meegaan om het te
halen. Maar u moogt uw gelukkig gestarn-
te danken, dat u er zoo goed afkomt."
„Hef spijt mij zeer, Beverley," sprak nu
de heer Robinson St. „Ik dacht, dat ik u
al het geld der firma wel kon toevertrou
wen. Niemand echter zal uw misslag ver
nemen; we zullen voorgeven, dat- wij u een
maand geleden hebben opgezegd maar dat
u het aan niemand verteld hebt."
„Ik dank u, mijnheer," antwoordde
Stephen Beverley gejaagd. „Maar zou u
mij niet nog een kansje willen geven7 Ik
zweer.
„Houd op!" viel de jongere Robinson
hem in de rede. „Wij zouden u nooit meer
kunnen vertrouwen, u kunt u dus de
moeite wel sparen."
De oude klerk boog het hoofd; hij be
greep, dat zijn positie hopeloos was. Maar
in die geheele sombere zaak was één lich
tend punt: zijn zoon zou niet verdacht wor
den.
Gebroken onder den zwaren"-'slag, ver
liet Stephen Beverley de kantoren, waar
hij zoo lang een trouw dienaar der firma
geweest was. Schuifelend was zijn gang,
zijn schouders hingen neer, zijn hart was
bijna gebroken.
Hij bracht den heer Robinson Jr. naar
de bank waar zijn weinige spaarpenningen
bewaard werden, en schreef een chèque
voör vijf-en-vijftig pond. Toen bij het geld
ontvangen had, overhandigde hij de bank
noten aan zijn gewezen patroon, die hem
een kwitantie er voor gaf.
„Ik hoop. dat dit een les voor u zal zijn,
Beverley," zei de heer Robinson, „en wan
neer u een nieuwe betrekking krijgt, zult n
uw patroon zefcef wel eerlijker behandelen.
Goeden dagt"
Hij verwijderde zich en liet Stephen Be
verley alleen op de straat staan.
„Wanneer ik een andere betrekking
krijgl" herhaalde de oude klerk, die de
daarop gevolgde woorden niet eens scheen
gehoord te hebben, en gelukkig voor heml
Hoeveel kans bestond er voor hem een
andere betrekking te krijgen? Hij was bijna
zcs-en-vijffig jaar, en hij zag in de spie
gelruiten van een naburigen winkel, dat hij
wel zes-en-zestig jaar leek. Bovendien was
hij wegens bedrog ontslagen. Och, wat had
hij groofe kans een andere betrekking te
kriigen!
Hij begaf zich met trage schreden huis
waarts. en terwij! hij langzaam voortwan-
delde, zag hij in, dat hij 't niet eens aan
zijn vrouw mocht vertellen, want als hij
dat deed dan zou hij haar moeien zeggen,
dat Hary een dief was, en hij begreep dat,
als zij dat wist, het zoo goed als haar dood
zou zijn.
Evenmin kon hij Harry beschuldigen,
want wat zou het baten, dal hij de schuld
op zich nam, als hij zijn zoon liet mer
ken, dal "hij het wist?
Neen, hij moest zijn wetenschap geheim
houden. Hij moest de schande in zijn
eigen borst opsluiten, tenzij Harry het hem
uit vrijen wil bekende. En ook dan nog
moest hij den jongen beletten liet aan
iemand anders te vertellen.
„Ach mijn zoon," fluisterde hij, „mijn
dierbare zoonl"
Hij koesterde geen toorn tegen Harry;
bet was enkel groot verdriet, dat hij van
hem ondervond.Hij voelde, dat hij nooit
weer gelukkig zou worden er zou altijd een
denkere schaduw op zijn leven rusten.
En dan de toekomst, die donkere, ake
lige toekomst! Wat moesten hij en zijn
vrouw beginnen waarvan moesten zij
leven? Zijn weinige overschietende spaar
penningen zouden niet lang duren, en dan
dan wist hij niet, wat er gebeuren moest.
Ja, daar was altijd nog het werkhuis.
Maar ais hij dat voouitzicht overwoog, het
leven in een werkhuis.o, dan.Maar
hem scheen niets anders over te blijven.
Eindelijk bereikte hij zijn woning, en
zijn gelaatsuitdrukking zei mevrouw Bever
ley reeds, dat heigeen zij zoolang gevreesd
hadden, eindelijk gekomen was. Niettemin
trachtte zij haar echtgenoot moedig toe te
laelven toen zij hem in de keuken voor 't
eerst zag.
Het deed hem vreeselijk leed haar te
moeten voorliegen maar dat was om haar
verdriet te besparen. Hij vertelde haar,
dat hem vóór een maand de betrekking
was opgezegd, maar dat hij het verzwegen
Had in de hoon. dat de ramp nog afge
wend zou worden.
„Je had hel mij toch moeten zeggen,
Stephen." sprak zij. zijn hand in de hare
nemend. „Ik zou je geholpen hebben het
te dragen."
Hij knikte, zijn gemoed was te vol om
te spreken. Toen gingen zij samen in Hel
keukenvuur ziften staren en zonnen mid
delen. hoe zij voortaan zouden moeten le
ven, en zoo vond Hen Harrv toen hij thuis
kwam.
„Pa," riep hij uit, terwijl hij op zijn va
der toesnelde en een hand op zijn schouder
legde, „pa, ik heb het eerst jaat in den
namiddag vernomen. O pa. het spijt mij
zool"
Stephen Beverley keek zijn zpon strak
aan, maar sprak niet. Harry doorstond dien
blik, zonder de oogen neer te slaan, en
zijn vader vond geen spoor van schuld op
het jonge aangezicht, dat hij zoo streng
gadesloeg er lag enkel medelijden in die
ge! a a tsu i td ruk k i ng.
„Hij denkt, dat ik niets weet. De dief-
sfnl is geheim gehouden." sprak de heer
Beverley bij zichzelf. „Waarom zou ik van
hpm verwachten, dat hij er schuldig zou
'"reten uilzien?"
Harrv wendde zich tot ziin moeder en
sloeg zijn arm om haar hals en kuste
haar.
„Wij zitten in een benauwd hokje, hè'"
zeide hij met een poging om te glimlachen.
Toen werd zijn gelaat vuurrood en hij ging
op" TenuwachUgen toen voort:
„Ik moet u eens wat zeggen. Ik .heb mij
de laatste jaren een beetje als een fosbol
aangesteld, maar ik heb mij voorgenomen
mijn leven te beteren. Wij moeten met ons
drieën samen trachten deze moeilijkheden
te boven te komen. Ik zal wat avondwerk
zien te kriigen. en dan moet moeder maar
wat broodjes voor mij klaar maken, die ik
dan léderen dag voor mijn lunch kan ge
bruiken. dan kan ik u elke week van mijn
geld, dat ik verdien ongeveer tien gulden
geven, en als ik avondwerk krijg nog meer."
De tranen kwamen mevrouw Beverley in
de oogen, maar een glans van blijden trots
scheen erdoor heen. Zij greep de hand
van haar jongen en keek haar echtgenoot
aan, als wilde zij zeggen, dat haar voor
spelling was uitgekomen. Zij was trotsch op
haar zoon; in kommervolle tijden was- hij
als een stevige jonge boom, waaraan zij
steun konden vinden, wanneer de wind
van den tegenspoed hen dreigde neer te
werpen.
„Het is te veel, Harry," begon zij met
trillende stem. „Ik wij kunnen niet..."
„Maar u zult moeten." viel de knaap op
geruimd in de rede, „u zult eenvoudig moe
ten
Er bewoog ach iets op den bodem van
✓ader Beverley's hart. Hij voelde dat Har
ry zich prachtig eedrocg, zooals hij niet
van hem verwacht had. en het knn niet an
ders, of hij moest wel een gewaarwording
van trots en blijdschap ondervinden. Maar
dat gevoel werd gedempt door de gedachte
dat dit offer waarschijnlijk voor een ge
deelte aan boete voor den diefstal was toe
te schrijven.
„Ik zal wat te elen voor jullie halen,"
zei mevrouw Beverley. „Het vuur brandt
in de huiskamer, gaat dus naar boven en
spreekt met elkander. Wij moeten de Vleu
gels niet laten hangen."
Neen zeker niet," hernam Harry. „Kom
mee, pal"
„Ga je vanavond niet uit zooals gewoon
lijk?" vroeg de heer Beverley.
Hij kon de vraag niet achterwege hou
den, ofschoon hij wist, dat ze zou kwet
sen. Hij leed zelf zooveel; hij kon zijn
biltere gevoelens niet onderdrukken.
Harry's hart kromp ineen, maar hij
dwong zich een glimlachje af en ant
woordde:
„Neen pa, dat is gedaan. Kom meet"
Zij gingen naar boven. Geen van beulen
sprak, zij zalen enkel in het vuur te staren.
De heer Beverley was benieuwd, of zijn
zoon thans zou bekennen, nu zij alleen wa
ren. Hij hoopte het, ofschoon hij in dat
geval van plan was hem te zeggen, dat de
diefstal de reden van zijn ontslag was.
Maar toen Ilarry, begon te spreken, deed
hij dit enkel om plannen voor de toekomst
te beramen, en Stephen Beverley zuchtte.
Zij deden den geheelen avond ban best
opgeruimd te blijven, maar do^-fbeicomst
wierp een donkere schaduw over hun sa
menzijn, waarbij, wat den heer Beverley
betrof, nog de schaduw van het verleden
kwam.
Vroeger dan gewoonlijk ging Harry den
volgenden morgen van huis. Hij zei, dat
hij harder wilde gaan werken om aldus te
trachten verhooging van salaris te krijgen.
Stephen Beverley las in de „Telegraph"
de kolommen met „Vacante Betrekkingen"
door en schreef op die, waarvan hij dacht,
dat hij er geschikt voor was, maar hij had
heel weinig hoop. Daarna hielp hij zijn
vrouw in de huishouding, en juist toen zij
met-hun sober middagmaal gereed waren,
werd er tweemaal aan de voordeur ge
scheld.
Man en vrouw keken elkander met een
nieuwsgierig voorgevoel aan, want zij wis
ten, dat de telegrambestellers aldus schel
den, en toen stond de heer Beverley op
en opende de deur. Hij nam het telegram
aan, scheurde met bevende hand de en
veloppe open en las het volgende:
„Gelieve dadelijk hier te komen. Robin
son - en Co."
Hij snelde naar de keuken en overhan
digde het draadbericht aan zijn vrouw.
„O, Stephen!" riep zij opgetogen, „dat
is een goed vooTteeken. Je moet dadelijk
gaan."
Hij was evenwel minder hoopvol ge
stemd. Hij vreesde, dat men óf achter
den door Harry gepleegden diefstal ge
komen was, óf dat de firmanten van plan
waren de zaak te vervolgen. Maar ten
einde zijn vrouw gerust te stellen, deed
hij als 'of hij het met haar eens was, en
dwong hij zichzelf een glimlachje af.
Een uur later betrad hij het bekende
kantoor, waar hij doo: den loopjongen
gemeenzaam begroet werd en de boodschap
ontving, of hij dadelijk in het kantoor
van de heer-en wou komen.
Schoorvoetend begaf Jjir zich op weg,
een gevoel dat hem iets boven het hoofd
hing, bekiroop zijn hart; eindelijk trad hij
het privé-kantoor der firma binnen. Bei
de heeren Robinson zalen aan hun les
senaars, hef gelaat van den jongsten was
bleek en betrokken. Hij staarde den heer
Beverley met een eigenaardige uitdruk
king aan, waaruit de oude klerk niet kon
wijs worden, maar de heer Robinson Sr.
stond op en begroette hem met uitgesto
ken hand.
„Het doel mij goed u te zien, Bever
ley," begon hij. „En voor ik iets meer
zeg, moet ik u mededeelen, dat de werkelij
ke boosdoener ontdekt is, wij weten, dat
u aan den diefstal van de vijf en vijftig
pond onschuldig bent, en vragen u vergif
fenis."
Stephen Beverley gaf geen antwoord;
een diepe zucht steeg uit zijn borst op,
en hij vroeg zich af, hoe hij de waarheid
voor zijn vrouw kon geheimhouden, want
hij wist, dat het vernemen van Harry's
misslag haar verpletteren zou. vooral nu
de jongen het voornemen had gemaakt
zijn leven te gaan verbeteren.
„Wij begrijpen nog niet, waarom u de
schuld op u genomen hebt, Beverley,"
ging de hoer Robinson voort, „want u
kon weten, dat het üw ongeluk, uw on
dergang zou zijn."
„Ik begin oud te worden, mijnheer,"
antwoordde Stephen Beverley; „beter dat
hef de ondergang was voor mij, die geen
lang leven meer vóór mij heb dan dat
mijn zoon ongelukkig werd, 'voor hij een
man is."
„Uw zoon?" herhaalden de patroons als
uit één mond.
„Ja." hernam Beverley half verschrikt
opkijkende. „Immers hij...."
„Neen, hij niet," viel de jongere Robin
son hem op hill eren loon in de rede. „liet
was mijn zoon."
„Uw zoon?" stamelde de oude kassier.
„Maar ik zag mijn jongen bij mijn lesse
naar slaan, en naderhand bevond ik, dat
liet geld weg was."
„Was de lessenaar open?"
„Neen."
„Dan was hij daar om een andere re-'
aen. Kijk eens hierl"
En de jongste firmant legde den heer
Hevcrley een proef voor van een portret
van hef stel dat voor de brochure ver
vaardigd was. De fotographie vertoonde
het kantoor naast het zijne, maar de
tusschendcur stond open, waardoor een
cnipvcl in hel nnnorensende vertrek zicht
baar werd, en die spiegel gaf de beeltenis
weer van den jongsten Robinson, die zijn
hand in Beverley's geopenden lessenaar
gestoken had en op wiens gelaat zich een
gejaagd-vörschrikte trek vertoonde.
„Mijn zoon gaat a.s. Zaterdag onder zeil
naar Nieuw-Zeeland," zei Robinson Jr.
„Bk vraag u vergiffenis, Beverley, en ik
ik acht u hoog om hetgeen n ter wille
van nw zoon gedaan hebt."
Hij stak den ouden kassier de hand toé
en deze drukte ze met warmte.
„U moest nu liever naar huis terug-
keeren, Beverley," sprak de heer Robin
son Sr., „en wij hopen, dat u in onzen
dienst wil bliiven. We mogen er zeker wel
op rekenen, dat u deze droevige zaak ge
heim zult houden?"
„Zeker, mijnheer, ik zal het aan niemand
vertellen, en ik dank u, dat u mij in mijn
betrekking handhaaft."
Toen verliet Stephen Beverley het kan
foor en snelde huiswaarts naar zijn vrouw,
wie hij vertelde, dat de firma ten laatste
toch besloten had hem niet te ontslaan.
Geen pen is in staat de gevoelens van het
bejaarde echtpaar te beschrijven, allerminst
die van Stephen Beverley, nu hij wist dat
zijn zoon onschuldig was.
Toch kon hij niet begrijpen, waarom hij
zijn zoon in zulk een verdachte houding bij
zijn lessenaar gevonden had, maar dien
avond, toen hij en Harry samen alleen in
de huiskamer waren, werd het geheim op
gehelderd.
„Pa." begon Harry opeens; „ik vertelde
u eergisteren, dat ik een ander leven wilde
gaap leiden, maar het kwam niet enkel van
het verdriet waaraan ik u ten prooi zag.
Ik wou het u al zeggen op den dag, dat
de portretten gemaakt werden, daarom
ging ik naar uw lessenaar om daar een
briefje te schrijven, met het doel het daar
neer te leggen, opdat u het lezen zou. Maar
toen ik ODeens iemand hoorde aankomen,
dacht ik. dat het misschien een der pa
troons was en dat ik in moeilijkheden
zou geraken, als ik daar zoo ronddrentelde;
daarom maakte ik mij maar uit de voe
ten."
Stephen Beverley stond op; zijn oogen
schitterden en hij legde zijn hand op Har
ry's schouder.
„God zegene je, beste jongen, in je goe
de voornemens," sprak hij, en hij drukte
zijn zoon krachtig de hand.
Aan 't einde van die week werd Harry
Beverley bevorderd en als assistent van
zijn vader aangesteld. Het salaris van den
ouden" kassier werd op zestig gulden ge
bracht en hij behoefde niet meer uren
werkzaam te zijn dan de anderen. Maar
ook dat werd twee jaar later veranderd,
want toen nam Harry zijn vaders taak
over, en de heer Beverley Sr. kon met een
pensioen van vijftienhonderd gulden per
jaar stil gaan leven.
OP HAAR NOMMER GEZET.
Dezer dagen zaten eenige dames en
heeren op een theevisite bij elkaar. Hef ge
sprek kwam naar aanleiding van de vrou
welijke beambte op het postkantoor op de
plaats, welke de vrouw misschien later
den man in de maatschappij zal betwisten.
„Ik," zei mevrouw X, die over iedere
kwest*" i of heter „ezegd meera-
teW, al weet ze er zoovéél van alsdeWes-
lertoren van het koken van asperges, „ik
zou we! eens heel benieuwd zijn, waarvoor
gij, heste mevrouw D.. wel in aanmerking
roudt moeten komen. Zulke wezentjes zul
len ze toch zeker nooit kunnen gebrui
ken."
Dat was zeer persoonlijk en n-vrouw
D. lief hel er niet bij en haalde, wat men
noemt, haar haar terug.
„Waarvoor ik in de maatschappij nuttig
zou kunnen wezen, kan ik niet dadelijk
zeggen, maar wel weet ik dat u, mevrouw
X.. in de wie» gelegd hent om directrice
van een Doofstommen-instituut te wor
den."
„Hoe bedoelt u dal?" vroeg mevrouw X
snibbig.
„Gij zoudt die arme duivels het spreken
leeren, en van lien zoudt gij leeren te
zwijgen."
HEEL NATUURLIJK.
Vader: „Wel, Mozes, wat zoudt ge wel
doen als uwe moeder en ik eens kwamen
te sterven?"
Mozes: „Erven, vader!"
WEDERKEERIG.
Deurwaarder: „Mijn waarde heer, het
spijt mij voor u, maar ik moet namens
den kleermaker Snip u komen verzoeken
die oude rekening te betalen."
X. „En gij verwachtte, dat ik dat doen
zou? Mijn waarde hoer, dait spijt mij
voor u"l
HUISKAMER
waken, om niet n een strik te vallen ik herhaal hetAnselme haat de
of een verraderlijken aanval te voor- Marsan sedert de zaak der mijnen vair
komen. Rochetaille."
De ontvangst van den brief van „Een wederzijdsche genegenheid
Anselme Géroux bracht den bankier tusschen Gilbert de Marsan en Made-
VII vlochten hem een aureool om de sla- nog meer in beweging dan de dood leine zou het geluk van Fernand in
pen en deden hem verschijnen in de van Antonin Hublay. de waagschaal stellen."
De plotselinge dood van Antonin glorie eener overwinning. „Wat," riep hij. „Durft Gilbert de „Zeker...."
Hublay veroorzaakte den heer Mo- Soms echter wist Mochelier de eigen- Marsan naar de hand van Madeleine „Misschien zou hij echter, als hij
chelier een diepe ontroering, want tot aardigheden van zijn persoonlijkheid Volcaster dingen verneemt dat onze zoon naar de hand
zekere hoogte was hij de oorzaakvan den te verbergen. Er waren twee naturen Hij wendde zich tot zijn vrouw, van Madeleine dingt, een ongelijken
schok, die dezen man gedood moest in hem, vandaar de schijnbare tegen- die juist binnentrad, nieuwsgierig om strijd willen vermijden."
hebben. strijdigheden. de tijdingen te vernemen, waarnaar „Hij? Dan ken je hem niet. Onder
Hij vond echter met zijn gewone In de gewone omstandigheden ont- zij verlangde. zijn zacht voorkomen verbergt hij een
zelïbeheersching zijn koelbloedigheid brak het den bankier niet aan goedheid „Onmogelijk," sprak op haar beurt ijzeren wil en een hoogmoed, die tot
spoedig terug en tegenover de be- en welwillendheid. Daartoe moest men mevrouw Mochelier, wier verbazing alles in staat is."
dreigingen van Antonin's broeder, echter zijn hoogmoed of eerzucht weten ten top steeg. „De baron zal zich echter ook wel
Charles Hublay. beheerschte bij hem te vleien. „De heer de Marsan dineerde gis- tegen dit plan verzetten en zijn moe
de toorn spoedig elk ander gevoel. Ongelukkig echter degene, die hem teren bij den baron.... Hij heeft diens der ook."
De bankier kon ongeveer vijftig krenkte of kwetste, want zijn wfaak dochter op in het oog loopende wijze het „Baron Volcaster heeft wel sympa-
jaren tellen. was onverbiddelijk. Ongelukkig voor- hof gemaakt," hernam de bankier op thie voor de Marsan...."
Op het eerste gezicht zou men hem al degenen wier belangen tegenstrij- spijtigen toon. „Enfin, wij hebben het woord van
voor een eerzaam afgevaardigde uit dig waren met de zijne, hij verpletter- „Wie schrijft u dat?" den baron en van mevrouw Volcaster.
de provincie gehouden hebben, in het de hen zonder mededoogen. „Anselme GérouxHij voedt Dit terugnemen kunnen en zullen zij
bezit van een goed fortuin en een on- Neen, hij bezat niet de edelmoedig- haat tegen de Marsan om de zaak van niet."
betwistbaren invloed, die zich popu- heid van baron Volcaster. Rochetaille. Ik deel zijn gevoel tegen „Niet waarschijnlijk, maar de baron
lair zocht te maken en altijd een vriend- Als hij medelijden had met het on- dit stoutmoedige jongmensch, die op is wel een beetje zwak tegenover zijn
schappelijken handdruk er voor over geluk van anderen en zfch bij gelegen- onwaardige wijze gebruik 'van zijn dochter."
had om zijn verkiezing te helpen ver- held weldadig toonde, dan was het invloed op Richeroy heeft gemaakt." „Ik zal eens bij de barones infór-
zekeren. uit ijdelheid of hoogmoed. Mevrouw Mochelier interesseerde meeren," sprak mevrouw Mochelier,
Niets in hem herinnerde aan het Met dit doel en om van zijn lief- zich heel weinig voor de zaak Roche- terwijl ze opstond om heen te gaan.
gewone type van den financier van dadigheid een handige reclame te taille. De mogelijkheid echter van een „Ik verzoek je echter, niets te over-
voorheen, integendeelhij was jo- maken, nam hij deel aan elk filan- genegenheid van Gilbert voor Made- haasten," riep de financier overigens
viaal, niet afkeerig van'vermaken en tropisch werk. leine of van Madeleine voor Gilbert zeer kalm, gewoon als hij was om niet
genoot gaarne van comfort en weelde. De gewone man, die niet fijn onder- veroorzaakte haar de grootste ont- lichtvaardig een besluit te nemen.
Schijn bedriegt echter. De heer scheidde, verhief hem dan ook hemel- steltenis. 'v,Mevrouw Volcaster zal zeer ver-
Mochelier was voor alles een zakenman, hoog in zijn oppervlakkige beoordee- Zij greep haastig naar den brief van rast zijn denk ik....en zeer ontevre-
een geldman, koel, listig en zonder ling, waarvan hij zelf de dupe werd. Géroux. ongeduldig om dien te lezen, den ook, zeer ontevreden !....- O, ik
eenig denkbeeld van ridderlijkheid. Zoodra echter had de bankier zijn Mevrouw Mochelier vormde met vereer deze waardige vrouw. Ik ben
De politiek O zeker, hij was er bevoorrechte plaats niet ingenomen haar echtgenoot een scherp contrast, zoo gelukkig met haar vriendschap,
geen vreemdeling in, hij vond er de in den tempel van Minerva, of hij werd Klein van gestalte, vrij schraal en Ze is aardig voor ons, en Fernand be
middelen in om zijn relaties uit te de meedoogenlooze zakenman, onge- mager, had zij op haar vijfenvijftig- valt haar. Dit heeft ze mij meermalen
breiden, zijn financieele operaties te voelig voor elke klacht. ste jaar nog een jeugdige frischheid, gezegd. Waarom zou ik haar niet
doen slagen en speculeerende op het Als een generaal maakte hij zijn waaraan evenwel de kunstmiddelen waarschuwen omtrent hetgeen bui-
vertrouwen van anderen, zijn eigen plan de campagne en verzekerde zich van het toilet niet vreemd waren, ten haar weten gebeurt
voordeel na te jagen. de uitvoering daarvan. Haar hooge scherpe stem, haar be- „Omdat de baron het kwalijk zou
Zijn eerzucht beperkte zich tot zijn Wat bekommerde hij zich om de studeerde houding, haar gemaakte kunnen nemen."
belang, dat zijn gids was in al zijn da- slachtoffers? Die waren noodzake- spraak, niet vrij van behaagzucht, „Wat zullen wij dan doen? Die
den, en geen enkele andere hartstocht lijk. „Als er geen overwonnenen waren, brachten het hunne bij tot dit jeug- brief!...."
beheerschte zijn geldzucht. waren er geen overwinnaars en dan dige uitzicht, waarvoor zij zeer be- De heer Mochelier dacht na.
Men wist niets van de afkomst en de ook geen roem," zei hij met het groot- zorgd scheen. „Dat jongmensch zal op zij gezet
antecedenten van den heer Moche- ste cynisme. En werkelijk, hij behan- Haar karakter logenstrafte echter moeten worden, n et door den baron
lier, men kende zijn fortuin, dit scheen delde de overwonnenen zonder me- ook haar uiterlijk. Ze was een vrouw of zijn moeder tegen den zin van het
voldoende. delijden. Hij eischte den buit met een van verstand, maar listig en stoutmoe- jonge meisje, maar op een andere ma-
De bankier, die gaarne praalde met hardheid van een woesten, wilden dig, deinsde zij voor geen moeilijkheid nier."
zijn wereldburgerschap, had achter- krijger. Deze buit toch was zijn doel terug, als het er op aan kwam haar „Hoe dan," vroeg zijn echtgenoota
eenvolgens in verschillende tanden zijn fortuin vermeerderen, zijn macht plannen door te zetten. nieuwsgierig.
gewoond en herhaalde vaak, niet Zon- uit te breiden in het rijk van het Een aanval van hevige woede tegen „Door hem onmogelijk te maken
der bluf: „Mijn vaderland is de we- goud. den mededinger van haar zoon Fer- Dat zal wel niet gemakkelijk gaan,
reld." Dat hij zich nu te Parijs had Een oogenblik was hij getro fen nand beving haar. maar.... wij zullen zien. Laten wa
gevestigd was niet om zijn voorkeur door den dood van Hublay, dien hij „Wat een brutale eerzucht," riep zij ons echter niet haasten. Laat de ba-
of sympathie voor deze schoone stad, indirect had veroorzaakt. De beschyl- met saamgeknepen lippen, terwijl zij ron maar bij ons komen. Dat is zeker-
maar alleen omdat hij er zijn voordeel digingen en bedreigingen van Charles op het dikke tapijt stampte en in een 'der....en vooral waardiger. Wij moe-
in zag. Hublay herinnerden hem de koude zenuwachtige beweging de kanten van ten wat diplomatiek te werk gaan."
Begunstigd door de fortuin had werkelijkheid en gaven hem zijn oude haar morgenjapon verscheurde. Zijn vrouw gaf toe, niet zonder
Mochelier spoedig een groot aantal stoutmoedigheid, zijn ijzige onge- Ze voedde er echter dadelijk spot- spijt, want in haar beweeglijkheid
bewonderaars om zich vereenigd. voeligheid weer terug. tend bijvond zij die langzame berekeningen
De middelmatigen, die het succes ver- Charles Hublay wilde zijns broeders „Is het mogelijk!.... Een jong- allesbehalve aantrekkelijk,
blindt, volgden hem, dienstvaardig dood wreken?.... Hoe?.... Door mensch zonder fortuin!..'.." Zij wilde heengaan, maar opeens
en kruipend. De belanghebbenden, hem een prpces aan te doen? Neen, „Hij'heeft het hoog in het hoofd.keerde ze zich weer om.
meer egoïstisch en niet minder buig- daaraan viel niet te denken, want Dat heb ik reeds meenen te bemer- „Nog iets," sprak zij. „Laten wij
zaam van ruggegraat, kromden zich niets, absoluut niets was tegen hem ken." Fernand niets van dien brief zeggen,
om de kruimels op te rapen in het aan te voeren. O, zijn maatregelen „En heeft Madeleine hem go'ed ont- Hij zou ontroostbaar zijn, want hij
stof dat zijn voeten opjoegen. De waren goed genomen, meesterlijk! vangen?...." heeft Madeleine inderdaad lief."
menigte, die door glans steeds ver- Het slachtoffer riep tevergeefs om „Zij is een kind zonder ervaring, „Je hebt gelijk, daarmee ben ik
blind wordt, bewierookte hem als een hulp,... Wat beteekenden dan zijn een beetje verwend door haar vader het geheel eens. Het is onnoodig Fer-
afgod. De begeerigheid van den een, bedreigingen?.... Misschien, een ge- en die sentimenteele oude juffrouw." nand er iets van te zeggen. Binnen
de laagheid of gedienstigheid van den welddaad, waarvan men de gevolgen „Je gelooft dus de berichten van enkele dagen kan alles veranderen."
ander, de dwaasheid van de groote niet berekende Hij was er toe in staat Géroux?...." „O hemel, ja, als je het middel vindt
menigte verhieven hem op het schild, .en men moest dit voorzien en er tegen „Ze luiden heel stellig.Alleenom de Marsan op zij te zetten, hem on-
NAAR HET FRANSCH