mogelijk te maken,om je eigen woord „Geen wonder, bij zulke vreeselijke tig jaar, in zijn karakter had hij zoo- „Laten wij oppassen geen gehoor te te gebruiken, dat zoojuist is dat geen berichten," was het antwoord. wel iets van zijn vader als van zijn geven aan de inblazingen van onzen ander het kan vervangen." „Acht jij de Marsan schuldig...." moeder Lichamelijk geleek hij op gekwetsten hoogmoed en ons niet laten „Wees gerust, wij zullen de oplos- vroeg de moeder van Fernand aarze- mevrouw Mochelier. Hij had een bij- leiden door haat en wraakzucht." sing wel vinden." lend. na vrouwelijk voorkomen met zijn ge- De jonge man protesteerde, eenig- Zij scheidden met een glimlach van „Dat is niet aan mij om uit te ma- bogen wenkbrauwen, zijn fijnen altijd zins scherp, verstandhouding. ken," antwoordde Mochelier op dro- volmaakt gefriseerden knevel, zijn „Maar," zei hij, „de heer de Marsan VIIj gen toon, en na een oogenblik sprak bleeke teint en zijn kastanjebruine heeft ook onzen trots gekrenkt...." hij boosaardig „De hartstocht is een haren met een onberispelijke schei- „Wij hebben niet openlijk met hem De heer Mochelier verheugde zich slechte raadsman en de drift heeft me- ding in het midden. gebroken om Richeroy. Toch kunnen Over zijn voorzicht gheid, toen hij nigeen ongelukkig gemaakt, zonder Zijn voorkomen van gezochte ele- wij te zijnen opzichte geen afstand cenige uren later tegelijkertijd den nog te rekenen met den hoogmoed, gance had niets excentrieks, maar doen van een strenge onzijdigheid." moord op Anselme Géroux en de ge- die bij dezen jongen man zeer sterk harmonieerde met zijn ijdelheid, zijn „Een zonderlinge theorie," dacht vangenneming van Gilbert de Marsan ontwikkeld was.' lichtzinnigheid en zijn manier van Fernand, „men mag niemand ver- vernam Deze woorden, die eenigermate leven, die niets strengs had. denken, noch dengene met wien men Een oogenblik stond hij als versteend, beschuldigend luidden, troffen me- Dit verwijfde voorkomen verborg op goeden voet is. noch hem met wien Een vreeselijke gedachte schoot hem vrouw Mochelier. Haar blik ontmoet- echter een vasten wil, een erfdeel zijner men in onmin is." door het hoofd, terwij! een naam hem te dien van haar echtgenoot, ze sloeg ouders. Deze plooide zich te minder Wordt voortgezet. op de lippen zweefde. verschrikt de oogen neer gemakkelijk daar hij er zoo weinig Hij drukte echter de gedachte niet „Inderdaad," hernam Mochelier om aan gewend was en zijn hartstochten Door den Spiegel uit, noch noemde hij den naam. zijn vrouw of wel zich zelf gerust te hem in zijn onbuigbaarheid stijfden. Verkla.pt. W aarom stellen, inderdaad, alles is mogelijk. Fernand achtte zaken doen niet Berekenend als hij was, wilde hij Dat zie je wel aan anderen Als er beneden z ch, maar in tegenstelling Hel was avond en half negen, toen Zich uitsluitend laten leiden door zijn geen ernstige aanwijzingen waren, dan met zijn vader was bij hem niet de Stephen Beverley de huisdeur ontsloot en belangde stem des gewetens wist zou men den jongen man niet gevangen gouddorst maar de eerzucht de drijf- in dc smalle gang door zijn vrouw be- hij wel tot zwijgen te brengen. houden.' veer en niet minder zijn onverza- Prt>et jj'erd- Meer dan twintig jaar lang Het feit was zoo ernstig, het nieuws „Wat je daar zegt, schijnt me rede- delijke zucht naar genietingen. was '"j op dat uur ,huis gnomen, de too tragisch, dat het hem belette te lijkerwijze niet tegen te spreken, maar De bankier verontrustte zich alleen m^®.te, daëen laler- Gewoonlijk later, denken. zou het niet goed zijn, barones Volcaster over den hartstocht van zijn zoon voor kuste zijn vrouw ontdeed zich van In een opwelling van ergernis en dat bericht over te brengen het spel die vooral den laatsten tijd giTTüstéloos bii"den™kleinen verontwaardiging dacht Mochelier „Neen. het zou schijnen of wij er teugellloos was geworden. haard Daar het een kleine kamer aan een aanklacht. En werkelijk hij ons in verheugden, antwoordde de Hij hoopte echter dat het huwelijk waSi hadden Stephen Beverley en zijn had gegronde reden om te meenen bankier streng een invloed ten goede op hem zou vrouw gemeend, dal zij ook maar een klei- dat hij den vermoedelijken moorde Dit antwoord behelsde een soort hebben nen haard noodig hadden; het was een naar van Géroux kende en zijn eerste bekentenis. Mevrouw Mochelier vroeg „Dat zal hem ernstiger maken, hem door zuinigheid en logica ingeblazen ar- gedachte was hem aan de justitie over niet verder en bleef nadenkend zwij- afhouden van dit leven van overdre- gument, dat evenwel niet strekte om hun te leveren. gen, evenals haar echtgenoot. Bij den ven genot," dacht de verb inde vader, omgeving gezelliger te maken. Helaas! Deze opwelling van eer- laatste kwam in zijn binden haat, Fernand wachtte zich wel hem uit Stephen Beverley zuchtte en streek met lijkheid werd spoedig door zijn ver- zijn gekwetsten hoogmoed, en de zorg die verbündhe d te wekken. Hij vleide z'jn llanden door het haar, dat in den stand gesmoord voor zijn belangen, die alles beheersch- zeer handig de vaderlijke ijdelheid, laalsien tijd erg dun was geworden. Snel veranderde hij van meening te, de schandelijke gedachte op; toonde zich vol kinderlijk respect en en 16 V€rmo<!ld' manie, vroeg zijn zonder te vragen naar de verklaring „De veroordeeling van Gilbert zou meegaandhe d op het stuk van zaken, vrolJ";, onf hii ar„ipna an|„,„„rj hiervan. voor mij voordeelig zijn." maar behield zich daarentegen zijn dan anders." a™voora, Er zijn gedachten zoo zwart, zoo Wie weet,misschien begon zijn volle vrijheid voor op het stuk van Hij staarde met verstrooiden blik in het laag, dat de minst nauwgezette mensch hart in zijn zelfzucht reeds wenschen pleiz'er en genot. Vuur, waaruit bleek, dat hij zich eigenlijk zich zou schamen ze in een verlichten te koesteren Fernand had weinig relaties met niet bewust was, in welke richting hij hoek van zijn hart een toevlucht te De vernedering van Gilbert, zijn Gilbert de Marsan. Hij ontmoette hem staarde, en mrs. Beverley bespeurde lot verleenen. Ze blijven verborgen in de ondergangschenen die voor hem nu en dan, maar vond hem weinig haar verdriet, hoe mager en bleek hij meest du'stere plooien, men verbant net wenschenswaard Zijn gekwetste sympathiek. Integendeel hij ge- was> b°e hol zijn wangen, hoe vol rim- ze naar de schaduw. Men moet eerst hoogmoed vond bevredig ng in den voelde een ingeboren afkeer van hem. f*5'5 zjj" lials en gezicht waren. Dat gmg er aan wennen voor men zich lang va; van dezen jongen man, wiens ver- „Hij verveelt mij, die Marsan," hf,ar inaig aan haar har1, wanl zii dcc<1 zaam vergiftigt met de aanraking van dwijning hem overigens uit een niet ze hij op spottenden toon, met zijn zo° go.!<i h^?r. bfstom voor 1 'e.zorj hun verdorvenheid. geringe ver egenheid zou halpen. air van so'iditeit en zijn fleemerij vin ™T\eT gTéed Te TafenTn Op het eerste gezicht deinst de ziel, Zeker. Mochelier rekende niet op een schootkindje van zijn moeder." lekkernijtje te halen, dat voor allen hoe verdorven ook, voor zekere mon- de veroordeeling van dengene, dien hij De zaak van Rochetaille interes- n;€[ j-jden fc0n. zij zelf had ook wel ex- sterachtige gedachten terug, en als onschuldig achtte. seerde hem weinig, maar zij gaf hem tra-voeding noodig, maar daar dacht zij een kind, dat bang is voor de nadering De verdenking echter was reeds de gelegenheid zijn inwendigen haat niet over, wanneer nu en dan slechts voor van een spook, keert ze zich af om het een smet en de gevangenneming ver- te toonen en dien te verklaren uit de één hunner een apart schoteltje erop kon niet te zien. oorzaakte reeds een schandaal, dat voorgewende beleediging zijn vader overschieten. Alsof de eenzaamheid hem drukte heel geschikt was om zijn vlekkelooze aangedaan, waarvoor hij zich beijver- Stephen Beverley was meer dan vijftig en de overweging hem verschrikte, reputatie voor altijd te besmeuren, de dezen in zijn wraakgierigheid te jaar oud; al twee en twintig daarvan telde snelde de bankier naar zijn vrouw. En dan-zou Gilbert er in slagen steunen. zÜn huwelijksleven. Toen hij bij Robinson „Anselme Géroux is van nacht ver- zijn onschuld geheel te bewijzen Ondanks zijn vijandige gezindheid en Co- e€n betrekking kreeg, kon hij eerst moord en men houdt Gilbert de Mar- Zou er geen spoor overblijven van verwonderde Fernand zich evenwel aan l™uwn den en want oen meeme san voor den moordenaar," sprak hij dez bloedige smetten? over de arrestatie van Gilbert entoen J', ^nTn^sTris Tan TchtcTveertig haastig met trillende stem, terwijl zijn Met wat meer bedeesdheid stelde zijn vader hem er over sprak, zei hij „u]d<,n w<wk maar jn die tw<!e cn gelaat, dat gewoonlijk rood gekleurd mevrouw Mochelier zich dezelfde vra- „De schuldige is niet Gilbert de Mar- twintig jaren was het niet meer dan drie was, met een plotselinge bleekheid gen. Zij berekende de mogelijke ge- san, daar ben ik zeker van." gulden geslegen. De laatste nerhooging overdekt werd. volgen, misschien waarschijnlijke of De jeugd is nooit geheel zonder edel- dagteekende nu al van meer dan tien jaar Mevrouw Mochelier slaakte een zekere, van dit in haar oogen onge- moedigheid. Daarom liet Fernand met geleden, en hij was bang geweest om meer kreet van schrik en bleef onbeweeglijk hoorde feit. voorbijzien van zijn grieven er aan- te vragen Hij had zóó velen van de ou- van verbazing. Dit was echter in het belang van stonds op volgen „De justitie moet deren zien ontslaan, dat hij maar al te De tragische dood van Anselme haar zoon Fernand, en de verwezen- dadelijk ingelicht worden over wat blij was, zijn betrekking te mogen behou- Géroux, dien zij nauwelijks kende, lijking van haar droomen. Wat ging er gebeurd is.Haar aandacht moet den, want hij wist dat het hem veel moei- trof haar niet bijzonder. De verden- haar overigens het lot van dezen jon- gevestigd worden op den vijand van ,e z°u kosten een andere te krijgen, wan king die op Gilbert rustte echter scheen gen man aan Géroux, een waren duivel, over wien n*ez ,11J oudar dan veertig jaar was ge- haar onwaarschijnlijk in haar buiten- Het eenig wezenlijke in haar oogen wij ons ook genoeg te beklagen hebben." aor CI!.'? zo" em °i° „T sporigheid. was, dat ze zoo geheel onverwacht „Deze man heeft het land-verlaten," kj|LenUJ °r> ee" „Wat zeg je," riep zij met groote het middel hadden gevonden om een viel Mochelier hem ongeduldig in de jn VroeRere dagen had zulks hij Robin- oogen, ,,en Gilbert wordt van deze mis- tijdlang, misschien voor altijd een rede. son en Co nooi( bestaan. Maar deze toe daad beschuldigdmededinger ter zijde te schuiven, dien „Misschien is hij teruggekomen. sta«d was in 't leven geroepen, toen de „Maar dat is ongeloofelijk," merkte Madeleine's voorkeur gevaarlijk maak- Herinner u zijn gedrag, zijn geweld- zoon van den heer Robinson in de zaak mevrouw Moehelier op, die van haar te. dadigheden, zijn bedreigingen...." kwam hij en zijn vader waren alleen verbazing maar niet bekomen kon. De bankier en zijn vrouw deelden De heer Mochelier fronste de wenk- van de firma nog over en de jonge „Ik herhaal je dat het de waarheid elkaar niets mede van hun gedachten brauwen en gebood zijn zoon te zwijgen. Robinson was voor jonge mannen, die er is," zei de financier met een soort on- en gevoelens Zwijgend begrepen zij Met gemaakte strengheid en de netjes uitzagen. Hij zon zich graag van geduld. elkander en bespaarden elkaar de waardigheid van een onomkoopbaren Stephen Beverley pntduan hebben, maar En langzaam voegde hij er bij„Gil- schaamte van zulk een bekentenis. rechter riep hij„Fernand, ik verbied ou<lc h^or Ro,)lnson ,a< Ilc aar* bert de Marsan is in arrest gesteld." Hun zoon Fernand legde zich min- je iemand te beschu digen." wTiWriev hecrecn heel coed dat Mevrouw Mochelier sprong op. Even- der dwang op. Hij toonde duidelijk het De jonge man keek zijn vader aan, de Rnbinson een hekel aan hem min als haar man geloofde zij aan genoegen, dat de tegenspoed van de verbaasd hem op die wijze een ver- had en ]icver wn jongeren man, meer Gilberts schuld en zijn gevangenne- Marsan hem gaf. moedelijk schuldige te beschermen, voorkomend en netter van uiterlijk, in zijn ming scheen haar een zeer ernstige Wel vermoedde hij zelfs niet de ge- De bankier bemerkte de verwonde- pjaats had gezien. Hij wist ook. dat zoo onrechtvaardigheid. heime genegenheid van den jongen ring van zijn zoon. Daarom zei hij met den ouden heer ooit iets mocht overko- „En hoe komt de Marsan in deze man voor Madeleine, maar hij kende hetvoorkomen van een scheidsrechtermen hij, Beverley, zoo goed als onmid- zaak gewikkeld 1" de houding van Gilbert in de zaak der „Laten wij de justitie onpartijdig dellijk ontslagen zou worden. „Hij had met Géroux bij baron mijnen van Rochetaille en gaf voor haar taak laten vervullen en geen in- Nu hij Stephen Bevorie niet kwijt kon Volcaster gedineerd, bracht in den het gevoelen van zijn vader te deelen. vloed op haar uitoefenen. Zeker, de raken, zette de jonge Robinson hein bo- laten avond nog een bezoek bij den „Wat," riep hij, „heeft dit brutale man dien je bedoelt heeft Anselme venjnatig aan het werk door hem den ar- ouden man, waarbij een hevige twist jongmensch de stoutheid gehad Ri- Géroux groot ongelijk aangedaan en >0"1 van|,w|^ 7* ofcn ontstond.. Eenigen tijd daarna cheroy een zaak af te raden, die door ons eveneens, maar dit is geen reden ^J^ebTn om mé? hem het wek te werd Anselme doodelijk getroffen Mochelier in bescherm ng werd ge- om hem tn staat te achten tot zulk een dC€]^n op straat gevonden." nomen Dat was te veel. Niets moest afgrijselijken moord en vooral niet stophen Beverley was |mssier, en om Mevrouw Mochelier huiverde. vermeden worden om deze vermetel- hem openlijk daarvan te verdenken." door ,jj„ dagt^k heen te komen, «m „Je bent nerveus, beste," zei de heid te straffen. Fernand zweeg. Zijn vader ging met hij gewoonlijk de eerste op het kantoor en bankier. Fernand Mochel.er was vijfentwin- gehuichelde nauwgezetheid voortde laatste, die het verliet. Om half negen gag men hem al aan zijn lessenaar, en In den regel ging hij niet heen vóór half acht, ofschoon de kantooruren van negen tot zes waren. Die harde arbeid had hem zoo aange grepen, dat hij er veel jaren ouder uitzag dan hij werkelijk was; hij voelde het zelf wel, dat die jaren niet spoorloos over zijn hoofd heengegaan waren, en vooral het Schommelde hem zacht, gelijk zij een Vind Twee dagen latef, terwijl hi? als naar zou doen; zij fluisterde hem woordjes van gewoonte druk aan 't werk was, kwam de liefde en bemoediging in het oor, totdat heer Robinson Jr. in het kantoor, dat Be de innerlijke storm bedaarde, en de jaren verley met twee andere klerken deelde, lang opgekropte gevoelens een uitweg had- „Wat ik zeggen wil, wij zijn van plan den gevonden. een geïllustreerde brochure ui tte geven, Geruimen tijd zaten de echtgenooten al- waarin het bedrijf der firma beschreven dus zwijgend en kalm naast elkaar, totdat zal worden," sprak hij, „daartoe zal mor de man langzaam zijn gelaat ophief en gen een fotograaf hier komen, om de ver- laatste jaar had hem doen bespeuren, dat zijn vrouw aankeek, half beschaamd over schillende lokalen op te nemen. Ik zou hij die inspanning niet lang meer zou kun- hetgeen hij als een onmannelijke handel- nen volhouden. wijze beschouwde: maar er lag geen toorn Twee kinderen waren hun geboren, een of minachting in haar gelaat, enkel liefde jongen en een meisje. Het laatste was heel en innig medelijden, jóng gestorven, maar de zoon was nu twintig jaar oud en was als jongere klerk bij dezelfde firma als zijn vader in dienst. Zoowel vader als moeder Beverley had den gehoopt, dat hun zoon hun later tot steun en troost zou zijn, maar helaas ir. plaats daarvan vermeerderde hij nog hun kommer en zorg. ,Ik moest nu maar naar bed gaan," zei hij langzaam; „morgen zal het wel beter zijn, hoop ik." Toen hij op zijn kamer gekomen was, snelde mevrouw Beverley naar de keuken en maakle een krachtigen bouillon voor hem gereed, dien zij daarna bij hem bo ven bracht. Teruggekeerd keek zij met graag zien, dat jullie er zoo net mogelijk uitzagen." Hij knikte goedkeurend met het hoofd, toen zijn blik over de kleeding der twee jongere klerken heengleed. maar die blik betrok, toen hij zich omwendde en den ouden kassier zag. „Hebt u geen betere kleeren, Beverley," vroeg hij. „Jawel mijnheer," antwoordde Stephen, en hij dacht aan het zwarte pak dat hij gekocht had. toen zijn dochtertje begraven Op dezen avond voelde Stephen Bever- een gretig oog naar het lekkere avondmaal moest worden, en dat hij na dien lijd bij i_ J „1 /.aU at> V»Jï vort Jnl «li <r/\nr V\noi* o/>L Irtonrrrtl hflfl PAf fWl no nnnll mrusr rtniltvirtAn Tio/1 Vtf>h?l1vA Ij 11 f\t lev zich vermoeider dan ooit. en hij zag er zoo oud en mistroostig uit. dat het hart zijner vrouw van zorg en medelijden ineen kromp. „Het avondeten is dadelijk klaar, man." sprak zij, en zij zij licl met een poging om vroolijk te zijn, er op volgen: ,,'t Is iets dat je lijken zal." Maar die opgewekte woorden misten hun uitwerking op zijn gemoed; lichame lijke pijn vermengde zich met vrees voor de toekomst en benam hem den eetlust. „Is Harry thuis," vroeg hij. „Neen. Stephen, hij zei dat net wel laat zou worden," antwoordde mrs. Beverley zacht en op aarzelenden toon. „Eiken avond hetzelfde." mompelde haar echtgenoot. „Avond aan avond is hij uit, de hemel weet waarheen. Ik zie hem nooit: zijn huis is enkel een soort hotel voor hem." Hoewel Harry Beverley bij dezelfde firma was als zijn vader, werkte hij in een ander gedeelte van hel gebouw, en zij ontmoetten elkaar zelden. De knaap verliet precies zes uur het kantoor en ging 's avonds uit. vóór zijn vader thuis kwam. om in den regel eersl terug te kee- ren, wanneer zijn ouders te bed lagen. Des morgens was hij juist mot zijn toilet ge reed. wanneer zijn vader het huis verliet. Gelijk een moeder doen kan, trachtte mevrouw Beverley den knaap, haar eenig kind, te verdedigen, ofschoon zij in haar hart evenveel verdriet van hem had als haar echtgenoot. Beiden hunkerden naar de liefde en het gezelschap van hun zoon, maar hij verspilde die aan anderen. Hii beschouwde het ah iets natuurlijks, dat hij bediend en verzorgd moest wor den, terwijl hij zoo weinig mogelijk van rijn wckelijksche verdienste, die twaalf gulden bedroeg, afgaf. Stephen Beverley zat mat een bezwaard hart in het vuur te staren. Visioenen uit het verleden trokken zijn beneveld oog voorbij; hij zag zichzelf eri zijn vrouw jong, hoopvol, gelukkig; hij zag zijn klei nen jongen en zijn lief dochterrje; hij zag hoe de kleine Molly in haar doodkistje lag en haar kinderlijk lachen en keuvelen voor altijd tot zwijgen was gebracht; hij zag Harry als schooljongen, hoe hij pra ten kon, als of de wereld aan zijn voe len lag, hoe hij vertelde wat hij voor zijn lieven vader en lieve moeder doen zou, als hij groot was geworden. dat zij voor haar echtgenoot had gereed na nooit meer gedragen had behalve bij de gemaakt, en zette het toen in de oven, ter- begrafenis van zijn moeder, wijl zij zelf met brood en kaas haar maal „Trek ze dan morgen aan!" deed. „Ja mijnheer." Kort na middernacht kwam Harry Be- Dien avond nam de heer Beverley het Iemand moesl het hebben weggenomen! Harry? Kon het Harry geweest zijn-? „O mijn God," riep de heer Beverley eensklaps uit, en hij verborg het gelaat in zijn handen. Het moest Harry geweest zijn. Er was geen enkele reden te bedenken, waarom zijn zoon in het kantoor iets voor de fir ma te doen gehad kon hebben. Bovendien was de verdachte wijze, waarop Harry weggesneld was, toen hij ged'ruisch hoorde, voldoende grond om hem te beschuldigen. Hij ging op zijn kantoorkruk zitten en begon te denken. Ja. nu begreep hij alles. Harry had twee dagen geleden 's avonds de sleutels uit den zak gehaald. De verzoe king was te sterk voor hem geweest, en hij had een afdruk van den sleutel van den lessenaar genomen, want hij wist welke het was. Vijf-en-vijftig pondl Dat bedrag vertegen woordigde voor Beverley een klein vermo gen. Het was bijna een kwart van zijn. jaarlijksch inkomen. Maar het moest er weer in geiegd worden, hij moest het van Harry terug hebben. Waarschijnlijk stak de knaap diep in schulden en was daardoor! tol diefstal gedreven. Als hij er reeds wat verley thuis. Hij vond het uitlokkende zwarte pak uit de kartonnen doos waarin mee betaald had, dan. zoo besloot de heer avondmaal in den oven. at het smakelijk op en ging naar bed. Zooals hij gehoopt had, voelde Stephen Beverley zich 's morgens vee! beter. De ge dachte aan de toekomst dreef hem aan en maakte hem duidelijk dat hij zwoegen moest zoolang hij kon. Precies half negen zat hij aan zijn lessenaar en hij verliet zijn plaats geen oogenblik vóór het tijd was om in 'n naburige gaarkeuken zijn soberen lunch te gaan gebruiken. Juist toen hij van zijn kantoorkruk stapte, kwam de jongere Robinson het kantoor binnen. „Zoo, ga je lunchen Beverley," vroeg hij, de schamele kleeding van den ouden klerk met een norsch oog bekijkend. „Ja mijnheer!'' „Nu blijf dan niet lang weg, uw werk raakt weer ten achter. Als u het niet kunt inhalen, zal ik iemand anders moeien ne men, die beter opschiet." Als de jonge Robinosn ook maar iets had kunnen beseffen van den schrik, dien deze laatste woorden den bejaarden kas sier inboezemden, zou hij ze nooit hebben uitgesproken. zijn vrouw het zorgiuidig opgevouwen be waarde en legde het gereed om 't den vol genden morgen aan te trekken. Volgens gewoonte stond hij even voor zeven uur o-p, en haalde de verschillende dingen van dagelijksch gebruik uit de oude kleeren, om ze in het zwarte pak te doen. Opeens begon hij gejaagd in de zakken van zijn dnagsche kleeren te zoeken. „Mijn sleutels," riep hij verschrikt. „Waar zijn die?" Hij zocht overal, maar kon ze nergens vinden. Toen kleedde hij zich vlug aan en snelde naar beneden om zijn vrouw te vragen, of zij ze ook gezien had, maar zij wist er niets van, en zij begonnen het ge- heele huis te doorzoeken. Onder al die drukle kwam Harry Bever ley half gekleed naar beneden. „Hier zijn uw sleutels, pa," zeide hij. „U had ze gisterenavond beneden laten liggen, en toen nam ik ze mee om ze in het voor bijgaan op uw kamer te leggen, maar ik heb het vergeten." Het was een groote opluchting voor Stephen Beverley, dat hij zijn sleutels terug Ér lag altijd een vreesachtige blik in de had. want ze waren van al de laden in de oogen van Beverley, wanneer hij den jon- kleine brandkast in zijn kantoor. gen chef zag, want hij was bang voor het geen hij te hooren zou krijgen. „Ik zal niet lang wegblijven, mijnheer," hernam hij „Ik zal het achterstallige wei inhalen, mijnheer." En toen de jonge mijnheer Robinson twintig minuten later weer door het kan toor kwam, kon hij zich van het nakomen dier beloften overtuigen, want hij zag Stephen Beverley alweer over zijn boeken gehoven, en hij voelde zoo iets als een steek in zijn geweten. „Arme drommel." mompelde hij. Hij zelf had nooit geweten wat het zeg gen wilde gebrek te lijden. Hij had steeds alles in overvloed gehad, ofschoon hij als jongeling in de firma was opgenomen, om met de andere jongste klerken kanloorar- beid Ie verrichten. Zijn eigen zoon was nu ook al jongste klerk, evenals hij vóór twin tig jaar geweest was, en aldus waren drie geslachten Robinson in de zaak. Stephen Beverley bleef dien avond lan- Eindelijk keerde Stephan Beverley tot de ger dan gewoonlijk, om zijn werk tot de* werkelilküeid terug. Hij zag de schamel gemeubileerde kamer rond. De lijnen om zijn mond vertrokken pijnlijk, cn hij bracht zijn hand met een vermoeide be weging voor zijn oogen. Toen ging de deur open en zijn vrouw trad binnen. „Het avondeten is klaar, man" sprak zij. Hij keek haar met doffen blik aan en Schudde het hoofd. „Ik wil niets hebben," antwoordde hij met onvaste stem. „Ik kan niet eten." „Stephen!" Er klonk schrik uit de stem van mrs. Beverley toen zij het gelaal van haar echtgenoot zag; zij liep naar hem toe. „Stephen,' herhaalde zij, en sloeg haar orm om zijn hals cn trok zijn vermoeid lioofd aan haar borst. Tot haar ontsteltenis, die zij vruchte loos trachtte te onderdrukken, begon hij opeens te snikken, zonder het hoofd van baar borst op te heffen. Het waren snik ken, zoonis zij nog nooit gehoord had, het was alsof ze hem uit het lijf gescheurd werden, alsof ieder afzonderlijk van zieie- smart getuigde. „Ik ik kan niet meer," stamelde hij tus- selien die uitbarstingen van inwendig lij den door. „Ik hen op uitgeput en zoo zoo vermoeid. O God, wees mij barmhar tig!" Verscheurd door vrees en smart zooals zij nog nooit geweest was, sloot mevrouw Beverley haar echtgcuoot in haar armen en laatsten dag in te halen, en wederom kwam hij met een gevoel van groote vermoeienis thuis, doch nu werd het toonecl van den vorigen avond niet herhaald. „Harrv is zeker weer uit. hè," vroeg hij. „Ja, manlief," antwoordde zijn vrouw, een zucht onderdrukkende. Toen ging zij voort: „Ik heb nog even een gesprek met hem gehad, vóór hij uitging, Stephen, maar ik geloof niet dat er eenig kwaad achter steekt. Hij is enkel wat levenslustig en dol op vermakelijkheden." „En zeer zelfzuchtig." „Ja, en zeer zelfzuchtig," herhaalde me vrouw Beverley grommend. „Maar dat zal wel overgaan, Stephen, hij is nog zoo jong." „Hij is twintig jaar oud, vrouwlief: het wordt tijd dat hij inplants van zelfzuchtig wat zelfstandiger wordt." De lieer Beverley wilde zelfs zijn vrouw niet bekennen, hoe de herhaalde afwezig heid van zijn zoon hem griefde, maar zij begreep hem, want zij wist te goed, hoe zij zelve er onder leed. Maar zij had betere verwachtingen van hem; zij voelde dat zij Harry béter begreep dan zijn vader, en dat eens de dag zou aanbreken, dat zij trot sell op liem zouden zijn. Maar zoo zij haar zoon al beter kende, de heer Be verley kende de verzoekingen, waaraan hij bloot stond, beter dan zij, en hij vrees de voor de noodlottige gevolgen van hun invloed. ,Zcg pa, u ziet er vandaag fijn uit," merkte Hary aan, „maar ik denk niet dat uw mooie spullen vandaag noodig zullen zijn." „Waarom niet?" „Kijk eens hoe donker de lucht is, er /uilen wel geen kiekjes genomen worden. Ik hoorde den jongen patroon zeggen, dat hij ze niet anders dan met daglicht gemaakt wil hebben." Harry's woorden bleken juist te zijn, want het fotografeeren werd tot den vol genden dag uitgesteld, als wanneer de heer Beverley andermaal in zijn gekleede jas op >et kantoor moest verschijnen. Het weer was dien dag zeer geschikt voor het doel. en het posceren had dan ook in allen regel plaats, waarna de werk zaamheden op de gewone wijze werden voortgezet. De heer Beverley was uit zijn kantoor weraerornen. om hii een groep van de meer bejaarde ambtenaren der firma plaats te nemen, en toen hij naar zijn plaats te rugkeerde, zag hij tot zijn verrassing Harry met één hand op zijn (Beverley's) lesse naar staan leunen. Een beklemmend gevoel deed den ouden kassier in de schaduw der openslaande deur blijven slaan, maar toen Harry het geluid van naderende voetstap pen hoorde, keerde hij zich onmiddellijk om en snelde door een andere deur de ka mer uit. Beverley, moest hij het van zijn eigen spaarpenningen afnemen. Deze waren toch al gering genoeg, want in al die jaren, dat Harrv op school had gegaan, had de heer Beverley zeer weinig kunnen besparen. Bo vendien had hij nog zijn gebrekkige zuster moeten ondersteunen, en zelfs nu, nu Har ry zelf geld verdiende, namen de spaar penningen nog maar langzaam loe, een som van vijf-en-twin tig pond zou er een geducht gat in slaan. Hij moest Harry trachten te beletten het geld ergens voor te besteden. Zoodra hij tot besluit kwam, sloot hij zijn les senaar, maar nauwelijks had hij den sleutel eruit genomen, of de oude heer Robinson en zijn zoon traden het kantoor binnen. Het gelaat van den kassier werd doods bleek, en zijn patroons keken hem ver wonderd aan. „Wij komen u eens over die brochure spreken Beverley," zei de heer Robinson Sr. „Wij zijn van plan er een gedeelte van onze vorige balans in op te nemen, en daarvoor wilden we uw boeken eens raad plegen." De heer Beverley wankelde, maar hij om klemde den rand van zijn lessenaar, en hield zich met moeite staande. „Nu, mijnheer?" vroeg hij met flauwe- stem. „Ja nu," antwoordde de jongen Robin son. den ouden klerk achterdochtig aan ziende. Het duizelde den heer Beverley voor de oogen, zijn brein weigerde den dienst en hij ontsloot zijn lessenaar als iemand, die droomt. Al dien tijd deed hij pogingen om een plan te beramen ten einde het drei gende gevaar af te wenden, maar -het ging boven zijn krachten, hij was als wezenloos geworden. Hij zag hoe de twee chefs zijn boeken nakeken en de balans opteekenden, en hij hoopte en bad, dat zij niet op de gedachte mochten komen da kas te controleeren. „Laat eens zien" sprak de jonge Robin son een wijle. „Dit geld moet nog uitbe taald worden. Hoeveel is er?" Er lag een lijst in het dagboek, en tot Beverley's schrik begon de jonge patroon de posten op te tellen. „Hier staat vijf-en-vijftig pond in goud genoteerd," sprak hij na een tastbare stilte. „Waar is het Beverley?" De oude kassier trachtte iets te antwoor den, hij wist ternauwernood wal hij zeggen wilde, maaT zijn tong kleefde hem aan het verhemelte, hij kon niet spreken. Reeds zijn uiterlijk was een verpletteren de besehuldiging, en thans keken beide! Toen stapte de heer Beverley langzaam patroons hem op zichtbaar achterdochtige zijn kantoor binnen en zag, dat de andere wijze aan. klerken weg waren em hun lunch te ge bruiken. Wat kon zijn zoon in de ledige kamer te doen hebben gehad! Die gedachte vervulde den ouden lieer Beverley met een onbestemde vrees, en ofschoon hij zich in stilte uitlachte, dat hij dadelijk naar de oorzaak van die vrees wilde gaan zoeken, ontsloot hij zijn lessenanr enkel om zich te vergewissen, dat het met zijn geld in orde was. Ja, daar lag het rolletje banknoten, daar lagen de c.hèques en de postwissels, welke dien namiddag zouden geind worden, en opeens scheen het bloed in 's heeren Bevcriey aderen te stollen. Waar was het leeren tnschje, waarin hij het goud geborgen had. Er was vijf-en-twintig pond sterling in geweest, in guinjes en halve gninjes. Hij begon met koortsachtige haast te zoe ken, maar het tasohje was verdwenen. Hij wist dat het er nog geweest was, voor hij heenging on* gefotografeerd te «acden. Waar is het geld, Beverley?" herhaalde de jongste chef. „Ik heb het geleend," stamelde de oude kassier eindelijk. Hel was het eenige antwoord, dat hij be denken kon. Hij voelde, dat hij tot eiken prijs zijn zoon moest redden. „Hebt-u-het-geleendl" riep de jonge Rn* binson op slependen toon, en er lag «en duidelijke bedreiging in zijn stem. „Geleend, he?" liet hij erop volgen. „THt is een mcoie uitvlucht!" ,Ik zal het terugbetalen, mijnheer. Ik z«4 het terugbetalen." pleitte Stephen Beverley. „Ik zal het dadelijk gaan halen, als u h«4 goedvind tl" „Ja, en dan niet terugkomen," hoondn Robinson Jr. „U kan met mij meegaan, als u wilt, mijnheer." „Integendeel, U kunt met ons meegaan. Wij moesten Kever op ons kantoor verder jnet hem spreken, vader."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1922 | | pagina 8