1 -J~~L, 1 VOORDE 1 n_r' i KMiiiiiHiiiiiiiimiinimii::iimm:mimiHimiiiiifflimiiiiiiiimiimiimiimiiiniiiiiiimiiiMiiiMiii:iiiiiimmiiMmiiiiiiiiix ::iiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiii:!iiiiiiii;iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiimiiMiiiiiiiriiiiiiiiiii:ii:ii;i mui.iiummiiiiimiiiiiiiiiix de SCHULDIGE t—- zijn bewaring. De raad der stad moest dan bepalen, wanneer over den verrader recht zou worden gesproken waar schijntijk zou hij ter dood veroordeeld worden Dat was een heei eenvoudige zaak. Voor Rubens wekte zij echter een vloed van herinneringen aan zijn eerste liefde aan het meisje, waaraan hij het ontwaken van zijn genius dankte, aan Nantje Lier het knapste meisje van Antwerpen, de dochter van den voor- maligen rechter Van Lier Ook zij was den jongen, schoonen schilder genegen en had hem bij zijn afscheid beloofd zijn vrouw te zullen worden. HieFop had hij haar een klein, gouden heiligenbeeldje om den hals gehangen En toen was de jonge schilder naar Italië gereisd vol hoop en geestdrift. Hij wilde als een beroemd schilder terugkomen Toen hij echter terugkwam met al de kracht van een longen genius die zijn vleugets in volle kracht ontplooien wil toen vond hij zijn verloofde niet meer Aan een schoon, trotsch Spaansch officier wien de weg tot de hoogste hof- ambten open ag. een rijk edelman, wiens familie-galerij in Madrid voi por tretten van edele voorzaten hing en die tn Antwerpen tijdens de heerschap pij van het militairisme mocht gebieden, aan graat van Mondecar had de trou- welooze haar hand geschonken en was als zijn echtgenoote naar Brussel ge trokken Toen de eerzuchtige later niet snei genoeg vooruitkwam wijl een trotsch woord van koning Philips den hoogmoed van den graat had gekwetst en deze op hoogen toon had geantwoord, was hij in ongenade gevallen had hij zich heimelijk met de vijanden van zijn vaderiand n verbinding gesteld. Toen dit ontdekt werd. was het hem gelukt te vluchten Zijn echtgenoote was achtergebleven in het verlaten huis, doch men had haar het verraad van haar echtgenoot niet willen wreken. En zoo had zij voortgeleefd m stille vertwijfeling te fier om te klagen. En nu was de verrader gevangen en wachtte in het stadhuis van Antwerpen de beslissing waar hij gevangen gezet zou worden om den dood af te wachten. Meester Rubens verontschuldigde zich bij het gezelschap en reed nog denzelfden avond naar Antwerpen. Het was een schoone avond en een uur van voldoening m het even des meesters. Het even had voor hem zijn hoogtepunt bereikt Nadat hem groote gunst en rijkdom groote waardigheden en roem ten deel gevallen waren had hij nu den man in zijn macht die hem de grootste smart in zijn leven had aange daan Rubens had den graaf nooit vervolgd, nooit zoeken te benadeelen. Deze had zelf den kuil gegraven, waarin hij nu neergestort was Toen Rubens Antwerpen binnenreed, werd hij door allen die hij ontmoette of die hem zagen voorbijrijden eerbie dig gegroet. Bij het stadhuis stapte hij af. Daar iet hij den schrijver en den gevangenbewaarder die op hem wacht te. vóór zich komen en bepaalde dat de gevangene n den sterken, ronden toren die op de Schelde uitzag, zou opgesloten worden Hij daalde met hen beiden de smalle trap naar de agere vertrekken af. Aan den voet van de trap wachtte hij tot de gevangene voorgebracht werdi Het was een drukkende atmosfeer De man kwam spoedig te midden eener wacht mager gebogen met holle wangen en verwarde zwarte haren. Zijn blik was wezenloos alsof het leven er reeds uit was De handen wa ren met zware ketenen beladen, zijn kleeren waren bemorst en verscheurd vermoedelijk van zijn vlucht door greppels of siooten en van zijn strijd met degenen die hem gevangen had den genomen De meester trad op hem toe. De sta rende blik van den gevangene trol hem Rubens wilde een beve- geven doch iets n zijn hart zei hem.dat hij den gevangene den klank zijner stem niet moest hooren aten Hij riet hem dus voorbijgaan, doch gelastte den cipier de zware ketenen van den gevangene door lichtere te vervangen en de wach ten te verdubbelen. Toen hij weer op de straat kwam, was het geheel donker. Zwarte wolken bedekten den hemei en de lucht was ontzettend benauwd. De winkels wer den haastig gesloten alsof men vreesde buiten te zijn. Toen Rubens in zijn woning terug kwam rolde in de verte reeds de donder. Bij het binnentreden der huiskamer vernam hij,dat een vrouw op hem wacht te, die hem wenschte te spreken Het was een in het zwart gekleede dame met een kap over het hoofd.Rubens beval haar in de groote ontvangkamer tebren- gen. Toen hij dit vertrek, dat met echt Vlaamsch, bijna overdreven comfort ge meubeld was. doch slechts door een en kele hanglamp verlicht werd, binnen trad, stond de vrouw van haar stoei op. Zij kwam hem echter niet tegemoet, doch bleef midden in 't vertrek staan Zij had de kap teruggeslagen en de meester zag een doodsbleek gelaat. De kanten, die het omringden, sid derden alsof er een hevige wind door het vertrek woei Toen Rubens binnentrad, had hij ge meend een zwaren doodenslag te hoo ren, maar plotseling was nu alles stil om hem heen doodstil. Hij had het blee- ke gelaat herkend Het was Nantje. neen, 't was de gravin van Mondecar, de echtgenoote van den gevangene. III. Zijn gelaat verloor de uttdrukking van geluk, van goedheid. Het stond hard en trotsch Hij bood haar een stoei aan en bleet zelf bij een taiei staan Een oogenblik had hij met de hand zwaar er op ge leund alsof hij zwak was als een kind Nu echter stond hij vrij hoog. gebiedend bijna als een rechter Sedert hoeveel jaren had hij haar niet gezien En zoo zag hij haar nu terug Buiten woedde de storm. Ru bens hoorde het niet ln zijn ziel dook een herinnering op Het was een schoo ne Meidag Nantje stond op eene weide en hield een kleine witte bloem in de hand en een blauw lint fladderde zacht over haar hoofd Een aardbei had een vlek op haar mouw gemaakt Hij zag het nog duidelijk vóór zich, na zoo vele, vele laren Zij had de handen gevouwen en sprak ademloos, haastig,bijna wuivend. Zij zei dat zij gekomen was om hem te smeeken, dat hij haar echtgenoot zou redden. Hij, Rubens, kon het. hij was toch zoo almachtig „Wat praat ge daar," vroeg hij bijna hard „Ik hem redden kunnen „Ben ik het gerecht? Ben ik de koning Zij zei hem snikkend, hij was alles wat hij wilde zijn, meer dan de koning op dit oogenblik. want de koning was vèrat en meester Rubens was heer van de gevangenis. Wie zou dezen ter ver antwoording roepen, als de gevangene ontvluchtte Zij vouwde de handen, doch werd bijna toornig, wijl hij zoo lang wachtte om ja te zeggen Ook haar kwamen lang vervlogen tijden in het geheugen, toen deze man voor de vervulling van een harer kin derlijk wenschen zijn leven zou gewaagd hebben Het ergerde hem, dit uit haar bede te kunnen hooren „Neen. ik kan het niet en als ik het kon, zou ik het toch niet doen." Toen vlamden haar moede oogen „O. dat is niet waar.' sprak zij, hem verward aanziende. „Hebt u dan alles vergeten Hij antwoordde niet met woorden Zijn blik richtte zich naar boven Vergeten i Als hij ooit had kunnen ver geten Hij zou met deze vrouw dan troostend en goedhartig gesproken hebben. Vergeten Zij verstond dien blik, maar niet ge heel. „Bij uw eerste heide voor mij bezweer ik u," riep zU- En zij meende daarmee een too ver spreuk gezegd te hebben. Hij werd donkerrood en week achter uit, want zij wilde zijn arm grijpen. „Ben je dol, vrouw," riep hij, „dat je me daaraan herinnert Daaraan, dat je me trouweloos verlaten hebt Dat je me zoo wegwerpen kon voor den eersten den besten die kwam Zij was verbaasd verschrikt. „Ben je daarom nog boos op mij, Pieter," sprak zij halfluid en zag hem mot kinderlijken blik aan. „Maar je bent toch gelukkig, geze gend, benijdenswaard!..». En heb je mij dat nog niet vergeven Zij zweeg, als beschroomd. „Ik gelukkig," mompelde hij dof. „Ja zeker," fluisterde zij „Ja," sprak hij en hij lachte bijna hoonend „ik ben gelukkig, want zie hier, gravin Mondecar Ik ben ge huwd met de schoonste vrouw van het land Een een goede vrouw is zij ook ik ben een gelukkig echtgenoot Alsol men goeden wijn drinkt en steeds in een soort roes leeft, zoo is mijn geluk. En mijne schilderijen O. dat zijn meesterwerken en op ieder schilderij ziet ge mijn schoone vrouw, mijne muse, mijn bezieling, den edelen wijn van mijn bestaan Aan alle hoven der christenheid ben ik thuisja nog meer, ik heb mijn eigen hof en gekroonde hoofden vormen mijn gevolg. En de bloemen van een grooten tuin geuren slechts voor mij. Ik verstik onder ro zen Maar dat alles dringt niet in mijn hart en daarvan zijt gij alleen de schuld. Rechtvaardig u nu Zij stond bedremmeld. De doodsangst om haar man maakte, dat zij de woor den van den beieedigden man maar half verstond. Hij gevoelde dit met bit tere smart. Wat bekommerde zij zich om zijn lot Zij had slechts angst om den echtgenoot Zij wist echter, dat alles van den goeden wil des meesters afhing en zij be gon weer te jammeren als een kind .Mijne schuld Maar Pieter. ik meende het niet zoo kwaad Ik was jong, ziedaar En ik dacht er slechts aan de vrouw van een graat te worden, van een voornaam officier Verder dacht ik niet. En zeg mij nu maar wat bekom mert ge u om een zoo arm. oud, ieelijk schepsel, als ik ben Wat kan ik u dan ontroofd hebben Arm, oud, (eeiijk Hoe jong, hoe schoon stond zij nog voor zijn oogen. Des te grimmiger echter werd zijn smart. „Wat ge mij ontroofd hebt Mijn kunst „De kunst," vroeg zij verward. „Maar zijt gij dan niet de grootste aller kunste naars Een onsterflijke Zij slaakte een kreet van pijn hij had haar bij den arm gegrepen, ruk te haar voor een schilderij aan den wand en draaide de lamp. die er bij hing zoo dat het volle licht er op viel Het was een copie van zijn groote altaarschilderiiDe afneming van het kruis „Ziehier," riep hij met bevende stem „En let dan op mijn latere wer ken Daarin vindt ge geen ziel meer. geen ziel, wijl er geen smart, geen geiuk is Slechts kleur vindt ge daar slechts vormen slechts pracht Ach. ik ben wei niet ongelukkig Alleen gedachte loos zonder verheffing Zie dit schilderii uit mijn jongen tijd. toen ik u beminde!.... De bezieling heb je mij ontroofd. Rechtvaardig je nu I" Haar blik hing aan de heerlijke schilderij een vermoeden van des zelfs verhevenheid dook in haar ziel op en langzamerhand verstond zij wat zij den schilder door haar ontrouw had ont roofd De afneming van het kruis Twee leerlingen,die op de beide kruis- armen geklommen zijn. laten het ont zielde lichaam van den Heiland neer in de handen van den grijzen Joseph van Anmathea. van een anderen leerling en van den Heiligen Joannes die met een voet op de ladder een blik werpt op de drie weenende Maria's Zij het nu kunst ol natuur, wat daar geschapen isnooit zal een andere blik een edeler gewaarwording oproepen. Joan nes de lieveling des Heeren -» en tegelijk verheven, getroffen door de gedachte aan de grootte van het vol brachte offer, onderdrukt het beven zijner lippen en verbergt zijn aandoe ning. De liefde en de waardigheid der smart bezielen en verhelderen zijn trekken in de warme schaduw. De vier overige leerlingen denken er aan den doode te begraven: Joannes den.-, t er aan Hem den levenden terug te geven. De gemalin van graaf Mondecar zag en begreep het. Maar wat was dat voor haar tegenover haar echtgenoot. Zij viel op de knieën, wrong de handen en riep in wanhoop: „O, ik zie, gij wilt mij niet hooren. machtig heer Dat is vreeselijk i Wat moet ik u zeggen Wreek u niet. Ik ben een ellendige, ja maar luister: ik wil mijn geluk niet! Kan ik dan geluk kig z^n met een vluchteling Neen, heer Ik zal arm en ellendig met hem omdwalen V/ij zullen wellicht moe ten bedelen. Dat is ook een wraak, niet waar Ik wil gaarne smaad en schande dragen, doch red hem." Met bevende handen haalde zij een oud, gouden heiligenbeeldje uit de plooien van haar kleed. Zij weende toen zij het den schilder voorhield en fluister de „Dat hebt ge mij gegeven ik dacht altijd, dat het mij geluk zou bren gen. Bij dat uur bezweer ik u, heer, help hem, help hem „Bij dat uur van den leugen," riep hij met bitteren lach. „Neen, man," riep zij. „Toen was het waarheid Ik had u lief Als echter de nachtvorst komt en de liefde sterft, was zij dan een leugen Waarom zijt gij naar Italië gegaan Ik smeek u, Pieter, om wille uwer smart, Gij moet nu gelukkig zijn. omdat gij weent.En gij zult weer schilderen kunnen Maar zeg dan toch. dat gij hem redden wilt." Zij kon niet verder spreken en viel als dood aan zijn voeten Meester Rubens liet haar door zijn dienaren bijbrengen en verliet zijn woning. Den anderen morgen was graaf Mondecar ontvlucht Meester Rubens had hem nog in den nacht bezocht niemand echter vermoedde daf er ver band was tusschen dit bezoek en de ontvluchting Men haaide hem niet in. Graaf Monde car leefde voortaan verborgen m een vreemd land met zijn ega Rubens zet te zijn druk. schitterend leven voort en vrouwe Helena vulde eiken avond den schoonsten gouden beker met den bes ten wijn voor haar beroemden, gevier- den gemaal UIT DEN MOPPENTROMMEL No. lf EERSTE JAARGANG 1922 zou mij kwaad willen Niemand im- XII. mers!" „Maar als het een misdadiger was Eenige dagen later heerschte er een „Dan zullen wij hem goed ontvan- geweldige opschudding in de woning genBovendien je hebt de politie van baron Volcaster. De baron was gewaarschuwd. Die zal wel goed de tegen den avond te voet uitgegaan en wacht houden.' eenigen tijd later had de oude con- Hij ging verder zonder zich er meer cierge Julienne een man ontdekt van om te bekommeren, een verdacht voorkomen, die op 'n ver- Aan het eind der vestibule keerde hij ontrustende wijze om het huis zwierf, zich plotseling om met de woorden De onbekende, wiens gelaat zij niet „Er is over deze zaak toch niet met mijn had kunnen onderscheiden, was van dochter gesproken zeer kleine gestalte en zóó mager dat ,,0 neen, mijnheer, niemand heeft hij in de verte op een kind geleek. Hij de juffrouw er van gesproken, nie- drukte zich tegen den muur en hield mand.' zich in de schaduw, naderde dan met „Goed. Slaap gerust, er is volstrekt de meeste voorzorg, alsof hij iets ver- geen gevaar dat verzeker ik je." •keerds in den zin had en vreesde her- De baron vroeg om de post en ging kend te worden. regelrecht naar zijn kamer, waarheen De concierge deelde het zonder- zijn kamerdienaar hem reeds was voor- linge feit aan de andere bedienden gegaan mede. Na een oogenblik overlegd te „Julienne maakt zich ongerust over hebben, gingen dezen naar de eerste niets, dat is vervelend," zei hij schijn- verdieping om op hun beurt den on- baar ontevreden, bekende te bespieden uit een venster „Zij is niet jong meer, mijnheer ant- dat op de straat uitzag. woordde de kamerdienaar, „daardoor Zij bemerkten werkelijk een indivi- haalt ze zich misschien van alles in het du, dat onbemerkt trachtte te ont- hoofd Er heeft echter een man om het snappen in de richting die baron Vol- huis gezworven in uw afwezigheid. Wij caster had ingeslagen. hebben hem allen gezien. Daarin had Toen ging de kamerdienaar van den Julienne gelijk," baron haastig uit om den onbekende „Kom een vagebond een landloo- te volgen. Hij moest er echter van af- per I Dat heeft niets te beteekenen," zien, de vreemdeling was als een spook- zei de barón sel in eens verdwenen. De kamerdienaar knikte bevestigend Voor alle zekerheid waarschuwde met een vertoon van gerustheid, men de politie en wachtte met angst om zijn meester genoegen te doen den terugkeer van den baron afde De baron zond hem weg en zette zich bedienden wachtten zich echter wel aan tafel om zijn correspondentie juffrouw Madeleine te verontrusten, na te zien Een eenigszins verfrommel- Zij bleven de wacht houden terwijl de brief trok dadelijk zijn opmerk- ze elkaar hun vrees meedeelden die zaamheid Het schrift was blijkbaar van uur tot uur aangroeide, naarmate nagemaakt en de envelop toonde geen hun meester zich langer liet wachten, enkel poststempel. De veronderstelling dat hem iets „Wat is dat," vroeg de baron nog overkomen kon zijn nam in hun ver- zonder eemg kwaad vermoeden, beelding den vorm aan van een bloe- Nauwelijks echter had hij de eerste dig spooksel, bij de nog zoo levendige regels gelezen, of hij verbleekte, zijn ge herinnering aan den tragischen dood laat vertrok met een onbeschrijfelijke van vader Anselm - uitdrukking van schrik, toorn en ver- Vreeselijke vraag bazing De uren van den avond gingen lang- Het was een anonieme brief, die zaam in koortsachtige onrust voorbij, misdadige bedreigingen inhield, uit- Eindelijk verscheen de baron geheel gedrukt in bewoordingen van ongeloo ongedeerd en zonder eenig vermoeden felijke stoutmoedigheid, van de ongerustheid die zijn afwezig- Alsof hij zijn oogen niet kon geloo- heid het personeel had veroorzaakt. ven, las Volcaster den geheimzinnigen Julienne haastte zich echter hem brief herhaalde malen over, terwijl in kennis te stellen met het voorval, zijn bevende vingers bijna weigerden dat hen zoo had verschrikt en verzeker- hem vast te houden, de dat de man die zij gezien hadden .Anarchisten...." mompelde hij een zeer verdacht uiterlijk had en verhief in zijn trots dit voorval tot Een duidelijk zichtbare verrassing een politieke en sociale kwestie, vertoonde zich op het gelaat van den „Zou mijn veiligheid werkelijk erns- baron, die meer getroffen was dan hij tig bedreigd worden." ging hij bij voor zijn bedienden wilde doen blij- zich zelf voort ken. Hij veinsde zelfs groote minach „Zou men een aansiag tegen mij be ting, als een krachtige geest, die onge ramen Ze zijn niet zeldzaam in dezen voelig is voor vrees Een goed gespeel tijd. Blijkbaar is de bewuste zwerveling de onverschilligheid voorwendend, óf een politiek partijganger van de sprak hij op hoogen toon. met een spot aagste soort en zelf de schrijver van tenden glimlach op de lippen .Maak den naamloozen brief óf hij is door een je maar niet ongerust, dat is van geen geheime bende gezonden om dit vor beteekenis. Ik heb geen vijanden, wie dachte zaakje te behandelen Hij besloot zijn huisgenooten niets Madeleine en haar gouvernante na- van dezen brief te zeggen. men dan ook weldra plaats in een ele- Hij vergenoegde zich met de justitie gant coupétje. getrokken door twee te waarschuwen en de noodige maatre- vlugge paarden dat spoedig over het gelen voor zijn veiligheid te verzoeken, plaveisel der nu stille straten rolde. Er deed zich echter geen nieuw feit Het was heerlijk weer Na de strenge voor en men kon het voor een grap koude der laatste dagen genoot men houden. midden in den winter van 'n voorjaars- De bedienden, die eerst zoo veront- temperatuur, zooals dat nu en dan in rust waren, vergaten spoedig hun ons luimig Noordsch klimaat voort- schrik en dachten niet meer aan'n wer- komt De lucht was zuiver de hemel kelijk gevaar. helder en de zon scheen vroolijk door We) bemerkten zij de maatregelen de ontbladerde takken der boomen. door de politie genomen, maar die Het fraaie, zachte weder dat aan achtten zij een gevolg van het hun be- een Aprildag deed denken, had ver kende voorval, aangezien zij van dien scheidene wandelaars naar buiten ge- brief niets wisten. Ze dreven er eemgs lokt en zelfs de vogels waren er door zins den spot mede en de kamerdienaar verleid om hun schoonste voorjaarsge- zei„Ja, jongelui, er is geen twijfei zang te laten hooren. aan, de baron vertrouwt het niet Hij Dit vroolijk tooneei als van een onver- vreest een of andere streek, waartoe wacht feest was voor Madeleine een die kleine zwerveling wellicht m staat bittere ironie is. Wie weet Een ontploffing mis- Het deed haar schrijnend aan in haar schien. Als je miljoenair bent mag je smart ja het scheen haar bijna een be- wel wat benauwd zijn voor dynamiet leediging, zooals de nadering van een en andere poeiertjes, die zulke haastige vriendin in feestdos moet zijn voor een, lui je in een doosje sturen zonder St die in zwaren rouw gedompeld is. Nicolaas af te wachten Als ik de Deze indruk was echtereen voorbij baron was moest er een half regiment gaande. Haar aandacht werd niet lang te mijner eer den geheelen nacht geboeid door hetgeen buiten haar was, patrouilleeren. Kan men niet eiken dag ingenomen als ze werd door inwendig hooren of lezen in de couranten: „Eigen- lijden, waarvan geen verstrooiing haar dom is diefstal, het kapitaal is de vij- lang kon aftrekken, and?" Dit wil men toepassen door den Het rijtuig hield stil voor den ingang baron te treffen. Als men een beetje der woning van gravin de Belval Ma- van politiek weet, kan men dit niet deleine en de gouvernante stapten uit, voor onwaarschijnlijk houden." terwijl de eerste het rijtuig wegzond on- Deze woorden werden echter weinig der voorwendsel dat het weer zoo heer- geteld. De meesten schonken er geen lijk was geloof aan zoolang de feiten zijn woor- Miss Percy verwonderde zich daar- den geen kracht bijzetten. Ze kenden over niet. Zij wist, dat Madeleine van hun collega als een grootspeker die wandelen hield Het bezoek duurde niet gaarne zijn welsprekendheid luchtte, lang de gravin was ongesteld Toen Baron Volcaster scheen echter be- zij weer buiten waren, zei Madeleine zorgd, wat zelfs niet aan Madeleine tot de gouvernante,De visites ver- ontsnapte, hoewel zij niets van de oor- moeien mij Willen wij liever wat rond- zaak wist. Bovendien had zij haar dwalen, miss Percy hoofd vol met andere gedachten. Zij „Graag," antwoordde de Engelsche peinsde steeds over Gilbert'? onge- die altijd bereid was de wenschen van lukkig lot en dat zij spoedig gehee^ van het jonge meisje in te willigen, hem verwijderd zou zijn. Dit smartte Madeleine wilde de boulevards ver haar te meer, wijl zij een onverklaar- laten die verveelden haar baren angst gevoelde, die slechts met Schoon de miss vond dat Madeleine moeite door haar vertrouwen op God luimig werd. wachtte zij zich wel iets onderdrukt werd ervan te zeggen Waarom echter sloeg ln dezen toestand voltooide zij haar Madeleine opeens zulk een nauwe toebereidselen voor het vertrek naar straat in die geheel verlaten was Parijs, waar de tegenwoordigheid van Percy begon het te begrijpen maar haar vader door dringende zaken ge- te laat en een zekere onrust bekroop vorderd werd haar want zij gevoelde zich verant- De baron, die dit vertrek om Made- woordelijk leine uitgesteld had, kon en wilde nu Een oogenblik aarzelde zij, doch Made- niet langer wachten en alle maatrege- ieine zag haar smeekend aan en de goe- len werden genomen voor een langdu- de vrouw had den moed niet haar te rig verblijf te Parijs, in overeenstem weerstaan ming met het verlangen van Made- „Je ziet wel, Percy, dat ik mijn lan- leine's grootmama. gen mantel aan heb," zei het jonge meisje weemoedig XIII. Werkelijk had de gouvernante dit opgemerkt Madeleine droeg een donke- Den dag voor het vertrek drukte re bijna zwarte japon, waarover een Madeleine den wensch uit eenige oude mantel van dezelfde kleur Bovendien vriendinnen van haar mama te gaan droeg zij een zwarten hoed zonder vaarwel zeggen. Ze had daarbij nog een eenig versiersel, en ze had haar gelaat ander plan en rekende op de goedhartig achter een dichte voile verborgen, alles heid of zwakheid van miss Percy om even somber dit te volvoeren. Ze had deze kleeding, bijna rouw. ge- De baron vond het verlangen zijner kozen in overeenstemming met de dochter heel natuurlijk en dacht er niet omstandigheden en den toestand van aan zich er tegen te verzetten. haar gemoed, maar nog meer om niet de HIJ WAS NIET BANG. Karei: „Zeg tante, mag ik eren in uw bovenkamertje zien. Ik zal heusch. niet bang zijn." Tante: „Bang zijn jongen, hoe kom je daaraan?" Karei: „O, tante, vader zij gisteren, dat het daar niet recht pluia -wast" BEGRIJP!JK. Mike Malony stond in bewondering voor den Niagaraval. Tenslotte sorak hij tot iemand die naast hem stond: Wat zonde, dat dit water ongebruikt maar neervalt. Meneer is zeker ingenieur, zei eer biedig de aangesprokene. Nee, gunst nee, zei Mike verbluft. Ik ben maar een héél eenvoudige melk boer. Tja, dün kan ik me begrijpen, dat meneer bet zonde vindt, zei de ander hartelijk. ZIJN VADER'S EVENBEELD. „Lieve jongen", zei de grootmoeder, „je wordt het levend beeld van je va der. Je hebt je vador's oogen, z'n neus, en je vader's mond." „En of", zei Jantje trotsch, „ik heb z'n broek ook al aan." HET AANZOEK. Ida: Nee, meneer Meyer, ik kan de uwe niet worden. Meyer: Houdt u het nog even in beraad, juffrouw Ida, zes andere da mes houden 't tók °og in beraad. HUISKAMER yj NAAR HET FRANSCH

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1922 | | pagina 11