1 -J~~L, 1
VOORDE
1 n_r' i
KMiiiiiHiiiiiiiimiinimii::iimm:mimiHimiiiiifflimiiiiiiiimiimiimiimiiiniiiiiiimiiiMiiiMiii:iiiiiimmiiMmiiiiiiiiix
::iiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiii:!iiiiiiii;iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiimiiMiiiiiiiriiiiiiiiiii:ii:ii;i mui.iiummiiiiimiiiiiiiiiix
de SCHULDIGE t—-
zijn bewaring. De raad der stad moest
dan bepalen, wanneer over den verrader
recht zou worden gesproken waar
schijntijk zou hij ter dood veroordeeld
worden
Dat was een heei eenvoudige zaak.
Voor Rubens wekte zij echter een
vloed van herinneringen aan zijn eerste
liefde aan het meisje, waaraan hij het
ontwaken van zijn genius dankte, aan
Nantje Lier het knapste meisje van
Antwerpen, de dochter van den voor-
maligen rechter Van Lier
Ook zij was den jongen, schoonen
schilder genegen en had hem bij zijn
afscheid beloofd zijn vrouw te zullen
worden. HieFop had hij haar een klein,
gouden heiligenbeeldje om den hals
gehangen
En toen was de jonge schilder naar
Italië gereisd vol hoop en geestdrift.
Hij wilde als een beroemd schilder
terugkomen
Toen hij echter terugkwam met al de
kracht van een longen genius die zijn
vleugets in volle kracht ontplooien wil
toen vond hij zijn verloofde niet meer
Aan een schoon, trotsch Spaansch
officier wien de weg tot de hoogste hof-
ambten open ag. een rijk edelman,
wiens familie-galerij in Madrid voi por
tretten van edele voorzaten hing en
die tn Antwerpen tijdens de heerschap
pij van het militairisme mocht gebieden,
aan graat van Mondecar had de trou-
welooze haar hand geschonken en was
als zijn echtgenoote naar Brussel ge
trokken
Toen de eerzuchtige later niet snei
genoeg vooruitkwam wijl een
trotsch woord van koning Philips den
hoogmoed van den graat had gekwetst
en deze op hoogen toon had geantwoord,
was hij in ongenade gevallen had hij
zich heimelijk met de vijanden van
zijn vaderiand n verbinding gesteld.
Toen dit ontdekt werd. was het hem
gelukt te vluchten Zijn echtgenoote
was achtergebleven in het verlaten
huis, doch men had haar het verraad
van haar echtgenoot niet willen wreken.
En zoo had zij voortgeleefd m stille
vertwijfeling te fier om te klagen.
En nu was de verrader gevangen en
wachtte in het stadhuis van Antwerpen
de beslissing waar hij gevangen gezet
zou worden om den dood af te wachten.
Meester Rubens verontschuldigde
zich bij het gezelschap en reed nog
denzelfden avond naar Antwerpen.
Het was een schoone avond en een uur
van voldoening m het even des
meesters. Het even had voor hem zijn
hoogtepunt bereikt Nadat hem groote
gunst en rijkdom groote waardigheden
en roem ten deel gevallen waren had hij
nu den man in zijn macht die hem de
grootste smart in zijn leven had aange
daan
Rubens had den graaf nooit vervolgd,
nooit zoeken te benadeelen. Deze had
zelf den kuil gegraven, waarin hij nu
neergestort was
Toen Rubens Antwerpen binnenreed,
werd hij door allen die hij ontmoette
of die hem zagen voorbijrijden eerbie
dig gegroet. Bij het stadhuis stapte hij
af. Daar iet hij den schrijver en den
gevangenbewaarder die op hem wacht
te. vóór zich komen en bepaalde dat
de gevangene n den sterken, ronden
toren die op de Schelde uitzag, zou
opgesloten worden
Hij daalde met hen beiden de smalle
trap naar de agere vertrekken af.
Aan den voet van de trap wachtte
hij tot de gevangene voorgebracht werdi
Het was een drukkende atmosfeer De
man kwam spoedig te midden eener
wacht mager gebogen met holle
wangen en verwarde zwarte haren.
Zijn blik was wezenloos alsof het
leven er reeds uit was De handen wa
ren met zware ketenen beladen, zijn
kleeren waren bemorst en verscheurd
vermoedelijk van zijn vlucht door
greppels of siooten en van zijn strijd
met degenen die hem gevangen had
den genomen
De meester trad op hem toe. De sta
rende blik van den gevangene trol
hem Rubens wilde een beve- geven
doch iets n zijn hart zei hem.dat hij den
gevangene den klank zijner stem niet
moest hooren aten Hij riet hem dus
voorbijgaan, doch gelastte den cipier
de zware ketenen van den gevangene
door lichtere te vervangen en de wach
ten te verdubbelen.
Toen hij weer op de straat kwam,
was het geheel donker. Zwarte wolken
bedekten den hemei en de lucht was
ontzettend benauwd. De winkels wer
den haastig gesloten alsof men vreesde
buiten te zijn.
Toen Rubens in zijn woning terug
kwam rolde in de verte reeds de donder.
Bij het binnentreden der huiskamer
vernam hij,dat een vrouw op hem wacht
te, die hem wenschte te spreken Het
was een in het zwart gekleede dame met
een kap over het hoofd.Rubens beval
haar in de groote ontvangkamer tebren-
gen.
Toen hij dit vertrek, dat met echt
Vlaamsch, bijna overdreven comfort ge
meubeld was. doch slechts door een en
kele hanglamp verlicht werd, binnen
trad, stond de vrouw van haar stoei
op. Zij kwam hem echter niet tegemoet,
doch bleef midden in 't vertrek staan
Zij had de kap teruggeslagen en de
meester zag een doodsbleek gelaat.
De kanten, die het omringden, sid
derden alsof er een hevige wind door het
vertrek woei
Toen Rubens binnentrad, had hij ge
meend een zwaren doodenslag te hoo
ren, maar plotseling was nu alles stil om
hem heen doodstil. Hij had het blee-
ke gelaat herkend
Het was Nantje. neen, 't was de
gravin van Mondecar, de echtgenoote
van den gevangene.
III.
Zijn gelaat verloor de uttdrukking
van geluk, van goedheid. Het stond
hard en trotsch
Hij bood haar een stoei aan en bleet
zelf bij een taiei staan Een oogenblik
had hij met de hand zwaar er op ge
leund alsof hij zwak was als een kind
Nu echter stond hij vrij hoog. gebiedend
bijna als een rechter
Sedert hoeveel jaren had hij haar niet
gezien En zoo zag hij haar nu
terug Buiten woedde de storm. Ru
bens hoorde het niet ln zijn ziel dook
een herinnering op Het was een schoo
ne Meidag Nantje stond op eene weide
en hield een kleine witte bloem in de
hand en een blauw lint fladderde
zacht over haar hoofd
Een aardbei had een vlek op haar
mouw gemaakt Hij zag het nog
duidelijk vóór zich, na zoo vele, vele
laren
Zij had de handen gevouwen en
sprak ademloos, haastig,bijna wuivend.
Zij zei dat zij gekomen was om hem te
smeeken, dat hij haar echtgenoot zou
redden. Hij, Rubens, kon het. hij was
toch zoo almachtig
„Wat praat ge daar," vroeg hij bijna
hard „Ik hem redden kunnen
„Ben ik het gerecht? Ben ik de
koning
Zij zei hem snikkend, hij was alles
wat hij wilde zijn, meer dan de koning
op dit oogenblik. want de koning was
vèrat en meester Rubens was heer van
de gevangenis. Wie zou dezen ter ver
antwoording roepen, als de gevangene
ontvluchtte
Zij vouwde de handen, doch werd
bijna toornig, wijl hij zoo lang wachtte
om ja te zeggen
Ook haar kwamen lang vervlogen
tijden in het geheugen, toen deze man
voor de vervulling van een harer kin
derlijk wenschen zijn leven zou gewaagd
hebben
Het ergerde hem, dit uit haar bede
te kunnen hooren
„Neen. ik kan het niet en als ik het
kon, zou ik het toch niet doen."
Toen vlamden haar moede oogen
„O. dat is niet waar.' sprak zij,
hem verward aanziende. „Hebt u dan
alles vergeten
Hij antwoordde niet met woorden
Zijn blik richtte zich naar boven
Vergeten i Als hij ooit had kunnen ver
geten Hij zou met deze vrouw dan
troostend en goedhartig gesproken
hebben. Vergeten
Zij verstond dien blik, maar niet ge
heel.
„Bij uw eerste heide voor mij bezweer
ik u," riep zU-
En zij meende daarmee een too ver
spreuk gezegd te hebben.
Hij werd donkerrood en week achter
uit, want zij wilde zijn arm grijpen.
„Ben je dol, vrouw," riep hij, „dat
je me daaraan herinnert Daaraan,
dat je me trouweloos verlaten hebt
Dat je me zoo wegwerpen kon voor den
eersten den besten die kwam
Zij was verbaasd verschrikt.
„Ben je daarom nog boos op mij,
Pieter," sprak zij halfluid en zag hem
mot kinderlijken blik aan.
„Maar je bent toch gelukkig, geze
gend, benijdenswaard!..». En heb je
mij dat nog niet vergeven
Zij zweeg, als beschroomd.
„Ik gelukkig," mompelde hij dof.
„Ja zeker," fluisterde zij
„Ja," sprak hij en hij lachte bijna
hoonend „ik ben gelukkig, want
zie hier, gravin Mondecar Ik ben ge
huwd met de schoonste vrouw van het
land Een een goede vrouw is zij ook
ik ben een gelukkig echtgenoot Alsol
men goeden wijn drinkt en steeds in
een soort roes leeft, zoo is mijn geluk.
En mijne schilderijen O. dat zijn
meesterwerken en op ieder schilderij
ziet ge mijn schoone vrouw, mijne
muse, mijn bezieling, den edelen wijn
van mijn bestaan Aan alle hoven der
christenheid ben ik thuisja nog meer,
ik heb mijn eigen hof en gekroonde
hoofden vormen mijn gevolg. En de
bloemen van een grooten tuin geuren
slechts voor mij. Ik verstik onder ro
zen Maar dat alles dringt niet in
mijn hart en daarvan zijt gij alleen de
schuld. Rechtvaardig u nu
Zij stond bedremmeld. De doodsangst
om haar man maakte, dat zij de woor
den van den beieedigden man maar
half verstond. Hij gevoelde dit met bit
tere smart. Wat bekommerde zij zich
om zijn lot Zij had slechts angst om
den echtgenoot
Zij wist echter, dat alles van den
goeden wil des meesters afhing en zij be
gon weer te jammeren als een kind
.Mijne schuld Maar Pieter. ik
meende het niet zoo kwaad Ik was
jong, ziedaar En ik dacht er slechts
aan de vrouw van een graat te worden,
van een voornaam officier Verder dacht
ik niet. En zeg mij nu maar wat bekom
mert ge u om een zoo arm. oud, ieelijk
schepsel, als ik ben Wat kan ik
u dan ontroofd hebben
Arm, oud, (eeiijk Hoe jong, hoe
schoon stond zij nog voor zijn oogen.
Des te grimmiger echter werd zijn
smart.
„Wat ge mij ontroofd hebt Mijn
kunst
„De kunst," vroeg zij verward. „Maar
zijt gij dan niet de grootste aller kunste
naars Een onsterflijke
Zij slaakte een kreet van pijn
hij had haar bij den arm gegrepen, ruk
te haar voor een schilderij aan den
wand en draaide de lamp. die er bij hing
zoo dat het volle licht er op viel
Het was een copie van zijn groote
altaarschilderiiDe afneming van het
kruis
„Ziehier," riep hij met bevende
stem „En let dan op mijn latere wer
ken Daarin vindt ge geen ziel meer.
geen ziel, wijl er geen smart, geen geiuk
is Slechts kleur vindt ge daar slechts
vormen slechts pracht Ach. ik ben
wei niet ongelukkig Alleen gedachte
loos zonder verheffing Zie dit
schilderii uit mijn jongen tijd. toen ik
u beminde!....
De bezieling heb je mij ontroofd.
Rechtvaardig je nu I"
Haar blik hing aan de heerlijke
schilderij een vermoeden van des
zelfs verhevenheid dook in haar ziel op
en langzamerhand verstond zij wat zij
den schilder door haar ontrouw had ont
roofd
De afneming van het kruis
Twee leerlingen,die op de beide kruis-
armen geklommen zijn. laten het ont
zielde lichaam van den Heiland neer in
de handen van den grijzen Joseph van
Anmathea. van een anderen leerling
en van den Heiligen Joannes die met
een voet op de ladder een blik werpt op
de drie weenende Maria's Zij het nu
kunst ol natuur, wat daar geschapen
isnooit zal een andere blik een
edeler gewaarwording oproepen. Joan
nes de lieveling des Heeren -»
en tegelijk verheven, getroffen door
de gedachte aan de grootte van het vol
brachte offer, onderdrukt het beven
zijner lippen en verbergt zijn aandoe
ning. De liefde en de waardigheid der
smart bezielen en verhelderen zijn
trekken in de warme schaduw. De vier
overige leerlingen denken er aan den
doode te begraven: Joannes den.-, t er
aan Hem den levenden terug te geven.
De gemalin van graaf Mondecar zag
en begreep het. Maar wat was dat voor
haar tegenover haar echtgenoot. Zij
viel op de knieën, wrong de handen en
riep in wanhoop: „O, ik zie, gij wilt
mij niet hooren. machtig heer Dat is
vreeselijk i
Wat moet ik u zeggen Wreek u niet.
Ik ben een ellendige, ja maar luister:
ik wil mijn geluk niet! Kan ik dan geluk
kig z^n met een vluchteling Neen,
heer Ik zal arm en ellendig met hem
omdwalen V/ij zullen wellicht moe
ten bedelen. Dat is ook een wraak, niet
waar Ik wil gaarne smaad en schande
dragen, doch red hem."
Met bevende handen haalde zij een
oud, gouden heiligenbeeldje uit de
plooien van haar kleed. Zij weende toen
zij het den schilder voorhield en fluister
de „Dat hebt ge mij gegeven ik
dacht altijd, dat het mij geluk zou bren
gen. Bij dat uur bezweer ik u, heer,
help hem, help hem
„Bij dat uur van den leugen," riep
hij met bitteren lach.
„Neen, man," riep zij. „Toen was het
waarheid Ik had u lief Als echter de
nachtvorst komt en de liefde sterft,
was zij dan een leugen Waarom zijt
gij naar Italië gegaan Ik smeek u,
Pieter, om wille uwer smart, Gij moet
nu gelukkig zijn. omdat gij weent.En gij
zult weer schilderen kunnen Maar
zeg dan toch. dat gij hem redden wilt."
Zij kon niet verder spreken en viel
als dood aan zijn voeten
Meester Rubens liet haar door zijn
dienaren bijbrengen en verliet zijn
woning.
Den anderen morgen was graaf
Mondecar ontvlucht Meester Rubens
had hem nog in den nacht bezocht
niemand echter vermoedde daf er ver
band was tusschen dit bezoek en de
ontvluchting
Men haaide hem niet in. Graaf Monde
car leefde voortaan verborgen m een
vreemd land met zijn ega Rubens zet
te zijn druk. schitterend leven voort en
vrouwe Helena vulde eiken avond den
schoonsten gouden beker met den bes
ten wijn voor haar beroemden, gevier-
den gemaal
UIT DEN MOPPENTROMMEL
No. lf EERSTE JAARGANG 1922
zou mij kwaad willen Niemand im-
XII. mers!"
„Maar als het een misdadiger was
Eenige dagen later heerschte er een „Dan zullen wij hem goed ontvan-
geweldige opschudding in de woning genBovendien je hebt de politie
van baron Volcaster. De baron was gewaarschuwd. Die zal wel goed de
tegen den avond te voet uitgegaan en wacht houden.'
eenigen tijd later had de oude con- Hij ging verder zonder zich er meer
cierge Julienne een man ontdekt van om te bekommeren,
een verdacht voorkomen, die op 'n ver- Aan het eind der vestibule keerde hij
ontrustende wijze om het huis zwierf, zich plotseling om met de woorden
De onbekende, wiens gelaat zij niet „Er is over deze zaak toch niet met mijn
had kunnen onderscheiden, was van dochter gesproken
zeer kleine gestalte en zóó mager dat ,,0 neen, mijnheer, niemand heeft
hij in de verte op een kind geleek. Hij de juffrouw er van gesproken, nie-
drukte zich tegen den muur en hield mand.'
zich in de schaduw, naderde dan met „Goed. Slaap gerust, er is volstrekt
de meeste voorzorg, alsof hij iets ver- geen gevaar dat verzeker ik je."
•keerds in den zin had en vreesde her- De baron vroeg om de post en ging
kend te worden. regelrecht naar zijn kamer, waarheen
De concierge deelde het zonder- zijn kamerdienaar hem reeds was voor-
linge feit aan de andere bedienden gegaan
mede. Na een oogenblik overlegd te „Julienne maakt zich ongerust over
hebben, gingen dezen naar de eerste niets, dat is vervelend," zei hij schijn-
verdieping om op hun beurt den on- baar ontevreden,
bekende te bespieden uit een venster „Zij is niet jong meer, mijnheer ant-
dat op de straat uitzag. woordde de kamerdienaar, „daardoor
Zij bemerkten werkelijk een indivi- haalt ze zich misschien van alles in het
du, dat onbemerkt trachtte te ont- hoofd Er heeft echter een man om het
snappen in de richting die baron Vol- huis gezworven in uw afwezigheid. Wij
caster had ingeslagen. hebben hem allen gezien. Daarin had
Toen ging de kamerdienaar van den Julienne gelijk,"
baron haastig uit om den onbekende „Kom een vagebond een landloo-
te volgen. Hij moest er echter van af- per I Dat heeft niets te beteekenen,"
zien, de vreemdeling was als een spook- zei de barón
sel in eens verdwenen. De kamerdienaar knikte bevestigend
Voor alle zekerheid waarschuwde met een vertoon van gerustheid,
men de politie en wachtte met angst om zijn meester genoegen te doen
den terugkeer van den baron afde De baron zond hem weg en zette zich
bedienden wachtten zich echter wel aan tafel om zijn correspondentie
juffrouw Madeleine te verontrusten, na te zien Een eenigszins verfrommel-
Zij bleven de wacht houden terwijl de brief trok dadelijk zijn opmerk-
ze elkaar hun vrees meedeelden die zaamheid Het schrift was blijkbaar
van uur tot uur aangroeide, naarmate nagemaakt en de envelop toonde geen
hun meester zich langer liet wachten, enkel poststempel.
De veronderstelling dat hem iets „Wat is dat," vroeg de baron nog
overkomen kon zijn nam in hun ver- zonder eemg kwaad vermoeden,
beelding den vorm aan van een bloe- Nauwelijks echter had hij de eerste
dig spooksel, bij de nog zoo levendige regels gelezen, of hij verbleekte, zijn ge
herinnering aan den tragischen dood laat vertrok met een onbeschrijfelijke
van vader Anselm - uitdrukking van schrik, toorn en ver-
Vreeselijke vraag bazing
De uren van den avond gingen lang- Het was een anonieme brief, die
zaam in koortsachtige onrust voorbij, misdadige bedreigingen inhield, uit-
Eindelijk verscheen de baron geheel gedrukt in bewoordingen van ongeloo
ongedeerd en zonder eenig vermoeden felijke stoutmoedigheid,
van de ongerustheid die zijn afwezig- Alsof hij zijn oogen niet kon geloo-
heid het personeel had veroorzaakt. ven, las Volcaster den geheimzinnigen
Julienne haastte zich echter hem brief herhaalde malen over, terwijl
in kennis te stellen met het voorval, zijn bevende vingers bijna weigerden
dat hen zoo had verschrikt en verzeker- hem vast te houden,
de dat de man die zij gezien hadden .Anarchisten...." mompelde hij
een zeer verdacht uiterlijk had en verhief in zijn trots dit voorval tot
Een duidelijk zichtbare verrassing een politieke en sociale kwestie,
vertoonde zich op het gelaat van den „Zou mijn veiligheid werkelijk erns-
baron, die meer getroffen was dan hij tig bedreigd worden." ging hij bij
voor zijn bedienden wilde doen blij- zich zelf voort
ken. Hij veinsde zelfs groote minach „Zou men een aansiag tegen mij be
ting, als een krachtige geest, die onge ramen Ze zijn niet zeldzaam in dezen
voelig is voor vrees Een goed gespeel tijd. Blijkbaar is de bewuste zwerveling
de onverschilligheid voorwendend, óf een politiek partijganger van de
sprak hij op hoogen toon. met een spot aagste soort en zelf de schrijver van
tenden glimlach op de lippen .Maak den naamloozen brief óf hij is door een
je maar niet ongerust, dat is van geen geheime bende gezonden om dit vor
beteekenis. Ik heb geen vijanden, wie dachte zaakje te behandelen
Hij besloot zijn huisgenooten niets Madeleine en haar gouvernante na-
van dezen brief te zeggen. men dan ook weldra plaats in een ele-
Hij vergenoegde zich met de justitie gant coupétje. getrokken door twee
te waarschuwen en de noodige maatre- vlugge paarden dat spoedig over het
gelen voor zijn veiligheid te verzoeken, plaveisel der nu stille straten rolde.
Er deed zich echter geen nieuw feit Het was heerlijk weer Na de strenge
voor en men kon het voor een grap koude der laatste dagen genoot men
houden. midden in den winter van 'n voorjaars-
De bedienden, die eerst zoo veront- temperatuur, zooals dat nu en dan in
rust waren, vergaten spoedig hun ons luimig Noordsch klimaat voort-
schrik en dachten niet meer aan'n wer- komt De lucht was zuiver de hemel
kelijk gevaar. helder en de zon scheen vroolijk door
We) bemerkten zij de maatregelen de ontbladerde takken der boomen.
door de politie genomen, maar die Het fraaie, zachte weder dat aan
achtten zij een gevolg van het hun be- een Aprildag deed denken, had ver
kende voorval, aangezien zij van dien scheidene wandelaars naar buiten ge-
brief niets wisten. Ze dreven er eemgs lokt en zelfs de vogels waren er door
zins den spot mede en de kamerdienaar verleid om hun schoonste voorjaarsge-
zei„Ja, jongelui, er is geen twijfei zang te laten hooren.
aan, de baron vertrouwt het niet Hij Dit vroolijk tooneei als van een onver-
vreest een of andere streek, waartoe wacht feest was voor Madeleine een
die kleine zwerveling wellicht m staat bittere ironie
is. Wie weet Een ontploffing mis- Het deed haar schrijnend aan in haar
schien. Als je miljoenair bent mag je smart ja het scheen haar bijna een be-
wel wat benauwd zijn voor dynamiet leediging, zooals de nadering van een
en andere poeiertjes, die zulke haastige vriendin in feestdos moet zijn voor een,
lui je in een doosje sturen zonder St die in zwaren rouw gedompeld is.
Nicolaas af te wachten Als ik de Deze indruk was echtereen voorbij
baron was moest er een half regiment gaande. Haar aandacht werd niet lang
te mijner eer den geheelen nacht geboeid door hetgeen buiten haar was,
patrouilleeren. Kan men niet eiken dag ingenomen als ze werd door inwendig
hooren of lezen in de couranten: „Eigen- lijden, waarvan geen verstrooiing haar
dom is diefstal, het kapitaal is de vij- lang kon aftrekken,
and?" Dit wil men toepassen door den Het rijtuig hield stil voor den ingang
baron te treffen. Als men een beetje der woning van gravin de Belval Ma-
van politiek weet, kan men dit niet deleine en de gouvernante stapten uit,
voor onwaarschijnlijk houden." terwijl de eerste het rijtuig wegzond on-
Deze woorden werden echter weinig der voorwendsel dat het weer zoo heer-
geteld. De meesten schonken er geen lijk was
geloof aan zoolang de feiten zijn woor- Miss Percy verwonderde zich daar-
den geen kracht bijzetten. Ze kenden over niet. Zij wist, dat Madeleine van
hun collega als een grootspeker die wandelen hield Het bezoek duurde niet
gaarne zijn welsprekendheid luchtte, lang de gravin was ongesteld Toen
Baron Volcaster scheen echter be- zij weer buiten waren, zei Madeleine
zorgd, wat zelfs niet aan Madeleine tot de gouvernante,De visites ver-
ontsnapte, hoewel zij niets van de oor- moeien mij Willen wij liever wat rond-
zaak wist. Bovendien had zij haar dwalen, miss Percy
hoofd vol met andere gedachten. Zij „Graag," antwoordde de Engelsche
peinsde steeds over Gilbert'? onge- die altijd bereid was de wenschen van
lukkig lot en dat zij spoedig gehee^ van het jonge meisje in te willigen,
hem verwijderd zou zijn. Dit smartte Madeleine wilde de boulevards ver
haar te meer, wijl zij een onverklaar- laten die verveelden haar
baren angst gevoelde, die slechts met Schoon de miss vond dat Madeleine
moeite door haar vertrouwen op God luimig werd. wachtte zij zich wel iets
onderdrukt werd ervan te zeggen Waarom echter sloeg
ln dezen toestand voltooide zij haar Madeleine opeens zulk een nauwe
toebereidselen voor het vertrek naar straat in die geheel verlaten was
Parijs, waar de tegenwoordigheid van Percy begon het te begrijpen maar
haar vader door dringende zaken ge- te laat en een zekere onrust bekroop
vorderd werd haar want zij gevoelde zich verant-
De baron, die dit vertrek om Made- woordelijk
leine uitgesteld had, kon en wilde nu Een oogenblik aarzelde zij, doch Made-
niet langer wachten en alle maatrege- ieine zag haar smeekend aan en de goe-
len werden genomen voor een langdu- de vrouw had den moed niet haar te
rig verblijf te Parijs, in overeenstem weerstaan
ming met het verlangen van Made- „Je ziet wel, Percy, dat ik mijn lan-
leine's grootmama. gen mantel aan heb," zei het jonge
meisje weemoedig
XIII. Werkelijk had de gouvernante dit
opgemerkt Madeleine droeg een donke-
Den dag voor het vertrek drukte re bijna zwarte japon, waarover een
Madeleine den wensch uit eenige oude mantel van dezelfde kleur Bovendien
vriendinnen van haar mama te gaan droeg zij een zwarten hoed zonder
vaarwel zeggen. Ze had daarbij nog een eenig versiersel, en ze had haar gelaat
ander plan en rekende op de goedhartig achter een dichte voile verborgen, alles
heid of zwakheid van miss Percy om even somber
dit te volvoeren. Ze had deze kleeding, bijna rouw. ge-
De baron vond het verlangen zijner kozen in overeenstemming met de
dochter heel natuurlijk en dacht er niet omstandigheden en den toestand van
aan zich er tegen te verzetten. haar gemoed, maar nog meer om niet de
HIJ WAS NIET BANG.
Karei: „Zeg tante, mag ik eren in
uw bovenkamertje zien. Ik zal heusch.
niet bang zijn."
Tante: „Bang zijn jongen, hoe kom
je daaraan?"
Karei: „O, tante, vader zij gisteren,
dat het daar niet recht pluia -wast"
BEGRIJP!JK.
Mike Malony stond in bewondering
voor den Niagaraval. Tenslotte sorak hij
tot iemand die naast hem stond: Wat
zonde, dat dit water ongebruikt maar
neervalt.
Meneer is zeker ingenieur, zei eer
biedig de aangesprokene.
Nee, gunst nee, zei Mike verbluft.
Ik ben maar een héél eenvoudige melk
boer.
Tja, dün kan ik me begrijpen,
dat meneer bet zonde vindt, zei de
ander hartelijk.
ZIJN VADER'S EVENBEELD.
„Lieve jongen", zei de grootmoeder,
„je wordt het levend beeld van je va
der. Je hebt je vador's oogen, z'n neus,
en je vader's mond."
„En of", zei Jantje trotsch, „ik heb
z'n broek ook al aan."
HET AANZOEK.
Ida: Nee, meneer Meyer, ik kan de
uwe niet worden.
Meyer: Houdt u het nog even in
beraad, juffrouw Ida, zes andere da
mes houden 't tók °og in beraad.
HUISKAMER
yj NAAR HET FRANSCH