Hef Tekort bij de Spoorwegen.
Twescüs Kasüsr,
Uit mm Oost.
EÏNNEHLAffDSCH HflEUWS,
Hulpverleening aan Oostenrijk-
sche geestelijken.
Het Doorluchtig Episcopaat en de
Russische hongersnood.
De K. S. A. en hongerend Rusland.
Arbeidstijd in het Mode-vak.
Opheffing Marinewerf.
Nederl. R. K. Journalisten-
vereeniging.
Vreemde werkkrachten.
Het conflict in de Sigarenindustrie.
Conferenties met den Minister
van Arbeid.
Het nieuwe ontwerp zeerecht.
Duur zand en bezuiniging?
Begrooting Landsdrukkerij.
Wat de Oostkust drinkt en rookt.
KÜHST m KEKMIS.
UIT BOEK EN BLAD.
6EMEHG& mmm.
Onze hooge spoortarieven.
Ernstige vaL
VogeUjes in fuiken.
Hoog bezoek.
Onze aardrijkskundige kennis. 1
K0RTI SEgHGMTEK
Moordaanslag.
Nog geld.
Grensverkeer.
Zware kool.
Hoe et geld verkwist wordt.
Het „U. D." had een onderhoud met
eenige spoorwegambtenaren waarin be
zwaren tegen den gang van Zaken ge
noemd werden. Wij ontleenen aan het
yerslag van dat onderhoud het volgende:
Het spoorwegpersoneel zou in hooge
mate zijn gebaat als het gansche
net werd verdeeld in drie ot vier kringen
en ieder van die kringen werd bestuurd
door een man, zooals de spoorwegen
exploitatie bezit in dee persoon van den
heer Kalff. Dan zou er ook op andere
plaatsen buiten het hoofdgebouw, wel
gauw een einde komen aan toestanden
als deze: dat op een bureau een jong-
mensch staatjes zit te maken, zonder dat
hij weet waar ze voor moeten dienen en
dat de chef van dat jongmensch óók niet
weet tot welk doel deze staatjes worden
gemaakt. Dan kwam er wel gauw een
einde aan toestanden als deze: dat een
ambtenaar op de lijn wijst op overtollig
materiaal in een trein, en in overweging
geeft dat te veranderen, welke bemerking
dan zóó lang circuleert van inspectie
naar inspectie, dat inmiddels al weer een
nieuwe dienstregeling is verschenen en de
in het belang van den dienst gegeven
wenk krachteloos is geworden.
Het bestelgoederenvervoer.
£en cardinale fout is geweest, dat het
spoorwegbedrijf de steeds meer en meer
dreigende concurrentie van het automobi
lisme zeer in het bijzonder de concurren
tie van de vracht-automobielen, veel te
lang heeft veronachtzaamd. In plaats
van te zorgen dat de spoor de baas bleef
door snel vervoer wat gekund had
heeft men 't vrachtautomobdlisme voor
een goed deel in haar plaats laten treden.
Hef een aantal bestelgoederentreinen op
en er wordt, daar de meeste dier trei
nen toch héél slecht geladen zijn een aan
zienlijke besparing verkregen.
Hef in den Zondagmorgen een aantal
lokaaltreinen richting Zeist en Baarn op
of laat die treintjes bestaan uit véél min
der rijtuigen.
Weg en werken en stationsdienst.
Men is lang niet in alle bureau's over
tuigd van de dringende noodzakelijkheid
en van de volkomen mogelijkheid om in
aanmerkelijke mate te besparen. Ik zal
u daarvan een voorbeeld noemen. Het
station Amersfoort bleek over onvoldoen
de ruimte te beschikken om ieder mo
ment van den dag goederentreinen te
kunnen ontvangen; om in dit tekort aan
ruimte voor binnenkomende treinen te
voorzien, werd het emplacement van het
station Soesterberg vergroot, in verband
waarmede op een nieuw aantal sporen
natuurlijk ook nieuwe seinpalen werden
geplaatst, ik meen mij te herinneren dat
er negen palen werden bijgezet. Toen die
werkzaamheden waren voltooid, werd 't
emplacement van Amersfoort vergroot en
bleek de vergrooting van Soesterberg niet
noodzakelijk te zijn. De nieuwe seinrich-
tingen zijn daar al maanden, geleden ge
reed gekomen, maar nog nooit in ge
bruik geweest. Het hier uitgegeven geld
had gespaard kunnen worden.
Eenzelfde onnutte uitgave is gedaan
voor het station Baarn.
Een ander voorbeeld: sedert de fusie
worden op alle stationsemplacementen bij
avond alle wissels en alle stootblokken
verlicht, volgens voorschrift, ook op die
lijnen, waarop absoluut niet gereden
wordt en bij avond geen enkele trein pas
seert. Dat kost alweder geen gering be
drag aan olie, aan materiaal, aan slijtage.
Of die verlichting zonder gevaar voor de
veiligheid van het verkeer gemist kan
worden?
Sleur.
Volkomen gelijk had degeen, die er
over klaagde dat een verzoek om inlich
tingen (ambtelijk) bij den spoordienst pas
na weken beantwoord terugkwam, ter
wijl hetzelfde verzoek, gedaan bij een
anderen eveneens omvangrijken dienst, in
twee dagen afgedaan terugkwam. Maar
het had bij de spoorwegen ettelijke bu
reaux van chefs en afdeelingschefs ge
passeerd, waarna het plan voor afwer
king in de termen viel, toen het onlees
baar was geworden van de vele letters
die het voor fia of gezien hadden getee-
kend.
De rijtijd en de locomotieven.
„Wanneer gij den nieuwen winterdienst
raadpleegt," zoo vervolgde een der amb
tenaren ons gesprek, „dan zult gij zien,
dat de rijtijd der sneltreinen niet bekort
is. Men doet, om bij een algemeen bekend
traject te blijven, over den rit Amersfoort
Zwolle nog altoos 61 minuten. Wat
nog altijd 6 minuten langer is dan de
voor dit tracject geldende rijtijd van vóór
den oorlog. De gemiddelde snelheid
onzer sneltreinen is 75 K.M.; waarom
men die snelheid handhaaft, waar 90
K. M. is toegestaan, is ons een raadsel,
juist in deze periode waarin de spoor
wegen de concurrentie van de automobiel
heeft te doorstaan. Zoodra men over de
grenzen is, reist men toch óók wel in
sneltreinen, die 100 K.M. loopen.
Dienstkleeding.
Wat is er niet gebeurd met de nieuwe
dienstkleeding! Absoluut mis is het ge
weest de chefs op de voorname stations
te steken in het peperdure gala-uniform,
dat hun werd toebedacht.
Waartoe is het noodig geweest perso
neel, dat in het geheel niet met publiek
in aanraking komt, noemen wij alleen
maar de treinopzichters, in dure dienst
kleeding te steken, nu in dezen tijd van
geldelijke moeilijkheden alles diende te
worden vermeden wat niet strikt en strikt
noodig was? Over die dienstkleeding
denke men niet licht; jongelui, pas in
dienst der spoorwegen, hebben twee win
terjassen en twee broeken ontvangen,
met de mededeeling dat zij na negen
maanden een nieuwen broek konden ont
vangen.
„Onschuldige kleinigheden."
In ditzelfde verband iets anders, wat 'n
kleinigheid lijkt, maar het in werkelijk
heid allesbehalve is. Toen de fusie der
spoorwegen was tot stand gekomen, heeft
men alle locomotieven der verschillende
maatschappijen laten beschilderen met
een nummer, een cijfer dat men op tal
van locomotieven nog kan aantreffen.
Toen het schilderen van numjners was af-
geloopen, kregen alle locomotieven een
koperen plaat met opschrift: „Nederland
sche Spoorwegen" en daaronder even
eens op die plaat een nieuw nummer.
Het aanvankelijke op de machines ge
schilderde werd met verf weer doorge
haald. De heele nummer-beschildering
was overbodig geweest.
Er was toch waarachtig geen overvloed
aan geld waar men maar eindeloos uit te
putten had! Is onder dat motto soms ook
dat Nederlandsche station geschilderd,
dat op 't punt stond te worden verbouwd,
waardeloos werd? Alle coupé's, oude en
nieuwe wagens, dat doet er niet toe, wor
den weer voorzien van émaille bordjes
waarop de klassen staan aangegeven .O,
het staat magnifiek; als er duizenden
guldens op de rekening overschoten, zou
den wij zeggen, doe wat ge niet laten
kunt, maar heusch, het onderscheid tus-
schep de tweede en derde klasse is nog
duidelijk genoeg waarneembaar op de
perrons, dan dat het noodig zou zijn
thans zonder verwijt die nieuwe émaiUe
platen er voor aan te schaffen!
Bij het Priestercomité tot hulpverlee
ning aan de noodlijdende Geestelijkheid
van Oostenrijk en Hongarije (Secretari
aat: Zwijsenstraat No. 5, Tilburg) is in
gekomen over de maand September 1922:
ƒ6.117.83, Kr. 247.680. Mrk 12.406—
Vorige opgaven bedroegen: 24.375.39
Kr. 700.949.24. Mrk. 13.922.75.
Zoodat in totaal is ingekomen over
1922: 30-493.22; Kr. 948.629.24; Mrk.
26.328.75.
Het Doorluchtig Episcopaat van Ne
derland, gevolg gevend aan het Pau
selijk schrijven van Z. H. Pius XI d.d.
10 Juli 1922, Jot inroeping van hulp
voor de slachtoffers van den hon
gersnood in Rusland, wijst als zijn
officieel gevolmachtigde aan de Ka
tholieke Sociale Actie, te Leiden en
noodigt de R. K. Geestelijkheid en
de Geloovigen ten dringendste uit, op
milde wijze aan den oproep van Z.
H. gevolg te geven en de aalmoezen
rechtstreeks aan het Centraal Bureau
der K. S. A., te Leiden, toe te zenden,
die deze aan Z. H. zal overmaken.
Namens het Doorl. Episcopaat,
f A. F. DIEPEN,
Bisschop van 's Hertogenbosch.
Naar- wij van het Centraal Bureau
voor de K. S. A. vernamen, is door
de Nederlandsche Katholieken in to
taal reeds ongeveer een kwart mil-
lioen gulden bijeengebracht voor de
Pauselijke hulpactie in het Russische
hongergebied.
Goederen in natura uoor Rusland.
Comité:s, vereenigingen of particulie
ren, die duurzame levensmiddelen,
kleeding e. d.-voor den afgrijselijken
hongersnood in Rusland wenschen bij
te dragen, kunnen ten allen tijde goe
deren opzenden naar Rotterdam. Daar
toe gelieven zij eerst aan het Centraal
Bureau der K. S. A., te Leiden het
benoodigde aantal wit-gele labels aan
te vragen, om deze aan elke colli
(baal, mand, kist, enz.) te bevestigen.
Op deze labels is vermeld èn het adres
der opslagplaats te Rotterdam èn het
adres der bestemming in het Russi
sche hongergebied.
Sprekersbemiddeling. Ten behoeve
van volksuniversiteiten, vereenigingen
enz., is het Centraal Bureau voor de
K. S. A., te Leiden reeds eenigen tijd
bezig met het voorbereiden van een
z.g. „Sprekersbeurt". Geleidelijk aan
wordt door middel van vragenlijsten
een kaartregister aangelegd, waarop
naam en onderwerpen van hen, die
bereid zijn voordrachten of reeksen
van voordrachten te houden, worden
geboekt. Ook de voorwaarden wor
den genoteerd, wanneer zij bekend zijn.
Wel is waar was het Bureau altijd
reeds op bescheiden schaal in dezen
geest werkzaam, doch van nu af aan
zal aan deze bemiddeling veel zorg
worden besteed. Zij staat ten allen tijde
kosteloos ten dienste van allen, die
zich tot haar wenden.
De Minister van Arbeid beeft met in
trekking van zijne desbetreffende be
schikking van 4 October 1922 bepaald:
lo. aan hoofden of bestuurders van
naaistersateliers en hoeden-modisterijen
en in alle gemeenten de3 Rijks wordt
toegestaan, dat in het tijdvak van 9
October tot en met 25 November 1922
door de in hunne (hare) onderneming
werkzame arbeiders van 16 jaren en
ouder in afwijking van het bepaalde bij
artikel 24 der Arbeidswet 1919 op de
eerste vijf werkdagen der week arbeid
wordt verricht tusschen 7 uur des voor
middags en 8 uur des namiddags.
a. dat door de betrokken arbeiders niet
langer arbeid wordt verricht dan ge
durende 91/2 uur per dag en 53 uur
per week
b. zoolang van de vergunning gebruik
wordt gemaakt, op een naast de ar
beidslijst opgehangen biljet .op duide
lijke wijze blijkt, dat de werkuren over
de verschillende dagen der week wor
den verdeeld.
2o. hoofden of bestuurders van de
onder 1 genoemde ondernemingen er aan
te herinneren, dat bet onder lo. be
paalde geen bevoegdheid geeft om, be
houdens bijzondere vergunning, af te wij
ken van bet bepaalde in de artikelen
23 (dat op Zaterdag na 1 uur g«en ar
beid wordt verricht) en 31 der Arbeids
wet 1919 (dat op dagen, waarop meer
dan 51/2 uur arbeid wordt verricht, na ten
hoogste 4V2 uur arbeid een onafgebroken
rusttijd van ten minste 1/2 uur wordt ge
noten).
Te „Tel" verneemt, dat bet in het
voornemen van den Minister van Marine
ligt om de Marinewerf te Amsterdam
geheel op te heffen.
Zondag 8 October hield de Ned. R. K.
Journalistenvereenigiing te Utrecht haar
jaarvergadering. De bijeenkomst was
slechts matig bezocht. In het jaarverslag
van den secretaris werd o.m. herinnerd
aan het op 7 Juni gehouden Perscongres
te Nijmegen, aan de drie algemeene ver
gaderingen welke in den loop des jaars
werden gehouden en aan de gevoerde
economische actie. Het ledental nam ook
in het afgeloopen jaar weer toe. Het ver
slag van den penningmeester wees op de
noodzakelijkheid, naar vermeerdering
van de inkomsten der vereeniging om te
zien. De heeren P. Steenhoff, vice-voor-
zitter, en J. H. A. Schuurs, penningmees
ter, aan de beurt van aftreding, werden
bij acclamatie in het bestuur herkozen.
Na eenige discussie werd met alge
meene stemmen besloten inzake de pen
sioenverzekering het contract te teekenen
aangeboden door de Nationale Levens
verzekering-Maatschappij, dat deze Maat
schappij ook met den Nederiandschen
Journalistenkring loopende heeft.
Besloten werd in een daartoe expresse-
lijk te beleggen algemeene vergadering
gelegenheid te geven voor een gedach-
tenwisseling over de voordrachten van
Pater B. Kruitwagen gehouden op het
Perscongres. Pater Kruitwagen zal daar
toe zijn voordracht in stellingen conden-
seeren.
Naar aanleiding van een betoog van
den heer J. Nieuwenhuis om weer meer
aandacht te gaan wijden aan het cultu-
reeie werk dat de vereeniging heeft te
verrichten, waarbij verschillende Wfèfês-
santé vraagstukken werden te berde ge
bracht, ontspon zich een geanimeerd de
bat. Besloten werd dat het bestuur, met
de geopperde denkbeelden volkomen
sympathyseerend, de uitvoering verder
zou voorbereiden.
De ontevredenheid over het te werk
stellen van duizenden Duitse hers in
de Zuid-Limburgsche mijnen neemt
met den dag toe, schrijft het „Centr."
Geen wonder. Het is nu al zoover
gekomen, dat een groot aantal Ned.
mijnwerkers als sleeper zijn aange
nomen voor Belgische mijnen. Een
werfagent kreeg in enkele dagen zoo
veel aanbod, dat de vraag overtrof
fen werd. Typisch is het, dat onze
mijndirecties op vragen, waarom Duit-
sche mijnwerkers worden aangenomen,
plegen te antwoorden, dat er gebrek
is aan sleepers en niet voldoende Ne
derlandsche arbeiders te krijgen zijn.
Nog op iets anders willen we wijzen.
De Duitsche arbeiders, die in onze
mijnen werken, zijn niet alleen de
best betaalde arbeiders van Duitsch-
land, doch met hun inkomen van over
de millioen marken per jaar de
guldens worden immers in marken
omgezet verdienen ze ontzaglijk
meer dan welke hooggeplaatste amb
tenaar in de Duitsche republiek. Over
de wijze, waarop het geld besteed
wordt, hoort men allerwege klachten.
De nieuw-bakken mijnwerker-milliion-
nairs leven er maar op los; van hun
getrouwd zijn trekken de meesten zich
niets aan. Ze kleeden zich chique en
bezoeken des Zondags de fijnste res
taurants, verre buiten de plaats hun
ner inwoning. Het komt vaak voor,
dat vrouw en kinderen aan de grens
komen informeeren naar man en va
der. welke zich wegens het veel te
véle geld niet meer in zijn eenvou-
digen huiselijken kring thuis gevoelt.
Ziehier een demoralisatie in al zijn
verschrikkelijke gevolgen. En onze
eigen mijnwerkers hebben geen werk,
of worden, haast kunstmatig, door de
gemeenten aan het werk gehouden.
De Commissaris der Koningin in
Noord-Brabant heeft aan de organisaties
in de sigarenindustrie zijn bemiddeling in
het conflict aangeboden. MïB.
De Minister van Arbeid hield Woens
dag een conferentie met vertegenwoordi
gers van den scheepsbouw en de ma
chinefabrieken.
De volgende week komt het overige
deel der metaalnijverheid aan de beurt.
Naar het Vad. uit de beste bron ver
neemt, verkeert het ontwerp-Zeerecht in
een dusdanig stadium van voorbereiding,
dat het reeds spoedig door de Tweede
Kamer in behandeling zal kunnen wor
den genomen.
Eenige weken geleden heeft het Kamer
lid J. B. van Dijk aan den Minister van
Waterstaat de volgende vragen gesteld:
lo. Of het juist is, dat reeds 25 Septem
ber a.s. zal worden gegund de aanleg van
het baanvak Nieuwe MeerAmsterdam,
waarvoor op de begrooting van hoofdstuk
IX voor 1923 is aangevraagd 750.000
onder art. 199; 2o. Of het juist is, dat die
gunning niet plaats heeft na openbare of
onderhandsche aanbesteding, doch uit de
hand; 3o. Of het juist is, dat die gunning
zal gelden 't verzetten van 2.000.000 kub.
M. zand voor dat baanvak a f 1.65 per
kub. M., terwijl de eenheidsprijs voor der
gelijk werk belangrijk lager is.
Naar aanleiding hiervan schrijft men
thans aan de „N. R. Ct.":
„Deze zaak heeft in kringen van belang
hebbenden heel wat stof opgeworpen,
omdat, indien de gunning werkelijk reeds
nit de hand is geschied, niet alleen van
een verregaande bevoorrechting kan wor
den gewaagd, doch tevens het feit moet
worden gesignaleerd, dat de staat voor
eenige tonnen gouds wordt bekocht. En
dat in deze tijden, nu de Regeering in de
eerste plaats bezuiniging in haar vaan
voert!
Er is aanleiding aan te nemen, dat de
voorloopige contracten tot een hoeveelheid
van l.OOO.OOO kub. M. reeds zijn getee-
kend; als eerste termijn wordt óp de
Staatsbegrooting voor 1923 nu 750.000
aangevraagd, zoodat in de toekomst tel
kens nog aanvragen van kredieten zijn te
wachten. Deze aangelegenheid is behan
deld door een der hoofdingenieurs bij den
Raad van Toezicht op de Spoorwegdien
sten, die helaas het belang eener open
bare aanbesteding heeft doen wijken voor
een onder-onsje, in den vorm eener gun
ning uit de hand. Wanneer men denkt,
dat een prijs van 1.65 de hoogste is,
welke in den duursten en moeilijken oor
logstijd, toen de steenkolen, die ter ver
werking van het zand noodig waren, 70
per ton kostten, werd besteed dan is deze
handelwijze in hooge mate bedenkelijk,
zoo niet ergerlijk.
Naar den schrijver uit inlichtingen, van
zeer betrouwbare zijde verstrekt, is ge-
blekel|, kan hetzelfde zand, nu o.a. de
steenkolenprijs tot ongeveer 20 per ton
is gedaald, worden geleverd tot den prijs
van 1 .25 (zegge één gulden vijfentwin
tig cent) per kub. M., dus veertig cent per
kub. M. minder dan thans bij de gunning
nit de hand is bedongen,zoodat een en
ander op het millioen kub. M., waarvoor
reeds gecontracteerd schijnt, een bedrag
van niet minder dan vier ton gouds uit
maakt.
Toen de betrokken hoofdingenieur de
zer dagen door andere gegadigden op zijn
willekeurige en voor den staat nadeelige
liandelwiize werd opmerkzaam gemaakt,
verklaarde hij, dat aan deze zaak niets
meer was te veranderen.
Het is te hopen, dat de pas opgetreden
Minister van Waterstaat, die meermalen
getoond heeft een frisschen kijk op aan
gelegenheden a's deze te bezitten, dit ge
val niet zonder meer zal voorbijgaan en
zoo mogelijk de voorloopige contracten
niet zal goedkeuren, anders moge ook
nog de Kamer haar budgetrecht in dezen
doen gelden.
Een en ander stelt wederom het ge
vaarlijke en funeste van de bestedingen
zonder concurrentie in een schel licht."
Een wetsontwerp is ingediend tot vast
stelling van de begrooting van inkomsten
en uitgaven van het Staatsbedrijf der Al
gemeene Landsdrukkerij voor het dienst
jaar 1923.
De vermoedelijke opbrengst van het in
1923 af te leveren drukwerk wordt ge
raamd op 1,600,000. In de jaren 1917
tot en met 1921 waren die opbrengsten
rësp. 845,752, J "411,987, 5117163,
1,895,681 en 1,645,958. Voor 1922
werd geraamd 1,870,000»
Het totaal bedrag van de exploitatie
ontvangsten is gesteld op 1,652,320, ter
wijl de exploitatieuitgaven geraamd wor
den op 1,628,668, zoodat er een winst
cijfer is van 23,652.
Uit het jaar versla.» van de Handels-
vereeniging te Medan haalt de „Deli
Ort." de volgende vergelijkende cijfers
omtrent den invoer van sterken drank
en spiritualiën. Natuurlijk zijn door de
malaise vele cijfers achteruitgegaan, maar
de kwantums zijn toch nog behoorlijk.
De invoer van bier bedroeg 1,800,000
liter in 1920 tegen 1,000,000 liter in
1921. (Duitschland herstelde zich geleide
lijk en voerde 46 pOt. in tegen Neder
land 35 pCt. Het vorig jaar had Ne
derland het leeuwenaandeel met 54 pCt.).
De wijncijfers zakten van 219,000 liter
op 131.000 liter (Nederland 58 pGt.).;
de whisky steeg ondanks de malaise van
30,000 liter tot 35,000 liter (bijna uit
sluitend uit Engeland en Singapore)de
jenever daalde van 112,000 liter op
62,000 liter (bijna uitsluitend uit Ne
derland) de cognac daalde eveneens, van
90,000 liter op 61,000 liter (uit Neder
land ruim de helft). De invoer van si
garen en sigaretten bleef ongeveer ge
lijk. In 1921 werden 706,000 K.G. siga
retten geimporteerd tegen 888,000 K.G.
in 1920 en 104,000 K.G. sigaren tegen
112,000 K.G. in 1920. Bijna alle siga
retten kwamen via Singapore, sigaren
voor 65 pCt. via Penang en slechts 11
pöfc. uit Nederland.
Roeping, Maandschrift voor
schoonheid.
Het aangekondigde nieuwe Katholieke
maandblad Roeping, zal dezer dagen ver
schijnen. In een ons toegezonden prospec
tus wordt daaromtrent het volgende uit
de inleiding van het eerst te verschijnen
nummer afgedrukt:
Roeping is gewijd aan de schoonheid,
aan de schoonheid alleen. Wij willen in
deze bladen geen andere uitingen van de
mensohelijke ziel, als die vam de schoon
heid. Niet omdat wij de andere openbarin
gen van wat er leeft en streeft in de men-
schen minderwaardig achten, maar omdat
de schoonheidsuitingen voor den mensch
zoo voornaam zijn, dat ze recht hebben
op geheel afzonderlijke behandeling, bui
ten en boven de andere openbaringen van
mensch en maatschappij.
Immers de schoonheid is oneindig in
zich zelf maar de menshen kunnen al
leen openbaren, wat zij van die oneindige
schoonheid menschel ijk mochten aan
schouwen. De ziening hier op aarde van
de schoonheid is mensclielijk en eindig;
maar de geziene schoonheid zelf is einde
loos.
Want de Schoonheid die is, altijd ge
weest is, en altijd zijn zal, de Schoonheid
die eeuwig is, is God. En alle schoonheid
die wij menschen. aanschouwen, is de
openbaring van de eeuwige Goddelijke
Schoonheid, is de afstraling van God zelf,
zooals God die geopenbaard heeft, zelf
in Zijn gsheele schepping onmiddellijk, en
middellijk door de vermogens der men
schen.
Schoonheid hebben we gezegd1, omdat
we meer bedoelen dan kunst alleen, in
de enge beperkte beteekenis van opzette
lijke schoonheidsuilimg, met opzettelijke
berekening, met bépaalde dlaarvoor be
stemde middelen.
't Is niet zoozeer de vraag of iemand
kunst geeft, maar alleen of hij schoonheid
geeft, dus of zijn leven, zü"
baring is van de goddelijke schoonheid.
Daarom hebben wij dan ook gezegd, dat
Roeping is gewijd aafn de schoonheid,
Roeping is 'n maandschrift voor schoon
heid. Zoo kan 't ook meermalen gebeuren,
dat gewezen wordt op uitingen van
schoonheid, waar niet eens aan kunst ja
niet eens aan schoonheid gedacht is, maar
alleen gegeven iis zuivere zieleuiting van
de mensch, wat idie mensch in eigen ziel
van het Goddelijke aanschouwen mocht.
En hierin ligt ook duidelijk zichtbaar
de verklaring waarom; Roeping gewijd is
aan alle kunst, aan de kunst in zijn vol
heid, aan alle schoonheid, en zich niet be
perken mag lijt bemoeienis met bepaalde
schoonheidsuitingen, met 'n enkele be
paalde kunst alleen.
Juist omdat het waarachtige kunst- en
söhoonh-ekisleven alle andere werkingen
en strevingen van den mensch in zich be
sloten houdt, is geen waarachtige kunst
mogelijk, wanneer niet alle mensohelijke
verhoudingen, alle1 mensohelijke strevin
gen gericht zijn, zooals God ze richtte, toen
Hij Jen mensch geschapen heeft.
Het opperste sdhoonheidsleven van den
mensch wordt volkomen beheerscht en
gericht door het Godsleven van den
mensch, dus het leven, dat zoo dicht mo
gelijk benadert het teven dat God van ons
vraagt, het goddelijk leven in de werking
van al onze inwendige en uitwendige ver
mogens.
Kunst moet zoo innig moge!ijl; verbon
den zijn in het godsdienstdgen maatschap
pelijk velband, w^jjt -:an alleen komt die
voort uit den heelen mensch en gaat die
uit tot den heelen mensch. Godsdienstig
en maatschappelijk, dat is de heele ver
houding van mensch tot God, van mensch
tot meöemensch, in de samenleving door
God aan de menschelijke natuur verbon
den.
Waarachtige blijvende kunst kan alleen
groeien uit de onveranderlijke eeuwige
beginselen, omdat de schoonheid eeuwig,
onvdat God eeuwig is. De geestelijke hou
ding van den mensch verandert zoo dik
wijls in onze onrustige tijden, omdat er
geen eigenlijke diepere geestelijke gestelte
nis is bij velen, omdat geen vaste geeste
lijke beginselen de onveranderlijke kem is
van hun zieleléven. De menschelijke open
baring van de schoonheid, de kunst, wil
,die 'n vasten on wrikbaren grondslag hebben
dan moet het geestelijke leven van den
mensch vast en onveranderlijk zijn in zijn
grondslag; en die vastheid en onverander
lijkheid kan alleen hebben het leven,
groeiend uit de katholieke beginselen, om
dat heel het teven van den mensch in al
zijn uitingen uit die beginselen groeien
moet.
Niet de beginselen van s'menschen gees
telijk leven moeten veranderen, om de
schoone verscheidenheid te verkrijgen van
telkens nieuwe kunstuitingen. Immers in
de tallooze mogelijkheden van verschil
lende wijzen van zien, in de talloos ver
scheiden openbaringen van Gods oneindige
schoonheid in en buiten den mensch, ligt
de mogelijkheid en de zekerheid van tel
kens nieuwe schoonheids vormen in de
wisselende tijden van het menschelijk be
slaan.
Het hoogste hoogbeeld God, blijft
eeuwig en vast hetzelfde. De hoogbeelden
dié als ia yerayhijlende graden ons op
voeren Tot <M ïïo'ogsté. Kunnen wisselen
met den wisselenden tijd, met de wisse
lende menschen; kunnen telkens 'n ander
karakter hebben, naar het karakter va®,
den tijd. In het kleine, in het groote. In
het persoonlijke, in het gemeenschappelij
ke. In het menschelijke, in het goddelijke.
In de gebruiksvoorwerpen van den dag,
de schoonheidsuitingen van s'menschen
kleiner uitwendig stoffelijk leven;
In de zielewerkingen van zijn diepere
menschelijkheid, in zijn persoonlijke ver
houdingen van mensch tot mensch, van
mensch tot God, de schoouheidsuitingen
van zijn inwendig gemoeds- en geestelijk
leven.
In de openbaringen van zijn eenheid
inet de aardsche natuurlijke samenleving,
de schoonheidsuitingen van zij® maat
schappelijk gemeenschapsleven met alle
menschen in de wereld, en met de men
schen van zijn volk;
In de openbaringen van zijn eenheid
met de bovennatuurlijke kris tel ij ke samen
leving, in de eenheid van het Godsleven,
de schoonheids-uitingen van zij® gemeen
schapsleven in God en door God, de
grootsche teekenen van zijn onbegrensde
Godsleven.
Maar alle die uitingen trachten naar
het hoogste, altijd door alle wisselingen
heen, naar de openbaring van Gods
schoonheid in 't menschenwerk, in samen-
stemming met de openbaring die God zelf
in de schepping gegeven heeft. Heeft de
kunst dien vasten grondslag niet, dan kan
onmogelijk 'n grootsche kunstbouw ver
rijzen. Als wat vandaag goed en juist
lijkt, morgen voor valsch wordt aangezien,
kan er niets voortkomen dan dingen die
verschijnen en verdwijnen. En het men-
schen'hart dat voor de schoonheid gescha
pen is, blijft hunkeren, en kan niet ont
vangen wat het zoekt; alleen 'n voldoening
van het oogenblik, en de leegheid ds weer
even pijnlijk als te voren.
De schoonheid is uitgegaan van God, de
schoonheid moet ferugkeeiren tot God; de
kunst moet den mensch verheffen, verhef
fen tot God, dichter brengen bij God, tot
Wien hij moet wederkeeren. Dat mag en
dat kan alleen 't groote doel zijn van de
kristelijke, de katolieke kunst, want de
katolieke kunst heeft tot wezenlijke roe
ping, Ide openbaring van Gods schoonheid,
de openbaring van God zelf.
Wij hebben hier in onze inleiding onze
beginselverklaring gegeven in de groote
lijnen, zoodat iedereen weet wat hij aan
ons heeft. Die beginselen eischen voor ve
len breeder beschouwing; die zulten we
geven niet alleen in de toepassing bij
kunstbehandeljng, maar afzonderlijk en
voor die beginselen alleen. Immers de be
grippen zijn in onze tijden zoo vertroebeld
en zoo bijna hopeloos verward, dat helde
re en scherpe naspeuring noodzakelijk is.
Alle kunst betrekken wij in onzen werk
kring, omdat alle kunst de schoonheid
openbaart, ieder op zijn eigen wijze, naar
den aard van zijn onmiddellijk doel, en
naar den aard van zijn eigen uitingstof.
Ons maandschrift wil volstrekt niet we
zen 'n oudheidkundig tijdschrift, maar het
behandelt alle kunsten, zooals die in on
zen tijd zich moeten openbaren volgens de
katolieke beginselen. Wij verwaarloozen
niet de kunst van vroeger tijden, immers
de schoonheid is van alle tijden. De kun
stenaar van onze daglen kan en moet ook
leeren uit vroegere openbaring van dezelf
de schelheid, maar hij moet kunst ge
ren v«f6r onzen tijd, volgens het karakter
van onzen tijd.
P« eigentijdsche kunst dus in bianen-
en buitenland zal allereerst onze belang
stelling en onze liefde hebben, en dan bo
ven alles, dat spreekt, de kunst van den
Nederiandschen kunstenaar, omdat ons
tijdschrift Nederlandsch is, en dus naar
het eigen Nederlandsche karakter werken
moet.
Voor een ding moeten wij nog nadruk
kelijk waarschuwen. Wij bevorderen hier
niet in de kunst, of in iedere afzonderlijke
kunst, een bepaalde afgescheiden richting.
Eike opvatting die de moeite waard is
als uiting van schoonheid, aanvaarden wij,
mits de eeuwige beginselen onaangetast
blijven, en al behoudt ieder hét recht 'n
bepaalde opvatting te bestrijden. Eerlijke
beschouwing van alle ernstig werk, met
eerlijke beoordeeldng, daarop kan eenieder
rekenen, want zoo alleen wordt het waar
achtig belang van de schoonheid gediend.
Roeping is ook geen vakblad in de engere
beteekenis, zoodat alleen de vakman er
zij® belangstelling voor hebben kan. Allen
die schoonheid begeeren, en in die schoon
heidsdrang de kunst beoefenen als vak
man, of die alleen in de schoonheid hun
vreugde willen vinden, allen willen wij
helpen in de verheffing van de kunst en
van do kunstzin. Immers wij hebben ons
maandschrift den naam gegeven van Roe
ping, om daarmee aan te duiden de groot
sche en heerlijke roeping, die de kunst,
geboren uit katolieke beginselen, in de
samenleving te vervullen heeft.
In Friesland wordt het vee van de
Leeuwarder markt per stoomboot naar
Holland vervoerd, waarvoor speciaal een
stoomboot in de vaart is gelegd. Dit als
gevolg van de hooge vrachttarieven der
spoorwegen.
Ook wat het personenverkeer betreft
ondervinden de spoorwegen concurrentie
van particuliere ondernemers. Van tal
van dorpen rijdt thans een autobus op de
marktplaatsen als Leeuwarden, Sneek,
Heerenveen enz.
Mej. C. van Everdingen, die op reis was
om Weensche kinderen van het R. K.
Huisvesting-comité te begeleiden en mej.
van Veen, beiden uit Culemborg, hadden
aan het station Culemborg, doordat de
trein niet geheel tot voor het perron reed,
in het donker het ongeluk bij het uit
stappen te vallen, waarbij zij ernsiig let
sel hebben bekomen. De dames moesten
per rijtuig naar huls worden vervoerd.
De toestand van mej. van Veen, die den
schouder heeft gebroken en in het gast
huis te Utrecht in verpleging is, wordt
hoogst bedenkelijk genoemd.
De autoriteiten te Culemborg hebben
bij de Spoorwegmaatschappij een klacht
ingediend. (Ctr.).
De heer A. L. Broer te Giethoorn,
schrijft aan Thijsse, redacteur van „De
levende Natuur" in een 2 Augustus gedag-
teekende mededeeling:
„Ik ben bezig actie te voeren tegen de
nalatigheid der visschers die door hun
fuiken, die te drogen staan, open te laten,
tientallen, wellicht honderden vogeltjes
den dood doen vinden. (Gisteren haalde
ik uit twee partijen van sissen p.m. 15
fuiken nog 18 vogeltjes, 10 dooden en 8
levende, karkieten en een paar spot
vogels).
„U schreef erover in het Naardermeer-
album en schijnt daarin dichtbinden van
de uiteinden een middel te achten. Ik
verzocht dat de visschers ook, deed het
zelf menigmaal, schreef erover in gewes-
Telijke bladen én correspondeerde met da
Ver. t. Besch. v. Vogels, die met den om
vang van het euvel blijkbaar niet bekend
is en mij verzocht er op te letten en na de
vacantie opgave te doen van wat ik hier
alzoo in dat opzicht waarnam.
„Nu is dit het fatale dat de visschers
er in 't algemeen niet aan willen, aan dat
dichtbinden n.l. Beweerd wordt, dat de
fuiken dan minder goed drogen.
„Een ander middel zie ik helaas
voorshands niet, Toch dient er wat op ge
vonden te worden, tallooze vogels komen
op stellig uiterst martelende wijze om.
„Zou ik van U eens mogen vernemen
wat uw ervaringen te dezer zake zijn
in het Naardermeer en wellicht elders,
hoe de visschers daar de fuiken afsluiten
eet.?"
Jac P. Thijsse antwoordt daarop, dat
in het Naardermeer de visscher thans
de fuiken aan beide zijden open laat.
Na eenig gespartel weten de vogeltjes
dan spoedig te ontkomen. De omstandig
heid, dat 't meestal jonge vogels zijn, die
in de fuik vliegen, doet de vraag opkomen
of de ouden door ervaring wijs zijn ge
worden.
In het „Vad." wordt verteld:
Het was nog nooit zoo druk geweest op
het fort. Den vorigen avond laat nog was
er van het groepsstafkwartier opgebeld,
dat de generaal dien morgen het fort zou
komen bezoeken. De fortcommandant,
een gemoedelijke landweer-eerste-luite-
nant, had nauwkeurig alles geregeld. Wa
ter en bezems werden niet gespaard.
Waarlijk alles mocht gezien worden. De
wacht had nog eens duidelijke instructies
ontvangen over het „in geweer" komen
en voor alle zekerheid was er een extra
post uitgezet aan de kromming van den
toegangsweg. Het telegraafpersoneel had
daar vlug een schei-leiding aangelegd,
opdat die post den schildwacht voor 't
geweer tijdig zou kunnen waarschuwen,
als de auto met het gevreesde vlaggetje
in 't zicht was. Ja, het was in orde. En
't verliep precies volgens program. Het
belletje werkte goed, officieren stormden
naar buiten, de wacht, tijdig „in 't ge
weer" geroepen, stond perfect in de
houding; daar gleed de wagen voor en de
generaal stapte de fortbrug over. De
fortcommandant ging den hoogen bezoe
ker tegemoet ter begroeting.
Maar jawel, de brave commandant had
één fortbewoner vergeten in zijn orders
op te nemen, want opeens kwam Gerrit,
de tamme ekster uit een der kazematten
gevlogen, zette zich op de zwaar gebies
de generaalspet en riep: Dag mooie jon
gen, dag mooie jongen!
De commandant zonk door den grond,
de wacht bulderde van den lach, Gerrit,
verschrikt door dit onverwacht succes,
fhidderde schielijk weg, en de generaal.,
was gelukkig een goede generaal en
lachte mee!
Een lezer vertelt hieromtrent in het
„Hbld." het volgende:
Mijn vrouw ging een dagje op reis. Fa
milie bezoeken in Veendam. Men bereikt
die bloeiende veenkolonie van hier uit
maar niet zoo zonder meer. Eerst gaat
men per~tram, dan overstappen in 't lo
caaltje naar Stadskanaal, dan in den trein,
die via Veendam naar Groningen stoomt.
Tot Stadskanaal had mijn vrouw, aldus
vertelde zij mij later, de reis zonder inci
denten volbracht. Daar was een half uur
wachten het parool. Gelukkig ontmoette
zij in de wachtkamer een lotgenoote. Oók
een dagje er op uit. Oók familie bezoeken
in Veendam.
De beide dames zijn al in drukke con
versatie, als nog een reiziger binnenkomt,
dit keer een man. Lange, tamelijk breede
verschijning, naar schatting ongeveer 30
jaar oud. Op den arm draagt hij een com
plete motor-uitrusting. De méneer neemt
plaats, passeert als eindelijk de trein
voorkomt, met de dames de controle.
Mijn vrouw en haar reisgenoöte leggen
beslag op het gedeelte niet-rooken; de
motorrijder installeert zich in de andere
helft. Nauwelijks echter heeft hij zijn
garderobe in het bagagenet gedeponeerd
of hij neemt alles er weer uit en verlaat
den trein, om enkele oogenblikken later
met een opgelucht gezicht terug te kee-
ren.
Nu echter beginnen de dames ongerust
te worden. Wie weet, zitten zij in den
verkeerden trein.
Na eenig aarzelen trekt mijn vrouw de
stoute schoenen aan en stevent op den
motorman af met de vraag, of dit de trein
voor Veendam is.
„Neen, dame," luidt het antwoord, „de*
ze trein gaat naar Groningen."
Onmildellijk grijpen de geroutineerde
reizigers haar hebben en houden bijeen
en springen uit de coupé, juist op het mo
ment, dat de chef het sein tot vertrekken
zal geven.
„Waar moet u heen?" informeert de
conducteur, die haastig komt aansnellen,
„Naar Veendam".
„Maar dan bent u immers goed". Met'
den moed der wanhoop springen de bei
de vrouwen op de treeplank van den
reeds langzaam voortglijdenden trein en
in edele verontwaardiging bijt mijn echt*
genoote den motorrijder toe: „De trein
gaat wel naar Veendam."
Nu is het zijn beurt om op te sprin
gen, de bagage uit het net te rukken en
één, twee, drie den sprong te wagen. Hij
valt op het perron, staat echter dadelijk
weer op en hoort nog juist, dat de andere
dame hem toeschreeuwt: „Maar hij gaat
ook naar Groningen".
Met een beduusd gezicht ziet de rei*
ziger den trein verdwijnen, die waar*
schijnlijk zijn motorfiets meevoert
Geopgraphie.zwak!!
Dinsdagavond is op de kermis te HorS-
sen zekere v. d. Lee zoo ernstig met
een mes in de hartstreek gestoken dat
de behandelde geneesheer geen hoop op
behoud kon geven.
De getroffene weigerde den dader aan
te geven.
Dat er ondanks de malaise nog aar
dige prijzen besteed worden voor luxe
bleek gisteren te Delft, waar op een pu
blieke verkooping een paar briljanten
oorknoppen werden verkocht voor het
bagatel f 2290.behalve de opcenten.
Nog deze week zullen van Duitscha
zijde, ter verscherping van het toezicht
op het passeeren van de grens, t# Bel-
lingwolde, Boertange, enz. de kommie-
zen door gendarmen warden vervangen.
Uit de Schermer werd aan een dar
Langedijker zuurkoolfabriek witte kool
aangevoerd, waarvan 900 stuks een to
taal gewicht van 10.000 K.G. hadden.
Dat is dus semiddeld bijna 25 pond
per stuk,