Vierde Blad
21 October 1922
Kerkel. Kunst-V. OVEN, Den Haag - Vaandels, Insignes,, Viarinsn, Medaille»
Onschuldig veroordeeld
Van wet en wetgeving.
Het Eucharistisch Congres.
De dividend- en tantièmebelasting.
MEDISCHE PRMTJES.
8IMHENUM9SCH UIEUWS.
Administratieve rompslomp.
Sectievergaderingen
voor vrouwen.
Mevrouw Bredius Ot erbeek
over de Vereeniging der Eeu
wigdurende Aanbidding en
tot ondersteuning van arme
en behoeftige kerken en het
Instituut der Eeuwigdurende
Aanbidding.
Het betuur aldus spr.heeft
voor de sectievergadering der vrou
wen, een onderwerp uitgekozen, dat
wel heel bijzonder de aandacht en de
.Oiwijding van de vrouwen vraagt,
n.l. het Liefdewerk der Arme Kerken
en het instituut der Eeuwigdurende
Aanbidding.
Verdieping des levens is een gebie.-
.ende eisch voor ieder christenmensch,
en zeker voor iedere christenvrouw.
Wij leven in een tijd, waarin alles
ons naar buit.n roept, en er valt niet
aan te ontkomen, we moeten mee!
Zou het niet de bedoeling en de op
zet van dit Eucharistisch Congres
zijn, om door het verlevendigen van de
devotie tot het H. Sacrament, om
door het helder belichten van ons
levensdoel, dat toch ten slotte is
God te kennen, te dienen en te bemin
nen, ons op te richten uit de sfeer
van het alledaagsch gedoe en onze
levensopvatting mede gelijk te maken
aan die van Christus, zooals Hij die
ons gegeven heeft in zijn H. Evan
gelie
Daarom is het zoo noodig juist in
dezen tijd van uitwendigheid en op
pervlakkigheid, dat we ons bewuster
indenken "in het groote Altaargeheim,
want die diepere kennis zal leiden
tot inniger en zuiverder liefde en juist
die liefde, dat dieper en bewuster we
ten, moeten wij uitdragen in ons
huiselijk en in ons maatschappelijk
leven.
in ons maatschappelijk leven moe-
en we de liefde to. Jezus in het H.
Sacrament en dat bewuster leven uit-
d agen, want daartoe zijn we vooral
geroepen. We moeten echter eerst
zelf zorgen, dat we de opwekkende te
genwoordigheid van den Persoon van
Christus brengen in de sleur van ons
leven, dat wij leven in het gezelschap
van Hem, Wiens aanwezigheid altijd
een inspiratie is.
Waar zullen we die opwekkende
tegenwoordigheid beter vindeti dan
in de beoefening van de veelvuldige
H. Communie, de innigste omgang
met Hem, van wien de groote Apostel
Johannes zegtGod is liefde. En daar
het nu eenmaal zoo geheel in de vrou
welijke natuur ligt, om niet alleen
liefde te ontvangen maar nog veel
meer om te geven, zoo zal door het
goed begrijpen van die oneindige lief
de voor Hem zij zieken naar uiting in
daden. Op welke wijze kunnen wij
daarvan beter uiting geven, dan in
het liefdewerk der arme kerken en
Missies Hiervoor wordt alleen ge
vraagd een groote liefde, om nieuwe
en arme parochies en verlaten missies
te voorzien van alles, wat voor den
dienst van 't Altaar noodig is. O,
vrouwenwerk bij uitnemendheid 't
Moet alleen toe te schrijven zijn aan
het feit, dat dit werk nog niet vol
doende bekend is, dat in Amsterdam,
waar toch de devotie tot het H. Sa
crament op zoo'n hoog pijl staat, nog
zoo weinigen óf contribueerend óf
werkend lid van deze vereeniging
zijn is 't eigenlijk niet bedroevend,
dat voor de aankleeding der Altaren
moet worden gebedeld. E zijn er die
zeggen Waartoe al die nieuwe kerken
en die dure paramenten Me dunkt,
dat niets te goed of te mooi kan zijn
voer den Gever van alie go d. Zou Je
zus, die tijdens zijn aardsche leven,
alle grootheid en rijkdom versmaad
heeft, en die voor Zijn laatste Avond
maal een groote welingerichte eet
zaal uitkiest, dit niet gedaan hebben
om door alie eeuwen neen te wijzen
op den eerbied, die verschuldigd is
aan het H. Tabernakel
Spreekster gaat thans over tot een
uiteenzetting van het ontstaan en de
werking van de Vereeniging van het
H. Sacrament en het instituut der
Eeuwigdurende Aanbidding. De be
doeling van dit Instituut isaan
Jezus Christus voor de versmading
zijner liefde eerherstel aan te bieden
dóór zielen ont Hem te vereenigen,
die geheel aan zijn liefde toegewijd
zijn tot volkomen opoffering van
zichzelven toe zooveel mogelijk het
te bevredi. ti, dat het
om in het
Allerh. Sacrament de Altaars dooi
de menschen gekend c bemind te
worden. Waar het ka; geschieden
en een voldoend aantal Douw aan-
verlangen
Goddelijk Hart bezielt
bidders kan gevonden worden, heb
ben de religieusen het voorrecht, dat
het H. Sacramen' dag aan dag in hare
kapellen blijft uitgesteld en zoo geniet
het huis van de Zusters der Eeuwig
durende Aanbidding te Rotterdam
dit g oot voor echt en de Rotter
dammers hebben wel reden trotsch
te zijn op hun Sacramentskapel, want
deze kapel is een stichting van een
Rotterdamsche vrouw.
leder werk dat zich voorstelt de
godsvrucht tot het H. Altaargeheim
te bevorderen, heeft recht op waar
deering en den steun van allen, die
open hart en oog hebben voor de kwa
len van onzen tijd. G, mogen dan
toch meer katholieken, en vooral
vrouwen en meisjes, dit verheven
Liefdewe k waardeeren, prijzen en
steunen, waardoor we ons verzekeren
van de dankbaarheid van Jezus Eu-
charisticus, die zich in edelmoedig
heid nooit laat overtreffen."
Daarna sprak
Mevr. Logger-Kuntz
over; „Intronisatie van
het H. Hart en dage-
lijksche H.Communie.
Da intronisatie is een werk van
maatschappelijk eerherstel,een uiting
van plechtige openbare hulde tegen
over openbare uitingen van haat. Zij
geeft de gewilde en kenbare bedoeling
van een bewijs van geloof in het maat
schappelijk Koningschap van onzen
Heer en tevens een eerherstel voor de
zonde van onzen tijd de maatschap
pelijke en burgerlijke miskenning van
zijn rechten als Opperheer. Zij is bet
geschiktste middel tot heiliging van het
huisgezin en door het huisgezin van
de geheele maatschappij. Spr. geeft
aanwijzingen hoe de Intronisatie hoort
te geschieden en toont aan, hoe in
verschillende landen de intronisatie in
de huisgezinnen gevolgd werd door de
officieele en openbare intronisatie in
het land.
De Intronisatie, die volgens Kardi
naal Art Irieu, den hemel in het huis
gezin en het huisgezin in den hemel
brengt, is meermalen aanleiding ge
weest tot de bekeering van een afge
dwaald huisgenoot. Zij staat in innig
verband met de godsvrucht tot het
H. Uur en vooral tot de Eucharistie,
de eerherstellende H. Communie, en
kweekt Apostelen, priester- en leeken-
apostelen. Spr. doet een .beroep op
de aanwezigen om toch de zoo troost
volle devotie tot het H. Hart en de
Intronisatie te brengen in de onge
lukkige huisgezinnen, die ze, dikwijls
geheel buiten hun schuld, niet kennen
en illustreert dit beroep met een tref
fend voorbeeld, tevens aantoonend,
hoe deze devotie en die tot het H.
Sacrament elkaar wederkeerig beïn
vloeden en' versterken. Dat allen, bij
wie de Intronisatie nog niet heeft
plaats gehad, ze doen houden in hun
huisgezin, ja ook in fabriek, kantoor
en werkplaats, openbare hulde tegen
over openbaren hoon Jezus, Koning
der Harten, Koning der Huisgezinnen,
-Konnig van het openbare leven.
Resumeerend stelt spr. haar con
clusies
le. de H. Hart-devotie is een voor
treffelijk middel tot uitbreiding van
de liefde tot de H. Eucharistie
2e. de H. Hart-devotie wordt bevor
derd door de Intronisatie.
In het Sint Willibrordus-patronaat
luisterde onderwijl een vergadering
naar een
Rede Pater Van Ruth S. J„
over „Maria en de H. Eucha
ristie."
Ons is heden de heerlijke taak
geschonken het Hoogheilig Sacra
ment te beschouwen in zijn betrekking
tot de Moeder des Heeren. Deze be
schouwing splitst zich als vanzelf
in twee groote deelen.
I. Maria en het Eucharistisch offer
leven van haar kind.
II. Maria en het Eucharistisch
leven der geloovigen.
Wij weten en gelooven, dat net H.
Sacrament des Altaars ons Christus
schenkt, levend met en voor ons in
het H. Tabernakel. Wat is het Heilig
Vleesch en Bloed, hetwelk wij op
onze altaren aanbidden en in de H.
Communie ontvangen, anders dan
het Lichaam, dat Christus in den
reinen schoot der Moedermaagd heeft
ontvangen. Maria is het, die hare kin
deren dit geestelijk voedsel heeft
geschonken. Maria schonk ons het
goddelijk Vleesch en Bloed, zij schonk
het ons met volle kennis en vrijen wil
ten koste van onmetelijk lijden. Ken
de Maria tevoren het' groote geheim
van het altaar-Sacrament Wij weten
het niet. Zeker kende zij het groote
offer, dat zou worden opgedragen
van den opgang der Zon tot haar on
dergang op alle deelen der aarde.
Maar dit weten wij, dat zij vurig
wenschte, dat het goddelijk Vleesch
en Bloed ook ten "koste van haar
eigen geluk tot heil zou strekken voor
de zielen van alle geslachten tot het
einde der wereld. Dit was haar ver
langen, dat bevredigd wordt in onze
H. Communiën.
Door de medewerking van Maria
bij het kruisoffer staat Maria in innige
verbinding met het Eucharistisch of
fer, daar dit laatste wezenlijk en waar
achtig betrekking heeft op het offer
van Calvarië, als de onbloedige her
nieuwing en blijvende herinnering
ervan. Dit kruisoffer wordt dagelijks
op onbloedige wijze hernieuwd op
onze altaren, in dat onbegrijpelijk
liefdewonder daalt Jezus neer in de
hand van Zijn priester en offert zich
opnieuw ter herinnering ook van het
bloedig offer op Calvarië. Golgotha's
offerw ordt herhaald, het offer, een
maal opgedragen, hoe eindeloos de
afstand tusschen beiden moge zijn,
door God en Maria.
Maria stond naast het kruis, alleen
met enkele vrouwen en Joannes.
Is dat niet de voorafbeelding van wat
geschiedt in onze dagen Men laat
nog geen stervenden huishond aan
zijn lot over. Wie snelt niet toe, als
zijn broeder, ouders, kind sterftEn
op honderden altaren van de Eucha
ristische stad Amsterdam sterft een
God uit liefde, zich opofferend voor
ons. En de Amsterdamsche katho
liek loopt op datzelfde oogenblik
langs zijn straten en vindt het te veel
om even op te gaan naar het sterfbed
van den in zijn plaats gefolterden God,
De Katholieken moeten 's morgens
naar het H. Sacrificie der Mis. Wij
moeten dit zelf doen en het leereif aan
onze kinderen. Jezus en Maria wen-
schen het. Nadert gij een Godshuis
betreedt ge den drempel van het hei
ligdom, dan moet voor uw oog ver
dwijnen de gouden luister, waarmee
menschelijke liefde en kunst zijn klei
ne altaarwoning siert. Daar voor u
op de altaartombe moet verschijnen
de goddelijke Christusgestalte in het
lange witte kleed die Maria aanschouw
de in het huisje van Nazareth, die
haar moederoog thans bewondert in
het eeuwige hemellicht. Naar Jezus
door MariaHet devies der Maria-
congrégatie, het kort begrip der Maria-
leer van geheel de H. Kerk, moet ook
onze levensspreuk zijn. Wie Maria
vereert, wordt door haar geleid tot
haar kind, Zij brengt haar vereerders
tot de Tafel des Heeren.
Spr. wekt ten slotte alle vrouwen
van Nederland op Apostelen te zijn
der Eucharistie in haar drievoudigen
vorm offer, tabernakel, communie
FEUILLETON
„Lieve HemelEen en twintig jaar
U vraagt nog al wat van iemands ge
heugen. In die een en twintig jaa.
heb ik misschieh drie honderd kinde
ren hier in huis gehad. Hoeveel na
men van ouders zou ik dan niet hebben
moeten onthouden. Als u alleen maar
den naam weet, kan ik u niet veel ver
tellen."
„Nog wat.... De weduwe Fortier
werd een en twintig jaar geleden ver
oordeeld voor diefstal,brand en moord.
„Wacht eens.... eerr vrouw, die
voor een drievoudige misdaad werd
veroordeeldJa.... daar is veel
over gesproken indertijd
„Herinnert u zich niet, bij wie haar
dochtertje hier werd verpleegd
„Wel, bij moeder Fremy
„Waar woont die
„De arme vrouw is al jaren dood."
„Wat een tegenvaller mompelde
Ovide.
„Waarom stelt u zooveel belangfin
dat meisje
„Wel, ik zou gaarne weten, of de
dochter van Jeanne Fortier nog in
leven is, kunt u mij dat zeggen
„Neen, ik weet niet, wat'moeder
Fremy met het kind heeft gedaan."
„Kan ik dan elders ter plaatse in
lichtingen krijgen
„Ja, op het gemeentehuis, daar kan
men u alles'zeggen, wat u wenscht te
weten. Op last van den burgemeester
wordt een kindje vervoerd naar het
Vondelingenbuis. Dat gebeurt dage
lijks."
„Wanneer dat geval zich voordoet,
geeft u dan aan den burgèmeester een
lijst van de voorwerpen, die Ia er kan
dienen om het kind te herkennen
„Ja, mijnheer. Men geeft de merken
op van het linnengoed en andere bij
zonderheden omtrent de kleeding, den
naam van den vader en de moeder en
den datum, waarop het is gebracht."
„Het kind, waarover ik spreek,
heette Lucie. Daaraan heeft men dus
toegevoegd den naam der moeder,
Jeanne Fortier en die der pleegmoeder,
moeder Fremy
„Juist, mijnheer."
„Ik dank u voor uwe inlichtingen,
madame Mag ik u dit misschien aan
bieden voor uwe moeite
Ovide reikte de vrouw een billet van
twintig franken over, dat zij in haar
zak stak. Hierop ging hij weg.
„Het stadhuis?" zeide hij bij zich
zelf. Daar ga ik nu niet zoo graag heen.
Jeanne is ontvlucht. Als ik over haar
spreek, kunnen ze al gauw denken dat
ik door haar ben gezonden en misschien
wordt vermoed, dat ik meer van haar
weet. In elk geval loop ik gevaar, dat
men verdenking op mij krijgt. Als ik
hier tenminste maar iemand kende."
Op goed geluk wandelde Soliveau
verder." Eensklaps scheen hij tot an
dere gedachten te komen en sloeg den
weg in naar het gemeentehuis. Hij
ging binnen en vroeg aan een jong
bediende
„Kunt u mij ook zeggen, mijnheer,
wie hier burgemeester was in 1861 en
1862
„Zeer zeker, mijnheer," antwoordde
de jonge man. De toenmalige burge
meester heette Duchemin. Het was
de broer van mijn vader."
„Wootn hij nog in Joiigny
„Neen, in Dijon, zijn geboorteland."
„Dan is hij een landgenoot van mij?"
zeide Soliveau.
„Zoo, komt u dus ook van de Cóte
d'Or
„Ja, mijnheer. Ik zou gaarne een
inlichting hebben van uw oom, be
trekking hebbende op de jaren 1861
en 1862. Het gaat over een vrij deli
cate zaak."
„Misschien kan ik u van dienst
zijn
Terwijl hij dit zei, vloog de deur open
en een man met een burgerlijk uiterlijk
trad binnen. Toen de jonge man hem
zag, verbleekte hij en stond verlegen
op.
„Zoo, zoo mijnheer Duchemin,"
zeide de man, op luiden en brutalen
toon. Het komt nu zoo ver, dat ik u
hier moet opzoeken."
„Mijnheerstamelde de be
diende.
„Laat dat mijnheer maar weg! Je
spot eenvoudig met mij en ik begin
er nu zoo langzamerhand genoeg van
te krijgen."
„Schreeuw toch niet zoo hard, als ik
u bidden mag!".... zeide de jonge
man, die het geval bijzonder pijnlijk
scheen te vinden.
„Ik schreeuw als ik wil en ook zoo
hard als ik wil.. Als je me betaalt,
zal ik mijn mond houden."
„Ik heb u verzocht wat geduld te
hebben."
„Ja wel, ik wacht al zes maan en;
Al zes maanden heb je van week to
week uitgesteld."
„Dan 'vraag ik u een laatste uit
stelnog acht dagen
„Tra la la Ik geef je uitstel tot
morgen. Als ik morgen avond de
duizend franken niet heb, die ik je
geleend heb en waarvoor je oom bo g
is gebleven, dat jj.vil zeggen, je
hebt de handteekening ven je oom
nagemaakt, zal ik geen medelijden
me"er kennen. De stukken gaan naar de
justitie en wat er van komt, komt er
van. Tot morgen avond, mijnheer
Duchemin."
Daarop ging de woedende sein; dl-
eischer weg, zooals hij was gekomen.
De bediende viel op zijn stoel neer,
verpletterd en verborg het gelaat in de
handen. De tranen vloeiden over zijne
handen.
„Neem mij niet kwalijk mijnheer,
dat ik helaas'van deze scene heb moe
ten getuige zijn," zeide Ovide.
De bediende hief het hoofd op en
antwoordde weenend
„Het is, wat ik heb verdiend, mijn
heer. Ja, ik heb verkeerd gedaan,
meer dan eens.... De man, dien u
daar juist hebt gezien is een groot wijn
koopman van Joigny, die zaken coel
met mijn oomHet vorig jaar had
ik een meisje, waar ik zielsveel van
hield. Ik was zoo dwaas haar in alles
haar zin te geven, om ze meer aan mij
te hechtenik had geen geld en
nog minder crediet.... Ik schreef
twee schuldbekentenissen, die mijn
oom teekende (d.w.z. ik vervalschte
zijne handteekening). Op den verval
datum kon ik niet betalen. Om mijn
oom er buiten te houden legde ik een
volledige bekentenis af en kreeg met
moeite" zes maanden uitstel. De zes
maanden gingen voorbij. Ik had hoop
te kunnen betalenijdele hoop U
hebt gehoord, wat die man zei, hij
zal mij aan de justitie overleveren.
Och mijn arme moeder Zij weet van
niets en zal van verdriet sterven, als
ze het hoort. Hoe is het mogelijk, dat
ik aan de grillen van dat meisje heb
kunnen voldoen."
„Ziet u dat meisje nog wel eens
vroeg Ovide.
„Neen mijnheer."
„Voelt u geen liefde meer voor haar>
„Dat wel. Maar daar ik geen geld
meer had.'was zij niet meer voor mij
te spreken."
(.Wordt vervolgdj
De naam dividend- en tantièmebelas
ting heeft zeker voor het gros onzer le
zers een vreemden klank. De meesten
hebben er wellicht nooit aandacht aan ge
schonken. Dat komt, omdat betrekkelijk
weinigen er aan betalen, en van hen, die
er aan bijdragen, weten de meesten het
zelf niet. Hoe dit komt, zullen wij aan
stonds zien.
De dividend- en tantièmebelasting moet
worden betaald van de winst die wordt
gemaakt door naaralooze vennoot schap
pen, commanditaire vennootschappen op
aandeelen, coöperatieve en andere veree-
nigingen en onderlinge verzekeringsmaat
schappijen, voor zoover die winst wordt
uitgedeeld. Van winst, die niet wordt
uitgekeerd, doch bijvoorbeeld in het
reservefonds der maatschappij wordt ge-
Stort, behoeft niet te worden betaald.
Het is niet bepaald noodig, dat de
winst in geld wordt uitgekeerd om aan
belasting onderhevig te zijn. Die winst-
tdlkeering kan ook geschieden door bij
schrijving op of uitreiking van aandeelen
of obligatiën. B.v. een maatschappij met
een aandelenkapitaal van f 100.000, be
staande uit 200 aandeelen van f 500,
maakt 100 pet. winst. Op voorstel van
directie en commissarissen wordt beslo
ten, het aandeelenkapitaal met de ge
maakte winst te vergrooten. Een aandeel
houder van dergelijke maatschappij krijgt
geen geld uitgekeerd, doch op ieder aan
deel van f 500, dat hij heeft, krijgt hij
nog zoo'n aandeel cadeau. Voor het aan
deel, dat hij in zoo'n geval krijgt, moet
echter ook dividend- en tantième-belasting
gorden betaald.
Voorts moet dividend- en tantièmebe
lasting worden betaald van hetgeen als
salaris, als tantième, of onder welken an
deren vorm ook als belooning wordt ge
noten door de directie, de commissaris
sen of het verdere personeel der boven
bedoelde vennootschappen of vereenigin-
gen.
De eerste f 10.000, die de leden der
directie of van het overige personeel ge
nieten zijn echter belastingvrij.
Wat de commissarissen betreft, van de
door hen genoten belooning is een gedeel
te, varieerende van f 200 tot f 1250 be
lastingvrij, al naar de grootte van het
aandeelenkapiitaal der betrokken maat
schappij.
l>e belasting bedraagt 5 voor elke
geheele som van f 100, dus 5 pet. Zij is
verschuldigd door de vennootschap, ver
eeniging of maatschappij. De vennootschap
is niet alleen bevoegd, doch ingevolge
«rt wet verplicht, om de betaalde belasting
in mindering te brengen op de uitkeering
aan de aandeelhouders, directie en com
missarissen. Elk beding of besluit, voor
Zoover het hiermede strijdt is nietig. Als
men dus een aandeel heeft in eene in
dustrieels onderneming en men krijgt
daarvan 8 pet. uitgekeerd, dan is hiervan
reeds dividend- en tantièmebelasting be
taald. Indien er geen dividend- en tantiè-
mebeiasting betaald behoefde te worden,
zoude de uitkeering grooter zijn geweest.
Wij meenen de werking dezer belasting
het best te kunnen toelichten met een
voorbeeld en wij nemen daartoe hetzelfde
voorbeeld dat de Minister van Financiën,
bij de verdediging der wet, in de Tweede
Kamer gaf.
„Ik neem," zoo zeide de Minister, „een
vennootschap met een kapitaal van 1
millioen. Die maakt in zeker jaar een
winst: van f 150.000. Volgens de statu
ten krijgen de aandeelhouders, vóór an
dere winstverdeeling, 5 pet. over het ka
pitaal. Vijf percent over een millioen rs
f 50.000; dus er blijft een ton over. Voorts
staal in die statuten, dat van de overwinst
de aandeelhouders krijgen 60 pet., het re
servefonds 10 pet. de directie 15 pet. en
de commissarissen ook 15 pCt. Hoe
gaat nu de winAt eröee'.'.ng?
Jdus1; van. die f 100 000 krijgen de
aandeelhouders f 60.000, het reservefonds
f 10 000, de directie 15.000 en de com
missarissen ook 15.000. Van de ƒ110.000
(f 50 000 plus f 60.000)- die de aandeel
houders krijgen, betalen zij 5 pet. of
f 5500; van de f 15.000 die commissaris
zen krijgen betalen zij 5 pet. of f 750.
Dus: 5500 nlus tweemaal f 750 is het
ihedrag, dat aan den fiscus toekomt."
De scherpzinnige lezer zal wellicht op
merken, dat dit niet geheel juist is, want
dal zooals boven is medegedeeld dat
gene, wat door directie en commissarissen
wordt genoten voor een bepaald g4freelle
belastingvrij is. Deze opmerking is inder
daad juist, doch als wij aannemen, dat bij
de als voorbeeld aangehaalde maatschap
pij de leden der directie een salaris heb
ben van 10.000 plus tantième d.d. aan
deel in de overwinst en de commissarissen
een bezoldiging hebben van f 500 plus
tantième (voor commissarissen van een
maatschappij met een aandeelenkapitaal
van f 1.000.000 is f 500 belastingvrij), dan
is de door den minister opgezet te bereke
ning juist.
Zooals wii gezien hebben bedraagt de di
vidend- en tantième-belasting volgens de
betreffende wet 5 ;>er f 100 winstuit-
deeling. Praktisch is zij echter veel hooger.
Want zooals alie andere belastingen
beeft ook de dividend en tantième belas-
/ling hare opcenten.
Op de eerste plaats 33 opcenten voor bet
Leeningsfonds 1914, dus voor het Rijk.
Op de tweede plaats 30 opcenten voot
«ie gemeente. Deze 30 opcenten worden
Van eiken aanslag in de voormelde belas
ting geheven, zonder dat daartoe eenig be
sluit van den Gemeenteraad noodig is.'De
Gemeente heeft slechts de haar toekomen
de gelden van de Rijksadministratie te ont-
vangen en daarmee uit.
De gemeenten zijn echter bevoegd boven
en behalve de evenvermelde 30 opcenten
nog ten hoogste 18 extra-opcenten te hef
fen. Het daartoe strekkend besluit wordt
genomen door den Gemeenteraad. Om der
gelijk besluit te kunnen nemen, moet ech
ter de plaatselijke inkomstenbelasting
(daaronder tevens te begrijpen de plaatse
lijke opcenten op de rijksinkomstenbelas
ting) een bepaalde hoogte hebben bereikt.
Doch bij den berooiden toestand, waarin
de gemeentelijke schatkisten verkeeren,
kunnen wij wel zeggen, dat nagenoeg alle
gemeenten bevoegd zijn om deze 18 extra-
opcenten te hebben. En de praktijk heeft
evens uitgewezen, dat de overgroote meer
derheid der gemeenten van deze bevoegd
heid gebruik maken.
De gemeentelijke opcenten worden uit
gekeerd aan de gemeente, waar het bedrijf,
dat voor de in de belasting aangeslagen
maatschappij of vennootschap wordt ge
ëxploiteerd, is gevestigd. Heeft deze maat
schappij ook in een of meer andere ge
meenten een ^kantoor, winkel, werkplaats
of andere vaste inrichting lot uitoefening
van haar bedrijf dan wordt het geheven
bedrag onder de diverse gemeenten ver
deeld in evenredigheid van de betaalde be
looning aan de personen in iedere gemeen
te in het bedrijf geregeld werkzaam, de
directie en de Commissarissen niet mede-
gerekend.
De Provinciën zijn niet bevoegd op de
hoofdsom der dividend- en tantième belas
ting opcenten te leggen.
VAATAANDOENINGEN.
I.
Bij de aankondiging van bovenstaand
onderwerp, zult gij onwillekeurig
eenigszins verbaasd opzien. Geen won
der. Immers, de bloedvaataandoenin-
gen worden meestal niet zoo in den
dagelijkschen omgang besproken. Men
heeft t met elkander over alle mo
gelijke andere ziekten, behalve juist
over deze. En toch zeer ten onrechte.
Ons bloed vaatsySteem is zeer belang
rijk en gewichtig voor het in stand
houden van onze gezondheid en voor
het behoud van ons leven, ja een
minstens even groote rol speelt als bij
elk ander levens,gewichtig orgaan, zoo
dat een bespreking hiervan zeer zeker
recht van bestaan heeft, 't Lag dan
in mijn voornemen u 't een en ander
hierover mede te deelen.
Wij zullen dan allereerst onze aan
dacht vestigen op de slagaderen, ter
wijl dan later de aderen ter sprake
zullen worden gebracht.
Allereerst zij opgemerkt, dat de
bloedvaatwand van den slagader wat
dikker is dan die van den ader en de
wand van heide soorten van vaten
door het bezit van een dun spier-
laagje contracliel en elastisch is. Vol
ledigheidshalve wil. ik hier aan toe
voegen, dat men in 't algemeen de
vaten, die het bloed van liet hart af
door het lichaam zenden, slagaderen
noemt, terwijl d:e, welke het bloed
naar het hart terug doen vloeien,
aderen genoemd worden.
De aandoening nu, waarvoor ik't al
lereerst uw aandacht wil vragen, de
vaatverkalking of arleriosclerose, waar
onder wij alien, wanneer wij op min
of meer gevorderden leeftijd komen,
te lijden hebben. Zooals de naam reeds
aanduidt, wordt kalk in den wand van
den slagader of arterie afgezet. Wat
de oorzaak van deze afzetting is, ligt
nog volkomen in het -duister. De alco
hol, de nicotine, zelfs onze geheele
levenswijze is er van beschuldigd.,
zeer ten onrechte evenwel. Er zijn
tal van menschen, die zeer solide le
ven, nooit een druppel alcohol ge
bruiken, ook vroeger niet en geen
liefhebbers zijn van tabak en die toch
in hooge mate 'door vaatverkalking
worden aangetast. Hiermede wil ik
geenszins zeggen dat een onsolide le
venswijze veel alcohol drinken en
veel rooken geheel onschuldig is voor
onze vaatwanden, doch die groote
rol, die men oorspronkelijk dacht, spe
len zij niet. Hoogstens kunnen wit
zeggen, datzij eenigszins de vaatver
kalking in de hand werken. Door
deze aandoening nu wordt de vaat-
wand, zooals vanzelf spreekt, minder
elastisch, zoodat iemand op leeftijd in
t algemeen bij een ongeval waarhij
bloedverlies gepaard gaat, er ongun
stiger aan toe is dan een jongtere,
daar bij deze laatste de bloedvaten
zich gemakkelijker samentrekken,
waardoor de stolling bevorderd wordt
en het bloedverlies dientengevólge
minder ernstig zal zijn Gelukkig ko
men wij er doorgaans nogal goed af,
in aanmerking genomen, dat ieder
een boven het pl.m. 50e levensjaar
aan vaatverkalking gaat lijden, de een
wat meer, de ander wat minder, zoo
dat menig oudje alleen maar over
wat koude handen en voeten klaagt af
en toe, hetgeen te verklaren is uit het
feit, dat de vaten een weinig nauwer
worden en de bloedcirculatie minder
intensief is, waardoor de voeding, zij
't dan ook nog voldoende, een zeer
trage wordt.
Thans willen wij overgaan tot de
bespreking van een andere aandoe
ning, die wellicht velen van u nooit
bij name hebben hooren noemen. Het
zijn de Ancurysmata. Welk woord 't
meervoud is van Aneurysma. Welnu
een Aneurysma is niets anders dan een
uilbochting van den vaatwand. De
bloedvaatwand kan hierbij nog heel
zijn en spreekt men van een Aneurys
ma verum (waar Aneurysma).
Dit laatste staat nu, zooals de naam
reeds doet vermoeden, tegenover een
valsch Aneurysma (Auneurysma Spu-
riimi). Wij hebben hierbij eigenlijk
geen uilbochting in den zin van het
eerste, doch een gat in den vaatwand.
Daar dit meestal plaats grijpt na
tuurlijk bij 'n verwonding, draagt een
valsch Aneurysma ook wel den naam
van: „Aneurysma traumaticum (trau
ma wondverwond hg). Bij di laatste
nu stort het bloed zich uit door hel
gat, dat zich in den wand bevind in
het omgevende bindweefsel, waarin
onze bloedvaten ingebed liggen. Het
uitgestorte bloed dringt nu het bind
weefsel wat op zijde, maakt n soort
uitholling en daar het geen anderen
uitweg heeft, keert 't wederom in het
bloedvat terug vanwaar het kwam.
Zien wij dus, dal een Aneurysma Spu-
rium ontstaat door een verwonding,
die een gat in den slagader heeft
teweeg gebracht, op geheel -andere wij
ze wordt een waar Aneurysma in het
leven geroepen. In dit laatste is het
de bloeddruk, die den vaatwand par
ten speelt. Dit nu kan op twee ma
nieren geschieden, n.l. óf de bloed
druk door een of andere ziekte zeer
verhoogd, waartegen de vaatwand niet
bestand is en gaat uitbochten, óf wij
hebben le doen met een normalen
bloeddruk, doch de vaatwand door
ziekte zoodanig verzwakt, dal deze
zelfs aan den normalen druk, die
door den bloedsomloop op den bin
nenwand wordt uitgeoefend, geen
weerstand kan bieden.
Na deze uiteenzetting hoe Aneurys
ma ta ontstaan, zullen wij in een vol
gend artikel nagaan, welke gevolgen
zij hebben en wat er gedaan kan
worden, om deze aandoening te ver
helpen.
MEDICUS.
Waar een burgemeester voor staat.
Algemeen is het bekend hoe omslachtig
de uitvoering der Arbeidswet is opgesteld.
Hopeloos omslachtig is echter de arbeid,
die ingevolge de bepalingen dezer wet moet
worden verricht, wanneer een burgemees
ter de ramp treft, dat hem een aanvrage
van een bakker, welke zonder knechts
werkt, om nachtarbeid te mogen verrich
ten, bereikt.
Van ambtelijke zijde wordt aan het Vad.
over zoo'n geval het volgende meegedeeld:
Wanneer een dergelijk verzoek inkomt,
moet hiervan mededeeling worden gedaan
aan den minister van Arbeid. De aan
vrage moet worden gepubliceerd niet al
leen op het aanplakbord der gemeente,
maar ook aan de bakkerij. Deze publicatie
is echter niet genoeg. Neen, de burgemees
ter moet de aanvrage eveneens per adver
tentie in een of meer bladen bekend
maken. De burgemeester mag dit blad niet
zelf uitkiezen, maar moet eerst overleg
plegen met den inspecteur van den Arbeid.
Dertig dagen na de bekendmaking houdt
de burgemeester zitting tot het aanhooren
van bezwaren. Hiervan wordt proces-ver
vaal opgemaakt. Het proces-verbaal wordt
in afschrift toegezonden aan den inspec
teur. Deze brengt advies uit aan den bur
gemeester (in mijn geval na eerst een
ambtenaar te hebben gestuurd voor mon
deling overleg over deze zwaarwichtige
kwestie). Eindelijk mag de burgemeester
beslissen.
Toen ik eenigen tijd geleden een derge
lijke aanvrage voor het eerst moest behan
delen, heb ik de voorschriften wel tien
maal gelezen en mijn oogen evenvee! ma
len uitgewreven, voor ik kon gelooven wat
er stond. Wat een omslag, wat een geest-
doodende arbeid, wat een tijdverknoeiing
voor dergelijke onbenullige zaken.
Het spreekt we! vanzelf, dat kleine bak-
kerijtjes, waarin alleen het hoofd werk
zaam is, hel meest in kleine gemeenten
voorkomen. Zou het bij dergelijke verzoe
ken niet veel beier zijn, dat de burgemees
ter kortweg den enkelen bakkers, die in
zijn gemeente gevestigd zijn, schriftelijk
even mededeelde, dat een verzoek om
nachtarbeid le mogen verrichter, van een
hunner collega's is ingekomen dat die
verdere publicatie maar achterwege bleef
en voorts, dat de burgemeester zonder al
die autoriteiten hierin le kennén, zelfstan
dig een beslissing nam? Want wie kan
verder iets met deze zaak te maken heb
ben, v- ik denk hierbij aan concurrentie
dan de bakkers!
Laat de Regeering bij de doorvoering
van bezuiniging toch vooral aan dergelijke
voorschriften ook eens aandacht schenken.
Hier is zoo ontzaggelijk veel te vinden.
(Vervolg van den tweeden dag.)
Te half vier hadden de sectievergade
ringen voor vrouwen plaats:
In het St. Ignatiusco.lege sprak onder
voorzitterschap van mevr. S. Bronsveld-
Vitringa.
Onder voorzitterschap van mej. Crielors
hield de 3de Sectie een vergadering in
het St. Jozef sgeeellen gebouw aan de Plan-
Rede mej. Annie.Meijer
over :„Eeredienst der
Vrouw".
Spr. wil slechts, ir, allen eenvoud, trach
ten aan te toonen, dat de 'vrouwen Chris
tus in de H. Eucharistie behooren te eeren
en te dienen uit een plicht van dankbaar
heid en liefde.
Wij hebben, aldus spr., Christus alles
te danken. Hij bracht ons de verheffing
als mensch, als echtgenoote en als vrouw.
De vrouw immers werd doer Christus
gelijkwaardig verklaard met den man.
Toen Hij dan ook het huwelijk herstelde
in zijn oorspronkelijke eenheid en onver
brekelijkheid en, om het te adelen, ver
hief tot Sacrament, waardoor de men
schelijke natuur geholpen werd in het
onderhouden der huwelijkswetten en aan
beide partijen bovennatuurlijke hulp ver
zekerd werd, was het wederom de vrouw,
die daardoor in achting steeg. Haar
plaats werd een andere in de maatschppij,
omdat zij naast plichten als echtgenoote
ook rechten kreeg en een eere-plaats in
het gezin.
Ten slotte leerde Christus den vrouwen
de verhevenheid van den maagdelijkec
staat.
Als ik de geschiedenis der Kerk door
blader, treft mij telkens, vervolgt spr.,
opnieuw de hooge uitverkiezing der
vrouw.
Wijs mij in het wereldgebeurde figuren,
al staan zij op de treden van een troon,
die reiken tot de hoogte der vrouwen, die
de Kerk op hare altaren heeft geplaatst
De rij is te lang ze hier op te noemen van
de H. Agnes tot de Zalige Anna Maria
Taigi. Noemen wij er slechts één, die is
de Koningin van alle Heiligen Maria,
is de maagdelijkheid en hét moederschap
met de hoogste eere gekroondzij is
de glorie van het vrouwelijk geslacht,
dankbaar naar haar opziende, beseffen
wij na den diepen val van onze eerste
moeder, hoe hoog wij geëerd zijn in haar,
die is de Moeder van Jezus, de Koningin
des Hemels
Dit werk van verheffing door Christus
op aarde begonnen, zet de Eucharistische
Christus voort.
Daarom is het met volle recht, als wij
zeggen, dat wij, vrouwen, aan Christus,
den Eucharistischen Christus, alles te
danken hebben
Aan Hem dankt de moeder de kracht
tot een leven vol opoffering voor man en
kinderen.
Aan wien anders dan aan Christus in
het H. Sacrament danken onze meisjes
de offervaardigheid en de kracht tot den
kloosterlijken staat
Het vrouwenhart is een menscheiijlr
hart. In zoover geldt voor haar de alge
meen menschelijke waarheid, die de H.
Augustinus eens deed zeggen Geen hart
V