EÈ.
Tweede Blad
21 October 1922
ELCK WAT WILS
Materialistisch.
Onze R. K. Vakbeweging is te veel
ingericht voor uitsluitend stoffelijke
belangen, is te materialistisch hoort
men vooral in den laatsten tijd nogal
eens mompelen en zelfs openlijk ver
kondigen.
Voorwaar een zeer ernstige be
schuldiging, nog^ernstiger door het
feit dat de R. K Vakorganisatie
zich ten doel heeft gesteld de huidige
op materialistische beginselen rusten
de samenleving om te vormen in een
die zal steunen op de Christelijke be
ginselen van Rechtvaardigheid en
Naastenliefde
Het is dus niet van belang ontbloot
om eens na te gaan öf en in hoeverre
die klacht juist is en zoo ja wa1 de
middelen kunnen zijn ter verbetering.
Men hoede zich hierbij vooral voor
overdrijving en er dient m.i. zorgvuldig
een scheiding te worden gemaakt tus-
schen de uitingen van de R K. Vak
beweging als zoodanig en de mentali
teit van het volk, dus ook van zijn
leden
Van de vakbeweging zélf, lijkt mij de
voorsteiling beslist onjuist, al kan
moeilijk worden ontkend, dat er ver
schillende omstandighede waren, die
althans den schijn gaven als zou het
inderdaad zoo zijn.
Maar men moet in deze schijn van
wezen weten te onderscheiden
Waarheid is, dat zij, tengevolge van
de buiten haar werkkring om. of
juister: tegen haar werking in opge
dreven prijzen der levensmiddelen en
dergelijke, terecht moest komen in de
vicieuse cirkel waar prijsverhooging
en loonsverhooging elkaar met keurige
nauwgezetheid opvolgen, zonder dat
er eenige kans bestond elkaar ooit te
achterhalen.
Verschillende jaren achtereen heeft
zij onafgebroken moeten werken aan
loonsverhoogingen, duurtetoeslag,
kindertoeslag, enz, enz. Deze waren
noodig, om de hooge prijszetting te
neutraliseeren en de gezinnen voor
inzinking te behoeden.
Met alle kracht moet dus worden
opgetreden en de R. K. Vakbewe
ging heeft daar aan ijverig mede ge
daan.
Het is dus verkeerd om oorzaak en
gevolg te verwarrenwant zij was
niet de oorzaak van die geweldige actie;
de oorzaak was de schaarste aan goe
deren en de daardoor aangewakkerde
woekerpraktijken die hand over hand
toenamen.
Het feit, dat de werkgevers nooit
bekocht waren aan een loonsverhoo
ging heeft 't tempo waarin zij gegeven
of veroverd werden niet weinig ver
haast. Elke hoogere uitgaaf, liet zich
zeer gemakkelijk op het product ver
halen omdat nu eenmaal aan bijna elk
product groote behoefte was.
Intusschen hebben die omstandig
heden 'n vergiftigenden invloed op de
breede massa van ons volk gehad.
Eenerzijds woekerpraktijken die met
elk Christelijk denken den spot dre
ven, anderzijds een voortdurende
en geweldige activiteit voor loonsver
hooging en nög eens loonsverhooging,
steeds met meer of minder succes ont
plooid,waarbij uit den aard der dingen
van den beproefden geleidelijken weg
moest afgeweken worden. Voor tien
duizenden pas toegetreden leden waren
onze organisatie's niets and r dan
gewone actiemachines men behoefde
slechts eenige guldens contributie aan
de eene zijde van de machine in te
werpen en aan deu andereukant kwam
de afgewerkte loonsverhooging weer
te voorschijn.
Dat verschijnsel, gevoegd.5,bij een
eeuwenlange prediking van de in
wezen materialistische liberale econo
mie, gevoegd bij de noodlottige ver
wildering door den oorlogstoestand in
het leven geroepen, moest een menta
liteit oproepen die zich allerminst
verdraagt met de idealen welke door
ons worden nagestreefd, met de be
ginselen door de vakbeweging aan
gehangen en gepropageerd.
Dat moest verderfelijk werken. Ook
voor de vakorganisatie's zélf.
Men bemerkte niet meer, het kon al
thans niet tot uiting komen, dat mooie
karakter van voorheen het was niet
meer de opoffering voor de gróóte
wereldhervormde taak het was niet
meer de liefde tot den evenmensch en
de vurigheid om onze-R. K. beginselen
in de samenleving in te dragen met al
die heerlijke uitingen daar om heen
kortom het was voor velen niet meer
de oude idieele beweging waarvoor
offers en geweldige offers gevraagd
werden, maar eenvoudig een georgani
seerd optreden voor zeer nabij gelegen
en mat.rieele doeleinden.
Wat daarom nog niet zeggen wil,
dat niet nog veel kwaads voorkomen
iswant zónder on»e R. K. Vakbewe
ging was de ruïne nog oneindig veel
grooter geweest en waren de geesten
rijp gemaakt voor de anarchistische
gedachte.
Ook mag niet uit't oog worden ver
loren, dat bij de taakverdeeling tus-
schen vak- en standsorganisatie aan
de eerste weinig méér is gelaten dan
behartiging van belangen die recht
streeks uit de arbeidsovereenkomst
voortvloeien.
Zoodat het min of meer onbillijk
schijnt haar nu te verwijten dat zij
te veel in het materieele zou zijn op
gegaan.
De optimisten hadden «ehoopf
dat nog tij ug een regeling tussc' en
de beide deelen van de R.K.Aroeiders-
beweging was tot stand gekomen,
waarbij méér eenheid van leiding en
optreden zou zijn verkregen, doch hier
van is, om welke reden dan ook, tot
heden nog niet veel terecht gekomen
en toch zou dat juist in die dagen een
gunstigen invloed hebben uitgeoefend
op de mentaliteit van de massa. Nu
stonden we voor het verschijnsel,
dat de organisatie die het volk „trok"
voor een zeer sterk begrensde taak
stond en de organisatie wier taak het
was om de toegestroomde schare op
te voeden, feitelijk machteloos stond,
omdat zij weer het noodzakelijk ele
ment der opvoeding miste, n.I. de
bereidwilligheid om ter vergadering
te komen.
De omstandigheden hebben be
werkt dat we nieer dan ooit reden heb
ben te betreuren dat de zoo zeer ge-
wenschte fusie of eenheid tusschen die
beide deelen niet is tot stand geko
men.
Samenvattend kunnen we dus
moeilijk anders vaststellen dan dat de
bewering als zou de R. K. Vakbewe
ging als zoodanig te materialistisch
handelen, onjuist is en ook in hooge
mate onbillijk, omdat, haar practiscli
bijna uitsluitend materieele belangen
behartiging is toegewezen dat zij
chter nog deed wat mogelijk was in
die moeilijke dagen om het idee le
van de beweging naar voren te bre'n-
gen gezien 0. a. haar actie voor be
drijfsorganisatie, gebouwd op de sa
menwerking van beide groepen bij
de productie direct betrokken
dat, ondanks het niet te loochenen
feit, van een toenemend materialis
tisch denken en handelen door de
.werking der R. K. Vakbeweging veel
kwaad is voorkomen en dat dus deze
mentaliteit niet door haar, maar on
danks haar werken is ontstaan uit de
omstandigheden welke hierboven na
der zijn genoemd.
Er zijn dus wel lessen te trekken-
uit het afgeloopen tijdvak maar de be
wering als zoodanig lijkt mij moeilijk
vol te houden.
A. J. L
Werkeloosheidsverzekering.
De Vereeniging van Gemeentelijke
Werkloosheidsfondsen heeft twee prae-
adviseurs aangezocht de navolgende
vraag te behandelen
„Op welke wijze ware, indien er in
1923 nog buitengewone werkloosheid
lieerscht en dientengevolge werkloos-
heidskassen niet aan haar reglemen
taire verplichtingen kunnen voldoen,
te voo zien in de geldelijke nadeelen
der werklooshe'd van leden dier kas
sen, die werkloos geworden zijn en
recht op uitkeering hebben
De Heer Stenhuis, voorzitter van
het N.V.V. en de Heer A. R. Veen-
'Stra te Amersfoort hebben de behan
deling van deze vraag op zïch geno
men en hun praeadvies komt voor in
het „Tijdschrift van den Nèderland-
schen Werkloosheidsraad."
Eerstgenoemde geeft, zooals wel
te begrijpen is, in hoofdlijnen het
standpunt van de organisatie weer
en meent, dat de Overheid tot taak
heeft in dezen tijd van ontzettende
werkloosheid waaraan de arbeiders
part noch deel hebben, de kassen te
helpen tot een subsidiebedrag van
250%' op de totaal bijdragen.
Mocht ook dit subsidie onvoldoende
blijken dan zou een steunregeling
moeten gelden, waarbij uiteraard met
de behoefte van het gezin rekening
zou moeten gehouden worden.
Voorts geeft deze praeadviseur een
overzicht van de kassen en het ver
schil in bijdragen en uitkeering sinds
1919, waaruit blijkt dat bijnr door 11e
kassen de bijdragen belang; i„. zijn
verhoogd en de uitkeering verlaagd.
De Heer Veenstra schrijft van oor
deel te zijn, dat de hem voorgelegde
vraag zijn oor n ong vindt in de hard
heid welke e in geleien is, dat do ver
zekerden niet zuil n krijgen i aa op
zij aanspraak kunnen maken.
En dan kan zijn antwoord zeer
kort zijn.
Het werkloosheidsbesluit 1917 stelt
een positieven eisch aan de hoe groot
heid van de bedragen, die van de ver
zekerden moe'en worden gevraagd. Die
bijdragen moeten toereikend zijn, om,
vermeerderd met de ontvangen bij
slagen, den leden de in het reglement
der kas voorgeschreven uitkeering
te verkenen en bovendien om eeii
voldoend bedrag af te zonderen voor
uitkeering bij buitengewone werk
loosheid.
Mogelijk is het, dat de kassen te
kort schieten in haar tweede verplich
ting, wanneer de buitengewone toe
stand spoedig na de totstandkoming
van de kas "optreedt of van langen
duur is.
Maar verwacht mag worden, dat aan
de eerste verplichting zal kunnen
worden voldaan.
Blijkt dat niet het geval te zijn, da->
valt na te gaan, cf de opzet wel vol
doende doordacht is geweestof mo
gelijk niet al te kunstmatig deze ver
ekering is bevorde d. Maar hoe dat
zij, de verantwoordelijkheid daarvoor
kan nimmer terugvallen op de verze
kerden voor wa' betreft de^ bij regle
ment toegekeerde uitkee ingen.
Op welke wijze dan ook, zal daarin
moeten worden voorzien, door hen,
die de reglementen tot stand deden
komen en dat zijn de organisatie's
en de regeering.
Echter^ ik zou de uitnoodiging van
van prae-advies te dienen, niet heb
ben aangenomen, wanneer ik had ge
meend, met een zoodanige beant
woording van de vraag te kunnen
volstaan. Het wil mij echter voorko
men, dat de gestelde vraag niet los
kan worden gemaakt van het vraag
stuk der werkloosheidsverzekering in
zijn geheel. De toestand toch, waarin
dat ve keert, schijnt mij van dien.
aard, dat het dringend noodzakelijk
mag worden geacht, dat wordt aan
gevangen met het scheppen eener
definitieve regeling, welke de kfacht
zal bezitten, aan de eisch en te vol
doen van het heden en van de toe
komst.
Wordt niet spoedig ingegrepen, dan,
zoo vrees ik, zal op den duur deze ver
zekering te niet ga n hetgeen toch
niemand zal wensciien. Ik heb dc
vraag dus breeder willen opvatten
en mij zelf tot taak gesteld in welke
richting de oplossing moét 0 den
gezocht, om daarna een meer kon-
kreet antwoord te geven op de. vraag
in engeren zin.
Nadat de prae-adviseur uitvoerig
zijn zienswijze omtrent een nieuwe
regeling heeft uiteengezet, komt hij
tot dè volgende konklusies
a. Onmiddelijk wordt aangevangen
met de voorbereiding van een wet tot
regeling van de werkloosheidsverze
kering, volgens de begirtselen, als d' or
mij zijn ontwikkeld.
2. Het- werkloosheidsbesluit 1917
wordt ingetrokken, en vervang n oor
een noodregeling bij wet, welke
geheven en de daarin aanwezige gel-1
éen worden verdeeld over de gemeen
telijke kassen in verhouding tot het
aantal deelnemers, dat in iedere ge
meente woont.
e. Omdat voortaan de normale
werkloosheid geheel zal worden be
kostigd door de verzekeringen en de ge
meenten (en dus het Rijk niet meer
behoeft bij te dragen 50 of meer pCt.
van de premies) ontstaat er een ge
wijzigde financiëele verhouding tus
schen Staat en gemeenten. Op grond
daarvan keert het Rijk voor éénmaal
een bedrag uit aan de gemeentelijke
kassen, waardoor deze vermeerderd
met het deel;van de opgeheven kassen
een bij de regeling bepaald percen
tage inhouden van de reserve, welke
volgens de wet -(zie hierboven) aan
wezig moet zijn.
Naaisters en Kleermakers.
De R.K. Naaisters en Kleerma
kerscourant bericht dat op de bestuurs
vergadering van 23 September be
sloten is de jaarvergadering te doen
plaats vinden op 26 December a.s. te
Utrecht in het gebouw R.K.W.V.
Glas- en Aardebewerkers.
Op de extra Bondsvergadering van
den R.K. Glas en Aardebewerkers-
bond op 14 en 15 October j.l. is be
sloten tot samensmelting met de R.K.
Fabrieksarbeidersbond.
Stukadoors.
De Besturen van de werkgevers-
en werknemersorganisaties in het stu-
kadoorsbedrijf zijn met elkaar over
eengekomen, dat met het oog op de
steeds omvangrijker wordende werk
loosheid geen buitenlandsche arbei
ders zullen te werk gesteld worden.
Deze maatregel zal gelden tot een
definitieve regeling tusschen de orga
nisatie's is verkregen.
De Invalid/'teitsrente.
In de „Sociale Verzekeringsgids"
komt over bovenstaand .onderwerp
een artikel voor van den heer Keesing
hetwelk zeker belangrijk genoeg is
om voor een breederen lezerskring te
dienen.
Nu ook langzamerhand het tijdstip
kómt, waarop toekenning van invali-
diteitsrenten mogelijk gaat worden,
kan het nuttig zijn, in het bijzonder
te wijzen op de beteekenis der artike
len 71 tot en met 80 en artikel 306
der invaliditeitswet, ten einde te voor
komen, dat onverschilligheid, misver
stand of nalatigheid oorzaak wordt
van schade en teleurstelling.
Indien ongevraagd advies te dezer
zake welkom is, dan zou ik in de eerste
plaats de besturen der vakvereni
gingen en van andere belanghebbende
corporaties in overweging willen ge
ven neem zoo spoedig mogelijk
ernstig kennis van de hiervoren ge
noemde wetsartikelen en overweeg de
wenschelijkheid, om in uw pers de
aandacht op den inhoud er van te ves
tigen. Ouderdomsrente, weduwen- en
weezenrente, en geneeskundige behan
deling of verpleging, zijn elementen
in de l.W. waarmede reeds wat prak
tische ervaringen zijn opgedaan. Doch
de invaliditeitsrente, welker toeken
ning ingevolge artikel 71 der l.W.
aan een wachttijd" van 150 premien
(let wel-'premien, niet te verwarren
met weken) gebonden is, zal weldra
een element te meer in de praktijk
zijn, dat de belangstelling der verze
kerden verdient.
De ruimte in dit blad laat niet toe,
de genoemde artikelen hier in hun
geheel over te nemen. Er moet daar
om volstaan worden, met een korte
aanduiding van hun hoofdzakelijken
inhoud en een nadere bespreking
daarvan.
Art. 71 bepaalt, zooals gezegd, den
wachttijd en stelt voorts vast, dat
recht op invaliditeitsrente (I.R.), na
het vc vullen van den wachttijd, be
staat, eval van blijvende invalidi-
tei le in geval van tijdelijke
in ali it bijaldien deze onafgebro
ken df jaar heeft geduurd.
Uii. het bepaalde in dit artikel
volgt, dat hij, die 150 of meer weken
[verzekerd is, doch, hetzij in tijden
die ook in ait opztem voor veie verze-'
kerden reeds is ontstaan, uiteraard
niet goed maken.
Ten aanzien van het plakken van
zegels ingeval van werkloosheid is
door verschillende Raden van Arbeid
in 1919 en 1920 de aandacht der Re
geering gevestigd op de wenschelijk
heid, het den werkloozen-verzekerden
in een of anderen vorm mogelijk te
helpen maken, met het plakken van
zegels voort te gaan, ter voorkoming
o.m. van latere schade in de rentebe
dragen. Tot op heden heeft deze actie
echter geen tastbaar resultaat opge
leverd.
Anders staat het met hen, wier
werkgever niet langer tpt het plakken
van zegels verplicht was, doch die,
ofschoon zij wel de middelen hadden
om zelf met plakken voort te gaan,
zulks hebben nagelaten. Op een andere
plaats in dit blad is er reeds op gewe
zen welke gevolgen zulk een nalatig
heid heeft bij een beroep op de toe
passing van artikel 99 der l.W. Doch
mede terzake van de toekenning
eener I.R. zal men bemerken, hoezeer
zulk een nalatigheid zich wreekt. Een
gewaarschuwd man geldt voor twee
Wat de wet onder „invaliditeit"
verstaat, is omschreven in artikel
72. Dag in, dag uit, ervaren de Raden
van Arbeid, bij hun geneeskundige
benoeilngen, met hoe weinig attentie,
de inhoud van dit artikel wordt ge
lezen. Nu, naar alle waarschijnlijk
heid, een veel grooter kring van be
langhebbenden hierop zal hebben te
letten, komt een nadere bespreking
hiervan mij niet overbodig voor.
«INMEHUNDSSN KIEUWS.
le. een algemeen krisisfonds in- van ziekte of werkloosheid, hetzij ten
stelt
2e. de gemeente verplicht onmid
dellijk over te gaan tot het oprichten
van plaatselijke kasten
3e. algemeene regels aangeeft voor
de krisisuitkeeringen en de gewone
uitkeeringen.
c. De Staat stort dadelijk in het
krisisfonds een bedrag uit leening
verkregendat als voorschot wordt
legeven en dat geleidelijk uit de nor
male stortingen zal worden terugbe
taald.
d. De bestaande kassen worden on
tijde dat zijn werkgever om andere
redenen niet verplicht was zegels voor
hem te plakken, nagelaten heeft zelf
daarvoor zorg te dragen, bij intreden
de invaliditeit daarvan dadelijk het
schadelijke gevolg zal ondervinden.
Terloops zij er op gewezen, dat de
Ziektewet, die, tengevolge van den
bekenden strijd om een ander stelsel,
niet tot uitvoering is gekomen, een
bepaling bevat, die in het plakken
van zegels ingevolge de l.W. in geval
van ziektevo orziet. De vele daarover
gesproken woorden, kunnen de schade,
Het ongeluk op den Cauberg.
Wandkalender van Sobriëtas.
De jeugdorganisatie van
Sobriëtas.
UUSHTVERKEER-
Vltesten zonder motor.
TREKIES CCLXIV.
Weest indachtig
(Een ware geschiedenis.)
Hij was jong en sterk en werkte
bij een boer op het land.
Zijn loon was niet groot en maar
juist voldoende, om zich het noodige
te verschaffen voor hem en zijn vrouw.
Maar bij zijn schamele woning be
hoorde een stukje grond, wat hij zelf
mocht bewerken en waarvan hij de
vrucht voor eigen behoefte kon aan
wenden.
En hij bewerkte dat stukje grond
met grooten ijver, 's morgens alvorens
naar z'n werk te gaan, en 's avonds
tot zijn oogen het moesten opgeven
tegen de duisternis.
Hij werkte hard m zijn jonge man
nenkracht en smaakte de voldoening,
dat de grond teekenen gaf van goede
vruchtbaarheid.
En eer een jaar was verloopeb kon
den ze eenige tientallen guldens ter
zijde leggen voor hun toekomstplan
ze willen een eigen koetje bezitten en
melk en boter gaan verkoopen in de
naaste omgeving.
Hun huwelijk werd gezegend met
een blozenden jongen, die wel de
zorg vergrootte, doch daarbij ook de
kracht en werklust.
En hij werkte harder en na het
tweede jaar was er de koe, die het
sparen vlugger deed voortgaan.
Ze waren gelukkig.
Dat geluk duurde helaas niet lang.
De koe stierf.
Ze stonden schreiend bij hetdoode
beest en jammerden, dat ze nu even
arm waren als twee jaren geleden.
Maar ze spraken elkander moed in
en gingen toen amen den arbeid her
vatten.
Geen minuut werd onbenut gelaten,
altijd zag men ze bezig, bij regen, bij
storm, bij schroeiende zonnehitte,
en het licht van den langen dag was
hen nog niet lang genoeg.
Na twee jaren waren ze zoo ver, dat
er een pieuwe koe gekocht kon worden.
Ze waren blij als kinderen.
De koe gaf meer melk nog dan de
vorige en eiken middag ging de vrouw
er op uit om de versch gewonnen melk
en boter aan den man te brengen, en
de spaarpot werd zwaarder.
Maar het wreede lot trof hen op
nieuw.
Er kwam in die landstreek 'n kwaad
aardige vee-ziekte en ook hun beest
bezweek daaraan.
Over beiden kwam een groote moe
deloosheid.
Verscheidene dagen lang zaten ze
werkloos en treurden stil om de ramp,
die hen had getroffen. De lust tot wer
ken scheen verdwenen en ook onbrak
hen de moed opnieuw te beginnen
want wat zou hen na een nieuw jaar
zwoegen weer wachten Ze waren
voor het ongeluk bestemd.
Maar op een morgen stond de man
vroeger op dan anders en ging op
nieuw aan den arbeid. Hij werkte met
wilde kracht, onafgebroken gedurende
twee volle uren en ging toen naar zijn
baas.
En de vrouw, aangemoedigd door
dit voorbeeld, zette den arbeid voort,
niet lettend op den toestand waarin
ze verkeerde.
Ze werkte tot het middaguur toen
de man het van haar overnam, en na
den maaltijd deden ze het weer sa
men, en in 'den namiddag zette'zij het
wederom voort tot hij haar in den
avond kwam bijstaan.
Ze zwoegden tot de duisternis reeds
geruimen tijd was gevallen.
Zoo ging het iederen dag en het
stukje grond zoog ontelbare zweet-
droppelen.
En of de regen hen doorweekte, of
de zon hun huid donker roosterde, ze
wisten van geen rusten.
Een-half jaar later kon er, met wat
geleend geld er bij, wederom een koe
tje worden gekocht. -
Wel waren ze er blij mede, maar in
beiden leefde nu de groote, drukkende
angst voor een nieuwe ramp.
En die kwam ook ten derden male.
Terwijl de vrouw, gezegend met
haar tweede kind, gansch afgemat op
haar legerstede lag, moest de man het
aanzien, dat hun derde met zweet en
bloed verworven stuk vee werd afge
maakt.
Met deze gebeurtenissen kwam ook
de armoede in 't huisje, en een groote
neerslachtigheid, die niet meer scheen
te zullen verdwijnen.
En toen de nood hooger steeg ging
de man om hulp vragen bij den pas
toor.
De kerk lag bijna een uur van hun
woning. Langzaam, met gebogen hoofd
ging de zwaar gerroffen"huisvader op
weg.
Hij voelde nu eerst de lamme moe
heid in al zijn ledematen en de smart,
die hem mede zoo zwaar drukte.
Hij zag achter zich die jaren van
vergeefs slaven en ploeteren en vroeg
zich af waaraan hij dat alles had ver
diend. De boomen kreunden onder het
geweld der windvlagen en het was
hem alsof ze medezongen de klaag-
melodie van zijn hart.
Langzamer ging hij voort over den
zwaren weg, die nog zwaarder werd
door de noodzakelijkheid van zijn
droeven, vernederenden gang, want
het was voor 't eerst, dat hij met zulk
een boodschap naar den pastoor
moest.
De pastoor ontving hem vriendelijk,
doch een zacht verwijt lag in de oude
oogen van den herder.
Eerst werd wat gesproken over de
geboorte van het tweede kind en den
doop die moest plaatshebben. Toen
kwam de bede om hulp en raad, die
onder tranen werd geuit.
De pastoor liet hem rustig tot be
daren komen en begon toen zacht en
goedig te spreken.
„Zoo, zoo vader" deed beurend de
lichte stem van den priester „ge wordt
wel zwaar getroffen, en dat na zooveel
moeilijken arbeid."
„Bijna dag en nacht hebben we ge
werkt, pastoor", klaagde de man, „en
nu weer alles voor niets, voor niets.
Wat kan. dat toch zijn, dat we zóó
worden bezocht
„Daar kan ik, noch iemand ter
wereld antwoord op geven" klonk
het met een glimlach „en dat weet ge
zelf ook wel. Of hebben de tegenslagen
u zoo veranderd, dat ge zelfs vergeet,
wie ze|u heeft gebracht
„Ik weet het niet" zuchtte de man
„maar als er iemand reden heeft hope
loos te worden, dan zal ik at toch
wel zijn. Wat hebben we nu nog Net
zooveel als toen we begonnem en
dubbele zorgen nog bovendien. Daar
hebben we nu al die jaren bijna aan
één stuk voor gezwoegd."
„Ja, zelfs des Zondagskwam
nu langzamer en iets zwaarder de stem
van den herder er achter, en zijn oogen
keken droevig naar den gebukten man,
die er vreemd van opkeek.
„Ja, ook des Zondags. Waarom
zegt u dat er zoo extra bij
„Omdat ik het zoo jammer vind."
„Zoo jammer, zegt u Ze doen het
bijna allen. We moeten voor een groot
deel den Zondag voor ons eigen werk
gebruiken."
„Moeten Waarom
„Maar, mijnheer pastoor, u is toch
lang genoeg hier om te weten...."
„Om te weten, dat ik die Zondags-
arbeid, hoe noodig ze ook lijkt, ver
foei. Wat heb ik al reeds een moeite
gedaan dat hier te doen verdwijnen.
En waarom moet het Wie weet
dat Wie heeft het zonder den Zondag
geprobeerd Kunt ge mij zoo iemand
opnoemen
„Neen, mijnheer pastoor."
„Welnu, dan kunt ge óók niet be
weren, dat het moet. En de hoofdzaak
is, dat het niet mag. Waarmede ik
natuurlijk niet wil zeggen,-dat men de
noodzakelijke bezigheden achterwege
moet laten Maar die veldarbeid op
Zondag is erkeerd, zondig zelfs.
En nu wil ik u het volgende voor
stellen. Ge gaat weer dapper aan den
arbeid, maar neemt 's Zondags buiten
hooge noodzakelijkheid geen stuk land
bouwgereedschap in de handen. Ik
zal voor het eerste begin helpen. Ge
werkt opnieuw voor het verkrijgen
van een nieuwe koe wanneer deze
sterft geef ik het geld voor een andere."
De man greep dit voorstel met beide
handen aan.
Hij arbeidde niet minder hard dan
voorheen, doch gebruikte den Zondag
voor God en de noodzakelijke rust.
Zijn kameraden haalden de schouders
op, doch hij deed alsof hij dit niet
bemerkte.
De vierde koe bleef in leven, en
toen de man en de vrouw enkele jaren
later meerdere stuks vee hun eigendom
konden noemen greep de pastoor dit
voorbeeld aan in een predikatie over
de Zondagsheiliging, dringender en
scherper dan ooit te voren.
En lang duurde het niet meer, of
alle parochianen hadden gevolg gege
ven aan zijn stem.
De man van „het voorbeeld" is
een welgestelde boer geworden, en
thans plukken nog zijn kinderen en
kindskinderen de vruchten van zijn
gezegenden arbeid.
o. N.
De uiteenzetting van het ongeval door
den Minister van Oorlog.
Op de vragen van den heer Ter Hall
betreffende de oorzaken en den om
vang van het tijdens militaire oefenin
gen in den omtrek van Valkenburg (L.)
plaats gehad hebbende ongeval heeft de
heer van Dijk, Minister van Oorlog, 't
volgende geantwoord
Als oorzaak van het ongeval te Val
kenburg moet worden aangemerkt, dat,
toen het hoofd van de afdeeling wiel
rijders bij het afrijden van een helling
vrij plotseling na een bocht op een
veel sterker hellend gedeelte van den
weg kwam, enkele wielrijders, die hun
trappers en daarmede de macht over hun
rijwiel hadden verloren, niet meer kon
den voldoen aan de waarschuwing van
den aan het hoofd rijdenden onderoffi
cier om af te stappen, die zelf afgo-
stapt was, omverreden en elkander aan
reden. De ontstane verwarring deed 'n
voor een wagen bespannon paard schrik
ken, dat daaropbegon te steigeren en
zich dwars op den weg plaatstevol
gende wielrijders, die niet op de ont
vangen waarschuwing waren a g s.apt,
reden tegen kar of paard op of re
den elkander aan en vielen, terwijl
voorts het paard keert maakte en do
helling afholde waardoor wederom
meerdere manschappen werden omverge
reden.
Hoewel de commandant van een co
lonne wielrijders wanneer geen tac
tische opdracht moet worden uitgevoerd
iu den regel aan den staart van de
colonne moet rijden, had in het onder
havige geval (onbekend terrein met
steile hellingen) de officier-commandant
van den regel behooren af te wij ken
en aan het hoofd of zelfs vóór het
hoofd der colonne uit moeten rijden, ter
beoordoeling of bijzondere vorrzorgsmaat-
regelen noodig waren, dan wel afge
stapt had moeten worden.
Een twintigtal wielrijders zijn hii 't
ongeval min of meer verwond; de toe
stand van drie militairen was aanvan
kelijk ernstig. Allen, met uitzondering
van één dienstplichtige, zijn geheel her
steld de laatste berichten omtrent be
doelden dienstplichtige melden, dat zijn
toestand gunstig is.
De militaire rijwielen, die geen van
alle voorzien zijn van vrijwielnaven, heb
ben geen remmen. De remmen werden
op die rijwielen niet noodig geoordoeld,
omdat onder normale omstandigheden ook
op hellingen het rijwiel door tegen trap
pen zeer goed in de ma<ht van deu be
rijder gehouden kan worden, en om ver
schillende redenen niet gewenscht, o.a.
omdat het verminderen van gang door
remmen, in plaats van door tegentrap-
pen, veelal te plotseling geschiedt, waar
door het zoogenaamd oprijden plaats
heeft, hetwelk -ongelukken kan ver
oorzaken.
Het ongeval is to wijten aan een
samenloop van omstandigheden. Indien
de rijwielen van remmen waren voorzien
geweest, zouden van de bedoelde man
schappen een aantal vermoedelijk de
macht over hun rijwiel herkregen heb
ben, waartegenover staat, dat het op
rijden in de colonne als gevolg van
plctreling remmen andere ongelukken zou
kunnen hebben veroorzaakt.
Bij Sobriëtas is een wandkalender ver
schenen, die een prachtuitgave mag ge
noemd worden. Het 'schild vertoont een
pakkende symbolische voorstelling der
drankbestrijding naar een ontwerp van
den kunstenaar B. Reith. De kalender
blaadjes geven in pittigen en populairen
vorm tweemaal per maand iets wetens
waardigs over een of ander drankbestrij-
dingsonderwerp, terwijl door pittige spren
ken en puntdichtjes gezorgd is voor. aan
gename afwisseling, 't Is eene welgeslaag
de uitgave, die vooral in gezinnen van
katholieke drankbestrijders, maar ook in
scholen, spreekkamers, kantoren en ver»
eenigingslokalen op haar plaats is.
Naast de patronaten en andere alge
meene jeugdvereenigingen bestaan er
Jongensbonden en MeisjesboiWen, afdee-
lingen van de Jeugdorganisatie van So
briëtas.
Deze jeugddrankbestrijding heeft ten
doel, te bevorderen, dat de katholiek»
jeugd wordt opgevoed alcoholvrij en an
ti-alcoholisch.
Zij tracht als algemeenen regel in de
roomsche opvoeding in te voeren de ge
woonte, dat aan kinderen beneden 16-
jarigen leeftijd geen sterke dranken of li
keuren worden verstrekt en ook geen ge
giste dranken, zooals bier of wijn. En
deze gewoonte van geheelonthouding wil
Sobriëtas bij de kinderen zelve vestigen
op een deugdelijke overtuiging, door ze
bij 't onderricht de waarheid omtrent
den alcohol te leeren en bij de karakter
vorming een afkeer in te boezemen voor
den drank als van een zeer gevaarlijken
viiand voor nu en later.
Met dè alcoholvrije en anti-alcoholischs
opvoeding dient begonnen te worden in
het huisgezin. Om dit te bevorderen werd
de St. Annavereeniging opgericht, eene
vereeniging waarin de Ouders zich ver
binden, hun kinderen tot aan de plech
tige H. Communie geen alcohol te zullen
geven en ze ook geen drank te zullen la
ten halen. Kerk en School dienen dit
streven der St. Annavereeniging te steu
nen bij het onderwijs en het Catechismus
onderricht.
Bij 't intreden der jeugd in 't openbare
leven zet Sobriëtas de alkoholvrije .en
anti-alcoholische opvoeding voort door
middel van de jongens- en meisjesbonden,
waarvan de kinderen bij 't verlaten van
school en catechismus zeiven lid worden
en blijven tot aan hun 16e of 18e levens
jaar. In deze drankweerjeugdbonden be-
looven de leden persoonlijk, de geheelont
houding te zullen beoefenen Zij worden
er verder onderricht over het verderfelijke
van den alcohol en over het héilzame van
het liefdewerk der roomsche drankbe
strijding. Dit geschiedt o.m. in vergade
ringen en op alcoholcursussen, door 't
lezen van hel maandblaadje ..Dc Jonge
Kruisridder", enz. Zoo worden ze ook
voorbereid tot het lidmaatschao der ver-
eenigingen van volwassenen, het Kruis
verband en de Mariavereeniging. De over
gang hiertoe wordt hun, waar 't mogeliik
is, gemakkelijk gemaakt door ze in te lij
ven in een afdeeling van jongeren tot
den 20 A 21-jarigen leeftijd.
Leiding en voorlichting in dit alles
wordt verstrekt door de Centr. Jeugd
commissie van Sobriëtas vooral doormid
del van het zesmaal per jaar verschijnend
tijdschrift ,.Ons Jeugdwerk."
Uit deze beknopte uiteenzetting zal
een ieder blijken, liet nut en de doelma
tige inrichting der Sobriëtas-jeugdorgani-
satie. Door haar wordt ons jonge room
sche volk tot de ware christelijke matig
heid opgevoed Door haar wordt zelfbe-
heersching, soberheid en onthouding aan
gekweekt bij de kinderen, uit welke een
nieuw geslacht zal opgreien, vrij van het
alcoholisme en de drinkgewoonte.
Ouders en opvoed (stlers, le'd(st)ers
van andere jeugdvereenigingen steunt de
jeugddrankbestrijding van Sobriëtas!
Steunt ze met woord en daad! L. Sw
Een herinnering.
Een correpondent van de „Manches
ter Guardian" schrijft, dat zijn blad on
langs beweerd had, dat Fokker de eerst»
vlieger is geweest, die in Engeland een
vlucht zonder motor had gemaakt. Deze
correspondent meent evenwel, dat dit niet
juist is. Op 6 Augustus 1891 en 20 Mei
1898 heeft Pilcher hem een vliegtuig zon
der motor getoond, hetwelk hij gebouwd
had en waarmede hij later hoopte te vlie
gen. De correspondent heeft hem zelf
nooit zien vliegen, doch toen hij zomers
eens met Pilcher reisde en de trein tus
schen de heuvelen voortsnelde keek Pil
cher voortdurend uit naar een geschik-
ten heuvel en maakte kaartjes. Later
hoorde de correspondent, dat Pilcher bij
een proef was doodgevallen. De „Man
chester Guardian" teekent hierbij aan, dat
het feit historisch juist is. Percy Pilcher
heeft vier zeilvliegtochten gemaakt. Op
30 Sept. 1899 is hij te Market Harborough
doodgevallen