EÈ. Tweede Blad 21 October 1922 ELCK WAT WILS Materialistisch. Onze R. K. Vakbeweging is te veel ingericht voor uitsluitend stoffelijke belangen, is te materialistisch hoort men vooral in den laatsten tijd nogal eens mompelen en zelfs openlijk ver kondigen. Voorwaar een zeer ernstige be schuldiging, nog^ernstiger door het feit dat de R. K Vakorganisatie zich ten doel heeft gesteld de huidige op materialistische beginselen rusten de samenleving om te vormen in een die zal steunen op de Christelijke be ginselen van Rechtvaardigheid en Naastenliefde Het is dus niet van belang ontbloot om eens na te gaan öf en in hoeverre die klacht juist is en zoo ja wa1 de middelen kunnen zijn ter verbetering. Men hoede zich hierbij vooral voor overdrijving en er dient m.i. zorgvuldig een scheiding te worden gemaakt tus- schen de uitingen van de R K. Vak beweging als zoodanig en de mentali teit van het volk, dus ook van zijn leden Van de vakbeweging zélf, lijkt mij de voorsteiling beslist onjuist, al kan moeilijk worden ontkend, dat er ver schillende omstandighede waren, die althans den schijn gaven als zou het inderdaad zoo zijn. Maar men moet in deze schijn van wezen weten te onderscheiden Waarheid is, dat zij, tengevolge van de buiten haar werkkring om. of juister: tegen haar werking in opge dreven prijzen der levensmiddelen en dergelijke, terecht moest komen in de vicieuse cirkel waar prijsverhooging en loonsverhooging elkaar met keurige nauwgezetheid opvolgen, zonder dat er eenige kans bestond elkaar ooit te achterhalen. Verschillende jaren achtereen heeft zij onafgebroken moeten werken aan loonsverhoogingen, duurtetoeslag, kindertoeslag, enz, enz. Deze waren noodig, om de hooge prijszetting te neutraliseeren en de gezinnen voor inzinking te behoeden. Met alle kracht moet dus worden opgetreden en de R. K. Vakbewe ging heeft daar aan ijverig mede ge daan. Het is dus verkeerd om oorzaak en gevolg te verwarrenwant zij was niet de oorzaak van die geweldige actie; de oorzaak was de schaarste aan goe deren en de daardoor aangewakkerde woekerpraktijken die hand over hand toenamen. Het feit, dat de werkgevers nooit bekocht waren aan een loonsverhoo ging heeft 't tempo waarin zij gegeven of veroverd werden niet weinig ver haast. Elke hoogere uitgaaf, liet zich zeer gemakkelijk op het product ver halen omdat nu eenmaal aan bijna elk product groote behoefte was. Intusschen hebben die omstandig heden 'n vergiftigenden invloed op de breede massa van ons volk gehad. Eenerzijds woekerpraktijken die met elk Christelijk denken den spot dre ven, anderzijds een voortdurende en geweldige activiteit voor loonsver hooging en nög eens loonsverhooging, steeds met meer of minder succes ont plooid,waarbij uit den aard der dingen van den beproefden geleidelijken weg moest afgeweken worden. Voor tien duizenden pas toegetreden leden waren onze organisatie's niets and r dan gewone actiemachines men behoefde slechts eenige guldens contributie aan de eene zijde van de machine in te werpen en aan deu andereukant kwam de afgewerkte loonsverhooging weer te voorschijn. Dat verschijnsel, gevoegd.5,bij een eeuwenlange prediking van de in wezen materialistische liberale econo mie, gevoegd bij de noodlottige ver wildering door den oorlogstoestand in het leven geroepen, moest een menta liteit oproepen die zich allerminst verdraagt met de idealen welke door ons worden nagestreefd, met de be ginselen door de vakbeweging aan gehangen en gepropageerd. Dat moest verderfelijk werken. Ook voor de vakorganisatie's zélf. Men bemerkte niet meer, het kon al thans niet tot uiting komen, dat mooie karakter van voorheen het was niet meer de opoffering voor de gróóte wereldhervormde taak het was niet meer de liefde tot den evenmensch en de vurigheid om onze-R. K. beginselen in de samenleving in te dragen met al die heerlijke uitingen daar om heen kortom het was voor velen niet meer de oude idieele beweging waarvoor offers en geweldige offers gevraagd werden, maar eenvoudig een georgani seerd optreden voor zeer nabij gelegen en mat.rieele doeleinden. Wat daarom nog niet zeggen wil, dat niet nog veel kwaads voorkomen iswant zónder on»e R. K. Vakbewe ging was de ruïne nog oneindig veel grooter geweest en waren de geesten rijp gemaakt voor de anarchistische gedachte. Ook mag niet uit't oog worden ver loren, dat bij de taakverdeeling tus- schen vak- en standsorganisatie aan de eerste weinig méér is gelaten dan behartiging van belangen die recht streeks uit de arbeidsovereenkomst voortvloeien. Zoodat het min of meer onbillijk schijnt haar nu te verwijten dat zij te veel in het materieele zou zijn op gegaan. De optimisten hadden «ehoopf dat nog tij ug een regeling tussc' en de beide deelen van de R.K.Aroeiders- beweging was tot stand gekomen, waarbij méér eenheid van leiding en optreden zou zijn verkregen, doch hier van is, om welke reden dan ook, tot heden nog niet veel terecht gekomen en toch zou dat juist in die dagen een gunstigen invloed hebben uitgeoefend op de mentaliteit van de massa. Nu stonden we voor het verschijnsel, dat de organisatie die het volk „trok" voor een zeer sterk begrensde taak stond en de organisatie wier taak het was om de toegestroomde schare op te voeden, feitelijk machteloos stond, omdat zij weer het noodzakelijk ele ment der opvoeding miste, n.I. de bereidwilligheid om ter vergadering te komen. De omstandigheden hebben be werkt dat we nieer dan ooit reden heb ben te betreuren dat de zoo zeer ge- wenschte fusie of eenheid tusschen die beide deelen niet is tot stand geko men. Samenvattend kunnen we dus moeilijk anders vaststellen dan dat de bewering als zou de R. K. Vakbewe ging als zoodanig te materialistisch handelen, onjuist is en ook in hooge mate onbillijk, omdat, haar practiscli bijna uitsluitend materieele belangen behartiging is toegewezen dat zij chter nog deed wat mogelijk was in die moeilijke dagen om het idee le van de beweging naar voren te bre'n- gen gezien 0. a. haar actie voor be drijfsorganisatie, gebouwd op de sa menwerking van beide groepen bij de productie direct betrokken dat, ondanks het niet te loochenen feit, van een toenemend materialis tisch denken en handelen door de .werking der R. K. Vakbeweging veel kwaad is voorkomen en dat dus deze mentaliteit niet door haar, maar on danks haar werken is ontstaan uit de omstandigheden welke hierboven na der zijn genoemd. Er zijn dus wel lessen te trekken- uit het afgeloopen tijdvak maar de be wering als zoodanig lijkt mij moeilijk vol te houden. A. J. L Werkeloosheidsverzekering. De Vereeniging van Gemeentelijke Werkloosheidsfondsen heeft twee prae- adviseurs aangezocht de navolgende vraag te behandelen „Op welke wijze ware, indien er in 1923 nog buitengewone werkloosheid lieerscht en dientengevolge werkloos- heidskassen niet aan haar reglemen taire verplichtingen kunnen voldoen, te voo zien in de geldelijke nadeelen der werklooshe'd van leden dier kas sen, die werkloos geworden zijn en recht op uitkeering hebben De Heer Stenhuis, voorzitter van het N.V.V. en de Heer A. R. Veen- 'Stra te Amersfoort hebben de behan deling van deze vraag op zïch geno men en hun praeadvies komt voor in het „Tijdschrift van den Nèderland- schen Werkloosheidsraad." Eerstgenoemde geeft, zooals wel te begrijpen is, in hoofdlijnen het standpunt van de organisatie weer en meent, dat de Overheid tot taak heeft in dezen tijd van ontzettende werkloosheid waaraan de arbeiders part noch deel hebben, de kassen te helpen tot een subsidiebedrag van 250%' op de totaal bijdragen. Mocht ook dit subsidie onvoldoende blijken dan zou een steunregeling moeten gelden, waarbij uiteraard met de behoefte van het gezin rekening zou moeten gehouden worden. Voorts geeft deze praeadviseur een overzicht van de kassen en het ver schil in bijdragen en uitkeering sinds 1919, waaruit blijkt dat bijnr door 11e kassen de bijdragen belang; i„. zijn verhoogd en de uitkeering verlaagd. De Heer Veenstra schrijft van oor deel te zijn, dat de hem voorgelegde vraag zijn oor n ong vindt in de hard heid welke e in geleien is, dat do ver zekerden niet zuil n krijgen i aa op zij aanspraak kunnen maken. En dan kan zijn antwoord zeer kort zijn. Het werkloosheidsbesluit 1917 stelt een positieven eisch aan de hoe groot heid van de bedragen, die van de ver zekerden moe'en worden gevraagd. Die bijdragen moeten toereikend zijn, om, vermeerderd met de ontvangen bij slagen, den leden de in het reglement der kas voorgeschreven uitkeering te verkenen en bovendien om eeii voldoend bedrag af te zonderen voor uitkeering bij buitengewone werk loosheid. Mogelijk is het, dat de kassen te kort schieten in haar tweede verplich ting, wanneer de buitengewone toe stand spoedig na de totstandkoming van de kas "optreedt of van langen duur is. Maar verwacht mag worden, dat aan de eerste verplichting zal kunnen worden voldaan. Blijkt dat niet het geval te zijn, da-> valt na te gaan, cf de opzet wel vol doende doordacht is geweestof mo gelijk niet al te kunstmatig deze ver ekering is bevorde d. Maar hoe dat zij, de verantwoordelijkheid daarvoor kan nimmer terugvallen op de verze kerden voor wa' betreft de^ bij regle ment toegekeerde uitkee ingen. Op welke wijze dan ook, zal daarin moeten worden voorzien, door hen, die de reglementen tot stand deden komen en dat zijn de organisatie's en de regeering. Echter^ ik zou de uitnoodiging van van prae-advies te dienen, niet heb ben aangenomen, wanneer ik had ge meend, met een zoodanige beant woording van de vraag te kunnen volstaan. Het wil mij echter voorko men, dat de gestelde vraag niet los kan worden gemaakt van het vraag stuk der werkloosheidsverzekering in zijn geheel. De toestand toch, waarin dat ve keert, schijnt mij van dien. aard, dat het dringend noodzakelijk mag worden geacht, dat wordt aan gevangen met het scheppen eener definitieve regeling, welke de kfacht zal bezitten, aan de eisch en te vol doen van het heden en van de toe komst. Wordt niet spoedig ingegrepen, dan, zoo vrees ik, zal op den duur deze ver zekering te niet ga n hetgeen toch niemand zal wensciien. Ik heb dc vraag dus breeder willen opvatten en mij zelf tot taak gesteld in welke richting de oplossing moét 0 den gezocht, om daarna een meer kon- kreet antwoord te geven op de. vraag in engeren zin. Nadat de prae-adviseur uitvoerig zijn zienswijze omtrent een nieuwe regeling heeft uiteengezet, komt hij tot dè volgende konklusies a. Onmiddelijk wordt aangevangen met de voorbereiding van een wet tot regeling van de werkloosheidsverze kering, volgens de begirtselen, als d' or mij zijn ontwikkeld. 2. Het- werkloosheidsbesluit 1917 wordt ingetrokken, en vervang n oor een noodregeling bij wet, welke geheven en de daarin aanwezige gel-1 éen worden verdeeld over de gemeen telijke kassen in verhouding tot het aantal deelnemers, dat in iedere ge meente woont. e. Omdat voortaan de normale werkloosheid geheel zal worden be kostigd door de verzekeringen en de ge meenten (en dus het Rijk niet meer behoeft bij te dragen 50 of meer pCt. van de premies) ontstaat er een ge wijzigde financiëele verhouding tus schen Staat en gemeenten. Op grond daarvan keert het Rijk voor éénmaal een bedrag uit aan de gemeentelijke kassen, waardoor deze vermeerderd met het deel;van de opgeheven kassen een bij de regeling bepaald percen tage inhouden van de reserve, welke volgens de wet -(zie hierboven) aan wezig moet zijn. Naaisters en Kleermakers. De R.K. Naaisters en Kleerma kerscourant bericht dat op de bestuurs vergadering van 23 September be sloten is de jaarvergadering te doen plaats vinden op 26 December a.s. te Utrecht in het gebouw R.K.W.V. Glas- en Aardebewerkers. Op de extra Bondsvergadering van den R.K. Glas en Aardebewerkers- bond op 14 en 15 October j.l. is be sloten tot samensmelting met de R.K. Fabrieksarbeidersbond. Stukadoors. De Besturen van de werkgevers- en werknemersorganisaties in het stu- kadoorsbedrijf zijn met elkaar over eengekomen, dat met het oog op de steeds omvangrijker wordende werk loosheid geen buitenlandsche arbei ders zullen te werk gesteld worden. Deze maatregel zal gelden tot een definitieve regeling tusschen de orga nisatie's is verkregen. De Invalid/'teitsrente. In de „Sociale Verzekeringsgids" komt over bovenstaand .onderwerp een artikel voor van den heer Keesing hetwelk zeker belangrijk genoeg is om voor een breederen lezerskring te dienen. Nu ook langzamerhand het tijdstip kómt, waarop toekenning van invali- diteitsrenten mogelijk gaat worden, kan het nuttig zijn, in het bijzonder te wijzen op de beteekenis der artike len 71 tot en met 80 en artikel 306 der invaliditeitswet, ten einde te voor komen, dat onverschilligheid, misver stand of nalatigheid oorzaak wordt van schade en teleurstelling. Indien ongevraagd advies te dezer zake welkom is, dan zou ik in de eerste plaats de besturen der vakvereni gingen en van andere belanghebbende corporaties in overweging willen ge ven neem zoo spoedig mogelijk ernstig kennis van de hiervoren ge noemde wetsartikelen en overweeg de wenschelijkheid, om in uw pers de aandacht op den inhoud er van te ves tigen. Ouderdomsrente, weduwen- en weezenrente, en geneeskundige behan deling of verpleging, zijn elementen in de l.W. waarmede reeds wat prak tische ervaringen zijn opgedaan. Doch de invaliditeitsrente, welker toeken ning ingevolge artikel 71 der l.W. aan een wachttijd" van 150 premien (let wel-'premien, niet te verwarren met weken) gebonden is, zal weldra een element te meer in de praktijk zijn, dat de belangstelling der verze kerden verdient. De ruimte in dit blad laat niet toe, de genoemde artikelen hier in hun geheel over te nemen. Er moet daar om volstaan worden, met een korte aanduiding van hun hoofdzakelijken inhoud en een nadere bespreking daarvan. Art. 71 bepaalt, zooals gezegd, den wachttijd en stelt voorts vast, dat recht op invaliditeitsrente (I.R.), na het vc vullen van den wachttijd, be staat, eval van blijvende invalidi- tei le in geval van tijdelijke in ali it bijaldien deze onafgebro ken df jaar heeft geduurd. Uii. het bepaalde in dit artikel volgt, dat hij, die 150 of meer weken [verzekerd is, doch, hetzij in tijden die ook in ait opztem voor veie verze-' kerden reeds is ontstaan, uiteraard niet goed maken. Ten aanzien van het plakken van zegels ingeval van werkloosheid is door verschillende Raden van Arbeid in 1919 en 1920 de aandacht der Re geering gevestigd op de wenschelijk heid, het den werkloozen-verzekerden in een of anderen vorm mogelijk te helpen maken, met het plakken van zegels voort te gaan, ter voorkoming o.m. van latere schade in de rentebe dragen. Tot op heden heeft deze actie echter geen tastbaar resultaat opge leverd. Anders staat het met hen, wier werkgever niet langer tpt het plakken van zegels verplicht was, doch die, ofschoon zij wel de middelen hadden om zelf met plakken voort te gaan, zulks hebben nagelaten. Op een andere plaats in dit blad is er reeds op gewe zen welke gevolgen zulk een nalatig heid heeft bij een beroep op de toe passing van artikel 99 der l.W. Doch mede terzake van de toekenning eener I.R. zal men bemerken, hoezeer zulk een nalatigheid zich wreekt. Een gewaarschuwd man geldt voor twee Wat de wet onder „invaliditeit" verstaat, is omschreven in artikel 72. Dag in, dag uit, ervaren de Raden van Arbeid, bij hun geneeskundige benoeilngen, met hoe weinig attentie, de inhoud van dit artikel wordt ge lezen. Nu, naar alle waarschijnlijk heid, een veel grooter kring van be langhebbenden hierop zal hebben te letten, komt een nadere bespreking hiervan mij niet overbodig voor. «INMEHUNDSSN KIEUWS. le. een algemeen krisisfonds in- van ziekte of werkloosheid, hetzij ten stelt 2e. de gemeente verplicht onmid dellijk over te gaan tot het oprichten van plaatselijke kasten 3e. algemeene regels aangeeft voor de krisisuitkeeringen en de gewone uitkeeringen. c. De Staat stort dadelijk in het krisisfonds een bedrag uit leening verkregendat als voorschot wordt legeven en dat geleidelijk uit de nor male stortingen zal worden terugbe taald. d. De bestaande kassen worden on tijde dat zijn werkgever om andere redenen niet verplicht was zegels voor hem te plakken, nagelaten heeft zelf daarvoor zorg te dragen, bij intreden de invaliditeit daarvan dadelijk het schadelijke gevolg zal ondervinden. Terloops zij er op gewezen, dat de Ziektewet, die, tengevolge van den bekenden strijd om een ander stelsel, niet tot uitvoering is gekomen, een bepaling bevat, die in het plakken van zegels ingevolge de l.W. in geval van ziektevo orziet. De vele daarover gesproken woorden, kunnen de schade, Het ongeluk op den Cauberg. Wandkalender van Sobriëtas. De jeugdorganisatie van Sobriëtas. UUSHTVERKEER- Vltesten zonder motor. TREKIES CCLXIV. Weest indachtig (Een ware geschiedenis.) Hij was jong en sterk en werkte bij een boer op het land. Zijn loon was niet groot en maar juist voldoende, om zich het noodige te verschaffen voor hem en zijn vrouw. Maar bij zijn schamele woning be hoorde een stukje grond, wat hij zelf mocht bewerken en waarvan hij de vrucht voor eigen behoefte kon aan wenden. En hij bewerkte dat stukje grond met grooten ijver, 's morgens alvorens naar z'n werk te gaan, en 's avonds tot zijn oogen het moesten opgeven tegen de duisternis. Hij werkte hard m zijn jonge man nenkracht en smaakte de voldoening, dat de grond teekenen gaf van goede vruchtbaarheid. En eer een jaar was verloopeb kon den ze eenige tientallen guldens ter zijde leggen voor hun toekomstplan ze willen een eigen koetje bezitten en melk en boter gaan verkoopen in de naaste omgeving. Hun huwelijk werd gezegend met een blozenden jongen, die wel de zorg vergrootte, doch daarbij ook de kracht en werklust. En hij werkte harder en na het tweede jaar was er de koe, die het sparen vlugger deed voortgaan. Ze waren gelukkig. Dat geluk duurde helaas niet lang. De koe stierf. Ze stonden schreiend bij hetdoode beest en jammerden, dat ze nu even arm waren als twee jaren geleden. Maar ze spraken elkander moed in en gingen toen amen den arbeid her vatten. Geen minuut werd onbenut gelaten, altijd zag men ze bezig, bij regen, bij storm, bij schroeiende zonnehitte, en het licht van den langen dag was hen nog niet lang genoeg. Na twee jaren waren ze zoo ver, dat er een pieuwe koe gekocht kon worden. Ze waren blij als kinderen. De koe gaf meer melk nog dan de vorige en eiken middag ging de vrouw er op uit om de versch gewonnen melk en boter aan den man te brengen, en de spaarpot werd zwaarder. Maar het wreede lot trof hen op nieuw. Er kwam in die landstreek 'n kwaad aardige vee-ziekte en ook hun beest bezweek daaraan. Over beiden kwam een groote moe deloosheid. Verscheidene dagen lang zaten ze werkloos en treurden stil om de ramp, die hen had getroffen. De lust tot wer ken scheen verdwenen en ook onbrak hen de moed opnieuw te beginnen want wat zou hen na een nieuw jaar zwoegen weer wachten Ze waren voor het ongeluk bestemd. Maar op een morgen stond de man vroeger op dan anders en ging op nieuw aan den arbeid. Hij werkte met wilde kracht, onafgebroken gedurende twee volle uren en ging toen naar zijn baas. En de vrouw, aangemoedigd door dit voorbeeld, zette den arbeid voort, niet lettend op den toestand waarin ze verkeerde. Ze werkte tot het middaguur toen de man het van haar overnam, en na den maaltijd deden ze het weer sa men, en in 'den namiddag zette'zij het wederom voort tot hij haar in den avond kwam bijstaan. Ze zwoegden tot de duisternis reeds geruimen tijd was gevallen. Zoo ging het iederen dag en het stukje grond zoog ontelbare zweet- droppelen. En of de regen hen doorweekte, of de zon hun huid donker roosterde, ze wisten van geen rusten. Een-half jaar later kon er, met wat geleend geld er bij, wederom een koe tje worden gekocht. - Wel waren ze er blij mede, maar in beiden leefde nu de groote, drukkende angst voor een nieuwe ramp. En die kwam ook ten derden male. Terwijl de vrouw, gezegend met haar tweede kind, gansch afgemat op haar legerstede lag, moest de man het aanzien, dat hun derde met zweet en bloed verworven stuk vee werd afge maakt. Met deze gebeurtenissen kwam ook de armoede in 't huisje, en een groote neerslachtigheid, die niet meer scheen te zullen verdwijnen. En toen de nood hooger steeg ging de man om hulp vragen bij den pas toor. De kerk lag bijna een uur van hun woning. Langzaam, met gebogen hoofd ging de zwaar gerroffen"huisvader op weg. Hij voelde nu eerst de lamme moe heid in al zijn ledematen en de smart, die hem mede zoo zwaar drukte. Hij zag achter zich die jaren van vergeefs slaven en ploeteren en vroeg zich af waaraan hij dat alles had ver diend. De boomen kreunden onder het geweld der windvlagen en het was hem alsof ze medezongen de klaag- melodie van zijn hart. Langzamer ging hij voort over den zwaren weg, die nog zwaarder werd door de noodzakelijkheid van zijn droeven, vernederenden gang, want het was voor 't eerst, dat hij met zulk een boodschap naar den pastoor moest. De pastoor ontving hem vriendelijk, doch een zacht verwijt lag in de oude oogen van den herder. Eerst werd wat gesproken over de geboorte van het tweede kind en den doop die moest plaatshebben. Toen kwam de bede om hulp en raad, die onder tranen werd geuit. De pastoor liet hem rustig tot be daren komen en begon toen zacht en goedig te spreken. „Zoo, zoo vader" deed beurend de lichte stem van den priester „ge wordt wel zwaar getroffen, en dat na zooveel moeilijken arbeid." „Bijna dag en nacht hebben we ge werkt, pastoor", klaagde de man, „en nu weer alles voor niets, voor niets. Wat kan. dat toch zijn, dat we zóó worden bezocht „Daar kan ik, noch iemand ter wereld antwoord op geven" klonk het met een glimlach „en dat weet ge zelf ook wel. Of hebben de tegenslagen u zoo veranderd, dat ge zelfs vergeet, wie ze|u heeft gebracht „Ik weet het niet" zuchtte de man „maar als er iemand reden heeft hope loos te worden, dan zal ik at toch wel zijn. Wat hebben we nu nog Net zooveel als toen we begonnem en dubbele zorgen nog bovendien. Daar hebben we nu al die jaren bijna aan één stuk voor gezwoegd." „Ja, zelfs des Zondagskwam nu langzamer en iets zwaarder de stem van den herder er achter, en zijn oogen keken droevig naar den gebukten man, die er vreemd van opkeek. „Ja, ook des Zondags. Waarom zegt u dat er zoo extra bij „Omdat ik het zoo jammer vind." „Zoo jammer, zegt u Ze doen het bijna allen. We moeten voor een groot deel den Zondag voor ons eigen werk gebruiken." „Moeten Waarom „Maar, mijnheer pastoor, u is toch lang genoeg hier om te weten...." „Om te weten, dat ik die Zondags- arbeid, hoe noodig ze ook lijkt, ver foei. Wat heb ik al reeds een moeite gedaan dat hier te doen verdwijnen. En waarom moet het Wie weet dat Wie heeft het zonder den Zondag geprobeerd Kunt ge mij zoo iemand opnoemen „Neen, mijnheer pastoor." „Welnu, dan kunt ge óók niet be weren, dat het moet. En de hoofdzaak is, dat het niet mag. Waarmede ik natuurlijk niet wil zeggen,-dat men de noodzakelijke bezigheden achterwege moet laten Maar die veldarbeid op Zondag is erkeerd, zondig zelfs. En nu wil ik u het volgende voor stellen. Ge gaat weer dapper aan den arbeid, maar neemt 's Zondags buiten hooge noodzakelijkheid geen stuk land bouwgereedschap in de handen. Ik zal voor het eerste begin helpen. Ge werkt opnieuw voor het verkrijgen van een nieuwe koe wanneer deze sterft geef ik het geld voor een andere." De man greep dit voorstel met beide handen aan. Hij arbeidde niet minder hard dan voorheen, doch gebruikte den Zondag voor God en de noodzakelijke rust. Zijn kameraden haalden de schouders op, doch hij deed alsof hij dit niet bemerkte. De vierde koe bleef in leven, en toen de man en de vrouw enkele jaren later meerdere stuks vee hun eigendom konden noemen greep de pastoor dit voorbeeld aan in een predikatie over de Zondagsheiliging, dringender en scherper dan ooit te voren. En lang duurde het niet meer, of alle parochianen hadden gevolg gege ven aan zijn stem. De man van „het voorbeeld" is een welgestelde boer geworden, en thans plukken nog zijn kinderen en kindskinderen de vruchten van zijn gezegenden arbeid. o. N. De uiteenzetting van het ongeval door den Minister van Oorlog. Op de vragen van den heer Ter Hall betreffende de oorzaken en den om vang van het tijdens militaire oefenin gen in den omtrek van Valkenburg (L.) plaats gehad hebbende ongeval heeft de heer van Dijk, Minister van Oorlog, 't volgende geantwoord Als oorzaak van het ongeval te Val kenburg moet worden aangemerkt, dat, toen het hoofd van de afdeeling wiel rijders bij het afrijden van een helling vrij plotseling na een bocht op een veel sterker hellend gedeelte van den weg kwam, enkele wielrijders, die hun trappers en daarmede de macht over hun rijwiel hadden verloren, niet meer kon den voldoen aan de waarschuwing van den aan het hoofd rijdenden onderoffi cier om af te stappen, die zelf afgo- stapt was, omverreden en elkander aan reden. De ontstane verwarring deed 'n voor een wagen bespannon paard schrik ken, dat daaropbegon te steigeren en zich dwars op den weg plaatstevol gende wielrijders, die niet op de ont vangen waarschuwing waren a g s.apt, reden tegen kar of paard op of re den elkander aan en vielen, terwijl voorts het paard keert maakte en do helling afholde waardoor wederom meerdere manschappen werden omverge reden. Hoewel de commandant van een co lonne wielrijders wanneer geen tac tische opdracht moet worden uitgevoerd iu den regel aan den staart van de colonne moet rijden, had in het onder havige geval (onbekend terrein met steile hellingen) de officier-commandant van den regel behooren af te wij ken en aan het hoofd of zelfs vóór het hoofd der colonne uit moeten rijden, ter beoordoeling of bijzondere vorrzorgsmaat- regelen noodig waren, dan wel afge stapt had moeten worden. Een twintigtal wielrijders zijn hii 't ongeval min of meer verwond; de toe stand van drie militairen was aanvan kelijk ernstig. Allen, met uitzondering van één dienstplichtige, zijn geheel her steld de laatste berichten omtrent be doelden dienstplichtige melden, dat zijn toestand gunstig is. De militaire rijwielen, die geen van alle voorzien zijn van vrijwielnaven, heb ben geen remmen. De remmen werden op die rijwielen niet noodig geoordoeld, omdat onder normale omstandigheden ook op hellingen het rijwiel door tegen trap pen zeer goed in de ma<ht van deu be rijder gehouden kan worden, en om ver schillende redenen niet gewenscht, o.a. omdat het verminderen van gang door remmen, in plaats van door tegentrap- pen, veelal te plotseling geschiedt, waar door het zoogenaamd oprijden plaats heeft, hetwelk -ongelukken kan ver oorzaken. Het ongeval is to wijten aan een samenloop van omstandigheden. Indien de rijwielen van remmen waren voorzien geweest, zouden van de bedoelde man schappen een aantal vermoedelijk de macht over hun rijwiel herkregen heb ben, waartegenover staat, dat het op rijden in de colonne als gevolg van plctreling remmen andere ongelukken zou kunnen hebben veroorzaakt. Bij Sobriëtas is een wandkalender ver schenen, die een prachtuitgave mag ge noemd worden. Het 'schild vertoont een pakkende symbolische voorstelling der drankbestrijding naar een ontwerp van den kunstenaar B. Reith. De kalender blaadjes geven in pittigen en populairen vorm tweemaal per maand iets wetens waardigs over een of ander drankbestrij- dingsonderwerp, terwijl door pittige spren ken en puntdichtjes gezorgd is voor. aan gename afwisseling, 't Is eene welgeslaag de uitgave, die vooral in gezinnen van katholieke drankbestrijders, maar ook in scholen, spreekkamers, kantoren en ver» eenigingslokalen op haar plaats is. Naast de patronaten en andere alge meene jeugdvereenigingen bestaan er Jongensbonden en MeisjesboiWen, afdee- lingen van de Jeugdorganisatie van So briëtas. Deze jeugddrankbestrijding heeft ten doel, te bevorderen, dat de katholiek» jeugd wordt opgevoed alcoholvrij en an ti-alcoholisch. Zij tracht als algemeenen regel in de roomsche opvoeding in te voeren de ge woonte, dat aan kinderen beneden 16- jarigen leeftijd geen sterke dranken of li keuren worden verstrekt en ook geen ge giste dranken, zooals bier of wijn. En deze gewoonte van geheelonthouding wil Sobriëtas bij de kinderen zelve vestigen op een deugdelijke overtuiging, door ze bij 't onderricht de waarheid omtrent den alcohol te leeren en bij de karakter vorming een afkeer in te boezemen voor den drank als van een zeer gevaarlijken viiand voor nu en later. Met dè alcoholvrije en anti-alcoholischs opvoeding dient begonnen te worden in het huisgezin. Om dit te bevorderen werd de St. Annavereeniging opgericht, eene vereeniging waarin de Ouders zich ver binden, hun kinderen tot aan de plech tige H. Communie geen alcohol te zullen geven en ze ook geen drank te zullen la ten halen. Kerk en School dienen dit streven der St. Annavereeniging te steu nen bij het onderwijs en het Catechismus onderricht. Bij 't intreden der jeugd in 't openbare leven zet Sobriëtas de alkoholvrije .en anti-alcoholische opvoeding voort door middel van de jongens- en meisjesbonden, waarvan de kinderen bij 't verlaten van school en catechismus zeiven lid worden en blijven tot aan hun 16e of 18e levens jaar. In deze drankweerjeugdbonden be- looven de leden persoonlijk, de geheelont houding te zullen beoefenen Zij worden er verder onderricht over het verderfelijke van den alcohol en over het héilzame van het liefdewerk der roomsche drankbe strijding. Dit geschiedt o.m. in vergade ringen en op alcoholcursussen, door 't lezen van hel maandblaadje ..Dc Jonge Kruisridder", enz. Zoo worden ze ook voorbereid tot het lidmaatschao der ver- eenigingen van volwassenen, het Kruis verband en de Mariavereeniging. De over gang hiertoe wordt hun, waar 't mogeliik is, gemakkelijk gemaakt door ze in te lij ven in een afdeeling van jongeren tot den 20 A 21-jarigen leeftijd. Leiding en voorlichting in dit alles wordt verstrekt door de Centr. Jeugd commissie van Sobriëtas vooral doormid del van het zesmaal per jaar verschijnend tijdschrift ,.Ons Jeugdwerk." Uit deze beknopte uiteenzetting zal een ieder blijken, liet nut en de doelma tige inrichting der Sobriëtas-jeugdorgani- satie. Door haar wordt ons jonge room sche volk tot de ware christelijke matig heid opgevoed Door haar wordt zelfbe- heersching, soberheid en onthouding aan gekweekt bij de kinderen, uit welke een nieuw geslacht zal opgreien, vrij van het alcoholisme en de drinkgewoonte. Ouders en opvoed (stlers, le'd(st)ers van andere jeugdvereenigingen steunt de jeugddrankbestrijding van Sobriëtas! Steunt ze met woord en daad! L. Sw Een herinnering. Een correpondent van de „Manches ter Guardian" schrijft, dat zijn blad on langs beweerd had, dat Fokker de eerst» vlieger is geweest, die in Engeland een vlucht zonder motor had gemaakt. Deze correspondent meent evenwel, dat dit niet juist is. Op 6 Augustus 1891 en 20 Mei 1898 heeft Pilcher hem een vliegtuig zon der motor getoond, hetwelk hij gebouwd had en waarmede hij later hoopte te vlie gen. De correspondent heeft hem zelf nooit zien vliegen, doch toen hij zomers eens met Pilcher reisde en de trein tus schen de heuvelen voortsnelde keek Pil cher voortdurend uit naar een geschik- ten heuvel en maakte kaartjes. Later hoorde de correspondent, dat Pilcher bij een proef was doodgevallen. De „Man chester Guardian" teekent hierbij aan, dat het feit historisch juist is. Percy Pilcher heeft vier zeilvliegtochten gemaakt. Op 30 Sept. 1899 is hij te Market Harborough doodgevallen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1922 | | pagina 5