VOOR DE 17"jF' I ONZE NIEUWE ROMAN KiiiiiiiuiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiJiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiniiiiiriiMiiiiiii.'iiiiiir iiii:]i;iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiu:iü VEROVERD UIT DE MOPPENTROMMEL In ons volgende nummer zullen wij een aanvang maken met een nieuwen, uiterst spannenden roman getitelds van den bekenden Engelschen schrijver FRED. M. WHITE, waarvan door ons bet vertaalrecht ten behoeve van onze lezers is aangekocht. Deze buitengewone boeiende roman, die van bladzijde tot bladzijde de aandacht meer in beslag neemt, en in Engeland meer dan gewonen opgang gemaakt heeft, zal, daarvan zijn wij overtuigd, ook bij onze lezers een goed onthaal vinden No. 17 EERSTE JAARGANG 1922 „DE SPECHT". op een of andere wijze voegde er de dok ter bij was het plan uitgelekt Een sloep met twee kanonnen en een aan tal gewapende leden aan boord onder het beve' van Joshua Hudson en door een officier van justitie en een gemach tigde vergezeld was intijds genoeg te Hunter s Cove aangekomen om den schoener achterna te zetten en zijn groote zen nog te doorboren Gelukki gerwijze was niemand gekwetst en het jacht was zijn vervolgers ver vooruit, en bracht zijn menscheniading veilig aan wai „Het gedrag van Holt en Leech is niet te verdedigen zei de dokter, „maar wat kunt u van hen verwachten? De Maatschappij moet werken met de instrumenten die ze krijgen kan 't is om wanhopig te worden zoovee er nog te doen .s en deze bezoldigde agenten die zich ai leen om hun voordeel bekommeren zijn wat gewetensbe zwaren betreft nog niet al te zwaartil lend Om Holt recht te doen wederva ren moet ik zeggen dat men verhaalt „dat hij inderdaad spijt had dat u li chamelijk eed geschied was.' „Ik ben hem zeer verplicht," zei<Je ik. Een paar dagen <ater bracht een koopman uit Buffalo mij een bezoek. .Meneer zei hij. ik kom eens met u over dien schcener praten» Hij is u van geen nut meer is het wel ,Hoe dat vroeg ik nog half verbit terd .Kapitein zei de man „het volk wil dat vertelseltie van die vlucht niet gelooven Zij zweren dat het een afge sproken zaak was En toen de sloep on verrichter zake terugkwam had u eens het rumoer te Buffaio moeten hoo- ren Het volk verbrandde u in effigie en zwoer dat ze t in werkelijkheid zouden doen de eerste maai wanneer ge u zoudt vertoonen na die zwarten te hebben ge holpen Wat het i acht aangaat dat wil len ze verbranden Nu kapitein ik heb u gewaarschuwd Verkoop het mij dus. dan zend ik het naar Brooklyn." ik was mijn scheepje moede had genoeg van pieiziertochtjes zooals de Yankee waarschijnlijk giste Hij kocht het beroemde lacht De Specht''voor omtrent honderd dollars en daar hield de zaak mee op Het was 'n heerlijken c'noone avond. De avonden in Algerië zijn prachtig. Piet Serges, een siank jon en met blauwe oogen en bijna vrouwslijk- zacht gelaa lag op den grond uit te rusten van zijn ve moeienis Hij stond er zei verbaa d ov r dat hij zich d ar bevond op weinige uren afstand van de Mar okkaansche grens, in dat w este en gev a tijk iand da zoo wein g met zijn u tigen aard overeenkwam. Hij zou zijn vacan.ie do rbrengen bij n oud n vri nd ijns vaders, en deze, een ech e bewoner van het ruwe Algerië had verbaasd gestaan, toen hij dezen ongen man van vijfen twintig aar, die uitzag als een meis je, voor zrh k eeg. De oude snorre- baard had niet kunnen nalaten, zijn jongen gast pot end e vragen of deze wel alleen zoo ve had durven reizen. Me»r echter dan die vernederende vraag hadden de ironisch verbaasde blikken van J annette. de dochter zijns gasthee s, den jongen man geër- ge d. Hij maakte terstond het voornemen om zoo spo d g mogelijk wee te ver trekken De oude heer leek hem een soo van rooverhoofdman hij be dacht ni t dat in dit land vol gevaren iedereen er op bedacht moest ijn zieh egen wilde dier n en men chen te ve dedigen. en da de e nschap- pen van n alonheld op Algerië's door de zon verbranden bodem al heel weinig bruikbaa waren Nog mee dan zijn gastheer schrikte het iong meisje h;m ech e af. En zij met haar gebiedend-klinkend tem, met haar flikkerende zwarte oogen n onstuimige gebaren ze had bij zich zelf ge gd„Is me dat een man Ik zal die jongejuf rouw wel op den loop doen gaan." Maar tn lerling'genoeg, Piet Serges ging to h met op den loop. Hoe vreem der Jeannet e's uiterlijk n manieren hem aandeden, hoe m>er ze hem tegen stond n des e sterker voelde hij het verlangen in zich opkomen om zoo ang mogelijk e blijven Te wijl hij daar zoo lag, dacht hij na over den minachtenden blik, dien Jeannette hem telkens weer toewierp. „Ze zk\ mij niet langer al een kleinen jongen behandelen." besloot hij bij zichzelf „ik zal haar toonen da ik den moed en de kracht van een man heb." „Wa lig je daar weer te droomen, Piet," klonk een spottende stem. Het was Jeannette. die in den tuin wat koelte kwam zoeken „Ikantwoordde de jonge man, een oogenblik bedremmeld, maar terstond zijn koelbloedigheid terug krijgend, „ik ben aan het botanisee- en „Zoo, en doe je dat bij voorkeur des avonds „Zeker, 's avonds zijn de bloemen en plan en hier op hun mooist. Vind je da ook nie Plo seling klonken er eenige pi" tool- schoten in de verte. Blijkbaar werd daar weer een van die kleine gevech ten geleverd, die op de grenzen van Algerië en Marokko in dien tijd bijna dagelijks voorkwamen „Dht, dat is mooi riep het jonge meisje haast geestdriftig uit. „Hoor je hoe ze daar aan het vechten zijn Verbaasd heek de j nge man het meisje m t haar vreemden smaak en schijnbaar wlslagen gemis aan vrouwelijk gevoel aan. „Weet je wel dat je jezelf met die woorden eigenlijk een allesbehalve mooi complimentje maakt," vroeg hij „O, ik moest veel meer meisje zijn, nietwaar." riep ze smadelijk lachend. „Maar dat laa ik aan jou over, hoor. Neen, dan zijn de jonge mannen hier uit Algerië zelf andere kerels." „Zou je dan met een van die mannen willen trouwen „Als ik hem liefhad.zeker." „En als ik je nu eens tot vrouw wilde Ze keek hem over «Jen schouder aan. „Je weet niet eens wat liefde Is," sprak ze met fonkelende oogen. „Neen, als ik ooit trouw, zal het met een man zijn en niet met een knaap," Eer Serges van zijn verbazing over deze beleedigende woorden bekomen was, was Jeannette al weer in huis. De tenten beschermden de gewon den tegen de brandende zonnestralen Als helden hadden die mannen van het vre. md nlegioen gestreden. Te midden van die talrijke gekwetsten ging een jonge vrouw rond, die het roode kruis aan den arm droeg en fnet heldhaftig geduld en teederheid de arme kerels verpleegde. Ruwe woeste mann n waren het, naar wier verleden men bij de meesten maar liever niet moest vragen maar er was er niet een. die niet de tranen in de oogen kreeg, als de za«hte han den der verpleegster zijn wonden ver bonden Opeens werd het voorhangsel van een der tenten opgelicht, en de kolonel trad met eenige zijner officieren binnen. Zij kwamen de gekwetsten bezoeken en gingen van bed tot bed. Bij een der laatsten bleef de kolonel langer staan. Het hoofd van den gekwetste was geheel in doeken gewikkeld, en een zwaar verband bedekte zijn oogen. Een sabelslag had hem vlak op het voorhoofd getroffen, terwijl hij door een vermetele'beweging zijn kapitein van den dood redde. Men had hem verloren geacht, maar de kracht der jeugd had over bloedverlies en uitput ting gezegevierd. „Pieter Sergesprak de kolonel op luiden toon, „je bent een dapper man, ik heb het ijzeren kruis voor je gevraagd." De jonge man antwoordde niet, maar strekte alleen de hand naar zijti superieur uit. „Nu ben ik dan toch een man," sprak hij tot zich zelf, toen de officieren vertrokken waren. De verpleegster trad op hem toe. Hij hoorde haar zachte schreden en riep „Zuster." „Ik heb u mijn geschiedenis verteld," sprak hij, „en gij weet waarom ik die Jeannette ontvlucht ben, schoon k haar liefhad. Als ik soms nog sterven mocht, ga haar dan zeggen hoe ik haar heb liefgehad, en vertel haar dan ook wat hier gebeurd is. Wilt u „Zeker," antwoordde ze, „maar ga nu slapen." Gehoorzaam legde de jonge man ijn hoofd op het kussen, Eenige dagen later riep de dokter de verpleegster bij zich en sprak „Ge kunt het verband van zijn oogen afnemen." „Ha," fluisterde Pie.er, „eindelijk zal ik dan het zonlicht weer genieten, eindelijk uw gelaa ook kunnen zien, wier s em zoo zonderling gelijkt op die van het meisje dat ik liefheb Zij antwoordde niet, maar begon he linnen los t maken Eensklaps slaakt Piet een kreet van vreugde, van groote onverwachte blijdschap. Want die verpleegster, het was zijn J eannette, „ja." sprak ze, „ook ik heb je lief. Ik kon Je niet alleen In het gevaar ziet» gaan, en daarom ben ik je als verpleeg ster gevolgd. En nu weet ik ook dat je een man, een dappere man bent." Ze boog zich over hem heen en ter wijl hij haar met beide armen omvatte, drukte ze op zijn misvormd voorhoofd een langen warmen kus. EEN VERRASSING. Een vrien >mt bij een ander op de kamer geloopen on laat zich op een stoel neervallen Man! wat is er? Je ziet bleek en je beeft. De vriend: Ze wil me niet hebben. Jan! Je hebt ze dan toch gevraagd? Ja. En ze zei: „neen?" Dat zei ze. En meent ze het? Zonder twijfel. Is er geen mogelijkheid, om haar tort andere gedachten te brengen Niet een schijntje van een mo gelijkheid. En 'ik veronderstel, dat, als ze je genomen had, je dadelijk een prachtigen engagements ring zoudt gekocht hebben? Natuurlijk. Ik had er hot geld al voor in mijn zak. Goddank! Er is geen ongeluk zóó groot, of er komt nog oen geluk bij. En daarop stapte de ander naar zijn bureautje, haalde er een briefje uit en z»i ontroerd. Lees dat eens, Willem. Willem nam het papier en la». Jij kunt, ging Jan voort, tot je een ander meisje hebt, dat geld voor dien ring me wel leenen. Dan maak je, zooals je uit die aanmaning ziet, twoe menschen gelukkig: mij en mijn kleer maker. HIJ HAD GEZETEN. Kastelein, tot een g^st, die staande oen glas bier drinkt: „Wilt u niet even gaan zitten Gast: „Dank je, ik heb pas drie maan den gezeten." EEN UI UIT DB FIGARO. Op de binnenplaats oener gevangenis: Een politiek veroordeelde bemerkt oen nieuwen gevangene met behoorlijk ver zorgd hoofdhaar, nadenkend uiterlijk, trotsche en gedistingeerde houding en treedt met uitgestoken hand hem tege moet: „Wij, po'itieke veroordeeld®i," be gint hij. Maar do ander trekt zijne hand terug, fronst de wenkbrauwen en zegt met een verachtelijken trek om den mond: ,,Par- (fonTl; ton v-wv* tiwfotal," VOORBEREIDING. Huisknecht (tot do modiste). U mag wel goede zorg dragen dal de nieuwe japon van mevrouw de baronesse heel fijn en prachlig wordt afgeleverd. Me vrouw gaat spoedig op een bruiloft. Modiste: Zoo gaat de freule dan trouwen? Huisknechl: Neen, ik ga trouwen en ik verzoek mevrouw op mijn bruiloft. DE DUBBELE MAN HUISKAMER „Most dat nu voor zeventien honderd dollars gaan, dat is een schandelijk be spottelijk bod Niemand meer dan zeventien honderd dollars Heeren, heeren haast jelui toch met uw bod, laat toch zoo'n kostbaar pand voor zulk een bespottelijken prijs niet uit de vereenigde Staten gesleept wor den Het prachtige jacht „De Specht," met al zijn nieuwe inrichtingen zijn met palisander en mahoniehout, spie gels en schilderijen gemeubelde hutten, met zijn nieuwe zeilen zoo wit als het beste tafelgoed masten zoo taai en veerkrachtig als een hengel, en dat nu aan een vreemden bieder zal worden afgestaan voor den bespottelijken prijs van zeventien honderd dollars Deze vloed van welsprekendheid werd gehoord op de auctie-plaats van Buffalo, op een broeienden Augustus dag van 't jaar 18.,en de afslager hield even op om adem te halen, wisch- te het parelend zweet van zijn voor hoofd af. en hield den ivoren hamer nog opgeheven Er had nu een getiuister en gegons onder de toeschouwers plaats n gegons en een gesmoord gelach doch er was geen sprake van eenige poging om het „offer" te wenden dat de af slager der verkooping zoo betreurde. Een grutter merkte op. dat, wanneer het schip ^arging bezeten had. hij wel een bod zou gedaan hebben maar dat zulk breekbaar goed voor een flink bur ger van geen waarde was „Belaster 't schip niet, meneer Broad- ham." riep de bloedroode afslager uit „en gij, mijne heeren laat me u toch overhalen om die onverschilligheid te laten varen en op dit nummer te bieden. Geen bod? Ik wou dat ik 't jacht te New-York had! Ik wenschte wel dat het te Brooklijn lag dan zou de macht der concurrentie.... „Wees niet bang voor die macht der concurrentie mijnheer Kettering. Ge zijt nog langdradiger dan een Md van 't Congres Roep 't volgend nummer af vriend en mijn dit voor den kapitein, hé We hebben genoeg bluf omtrent dien schoener gehoord.' Mijnheer Kettering deed opnieuw een beroep Hij verzocht den omstanders de „Bril" toch niet te doen zegevieren, dit prachtige jacht dat met de vergulde galei van Cleopatra de Groote te verge lijken ware toch niet uit het land te laten gaan doch tenslotte liet hij den hamer vallen „Kapitein 't jacht is aan u." Ik was de kapitein. Door opgesmukte advertentiën in Amerikaansche en Canadeesche bladen op 't denkbeeld gebracht was ik naar Buffalo overge komen om het jacht te zien en bij den verkoop tegenwoordig te zijn. en nu was ik de onbetwiste eigenaar gewor den van den schoener ,De Specht," een schip dat geschikt was voor plezier tochtjes en verder niets De lijnen van het scheepje waren goed en bevallig het lag als een zwaan op het water en vormde met zijn spichtige masten en frissche kleuren een zonderling con trast met de leelijke. doch meer voor den dienst geschikte schepen op de ri vier. Doch zijn inhoud was gering zijn snelheid overtrof verre zijn kracht om zwaar te dragen, en er bestond in derdaad eenige grond voor de minach ting waarmee de kooplui van Buffalo het beschouwdenom meel. koren, kaas en appelen uit Illinois, oostwaarts, en Europeesche goederen en katoen ook weer westwaarts te vervoeren was het jacht even ongeschikt als een renpaard voor den ploeg Voorts was aan het schip een treurig verhaal ver bonden, dat ik eerst later vernam. Het was gebouwd en in orde gebracht voor een jongen jonker uit Buffalo, den erfgenaam van een rijk man die te New-York een kostbare leefwijze ge leid had. Het jacht zou op zichzelf geen kwaad hebben veroorzaakt: zelfs had het den eigenaar van het kwaad kunnen terughouden doch ongelukkigerwijze had de jonge Breckett een hartstocht voor het spel, verkoos écarté en bridge net met zeer hooge inzetten boven het kaartspel en de eenvoudige vermaken van zijn geboortegrond Wanneer ie mand zijn eigen ondergang zoekt, hetzij in de oude of nieuwe wereld, behoeft hij niet lang te wachten. In den loop van'een kunstreisjo be zochten twee spelers toevalligerwijze Buffalo, maakten met den jongen Brec kett kennis, en leegden zijn zakken als prijs hunner vriendschap. Om zijn beurs weer te vullen en „revanche" te nemen kwam de patente jongen in verzoeking den inhoud van zijns vaders geldkist aan te spreken, in de ijdele hoop om 't geld dat hij eruit genomen had er weer in te leggen wan neer het geluk hem gunstig mocht worden. De gestolen dollars en goud stukken brachten geen verandering in zijn geluk ze verdwenen spoedig in de beurzen der schelmen, en het ongeluk kige slachtoffer eindigde zijn wanhopige dwaasheid met misdaden en kwam in den kerker terecht. Dus gebeurde het dat de fraaie schoe ner, splinternieuw van bouwmeesters werf op de markt te Buffalo ten ver koop werd aangeplakt en voor een ge deelte van zijn oorspronkelijke waarde verkocht werd Ik was toenmaals landverhuizer; geen dier lieden, die dén Atlantischen oceaan eens oversteken om hun for tuin met schop en ploeg te beproeven, maar een uit het heirleger der kleine kapitalisten, 'n Kleine som gelds, die ik in de publieke fondsen had, was voldoende om een flink aantal bunders land inWest-Canada te koopen, dat voor het grootste gedeelte begroeid was met ruw hout, doch van een fraaien wasdom. Er was een goed pakhuis bij de „hoeve," zooals ik bescheiden ge noeg datgene noemde, wat, in aanmer king van het aantal bunders, tenminste dubbel waard was, landgoed te worden genoemd en ofschoon mijn keus meer geluk dan wijsheid geweest was verzekerden mij oude kolonisten dat ik een flinke koop gesloten had De zo mer verliep en de feiten bewezen dat de oude kolonisten gelijk hadden gehad Er waren eenige lage velden, met fraai besproeid tand, dat met weinig moeite een koren-oogst van de eerste kwaliteit gaf. Er waren goede a uitmuntende weilanden voor hooi de evenredigheid van onvruchtbaren grond was beneden de berekening en een welgelegen streek verschafte mij het vervoer voor mijn geveld timmerhout naar de breede plas van het meer Erie. Alhoewel geen ervaren pachter was ik echter geen domoor mijn opzichter was eerlijk en kundig en alles overtrof mijn beste verwachtingen Daarbij had ik ledigen tijd genoeg ik had geld gespaard daar las ik en werd aangetrokken door de advertentiën van den voorgenomen verkoop van „De Specht en ik ging naar Buffalo om het veel-geprezen schip te zien Toen ik het zag, be viel 't mij bij uitstek. Het was vlug en mooi, zijn zeilen touwen, ankers en houtwerk alles, van het keukenge reedschap tot de booten die aan den fraaien spiegel hingen was geh el in de beste orde. Het zou in langen tijd geen herstel behoeven en een kleine bemanning scheen voldoende om 't schip te besturen Ik was geboren te Southampton, en van jongsaf een groot liefhebber van varen geweest. Mijn vader had een jacht in eigendom gehad, en r.eeds op vroegtijdigen leeftijd was ook ik ge woon geweest in het Kanaal te zeilen en te roeien voorts had ik bij de trans porten die ons regiment naar Indië, Malta en Bermuda overbrachten, vele wachten gehouden en mijn voorraad zeevaartkunde aanmerkelijk vermeer derd. Daarom was ik recht geschikt om bevelhebber van een fraai scheepje in de zoetwatervaart van een meer te zijn, hoewel het kleinste der Amerikaan sche inlandsche zeeën toch aan bi zonder woedende stormen onderhevig is. Ik kocht ,De Specht," betaalde en huurde een paar zeelui zonder werk om het mij te helpen vervoeren en verliet Buffaio met weinig zeilen, mijn nieuwen koop stuurde ik in persoon, en ik voelde een vergeeflijke trots in 't sierlijk voorkomen en de goede houding van mijn scheepje. Half Buffalo liep naar de kade om ons te zien vertrekken. We hadden de topzeilen uit, de voor zeilen opgebonden en het breede, groote zeil bolde prettig door 't lichte windje dat den glinsterenden waterspie gel er als zilver deed uitzien. Menige trage zeiler krabbelde er doorheen, doch het jacht zwom als een wilde zwaan door den stroom, sneed door het heldere water met zijn scherpen steven terwijl het zachtjes naar het Zuid-Oosten overhelde Ofschoon ik de met sterren bezaaide Amerikaansche vlag neergelaten en dien door een klei nen Engelschen wimpel vervangen had verbeidde 't volk ons vertrek met eeni ge sympathie en ging er onder eenige Iersche scheepswerkers een luid hoera op toen de schoener wegzeilde. Een wel gekleed man op een mager paard oogde ons met opmerkelijke belangstelling na, en bespiedde onze bewegingen door een kijker Iets in de gelaatstrekken van dien man trok mijn aandacht. Hij was een man van vijf-en-dertig jaar, met 'n goed uiterlijk en groote knevels donker haar, met valken-oogen en een gebogen neus. Hij droeg een witten vilten hoed en een groene jas een broek en vest van ongebleekt linnen een echt zomer- toilet doch niet Amerikaansch. Hij was inderdaad een schitterend punt on der de zwarte 'klassen en kleurige satijnen vesten, de lange baarden en de gele gezichten van allen rondom hem ,Dat is er een uit de oude wereld," zei ik bij mij zei ven, en daarop stuurde ik den schoener een punt dichter bij den wind en dacht niet meer aan hem Wei nig dacht ik toenmaals dat ons toe komstig lot zoo aan elkaar verbonden zou worden. De wind was gering en niet gunstig, en het duurde lang vóór we Canada's oever bereikten. Mijn wo ning lag aan den Noord-Oostëlijken hoek van het meer Erie, tusschen de bedrijvige stad Dover en de kleinere kolonie die zich den naam van Marga- ra heeft aangematigd. Ik had 't voordeel een kreek en een makkelijke baai bij mijn eigen goed te hebben, waar wel twintig schoeners voor noodlottige windvlagen beveiligd ten anker hadden kunnen liggen. Daar maakten wij den schoener vast mijn scheepsvolk werd betaald en ontsla gen en vóór er drie dagen verloopen waren, had ik een geregelde bemanning, 't Is echter wat verwaand het woord van „bemanning" te geven aan een uitgedienden grijsaard die toch nog vlijtig en vastberaden was, en een flin- ken jongen uit de kolonie. Zooals zij daar waren de oude Bell en de jonge Eli kostten ze mij weinig geld, daar ze gehuisvest werden in een soort van houten hutten, waarin mijn landbouwers woonden, en gere geld rantsoen kregen van den voorraad dien mijn opzichter bestuurde. De oogst was voorbijgroote blokken timmerhout waren in de bosschen ge veld en hèt zagen, aan elkaar hechten en vlotmaken eischten des meesters oog. Zoo verliep er eenigen tijd, gedurende welken ik niet in staat was het jacht te gebruiken, en het lag ten anker opge sierd en wel, als een schoonheid die tot een feestelijk tochtje uitlokte. Toen het koren gemaaid was, en de pijnboomen van levende spiralen van zwaar donker groen in geelachtige, op het zoete water der kreek drijvende, blokken herschapen waren werd het mij eindelijk mogelijk van mijn nieuwen aankoop eens gebruik te maken. Ik ben gezellig van aard, en had graag een paar vrienden gehad om samen met mij te kruisen. Doch gelukkigerwij ze, is de zomer het drukke jaargetijde voor die van Canada, die hun langen winter als" den tijd voor uitspanning beschouwen, en ik vond er niet een die nu tijd beschikbaar had Toenmaals was er slechts een gering militair detachement in 't district ingekwartierd, en de eenzame onderge schikte durfde niet wagen zelfs voor één dag, verlof te nemen en zijn post te verlaten. Ik zou genoodzaakt zijn geweest aan wal te blijven, of den tocht alleen te ondernemen, had ik niet toevalligerwijze in de publieke billard-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1922 | | pagina 7