ELCKWATWILS
kb*
ZATE&DAG 2 DECEMBER 1922.
Hoe men op St.Nicolaasavonc
surprises wisselt.
i'M'<
SINT-NICOLAAS-BIJVOEGSEL.
Het is een donkere winteravond hui
lend giert de Noordenwind en zweept
de sneeuw door de straten*. Niettegen
staande het slechte weder is alles op de
been. Hier ziet men een rijk gekleede
dame een winkel binnentreden, daar
staan een paar arme ouders uit te reke
nen, of er niet eene kleinigheid kan over
schieten om hun kindertjes een genoegen
te verschaffen zij zouden het" immers
niet van zich kunnen verkrijgen het vroo
lijke kinderfeest voorbij te" laten gaan,
zonder ook hun kroost te gedenken. Na
lang beraad gaan zij evenals de rijke
dame een winkel binnen, niet om naar
kostbaar, fraai speelgoed te kijken, dat
behoort voor hen tot de verboden vruch
ten, neen zij moeten het nuttige met
het aangename vereenigen.
„Mij dunkt," zegt moeder Pieterse,
„dat we voor Jantje een nieuwe pet, en
voor Mieke een paar nieuwe schortjes
moesten koopen als we er dan nog wat
suikergoed bij doen, kunnen ze dubbel en
dwars tevreden zijn."
Zoo sprekende zagen ze de dame van
daareven den winkel uitkomen. Ze had
een klein pakje in hare hand. Niet ver
van den winkel schelt ze aan het is een
zeer net en deftig huis. Na eenige secon
den wordt de deur geopend, en treedt
de dame binnen zij loopt regelrecht
naar de huiskamer, waar haar echtge
noot haar reeds wachtte.
„Ik heb het," riep ze, binnenstormen
de, en hem begroetende „ik hel? er nog
twee kwartjes afgekregen, lieve man.
Wat zal ze gelukkig zijn kijk eens, is
d't niet juist wat we samen gezien heb
ben vroeg zij, het pakje openende,
waaruit een fraaie borstspeld te voor
schijn kwam. Mijnheer was opgestaan,
en naderbij komende, beziet hij het
glinsterende voorwerp bij het licht.
,,'t Is waar," zegt hij, „en ik hoop dat
het haar genoegen zal doen, want het
is anders te gek wij besteden meer dan
we kunnen. Denk eens, dat het haast
Nieuwjaar is, dan komen de rekeningen,
en er zijn er me zoo iets."
„Kom, beste man, daarover geen zorg,"
riep mevrouw, „tegen dien tijd zullen we
wel weer verder zien. Maar, propos,
wil je zoo goed zijn er een pakje van te
maken, en het bij F. te laten bezorgen
Wat zal ze gelukkig zijn, onze lieve Do-
ra 't zou me ook erg hinderen, als die
kennisjes van haar van avond allerhan
de surprises kregen, en onze Dora het al
lemaal moest aanzien. Neen, lieve man
daar zullen wij, haar ouders, voor zor
gen, je hart zou bloeden van spijt, als je
haar van avond met een bedroefd ge
zicht tehuis zag komen."
Intusschen was mijnheer A. reeds be
gonnen, het schoone geschenk in een
fraai doosje en daarna in een dozijn pa
piertjes te wikkelen, hier en daar een
versje opschrijvende. Mevrouw sloeg hem
met blijkbaar genoegen gaande.
„Ik moet je bepaald mijn compliment
maken over je goede manier van inpak
ken," sprak .zij, „ik zou het je heusch
niet nadoen, man."
„Zoovind je het waarlijk goed
Het is eigenlijk bespottelijk, dat een
kapitein van de infanterie, met korting
op zijn tractement,en tot over zijn ooren
in de beeren, nog gouden borstspelden
aan zijn dochter cadeau geeftmaar en
fin, jij moet je zin hebben ook, anders
deugt het toch nietziedaar, het is ge
reed," liet hij er op volgen, het pakje
overhandigende. „Zorg jij nu maar, dat
het er komt, want daar heb ik geen ver
stand van. Om zoo met draaierijen om
te gaan, enkel en alleen, om een gewoon
klein pakje met eene broche aan je doch
ter te laten brengen, vind ik eigenlijk
gezegd een flauwiteit'; als het mij te
doen stond dan zou ik morgenochtend
zeggen hier, Dora, heb jij je St. Nico-
laas, het heeft geld genoeg gekost, en 't
zit er bij je vader niet dik op dus, of je
het mooi vindt of niet, iets anders krijg
ze niet."
„Hè, man 1 wat kan je toch doordra
ven Dan zou Dora er immers verdriet
in plaats van genoegen van hebben."
„Zou je denken dat ze zoo teergevoe
lig was
„Ja, dat denk ik bepaald maar laat
ik je een kopje thee schenken dan zal
ik het een besteller mee laten nemen."
Mevrouw verwijderde zich om te zor
gen dat het pakje op zijne bestemming
kwamin dien tusschentijd wordt er
geklopt;>Binnen wat is er roept
de kapitein.
„Een pakje, mijnheer," zegt de bin
nentredende dienstmaagd.
„Een pakje
„Ja,mijnheer, voor u."
„Een pakje, zeg je, voor mij, ben je
gek, meid? Ik houd me met die flauwi
teit niet op."
„Ja, mijnheer, 't is toch voor u, het
staat er op."
„Wat staat er op vraagt mijnheer
met gefronste wenkbrauwen.
„Voor den kapitein, de rest kan ik
niet lezen."
„Nou, zet het dan maar op tafel tot
mevrouw komt."
De dienstbode deed moeite om haar
lach in te houden en dacht bij zich zel
ve „Nu, alsfhet mij gebeurde, ik zou r
„Dan zal de meid ook nogal eens een
keer tevergeefs zijn gekomen," zei me
vrouw, „en de tijden veranderen. Dora
zou het, geloof ik, heel onaangenaam
vinden, als ik Betje zond om haar te ha
len." i
„Ja, vrouw, de wereld is er niet beter
o^ geworden. Het is maar toilet maken,
uitgaan en voor de rest niemendal."
„Ik vind, dat je van avond erg o" je
stokpaardje doorholt," hernam mevrcu v,
tel om, *het weg gaan brengen. George,
die eens wilde weten hoe dat afliep, is
een uurtje nadat we het w g lieten bren
gen bij hem opgeloopen en loen stond de
inktkoker reeds op zijn schrijftafel met
inkt er in."
„Inkt er in, ben je gek, meid
„Neen, papa, 't is heusch waar, vindt
u het niet kluchtig George deed net
of hij van niets wist en zeide jjKerel,
kt --i'-
Hoe kleine zus in haar droom den Sint Nicolaasmorgen zag,
w t heb je daar een mooien in tkober
oLaan waar tjeb je dien gestolen
„Ik heb hem eerlijk gekregen," zei van
Rosendorp.
„En weet je van wien vroeg George.
„Weten niet, maar ik gis van mijn
kapitein. Zooals je weet, amice, heeft hij
het buskruit niet uit gevonden, en ik heb
hem laatst met een voordracht uit den
brand gered ik denk, dat hij mij hier
mede een klein bewijs van zijn erkente-
telijkheid wil geven maar," vervolgde
van Rosendorp, „hij kan zijn tractement
anders best op, zonder mij cadeau's te
geven, en omdat hij, zooals hij mij laatst
vertelde, een nieuwen sigarenkoker noo-
dig had en mevrouw zijn respectable
echtgenoote haar visiteboekje versleten
was heb ik die dingetjes even hierover
gekocht, waarna ik ze aap zijn huis heb,
laten bezorgen ik hoop dat ze reeds in'
hun bezit zijn. Verbeeld u, pa," zoo ver
volgde Dora, „dat was ook iets over dien
kapitein. Weet u wie Van Rosendorp's
kapitein is?"
Papa was woedend, een hoogroode
kleur bedekte zijn wangen en met heesche
stem riep hij Ik zal het hem inpeperen."
„Kom, beste man, kalmeer je," zei
mevrouw, die tot nog toe gezwegen had,
„ik denk dat er een misverstand heeft
plaats gehad dat pakje hebben ze zeker
verkeerd gebrachtjij bent immers van
Rosendorp's kapitein niet, en wat heb
je met de zaken van anderen noodig
„Ik zijn kapitein niet, zeg je, en hij
is pas gisteren bij mijn compagnie overge
plaatst," schreeuwde mijnheer.
Als door den bliksem getroffen keken
de beide dames elkander aan. „Dus was
dat dan over u, mijn lieve papa, dat hij
met zoo'n minachting sprak zeide
Dora. „Neen, nu is hij in mijn achting
gedaald maar wat doe ik nu met die
broche vroeg Dora.
Mevrouw slaakte een pijnlijken zucht
en keek met angstige blikken naar haren
echtgenoot, die, nog steeds rood van
woede, uitriep „Daar heb je het al met
die flauwe surprise te zenden ik dacht
het wel, dat het op die manier zou uit-
loopen. Die mooie mijnheer van Rosen
dorp 't is wel de moeite waard, en dat
mijn dochter. Neen, neen, Dora, die il
lusie moet jij je maar uit het hoofd zet
ten maar dat ik het hem zal inpeperen
daar kan je op rekenen."
Mevrouw en Dora wisten hierop niets
te antwoorden en moesten papa, alhoe
wel ongaarne, gelijk geven. Zij deden
alle moeite om hem tot kalmte te bren
gen en mevrouw troonde hem mede naar
boven, hopenue dat de slaap zijn ge
schokt gemoed zou bedaren.
Gewoonlijk heeft men bij het ontwa
ken na veel doorgestaan leed eene onaan
gename gewaarwording. Dit ondervond
ook de kapitein, die dientengevolge, toen
hij aan het ontbijt kwam, allesbehalve
in zijn humeur was. Vooral mevrouw
moest het ontgelden, die zijns insziens
de schuld van aalles was.
De goede vrouw nam bereidwillig alle
schuld op zich en beloofde plechtig hem
nimmer meer met surprises lastig te val
len. Of hij het Van Rosendorp heeft in
gepeperd, heeft hij nooit verteld maar
één ding is zeker dat Dora en v; n Rosen
dorp later toch een paar zijn geworden.
BEATA
DAT OOK!.
Zij: Bij mijn nieuwen mantel moet ik
noodzakelijk een nieuw costuum hebben.
HijDat denkt en spreekt altijd over
kleeren, kleeren, niets dan kleeren. Heb
je dan in 't geheel geen zin voor iets
hooger9?
Zij: Voor iets hoogers? O, ja, ik
moet ook een nieuwen hoed hebben.
AAN 'T VERZOEK: VOLDAAN.
Een eigenaar van een arfé zit met en
kele vrienden te kaarten en 't ging zoo ge
zellig, dat ze ver over 't sluitingsuur nqg
aan 't pandoeren waren, 't Werd echter
tenslotte tijd om op te stappen en meneer
zei aan een nieuwen kelner te kijken of
er 'n agent in de straat was.
De jongeling bleef een tijdlang weg en
kwam toen terug met een heele groota:
't Heeft lang geduurd meneer, maar
komt hier dan nog het hof maken aanj hier is-ter een.
zooveel drukte niet om maken maar
mijnheer is zeker bang, dat ie wat terug
mot geven afin, krijgen is wel aardig,
maar geven, neen, daar kom ik ook niet
van in."
„Wat is dateen surprise vraagt
mevrouw binnentredende, „dat vind ik
een heel aardige attentie. Van wie zou
dat zijn Maar het is voor jou, man
„Ja> dat zei Betje daar net ook al
maar ik verwacht geen pakjes."
„Nu, dan zal ik het maar voorjjje open
maken in ieder geval, zal er we'l iets in
zitten."
Behoedzaam ontdoet mevrouw het
pakje van de eerste papieren. Onwille
keurig werd 's kapiteins nieuwsgierigheid
geprikkeld, en hij kon niet nalaten, om
zoo nu en dan eens over zijn lorgnet te
kijken, of er nog geen eind kwam aan dien
papierrommel. Eindelijk daar komt een
heel fijne sigarenkoker voor den dag
maar nog iets, een visiteboekje voor me
vrouw.
„Nou, een sigarenkoker kan er mee
door, dien had ik juist noodig."
„Wel, dat is heel toevallig," vindt
mevrouw, „als ik wist, wie ons dat ge
zonden had, dan wilde ik je voorstellen
om ook wat in te pakken maar nu zou
het gekheid zijn."
„Inpakken! Inpakken?" vroeg mijn-
heer, „zoo nogal meer inpakken Mij
dunkt, dat het er mee door kan daarbij
dat inpakken kost geld, weet je, en bui
tendien, ik geloof, dat ze wel een spie
rinkje konden uitgegooid hebben, om
een kabeljauw te vangen maar daar
moeten ze bij mij niet mee aankomen."
„Foei, man, hoe kan je een attentie op
zoo'n hatelijke manier uitleggen
„Nou maar, ik weet er alles van, hoor,
ik ken die smoesjes wel."
De kapitein en zijn echtgenoote zaten
met ongeduld op hunne dochter te wach
ten.
,Nou is het al half twaalf en ze is er
nog niethoe laat heb je gezegd dat ze
thuis moet zijn, vrouw bromde mijn
heer.
„Ach, man, je begrijpt toch, als Dora
op een partijtje gevraagd wordt, dat ik
niet kan zeggen wanneer ze thuis moet
komen."
„Dat zie ik nog niet in," vindt mijn
heer. „Ze kunnen toch niet vergen dat
wij hier met ons tweeën zitten te knikke
bollen, ten pleiziere van den een of andere
mijnheer en mevrouw, die het in hun
hoofd kregen om Dora zoogenaamd een
avondje te vragen. Neen, dat ging in
mijn tijd anders, hoor; dan zei moeder,
als de meisjes uitgingen om elf uur
stuur ik de meid om jullie te halen
„en ik kan me waarlijk niet met je ge
voelens vereenigen bedenk, dat je ook
eens jong bent geweest. Maar la'en we
liever een ander punt behandelen, ik ben
erg benieuwd te weten, wie ons die sur
prise zondmisschien is het wel van
Dora."
„Ja, dat dweepzieke kind is best tot
die gekheden in staat..hoor ik daar
niets
lk meende ook voetstappen te hooren
maar ik geloof dat ze verder gaan, neen,
daar is ze."
„Nou, 't zal tijd worden," bromde
mijnheer.
^,Dag pa, dag ma," riep Dora binnen
komende.
„Zoo, jonge juffrouw, ben je daar ein
delijk was mijnheer's eerste vraag,
„is die partij nou pas afgeloopen, en heb
je niet eens aan je vader en moeder ge
dacht, die hier met ongeduld op je zit
ten te wachten
„O, zoo dikwijls, lieve papa."
„En," vroeg mama, „heeft St. Nico-
laas om je gedacht
„O ja, mama, kijk eens, een heele boel
surprises, onder anderen een prachtig
gouden broche ik was er waarlijk mee
verlegen, hier is zij, bekijk haar eens
goed. Ze is geheel met pareltjes bezet
Emma voncHiaar ook prachtig."
„En kan je niet gissen van wien ze
komt vroeg mevrouw, het kleinood
met belangstelling bezichtigende.
„Ja zeker, mama ik denk van nie
mand anders dan van Van Rosendorp.
Emma dacht het ook dadelijk."
Mijnheer, die tot nog toe achteloos in
een boek zat te bladeren, draait zich bij
deze woorden op eens om, en Dora scherp
in 't gelaat ziende, vraagt hij „Van
wien
Van van Rosendorp, papa waarom
kijkt u toch zoo Ik vond het eerst erg
onpleizierig, want ik geloof dat het nogal
een ding van waarde is ik maakte dan
ook dadelijk het besluit om het terug te
zenden, maar Emma meende dat dit
beleedigend was voor Van Rosendorp,
en raadde mij toen aan, om liever iets te
koopen en het hem te zenden."
Dat je natuurlijk niet gedaan hebt,"
zei' papa op driftigen toon.
Wel zeker, papa wij zijn gauw even
naar dien galanteriewinkel geloopen.
N.i, pa, ben u maar niet zoo boos. George,
Emma's broer, was er bij, we hebben
daar een prachtigen inktkoker gekocht
van zeven gulden."
Kind 1" schreeuwde mijnheer.
Maar, papa, wat bent u toch vreemd
vanavond, laat mij toch eerst uitvertel
len. Emma en ik pakten hem netjes in,
en toen is de meid, met een grooten man-
i i
J "|AV
Sli.Urt i
En ook in de ziekenzaal der kleinen is Sint Nicolaas met spanning
Daar brengt hij nu vreugde en Zwarte Piet is hier niet afschrikwekkend.
verwacht
THEELEPELTJES IN DE 19e EEUW.
Tot de dingen die verdwijnen, behooren
ook de theelepeltjes., voor 't minst uit de
koffiehuizen.
Meer en meer worden ze vervangen door
de bekende glazen staafjes en die verandering
wordt toegeschreven aan de opruiming door
do gasten in den crisistijd gehouden. De kei
ners bemerkten, maar gewoonlijk te laat, dat
zoo'n lepeltje, ofschoon van zoo luttele
waafde, door langvingerige bezoekers was
meegenomen.
Vroeger gebeurde dat ook wel eens in bur
gerhuizen. omdat de lepeltjes toen van zilver
waren, maar dan toch bij uitzondering. Een
enkele maal zelf? bij toeval. Daarover ver
haalt v. Lennep dat in een t'jd, toen Amster
dam nog vier burgemeesters had, dit hooge
college eens in de burgemeestersloge van den
Stadsschouwburg een opvoering van „Poly-
dorus" bijwoonde. Een hunner, mr. David
Willem Elias zag iets op den grond schitteren
en bemerkte, toen hij 't opraapte, dat het een
fraai bewerkt zilveren 'epeltje was. „Hoe
komt dat hier vroeg hij verbaasd. Eaar.
op zijn ambtgenoot mr. van Boetzeiaer, met
den plechtigen ernst die hem eigen was, ant
woordde „Dat is zooeven uit de mouw
van den heer Brouwer gevallen." „Uit mijn
mouw stoof mr. Joachim Brouwer óp
„Hoe zou er een zilveren lepeltje in mijn
mous komen „Heel natuurlijk," was
't antwoord, „toen ge zooeven op 't raadhuis
uw koffie gedronken hadt, hebt ge het leege
kopje neergëzet en het lepeltje in uw mouw
geborgen— „Ik? Dat was dan in distraktie.
En waarom heb je mij dan niet even gewaar
schuwd „lk wist niet wat ge daarmee
voor hadt," zei v Boetzeiaer met een effen
gezicht.
Broueer was een rijk en edelmoedig, maar
tevens een driftog man. Het gegeven atitwoor
deed hem opvliegen., doch het feit dat men
zich in den schouwburg bevond en dat een
burgemeester van Amsterdam vóór alles
„deftig" moest wezen zat hem daarbij leelij
in den weg. Zoodat hij zijn verdere meening
slechts door een half gesmoord woord
geen stadhuiswoord kon lucht geven.
EEN SLUITREDE.
Een man stond voor den rechter, beschul
digd van openbare dronkenschap en orde
verstoring. Hij ontkende schuld en zei:
Als je dronken bent en jc weet dat je
het bent, dan ben je nie dronken. Maar als
je dronken ben en je weet niet dat je het
bent, dan ben je dronken. Nou, ik wist
drommels goed, dat ik dronken was., ik
was dus niet dronken.
De rechter keek' den man eens aan.
Ben je nu dronken? vroeg hij.
Ik? Ik ben zoo nuchter als kip
Je weet dus niet, dat je dronken bent.
(Tot den veldwachter): Sluit hem op tot
morgen, dan kunnen we verder over de zaak
spreken.
De man bekende dadelijk schuld en kreeg
zijn boete.
ZIJN POSITIE.
Om hem haar vertrouwen te toonen, gaf
zij aan haar man een huissleutel. Maar om
hem goed aan zijn verstand te brengen, wel
ke posilie hij in hel huwelijk innam, had zij
het slot van de voordeur laten veranderen,
AI.S DE WITTEBROODSWEKEN VOORBIJ
ZIJN.
Zij (sentimenteel): „Zeg. ven», hoe zou je
leven zonder mij?"
Hij: „Gocdkooper."
MAAR TOCH..
De
nummer zan
GEEN HART VAN STEEN
Wij lezen in het eerst
Paardenwereld."
„De redactie van ons b'ad is in- handen
van den lieer W. F. Smits. Opgegroeid tus-
schen en met de paarden, iemand met een
paardenhart, en een erkende kennis van
paarden in den ruimsten zin, twijfelen wij
er niet aan, dat...."
UIT DE JEUGD VAN DEN PRINS VAN
WALES.
Op zekeren dag was het den nog kleinen
prins van Wales toegestaan deel te nemen
aan een lunch bij zijn grootvader, koning
Edward.
De koning was in druk gesprek met een
groot staatsman, toen de kleine prins hem
onderbrak: „Grootvader, luister eens...."
De Koning beduidde hem, dat hij zich stil
moest houden, maar een paar seconden later
riep de Prins weer luidkeels tot den Koning.
„Als je hier niet stil kunt zijn, terwijl ik
spreek, dan moet je de kamer maar uitgaan",
zei de Koning streng.
Edward eindigde zijn onderhoud met den
staatsman, en keerde zich toen hartelijk tot
zijn kleinzoon:
„Wel, ventje, vroeg hij, „wat had je me
toch te zeggen?"
„O, nu niets meer", was het antwoord. „Ik
had u daar juist willen waarschuwen, dat er
een rups over uw bord kroop. Maar het is
niet meer noodig, U hebt 'm al opgegeten."
WAT HIJ VROEGER WAS.
Hij was beschuldigd van een aantal in
braken, geweldpleging, verzet tegen de po
litie en bovendien wees zijn strafregister
nog een aantal van dergelijke feiten aan.
„Man, man, zeide de rechter ernstig en
waardig, hoe ben jij wel je levensloop
begonnen F"
„Als een baby, edelachtbare als een ge
heel onschuldige baby," was het verras
sende antwoord.
TEERGEVOELIGHEID.
Jaap sprak op 't sterfbed tot zijn vrouw
Van beider liefde en huwelijkstrouw;
Maar Griet zweeg in diep gepeins
verloren.
„Wat trekt u van mij af?" deed de
arme Jaap weer hooren.
„Wel," zegt ze, „Jaap gij sterft en
was dat nog het al,
Maar ach, wie weet hoe lang ik
weduw blijven zal."
EEN STRIKVRAAG.
Pa, mag ik u nog even wat vragen?
Ga je gang maar.
Wel pa, wie moet den laatsten
mensch, die sterft, begraven?
VAN KWAAD TOT ERGER
Dezer dagen op 't examen voor den Ka
derlandstorm in Eindhoven is 't volgende
gepasseerd
Kapitein: Jjj daar Beukers of van Beu-
zekom, hoe je dan ook heet, zeg jij is,
wat is tucht?
Beukers had van tucht en zelftucht
geen idee en stond er een beetje bleék
bij te ginnegappen.
Zal ik je dat eens vertellen, Beu
kers? vroeg de kapitein. Tncht is orde
en regelmaat
Och ja, dat is waar ook, stomme
rik, antwoordde Beukers.
En direct daarop, als om eiken ver
keerden uitleg te coupeeren: „Stommerik,
daar bedoel ik mezelf mee, kapitein!"
BEWIJS VAN ECHTHEID.
Zeg eens kellner, was die Zigeu
nerkapel, die hier gisteravond speelde
echt?
Of ze echt was, mijnheer? Vanmor
gen misten we 6 zilveren lepels en 4
flesschen cognac.
VOOR SIGARETTENROOKERS.
Kapt. Finch, een der deelnemers aan de
Everest-expeditie, zou de opmerkelijke mede
deeling gedaan hebben, dat het rooken van
sigaretten en het inhaleeren van den rook
hem op groote hoogte, waar ademhalen moei
lijk viel, belangrijke verlichting gaf.