VEERTIENDE HOOFDSTUK. Mijnheer S. Allison. Met z'n vieren stonden ze daar in den onderlichten hoek van de hall, zonder opgemerkt te worden, het dra ma gade te slaan, dat naar zij instinc tief voelden, bezig was zich voor hun ©ogen af te spelen. Zelfs de vroolijke en onbezorgde Gilette scheen bewogen te zijn, want Mallison bemerkte, dat hij hoorbaar ademhaalde. „Niets zeggen," fluisterde hij, „maak geen opmerkingen en toon je niet ver wonderd, wat er ook gebeurt. Het lok aas zit in de val en de muis knabbelt al aan de kaas. We hebben hier voor ons de verbazingwekkende bevestiging van een door mij opgezette theorie, zóó grotesk, dat ik er zelf nauwelijks aan durfde gelooven. Maar je zal zien, juist het meest onverwachte gebeurt vaak. En het mooiste van de heele zaak is, dat de schurk uit het stuk even wei nig van sommige omstandigheden van het ccmplot weet als een van jelui drieën. Houd nu je monden maar dicht en je oogen open." De jonge man, die door den lakei werd voorafgegaan, stond dicht bij de nis waarin de jongelui zich bevon den en zei „Het spijt me, dat ik zoo laat ben, maar Je auto, die ik van een vriend in Exeter geleend heb, heeft een panne gehad. We waren nog acht mijlen hier vandaan en ik kon met 't eenige ver voermiddel dat ik kon krijgen, een klein rijtuigje, maar heel langzaam verder komen. Als het niet al te lastig is, zou ik graag mijnheer Marne even spreken. Zeg hem maar, dat Allison Stephan Allison er is en hem graag even zou spreken." „Best mijnheer,", antwoordde de la kei. Met deze woorden verdween hij in de balzaal en een paar minuten later kwam hij terug, gevolgd door den heer des huizes. Het kwam Gilette, die hem scherp in het oog hield, voor. dat Mar ne heelemaal in de war was. Hij was erg rusteloos en ontweek blijkbaar den blik van den bezoeker. Hij wachtte tot Allison het gesprek zou beginnen. „Ik hoop, dat u mij niet indringerig zult vinden," zei deze, „maar ik heb mij letterlijk aan uw woord gehouden. Toen wij elkaar het laatst zagen, ver telde u mij, dat u in Engeland een kas teel wilde koopen en u verzocht mij om, als ik ooit weer uit Argentinië terug kwam, u vooral te komen opzoeken." „Is dat geen misverstand?" vroeg Marne. „Een misverstand zei Allison. .Neen, dat geloof ik niet. De laatste maal, dat u in Engeland was, heb ik met u de terugreis naar Argentinië gemaakt. Herinnert ge u niet, dat u me feitelijk beloofde, mij daar een betrek king te zullen bezorgen aan een schouw burg, waarin u geïnteresseerd was „Zonderling," mompelde Marne. „Zonderling, maar op mijn woord, mijnheer, ik herinner er mij niets van." Het gelaat van den ander werd don kerrood. „O zoo, als het er zoo mee staat," zei hij, „dan is het maar het beste, dat ik weer wegga. Ik kan mij niet anders herinneren dan dat u van het eerste oogenblik dat wij met elkaar kennis maakten, altijd zeer op mijn ge- zeischap gesteld scheen. Het was een heel andere Marne, die mij uitoodigde hem naar Argentinië te vergezellen. Ik doe mijn best, om mij in toom te hou den en als u er bij blijft, dat u mij nooit eerder ontmoet heeft, dan zal ik heen gaan en trachten, hoe laat het ook al is, een onderkomen in het dorp te krijgen. Maar uw bewering, dat ge u mij niet meer herinnert, is belachelijk. Ik maak er u geen verwijt van, dat u mij de positie niet bezorgd hebt, die u mij pin o( meer beloofd had, omdat ik weet hoe moeilijk het is, voor een acteur een engagement te vinden. Ik heb het niet eens erg gevonden, dat u mij daar ginds, eigenlijk gezegd, aan mijn lot overliet, omdat ik niet hee- rnaal zonder middelen was en toch ook het land wel eens wilde zien, maar als u zegt dat Stephen Alhsan nooit tevoren ontmoet heDt en dat u hem nooit hebt uitgenoodigd, u, zonder dat het noodig was, u vooraf van zijn komst te verwittigen, in Engeland te komen bezoeken, dan moet ik wel heel beslist veronderstellen, dat u opzette lijk onwaarheid spreekt. Maar dat doet er niet toe, als u maar niet vergeet, dat u eens iets van mij gevraagd hebt, zonder mij ooit te verklaren, waarom u dat eigenlijk deed. Ik wensch u goeden avond." Marne aarzelde één oogenblik en stak toen, met een plotselinge betuiging van vriendschap, de hand uit. ,',Maar waarde heer," zei hij, „hoe ter wereld zal ik me nu moeten veront schuldigen Wat moet u wel van mij denken „Wat zegt u nu vroeg Allison, waarna hij Marne met open mond bleef aanstaren. „Ik zal u een geheim vertellen en ik beroep mij op uw eerewoord, dat u er nooit met iemand over zult spreken. Een paar maanden nadat wij elkaar in A.rgentinië het laatst gezien hadden, ben ik er heel naar aan toe geweest, tengevolge van een zonnesteek. Ge- ruimen tijd zweefde ik tusschen leven en dood en sedert dien tijd gebeurt het me soms, dat ik mij van het verleden niets meer kan herinneren. Ik kan u vertellen, dat ik vanavond, kort voor het diner, terwijl ik een huis vol gasten verwachtte voor een bal dat ik gaf, een lange wandeling wilde gaan maken over de rotsen ik had eenvoudig mijn heele feest vergeten. Als ik niet heel toevallig in de balzaal gekeken had en daar de muzikanten had zien zitten, zou ik zeker uitgegaan zijn en niet voor een uur of twaalf 's nachts zijn thuis gekomen. Niemand weet iets van mijn geheugenstoornis af, behalve mijn particuliere secretaris, een man, op wien ik onvoorwaardelijk kan vertrouwen. Weet u, ik heb me nog niet geheel en al uit de zaken terugge trokken en het zou mij groot nadeel kunnen berokkenen, als een van mijn concurrenten er achter kwam." „Dat moet wel heel lastig voor u zijn," zei Allison, nog maar half over tuigd. „U wilt dus zeggen, dat u mij heelemaal vergeten was „Precies," antwoordde Marne. „Ik kon me met geen mogelijkheid iemand herinneren die Allison heette en, om u de eerlijke waarheid te zeggen, dacht ik, dat u een vermetele dief was, die hier kwam om in de drukte van het feest zijn slag te slaan. Ik wilde u eerst zelfs wegzenden, zonder u ge zien te hebben. Maar natuurlijk herin ner ik mij u nu weer heel goed en ik kan u alleen maar mijn spijt betuigen voor de zonderlinge manier waarop ik u heb ontvangen. Maar komaan, beter laat dan nooit. Ik zal even een bediende schellen, dan kan die u uw kamer wij zen, waar u je kan verkleeden, om dan in de balzaal te komen en mijn feest mee te vieren. Het is een gecostumeerd bal, maar er zijn toch ook enkele heeren in gewoon avondtoilet, zoodat u je niet gegeneerd zult voelen.«Nu u een maal hier bent, hoop ik, dat u mijn gast zult willen blijven tot heb einde der volgende week, wanneer ik weer voor eenigen tijd naar de stad terug moet." Glimlachend, maar nog steeds niet geheel overtuigd, volgde Allison den lakei de trap op, in de hall Marne achterlatend, die, blijkbaar ten prooi aan hevigen angst, zenuwachtig op zijn nagels beet. Na enkele oogenblikken scheen hij zijn verontrustende gedach ten van zich te werpen en ging zuch tend weer naar de balzaal terug. „Nou, wat denken jelui daar wel van vroeg Gilette aan zijn gezel schap. „Heb je ooit iemand meer in de war gezien, dan onze waardige gast heer En geloof jelui er ook maar een syllabe van, dat hij werkelijk onzen vriend Allison vergeten was Hij her kende hem natuurlijk wel degelijk, maar hij was doodelijk verschrikt, toen hij hem daar eensklaps voor zich zag en hij zou zeker nog meer versehrikt zijn geweest, als de lakei hem niet reeds den naam van den bezoeker ge noemd had, zoodat hij dus al eenigs- zins voorbereid was." -Jk kreeg den indruk," zei Mallison, „dat hl] van gedachten veranderde. Eerst had hij Allison heelemaal willen ignoreeren, maar toen kwam een denk beeld bij hem op, dat hem beter leek. Hij vreesde, dat Allison zou vertrekken en hem in een onaangename positie zou brengen. En als die Marne de man is, waarvoor jij hem houdt, dan komt het mij voor, dat de man die zoo ver bazend op mij lijkt, heel spoedig in groot gevaar zal verkeeren. Heb je gezien, hoe Marne hem aankeek Ik heb, door mijn beroep, wel een beetje kijk op misdadigers, en meer dan eens heb ik in Marne's oogen het woord „moord" gelezen, toen hij daar met den ander stond te praten. We moeten Allison waarschuwen." „Ik geloof, dat je dat veilig aan mij kan overlaten," zei Gilette. „Ik heb me nu al bijna twee jaar met dat zaakje beziggehouden en ben geleidelijk meer en meer te weten gekomen, zoodat ik nu bijna alle draden in handen heb. Maar de komst van dezen Allison juist vanavond, is zoo iets als puur geluk, waarop ik niet gehoopt had, ofschoon ik al lang vermoed had, dat deze Allison, of iemand als hij, be stond. De man hoorde in de theorie, die ik voor mij zelf van de heele zaak had opgesteld. Maar, zooals ik je al beloofd heb, zullen jelui het heele verhaal te rechter tijd hooren. En nu moeten we maar naar de balzaal terug gaan. Het zaakje begint eindelijk te rollen en vóór morgen zal ik iets be slissends weten om op voort te gaan. Ik wou graag, dat jelui Je geheel bij me aansloten en me steunden in al wat ik doe. Vertrouw me maar en volg me blindelings. En jelui hoeft voor niets bang te zijn." „O, dat is me niet mogelijk," zei Hetty huiverend, „ik weet niet waar om, maar ik ben doodsbang." „Maar beste meid, daar is heelemaal geen reden voor," zei Gilette. „Ik geef je mijn woord van eer, dat het er niet naar uitziet, dat er vanavond iets zal -gebeuren, dat niet zonder comedie is. Het zal wel een tragischen achter grond hebben natuurlijk, maar nie mand anders dan ik zal het kunnen zien. Jij bent toch niet bang, wel Peggy „Ik ben voor niets baHg, dat Ray mond zal kunnen helpen," antwoordde Peggy. „Dan. allons mes enfants," zei Gilette vroolijk. „Weer aan het dansen. Maar het zou wél zoo goed zijn, als we niet allemaal samen de balzaal inkwamen. Ik zal eerst gaan en den bal aan het rollen brengen en dan kunnen de meis jes even later komen en Mallison daar na weer in zijn eentje." Een uur lang ging het bal door, zonder dat iets de vroolijke feeststem ming verbrak, tot eindelijk het dansen werd gestaakt en de gasten pauseer den, wachtend op het sein voor het souper. Ai dien tijd was Gilette een der allervroolijksten geweest en had hij er voor gezorgd, dat hij indruk maakte op iedereen met wie hij in aanraking kwam. De man in het gevangenispak was de meest populaire van alle gasten. Hij stond te midden van een aantal personen, die hem allen min of meer bewonderden en maakte grappen met iedereen, ook met Marne zelf, die zijn angst van zooeven geheel vergeten scheen en van ganscher harte deelnam aan de vroolijkheid van den avond Juist op dit oogenblik drong zich een lakei door de opgepakte menigte heen en bleef aarzelend naast Marne slaan. „Een briefje voor een van de gasten, mijnheer," zei de lakei, „voor mijnheer Martin." „Nou, waarom geef je het dan niet, uilskuiken," zei Marne ruw. „Dat is die heer daar in het gevangenispak." Gilette nam het briefje aan en zich met een buiging voor de omstanders verontschuldigend, scheurde hij het open. „Wat een reuzen-idee riep hij uit. „Luistert u eens, mijnheer Marne: Een van mijn vrienden, die aan het hoofd staat van een groote film onderneming, is toevallig met een heel gezelschap hier in de buurt, om films op te nemen voor een drama Hij ver zoekt mij u te vragen, of u er iets op tegen zou hebben, als hij met een paar van zijn beste acteurs hier komt, om een paar opnamen te maken van uw gecostumeerde bal. Hij zal al wat hij noodig heeft, zooals lampen, e. z. v. meebrengen. Hij schijnt van meening te zijn, dat als hij die scènes in z'n drama kan invlechten, dit daardoor aantrek kelijker zou maken. Het is misschien wel wat veel gevraagd, mijnheer Marne, maar misschien vindt u het wel aardig, niet Zoo niet, dan zal ik mijn vriend antwoorden, dat het niet gaat. Wat zegt u ervan „Wat ik er van zeg Ik weet wer kelijk niet, wat ik er van zeggen moet," antwoordde Marne. „Ik moet zeggen, dat ik de vrijmoedigheid van uw vriend zóó waardeer, dat ik mij bijna geneigd voel om ja te zeggen. Maar ik denk, dat de meerderheid van mijn gasten er niet veel voor zal voelen, om in een film-verhaal te figureeren." „Waarom niet?" riep Gilette ver baasd uit. „Ik voor mij zelf zou het integendeel wel leuk vinden. Wat zou u er van zeggen, als we het in stemming brachten Van alle kanten kwamen betuigin gen van instemming. Er was iets zoo geheel aparts, zoo iets ongewoons in het geval, dat bijna iedereen er onweer staanbaar door werd aangetrokken. Met een vriendelijk lachje keek Marne de zaal rond „We zullen de proef nemen met hand opsteken," zei hij. „Die er voor zijn, dat die film-menschen hier komen, steekt z'n hand op." „Met een hartelijken lach en een zacht gemompel van bijval stak bijna iedereen de hand op. De meeste aan wezigen hadden vaak genoeg een gecos tumeerd bal bijgewoond, maar het idee om in deze prachtige oude balzaal ge filmd te worden en in een aantal bios copen op het doek te komen, werkte sterk op de menschelijke ijdelheid. „Aangenomen I Aangenomen riep Gilette. „Dat is prachtig! Mijnheer Marne, de meeste uwer gasten zullen later In de gelegenheid zijn om te zien hoe zij zich in gezelschap bewegen. Het zal zeker een schitterende scène wor den. Al die vroolijke costuums en die prachtige achtergrond zullen een bijna uniek beeld geven. Wilt u, dat de men- schen nu dadelijk komen, of wilt u liever wachten tot na het souper Marne mompelde, dat het hem pre cies hetzelfde was alles wat zijn gasten aangenaam was, zou het ook hem zijn. Hij voelde zich misschien niet zoo ge heel op zijn gemak, dat Gilette de situatie in de hand had, deed er minder toe. „Dan moesten we het maar liever dadelijk doen," vervolgde Gilette. En zich tot den lakei wendend, die nog stond te wachten zei hij„Wil je even aan mijn vriend de boodschap over brengen, dat hij kan komen wanneer hij wil, en hem zeggen, dat mijnheer Marne hem graag zal ontvangen." De lakei verdween en op Gilette's verzoek werd 'n extra dans in het pro gramma ingevoegd. Toen deze was afgeloopen en de verwachting op het hoogst was gespannen werd de groote deur aan den ingang der balzaal ge opend en een klein groepje mannen kwam binnen, met een camera en alle verdere benoodigdheden voor een film-opname Het duurde even. eer de extra lampen waren opgesteld, maar dat was eigenlijk meer voor den vorm, want de electrische verlichting in Chilstone Castle was uitstekend en de zee van licht in de balzaal vol komen voldoende Toen kwamen er een vijftal mannen en vrouwen, blijk baar tooneel-artisten die onder leiding van 'n kleinen donkeren man met scher pe oogen en een gladgeschoren gelaat, onmiddellijk begonnen te acteeren, zeer waarschijnlijk een scène uit hun drama, waarvoor de gasten in de bal zaal en hun kleurige verkleedingen als achtergrond dienden Toen volgde er opnieuw een dans, waaraan de artisten. met elkaar dan send deelnamen en intusschen bleef de man aan het opname-toestel maar voortdurend draaien. Ten slotte hief de donkere man zijn handen op en de camera-operateur stopte. „Ts dat alles?" vroeg Marne. „Nog niet, mijnheer," zei de regis seur. „We zijn nu weliswaar grooten- deels klaar, maar zouden er toch nog graag een klein stukje drama in vlechten, om onze film interessanter te maken. Een oogenblikje dus nog." In het midden van de zaal hadden zich de voornaamste acteurs, zonder dat hun een woord gezegd was, opge steld blijkbaar wisten ze precies wat ze te doen hadden. Zij bleven kalmpjes doorspelen, terwijl op den achtergrond de gasten nieuwsgierig toekeken. Toen. kwam er plotseling een nieuwe figuur binnen, een zonderlinge, bijna groteske figuur. Het was een acteur, gegrimeerd als een ouden, gebroken man met lange haren en een verwarden baard. Hij had een hoog voorhoofd, een lange dunne neus en een mond, die duidelijk sprak van zwaar lijden. Hij sleepte zich voort en toen hij in het bereik van de camera kwam, hief hij zijn beide ma gere handen op, terwijl de overige ac teurs hem met alle teekenen van ver bazing aanstaarden een hunner zelfs blijkbaar met groote vrees. „Wat beteekent dat allemaal fluis terde Peggy tot Mallison. „Daar moet dunkt mij wat achter steken." „Natuurlijk doet het dat," mompel de Mallison, „we zullen er wel meer van hooren. Maar kijk Marne eens 1" Marne stond op den achtergrond, de oogen, die bijna uit hun kassen puilden, gericht op den ouden man in het midden van de groep acteurs. Het scheen wel of hij, om zich heen grijpend, in de lucht een steunpunt zocht om niet te vallen en een eigen aardige kreet kwam over zijn lippen. Dat duurde echter maar een seconde daarna was hij zich weer geheel mees ter. Maar Gilette had Marne's verwar ring niettemin opgemerkt en was er ten zeerste over voldaan. VIJFTIENDE HOOFDSTUK. De geheimzinnige grijsaard. Aan Gilette'? gelaat was echter niets te merkenhij lachte zoo vroolijk, dat niemand op de gedachte zou ko men, dat hij niet louter voor zijn ge noegen op het feest aanwezig was. Het was hem absoluut niet aan te zien, dat hij zelf de man was, die al wat hier vanavond merkwaardigs gebeurde, had op touw gezet. Hij stond daar met een glimlach om de lippen de zaal rond te kijkerv en voelde zich gelukkiger dan ooit. Toch verloor hij Marne en al diens bewegingen niet uit het oog en het kostte hem weinig moeite de gemoeds stemming van zijn gastheer van diens gelaat te lezen, hoezeer ook een onin gewijde er nauwelijks eenige verande ring in zou hebben gezien. Het was hem volkomen duidelijk, dat Marne buitengewoon verontrust was en tege lijkertijd hoogelijk verbaasd. Hij maak te den indruk van een dier. dat weet injeen val gevangen te zijn, maar de tralies niet kan vinden, die de val afsluiten. Het duurde maar heel kort dat Marne zichzelf verried, maar voor Gi lette was het lang genoeg om te be grijpen, wat er in hem omging en hij was in zijn schik, dat hij volkomen het effect had bereikt, dat hij had willen bereiken. „Bekommer je voor het oogenblik maar niet om Marne," fluisterde hij, „laat dien maar aan mij over. Het feest is nog lang niet uit en als het eindelijk zal zijn afgeloopen, dan zal het niet lang meer duren, of je weet alles." Met deze woorden mengde Gilette zich weer onder de dansers en ver dween voor het oogenblik uit het ge zicht. Maar Mallison voelde, dat dit op zichzelf ook een beteekenis had, zooals elke beweging die Gilette' hier maakte iets beteekende. Intusschen werd het bal voortgezet en het was merkwaardig te zien, hoe het eene oo genblik de film-acteurs zich mengden onder de gasten en het andere, als bij tooverslag, weer bij elkaar kwamen en in allerlei dramatische houdingen voor de camera poseerden. En Mallison merkte het wel op, dat. wat er ook verder gebeurde, Mam» geen oogenbTïk de oogen. had afgewend van dien ty- pischen ouden man, die de voornaamste rol scheen te spelen in de scène; die werd opgenomen. Toen, zich bewust wordend, dat hij misschien wel wat meer belangstelling toonde in hetgeen er gebeurde, dan voor iemand die er niets mee te maken had verklaarbaar was, keerde Mallison zich af en stak Peggy, die naast hem stond, de hand toe. Hij scheen iets van Gilette's gemoedsstemming te hebben overgenomen, want er was een licht in zijn oogen en een zekere nonchalance in zijn bewegingen, die Peggy dadelijk opviel. Het was alsof plotseling de oude Mallison was weergekeerd. „Laten we ook een dansje maken," zei hij, „waarom zouden we de gelegen beid niet aangrijpen; je weet toch nooit, of er niet plotseling weer een eind aan komt. Alles wat hier gebeurt is voor mij even geheimzinnig als voor jou, maar ik voel, dat het iets is, dat zeer nauw verband houdt met ons beider toekomst. EEN GcVAARLIJK GESCHENK. De Via Liguria te Rome behoort, of schoon zij op het plein van het natio naal museum uitkomt, tot die nauwe straten, waarin naast de moderne, hoo- ge huurkazernen nog die lage huisjes met in lood gevatte ruitjes voorkomen, die zeker in denzelfden tijd gebouwd zijn als de groote paleizen der patriciërs- familiën en evenzeer op een aan ge beurtenissen rijk verleden kunnen terugzien. In een van die bouwvallige huisjes, wier oude eerwaardige voorgevel door het inzetten van een groote spiegelruit met schel geel geverfde lijsten ontsierd was. was een van die antiquiteitenhan delaars gevestigd, die men te Rome bij honderden kan vinden. Hier worden kooplustige vreemde lingen verleid om zoogenaamd kostba re zeldzaamheden te koopen. hier bloeit het handwerk der vervalschers van antiquiteiten, die met verbluffende handigheid schilderijen, wapens, urnen ivoren snijwerk en munten herstellen en ze steeds weer voor hooge prijzen aan den man weten te brengen. In dezen winkel in de Via Liguria kwam op een voormiddag een jong Duitsch edelman terecht, graaf Wester- berg, die voor zijn pleizier reisde en voor een vriend, een hartstochtelijk verzamelaar van antiquiteiten, een of ander zeldzaam voorwerp als geschenk wilde uitzoeken. De armoedig gekleede vrouw, die hem hielp, had hem reeds een groot aantal stoffige voorwerpen voorgelegd, zonder dat hij een keus had kunnen maken. Eindelijk vond hij een koperen kistje, rijk met inlegwerk versierd, dat hem wel geschikt voorkwam. Na wat loven en bieden betaalde hij de helft van den aan- vankelijken prijs, gaf zijn adres in een hotel, waar het kistje hem moest worden toegezonden en was al weer buiten op straat, toen de vrouw hem nog eens terugriep. „Mijnheer," fluisterde zij geheimzin nig, „daar schiet mij juist te binnen, dat ik nog een zeldzamen ring uit de vijftiende eeuw heb, een zegelring met een wapen. Ik mag hem eigenlijk niet verkoopen mijn man Ernesto Bragen- za, heeft het mij streng verboden. Hij is echter reeds sedert weken ziek, mijn heer, zeer ziek moeraskoorts en dok ter en apotheker hebben de weinige spaarpenningen reeds lang opgeteerd, de zaken gaan slecht en ik moet mij op een of andere manier zien te redden. Wie weet wanneer er weer 'n vreemde ling in de Via Liguria komt." „Het spijt mij. maar ik heb niets meer noodig". aldus wilde graaf Wester- berg het aanbod afwijzen, Signora Bragenza liet het er echter niet bij. „U kunt toch den ring wel eens zien, mijnheer alleen maar zien," drong zij aan, „daaraan kunt u toch niet bekocht zijn. Waarom moet die ring altijd in dat laadje blijven liggen Laat Ernesto maar brommen. Later zal hij het toch wel goed vinden. Wacht u maar evenHij heeft hem in zijn schrijftafel In onze hutsKamer weggesloten. Ik moet zien, dat ik hem ongemerkt er uit neem." Zonder een antwoord af te wachten verdween zij door een lage deur om na eenige oogenblikken terug te keeren. „Ernesto slaapt dat was een kans je," fluisterde zij den graaf toe en scheurde toen haastig een verzegelden omslag van een klein houten doosje, waarin de ring zorgvuldig in watten g> pakt lag. Het scheen werkelijk een zeldzaam heid te zijn dat zag de graaf op het eerste gezicht. Het was een zegelring waarbij een gele topaas, door een krans van groene smaragden omgeven, vast gehouden werd door twee in elkaar ge slingerde draken van geel goud. Het wapen, in de topaas gegraveerd, was van buitengewoon duidelijke teeke- ning. Het was den Duitschen edelman echter geheel onbekend De binnen zijde van den ring was glad. Alleen on der de topaas waren twee kleine openin gen, misschien vijf millimeter vanelkaar Ofschoon dit eigenaardig produkt der goudsmeedkunst, dat zeker eenige hon derden jarep oud was en voor èen lief hebber een hooge waarde moest heb ben, hem wel beviel, verborg hij toch wijselijk zijn belangstelling en legde den ring weer in het doosje. „Ik kan hem niet gebruiken, goede vrouw, heusch niet.... U zult er wei een anderen kooper voor vinden," sprak hij kortaf. „Mijnheer, u moet hem nemen, drong de ziekelijk uitziende vrouw opnieuw aan. U kunt hem goedkoop krijgen, ik w hem kwijtgoedkooper dan Ernesto hem eën half jaar geleden de Engelsche. Zij zweeg eensklaps, en een donkere blos bedekte het geelachtige vermager de gelaat. Verwonderd en niet zonder argwaan keek graaf Westerberg haar aan, doch zij had zich reeds weer her steld en ging met dezelfde radheid van tong, hoewel eerst een weinig onzeker voort„Ik weet dat Ernesto toen zes honderd lire ja zeker zes honderd lire vroeg, ik weet het nog heel precies. Geeft u drie honderd vijftig lire, mijn heer, en de ring behoort u toe." Hij aarzelde nog. De prijs kwam hem niet te hoog voor en het kistje was een wel armzalig geschenk. Dus werden zij het na nog wat dingen eens Hij be taalde stak het doosje met den ring in den zak en verliet den winkel, door de overgelukkige signora Bragenza onder een stroom van dankbetuigingen tot op de straat uitgeleide gedaan. Drie uur later Westerberg had zich na een rijkelijken lunch naar zijn kamer begeven om wat uit te rusten werd door een hotelbediende de anti quiteitenkoopman Ernesto Bragenza bij hem aangediend. Ontevreden over de stoornis rees hij van de sofa op en wachtte den bezoeker, die zeker alleen om den ring kwam het koperen kistje stond reeds zorgvuldig ingepakt op den ele- ganten reiskoffer in den hoek. Het was een kleine slordig gekleede man, die nu met alle teekenen van op winding haastig binnen kwam en da delijk de deur achter zich sloot. Zonder af te wachten dat de graaf hem naar zijn verlangen vroeg, begon hij hijgend en stootend, terwijl het zweet in dikke droppels op zijn inge vallen bleek gelaat parelde „Mijnheer de graaf de H. Maagd zij geprezen1 U leeft u leeft1' Toen slaakte hij een zucht van verlich ting, alsof hij van een vreeselijken angst bevrijd was. Verbaasd over deze zonderlinge be groeting kon graaf Westerberg slechts het hoofd schudden. Deze kleine koop man scheen aan ijlende koorts ten prooi. „Zeker leef ik waarom zou ik niet." vroeg hij en beschouwde nog maals met verbazing den opgewonden Italiaan, die zich nu met zijn zakdoek het hoofd afdroogde en toen met smee- kend opgeheven handen naar hem toe kwam. „O, lach niet, mijnheer de graaf, lach niet," smeekte hij op bezwerenden toon. „En mijnheer de graaf, geef u mij ais het u belieft aen ring terug..»* geef hem mij ....hier.... hier heeft u uw geld terug I" Met bevende handen legde hij daarbij een kleinen buidel op de tafel. „Ik denk er heel niet aan Uw vrouw heeft hem mij verkocht en als zij mij hem voor een te geringen prijs gelaten heeft, dan is dat mijn schild niet." Den antiquitenkoopmatf kwam bij deze woorden het koude zweet op het voorhoofd, terwijl zijn geelgroen sche merend gezicht zoo vertrok, dat het den graaf plotseling angstig om het hart werd in de tegenwoordigheid van dezen zonderlingen opgewonden man. „Mijnheer de graaf." begon de koop man en zijn stem sloeg van opgewonden heid over tot een schrillen falsettoori, „mijnheer de graaf ik smeek u, geef mij den ring terug laten wij den koop vernietigen 1 Ik kon hem u niet verkoo pen, ik kon niet mijn vrouw deed het zonder mijn toestemming Ik wil u ook den koopprijs van het kist je teruggeven.... dat zult u om niet hebben geheel om niet." Eenigszins kalmer maar toch nog blijkbaar onzeker voegde hij er bij „De zegelring is namelijk een oud erf stuk. een amulet dat in mijn familie op hoogen prijs gesieid wordt." Westerberg antwoordde niet dade lijk Hier was iets niet in den haak, dat gevoelde hij. De Italiaan sprak in zijn angst niet uit hebzucht, zooals hij eerst gemeend had deze heele scène was geen poging om een grootere som voor den ring te verkrijgen. Er stak meer achter een of ander geheim, waarvan de ontdekking door een ander gevreesd werd. En dit geheim meende Westerberg ook reeds geraden te heb ben de ring was namelijk gestolen en wel onder verzwarende omstandighe den. Voor de juistheid van dit vermoeden pleitte ook het gedrag der signora Bragenza, die zoo nadrukkelijk had doen uitkomen dat haar man haar ver boden had den ring te verkoopen. 1 Tevreden over deze schijnbaar zoo vernuftige conclusie glimlachte de graaf den koopman toe en zei„Beste heero jaBragenza. u begrijpt wel dat ik die geschiedenis van het erf stuk en het amulet niet geloof, in het ge heel niet. Het zou in je eigen belang zijn, wanneer je mij bekende wat er met dien ring aan de hand is. Geen uit vluchten. Je behoeft je handen niet zoo bezwarend naar den hemel op te heffen. Beken het maar de ring is ge stolen, niet waar De kleine Italiaan was blijkbaar niet slim genoeg en hij schatte zijn kwelgeest te min. Anders had hij niet met een haast, die den ander verdacht moest voorkomen, deze beschuldiging toe gegeven en bekend. „Ja, mijnheer de graaf, hij is gesto len, werkelijk gestolen," knikte hij vol ijver, blij dat hij er zoo gemakkelijk afkwam. „Nu krijg ik den ring toch ze ker terug," voegde hij er snel met een loerenden blik bij. Onhandiger had hij de zaak niet kunnen aanvatten, want Westerberg bemerkte dadelijk dat de koopman >oog om aan verdere Vragen te ont komen, en dit maakte zijn argwaan nog sterker. Tot nog toe had hij de waarheid slechts op het spoor willen komen, wijl hij zijn vriend geen gestolen voorwerp ten geschenke wilde geven dat wel licht door den eigenaar zeer betreurd en ijverig gezocht werd nu echter Aad hij de zekerheid dat Ernesto Bra genza nog meer te verbergen had en wel een zeer gevaarlijk geheim. Hij herin nerde zich nu ook. dat ,de koopman met den zonderlingen vreugdekreet bij hem gekomen was „U leeft 1" Hij keek daarom het mannetje, dat zijn slappen vilten hoed onrustig tusschen zijn handen heen en weer schoof, doordringend aan en sprak langzaam en met den klemtoon op elk woord „Het is jammer ik had de politie er graag buiten gelaten Maar u wilt niet, u beliegt mij en denkt dat ik dom genoe ben om uw zoogenaamde bekenteng als ernst aan te nemen. Nu, dan zal dis Wordt voortgezet.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1922 | | pagina 16