BUITENLAND Kerkel. Kunst - V. OVEN, Den Haag - Vaandels, Insignes, Vlaggen, Medailles Onschuldig veroordeeld Vierd© Blad 13 Januari 1922 Brieven uit Duitschiand. Van wet en wetgeving. KEDISGHE PRMTJES. Do goïdeüjko verhouding fus- scJtan R' ijk on Gemeenten. Het rapport -r staatscommissie van Lijnden m Sandenburg. Zooals wij aan het slot van ons vorig «rtikel vermeld hebben, is het advies der Staatscommissie voor de regeling der financieele verhouding tusschen Rijk en Gemeenten thans verschenen. Kortheids halve wordt deze Staatscommissie ook Wel genoemd Staatscommissie van Lijnden Vc>n Sandenburg, naar haren voorzitter, kraat van Lijnden van Sandenburg, Commissaris der Koningin in de Provin ce Utrecht. De Staatscommissie vangt haar rap- Port aan met de verklaring, dat zij na ernstige overweging tot de overtuiging 's gekomen, dat voor de financieele ver houding tusschen het Rijk en de Gemeen ten de meest bevredigende oplossing kan worden verkregen, indien als grond ig van de Rijksuitkeering worden aan genomen de uitgaven, welke geacht kunnen worden meer in het algemeen belang te worden gedaan. De groote ^raag is echter Wat is algemeen belang Zoude de juiste scheidingslijn tusschen hetgeen de gemeenten doen in het alge meen belang en in het zuiver huishoude- hjk belang wel ooit tot bevrediging van a,'e partijen zijn te trekken En als de Wetgever die scheidingslijn moet trekken an derhalve de grens tusschen algemeen oelang en huishoudelijk belang der ge beenten bepalen, dan lijdt het gezien oen berooiden toestand van 's Rijks schatkist geen twijfel, dat die grens worden bepaald in dier voege, dat het y'jk zoo weinig mogelijk bijdraagt en ejus de gemeenten het loodje leggen. Ook ue Staatscommissie voelt zich onmachtig °ni de grenzen tusschen algemeen belang plaatselijk belang behoorlijk af te bakenen, al tracht zij deze onmacht ook te bedekken met de opmerking, dat het onmogelijk is ter zake een juist oordeel te vórmen, vooraleer de gemeentebe- grootingen en gemeenterekeningen an ders zijn ingericht, opdat aan de hand daarvan een beter overzicht worde ver kregen. En het zal, volgens de Staats commissie wel tot 1926 duren, vooraleer men ter zake een juist overzicht heeft. De Staatscommissie meent derhalve zich voorloopig tot het uitbrengen van een definitief rapport te moeten onthouden en heeft zich thans bepaald tot een voor loopig advies, waarin zij aangeeft hoe de Rijksuitkeering haar inziens moet zijn geregeld in de jaren 1923 tot en met 1926. Later hoopt de Staatscommissie dan een definitief rapport uit te brengen, waarin omstandig zal worde n aangegeven hoe met ingang van 1 Januari 1927 de financieele verhouding tusschen Rijk en Gemeenten afdoende zal worden geregeld. Wij herinneren ons, dat Jhr. de Geer, de tegenwoordige Minister van Financiën, in 1921 als zijne meening uitsprak, dat de herziening van de financieele verhou ding tusschen het Rijk en de Gemeenten in buitengewone mate urgent is; dat met de terhandneming dier herziening geen oogenblik langer mag worden gedraald, maar dat zij, ook bij de grootst mogelijke voortvarendheid, niet binnen enkele maan den haar beslag zal kunnen krijgen en daarom in afwachting van beter een voorloopige maatregel behoort te wor den genomen, onbevredigend, doch be stemd om binnen zeer korten tijd te ver dwijnen. Zoo sprak Jhr. de Geer in 1921 bij de behandeling der nooduitkeering aan de Gemeenten, die zooals wij in ons vorig artikel gezien hebben slechts een voorloopige regeling was en einde 1922 zoude verdwijnen. En ondanks de urgentie der materie komt thans de Staatscommissie wederom met een sche ma van een voorloopige regeling en wordt de definitieve afdoening opgeschort tot I Januari 1927. En op de voorloopige regeling, die de Staatscommissie voor stelt, valt ook heel wat af te dingen Laat ons intusschen eens zien hoe de Staatscommissie de Rijksuitkeering aan de gemeenten voorloopig zoude willen regelen. Zij heeft daarvan het volgende schema opgesteld. 1. De Rijksuitkeering krachtens de wet van 24 Mei 1897 (de uitkeering per inwoner) vervalt met 1 Januari 1923. 2. Over elk der jaren 1923 tot en met 1926 ontvangen de Gemeenten als Rijks uitkeering a. een bedrag gelijk aan hetgeen blij kens de vastgestelde gemeenterekening wegens kosten van krankzinnigenverple ging in het jaar waarover de uitkeering loopt zuiver ten laste der gemeente is gebleven, doch niet hooger dan hetgeen te dier zake blijkens de vastgestelde re kening over 1921 zuiver door de gemeente is gedragen b. een bedrag gelijk aan de helft der jaarwedden van den burgemeester en den gemeentesecretaris. 3. Indien het totaal van de hierboven onder 2a en b vermelde bedragen in de gemeente in een der jaren 1923 tot en met 1926 lager is dan de som waarop die gemeente in het betrokken jaar aanspraak had kunnen maken, ingevolge de even- vermelde wet van 24 Mei 1897, ontvangt de gemeente bovendien een bedrag, gelijk aan dat verschil. 4. Behalve de hierboven onder 2 en 3 genoemde bedragen, ontvangen de ge meenten, indien en voor zoover de fi nancieele toestand zich afspiegelend in den druk der plaatselijke belastingen daartoe aanleiding geeft, als nooduit keering een bedrag, dat voor het jaar 1923 in geene gemeente zal overschrijden het verschil tusschen het totaal der hier- voren onder 2 en 3 genoemde bedragen en de uitkeering welke die gemeente over 1922.ontvangt. De uitvoering dezer bepaling stelt de Staatscommissie zich voor in dien zin, dat gemeenten waar het totaal der gemeentelijke inkomsten belasting en de gemeentelijke opcenten op de Rijksinkomstenbelasting, de per- soneele belasting en de vermogensbelas ting 5% of minder bedraagt van het belastbaar inkomen berekend volgens de kohieren der Rijkinkomstenbelasting in geen geval voor eenige nooduitkeering in aanmerking »komen, terwijl de volle nooduitkeering bij een druk van meer dan 10% zou "kunnen worden "toegekend. Voor tusschenliggende gevallen zal dan een schaal zijn te ontwerpen, Waarbij al naar de belastingdruk toeneemt, klassen worden gevormd welke resp. 10, 25, 40, 55, 70, 85 en 100 procent der maximale nooduitkeering ontvangen. Ook over 1924 stelt de Commissie zich voor soortgelijke regeling van de nood uitkeering in overweging te geven, waar bij echter eenige korting op het in 1923 beschikbaar te stellen 'bedrag zal zijn toe te passen. De lezer vergeve het ons als de op somming, die wij doen van de voorstellen der Staatscommissie wat dor is. Wij kun nen het waarlijk niet helpen. Intusschen meenen wij op het advies der Staats commissie de volgende kantteekeningen te moeten maken. Sub 1. Zooals de Staatscommissie voorstelt, vervalt de uitkeering per in woner, ingaande 1 Januari 1923. Het bevreemdt ons ten zeerste, dat de maat staf, die 25 jaren voor de uitkeering aan de gemeenten heeft gediend, op zijde wordt gezet om plaats te maken voor eene voorloopige regeling en die bevreemding stijgt ten top, als wij zien dat de regeling die sub 1 wordt om hals gebracht, bij sub 3 door een achterdeurtje weder wordt binnengehaald. sub 2. Hier wordt de grondslag weder gegeven, waarop de nieuwe Rijksuit keering zich baseeren zal. Het Rijk zal voor zijn rekening nemen de kosten der krankzinnigenverpleging en de helft der salarissen van Burgemeester en Secreta ris. Maaren dit is een groc'e maar, ter zake der krankzinnigenverpleging zal het Rijk niet meer restitueeren, clan de kosten die de gemeente in 1921 ter zake van krankzinnigenverpleging heeft besteed. Aan het feit, dat het Rijk de helft van de bezoldiging van den Burge meester en Secretaris voor zijne rekening wil nemen, zullen wij maar niet te veel woorden verspillen, ofschoon ook te dier zake wel wat valt af te dingen. De Bur gemeester heeft naast zijne taak van eerste vertegenwoordiger der Gemeente en behartiger der plaatselijke belangen een tweede functie en wel die van hand haver van het Rijksgezag. En de secre taris staat aan het hoofd eener admi nistratie, die ook veel rijkswerk heeft te verrichten men denke maar eens aan de uitvoering der vele wetten en andere overheidsmaatregelen, die aan de gemeen tebesturen zijn opgedragen. De vraag rijst intusschen of speciaal voor de grootere gemeenten het administratie- werk, dat de gemeenten voor het Rijk hebben te doen, met eene tegemoet koming tot de helft in de jaarwedde van den secretaris voldoende is betaald. De tegemoetkoming in de krankzinnigen verpleging, zooals die door de Staats commissie is voorgesteld, moeten wij ech ter ten eenemale afkeuren. Zij moet on getwijfeld tot grove onbillijkheden lei den, terwijl het niet is uitgesloten, dat zij hier en daar tot onnoodige geldver spilling aanleiding geeft, wat in deze tijden van bezuiniging zeer zeker dient te worderi voorkomen. Volgens de voorstellen der Staatscom missie zal het Rijk de kosten voor krank zinnigenverpleging voor zijn rekening nemen, doch niet meer dan de gemeente voor krankzinnigenverpleging in 1921 heeft besteed. Nu kan het zeer goed voor komen, dat in eene gemeente in 1923 en volgende jaren veel krankzinnigen te bekostigen heeft, terwijl zij er in 1921 weinig had. 'Omgekeerd kan het voorko men, dat de gem'een'te in-1921 veel krank zinnigen te haren laste had, doch dat dit geval in latere jaren successievelijk vermindert, doordat vele krankzinnigen overlijden of ontslagen worden en er weinig nieuwe meer bijkoméh. Dat het getal krankzinnigen, dat de gemeenten hadden te doen verplegen in 1921 nogal uiteenliep, moge blijken uit een paar cijfers die wij geven "van enkele middel- groote gemeenten. In 1921 hadden ten hare laste per 10.000 inwoners Enschede 13, Hilversum 17, Tilburg 21, Alkmaar 26, Deventer 30 en Delft 34 krankzinni gen. Delft had dus relatief ongeveer 2% maal zooveel krankzinnigen als Enschedé. Deze cijfers spreken voldoende om aan te toonen, dat het voorstel der Staats commissie een paskwil is. Er zijn echter nog andere argumenten, die tegen het voorstel der Staatscommissie spreken. Het gaat bij een gemeente vaak als bij een particulier huishouden. In de eene gemeente heerscht bij de gemeente bestuurderen een zuinige geest, in de an dere leeft men er maar op ios. Bij een zuinig gemeentebeheer wordt zorg ge dragen, dat niet meer kosten voor de krankzinnigenverpleging ten laste der gemeente komen, dan absoluut nood zakelijk is, wordt derhalve de niet vol doende gemotiveerde plaatsing in een krankzinnigengesticht zooveel mogelijk tegengegaan en wordt overigens zorg ge dragen, dat de alimentatieplichtigen van een patiënt zoooveel doenlijk in de verplegingskosten bijdragen. (Onder ali mentatieplichtigen verstaat men hen, die ingevolge de wet tot onderhoud van een bepaalden persoon gehouden zijn, zooals kinderen van hunne ouders, ouders voor hunne kinderen. De wettelijke ali mentatieplicht strekt zich niet verder uit dan tot de rechte lijn en tot echtge- nooten. Die gemeenten nu, die ten aan zien der krankzinnigenverpleging een zuinig beleid hebben gevolgd, worden voor hunne zuinigheid beloond door een verminderde rijksuitkeering, vergeleken bij de gemeenten, die minder zorg gehad hebben voor de financiën. Immers, de kosten die in 1921 zuiver voor de gemeen ten zijn gebleven vormen grondslag van berekening, die in 1921 dus zuinig is geweest heeft weinig, die toen royaal is geweest, heeft veel van het Rijk te vorderen. Ten slotte zij nog gememoreerd, dat om voor de hand liggende redenen, de door de staatscommissie voorgestel de bepaling nadeeiig is voor zich uit breidende, voordeelig echter voor terug gaande gemeenten, hetgeen op zichzelf ook al een onbillijkheid is. sub 3. De Staatscommissie ziet blijk baar wel in, dat.als de Rijksuitkeering plaats heeft, zooals onder sub 2 door haar wordt voorgesteld, verschillende gemeenten zullen worden gedupeerd. Om dat nu maar gauw te verhelpen, stelt zij voor dat deze Gemeenten de uitkeering, waarop zij volgens de bestaan de wet van 1897 recht hebben, zullen blijven krijgen. sub 4. In het besef, dat door de door haar ontworpen regelingen, verschillende gemeenten allerminst afdoende zullen worden geholpen, levert hier de Staats commissie een zwakke copie van de nood- uitkeeringswet van 1921, die wij in ons vorig artikel bespraken. Zij is wel zoo welwillend om voor 1924 ook nog een nooduitkeeringtje aan de gemeenten, zij het dan ook wat minder dan in 1923, toe te kennen. In 1925 en volgende jaren is echter deze nooduitkeering vervallen en moeten de gemeenten zelf maar zien rond te spartelen. Resumeerend kunnen wij den arbeid der Staatscommissie van "Lijnden van Sandenburg niet anders dan onbevredi gend noemen. Wordt het voorloopig voorstel der Staatscommissie door de'Regeering aan genomen en dientengevolge tot wet verheven dan zal de 'overgroote meer derheid der gemeenten veel minder ont vangen, dan waarop zij volgens de wet van'1897 en de nooduitkeeringswet 1921 recht hadden. Bovendien ontbreekt aan de uitkeering, die de Staatscommissie voorstelt, elke reëele grondslag. Wij gelooven, dat het niet zoude schaden aan de totstandkoming van een gezonde regeling in de financieele verhouding tusschen Rijk en gemeenten, zoo de Staatscommissie werd ontbonden en den leden eervol ontslag werd verleend, onder dankzegging voor de vele en gewichtige diensten den landejewezen. Het lijdt geen twijfel ,of vele gemeentebesturen zouden zich over dergelijke bezuinigingsmaat regel der Regeering oprecht verheugen? De bezetting van het Roergebied; de bezetting van Essen is zonder in cidenten verloopen; de terugroeping der Duitsche gezanten te Parijs en Brussel; protestbewegingen in heel Duitschiand. Engeland en Palestina De bezetting van het Roergebied. erjaTP.mw'a FEUILLETON tsevenc. ging de hand van Jacques Garaud over het papier bij het schrijven der laatste woorden. Plotseling ging er een deur open. Jeanne Fortier kwam le voorschijn, lijkbleek. „Laat die man ook bekennen, dat hij mij straks heeft willen wurgen," riep zij uit. Bij het verschijnen van Jeanne waren Etienne en Raoul uiterst verbaasd, Ma ry stiet een kreet van schrik uit, terwijl Paul Harmant in een beeid scheen ver anderd. Dikke droppets zweet bevochtig den zijn haar en voorhoofd. Mary legde zijn hand weer op het papier. „Schrijf vader." gelastte zij. Jacques Garund 'schreef nog twee re gels. „En nu teekenen De ellendeling teekende. Mary nam het papier en terwijl zij het aan Jeanne Fortier overreikte, zeide zij „Hiermede bent u in uw eer hersteld." Daarop wendde zij zich tot haar vader. „Moge God u vergeven, ik zal geluk kig spoedig sterven." Langzaam ging zij weg, zooals zij was I gekomen. Een minuut ging voorbij. Men hoorde alleen de zware ademhaling van den millionnair, voorovergebogen op zijn bureau, het hoofd in de handen. Plotseling weerklonken de stappen van menschen in de groote salon, grenzende aan de werkkamer. Lucie, Georges Da- rier en Lucien Labroue verschenen, in ge= zeischap van den rechter van instructie, den chef van de veiligheid en de agenten, die Ovide Soliveau geleidden. „Moedermoeder...." riep Lucie uit, zich in Jeanne's armen werpend, die haar aan haar hart drukte. „Mijn kind...." De chef van de veiligheid legde de hand op den schouder van den gewezen meesterknecht van Alfortville en zeide tot hem „In naam der wet Jacques Garaud, arresteer ik u." „Hoe vindt je zoo iets, ouwe jongen zeide Soliveau op spottenden toon. „Wat zeg je daarvan „Jeanne Fortier," zeide de rechter van' instructie, „ik ben door den procu reur der Republiek gemachtigd u voor loopig in vrijheid te stelleneen vrij heid, die heel spoedig definitief zal wor den. Geef mij het papier, dat de dochter van dien man u heeft gegeven. En gij, mijnheer Castel, geef mij de overlijdens- acte van Paul Harmant en den brief in 1861 door Jacques Garaud aan Jeanne Fortier geschreven „Hier zijn de stukken mijnheer" "Uw eerherstel kunt u spoedig tege moet zien," zeide de magistraat tot de brooddraagster. „Dank u, dank u mijnheerik heb zooveel geleden." „En voegde Etienne Castel er bij, Georgé naar de gemartelde vrouw leiden de, hier is de advocaat, die voor u zal pleiten....niet alleen met geheel zijn talent, maar ook met heel zijn hart." Jeanne keek Georges met genoegen aan. Zij wilde hem de hand toesteken. Kom nu, broer, kom nu riep Lucie tot Georges. „Wij zijn toch met z'n be den om haar te beminnen." „Is bij je broer?" stamelde Jeanne. „O mijn zoon, mijn zoon En zij drukte Georges aan haar hart, die zich in haar armen had geworpen. Maar dat was te veel vreugde op eens voor de arme vrouw, na zooveel smart en lijden. Zij verloor eensklaps haar be wust zijn en zou achterover ij i geval len, als haar kinderen haar niet hadden ondersteund. Toen zij weer bij kennis kwam, zat Lucien geknield aan de zijde van Lucie en zeide tot haarMoeder I Een half uur later, nadatsde -gmten Jacques Garaud cn zijn waard g.n me deplichtige hadden weggevoci-, vond men Mary, uitgestrekt óp Ded, dood. Haar reeds koude hand drukte nog haar bebloeden zakdoek tegen haar lippen. Al vorens van deze wereld te scheiden, had zij nog onderstaande» regelen geschre ven „Voor Lucie Fortier. Jk heb u leed, veel leed veroorzaakt, „Lucie.. en toch meende ik' t niet kwaad. Jk hield zooveel van hem l Schenk mij „vergeving, Lucie, en bid God voor mij. Marv" Drie maanden na dezen verschrikke- lijken dag werden Jacques Garaud en Ovide Soliveau veroordeeld tot levens langen dwangarbeid. Het vonnis werd evenwel niet aan Jacques Garaud vol trokken, De ellendeling, die maar op één punt menschelijk gevoel bezat, de vaderliefde, kon den dood va* zijn do< li ter niet overleven. Hij vond een middel zich in de gevangenis van het leven te berooven. Bijna een jaar was er noodig om eer herstel voor Jeanne te verkrijgen. Den dag, volgende op dien, waaróp dit be sluit werd afgekondigd, trouwde Lucien Labroue met Lucie en kwam met haar en zijn moeder in 't bezit van de fabriek, herbouwd op de terreinen van(Alfortvi!Ie, waar weleer de fabriek van Jules La broue stond. Raoul Dudhemin nam hij in dienst als zijn kassier, die, de lessen van het verleden benuttend, een heel goed boekhouder is geworden. De jonggehuwden, moeten wij het nog zeggen, aanbidden elkander en hebben het hoogste geluk gevonden, dat in deze wereld kan bereikt worden. |Jeanne Fortier, de brooddraagster, nu rijk, omdat haar kinderen rijk zijn, is gl lwkkig door hun geluk. „Ik heb veel geleden," zegt zij som: „Maar nu ben ik toch ook in een para dijs. O wat is God goed Georges Fortier is op weg een beroem, advocaat te worden. Hij wordt eens no Kamer-afgevaardigde, misschien wel mi nister. Juffrouw Amanda is pas getrouwd mc iemand, die voor haar de zaak van Ma dame Augustine heeft gekocht en haa nog op den koop toekrijgt. Het is ee weduwnaar, die zijn eerste vrouw ongt lukkig heeft gemaakt. Er is een gerechtigheid in den hemd 1 EINDE! SYLVESTER-NACHT. Berlijn, 2 Januari 1923. In de voorsteden van Berlijn is de Oude jaarsavond al even rustig als alle andere win teravonden. Alleen als de trein (stadlbahn) er eren heeft aangehouden, hoort men wat ge- (rippel door de straten, maar dan ooit alleen in den vóóravond. Om 1011 uur heerscht er de rust van den nacht, rooals in de kleine ste- dekes van Holland. Met een slapel Holland- sche couranten breng ik den avond alleen op mijn kamer door. Ik had me voorgenomen, het gewichtige punt van overgang te gedenken °P hetzelfde oogenblik en op dezelfde wijze nis waarop wij in Holland dit plegen te doen, 40 minuten later dus dan de intrede van het nieuwe jaar in Duitschiand. Het was dus om 12 uur mijn tijd nog niet en juist als ik dn ge dachte mij begaf va'n Oude Niedorp naar War- menhuizen (het Noord-HollandschDagblad *an Zaterdagavond heb ik reeds Zondag 12 uur ontvangen!!) ik bedoel, nadat ik had ben- ui s genomen van den verheugen den vooruit- gang^van O. Niedorp en wilde overgaan tot le zing van de correspondentie uit Warmenhui- zen, werd ik opgeschrikt door een geweldige Radau: een knal als een kanonschot, gevolgd door luid gejoel en 't geknetter van duizend Scholen. Ik ging in het tuintje vóór het huis, dat ik bereiken kan van uit mijn kamer door het balkon. Ik geloof niet, dat één bewoner der gansche straat in huis was gebleven. Op straat zelf vertoonde zich niemand, maar de tuintjes en de balkons van de étalages waren bezet met oude en jonge menschen, kinderen incluis, die e r luidt „Prosit Neujahr" toe riepen. Overal vuurpijlen en vuurfonteinen, ze- Ven mischien wei zeventig klappers en alles Wat bijdragen kan tot 'n geweldig Radau. Elke tuin, elk balkon zelfs vele vensters hadden hun pot Bengaalsch. De aanblik der straat in dat veelkleurige licht was werkelijk hee mooi. Inlusschen luidden Ie klokken. Schertsend bleven de menschen nog de uildoovende potten gadeslaan na de allerlaatste opflikkering riep uien over een weer een hartelijk „Gute Nacht! hlafze!" en lang vóór half 1 was het weer als s nachts in de kleine siedekes van Holland. Maar in 't centrum der groote sfad was toen de pret nog maar irt haren aanvang. Hoe ver heffend de schare in al zijn geledingen van den zakkenroller, langs den fideelen werkman tot den protserigen Schieber het nieuwe jaar daar heeft begroet, moge blijken uit de berichten in de rubriek „Das Sündenregister der Silves- 'emacht.'' Aan den Kurfiirstendamm kwamen de dragers en de zwaar gepoederde draagsters ©ener overweldigende keur van kleedij en van al het kostbare, dat een mensch zich aan het broze lijf kan hangen in hunne auto's voor gereden. Zij vulden de Dielen en Cabarets en genoten op hunne quasi-aristocratische wij ze.... niet meer van schunnige dubbelzinnig heden, ach nein! So was Altmodisrhesl Ze Verlustigden zich in ondubbelzinnigheden van een soort, die een plaatselijk verslaggever deed uitroepen „Der ganze Kurfiirstendamm blamiert sichl" En dat wil wat zeggen. Tragisch is het lot van een in die kringen zeer geziene persoonlijkheid. Deze groot- Schieber heeft zich om een, van die moppen letterlijk doodgelachen. Hij verslikte zich in zijn groote pret aan een stuk Schweine-brat. Voor zoover bekend, is dit het eeuige slacht offer, dat in het Westen viel. Voor zoover be- kendt In Friedrichstadt, dal is alles om en bij Friedrichstrasse en Unter den Linden, beweegt zich meer een gemengd publiek. Daar bevin den zich ook de fatsoenlijke Bierstuben, waar Set inderdaad „betere'' publiek zich ophoudt in enkele waarvan zelfs aristocraten van 1 ouden stempel nog wel eens hun bier avondje hebben. Geen van hen zal er rich evenwel in den oudejaarsnacht hebben opge houden. De groote restaurants zijn alle vol bezet. Ook hier geen spoor van den bitteren nood der tij den. De kosten van wat menigeen nog zwelgt, nadat hij van alles overdadig .genoot," zou den voldoende zijn, om voeding en licht, en warmte voor ettelijke weken te verschaffen aan enkele arme gezinnen, die hunne dagen in koude doorbrengen en de avonden in duis ternis. Unter den Linden van de Brandenburger Poort tot ver voorbij de Friedrichstrasse is aan beide zijden langs de trottoirs geneei be zet met auto's en steeds komen er weer aan rijden in één file van Leipziger Platz door Leipziger- en Friedrichstrasse. In een onafge broken rij, die maar geen einde wil nemen, al zoudt ge een paar uur blijven toezien, vlie gen met hare gloeiende oogen de auto's in snellen vaart u voorbij. Wanneer men zooiets niet gezien heeft, kan men het zich nauwelijks voorstellen. Inlusschen golft op de trottoirs een joelend publiek voort dat zich vermaakt met het wer pen van confetti serpentines voetzoekers en al wat knalt. Eten vreeselijk gebrul verhoogt het indrukwekkende van al dit moois. Het moet evenwel nog veel indrukwekkender ge weest zijn, want toen ik er getuige van was, was het al ongeveer half twee. Eerst nadat ik op onze wijze en gelijk met u het nieuwe jaar had begroet begaf ik mij met een vriend per trein naar Potsdamnier Platz. Hij beweerde, dat ik die drukte stellig moest zien. Het weer was zacht en helder en ik meende, dat de tocht stof zou kunnen leveren voor een brief, welke stof ik nu dan ook verwerk hoe taai ze voor menigeen ook moge zijn, die het groote stadsleven kent. Men zegt, dat to-en om 12 uur het nieuwe jaar zijn intrede deed het gebrul, gebalk en gedonder zoo verschrikkelijk was, dat ik het liefst maar direct was omgekeerd. Zooals 't dikwijls gaat bij zooveel pret van dezen soort, vielen «r nog meer slachtoffers dan de mand die zich doodlachte. Vier luid ruchtige knapen sloegen oen ouden man neer, die eveneens voor zijn pleizier uit was. Bij een gevecht, met den tnegesnelden Schupo werd 1 hunner doodgeschoten. Twee fideele arbeiders kregen-ruzie om een borrel; de een stak den ander zijn mes in de longen en dood de hem op slag. Een aangeschoten meneer met „kwaden dronk'' schoo-l klokslag 12 zijn gela- de revolver af op argelooze voorbijgangers, van wie hij er een doode en twee levensge vaarlijk verwondde. Een gehuwd paar strom pelde zwaar bedronken naar de Charlottenbur- ger Schloszbrücke, raakte koers en evenwicht kwijt en tuimelde te water. Een schupo snel de te hulp met het jammerlijk gevolg dat alle drie verdronken. Het poKti-e-rapport spreekt van 10 dooden en 80 gewonden als onmiddellijke slachtoffers van de feestvreugde. Hoe groot het aantal dergenen ook zijn mag die op dergelijke wijze in deze zorgvolle tijden het oude jaar eindigden en het nieuwe begon nen, zij zijn "in de milliocnenstad toch maar een handjevol. De keiken waren 's avonds ail? vol en op den nieuwjaarsdag voller dan ooit Honderd duizend hebben misschien aan den heksen sabbat deelgenomen, velen wellicht in de hoop, in een zwelgpartij voor een paar uren hunne zorgen te vergeten. Maar milüoenen Berlijners zullen hun troost gezocht en gevonden heb ben in het gebed, dat altijd verkwikt en ook in groo-ten nood ons de toekomst hoopvol doet tegemoet zien. H. L. KEELPIJN. Wie van ons heeft wel eens geen keelpijn gehad. Ik vermoed weinigen. Op een kouden winteravond, als wij uit een warme verga derzaal huiswaarts keerden of op een guren herfsldag kregen wij het te pakken. Evenwel op een warmen zomerdag, waarop het zoo aangenaam is alles tegen elkander open te zetten, kan de keelpijn u plotseling verras sen. Behalve nu het z.g. „kouvatten" dat als 'één der voornaamste oorzaken moet worden opgevat, zijn er nog tal van andere momen ten, die dit euvel in de hand werken. Wan neer meD veel rookt en veel drinkt, terwijl hierbij nog veel gesproken wordt en ge schreeuwd, zooals bij diverse feestelijkheden of op vergaderingen nog ai eens pleegt te geschieden, dan moeten wij dit den volgen den dag met keelpijn bezuren. Hoewel wij nu meestal één of ander oor zakelijk moment voor het ontstaan van de keelpijn kunnen aanvoeren, zoo kennen wij toch menschen, die herhaaldelijk de dupe worden van deze aandoening zonder dat hiertoe eenige aanleiding bestaat. De slijm vliezen van de keelholte blijken bij deze laatsten uitermate gevoelig en aangezien tal van bacteriën steeds op den loer liggen, vin den zij vaak, na één of andere geringe tem peratuurswisseling b.v. op dit terrein een goeden bodem om een ontsteking te veroor zaken. De keelpijn wordt nu gewoonlijk be schouwd als een aandoening van zeer ge ringe beteekenis en is men zoo licht ge neigd er over heen te loopen en met zelden heb ik liooren zeggen; „och, het is maar een beetje keelpijn." Die zoo zeer geminachte keelpijn nu is soms een zeer verraderlijke ziekte en ik kan dan ook niet nalaten u er op attent te maken, dat zelfs bij zeer lichte aandoening, de grootste voorzorg en inacht neming niet alleen gewenscht, doch hoogst noodzakelijk is. Wij kennen n.l. zulke bui tengemeen ernstige vormen van de keelont steking die ontstaan zijn binnen zeer korten tijd bij verwaarloozing van zeer lichte aan doeningen, dat het geen wonder is dat ons, slechts bij de gedachte een huivering door de leden gaat. Het meest hinderlijke, Bat zich nu bij keelontsteking of angina, zelfs in een I trckkelijk lichte graad voordoet, is de p bij het slikken. Zelfs wanneer de geliemr! bogen nog maar even rood rien, komt reeds het pijnlijke slikken aan. dat een t gina in aantocht is. Deze onaangename s# safie is nu wel uit te houden in vrij licl gevallen, doch wanneer de keel heftig ot stoken is en de amandelen ook mede dl en buitengewoon gezwollen zijn dan kan' t slikken bijna onmogelijk worden en hee.'l patiënt (e) het gevoel alsof een dikke lm in de keel zit. Ook het spreken is in dor» lijke ernstige gevallen vooral zeer mociiii en heeft de spraak ook een typische i:ei klank. De patiënt(e) nu met een angina vt eenigszins ernstigen aard, gevoelt zich l meestal zeer ziek, heeft geen eetlust, al zi de voedselopname gemakkelijk kunnen pk:a hebben, terwijl bovendien de zieke gewonf lijk gekweld wordt door heftige hoofdn ren. De koorts is meestal zeer hoog, zood een temperatuur van ongeveer 40 gr. hij e» angina vrij veelvuldig voorkomt. GeluklE duurt deze riekte niet zoo heel ang mees!» en treedt reeds na eenige dagen een aal zienlijke verbetering op. als men bijtijds c* goede behandeling instelt. Het komt nu evci wel voor, dat niettegensaande alle genom4 voorzorgsmaatregelen de ontsteking voord schrijdt en de naburige organen als ncushdl te, mondholte etc. aantast, hetgeen soms aal leiding geeft tot de vorming van abcessen. Het beste is nu bijtijds te gorgelen ml één of ander mondwater. De sterkte va den drank, dien men bezigt, dient eenigl zins in verhouding te staan tot den ern van het geval. Vervolgens zullen wij licfi dit ondersteunen met waterverbanden oi den hals n.l. de z.g. Priessnitz omslagen, d: wij als vo'gt behooren samen te stellen: e; natte lap slaan wij om den hals, doen daal overheen een Stak taf, dat zoo groot bt hoort te ziin, dat het natte verband gebet en al bedekt is, daarop legt men wat wal ten en over dit alles heen slaan wij één d andere, liefst wollen doek. We hebben dl verband een paar keeren per dag te vef Vlsselen voor een nieuw MEDICUS. De stemming te Parijs. D© corr. van de „N. B. Ot." te Parijs meldde gisteren: De opmarsch van de Fran- scho en Belgische troepen naar Essen is kalm verloopen. De ingenieurs zijn hun taak begonnen door zich met de te Dusseldorp gebleven vertegenwoordigers van het kolen- syndicaat in verbinding te stellen. Naar het heet, liet dit eenige ingenieurs achter, ver moedelijk met da bedoeling de Fransehe plannen door lijdelijk verzet tegen ta werken. Met de verhuizing van de archieven van het syndicaat zitten de Fransohen al onthand, al slaan sommige bladen ook een geforceerd optimistisohen toon aan. Naar het heet ken nen zij de vsrdeeling dor steenkool naar de omliggende gebieden. Zij zullen nu met 139 mijnbesturen afzonder'ijk moe'en onder handden. Duitschlands verzuim in zake de kolen-leveringen bedroeg 16 proeent, dat is nog niet 2 millioen ton. Da actie in de Boer schijnt daarmee niet evenredig. Welis waar werd de bezettingsmacht aanvankelijk te groot opgegeven: twee divisies infanterie on een divisie cavalerie nemen aan Fran sohen kant eraan deel. Algemeen wordt de bescheidenheid van hun optreden geprezen. De Fransehe verlegenheid. Volgens den Parijschen correspondent van de Times, heeft een aantal incidenten de Fransohen reeds nu in onzekerheid gebracht en begint de twijfel zich van hen meester te maken. Zij kunnen zegt hij, echter nu niet meer veranderen, war zij zitten vast in de wielen vian hun eigen machine. Leest men Poincaré's rede, dan dringt de gedachte zich op, dat de Fransehe premier daarin feitelijk, wat het beweerde hoofdpunt betreft, namelijk de 'schadeloosstelling, op de mogelijkheid van oen mislukking wil voorbereiden of althans alvast begint met, voor het geval van een mis lukking, den zondebok aan te wijzen, die En geland don is natuurlijk. Poincaré waarschuwt de Kamer immers, dat zij van het Roer-avon tuur niet vast op een bijzonder belangrijk re sultaat moet rekenen. Iets is beter dari niets, zegt hij, zonder te vermelden of hij verwacht, na aftrek der kosten, dat iets nog over te houden. Mochten de maatregelen niet erg ef fectief Wijken, dan moet dat dus aan Enge- land's onthouding, niet aan hem toegeschre ven worden. Wanneer Poincaré zegt dat misschien En geland gelijk heeft, wanneer het de pandne- ming onproductief acht, doch dat niemand on feilbaar is en ten slotte de vraag stelt, wie het totnutoe het meest mis gehad heeft, En geland of Frankrijk, alsof vanzelf spreek (fat dit Engeland is, dan kan de bewondering voor zijn persoonlijk inricht, als dit alles ten min- sle eerlijk gemeend is, door deze rede moeilijk stijgen. De bewering dat bet terugtrekken der Ame- rikaansc.he troepen niet als afkeuring bedoeld is, wordt door de berichten uit Washington voldoende ontkend. Voor het terugtrekken der Britsche bestaat op dit oogenblik niet veel aandrang. Men wil afwachten, ook omdat hun aanwezigheid het den Fransohen moeilijker zou maken in het uitvoeren van die verder reikende politiek, die men hun bij gebreke van benadeelen, een vraagstuk dat nog wel e:ns om behandeling zal vragen. Een oificieele Fransehe rechtvaar J- 1 ging der bezetting. De Petit Parisden wijst in een artikel, Aan het eind van ons geduld, geheeten, op de in drukwekkende kalmte van het Fransehe vo'.U op het oogenblik, waarop de onderpanden aan de Roer genomen worden. Het blad verklaarl deze kalmte voornamelijk uit het feit, dat hel Fransehe volk weet, dat alle regeeringen, dia elkaar na den vrede rijn opgevolgd, alles g - daan hebben om geen toevlucht te behoev -i te nemen tot de horizont-blauwe deurwaarder Fan ieder weet, vervolgt de Petit Fc- risien, welke oonceseiee Frankrijk gedaan heeft Wij rijn te Versailles begonnen al emze oorlogskosten op ons te nemen, dio een respectabel milliarden-aantal beliepen, en hebben aan Duitzschland slechts hers cd van de pp ons grondgebied aangerichte ver- woestingen on do pensioenen voor onze oer- logs-slachtoffers gevraagd. In Mei 1921 heb ben wij erin toegestemd het totaal-cij. van de aan de bondgenooten verschuldigd vergoeding vast te stellen op 132 millard mark goud, wat veel minder is dan wat teen had kunnen eischen. De Dnitechers moes ten in termijnen betalen, waarvan de eer ste 2 milliard mark goud moes* zijn, ver meerderd met een wisselende som, die over eenkwam met 26 pet van den Duitsduu invoer. Na in 1921 een eerste milliard be taald te hebben, verklaarden de Duitschciö zich onmachtig zulk een grooten termijn te voldoen. Hij werd voor het jaar 1922 tot 720 millioen mark goud in geld en 1450 millioen in natura verminderd. °P. den vervaldag van 15 Jttli 1922 verklaren '.j nietB meer te kunnen betalen in geld e:i het fe ons niet mogelijk vergoedingen iu natura los te krijgen tot een be hoorlijk bedrag. Thans vragen rij een mo ratorium van twee jaar, zoowel voor d' vergoeding in geld als voor de vergedir iin natura, mot een enorme verminderh van hun totale schuld. Nog had men geduld, niettegenstaande F' zekerheid, die men in Fransehe, Italiaa; - sche kringen heeft, dat dit onvermogen ve.i DnJtsehland voor het grootste gedeelte op zettelijk is, dat Duitschiand voor honderden milliarden bankbiljetten gemaakt heel hoofdzakelijk om tegen ons te kunnen zeg gen, wijzende op den val van rijn papierc i mark: „Zie je wel, ik ben in de onmogelijk heid om te betalen," niettegenstaande c zekerheid, die men heeft, dat de bankie en de grootste Duitsche industrieën voo milliarden goud-marken in dollars en pon den in hun brandkasten hebben. Men oefende in de hoop, dat Amerik en Engeland, die vermindering van de Duit sche schuld predikten en die van de bond - gonooten het minst geteisterd rijn door dc oorlog, ons zouden uitnooiigen^ hun onr oorlogsschuld te betalen met Duitsche obl ga ties, die zij, zoo zij dat wenschton, zou den kunnen vernietigen om Duitschiand f rciKemie pontien, aie men nun mj gemeKe van Kunnen vernietigen om een andere minder gemakkelijk te ontwrichten guj,jasten- De conferentie te Parijs hee moliveering voor hun avontuur dan geldnood j)ewez0Ilj ^at men van die hoop moest ai- is, soms toeschrijft. Wel vraagt men zich hier af of Frankrijk de bosten van deze onderne- 21 ;et over dan pandc mmg van de opbrengsten uit Duitschiand mag a v aftrekken en aldus Engeland door een gewei-'te nemen, wanneer dige uitgave, waarmede het niet accoord gaat, het herstel tot onzen la.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1923 | | pagina 11