I
Tweede Blad
12 Mei 1923
ELCK WAT WILS.
TREKJES CCXCIII.
UIT DE PERS.
LANDBOUW EN VISSCHERIJ.
RECHTSZAKEN.
Besluiteloos lieo ze door het huis en vroeg
HET KRINGETJE.
Voor eenige weken meende ik er op te
moeten wijzen, dat de redactie van de „Ned.
Werkgever" niet zoo bijster sterk staat in
haar bewering dat de vakvereenigingen hebben
mede te werken aan het herstel van normale
sociaal-economische verhoudingen, terwijl zij
daarnaast zich tegenstander betoont van elke
zeggingschap en inmenging van de vakorga
nisatie.
Zij antwoordt daarop in haar nummer van
3 Mei, dat haar bestrijding niet betreft de
vakvereeniging als zoodanig, doch de verpoli
tiekte revolutionaire' vakorganisatie.
Men zou daarmede genoegen kunnen ne
men indien gebleken was, dat er in de kringen
van de „Ned. Werkgever" eenige animo was
om op reëelen grondslag met de niet-verpoli-
tiekte en niet-revolutionaire vakbeweging
„zaken" te doen.
Maar dat is het juist, waaraan zoo vaak
letterlijk alles hapert.
Er kwam van revolutionaire vakorganisatie
geen spaan terecht als niet voortdurend het
revolutionaire vuur werd onderhouden door
het invoeren van verbittering-wekkende
maatregelen.
Het is toch aan geen twijfel onderhevig
of bij een reëele samenwerking tusschen de
werkgevers- en werknemersorganisaties zou 't
overgroote deel der arbeiders zich laten leiden
door het gezond verstand en die samenwerking
verre verkiezen boven den gewapenden
vrede" van thans.
De jongste strijd'in de steenindustrie heeft
't ons nog eens doen zien dat er in algemeenen
Zin gedacht weinig voor gevoeld wordt om
met vakorganisaties, die toch goed willen, sa
men te werken.
Een verbitterende strijd van weken was
er noodig om de werkgevers te overtuigén
van de simpele waarheid dat rechtspraak te
verkiezen is boven den dommen machtsstrijd.
In Almelo zien we nu de werkgeversin de
kaart van de revolutionaire vakbeweging
spelen door voor elke wilde staking de uit
sluiting te proclameeren. Elk handjevol re
volutionairen heeft het daar in zijn macht om
een geheele industrie „plat" te leggen,nade-
maal de werkgevers wel zoo vriendelijk zijn
om alles op straat te zetten tot zoo'n wilde sta
king is afgeloopen, ofschoon zij weten dat de
vakorganisaties vaak niet den minsten invloed
daarop kunnen uitoefenen.
Wilden deze heeren uit de textielindustrie
met de gewillige bonden behoorlijk overleg
en een idem collectief contract met een goed
geordend scheidsgerecht, dan waren derge
lijke wilde stakingen zeer spoedig uit de we-
teld.
En wie gevolgd heeft den storm van adres
sen welke de Eerste Kamer bereikt heeft om
de weinig kosten-vragende „Wet tot vreed
zame beslechting van arbeidsgeschillen"
te verwerpen kan van de vredelievende ge
zindheid van verschillende werkgeversgroepen
geen hoogen dunk krijgen.
Daarom kon ik ook met gerustheid schrij
ven, dat men het de vakvereenigingen niet
zoo kwalijk kan nemen als ze een klein
beetje wantrouwend staan tegenover de ge
gevens die hen van werkgeverszijde worden
verstrekt als het gaat om ae vaststelling van
de arbeidsvoorwaarden.
De „Ned. Werkgever" antwoordt daarop
Prachtig 1 Men vergeve den werkgever, dat hij
de vakvereenigingen wantrouwt. Zij maken
he er naar."
Zoo kunnen we mooi in een kringetje
blijven rondloopen. De vakvereenigingen wan
trouwen sommige werkgeversgroepen en m.i.
terecht, omdat niets hun goeden wil bewijst.,
de werkgevers wantrouwen de vakvereenigin
gen omdat ook zij 't er naar maken en ook
dédr zal wellicht iets van aan zijn.
Maar dan moet het voor ieder duidelijk
Zijn, dat we er zóó niet komen, terwijl ieder
die het zien wil het toch kin zien, dat het an
ders mogelijk is.
Als de werkgevers zich met de vakorganisa
ties willen verstaan, wanneer zij niet alleen
in theorie maar ook prac tisch toegeven, dat
de arbeiders toch het recht moeten hebben
om over hun eigen arbeidsvoorwaarden
mee te spreken, dan is het ijs gebroken en kan
zonder schokken of moeilijkheden worden
V°Wa8ntbm^id kan- het wel voorstellen alsof
de vakorganisaties er gerust het bedrijf aan
wagen, liever dan dat zij eemgen terugslag
voor haar leden zullen aanvaarden, maar zöo
is het in algemeenen zin niet.
De Vakorganisaties weten het zoo goed
als wie ter wereld ook, dat men met duurzaam
boven het economisch mogelijke kan gaan,
en daarom is het ook noodig, dat er een sfeer
van vertrouwen geschapen wordt, waardoor
de beoordeeling van wat al dan met mogelijk
De „Ned. Werkgever" kan niet volhou
den dat de vakorganisatie's 't er naar maken
zoolang de werkgevers nog het heer in huis"
blijven huldigen.
Wel wordt hier en daar na veel „loven en
bieden" een vergelijk getroffen, maar van
overleg met vakorganisatie overleg dan in
de ware beteekenis van het woord is nog
heel weinig te bespeuren en ook het beginsel
om bij meeningsverschil niet het domme en
wisselende machtsmiddel te gebruiken, maar
de zaak door onpartijdigen te doen beslissen,
wordt nog lang niet algemeen aanvaard.
En toch zal dat moeten, men kan de wij
zers van de klok niet terugzetten zonder ze
te breken.
Wie daar geen rekening mee houdt, be
reikt het tegenovergestelde van wat hij berei
ken wil wie de vakbeweging negeert of
haar het werken practisch onmogelijk maakt
omdat er revolutionairen zijn, blaast zelf de
revolutionaire beweging nieuw leven in en
maakt practisch gemeene zaak met haar.
A. J. L.
DE ARBEIDSGESCHILLENWET.
We hebben er dus weer een sociale wet
bijgekregen. Op 3 Mei j.l. is het wetsontwerp
tot vreedzame bijlegging van arbeidsge
schillen, door de Eerste Kamer aangenomen.
De industrie gaat dus weer voor de zoo-
veelste maal ten gronde, ofwel zij tracht haar
bestaan weer verder voort te slepen, zooals
bij eiken wettelijken maatregel in het verle
den reeds is.... voorspeld, doch niet is uit
gekomen.
Het R. K. lid der Eerste Kamer, de heer
Arntz, heeft bij de behandeling in dat
lichaam, al opgemerkt dat het meer een socia
listische dan een sociale wet is te noemen en
dat het alweer een nieuwe schakel zal vor
men in den keten die den werkgever aan de
Overheid bindt.
De heer Arntz is geen vreemdeling in de
Steenindustrie, hij was zélf zoo ongeveer de
ziel van het jongste conflict en kon dus
weten welk een zedelijke en materiëele el
lende aan een dergelijken strijd verbonden
is'; en welke waarde bezit dan de verklaring
dat men elke poging om conflicten te voor
komen zal Steunen als men even later alleen
om het simpele feit dat het wel eens kan
voorkomen dat boekenonderzoek zal gevor
derd worden, zich met alle kracht tegen de
eerste de beste poging die in die richting
gedaan wordt verzet?
Minister Aalberse heeft kunnen aantoo-
nen dat in andere landen heel goede resul
taten verkregen zijn en daarom is het moei
lijk te verstaan hoe een R. K. Senator zich
tegen een dergelijk wetsontwerp durft
keeren.
Ook in den senaat dient toch het algemeen
belang en niet het beroepsbelang op den
voorgrond te staan.
De wet zal overigens in hoofdzaak wel voor
grootere conflicten het meest practische blij
ken en veel zal uiteraard afhangen van de
functionarissen welke benoemd zullen wor
den.
En al zal het altijd waarheid blijken, dat
men met wettelijke maatregelen geen men
taliteit kan scheppen van onderling vertrou
wen, zoolang die mentaliteit er niet is, kan
de Overheid niet onverschillig staan tegen
over groote en geweldige botsingen en geeft
deze wet gelegenheid om althans te doen wat
mogelijk is ter voorkoming en bijlegging
daarvan.
De menschen nemend zooals ze vandaag
aan den dag nu eenmaal zijn, kan en zal
deze wet van groote beteekenis blijken, dan
door velen zoo nu en dan al is voorgesteld.
A. J. L.
MEDEZEGGINGSCHAP EN
FABRIEKSGEHEIM.
Wat onlangs in de „Mededeelingen" der
Vereeniging van Ned. werkgevers werd mee
gedeeld over de opvatting, die bij de hoofd
leiding van de moderne werkliedenorganisa
tie is gebleken omtrent de beteekenis van
het fabrieksgeheim, moet wel voor allen, die
voorstanders zijn van medezeggenschap in
ondernemingsraden, een groote teleurstel
ling zijn.
Bij de behandeling van het gewijzigde
werktijdenbesluit in den Hoogen Raad van
Arbeid was van werkliedenzijde gewezen op
een procédé in een fabriek gevolgd, dat een
korten werktijd mogelijk maakte hierdoor
werd de aandacht van concurrenten op dit
procédé gevestigd en dus het fabrieksgeheim
in gevaar gebracht. Toen van werkgevers
zijde dat gevaar in het licht werd gesteld,
verklaarde „De Strijd" van 3 Febr. j.l., dat
de medezeggenschap dienstbaar moet wor-
Sprookje.
Er waren eens een man, een vrouw en een
kind.
Zij waren gedrieën zeer gelukkig.
De man wa groot en krachtig hij be
werkte met vlijt een uitgestrekt stuk bouw
land, van welks opbrengst zij ruimschoots in
hun onderhoud konden voorzien.
De vrouw deed het huiswerk, verzorgde
het kind en het vee, een koe, een geit, een
varken en een aantal kippen.
Het kind was zeer mooi en goedaardig.
Het was een jong n.
Hij had lange, krullende haren die waren
blond en glanzend, en zijn oogen hadden de
kleur der onbewolkte lucht.
Toen de jongen begon te loopen en zijn
handen gebruiken, hielp hij gaarne zijn moe
der en ging soms heele dagen met zijn vader
naar het veld, om hem te helpen bij het ver-
zamelen van den oogst en het binden der
toIOp zulke dagen voelde de moeder zich
eenzaam, maar een blijde lach kwam op haar
gelaat als vader en kind van het land terug
keerden en de jongen het huisjegmg vullen
met zijn helderen lach en zijn vroolijk lied.
Het huisje stond zeer afgelegen en de man,
de vrouw en het kind zagen zelden een ander
tnensch of dier.
Maar dit hinderde hen want zij be
zaten de liefde tot God en de liefde tot elkan
der zij hadden reeds lang begrepen, aat
men op d> wereld slechts een klein plaatsje
uoodig heeft om gelukkig te zijn.
En hun geluk duurde voort, vele, vele ja
ren en er cheen geen eind aan te zullen ko-
men
Maar op een heeten zomerdag, dat de man
reeds van af het eerste lichtgloren op het veld
arbeidde, werd hij getroffen door een onne-
steek.
De vrouw en de z on, die reeds eer jong -
ling was, vonden hem dood, de handen ge
vouwen als voor eei? laatste gebed het paard,
dat den ploeg tiok, stond naast den doode
«n lekte het gelaat.
Moeder en zoon weenden bitter zij droe
gen het lijk naar de legerstede en legden het zf
De vrouw was schier ontroostbaar.
Ze bedekte het gelaat van den doode met
kussen en tranen, als trachtte zij daarmee
den overledene nieuw leven te geven.
De zoon legde zijn handen op haar schou
ders, zag haar aan met zijn schoone oogen
en sprak
„Moeder, wij gelooven aan een God. Die
ondoorgrondelijk is in Zijn raadsbesluiten,
Pie alleen onze zaligheid beoogt en dus niets
doet, of het moet in het belang daarvan zijn.
Wees dus niet wanhopig moeder, en zeg met
mij „Heer Uw wil geschiede."
De moeder zag lang haar kind aan en sprak
toen „Het zij zoo, wat God doet is welge
daan."
En samen zeiden ze nog eens de woorden
„Heer, Uw wil geschiede."
Toen begroeven ze den dierbaren doode
en de zoon sneed een kruis van eikehout, wat
hij kapte uit het naburige bosch, en plaatste
dit op den kleinen heuvel waaronder vader
rustte.
De zoon deed nu alleen het werk op het
land.
Hij arbeidde met noeste vlijt en de akkers
gaven rijke vruchten.
Hij laadd: den wagen vol en reed er mede
naar het dorp, en ontving zilver en goudgeld.
Hij moest verscheidene malen den wagen
opnieuw beladen, omdat de oogst zoo groot
was.
Het geld wat hij thuis bracht werd gebor
gen in de ijzeren kist, die in het groote kabi
net van de mooie kamer stond.
En opnieuw ging hij arbeiden aan een nieu
wer. oogst.
Moeder en zoon waren gelukkig.
Wel werd dit geluk soms overscha
duwd door de droeve herinnering aan den
dierbaren afgestorvene, doch zij bleven hem
in liefde gedenken en wisten, dat hij gelukki
ger was d?n zij dat troostte hen.
lederen avond gingen zij naar den kleinen
heuvel met het kruis en zegden gebeden en
legden frissche bloemen daar neer.
En hun geluk duurde voort, vele, vele ja
ren en er scheen geen einde aan -te komen.
Maar op een heeten zomerdag, dat i e zoon
reeds bij het eerste ochtendgloren naar het
den gemaakt aan het pubiiceeren van derge
lijke geheimen, omdat het algemeen belang
eischt, dat verbeterde procédé's gemeen
goed worden, aangezien de productie dan
vergroot en het product goedkooper wordt.
Wij kunnen ons de verontwaardiging, die
dit standpunt in werkgeverskringen heeft
gewekt, levendig voorstellen. Immers hét
is met een goede opvatting van medezeg
genschap niet te rijmen. Door medezeggen
schap poogt men voor de arbeiders deel te
krijgen in de leiding der onderneming
zoolang er afzonderlijke ondernemingen
zijn en geen gemeenschapsproductie plaats
heeft, vormt elke onderneming een afgerond
geheel, dat het grootste voordeel met de ge
ringste opoffering moet trachten te bereiken.
Verlangt men hierin medezeggenschap, ver
klaart men zich bereid daaraan mede te
werken, dan erkent men een deel van de
onderneming te zijn en haar belang mede te
willen behartigen ten profijte van allen, die
in de onderneming werken. Dat men zich
het recht vindiceert de bedrijfsgeheimen,
die men aldus te weten komt, te pubiiceeren,
is daarmede volmaakt in strijd.
Men zal ook van de werkgevers alleen-dan
medezeggenschap kunnen krijgen, als zij er
absoluut zeker van zijn, dat de onderneming
een afgesloten eenheid blijft, waarin allen
naar hetzelfde doel streven. De vraag of de
productiewijze moet worden veranderd,
waardoor dan vanzelf uitvindingen onmiddel
lijk het geheele bedrijf ten goede kotnen,
staat geheel daarbuiten.
Wij gelooven, dat het standpunt van „De
Striid'l' de idee der medezeggenschap kwaad
heeft gedaan.
SOCIALE VOORZORG.
DE WERKSTAKINGEN EN UITSLUI
TINGEN IN 1922.
Het is niet te verwonderen, dat de stakingen
en uitsluitingen in 1922 een ander karakter
vertoonden dan die van vorige jaren. Nam
toen de eisch van loonsverhooging een groote
plaats in, thans was het 't verweer tegen loons
verlaging, dat het meest voorkwam, van de
stakingen was een vierde deel, van uitsluitin
gen 40% daaraan te wijten. En de slechte tij
den waren ongetwijfeld oorzaak, dat het
aantal stakingen niet groot was. Er kwamen
in 1922 297 stakingen voor tegen 456 in 1920
en 290 in 1921. Er waren 1673 ondernemin
gen in betrokken f tegen 1885 in 1921 en 1930
in 1920) met 30300 werklieden (tegen 43600
in 1921 n 47000 in 1920) en 18 uitsluitingen
(tegen 9 in 1921 en 25 in 1920) in 445 onder
nemingen (tegen 545 en 1084) met 13700
werklieden (tegen 4100 en 19400) ook in den
uitslag teekent zich de veranderde toestand
af. 26% der stakingen, eindigden ten nadeele
der werklieden tegen 24% in 1921 en 35% in
1920, 19 14% te hunner gunste (tegen 27%%
en 16,) terwijl 44% werd geschikt (tegen 39
in 1921 en 44 in 1922.) Van de uitsluitingen
eindigden 28% ten gunste der werkgevers
(tegen 44% in 1921 en 36% in 1920.) 17% ten
nadeele der werkgevers (tegen 22 en 24%)
en 55% werden geschikt (tegen 33 en 42.) Veel
commentaar behoeven deze cijfers niet.
SOCIALE VOORZORG
DE STRIJD IN DE TEXTIELINDUSTRIE
0
De wilde staking der textielarbeiders t
Almelo heeft tot gevolg gehad, dat de statuai
verplichte werkgevers een uitsluiting heb"
ben toegepast.
De voorgeschiedenis is in het kort deze
nadat reeds in geheel Twente een loonsver
laging was ingevoerd van 10 pCt. gaven ook
de Almelosche werkgevers die 'n afzonder
lijke vereeniging vormden aan de arbeiders
organisaties te kennen, dat ook zij de loonen
met een gelijk percentage wilden verlagen.
In een daarop gevolgde conferentie werd,
nadat de werkgevers niet geneigd bleken de
loonsverlaging weer in te trekken, er door de
besturen der arbeidersorganisaties op aange
drongen om, met het oog op den naderenden
winter en de daaruit voortkomende grootere
behoeften der arbeiders, de loonsverlaging
een tijd lang op te schorten.
Dit voorstel werd door de werkgevers in
overweging genomen en de verlaging werd
uitgesteld tot 15 April 1923.
Gevolg hiervan was dat de Almelosche
textielarbeiders nog een maand of 5 hunne
oude loonen behielden, terwijl de overige tex
tielarbeiders in Twente gedurende dien tijd
genoodzaakt waren voor 10 pCt. minder
loon te moeten werken.
Van de ruim drie duizend textielarbeiders
zijn er hoogstens 1000 georganiseerd. Op de
betreffende fabrieken slechts eenige honder
den. Van dezen waren een gedeelte werkwillig
een ander deel durfde uit molest niet in de
fabrieken. Wegens het geringe aantal hebben
de werkgevers bij wie gestaakt werd, nu de
fabriekspoorten maar geheel gesloten, zoodat
het nu een langdurige verbitterde strijd
kan worden. Want, hoe vreemd het ook
klinken moge, de communisten wakkeren de
zen ordeloozen strijd steeds weer aan, zonder
zich echter voor iets verantwoordelijk te stel
len.
Doch ook de werkgevers gaan in deze niet
vrij uit. Het moge dan maar waar heeten dat
zij statuair verplicht zijn tot uitsluiting over
te gaan, men had moeten begrijpen dat in dit
geval, nu het een communistisch drijven gold,
het algemeen belang vorderde, geen nieuw
voedsel te geven aan dat heilloos spelen met
een groot getal arbeiders, die ongeorganiseerd,
elke vaste leiding missen.
Wat er overigens, zegt „Het Hoogambacht"
van dit relletje terecht zal komen, we durven
het wel vooruit te zeggen.
In geen geval voordeel voor de arbeiders,
wel echter jammer en ellende in vele huisge
zinnen.
Na eenige weken, als de arbeiders de
nederlaag zullen hebben geleden, er misschien
enkele honderdduizenden guldens aan loon
zullen zijn ingeboet en het aantal slachtoffers
nog z.T zijn vergroot zullen deze misleidende,
menschen misschien tot het inzicht komen
dat ze bedrogen zijn.
Niets zal men dan bereikt hebben dan dat
de arbeiders armer en zwakker dan voorheen,
weer de fabriekspoorten zullen moeten bin
nengaan.
HET R. K. VAKBUREAU.
De 13e Jaarvergadering, welke 29 Mei a.s.
gehouden wordt, geeft ter behandeling naast
jaarverslagen van secretaris en penningmees
ter, verkiezingen van bestuursleden enz.,
efen tweetal inleidingen n.l. een, in te leiden
door den Zeer. Eerw. Heer Pastoor van
Schaik, Adviseur, van het R. K. Vakbureau,
over „Een Sociale Kamer," en een tweede in
te leiden door den Heer Nijkamp, penning
meester van het Vakbureau, over „De
finantieele positie der Katholieke Vakbewe
ging."
AAN DE OVERZIJ EN BIJ ONS.
De worsteling tuscshen de twee geld-
grootmachten Holdert en Broekhuys is al
begonnen met een campagne, waarin ze el
kander leugen en verdachtmaking ten laste
leggeé.
Indien het een particuliere zaak was, zou
men er het zwijgen toe kunnen doen; niet,
nu hët een groot openbaar en volksbelang
raakt, de voorlichting en vorming tevens der
publieke opinie.
Na dit voorop gesteld te hebben zegt het
„Huisgezin" er van:
,,Bij beiden zal het op het bederven van
de smaak, op het vergroven van het gevoel,
op het verdoezelen van elk gezond beginsel,
op het aankweeken van sensatie-lust neer
komen.
Voor ons land is het ontwikkelen der jour
nalistiek geen winst, maar verlies.
Niet de journalist, gewetensvol bewust,
dat hij, naar de mooie uitdrukking van Bois-
sevain, zielzorg heeft, is aan het woord, doch
de geldman, die de pers misbruikt en Iaat
misbruiken, die geen ander beginsel kent en
huldigt dan geld-verdienen.
Aan al het overige heeft hij maling.
Verheffender beeld dan wat het duel tus
schen Holdert en Broekhuys ons te zien
geeft, vertoont de Katholiekendag, die mor
gen te Groningen zal worden gehouden en
de bevordering der katholieke pers ten doel
heeft.
Bevordering door voorlichting, door het
bijbrengen van het juiste besef wat de katho
lieke pers is, kan en moet zijn.
Er was tijd, dat men op het gemoed meen
de te moeten werken, dat het steunen der
katholieke pers werd voorgehouden als een
der goede werken, een werk van naasten
liefde als b.v. het werk der Vincentianen.
En inderdaad is het steunen der katholieke
pers een goed werk, in den zin als het be
vorderen van goed katholiek onderwijs het
ook is.
Maar niet in den zin, dat men het nemen
van een abonnement op een katholiek blad
als een soort aalmoes heeft te beschouwen,
dat men naast een liberaal of neutraal blad
óók nog een katholieke krant neemt, minder
om ze te lezen en zich er door te laten voor
lichten, can om de „goede zaak" te steunen.
De katholieke pers is geen noodlijdende,
wie men wat toestoot omdat men een goed
hart heeft; zij is een der sterkste factoren
tot bevordering van de katholieke ontwikke
ling, de katholieke beschaving en het katho
liek leven in den uitgebreidsten zin.
Zonder een sterke katholieke oers is al
onze abeid op het terrein van de politiek,
van het sociale leven, van onderwijs en zelfs
van het godsdienstig leven voor een groot
deel ijdel.
Een bloeiende katholieke pers is een onzer
beste wapens en tevens een instrument tot
bevestiging en versterking van onzen invloed
op elk terrein.
Indien men nog behoefte had aan een ar
gument om dit aan te toonen dan doet de
geschiedenis, die zich thans aan de overzijde
afspeelt, dit wel aan de hand."
KRIELKIPPEN.
Krielhocniflors worden nog zeer algemeen
als een hoenderras beschouwd, dat men
voornamelijk voor luxe en plei zier houdt.
Do houders van krielen, vooral zij, die
goede notitie vain hun dieren nemen en de
uitkomsten van hun fokkerij nauwkeurig no-
teeren en bijhouden, weten wel beter. Zij we
ten dat de krielen op enkele uitzonderin
gen ma goede legators zijn, en dat het over
het algemeen een hoenderras is, dat wel zijn
geld opbrengt en ruim zijn voeder- en onder-
houdskotem betaalt.
Het is vooral bij de zwaardore kriel-rassen
dat de eier-opbrengst belangrijk is. In ver
houding leggen de krielen vedl grooter eie-
veld was gegaan, wachtte de moeder met het
middagmaal, en werd ongerust, want de zoon
was over zijn tijd en dit was nog nooit ge
beurd.
Met angst in het hart toog ze naar het land.
En daar aangekomen uitte zij een verschrik
kelijke kreet, want ze zag haar kind dood lig
gen, getroffen door een zonnesteek.
Zijn handen waren gevouwen, als voor een
laatste gebed. Zijn oogen waren open ge! 1 ;-
ven en staarden naar het heelal en hun glans
was nog dezelfde.
Het paard, dat den ploeg trok, stond naast
het lijk en lekte het gelaat, dat glimlachte
in den dood.
De moeder zonk neer bij haar kind, riep
1 o iderdmaal zijn naam, eerst zacht en schrei
end, toen hard, krijschend en gillend.
Maar het leven bleef weg.
Toen sprong ze op.
Haar oogen, vroeger even mooi als die van
haar zoon, werden leelijk ze balde de han
den tot vuisten en hief die omhoo".
En met vreeselijke stem vloekte ze God, Die
haar nu alles had ontnomen ze vloekte de
zon, die Hij gemaakt had, omdat die haar
man en kind had weggenomen.
Maar ze had den vloek nog niet gesproken,
of de zon verdween als bij tooverslag en de
lucht werd bedekt met grauwe wolken....
en midden op den dag viel de duisternis
van den nacht.
Zij moest tasten naar het lijk, om het naar
huis te dragen.
Haar gelaat was hard geworden als steen.
Zonder een traan te vergieten legde ze
den doode af, ging, immer tastend, naarjd n
heuvel en groef daarnaast een kuil, wahrrn
Ze haar kind ~de.
Zor.d ;r tc slape bracht ze den nacht[do
Wel kwam. een nieuwe da,, maa, de
geheele omtrek, waar ze ook h ar oog^a
wendde, was als in schemer gehi 1.1de
zon ble :f weg.
Dit duurde vele maanden.
D utw deed ,a!W" W nood* "üj1".
werk ze at en dronk slechti als de o' ge
haa „on te kwelle...
bidden d.ed ze niet meer als ze aan God
dacht, was 't metwrok in 't hart en mei, epn
verwensching op de dorre ippen.
Op --keren dag besloot ze een einde aan
haar hv.n te maken.
ren, dan de lichte, zware en middelzware
rassen.
De krielen vormen, door beJ. enorme aantal
rassen en va riëteiten, at'is het ware een pluim -
vee-wereld op rich zelf, en hoewel alle krie
len zijn, zijn de grootste dezer groep nog
weer twee-en een-half-maal zoo zwaar als die
kleinste. Hoewel de grootste krielen nau
welijks half zoo groot zijn, als onze boeren-
hoenders, staan ze dlaarbij in eiergewicht
slechts 5 5 10 gram ten achter, en zullen zij
nog beter dan deze in do wintermaanden
leggen,
De groep der krielihoenders omvat: Phoe-
nixkriclen, Brabmakrielen, Langshanlkrielen,
Wyandotitekrielen en Plymouth Rockkrielen.
Bij deze krielen varieert het eiergewicht
van 42 tot 48 gram, hoewel hierop uitzonde
ringen voorkomen en van sommige exempla
ren soms eieren geraapt worden van 51 en
52 gratn.
Twee dezer rassen, en wel die. Phoenixkrie-
len en de Brahmakrielen, schakelen we ails
nuthoenders uit. De Phoenixkrielen wegens
langzame ontwikkeling en moeilijk ruien der
hanen, de Braihmakrieten, omdat de voetvee-
ren hinderlijk zijn.
De Wyiaindolle-, Plymouth Rook- en Langs-
hankrielen rangschikken we evenwel onder
de echte nut-'krielen en deze rassen geven
alle drie eieren in de wintermaanden. De
eieren zijn wel iets kleiner van stuk, dan bij
de gewone hoenderrassen, doch als wij daar
bij bedenken, dat b.v. twee Wyandottekriel-
hennen evenveel voeder verbruiken als één
Leghornihen. maakt dit weer vedl goed.
Krielen zijn met vijf maanden legrijp en
zullen dus, wanneer ze in Mei gefokt zijn, in
October aan den leg gaan, of in de eerste
helft van November.
Voor kleine ruimten ziin de krielen ail zeer
"esobikte hoenders. Natuurlijk moeten voe
ding en huisvesting in orde rijn, om van de
dieren zooveel mogelijk nut te kunnen trek
ken.
De krielen broeden uitstekend, en zij bren
gen hun jongen met zorg groot. Zij ziin ech
ter ocyk nog al gemakka'h'k broedsch-af te
maken en gaan dian spoedig weer aan den
leg.
Hoewel een eierpToductie van 200 en meer
oer jaar ook wel re©-1* bii de krielrassen ge
noteerd is, Wijft dit slechts uitzondering,
maar een getal eieren, varieerend van 140
tot 100 per hoen en per jaar, behoort niet
tot de zeldzaamheden en menig groot hoen,
dat hierbij veel ten achter staat.
In verhouding tot liet lichaam ziin die eie
ren der krielhoenders werka'iik groot te noe
men, terwiil zii van fijnen smaak zijn, cm bij
kenners zeer gewild.
Zooals reeds gezegd, vorderen die krielen
weinig voedsel voor lichaamsonitenhoud en
eicroroductie, terwi'il zii ook al niet erg kies
keurig op hun voedsel ziin. Keukenafval,
restjes aardappelen, ritst enz. eten zii gaar
ne, wat een voordeel is voor stadsmenschen,
die krielen houden.
Wij beihonren de krielen op geregelde til
den te voederen en hen vooral niet te veel
verstrekken, daar zij anders snoedig te vet
zpuden worden, wat natuurlijk de eier-nro-
ductie schaadt 's Morcen.s geven we oeihtend-
voeder (weekvoeder), des middags groenvoe-
der en avonds ,voor het on stok gaan, zoo
mogeliik wat hardvoedeT. Frisch drinkwater
mag natuurlijk niet ontbreken.
FRUITVERPAKKING.
De Nederi. Potmologische Vereeniging
(thans hoofdafdeeling ^Fruitteelt der Neder!.
Heidemaatschappij, Atnheni) heeft zich
steeds zeer beijverd voor een doelmatige
f rui (verpakking. Algemeen was, en is nog,
die mand als verpakkingsmateriaal gebruike
lijk. In 1908 werdlen de kratten in den han
del gebracht. De Nederl. Pomologische Ver
eeniging ontwierp een groot krat, inhoud on
geveer 25 Kg. netto, en een klein krat, in
houd van 1215 Kg. netto. Voor export
werd het krat echter nog weinig gebruikt,
diewiji de handelaars meenden, dat het voor
hen voordoeliger was het fruit onverpakt af
te leveren; de beidie kratten, en vooral het
groote, kregen overigens een vrij algemeene
bekendheid. Vele fruittelers gebruikten ze
thans voor de verzending van hun fruit aan
hun afnemers, en verschillende veilingsveree-
niginigen gaven er de voorkeur aan boven de
mand. Naast het krat bleven de heele en
halve bushel het verpakkingsmateriaal, 't Is
er nog ver van af, diat algemeene zong wordt
gedragen voor een goede sorteering en ver
pakking van het fruit. Er is thans een bro
chure verschenen van de hand van den heer
R. Lijsten, hoofd dier afdieeling „Fruitteètt"
bovengenoemd, die me' kracht en klem de
noodzakelijkheid betoogt van een nauwkeuri
ge sorteering en verpakking, welke aan het
product de hoogste waarde geven. In 1919
hield de Ned. Pomol. Vereeniging de eerste
nationale tentoonstelling van verpakt fruit te
Utrecht; deze tentoonslet'ing. hoewel een
succes, is tot dusver dooT geen tweede ge-
voVd. Wel werden in 1921 te Beck en in
1922 te Roermond en te Tiel door de vei-
lingsvereenigingen tentoonstellingen van ver
pakt fruit georganiseerd. Voor de nationale
tentoonstelling in 1919 werden voorgeschre
ven dte kratten, door de Ned. P. V. in den
handel gebracht, op de nadere genoemde ten-
[oonstefiingen de aan de veiling gebruikte
kratten. Deze laatste wijken iets af van het
25 Kg. krat en zijn over het algemeen zegt
de heer Lijsten minder geschikt voor de
verpakking. Een zeer ernstig bezwaar wordt
Ze ging naar den welput en wilde zich er
in storten.
Maar ze voelde zich van achteren vast
gegrepen en werd teruggehouden.
Vóór haar zag ze een grijsaard, sneeuwwit
van baard en haren. Zijn gelaat zag zeer ver
moeid en was doorploegd met diepe rimpels
Zwaar steunde zijn arm op zijn pelgrimsstaf.
De vrouw had hem zoo juist niet gezien,
en toch was er op het erf niets waarachter
hij zich kon hebben verscholen.
„Wat verlangt ge" vroeg zij.
„Een dronk water, ter liefde Gods ik
versmacht van dorst en in geheel den omtrek
zijn de slooten verdroogd."
De uitdrukking van het gelaat der vrouw
werd harder dan ooit.
En ze sprak „Ik zal u geen water geven.
„Waarom niet?" vroeg de grijsaard.
„Omdat ge het ter liefde Gods vraagt.
God is te wreed voor mij geweest, dan dat ik
ter Zijner liefde nog iets zou kunnen doen."
v.Dan vraag ik het u ter liefde van uw kind,
dat mij geen dronk zou hebben geweigerd."
„Hoe weet gij dat zoo vroeg de vrouw
verbaasd.
„Laat het u genoeg zijn dat ik het weet
zeide de oude man.
De vrouw schepte water uit den put en gaf
het hem. De grijsaard dronk en sprak
„Ik dank u. Het spijt mij echter, dat ge er
geen verdienste van hebt, uw zoon zou dit
zo o gaarne hebben gezien."
Zoo vertrok hij.
Ds vrouw ging peinzend haar woning
binnen.
Vruchteloos tobde Zij Zich af over de woor
den an den ouden pelgrimen zij dacht
voortdurend aan haar kind.en er kwam één
enkele traan uit de verdroogde oogen.
En doordat ze aan haar kind dacht, moest
ze vanzelf denken aan zijn gelukzaligheid in
het bijzijn van zijn vader. Ze dacht aan God,
thans met minder wrok, en zonder vloek,
ïoch aan een gebed kon ze niet beginnen.
Moe van het denken viel ze in slaap.
Voor het eerst in al die maanden was die
slaap een verkwikkende.
En zij droomde.
Zij zag een schoone jongeling naar zich
toe komen, een jongeling in een kleed als
van züverdraaad. De gouden lokken krulden
tot over zijn schouders en de blauwe, lich
tende oogen zagen haar liefdevol aan.
Maar er lag droefheid in die oogen.
„Mijn zoon kreet de moeder „Zijt
gij daar
„Ik ben het, moeder" sprak de jonge
ling, met een geluid als van zoete orgeltonen
„En.." vroeg de vrouw.... „komt ge
weer bij mij
„Slechts een oogenblik. Om te zeggen, dat
ik gelukkig ben., en toch zoo bezorgd..
„Bezorgd, mijn kind? Waarvoor?
„Voor u, moeder. Vader en ik zijn zoo bang
dat u ons later niet zult volgen in dat onuit
sprekelijke geluk. Wij willen u zoo gaarne
bij ons hebben."
„Kind," schreidede moeder „neem mij
mee naar dat geluk."
„Dat ma' ik niet, moeder.'
„Waarom niet?"
„Omdat gij dat geluk moet verdienen."
„Hoe kan ik dat Ik leid een droevig be
staan ik ben alleen, alles is mij ontnomen.
Het leven is niets meer voor mij, niets. Hoe
moet ik in zulk eëp leven voor 't geluk wer
ken Ik ben een geslagen mensch."
„Dat is niet zoo. En hoe ge dat geluk kunt
verdienen moet ge zelf zien. Er is een grijs
aard bij u geweest, om water.Denk na over
de wijze waarop ge hem dit hebt gegeven."
„Ik gif het uit uw naam."
„En toen deedt ge niet wat hij' u had
gevraagd. Ik mag niet langer toeven, moe
der.. Denk steeds aan ons, denk vooral aan
de plaats waar wij zijn en waar God en wij
ook u willen zien.... als ge het geluk hebt
verdiend, 't geluk wat ge vervloekt hebt.
Vaarwel."
„Mijn kind" schreide dï vrouw, „ga niet
heeneg mij tenminste wat ik moet
doen
„In en om u de lie de brengen.
De jongeling verdween alsof een mist
hem omhulde.
Toen de vrouw ontwaakte, waren haar
kleederen nat en uit haar oogen vloeiden tra
nen, die haar wel deden.
„Het geluk verdienen" murmelde zij
„In en om mij de liefde brengenwant hij
is bang, dat ik anders later niet bij hen zal
vooral geiDoemd, dat aan de versohillendie vei
lingen de modellen afwijkend zijn. Hel krat,
zooals het tegenwoordig aan de veiling ge
bruikt wordt, is echter niet bedoeld voor ex
port, doch uitsfiuitenri als aanvoerfust ter
roiling. Het is dus in dit geval niet eenmalig
verpakkingsmateriaal. De eenige voorwaarde,
welke wordt gesteld, is dat het krat een be
paalde hoeveelheid appels of peren mag be
vatten.
Op deze wijze oordeelt de schrijver
komen wij niet verder. Willen wij met succes
ons fruit exportceren, dan zal een andere weg
bewandeld moeten worden. Wij moeten hel
daarheen leiden, dat het fruit, hetwelk ge
schikt is voor export, ter veiling wordt aan
gevoerd in een voorgeschreven kist, welke
niet in bruikleen wondt gegeven, doch met
liet fruit wordt verkocht. Overpakken van
het fruit wordt alsdan voorkomen, en niet
alleen zal werk worden bespaard, doch te
vens de kans op beschadiging, door het om-
pakken veroorzaakt, vervallen. Voor dit doe'
moet dus een kist voor het geheele land
worden vastgesteld, en het is de meening van
den heeT Lijsten, dat daarvoor alleen die
thans in Engeland gebruikte kist de eenige
goede is. Ten opzichte van den handel is zeer
veel veranderd. Was vroeger Duitsrhtand on
ze afnemer, thans is alleen export naar En
geland en de Skandinavisohe rijken moge
liik, en het is bekend, ,jd«t in die landen de
Ergelsehe kist op de markten zich een plaats
heeft veroverd. Wij zut'ien ons aan die markt"
toestanden moeten aanpassen. Ook als
Duitschland weer als kooper op onze mark
ten zal verschijnen, zal die kist zich kunnen
handhaven, want zii wordt ook reeds door
meerdere frultkwcekers in Duitschland ge
brui kt.
Laten de kweekers hier, evenals die elders,
er van overtuigd ziin, dat alleen een goede
verzorging van het fruit hun een goede markt
waarborgt. Van vele zijden wordt den laat-
sten tijd daarvoor propaganda gemaakt,
maar willen wij iets goeds bereiken, dan zui
len algemeene regelen moeten worden vast
gesteld; dan zal de verpakking door het ge-
1ieete land gelijk moeten geschieden. Door de
o-nvoldoendC bekendheid met de verpakking
zelf is de voorlichting thans nog zeer ver
schillend, en dit is onpetwiifeld een groot ge
vaar voor een sne'le en regelmatige ontwik
keling van de fruit verpakking. Ons afzetge
bied is aanmerkelilk verkleind, en in die
landen, die thans ons fruit kunnen afnemen,
hebben wii te coneurreeTen tegen het fruit
uit Amerika, Canada, Australië. Zuid-Afriika
enz. Alleen dén zal een export van ons fruit
onder de tegenwoordige omstandigheden mo
geliik zün. wanneer wii kunnen concurrceren
ten opzichte van sorteering en roroakking
tegen de boroni'VTioomde Staten. Kunnen wii
dat, dan zal Nedier'and aldus betoogt de
schriiver verder een grooten voorsprong
hebben.
Op we'ke wiize de ki stwrnrikking zal moe
ten zijn" kunnen belanghebbenlen In het
tweede deel der brochure lezen, welk ge
schrift kosteloos ronkrvigbanT is bü de hoofd-
afdeelirg „Fruitteelt" dier Nederl. Heidemaat.
schappij te Arnhem.
VALSCHE AANGIFTE.
Een zekere P. K. uit Gronsveld (Limb.)
had bij de rij ksveldwacht aangifte gedaan,
dat hij op den weg van Maastricht naar Grons
veld 's avonds was aangehouden, door een
drietal onbekende personen van zijn rijwiel
was setrokken, en van zijn portefeuille met
1800 was beroofd. Hij wees de plaats aan
waar de overval had plaats gehad en vertelde
den veldwachters Houtermans en v. d. Hout,
dat zij hem nog eenige knoopen van ziin klee
deren hadden gerukt. Hoewel de veldwach
ters al dadelijk eenig wantrouwen tegen den
aangever koesterden, stelden zij toch 'n on
derzoek in en namen 'n bekenden politie-
hand, Max, mede. Het dier vond niets, waar
op de man het denkbeeld opperde, dat de
hond niet deugde. „Gooi dan maar eens onge
merkt iets weg, dan zal ik den hond nog eens
laten zoeken," zeide de veldwachter. Een
oogenbliik later kwam de hond met een cent
aandragen, die bekl. tusschen het gras had
gegooid.
Bekl. stelde voor dat de hond nog eens zou
zoeken en zoowaar, Mac kwam weldra weer
met een knoop aandragen, waarvan bekl.
beweerde, dat die knoop hem in de worste
ling was afgerukt. Doch v. d. Hout, die de
eigenschappen van zijn hond kende en niet
kon gelooven, dat de hond die knoop niet
eerder zou gevonden hebben, vertrouwde het
zaakje nu heelemaal niet meer, en na eenig
over en weer vragen bekende de man dat hij
alles maar had gefantaseerd en dat de heele
overval niet had plaats gehad. De man, die
achteruit was gegaan in zaken, werd door zijn
schuldeischers lastig gevallen en had daarom
de heele zaak verzonnen in de hoop door zijn
schuldeischers met rust te zullen worden
gelaten.
Daar de man alles ruiterlijk bekende en
overigens heel gunstig bekend staat, eischte
het O. M. slechts één maand gevangenisstraf
wegens valsche aangifte. De verdediger mr.
Haese vroeg lementie en een voorwaarde
lijke veroordeeling.
Zijn.
zich af hoe ze de liefde moest brengen in en
om haar.
Toen werd er aan de deur geklopt en even
later stond tegenover haar een arme vrouw
met een schreiend kind op den arm.
„Wat wilt ge?" vroeg de weduwe en
haar stem was zachter dan te voren.
„Een stuk brood voor mijn kind, dat hon
ger heeft."
Hoe kwam nu weer hier die vrouw met
dat kind In al die jaren, dat ze hier had ge
le fd, was er nooit een bedelaar aan hun wo
ning ekomen. En nu volgde op den grijsaard
bijna onmiddellij k deze vrouw
En ze begreep nu opeens wat er van haat
werd gevraagd.
Zij noodde de vrouw binnen, liet haar
plaats nemen en dekt de tafel. Toen ging
ze spijzen bereiden en liet de moeder en het
kind eten.
De bedelaarster dankte haar vele malen
en zei „God zal het u vergelden."
Maar toen zij wilde vertrekken, hield de
gastvrouw haar terug.
„Wacht nog een oogenblik," zei ze, en
ging naar de mooie kamer. Ze ontsloot het
kabinet, opende de kist met goud- en zilver
stukken, die nog niet waren aangeroerd, en
gaf er enkele aan de vrouw.
Deze vertrok, met de belofte, dat zij dage
lijks voor haar zou bidden.
Toen was de vrouw weer alleen., maar ze
voelde zich niet verlaten. Er kwam een groote
voldoening over haar en zij kon bidden en
schreien.
lederen dag kwamen armen, die van haar
liefdadigheid hadden vernomen, aan haar
woning en geen enkele ging onbevredigd
heen.
De goud- en zilverstukken minderden
snel.
Maar de vrouw toog aan den arbeid, en de
vruchten daarvan deelde zij met de armen.
Opnieuw sch en voor haar de lieve zon,
die haar zoo langen tijd van haar licht had
verstoken gelaten.
En ze leefde een blij, verjongend leven en
begreep nu zoo goed de woorden „In en om
u de liefde brengen."
Die liefde tot God en de armen bracht
haar tot het aardsche en na vele welbestede
jaren tot het andere geluk. G. N«