I Tweede Blad 12 Mei 1923 ELCK WAT WILS. TREKJES CCXCIII. UIT DE PERS. LANDBOUW EN VISSCHERIJ. RECHTSZAKEN. Besluiteloos lieo ze door het huis en vroeg HET KRINGETJE. Voor eenige weken meende ik er op te moeten wijzen, dat de redactie van de „Ned. Werkgever" niet zoo bijster sterk staat in haar bewering dat de vakvereenigingen hebben mede te werken aan het herstel van normale sociaal-economische verhoudingen, terwijl zij daarnaast zich tegenstander betoont van elke zeggingschap en inmenging van de vakorga nisatie. Zij antwoordt daarop in haar nummer van 3 Mei, dat haar bestrijding niet betreft de vakvereeniging als zoodanig, doch de verpoli tiekte revolutionaire' vakorganisatie. Men zou daarmede genoegen kunnen ne men indien gebleken was, dat er in de kringen van de „Ned. Werkgever" eenige animo was om op reëelen grondslag met de niet-verpoli- tiekte en niet-revolutionaire vakbeweging „zaken" te doen. Maar dat is het juist, waaraan zoo vaak letterlijk alles hapert. Er kwam van revolutionaire vakorganisatie geen spaan terecht als niet voortdurend het revolutionaire vuur werd onderhouden door het invoeren van verbittering-wekkende maatregelen. Het is toch aan geen twijfel onderhevig of bij een reëele samenwerking tusschen de werkgevers- en werknemersorganisaties zou 't overgroote deel der arbeiders zich laten leiden door het gezond verstand en die samenwerking verre verkiezen boven den gewapenden vrede" van thans. De jongste strijd'in de steenindustrie heeft 't ons nog eens doen zien dat er in algemeenen Zin gedacht weinig voor gevoeld wordt om met vakorganisaties, die toch goed willen, sa men te werken. Een verbitterende strijd van weken was er noodig om de werkgevers te overtuigén van de simpele waarheid dat rechtspraak te verkiezen is boven den dommen machtsstrijd. In Almelo zien we nu de werkgeversin de kaart van de revolutionaire vakbeweging spelen door voor elke wilde staking de uit sluiting te proclameeren. Elk handjevol re volutionairen heeft het daar in zijn macht om een geheele industrie „plat" te leggen,nade- maal de werkgevers wel zoo vriendelijk zijn om alles op straat te zetten tot zoo'n wilde sta king is afgeloopen, ofschoon zij weten dat de vakorganisaties vaak niet den minsten invloed daarop kunnen uitoefenen. Wilden deze heeren uit de textielindustrie met de gewillige bonden behoorlijk overleg en een idem collectief contract met een goed geordend scheidsgerecht, dan waren derge lijke wilde stakingen zeer spoedig uit de we- teld. En wie gevolgd heeft den storm van adres sen welke de Eerste Kamer bereikt heeft om de weinig kosten-vragende „Wet tot vreed zame beslechting van arbeidsgeschillen" te verwerpen kan van de vredelievende ge zindheid van verschillende werkgeversgroepen geen hoogen dunk krijgen. Daarom kon ik ook met gerustheid schrij ven, dat men het de vakvereenigingen niet zoo kwalijk kan nemen als ze een klein beetje wantrouwend staan tegenover de ge gevens die hen van werkgeverszijde worden verstrekt als het gaat om ae vaststelling van de arbeidsvoorwaarden. De „Ned. Werkgever" antwoordt daarop Prachtig 1 Men vergeve den werkgever, dat hij de vakvereenigingen wantrouwt. Zij maken he er naar." Zoo kunnen we mooi in een kringetje blijven rondloopen. De vakvereenigingen wan trouwen sommige werkgeversgroepen en m.i. terecht, omdat niets hun goeden wil bewijst., de werkgevers wantrouwen de vakvereenigin gen omdat ook zij 't er naar maken en ook dédr zal wellicht iets van aan zijn. Maar dan moet het voor ieder duidelijk Zijn, dat we er zóó niet komen, terwijl ieder die het zien wil het toch kin zien, dat het an ders mogelijk is. Als de werkgevers zich met de vakorganisa ties willen verstaan, wanneer zij niet alleen in theorie maar ook prac tisch toegeven, dat de arbeiders toch het recht moeten hebben om over hun eigen arbeidsvoorwaarden mee te spreken, dan is het ijs gebroken en kan zonder schokken of moeilijkheden worden V°Wa8ntbm^id kan- het wel voorstellen alsof de vakorganisaties er gerust het bedrijf aan wagen, liever dan dat zij eemgen terugslag voor haar leden zullen aanvaarden, maar zöo is het in algemeenen zin niet. De Vakorganisaties weten het zoo goed als wie ter wereld ook, dat men met duurzaam boven het economisch mogelijke kan gaan, en daarom is het ook noodig, dat er een sfeer van vertrouwen geschapen wordt, waardoor de beoordeeling van wat al dan met mogelijk De „Ned. Werkgever" kan niet volhou den dat de vakorganisatie's 't er naar maken zoolang de werkgevers nog het heer in huis" blijven huldigen. Wel wordt hier en daar na veel „loven en bieden" een vergelijk getroffen, maar van overleg met vakorganisatie overleg dan in de ware beteekenis van het woord is nog heel weinig te bespeuren en ook het beginsel om bij meeningsverschil niet het domme en wisselende machtsmiddel te gebruiken, maar de zaak door onpartijdigen te doen beslissen, wordt nog lang niet algemeen aanvaard. En toch zal dat moeten, men kan de wij zers van de klok niet terugzetten zonder ze te breken. Wie daar geen rekening mee houdt, be reikt het tegenovergestelde van wat hij berei ken wil wie de vakbeweging negeert of haar het werken practisch onmogelijk maakt omdat er revolutionairen zijn, blaast zelf de revolutionaire beweging nieuw leven in en maakt practisch gemeene zaak met haar. A. J. L. DE ARBEIDSGESCHILLENWET. We hebben er dus weer een sociale wet bijgekregen. Op 3 Mei j.l. is het wetsontwerp tot vreedzame bijlegging van arbeidsge schillen, door de Eerste Kamer aangenomen. De industrie gaat dus weer voor de zoo- veelste maal ten gronde, ofwel zij tracht haar bestaan weer verder voort te slepen, zooals bij eiken wettelijken maatregel in het verle den reeds is.... voorspeld, doch niet is uit gekomen. Het R. K. lid der Eerste Kamer, de heer Arntz, heeft bij de behandeling in dat lichaam, al opgemerkt dat het meer een socia listische dan een sociale wet is te noemen en dat het alweer een nieuwe schakel zal vor men in den keten die den werkgever aan de Overheid bindt. De heer Arntz is geen vreemdeling in de Steenindustrie, hij was zélf zoo ongeveer de ziel van het jongste conflict en kon dus weten welk een zedelijke en materiëele el lende aan een dergelijken strijd verbonden is'; en welke waarde bezit dan de verklaring dat men elke poging om conflicten te voor komen zal Steunen als men even later alleen om het simpele feit dat het wel eens kan voorkomen dat boekenonderzoek zal gevor derd worden, zich met alle kracht tegen de eerste de beste poging die in die richting gedaan wordt verzet? Minister Aalberse heeft kunnen aantoo- nen dat in andere landen heel goede resul taten verkregen zijn en daarom is het moei lijk te verstaan hoe een R. K. Senator zich tegen een dergelijk wetsontwerp durft keeren. Ook in den senaat dient toch het algemeen belang en niet het beroepsbelang op den voorgrond te staan. De wet zal overigens in hoofdzaak wel voor grootere conflicten het meest practische blij ken en veel zal uiteraard afhangen van de functionarissen welke benoemd zullen wor den. En al zal het altijd waarheid blijken, dat men met wettelijke maatregelen geen men taliteit kan scheppen van onderling vertrou wen, zoolang die mentaliteit er niet is, kan de Overheid niet onverschillig staan tegen over groote en geweldige botsingen en geeft deze wet gelegenheid om althans te doen wat mogelijk is ter voorkoming en bijlegging daarvan. De menschen nemend zooals ze vandaag aan den dag nu eenmaal zijn, kan en zal deze wet van groote beteekenis blijken, dan door velen zoo nu en dan al is voorgesteld. A. J. L. MEDEZEGGINGSCHAP EN FABRIEKSGEHEIM. Wat onlangs in de „Mededeelingen" der Vereeniging van Ned. werkgevers werd mee gedeeld over de opvatting, die bij de hoofd leiding van de moderne werkliedenorganisa tie is gebleken omtrent de beteekenis van het fabrieksgeheim, moet wel voor allen, die voorstanders zijn van medezeggenschap in ondernemingsraden, een groote teleurstel ling zijn. Bij de behandeling van het gewijzigde werktijdenbesluit in den Hoogen Raad van Arbeid was van werkliedenzijde gewezen op een procédé in een fabriek gevolgd, dat een korten werktijd mogelijk maakte hierdoor werd de aandacht van concurrenten op dit procédé gevestigd en dus het fabrieksgeheim in gevaar gebracht. Toen van werkgevers zijde dat gevaar in het licht werd gesteld, verklaarde „De Strijd" van 3 Febr. j.l., dat de medezeggenschap dienstbaar moet wor- Sprookje. Er waren eens een man, een vrouw en een kind. Zij waren gedrieën zeer gelukkig. De man wa groot en krachtig hij be werkte met vlijt een uitgestrekt stuk bouw land, van welks opbrengst zij ruimschoots in hun onderhoud konden voorzien. De vrouw deed het huiswerk, verzorgde het kind en het vee, een koe, een geit, een varken en een aantal kippen. Het kind was zeer mooi en goedaardig. Het was een jong n. Hij had lange, krullende haren die waren blond en glanzend, en zijn oogen hadden de kleur der onbewolkte lucht. Toen de jongen begon te loopen en zijn handen gebruiken, hielp hij gaarne zijn moe der en ging soms heele dagen met zijn vader naar het veld, om hem te helpen bij het ver- zamelen van den oogst en het binden der toIOp zulke dagen voelde de moeder zich eenzaam, maar een blijde lach kwam op haar gelaat als vader en kind van het land terug keerden en de jongen het huisjegmg vullen met zijn helderen lach en zijn vroolijk lied. Het huisje stond zeer afgelegen en de man, de vrouw en het kind zagen zelden een ander tnensch of dier. Maar dit hinderde hen want zij be zaten de liefde tot God en de liefde tot elkan der zij hadden reeds lang begrepen, aat men op d> wereld slechts een klein plaatsje uoodig heeft om gelukkig te zijn. En hun geluk duurde voort, vele, vele ja ren en er cheen geen eind aan te zullen ko- men Maar op een heeten zomerdag, dat de man reeds van af het eerste lichtgloren op het veld arbeidde, werd hij getroffen door een onne- steek. De vrouw en de z on, die reeds eer jong - ling was, vonden hem dood, de handen ge vouwen als voor eei? laatste gebed het paard, dat den ploeg tiok, stond naast den doode «n lekte het gelaat. Moeder en zoon weenden bitter zij droe gen het lijk naar de legerstede en legden het zf De vrouw was schier ontroostbaar. Ze bedekte het gelaat van den doode met kussen en tranen, als trachtte zij daarmee den overledene nieuw leven te geven. De zoon legde zijn handen op haar schou ders, zag haar aan met zijn schoone oogen en sprak „Moeder, wij gelooven aan een God. Die ondoorgrondelijk is in Zijn raadsbesluiten, Pie alleen onze zaligheid beoogt en dus niets doet, of het moet in het belang daarvan zijn. Wees dus niet wanhopig moeder, en zeg met mij „Heer Uw wil geschiede." De moeder zag lang haar kind aan en sprak toen „Het zij zoo, wat God doet is welge daan." En samen zeiden ze nog eens de woorden „Heer, Uw wil geschiede." Toen begroeven ze den dierbaren doode en de zoon sneed een kruis van eikehout, wat hij kapte uit het naburige bosch, en plaatste dit op den kleinen heuvel waaronder vader rustte. De zoon deed nu alleen het werk op het land. Hij arbeidde met noeste vlijt en de akkers gaven rijke vruchten. Hij laadd: den wagen vol en reed er mede naar het dorp, en ontving zilver en goudgeld. Hij moest verscheidene malen den wagen opnieuw beladen, omdat de oogst zoo groot was. Het geld wat hij thuis bracht werd gebor gen in de ijzeren kist, die in het groote kabi net van de mooie kamer stond. En opnieuw ging hij arbeiden aan een nieu wer. oogst. Moeder en zoon waren gelukkig. Wel werd dit geluk soms overscha duwd door de droeve herinnering aan den dierbaren afgestorvene, doch zij bleven hem in liefde gedenken en wisten, dat hij gelukki ger was d?n zij dat troostte hen. lederen avond gingen zij naar den kleinen heuvel met het kruis en zegden gebeden en legden frissche bloemen daar neer. En hun geluk duurde voort, vele, vele ja ren en er scheen geen einde aan -te komen. Maar op een heeten zomerdag, dat i e zoon reeds bij het eerste ochtendgloren naar het den gemaakt aan het pubiiceeren van derge lijke geheimen, omdat het algemeen belang eischt, dat verbeterde procédé's gemeen goed worden, aangezien de productie dan vergroot en het product goedkooper wordt. Wij kunnen ons de verontwaardiging, die dit standpunt in werkgeverskringen heeft gewekt, levendig voorstellen. Immers hét is met een goede opvatting van medezeg genschap niet te rijmen. Door medezeggen schap poogt men voor de arbeiders deel te krijgen in de leiding der onderneming zoolang er afzonderlijke ondernemingen zijn en geen gemeenschapsproductie plaats heeft, vormt elke onderneming een afgerond geheel, dat het grootste voordeel met de ge ringste opoffering moet trachten te bereiken. Verlangt men hierin medezeggenschap, ver klaart men zich bereid daaraan mede te werken, dan erkent men een deel van de onderneming te zijn en haar belang mede te willen behartigen ten profijte van allen, die in de onderneming werken. Dat men zich het recht vindiceert de bedrijfsgeheimen, die men aldus te weten komt, te pubiiceeren, is daarmede volmaakt in strijd. Men zal ook van de werkgevers alleen-dan medezeggenschap kunnen krijgen, als zij er absoluut zeker van zijn, dat de onderneming een afgesloten eenheid blijft, waarin allen naar hetzelfde doel streven. De vraag of de productiewijze moet worden veranderd, waardoor dan vanzelf uitvindingen onmiddel lijk het geheele bedrijf ten goede kotnen, staat geheel daarbuiten. Wij gelooven, dat het standpunt van „De Striid'l' de idee der medezeggenschap kwaad heeft gedaan. SOCIALE VOORZORG. DE WERKSTAKINGEN EN UITSLUI TINGEN IN 1922. Het is niet te verwonderen, dat de stakingen en uitsluitingen in 1922 een ander karakter vertoonden dan die van vorige jaren. Nam toen de eisch van loonsverhooging een groote plaats in, thans was het 't verweer tegen loons verlaging, dat het meest voorkwam, van de stakingen was een vierde deel, van uitsluitin gen 40% daaraan te wijten. En de slechte tij den waren ongetwijfeld oorzaak, dat het aantal stakingen niet groot was. Er kwamen in 1922 297 stakingen voor tegen 456 in 1920 en 290 in 1921. Er waren 1673 ondernemin gen in betrokken f tegen 1885 in 1921 en 1930 in 1920) met 30300 werklieden (tegen 43600 in 1921 n 47000 in 1920) en 18 uitsluitingen (tegen 9 in 1921 en 25 in 1920) in 445 onder nemingen (tegen 545 en 1084) met 13700 werklieden (tegen 4100 en 19400) ook in den uitslag teekent zich de veranderde toestand af. 26% der stakingen, eindigden ten nadeele der werklieden tegen 24% in 1921 en 35% in 1920, 19 14% te hunner gunste (tegen 27%% en 16,) terwijl 44% werd geschikt (tegen 39 in 1921 en 44 in 1922.) Van de uitsluitingen eindigden 28% ten gunste der werkgevers (tegen 44% in 1921 en 36% in 1920.) 17% ten nadeele der werkgevers (tegen 22 en 24%) en 55% werden geschikt (tegen 33 en 42.) Veel commentaar behoeven deze cijfers niet. SOCIALE VOORZORG DE STRIJD IN DE TEXTIELINDUSTRIE 0 De wilde staking der textielarbeiders t Almelo heeft tot gevolg gehad, dat de statuai verplichte werkgevers een uitsluiting heb" ben toegepast. De voorgeschiedenis is in het kort deze nadat reeds in geheel Twente een loonsver laging was ingevoerd van 10 pCt. gaven ook de Almelosche werkgevers die 'n afzonder lijke vereeniging vormden aan de arbeiders organisaties te kennen, dat ook zij de loonen met een gelijk percentage wilden verlagen. In een daarop gevolgde conferentie werd, nadat de werkgevers niet geneigd bleken de loonsverlaging weer in te trekken, er door de besturen der arbeidersorganisaties op aange drongen om, met het oog op den naderenden winter en de daaruit voortkomende grootere behoeften der arbeiders, de loonsverlaging een tijd lang op te schorten. Dit voorstel werd door de werkgevers in overweging genomen en de verlaging werd uitgesteld tot 15 April 1923. Gevolg hiervan was dat de Almelosche textielarbeiders nog een maand of 5 hunne oude loonen behielden, terwijl de overige tex tielarbeiders in Twente gedurende dien tijd genoodzaakt waren voor 10 pCt. minder loon te moeten werken. Van de ruim drie duizend textielarbeiders zijn er hoogstens 1000 georganiseerd. Op de betreffende fabrieken slechts eenige honder den. Van dezen waren een gedeelte werkwillig een ander deel durfde uit molest niet in de fabrieken. Wegens het geringe aantal hebben de werkgevers bij wie gestaakt werd, nu de fabriekspoorten maar geheel gesloten, zoodat het nu een langdurige verbitterde strijd kan worden. Want, hoe vreemd het ook klinken moge, de communisten wakkeren de zen ordeloozen strijd steeds weer aan, zonder zich echter voor iets verantwoordelijk te stel len. Doch ook de werkgevers gaan in deze niet vrij uit. Het moge dan maar waar heeten dat zij statuair verplicht zijn tot uitsluiting over te gaan, men had moeten begrijpen dat in dit geval, nu het een communistisch drijven gold, het algemeen belang vorderde, geen nieuw voedsel te geven aan dat heilloos spelen met een groot getal arbeiders, die ongeorganiseerd, elke vaste leiding missen. Wat er overigens, zegt „Het Hoogambacht" van dit relletje terecht zal komen, we durven het wel vooruit te zeggen. In geen geval voordeel voor de arbeiders, wel echter jammer en ellende in vele huisge zinnen. Na eenige weken, als de arbeiders de nederlaag zullen hebben geleden, er misschien enkele honderdduizenden guldens aan loon zullen zijn ingeboet en het aantal slachtoffers nog z.T zijn vergroot zullen deze misleidende, menschen misschien tot het inzicht komen dat ze bedrogen zijn. Niets zal men dan bereikt hebben dan dat de arbeiders armer en zwakker dan voorheen, weer de fabriekspoorten zullen moeten bin nengaan. HET R. K. VAKBUREAU. De 13e Jaarvergadering, welke 29 Mei a.s. gehouden wordt, geeft ter behandeling naast jaarverslagen van secretaris en penningmees ter, verkiezingen van bestuursleden enz., efen tweetal inleidingen n.l. een, in te leiden door den Zeer. Eerw. Heer Pastoor van Schaik, Adviseur, van het R. K. Vakbureau, over „Een Sociale Kamer," en een tweede in te leiden door den Heer Nijkamp, penning meester van het Vakbureau, over „De finantieele positie der Katholieke Vakbewe ging." AAN DE OVERZIJ EN BIJ ONS. De worsteling tuscshen de twee geld- grootmachten Holdert en Broekhuys is al begonnen met een campagne, waarin ze el kander leugen en verdachtmaking ten laste leggeé. Indien het een particuliere zaak was, zou men er het zwijgen toe kunnen doen; niet, nu hët een groot openbaar en volksbelang raakt, de voorlichting en vorming tevens der publieke opinie. Na dit voorop gesteld te hebben zegt het „Huisgezin" er van: ,,Bij beiden zal het op het bederven van de smaak, op het vergroven van het gevoel, op het verdoezelen van elk gezond beginsel, op het aankweeken van sensatie-lust neer komen. Voor ons land is het ontwikkelen der jour nalistiek geen winst, maar verlies. Niet de journalist, gewetensvol bewust, dat hij, naar de mooie uitdrukking van Bois- sevain, zielzorg heeft, is aan het woord, doch de geldman, die de pers misbruikt en Iaat misbruiken, die geen ander beginsel kent en huldigt dan geld-verdienen. Aan al het overige heeft hij maling. Verheffender beeld dan wat het duel tus schen Holdert en Broekhuys ons te zien geeft, vertoont de Katholiekendag, die mor gen te Groningen zal worden gehouden en de bevordering der katholieke pers ten doel heeft. Bevordering door voorlichting, door het bijbrengen van het juiste besef wat de katho lieke pers is, kan en moet zijn. Er was tijd, dat men op het gemoed meen de te moeten werken, dat het steunen der katholieke pers werd voorgehouden als een der goede werken, een werk van naasten liefde als b.v. het werk der Vincentianen. En inderdaad is het steunen der katholieke pers een goed werk, in den zin als het be vorderen van goed katholiek onderwijs het ook is. Maar niet in den zin, dat men het nemen van een abonnement op een katholiek blad als een soort aalmoes heeft te beschouwen, dat men naast een liberaal of neutraal blad óók nog een katholieke krant neemt, minder om ze te lezen en zich er door te laten voor lichten, can om de „goede zaak" te steunen. De katholieke pers is geen noodlijdende, wie men wat toestoot omdat men een goed hart heeft; zij is een der sterkste factoren tot bevordering van de katholieke ontwikke ling, de katholieke beschaving en het katho liek leven in den uitgebreidsten zin. Zonder een sterke katholieke oers is al onze abeid op het terrein van de politiek, van het sociale leven, van onderwijs en zelfs van het godsdienstig leven voor een groot deel ijdel. Een bloeiende katholieke pers is een onzer beste wapens en tevens een instrument tot bevestiging en versterking van onzen invloed op elk terrein. Indien men nog behoefte had aan een ar gument om dit aan te toonen dan doet de geschiedenis, die zich thans aan de overzijde afspeelt, dit wel aan de hand." KRIELKIPPEN. Krielhocniflors worden nog zeer algemeen als een hoenderras beschouwd, dat men voornamelijk voor luxe en plei zier houdt. Do houders van krielen, vooral zij, die goede notitie vain hun dieren nemen en de uitkomsten van hun fokkerij nauwkeurig no- teeren en bijhouden, weten wel beter. Zij we ten dat de krielen op enkele uitzonderin gen ma goede legators zijn, en dat het over het algemeen een hoenderras is, dat wel zijn geld opbrengt en ruim zijn voeder- en onder- houdskotem betaalt. Het is vooral bij de zwaardore kriel-rassen dat de eier-opbrengst belangrijk is. In ver houding leggen de krielen vedl grooter eie- veld was gegaan, wachtte de moeder met het middagmaal, en werd ongerust, want de zoon was over zijn tijd en dit was nog nooit ge beurd. Met angst in het hart toog ze naar het land. En daar aangekomen uitte zij een verschrik kelijke kreet, want ze zag haar kind dood lig gen, getroffen door een zonnesteek. Zijn handen waren gevouwen, als voor een laatste gebed. Zijn oogen waren open ge! 1 ;- ven en staarden naar het heelal en hun glans was nog dezelfde. Het paard, dat den ploeg trok, stond naast het lijk en lekte het gelaat, dat glimlachte in den dood. De moeder zonk neer bij haar kind, riep 1 o iderdmaal zijn naam, eerst zacht en schrei end, toen hard, krijschend en gillend. Maar het leven bleef weg. Toen sprong ze op. Haar oogen, vroeger even mooi als die van haar zoon, werden leelijk ze balde de han den tot vuisten en hief die omhoo". En met vreeselijke stem vloekte ze God, Die haar nu alles had ontnomen ze vloekte de zon, die Hij gemaakt had, omdat die haar man en kind had weggenomen. Maar ze had den vloek nog niet gesproken, of de zon verdween als bij tooverslag en de lucht werd bedekt met grauwe wolken.... en midden op den dag viel de duisternis van den nacht. Zij moest tasten naar het lijk, om het naar huis te dragen. Haar gelaat was hard geworden als steen. Zonder een traan te vergieten legde ze den doode af, ging, immer tastend, naarjd n heuvel en groef daarnaast een kuil, wahrrn Ze haar kind ~de. Zor.d ;r tc slape bracht ze den nacht[do Wel kwam. een nieuwe da,, maa, de geheele omtrek, waar ze ook h ar oog^a wendde, was als in schemer gehi 1.1de zon ble :f weg. Dit duurde vele maanden. D utw deed ,a!W" W nood* "üj1". werk ze at en dronk slechti als de o' ge haa „on te kwelle... bidden d.ed ze niet meer als ze aan God dacht, was 't metwrok in 't hart en mei, epn verwensching op de dorre ippen. Op --keren dag besloot ze een einde aan haar hv.n te maken. ren, dan de lichte, zware en middelzware rassen. De krielen vormen, door beJ. enorme aantal rassen en va riëteiten, at'is het ware een pluim - vee-wereld op rich zelf, en hoewel alle krie len zijn, zijn de grootste dezer groep nog weer twee-en een-half-maal zoo zwaar als die kleinste. Hoewel de grootste krielen nau welijks half zoo groot zijn, als onze boeren- hoenders, staan ze dlaarbij in eiergewicht slechts 5 5 10 gram ten achter, en zullen zij nog beter dan deze in do wintermaanden leggen, De groep der krielihoenders omvat: Phoe- nixkriclen, Brabmakrielen, Langshanlkrielen, Wyandotitekrielen en Plymouth Rockkrielen. Bij deze krielen varieert het eiergewicht van 42 tot 48 gram, hoewel hierop uitzonde ringen voorkomen en van sommige exempla ren soms eieren geraapt worden van 51 en 52 gratn. Twee dezer rassen, en wel die. Phoenixkrie- len en de Brahmakrielen, schakelen we ails nuthoenders uit. De Phoenixkrielen wegens langzame ontwikkeling en moeilijk ruien der hanen, de Braihmakrieten, omdat de voetvee- ren hinderlijk zijn. De Wyiaindolle-, Plymouth Rook- en Langs- hankrielen rangschikken we evenwel onder de echte nut-'krielen en deze rassen geven alle drie eieren in de wintermaanden. De eieren zijn wel iets kleiner van stuk, dan bij de gewone hoenderrassen, doch als wij daar bij bedenken, dat b.v. twee Wyandottekriel- hennen evenveel voeder verbruiken als één Leghornihen. maakt dit weer vedl goed. Krielen zijn met vijf maanden legrijp en zullen dus, wanneer ze in Mei gefokt zijn, in October aan den leg gaan, of in de eerste helft van November. Voor kleine ruimten ziin de krielen ail zeer "esobikte hoenders. Natuurlijk moeten voe ding en huisvesting in orde rijn, om van de dieren zooveel mogelijk nut te kunnen trek ken. De krielen broeden uitstekend, en zij bren gen hun jongen met zorg groot. Zij ziin ech ter ocyk nog al gemakka'h'k broedsch-af te maken en gaan dian spoedig weer aan den leg. Hoewel een eierpToductie van 200 en meer oer jaar ook wel re©-1* bii de krielrassen ge noteerd is, Wijft dit slechts uitzondering, maar een getal eieren, varieerend van 140 tot 100 per hoen en per jaar, behoort niet tot de zeldzaamheden en menig groot hoen, dat hierbij veel ten achter staat. In verhouding tot liet lichaam ziin die eie ren der krielhoenders werka'iik groot te noe men, terwiil zii van fijnen smaak zijn, cm bij kenners zeer gewild. Zooals reeds gezegd, vorderen die krielen weinig voedsel voor lichaamsonitenhoud en eicroroductie, terwi'il zii ook al niet erg kies keurig op hun voedsel ziin. Keukenafval, restjes aardappelen, ritst enz. eten zii gaar ne, wat een voordeel is voor stadsmenschen, die krielen houden. Wij beihonren de krielen op geregelde til den te voederen en hen vooral niet te veel verstrekken, daar zij anders snoedig te vet zpuden worden, wat natuurlijk de eier-nro- ductie schaadt 's Morcen.s geven we oeihtend- voeder (weekvoeder), des middags groenvoe- der en avonds ,voor het on stok gaan, zoo mogeliik wat hardvoedeT. Frisch drinkwater mag natuurlijk niet ontbreken. FRUITVERPAKKING. De Nederi. Potmologische Vereeniging (thans hoofdafdeeling ^Fruitteelt der Neder!. Heidemaatschappij, Atnheni) heeft zich steeds zeer beijverd voor een doelmatige f rui (verpakking. Algemeen was, en is nog, die mand als verpakkingsmateriaal gebruike lijk. In 1908 werdlen de kratten in den han del gebracht. De Nederl. Pomologische Ver eeniging ontwierp een groot krat, inhoud on geveer 25 Kg. netto, en een klein krat, in houd van 1215 Kg. netto. Voor export werd het krat echter nog weinig gebruikt, diewiji de handelaars meenden, dat het voor hen voordoeliger was het fruit onverpakt af te leveren; de beidie kratten, en vooral het groote, kregen overigens een vrij algemeene bekendheid. Vele fruittelers gebruikten ze thans voor de verzending van hun fruit aan hun afnemers, en verschillende veilingsveree- niginigen gaven er de voorkeur aan boven de mand. Naast het krat bleven de heele en halve bushel het verpakkingsmateriaal, 't Is er nog ver van af, diat algemeene zong wordt gedragen voor een goede sorteering en ver pakking van het fruit. Er is thans een bro chure verschenen van de hand van den heer R. Lijsten, hoofd dier afdieeling „Fruitteètt" bovengenoemd, die me' kracht en klem de noodzakelijkheid betoogt van een nauwkeuri ge sorteering en verpakking, welke aan het product de hoogste waarde geven. In 1919 hield de Ned. Pomol. Vereeniging de eerste nationale tentoonstelling van verpakt fruit te Utrecht; deze tentoonslet'ing. hoewel een succes, is tot dusver dooT geen tweede ge- voVd. Wel werden in 1921 te Beck en in 1922 te Roermond en te Tiel door de vei- lingsvereenigingen tentoonstellingen van ver pakt fruit georganiseerd. Voor de nationale tentoonstelling in 1919 werden voorgeschre ven dte kratten, door de Ned. P. V. in den handel gebracht, op de nadere genoemde ten- [oonstefiingen de aan de veiling gebruikte kratten. Deze laatste wijken iets af van het 25 Kg. krat en zijn over het algemeen zegt de heer Lijsten minder geschikt voor de verpakking. Een zeer ernstig bezwaar wordt Ze ging naar den welput en wilde zich er in storten. Maar ze voelde zich van achteren vast gegrepen en werd teruggehouden. Vóór haar zag ze een grijsaard, sneeuwwit van baard en haren. Zijn gelaat zag zeer ver moeid en was doorploegd met diepe rimpels Zwaar steunde zijn arm op zijn pelgrimsstaf. De vrouw had hem zoo juist niet gezien, en toch was er op het erf niets waarachter hij zich kon hebben verscholen. „Wat verlangt ge" vroeg zij. „Een dronk water, ter liefde Gods ik versmacht van dorst en in geheel den omtrek zijn de slooten verdroogd." De uitdrukking van het gelaat der vrouw werd harder dan ooit. En ze sprak „Ik zal u geen water geven. „Waarom niet?" vroeg de grijsaard. „Omdat ge het ter liefde Gods vraagt. God is te wreed voor mij geweest, dan dat ik ter Zijner liefde nog iets zou kunnen doen." v.Dan vraag ik het u ter liefde van uw kind, dat mij geen dronk zou hebben geweigerd." „Hoe weet gij dat zoo vroeg de vrouw verbaasd. „Laat het u genoeg zijn dat ik het weet zeide de oude man. De vrouw schepte water uit den put en gaf het hem. De grijsaard dronk en sprak „Ik dank u. Het spijt mij echter, dat ge er geen verdienste van hebt, uw zoon zou dit zo o gaarne hebben gezien." Zoo vertrok hij. Ds vrouw ging peinzend haar woning binnen. Vruchteloos tobde Zij Zich af over de woor den an den ouden pelgrimen zij dacht voortdurend aan haar kind.en er kwam één enkele traan uit de verdroogde oogen. En doordat ze aan haar kind dacht, moest ze vanzelf denken aan zijn gelukzaligheid in het bijzijn van zijn vader. Ze dacht aan God, thans met minder wrok, en zonder vloek, ïoch aan een gebed kon ze niet beginnen. Moe van het denken viel ze in slaap. Voor het eerst in al die maanden was die slaap een verkwikkende. En zij droomde. Zij zag een schoone jongeling naar zich toe komen, een jongeling in een kleed als van züverdraaad. De gouden lokken krulden tot over zijn schouders en de blauwe, lich tende oogen zagen haar liefdevol aan. Maar er lag droefheid in die oogen. „Mijn zoon kreet de moeder „Zijt gij daar „Ik ben het, moeder" sprak de jonge ling, met een geluid als van zoete orgeltonen „En.." vroeg de vrouw.... „komt ge weer bij mij „Slechts een oogenblik. Om te zeggen, dat ik gelukkig ben., en toch zoo bezorgd.. „Bezorgd, mijn kind? Waarvoor? „Voor u, moeder. Vader en ik zijn zoo bang dat u ons later niet zult volgen in dat onuit sprekelijke geluk. Wij willen u zoo gaarne bij ons hebben." „Kind," schreidede moeder „neem mij mee naar dat geluk." „Dat ma' ik niet, moeder.' „Waarom niet?" „Omdat gij dat geluk moet verdienen." „Hoe kan ik dat Ik leid een droevig be staan ik ben alleen, alles is mij ontnomen. Het leven is niets meer voor mij, niets. Hoe moet ik in zulk eëp leven voor 't geluk wer ken Ik ben een geslagen mensch." „Dat is niet zoo. En hoe ge dat geluk kunt verdienen moet ge zelf zien. Er is een grijs aard bij u geweest, om water.Denk na over de wijze waarop ge hem dit hebt gegeven." „Ik gif het uit uw naam." „En toen deedt ge niet wat hij' u had gevraagd. Ik mag niet langer toeven, moe der.. Denk steeds aan ons, denk vooral aan de plaats waar wij zijn en waar God en wij ook u willen zien.... als ge het geluk hebt verdiend, 't geluk wat ge vervloekt hebt. Vaarwel." „Mijn kind" schreide dï vrouw, „ga niet heeneg mij tenminste wat ik moet doen „In en om u de lie de brengen. De jongeling verdween alsof een mist hem omhulde. Toen de vrouw ontwaakte, waren haar kleederen nat en uit haar oogen vloeiden tra nen, die haar wel deden. „Het geluk verdienen" murmelde zij „In en om mij de liefde brengenwant hij is bang, dat ik anders later niet bij hen zal vooral geiDoemd, dat aan de versohillendie vei lingen de modellen afwijkend zijn. Hel krat, zooals het tegenwoordig aan de veiling ge bruikt wordt, is echter niet bedoeld voor ex port, doch uitsfiuitenri als aanvoerfust ter roiling. Het is dus in dit geval niet eenmalig verpakkingsmateriaal. De eenige voorwaarde, welke wordt gesteld, is dat het krat een be paalde hoeveelheid appels of peren mag be vatten. Op deze wijze oordeelt de schrijver komen wij niet verder. Willen wij met succes ons fruit exportceren, dan zal een andere weg bewandeld moeten worden. Wij moeten hel daarheen leiden, dat het fruit, hetwelk ge schikt is voor export, ter veiling wordt aan gevoerd in een voorgeschreven kist, welke niet in bruikleen wondt gegeven, doch met liet fruit wordt verkocht. Overpakken van het fruit wordt alsdan voorkomen, en niet alleen zal werk worden bespaard, doch te vens de kans op beschadiging, door het om- pakken veroorzaakt, vervallen. Voor dit doe' moet dus een kist voor het geheele land worden vastgesteld, en het is de meening van den heeT Lijsten, dat daarvoor alleen die thans in Engeland gebruikte kist de eenige goede is. Ten opzichte van den handel is zeer veel veranderd. Was vroeger Duitsrhtand on ze afnemer, thans is alleen export naar En geland en de Skandinavisohe rijken moge liik, en het is bekend, ,jd«t in die landen de Ergelsehe kist op de markten zich een plaats heeft veroverd. Wij zut'ien ons aan die markt" toestanden moeten aanpassen. Ook als Duitschland weer als kooper op onze mark ten zal verschijnen, zal die kist zich kunnen handhaven, want zii wordt ook reeds door meerdere frultkwcekers in Duitschland ge brui kt. Laten de kweekers hier, evenals die elders, er van overtuigd ziin, dat alleen een goede verzorging van het fruit hun een goede markt waarborgt. Van vele zijden wordt den laat- sten tijd daarvoor propaganda gemaakt, maar willen wij iets goeds bereiken, dan zui len algemeene regelen moeten worden vast gesteld; dan zal de verpakking door het ge- 1ieete land gelijk moeten geschieden. Door de o-nvoldoendC bekendheid met de verpakking zelf is de voorlichting thans nog zeer ver schillend, en dit is onpetwiifeld een groot ge vaar voor een sne'le en regelmatige ontwik keling van de fruit verpakking. Ons afzetge bied is aanmerkelilk verkleind, en in die landen, die thans ons fruit kunnen afnemen, hebben wii te coneurreeTen tegen het fruit uit Amerika, Canada, Australië. Zuid-Afriika enz. Alleen dén zal een export van ons fruit onder de tegenwoordige omstandigheden mo geliik zün. wanneer wii kunnen concurrceren ten opzichte van sorteering en roroakking tegen de boroni'VTioomde Staten. Kunnen wii dat, dan zal Nedier'and aldus betoogt de schriiver verder een grooten voorsprong hebben. Op we'ke wiize de ki stwrnrikking zal moe ten zijn" kunnen belanghebbenlen In het tweede deel der brochure lezen, welk ge schrift kosteloos ronkrvigbanT is bü de hoofd- afdeelirg „Fruitteelt" dier Nederl. Heidemaat. schappij te Arnhem. VALSCHE AANGIFTE. Een zekere P. K. uit Gronsveld (Limb.) had bij de rij ksveldwacht aangifte gedaan, dat hij op den weg van Maastricht naar Grons veld 's avonds was aangehouden, door een drietal onbekende personen van zijn rijwiel was setrokken, en van zijn portefeuille met 1800 was beroofd. Hij wees de plaats aan waar de overval had plaats gehad en vertelde den veldwachters Houtermans en v. d. Hout, dat zij hem nog eenige knoopen van ziin klee deren hadden gerukt. Hoewel de veldwach ters al dadelijk eenig wantrouwen tegen den aangever koesterden, stelden zij toch 'n on derzoek in en namen 'n bekenden politie- hand, Max, mede. Het dier vond niets, waar op de man het denkbeeld opperde, dat de hond niet deugde. „Gooi dan maar eens onge merkt iets weg, dan zal ik den hond nog eens laten zoeken," zeide de veldwachter. Een oogenbliik later kwam de hond met een cent aandragen, die bekl. tusschen het gras had gegooid. Bekl. stelde voor dat de hond nog eens zou zoeken en zoowaar, Mac kwam weldra weer met een knoop aandragen, waarvan bekl. beweerde, dat die knoop hem in de worste ling was afgerukt. Doch v. d. Hout, die de eigenschappen van zijn hond kende en niet kon gelooven, dat de hond die knoop niet eerder zou gevonden hebben, vertrouwde het zaakje nu heelemaal niet meer, en na eenig over en weer vragen bekende de man dat hij alles maar had gefantaseerd en dat de heele overval niet had plaats gehad. De man, die achteruit was gegaan in zaken, werd door zijn schuldeischers lastig gevallen en had daarom de heele zaak verzonnen in de hoop door zijn schuldeischers met rust te zullen worden gelaten. Daar de man alles ruiterlijk bekende en overigens heel gunstig bekend staat, eischte het O. M. slechts één maand gevangenisstraf wegens valsche aangifte. De verdediger mr. Haese vroeg lementie en een voorwaarde lijke veroordeeling. Zijn. zich af hoe ze de liefde moest brengen in en om haar. Toen werd er aan de deur geklopt en even later stond tegenover haar een arme vrouw met een schreiend kind op den arm. „Wat wilt ge?" vroeg de weduwe en haar stem was zachter dan te voren. „Een stuk brood voor mijn kind, dat hon ger heeft." Hoe kwam nu weer hier die vrouw met dat kind In al die jaren, dat ze hier had ge le fd, was er nooit een bedelaar aan hun wo ning ekomen. En nu volgde op den grijsaard bijna onmiddellij k deze vrouw En ze begreep nu opeens wat er van haat werd gevraagd. Zij noodde de vrouw binnen, liet haar plaats nemen en dekt de tafel. Toen ging ze spijzen bereiden en liet de moeder en het kind eten. De bedelaarster dankte haar vele malen en zei „God zal het u vergelden." Maar toen zij wilde vertrekken, hield de gastvrouw haar terug. „Wacht nog een oogenblik," zei ze, en ging naar de mooie kamer. Ze ontsloot het kabinet, opende de kist met goud- en zilver stukken, die nog niet waren aangeroerd, en gaf er enkele aan de vrouw. Deze vertrok, met de belofte, dat zij dage lijks voor haar zou bidden. Toen was de vrouw weer alleen., maar ze voelde zich niet verlaten. Er kwam een groote voldoening over haar en zij kon bidden en schreien. lederen dag kwamen armen, die van haar liefdadigheid hadden vernomen, aan haar woning en geen enkele ging onbevredigd heen. De goud- en zilverstukken minderden snel. Maar de vrouw toog aan den arbeid, en de vruchten daarvan deelde zij met de armen. Opnieuw sch en voor haar de lieve zon, die haar zoo langen tijd van haar licht had verstoken gelaten. En ze leefde een blij, verjongend leven en begreep nu zoo goed de woorden „In en om u de liefde brengen." Die liefde tot God en de armen bracht haar tot het aardsche en na vele welbestede jaren tot het andere geluk. G. N«

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1923 | | pagina 7