Si
ELCK WATWILS
BINNENLAND
i>erde Blad
19 Mei 1923
Voor ouders en opvoeders.
TREKJES CCCXCIV.
W UIT DE PERS*
ncn"
LOONEN EN PRIJZEN.
Dat er verband is tusschen de prijzen van
de goederen en de loonen van de arbei
ders die aan de voortbrenging van die goe
deren werken is zóó duidelijk, dat liet aan
gegronden twijfel onderhevig is of er wel
iemand gevonden wordt die zulks ontkent.
Maar al is er verband tusschen beide
zaken, daarom is nog niet juist wat mej. v.
Dorp j.l. Zaterdag ons wilde doen gelooven
n.l. dat het loon de eenigste factor is
welke den prijs der goederen bepaalt.
De zaak is n.l. deze: j.l. Zaterdag (12 Mei)
heeft de Nationale Vereeniging tegen de
werkloosheid de prae-adviezen behandeld
welke door mej. v. Dorp, proff. Bongers en
dr. Verviers waren uitgebracht over de
vraag of de voordeelen van de huidige werk-
loosheidszorg, niet worden overtroffen door
indirecte nadeelen welke daaruit voort
komen.
Over de prae-adviezen zelf behoeft niet
veel te worden gezegd. M.i. heeft alleen
proff. Bongers gepoogd .en antwoord te
geven- op de gestelde vraag en komt tot de
conclusie dat hetgeen als nadeel genoemd
wordt, veelal berust op onbewezen bewerin
gen, doch dat uit niets blijkt dat werkelijk
voorkomende misbruiken niet zouden kun
nen bestreden worden en dat voorts de
werkloosheidszorg van zeer groote en alles
zins te waardeeren beteekenis is.
De beide andere prae-adviseurs Mr. van
Dorp en Dr. Verviers gaan feitelijk van een
zelfde grondgedachte uit, n.l.: dat als d e
wil er maar was om te werken er geen
werkloosheidsvraagstuk zou bestaan.
Te betreuren is daarbij, dat een R.-K.
persoon als Dr. Verviers de gelegenheid
heeft laten voorbijgaan om het vraagstuk
eens objectief ook van etische zijde te be
lichten en zich hoofdzakelijk heeft overge-
gegeven aan zijn Mussolini-droomerijen.
Over het debat zelf hoop ik bij een vol
gende gelegenheid nog iets te vermelden
al was het maar alleen om de beweringen
van den heer van Tuyl eens recht te zetten,
die n.l. durfde beweren, dat de landarbei
ders op „geraffineerde manier, vaak gehol
pen door hun vakvereenigingsbesturen,
steungelden naar zich toe weten te halen.
Reeds ter vergadering is de heer v. Tuyl
gesommeerd bewijzen aan te voeren voor zijn
beschuldigingen waaraan hij niet kon vol
doen, maar nogeens: daarop kom ik nader
nog terug.
Voor heden wil ik mij alleen bezig houden
met het antwoord hetwelk mej. v. Dorp aan
den heer .Landsink Jr. gaf, toen hij vroeg of
ze ook kon zeggen wat zij als vrouw meen
de, dat een huisvrouw uoodig zou hebben
om een huisgezin te onderhouden.
En haar antwoord kwam hierop neer: dat
zij dit niet precies kon aangeven maar zij
sprak vaak een landarbeidersvrouw en toen
daar een vakvereenigingspropagandist kwam
om haar man te organiseeren met de toe
zegging dat hij dan hooger loon zou ont
vangen antwoordde deze vrouw: ik dank je
wel voor die loonsverhooging, want als mijn
man die krijgt, moet ik ook alles weer zoo
veel duurder betalen.
Nu kunnen we dat „hooger loon" hetwelk
die propagandist beloofde, laten voor wat
het is, ofschoon het niet aan te nemen is,
dat een propagandist als hij op dien naam
althans aanspraak wil maken zich zóó on
beholpen zou uitdrukken; maar de woorden
door deze eenvouige vrouw gesproken en
als het summum van wijsheid door deze
economiste voorgesteld, zijn toch te onjuist
om ze zonder meer te passeeren.
Het is niet de eerste maal, dat „geleerde"
mcnschen zóólang redeneeren tot hun con
clusie door den meest eenvoudigen mensch
als onhoudbaar kan worden doorschouwd.
En zoo is het ook hier.
Zooals ik reeds in den aanvang stelde, is
tr niemand die ontkent, dat er verband is
lusschen loonen en prijzen. Hooge loonen en
lage prijzen is in algemeenen zin gedacht
een tegenstelling.
Maar lage loonen zegt nog niet dat de
prijzen laag zijn en dat is het wat mej. v.
Dorp blijkbaar over het hoofd ziet en wat
elke arbeidersvrouw toch zoo goed heeft
ondervonden.
Haar voorbeeld is trouwens nog zeer on
gelukkig gekozen, omdat zij een landar
beidersvrouw die woorden in den
mond legt.
Iedereen weet het, dat de loonen in den
landbouw buitengewoon laag zijn, afgezien
nog van het feit dat men voor die lage
loonen geen werk kan krijgen, want wat be-
teekent het loon in den landbouw b.v. op
een H.L. tarwe?
Zou, om maar eens iets te noemen, de
pachtprijs daarop geen invloed hebben of de
vrachtprijzen die groote reederijen en spoor
wegen berekenen en die behalve arbeiders
ook nog wel eens onevenredig hoog gesala
rieerde functionarissen te betalen hebben.
De gedachte van mej. v. Dorp zou althans
cenigszins de juistheid benaderen wanneer
zij kon bewerkstelligen, dat ook andere win
sten en salarissen die men niet bij het ge
wone begrip „arbeidsloon" pleegt onder te
Afgeleerd.
„Mewrouw" tiktte de loopjongen van 't
kantoor tegen z'n pet „complement van
meheer en dat meheer niet komt eten en dat
't vanavond wel 'n beetje laat kan worden
meheer zou u vanavond zelf wel zeggen
waar meheer ha-toe most."
„Hé, da's vreemd" peinsde mevrouw
van Kampen „en heeft mijnheer verder
niets gezegd, jongen?"
„Nee mewrouw, temmin-te.meheer héb
gezegd da'k dat most zeggen en meer niet."
„O.... zoo.... wacht, koop daar maar 'n
doosje sigaretten voor."
„Dank u vrindelijk, mewTOUW."
„Is er soms iets bijzonders op 't kantoor?
Moet mijnheer op reis?"
„Denk t wel, mewrouwIk geloof met
meneet Zwammers, de kassier van 't kan
toor."
„Ja, ja, die ken 'k wel, maar.... gunst,
die gaat toch raocit met 'm op reis...."
,,'k Iieb over den Haag hooren praten
en ze schenen d'r nogal lol over te hebben
en -••• maar u weet van mijn niks
hoor.... ze hadden 't over 'n.... of néé....
moheer zal wel niet willen, dat Is dat...."
„O, tegen mij kan je 't gerust zeggen, hoor
mijnheer heeft geen geheimen voor me."
„Nee, maar ik bedoel... 't zou 'n verras-
sinkie kentne wezeen dan krijg ik de
schuld, da ik 't heb uitgèferocht."
„Nu, waar hadden ze 't over? Ik zal je
riet in ongelegenheid brengen, dat beloof 'k
ywwor»*.mjmwwrcTaz—mJcaHtg ■iii'awi **«i
brengen in passende evenredigheid met die
loonen blijven. y
Maar het zonderlinge is, dat men haar
daarover niet hoort. Van die winsten e.d.
moet weer nieuwe kapitaalvorming plaats
hebben, beweert men wel en de arbeiders
sparen tóch piet.
Vooreerst is het laatste al onjuist wijl er
in verhouding door de arbeiders nog heel
wat bespaard wordt in gunstige tijden, ook
al zou men wenschen, dat dit door sommi
gen vooral ongehuwden nog méér werd
gedaan en op de tweede plaats zal toch ook
mej. v. Dorp wel niet willen beweren, dat
dc winsten, tantiemes, en hooge salarissen
steeds op de meest economische wijze be
steed worden.
Al is het waar dat de loonen zooals ze in
„geld" worden uitgedrukt niets zeggen om
trent de hoeveelheid goederen die men als
loon voor zijn arbeid ontvangt, dat neemt
toch niet weg, dat verlaging van geldloon in
zeer veel gevallen ook een vermindering
beteekent van verbruiksgoederen die men
daarvoor kan koopen en verhooging in zeer
veel gevallen een verruiming beteekent.
En als dat nu strijdig is met de oud-libe
rale „wetenschap" dan kunnen we dat be
treuren, maar de waarheid is zóó en niet
anders en als mej. v. Dorp het niet gelooft,
doet zij verstandig eens wat méér huisvrou
wen te raadplegen die het nog weten kun
nen hoe we vroeger van 's morgens 4 uur
tot des avonds negen uur in het „touw"
waren en ondanks dien langen en zwaren ar
beid nog niet het allernoodigste konden be
komen om ons huisgezin in stand te houden,
Daarvoor hadden we dan nog vaak de
liefdadigheidsinstellingen noodig.
Toen waren de winsten e.d. zeer hoog,
maar het rëele zoowel als het nominale loon
zéér laag.
Als mej. v. Dorp eens vanuit die feiten-
ging redeneeren en ze wilde daarbij tevens
even rekening houden met het feit, dat de
arbeider een mensch is, zoodat elk econo
misch rekensommetje op hem niet van toe
passing is, dan, maar ook dan alleen is er
m.i. kans dat deze liberale economiste eens
èen theorie kan opbouwen, waaraan we
ook in praktijk iets zouden hebben.
A. J. L.
COLLECTIEVE CONTRACTEN.
Men heeft den laatsten tijd nog al eens
kunnen vernemen, dat het aantal collectieve
contracten verminderde, zelfs zóó, dat men
al reeds de conclusie klaar had, dat dit in
stituut stond te verdwijnen.
Het is daarom niet van belang ontbloot wat
het „Maandschrift voor de Statistiek" ons
hiervan mededeelt omtrent Duitschland en
wat duidelijk aangeeft, dat we hier met
een toevallig verschijnsel te doen hebben
hetwelk misschien niet geheel vreemd is aan
de malaise in ons bedrijfsleven en de daar
mede. in verband staande machtige positie
van werkgeversgeroepen, die zich in dezen
tijd zonder contract in beter positie wanen:
Ook in het jaar 1921 heeft het instituut der
collectieve contracten in Duitschland een
aanmerkelijke uitbreiding ondergaan. Welis
waar zijn gedurende 1921 minder contracten
gesloten dan in 1920 en is ook het aantal bij
die contracten betrokken werknemers klei
ner, doch dat moet toegeschreven worden
aan de omstandigheid, dat eenerzijds de tal
rijke vernieuwingen van contracten, die uit
sluitend een wijziging in de loonen meebren
gen,voor de statistiek niet als in dat jaar
opnieuw gesloten contracten worden be
schouwd; overigens is de vermindering een
verklaarbaar gevolg van het langzamerhand
ingeburgerd raken der collectieve arbeids
overeenkomst in vele bedrijven, waardoor
het aantal der voor de eerste maal gesloten
contracten van jaar tot jaar afneemt.
Een beter inzicht in dc toeneming verkrijgt
men bi' beschouwing van de aantallen op 31
December van verschillende jaren bestaande
collectieve arbeids-overeenkomsten met de
aantallen daarbij betrokken ondernemingen
en werknemers.
Jaar. Contracten Ondern. Werkn.
1914 10.840 143.650 1.395.723
1918 7.819 107.503 1.127.690
1919 11.009 272.251 5,986.475
1920 11.624 434.504 9*561.323
1921 11.488 697.476 12.882.874
Het prootste percentage der personen in
1921 onder de bepalingen van collectieve
contracten werkzaam, n.l. ruim "3 pCt., be
vond zich evenals in 1920 onder de groep
Metaalbewerking en machine-industrie. Daar
op volgt de groep Land-, tuinbouw, enz. met
13 pCt. In deze groep heeft de collectieve
arbeidsovereenkomst belangrijk terrein ge
wonnen (49.000 werknemers in 1920 tegen
1.644.000 in 1921), hoewel hier gedeeltelijk
de betere berichtgeving door de vakvereeni-
gingen een rol speelt.
Van alle contracten was slechts 4 pCt.,
geldende ^oor 3 pCt. der werknemers, het
resultaat van staking of uitsluiting. Echter
is hierbij geen rekening tfehouden met de
conflicten, ontstaan bij doorvoering der over
eenkomsten of welke wijziging der loonen
beoogden.
Opvallend is de steeds toenemende con
centratie -r collectieve arbeids-overeen
komsten. Meer en meer hebben in het afge-
lóopen jaar de contraCtèn geldende voor
slechts één onderneming of de ondernemin
gen in dezelfde gemeente, plaats gemaakt
voor regelingen, zich uitstrekkende over dis
tricten of -'«■heele Rijk. Bij deze laatste
groep was in 1913 ruim de helft der werk
nemers betrokken, in 1920 78 pCt. en n 1921
reeds 83 pCt. Een bev/ijs van de concentratie
is ook het gemiddeld aantal ondernemingen
en personen per collectief contract, n 1. in
1914 resp. 13 en 129 tegen "resp. 61 en 1.121
in 1921.
Ook de „Informations Sociales" het week
blad van het Internationaal Bureau van den
Arbeid geeft een toename aan in verschillen
de andere landen:
In Tsjecho-Slowakije kwamen in 921, 422
collectieve contracten tot stand; hieronder
vielen 354.898 arbeiders.
In Oostenrijk geldt een bepaling dat alle
collectieve contracten die in de verschillen
de bedrijven tot stand komen, ingeschreven
moeten worden in de registers van de ver
zoeningsraden. In 1922 was het totaal van
de door de verzoeningsraden ingeschreven
contracten 1333.
In Roemenië heeft gedurende de laatste
drie jaar een sterke toeneming van collec
tieve arbeidscontracten plaats gevonden. In
1920 was 't aantal afgesloten contracten 71,
geldig voor 27.498 arbeiders. In 1922 stegen
deze cijfers tot resp. 167 en 63.704.
In 1921 bestonden in Noorwegen 393 col
lectieve arbeidscontracten geldig voor 91.162
arbeiders.
Het Russisch Centraal Bureau voor de
Statistiek heeft onlangs mcdedeelingen ge
publiceerd betreffende het aantal algetneene
collectieve contracten, die in de Russische
republiek tot stand gekomen zijn. Volgens
dit bericht hebben tot Maart 1922 onderhan
delingen plaats over 120 aldemeene contrac
ten geldig voor 3.341.815 arbeiders. Meer dan
een millioen van deze arbeiders zijn werk
zaam in het transport- en verkeerswezen.
HET LOT VAN DE ENGELSCHE MIJN-
PAARDEN IN DE ENGELSCHE KOLEN
MIJNEN.
Een medewerker van „de Nederlandsche
werkgever" bespreekt' in dat blad de „po
sitie" van de Engelsche ponny's.
Wat die medewerker zegt, zal wel zoo zijn
en men kan zijn gevoel voor die beesten
waardeeren, ofschoon niet steeds tegenover
menschen eenzelfde „humane" houding
wordt aangenomen:
„Als iemand met een gemiddelde dosis be
hoorlijk ontwikkeld gevoel begint te over
wegen, aldus het blad, het leven van de
kleine paarden, die hun dagen doorbren
gen met het ophalen van wagens in kolen
mijnen in 1921 waren er op Britsch grond
gebied nog 66000 onder den grond werk
zaam dan krijgt zoo'n dierenvriend een
zeer onaangenaam gevoel. Op zijn mooist
zijn, deze ongelukkige viervoeters geboren
voor een duister en minderwaardig lot. Ook
al werden zij altijd goed gevoed en gedrenkt
en nooit overwerkt, dan is het toch nog voor
ze een tragisch bestaan om hun dagen te
slijten op een wegenstelsel van ondergrond-
tunnels. Ongelukkig blijkt uit een brochure,
getiteld „Smart van de Mijnen", die pas jn
Engeland is uitgegeven door de Nationale
Vereeniging voor paardenbescherming, dat
het bestaan van vele mijnponny's treft.
Hunne behandeling verschilt van mijn tot
mijn en van voerman tot voerman, doch het
schijnt' vast te staan, dat overwerken het lot
is, aat de meerderheid treft, gevolgd na
tuurlijk door wreedheid, want een vermoeid
paard wordt dikwijls door de zweep gedwon
gen om zijn dagclijksch werk te leveren.
„Het blijkt uit brieven in de bedoelde
brochure, dat er ook mijnen zijn, waar de
dierenbescherming zeer gunstig afsteekt bij
andere. De aanleiding tot klachten blijkt
uit een gehouden enquête, geteekend door
alle mijneigenaren in het land en gezonden
aan alle bureaux van de Mijnwerkers-Fede
ratie. Twee der meest belangrijke vragen op
deze lijst zijn: le of het bureau er voor is om
de werkuren voor mijnponny's te limiteeren
tot een zevenuren-werktijd, gedurende 24
uren, en 2e of de grens voor den dienst on
der den grond niet' moet worden gesteld op
zeven jaar in 't geheel.
„Het is te hopen, zegt de berichtgever, dat
op beide vragen het antwoord bevestigend
zal zijn en dat dc Regeering deze voor
schriften bij wettelijke regeling zal invoeren.
Maar de ware oplossing voor deze onbil
lijkheden blijft natuurlijk de geleidelijke in
voering van mechanische verplaatsing der
kolenwagens, dat' ons trouwens de meest
economische wijze toeschijnt, al zullen de
aanlegkosten hooger zijn dan het aanschaf
fen en onderhouden van mijnpaarden,"
Men is geneigd de vraag te stellen of voor
paarden andere en gunstiger wetten gelden
dan voor menschen. Als er voor arbeiders
maatregelen genomen moeten worden, dan
hooren we duizend bedenkingen over de
„economische mogelijkheid" daarvan en
daarom doet het zoo „eigenaax-dig" aan, deze
beschouwing juist aan te treffen in de(n) Ned.
Werkgever, die op die economische mogelijk
heid al meerdere malen de aandacht vestig
de.
ONTWERP VAN WET OP DEN HUIS
ARBEID IN POLEN,
Dc Minister van Arbeid en Socialen Bij
stand in Polen heeft aan den Landdag op 12
Mei 1922 een ontwerp van wet op den huis
arbeid toegezonden. Het heeft ten doel de
arbeidsvoorwaarden van den huisarbeid zoo
veel mogelijk in overeenstemming te bren
gen met die in de fabrieken.
Het ontwerp verstaat onder huisarbeid el-
ken arbeid, vericht op een plaats, die niet
aan den patroon toebehoort, onverschillig
den aard van den arbeid, het al of niet ge
bruiken van gereedschappen van den pa
troon en het door den werknemer arbeiden
met of zonder hulppersoneel. De patroon is
gehouden een lijst aan te leggen van al zijn
thuiswerkers en moet aan ieder hunner een
werkboekje ter hand stellen, waarin de ar
beidsvoorwaarden, datum van uitbetaling,
enz., zijn genoteerd. Waar de loonen der
thuiswerkers beneden de gemiddelde loonen
der fabrieksarbeiders blijven, kunnen deze
tot de gemiddelde fabrieksloonen worden
opgevoerd onder controle van daartoe in te
stellen commissies. Deze commissies be
staan uit hoogstens 15 leden, warvan 5 wor
den benoemd door den minister van Arbeid,
5 door de vertegenwoordigers van de pa
troons- en 5 door die der werknemers-orga
nisaties voor den duur van 2 jaren. De be
slissingen der commissies worden aan de
goedkeuring der inspecteurs van Arbeid on
derworpen, terwijl ten slotte beroep bij den
Minister van Arbeid mogelijk is. De com
missies geven in het bijzonder advies inzake
arbeid door vrouwen en kinderen, alsook
betreffende den woningtoestand der thuis
werkers.
Ten slotte zal de Minister van Arbeid be
voegd zijn om in qverleg met de Ministers
van Handel, Nijverheid en van Gezondheid
den huisarbeid, waar zulks in het belang van
de arbeiders of van de verbruikers noodig is,
te verbieden.
Maandschr. v. d. Statistiek.
7.
R.-K. VACANTIEKOLONIES.
Wat een schittering biedt een groote slad
bij den eersten aanblik! B-recde straten met
gemakkelijke trottoirs, waarlangs majestueuze
winkels zich rijen naast lokkende lunchrooms
en comfortabele hotels, naast grocte kantoren
en reuzen bankinstellingen. Tusschen het ge
wriemel van voetgangers, auto's en fietsen,
schuiven tol-instap pen - u li ln o o dl'tgemd e eteefcri-
sehe tramsi's Avonds is dc verlokkende schijn
nog grooler. Tooverachtig licht werpt 'n heer
lijkheid van droomgcluk over dc weelderige
café's, over de paleisachtige bioscopen en
schouwburgen en wufte muziek en uitgelaten
vroolijlktheid betoovert de zinnen!
Wat een schijn! Zoo ooit dan mag men bij
dit stadsgezicht wel uitroepen, r.een uitbulde
ren: ,,'t Is geen goud al wa t er glimt". Het
voorname, schoone en deftige in een stad is
gauw geteld! Hoe groot is echter het aantal
zoogenaamde volksbuurten, de talrijke slopjes
en steegjes neg daargelaten. De grond is kost
baar in de stad; daarom moet het in de hoog
te gezocht worden. Huizen met twee, drie en
meer verdiepingen zijn rege!. Op elke verdie
ping woont een huisgezin, dat beschikt oner
één voor- en achterkamer, een alcoof en een
keukentje, waar men zich juist draaien kam.
De menschen, d'ie beneden wonen, hebben mis
schien de beschikking over een achteruitje van
enkele meters, maar die boven wonen kun
nen, hoogstens op een balconnetjo wat versche
lucht happen. En in hoeveel vain die huur
kazernes wonen op elke verdieping twee ge
zinnen, een vóór en een achter?,Weilk een ver
schil met het platteland, waar men in den
regel een afzonderlijke woning heeft, al is
die dam ook altijd neet groot; waar men dc
ruimte heelt, vóór en achter het huis. Wat
is het daar veel frisscher en vrij er 1)
Beklagenswaardig is het lot van het stads
kind, dat ook gelijk elk amder kind, zooals
in liet vorig artikel is gezegd 2)behoefte heeft
aan licht, lucht en herweging. Arme kinderen
der grootie stad, die zoo zelden geheel den
schoonen hemel zien, zelden zich ikummen
koesteren in het volle zonnelicht! Zij hooren
het blijde vogelkoor niet zingen en zien de
kleurige bloemen in de vrootijike weiden slechts
bij hisschenpoozen. Zij kennen de muziek siiet
van het ruischende riet en de zingende ko
renhalmen. Het stadskind is vaak enkel cul-
luur-piaint; zelden is het een echt, naiief, vroo-
üjlk kind; maar al tc vaak een per broeikas
to vroeg-rijp menschenlcven. Het wordt. God
dank, dam ook meer en meer gevoeld, dat het
plicht is, stadskinderen in de gelegenheid le
stellen enkele weken van het heerlijke buiten
leven te doen genieten. Met dat doel zija de
Vacantiekolonics opgericht. Door do goede
zorgen van edele menschen,vrienden trekken
jaarlijks duizendbn behoeftige stadskinderen
naar een dezer stichtingen van kindervreugde
en kindergezondheid. Üc katholieken moeten
deze actie, die ten gunste der vacamtkk oi0:1 ics
alom in den'lalidc op touw gezet wordt, met
kracht steunen; doen zij dat niet, dam bena-
d celen zij dc goede katholieke iustellingen,
doren ze schade aam dc uitbreiding van het
Rijk Gods en vergrijpen zich te goeder trouw
aan do zielen der vele misdeelde kinderen.
Dc katholieke gezinnen zijn gewoonlijk beter
met kinderen geregend en dikwijls met minder
stoffelijken overvloed dan andere, en daarom
juist moeten alle Roomse hen eendrachtig dit
liefdewerk bevorderen. Zij moeten niet ver
gelen, dat deze actie door het departement
waaromder de volksgezondheid ressorteerde en
ressorteert, gesteund wordt en deze steun slaat
in verhouding tot hiet particulier initiatief 3).
Hot Roomsche initiatief kan grooter zijn, het
geen eenieder onmiddellijk toegeeft, indien hij
het volgende aandachtig leest: Is het inder
daad niet bedroevend, dal er in het jaar 1919
in onis Vaderland 597 katholieke kinderen in
neutrale vacantiekolonics zijn ondergebracht,
welk getal in 1920 tot 397 slonk en dat on
danks de uitbreiding onzer katholieke inrich
tingen dit getal in 1921 nog is geklommen tot
■136? Een niet gering aantal dier kinderen is
daar gekomen door de bijdragen van katholie
ken, zelfs door de katholiek-georganiseerde
liefdadigheid! Wordt door de,ze handelwijze de
groote katholieke zaak niet benadeeld'? Wij
hoeven er geen doekjes om te winden, 't is
ouder ons, Katholieken, algemeen bekend,
dat veel Roomsche kinderen niet alleen
lichamelijk, maar odk geestelijk heel veel te
kort komen. En velen, die thuis liet hoog
moedige op geestelijk gebied wiel ontvangen,
missen het overvloedige, waar wij het toch
van moeten hebben. Dc vacantiekolonics zijn
nu juist wel ni'aet voor <tet doel opgericht,
maar toch bevorderen onze Katholieke in
richtingen op voortreffelijke wijze dit edele
doel. Gedurende zes weken verblijven de kin
deren im een omgeving, die, nieil lichamelijk,
maar ook geestelijk, hoogst weldadig is.
Zij leven en spelen daar in het onmiddellijk
verkeer met Onzen Lieven Heer, Dien zij nog
nooit zoo nabij gevoeld hebben. Bij een be
hoorlijke geestelijke verzorging hooren zij
dagelijks eenigc godsdienstige opwekking, in
den aangenamen toon van gemoedelijkheid
en vertrouwelijkheid .gegeven. Zij leeren bid
den hun, morgen- en avondgebed cn zich van
veel onthouden, waartoe hun ongewone om
geving hum niet zooveel aanleiding geeft. Ze
ontmoeten hartelijkheid en vriendelijkheid en
godsdienstigheid. Kortom: de geboete atmos
feer, waarin zij in een goed georganiseerd
Kalholieik vacantichuls ademen, werkt mede,
tot opwekking en versterking van het Room
sche leven. Alle factoren, ook de natuurlijke,
brengen eT het hunne toe bij om de ontwik
keling van het bovennatuurlijk leven 1c be
vorderen. Hoeveel duizenden kinderen kun
nen jaarlijks baat vinden voor lichaam en
ziel in onze Katholieke Vakantiekolonies!
Schiermonnikoog alleen biedt huisvesting aan
130 kinderen tc gelijk; Amsterdam bezit zijn
eigen kolooóéhuis te Dieren {50 bedden); Rot
terdam opende een huis te Hoek van Hol
land; dé Bond voor groote gezinnen een tc
Egmond aan Zee (60 bedden) en een te Heer
len-Wouw (40 bedden); nog is een liuis le
Blinde (100 bedden) en verder nog te
De Roomsche actie is gewekt en zal reeds
dit jaar zijn kracht ontplooien. Het zou .inder
daad meer dan bedroevend zijn, dat Katho
lieke kinderen vam een neutrale vaeantic.ko-
lonie allen lichamelijk sterker terugkeerden,
maar dat enlkelep een geestelijke (ubercu'.oos-
heid hadden opgeloopcn. Hebben wij al jaren
gestreden, dat voor elk Katholiek kind een
Katholieke school zou zijn, aan dien strijd
verbinden wij thans: elk Katholiek kind,
waar het noodig is, vindt plaats in een Katho
lieke vacantiekolonie. Het gaat ook hier oui
de schoone zie! van liet kind. Met man en
macht, Ouders en Opvoeders en ieder, die
iets voelt voor het Roomsche kind, de hand
aan den ploeg geslagen en gesteund waar en
wanneer gij kunt!
Utrecht. J. BERGMANS.
SI. Grcgoriushuis.
1) Zie de belangrijke artikelen: „De don
ker Groote Stad", in die „Mïssde-IKIustratie'' en
„Geïllustreerd Zondagsblad voor het Katho
lieke Huisgezin" No. 7, 8, en 9.
2) De ondervindang heeft geleerd, dat zeer
velen dc artikelen dezer weieek bewaren; het
program wordt daardoor gemakkelijk en
vruchtbaar. Mochten allen dijt voorbeeld vol
gen. (De heeren-Adverteerders hadden dam
een reuzen-buitenkans!)
3) Lees hierover uitvoeriger bi het verslag
Juni 1921Juni 1922 van de Vemeeniigimg tot
bevordering van Katholiek Onderwijs 3n hiet
Aartsbisdom Utrecht, Hoofdstuk R. K.
Vacant iekol onics.
SCHAMELE VERTOONINGEN,
Te Amsterdam is gisteravond een proïesï-
bijeenkomst gehouden voor protestanten te
gen de verroomsching van Nederland.
Dergelijke bijeenkomsten zijn schamele
vertooningen zegt het „Huisgezin" terecht.
„Zij herinneren aan het bedrijf van de
Protestant, het orgaan van de Evangelische
Maatschapij, die alle veertien dagen even
trouw vertelt dat Rome slecht en sluw en
listig is, en met dezelfde.jentonige volhar
ding dc protestanten tegen Rome te wapen
roept.
Men zou kunnen meenen, dat er in deze
dagen anders en beters tc doen viel dan te
stoken tegen een volksdeel dat in trouw aan
het gemeenschappelijk vaderland in nationa
le gezindheid en in verknochtheid aan de
nationale dynastie niet wordt overtroffen.
Wij staan voor het groote vraagstuk, of
de wereld, en ook ons land, in oorlog en
revolutie zal ondergaan, dan wel of voor ons
nog een betere toekomst is weggelegd.
Onze eenheid als volk wordt aangetast en
bedreigd door de predikers van den klassen
strijd: hebben zij, die dezen strijd verfoeien,
niet de handen vol om tegen dien strijd allen
te vereenigen en samen te binden, die van
een zegepraal van den klassenstrijd de ont
reddering der maatschappij duchten, toestan
den als sedert eenige jaren Rusland teis
teren?
Schromelijke vorderingen maakt in deze
dagen het ongeloof; een deel van het opko
mende geslacht groeit op zonder God en
godsdienst: hoeveel leerlingen van onze mid
delbare scholen zullen nauwelijks weten wie
Christus is.
Het zedenbederf wast ziender oogen: er is
een losheid van kleeding en woorden, die
met diepe bekommering vervult.
Het gaat, fn één woord, om de redding o|
den ondergang der maatschappil.
Op elk terrein van het leven staan wij
voor de moeilijkste en neteligste vraagstuk
ken.
Aan de menschen van goeden wil allen te
zaïnen heeft men nauwelijks genoeg om op
gewassen te zijn tegenden ernst van dezen
tijd om een uitweg te vinden voor de vraag
stukken die ons overstelpen.
Wat zin heefi het nu voor verstandige men-
gewassen te zijn tegen den ernst van dezen
tijd verstaan om dc leuze: „tegen Rome" aan
te heffen en een nieuw element van strijd en
verdeeldheid te mengen in de ontzettende
worsteling waarvan wij allen getuige en tot
op zekere hoogte ook deelnemers zijn?
Het gaat niet over „Rome troef" of niet
troef, het gaat over de redding der maat
schappij uit den poel van godsdienstloosheid,
zedenbederf en revolutie.
Rome wil in dien strijd, op zijn wijze, zijn
aandeel leveren en zijn medewerking vcrlee-
Laten de protestanten, op hun wijze hetzelf
de doen.
Als medestanders kunnen en moesten zij
elkander ontmoeten.
Er is geen enkel nationaal belang bi; be
trokken, elkaar op onedele wijze is bestoken
en verdacht tc maken.
En de protestanten, die zich door enkclo
voorgangers tegen Rome laten opzetten, ge
ven blijk van een kortzichtigheid, die in de
zen bangen tijd eenvoudig verbazen mrct.
Gelukkig mag worden geconstateerd dat
de overgroote meerderheid der protestanten
een beteren kijk op de dingen heeft en de
beteekenis der katholieken als behoudende,
opbouwende en vernieuwende kracht in on
ze maatschappij weet te waardeeren."
DE RIJKSMIDDELEN.
De vergelijkende cijfers, welke de rijks-
schatkistontvangsten aangevenzijn do afgc-
loopen maand minder ongunstig geweest dan
die der daaraan voorafgaande. Ma ai", waar»
oor gevreesd werd, wezen zij toch ook op
een achteruitgang. Aan gewone middelen,
werd n.l. f 36.880.924 opgebracht, zijnde 7
ton- minder dan in de maand April van het
vorig jaar toen f 35,597.003 binnenkwam.
In genoemd totaal zijn opgenomen de. ont
vangsten van den accijns ap tabak tot een
bedrag van 1.16 millioen. Die accijns b&J
stond verleden jaar Apnii nog niet, zoodat,
wil de vergelijking juist zijn, door do in beide
jcren bestaande bronnen d'ütaiaal feitelijk,
f 1.86 miljoen minder werd opgebracht
De directe belastingen hébben wel dent
grooten doorslag gegeven tot hot ongunstiger
resultaat in tegenstelling met vele vorige
maanden, toen door haar de balans niet zeil
den naar de gunstige zijde overheldei. Aan hu
komsteTibetaistimg werd nJ. ontvangen f 12,92
millioen tegen 13.63 millioen, dm juist de 7)
ton minder welke ook door hét totaal var»
alle bronnen, wordt aangegeven. De vermo
gensbelasting wijst een nadéelig verschil aari
van bijna 1 millioen, aangezien hierdoor
f 2.28 millioen werd opgebracht tegen f 3.20|
millioen verteden jaar April Met den achter-i
uitgang van dén economfcChen toestand)
hou dit de dividend)- en tantïèmebelaatmg gelij
ken tred ien kwam uSt dit middel 497.432(
binnen tegen f 741.026 in April 1922. Dq
grondbelasting vorderde bij met 1 ton, f 1.48.
milUiioen opbrengend tegen f, 1.39 het vorig
jaar.
De accijnzen, 'behalve tabak1, heffen «Braad
vrijwel op. De' accijns op suiker bracht ruim!
1 millioen meer op f 3.24 miEAoen tegenl
2.2 millioen; daarentegen Klep de accijns
op het Mnnienitendiscb gedtelfflfecrcJ miet bijna;
1 millioen terug en werd hierdoor ditmaal
f 3.90 millioen opgebracht tegen f 4.86 •pil»
li oen in April 1922. Het bier vorderde v&ri
f 316.352 tot f 470.294, heft geslacht van!
686.4'54 tot f 839.057; daarentegen liep de
accijns op wijn terug van f 140.655 toti
f 56.073; het zout van f 111.722 tolt f 93.165
De belasting op speelkaarten nam totq va»
6.991 'tot f 8.645.
De belastingen, weBdS mei Kelt rakenïeveri
direct verband houden, leverden niet veel
verschil op, hetgeen niet verwondert, aanges
zien de algemeene toestand vrijwel onveran
derd ongunstig ïs gebleven. De zegdrechteni
brachten f 1,52 millioen op tegen f 1.50 milt
boen in April 1922; dia registratierechten boei
,ken een kleine afname, aangezien er zoowel
op eanissfiegébied als bij dén overgang van
vaste goederen voorviel. Uit dit middel kwant
f 1.47 millioen tegen f 1.54 millioen int
April van het vorig jaaT.
Evenmin als de directe belastingen gavert
ook dé successierechten ditmaal den door-,
slag naar dé gunstige zijde. Het geringe ac
cres dat verft regen werd legde geen gewicht:
in dé schaal. Uit düt middel kwam3.28
millioen binnen tegen f 3.20 milFAoen iri
April 1922.
Do overige bronnen werkten tameJijk af
wisselend. De rechten op den invoer, welke
met dc registratierechten en zegelrechten iii
zekeren zin genjk gesteld moeten worden,
wijzen op een nadeeïg verschil van ruim 4!
ton f 2.78 mill'ioen opbrengend tegen f 3.19
millioen veriedén jaar April; de Jood'sgcldém
liepen térug van f 217.451 tot '172.729; de
rechten op de mijnen san f 85.973 tot
f 77.898. Daarentegen werd door do belas
ting op gouden en zilveren werken f 77.49?
opgebracht tegen 64 200; door het statis-
tüekrecht f 263.503 tegen f 259.745; de Do
meinen f 229.357 tegen f 176.063.
De belasting in verband met dé buitenge
wone omstandigheden, waarvan alleen do
O. W. belasting is overgebleven bracht
23.057.71 op, do inkomsten ten bate van
het leeningsfonds f 11.59 millioen.
„Over 'n fijn dineetje hadden ze 't...."
„Ahdeed mevrouw v. Kannpen op
'n eigenaardig toontje.... „dan zal'duf de
verraissing zijn...."
De loopjongen zag niet, dat ze achter haar
rug '11 nijdig vuistje maakte.
„Ja mewrouw, daar hadde ze over
'n fijn dineetje in de gouwe bal of in 't gou
we hoofd, weet ik veel.... Eerst kwam d'r
'n vreemde tneheer an 't kantoor belten en
die vroeg om meheer van Kampen te spre
ken non, toe ging meheer naar de voor
deur en bleef effeljes met die meheer praten
en toe riep meheer ineens hard om meheer
Zwammersen in de gang bleven ze met
die vreemde meheer praten en lachen.... toe
hoorde ik ze praten over de trein van drie-
zooveel naar don Haag en over '31 dineetje
en op 't kantoor hebben ze, toen die vreem
de weg was, nog 'n heel poosde met meikaar
gesmoesd."
„Zoo, zootoch zeker wei iets bijzon
ders.... misschien is er bij meneer Zwam
mers wel iets aan 't handje
„Ik denk van wel, mewrouw, want toen
die naar dé patroon z',11 kantoortje ging hoor
de ik de patroon duidelijk zeggen: „wel ge»
fe'iciteerd". Nou mewrouw, ik heb me boo-
schap gedaan en u wéét van mijn niks hoor:
want as meheer kwaad wordt ben je nog
niet gelukkig."
„Zoo?" taohle mevrouw van Kampen
daar. heb ik anders nog nooit wat van
gemerkt."
„Dan zal ie thuis misschien anders wezen,
mewrouw. maar op 't kantoor kan ie soms
uitpakken, hoor! O, niet da'k wat van me
heer wi] zeggen, hoor! As 't 'r op an komt
is ie <ie beste van allemaal op 't heele kan
toor en magezijn, iedereen is wel es '11 beetje
driftig.... nou mewrouw, jioa wel bedankt."
„Dag jongen
„Mewrouw!"'
De jongen peesde weg op de kantoorficts.
De voordeur sloeg dicht.
Mevrouw van Kampen stampvoette, ze kon
wel grienen. Ging ie er weer stilletjes tus-
sohereuit, net als laatst met de verjaardag
van die Zwammers. 'n Lage verleier was ilat,
die kassier, 'n Boemelaar, die haar man óók
meesleepte. Maar «ze zou 't Cor goed zeggen
vanavond, of vannacht, God wist hoe laat ie
boven water zou komen. Naar den Haag nog
wel! 'n Boodschappie van niks natuurlijk,
waar ze. meteen gebruik van maakten, om
weer es lakker uit te gaan en duur te eten.
Was 't eten thuis niet fijn genoeg? Dan
moest ie eiken dag maar naar 'n restaurant
gaan. Was 't al niet eig genoeg dat ie e'ken
Dinsdagavond naar de zaugrepetitie ging en
eiken Donderdag naar de kegelclub tot over
twaalven? Wat was dat voor 'n leven too?
Maar ze zou 't 'm goed zeggen» daar kon ie
op rekenen. Hij zou weten, dat ze meer ver
diende te zijn, dan z'11 huishoudster, hij zou
weten, dat ie plichten had als echtgenoot.
Toen <ïe klok één uur vóór middernacht
had geslagen, werd dé huissleutel i» de
voordeur geboord.
Mevrouw zat ijzig-koel te wachten.
Cor stapte binnen, 'n tikje onzeker. Z'n
oogen waren iets kleiner dan gewoon en ga
ven vriendelijke knippertjos.
„Dag wijfie" begon hij.
Geen antwoord natuurlijk.
„Nou? Hoor 'k niks? En krijg Ts niks?''
,,'n Stomp kan je krijgen
„O, da's tenminste vast wat."
„Je bent dronken."
„Dat kan uitkomenpittig wijntje wais
'l..,. 't heeft 111e wat verschalkt."
„Daar lacht ie nog om! Daar maalt ie 'n
lolletje mee! 't Is 'n schande!"
„Eigenlijk wel, ja.... maar voor zoo'n en
kele keer.... en dan...."-
„Aoh, stil maar, naarlingJe hoeft me
niks wijs te maken, wamt Ik weet alles!"
„Alles, lieveling?"
„Spreek dat huichelaarswoord niet uit, as
jeblieft! 'k Weet alles! Naar den Haag ge
weest, hè.... met boemelbaron Zwammers.
Fijn gegeten, hè? En wijn gedronkenmis
schien wel champagne van vijf gulid'en de
flesch."
„Zeven en 'n half, kindjeéén flesch
maar.... die hebben we samen betaald....
net als de rest."
„Prachtig.... en je vrouw mag twee
maanden soebatten om 'n eenvoudig hoedje
en 'n bloesje van vier gulden, zonder iets los
te krijgen. Dan heet 't, dat 'r bezuinigd moet
worden op omze uitgaven. Fijne bezuiniger
ben jij.... 'n fijne bezuiniger.... 'k zal
maar niet vragen wat 't je heeft gekost van
daag."
„Precies 'n lappie van vijf en twintig, m'n
liefstedat had ik 'r voor uitgetrokken."
„Wel ja, hou me nog maar voor de gek
ookl 't Is afschuwelijk.. vijf en twintig
gulden uitgegeven op één avond, aan 'n
braspartij die nergens voor noodig was, ter
wijl je vrouw van oud niéuw moet maken
oni netjes voor den dag te komen. O, t is
beestachtig.... Maar 't is uit,^ hoor.... ik
verdraag 't niet langer, versta je dat?"
„Gelukkig wei, schat."
„Hou je mond met je schat! Ik ben je
schat niet meer! Ik wil 't niet meer zijn....
ik ga van je af! Ik ga naar m'n moeder!''
„Goed. doe de groeten van me.
„Is 't nou uit met je ge terg? Anders ga 'k
direct al weg. Je mo.cst je doodschamen! Is
dat 'n behandeling die je je vrouw aandoet?
Maar 't is goéd, hoor! Mijn plannen zijn al
gemaakt. Ik ga d'r vandoor!"
„Dat had je al gezegd, kindjeKan ik
je soms nog met 't een of ander van d;ie.nst
zijn? Met koffers pakken of zoo? Je hebt 't
maar voor 't zeggen, dan trek ik m'n goeie
goed even uit."
„Hou je mond1 gelast ik Je" gilde me
vrouw,of.
„Néé!!!" bulderde meneer opeens zoo
hard, dat ze er van achteruit deinsde Hij gaf
'n vuistslag op tafel, die 't huis deed dreu
nen.
„Nee!!! Nou zal ik es even spréken, ten
minste als hare majesteit m'n echtgenoote
mij er gelegenheid voor geeft!!"
„Stilschreeuw niet zoo.... derik om
de buren" fluisterde zij angstig.... en
trok zich wat terug, omdat z'n oogén zoo
woest werden.
„Heb jij om de buren gedacht met je ge
schetter tegen mij?UI" loeide meneer op
nieuw, 'n zelfde vuistslag deporaeerend
„Nou zal ik in dit huis 't laatste woord heb
ben!!! Luister, majesteit! Ik oen naar den
Haag geweest, om 'n portie van dé vijftig
duizend te hatenop 'n tientje, wat 'U
samen met Zwammers had."
,,'n Portie van de vijJe jokt 't toch
zeker?"
„Wou je me op de koop toe ook nog voor
leugenaar zetten?! Ga dan bij Zwammers
hooren, daar moet je toch langs als je zoo
meteen de deur uil vaat om bij je moeder je
intrek te nemen!!"
„O, man, praat zoo toch n.
„Stilte gelast ik je!!!!"
„Maarlieve Cor4
„Spreek dat hiiichelaarsterswoord met uit!!
Ik ben je lieve Cor niet meer't is im
mers uit tusschen onsIUII Nou zal je van
de centen óók niks hébben. we zijn op
huwelijksvoorwaarde getrouwd.... Va je
niet mee. hè?! Maar lik verdraag "t niet lan
ger, versta je dat? 't Is beestachtig, zooals
jij je man behandelt als io es 'n pleziertje
neemt waar jij niet van kar profiteeren! Heb
jij niet veel meer pleziertjes waar ik ndks an
heb? Daar ga extra voor naar den Haag
0111 met 't kapitaal in m'n handen thuis te
komen! 'k Ben nog zoo gek om 'n gouwen
armband voor je te koopen...."
„O, lievelingik
„En 11 bros van '31 tientjel"
„O, Gorrie, goeie, beste...."
„En'n snoer van drie rijksdaaldêffST"
„Schat...." huilde mevrouwtje schok
kend.
„En vier paar zije 1;oasen van de gekste
kleurenallemaal voor jou! Voor joul
Voor jou! Niks voor m'n eigen als 'n dinee
tje met 'n kalkoentje wijnen vic/r sigaren
van 'n kwartje 't stuk voor deze gelegenheid!
Maar wat praat 'k ook eigenlijk! We gaan
immers van elkaar! Ik Heb ook nilks meer met
je te maken, ik maak me druk voor nie
mendal! Ga maar gauw weg! Geen kwartier
snoet je meer blijven bij 'n man die de. boel
verzwelgt!"
Snikkend viel ze hem om z'n hals en vroeg
vergiffenis.
Toen begon ie te lachen, en vroeg hoe ie
gespeeld had.
„Dus't was geen sneenens van je,
Cor?" vroeg ze door haar tranen heen.
„Wat bedoel je? Van dat echt scheiden?
Dat meende jij toch immers ook niet?"
„Nee, mannetje.... ik wou je ihaar baag
maken.
„En ik jou Hier zijn de cadeautjes en
'dar de centen.... 'n hoed en 'n bloes mag
er ook nog afen dc rest gaat naar de
spaarbank."
f Nad ruk verboden).
G. N.