het werk worden doorgegaan, Juf frouw zei hij. de; brief van z n VERLOOFDE. ■mijnheer wayre," zei hi], naar fle plan nen en teekeningen kijkend, die in het gras lagen. „Ik hoop, dat u het werk interessant vindt. Hebt u al wat u noodig hebt Gerald antwoordde bevestigend en dankte hem voor zijn vriendelijke vraag. „U moet het mij beslist laten weten, als u iets noodig hebt," zei Sapley. „Wilt u misschien nog een tafel of tets anders in uw werkkamer gebracht hebben „O, neen, dank u, de tafel die er staat is wel voldoende." „Juist. Tusschen twee haakjes, ik heb die oude schrijftafel leeggemaakt, ik dacht dat die u misschien wel van nut zou kunnen zijn. Er waren niets dan onbeteekenende oude paperassen in, maar ik dacht dat u de laden wel liever leeg zou hebben." Gerald zei, dat hij de laden zeer goed zou kunnen gebruiken en ter beant woording van Sapley's voorkomend heid toonde hij hem de ruwe schets van zijn arbeid. Sapley trok de wenk brauwen samen en perste de lippen op elkaar. „Dat ziet er nogal ingewikkeld uit," zei hij. „Daar zal heel wat werk aan zijn en het zal nogal wat kosten ook „Ja, het is werkelijk nogal ingewik keld," stemde Gerald toe, „maar ziet u, ik dacht niet, dat het er veel toe deed, hoeveel het werk zou kosten," voegde hij er aan toe. Sapley keek hem aan. „Neen, neen," haastte hij zich te zeggen, „dat is zoo. Ik geloof ook niet, dat er dat op aan komt...." Hij wreef met de hand over z'n kin. „Dat gaat trouwens alleen juffrouw Sarto- ris aan. Een mooi dagje vandaag, niet mijnheer Wayre En met een ge laatsvertrekking, die een glimlach be doelde te zijn, ging hij verder. Ook dien dag kwam juffrouw Sar- toris niet naar den ouden vleugel kij ken, maar Gerald zag haar wel op het .terras wandelen en een paar maal hield hij even met zijn werk op, om peinzend naar het sierlijke figuu tje te kijken. £ou hij haar gekrenkt heb ben Misschien hadden de dwaze woorden die hij gesproken had, even Voor hij haar verliet, haar onaange naam aangedaan In gedachten ver zonken wandelde hij dien avond naar huis, maar verbande zijn onaangename gevoel, toen hij weer voor zijn teeke ningen zat, waaraan hij dien avond de laatste hand legde. Ze nog eens met een kritisch oog bekijkend, kwam hij tot de slotsom, dat ze „toch nog niet zoo slecht" waren. Den volgenden dag pakte hij ze zorgvuldig in en zond ze naar juffrouw Sartoris. Hij kon bijna niet kalm blijven in afwachting van het antwoord dat nu komen moest. Claire was thuis, toen de plannen bezorgd werden en zij nam het pakje mee naar haar kamer, om het daar te openen. De plannen waren uitstekend geteekend en Gerald had vooral veel zorg besteed aan de teekening van den voorgevel. Het was werkelijk een mooie aquarel die Claire zeer bewon derde. „Wat is hij toch knap mom pelde zij. Er v/as van haar kant geen kwestie van een beoordeeling der tee keningen ze schenen haar eenvoudig volmaakt toe. Sapley was in de bi bliotheek en aanstonds ging ze naar hem toe, om ze hem te laten zien. Hij Stond op en keek naar den rol in haar hand. „Hier zijn de teekeningen van mijn: heer Wayre," zei ze. „Wilt u zoo goed zijn, ze ook eens in te zien Hij legde de rollen papier op tafel uit en bestudeerde ze eenigen tijd zwijgend. Tot haar verwondering zei hij ten slotte „Heel goed, werkelijk heel goed „Ik ben blij, dat ze u bevallen, want ze zijn buitengewoon naar mijn zin," zei Claire. „Ja, ze zijn heel goed," zei hij nog maals, „ik zou niet weten, wie ze be ter zou kunnen maken." „Ik ben er dan ook heel tevreden Over," zei Claire. „Dus moet er maar dadelijk met Claire knikte. „Ja," zei hij peinzend en keek haar toen van terzijde even aan. „Het zal een heele som geld kosten," merkte hij op, bijna op denzelfden toon als waarop hij die opmerking ook tegen Gerald gemaakt had. „Ja, dat zal wel," zei Claire, „maar het is toch beter, aat het maar in eens goed gedaan wordt, vindt u ook niet „Zeker, zeker. Ik zal dan maar dade lijk een advertentie plaatsen om aan nemers te verzoeken in te schrijven." „Kan niet iemand van het landgoed het doen vroeg Claire. „Ik zou liever hebben, dat een van onze eigen men- schen er zich mee oelastte." „Heel goed, juffrouw. Maar de man die het doet zal dan toch in elk geval mijnheer Wayre de bewijzen moeten leveren, dat hij voor zijn taak berekend is," zei hij. Claire verwonderde zich andermaal. „Zeker, daar had ik niet aan ge dacht. Mijnheer V/ayre zal erg in zijn schik zijn, dat u zijn plannen mooi vindt." „O, als ze u maar bevallen, juf frouw," zei hij, zijn blik neerslaande. Hij nam een briefje op, dat zich bij de teekeningen bevond. „Ik zie dat mijn heer Wayre ons een idee van de kosten geeftik heb hem daar gisteren over gesproken." Hij sloeg de oogen op, toen hij haar het papier overreikte. „Het is een heele som Claire keek het stuk in. Het bestond uit slechts enkele regels en zij wijdde haar aandacht meer aan het fraaie, karaktervolle schrift, dan aan het be drag, dat er in genoemd werd. „Ja," zei ze, afgetrokken. „Ja," zei ook Sapley, zijn kin wrij vende, „ik geloof niet, dat we de kos ten uit de gewone inkomsten zullen kunnen bestrijden. We zullen e'enige stukken moeten verkoopen." Hij sprak zakelijk en raapte de voor hem liggen de papieren bij elkaar „Ja," zei Claire weer, „dat is goed." Zij had niet het minste verstand van zaken en wat eigenlijk haar inkomsten waren wist ze heelemaal niet. Zij be greep volstrekt niet wat hij met zijn voorstel bedoelde. „Als een klein mannetje uit de buurt met de uitvoering wordt belast, dan zal die een voorschot moeten hebben," ging hij voort. „Als u het werk dade lijk wil laten beginnen, dan zou het goed zijn, dat u wat geld losmaakte." „Dat zou het zeker," zei Claire, „zorgt u maar, dat niets vertraging brengen kan. „Goed, juffrouw," zei hij. Zij was met de teekening van den gevel in de hand naar het raam gegaan en zag niet den blik van verbazing en tegelijk voldoening, waarmee hij haar aanzag. Hij ging aan de tafel zitten, nam een papier uit zijn omvangrijke porte feuille en vulde snel eenige open plek ken daarop in. „Wilt u dit even teekenen, juffrouw?" vroeg hij daarop. Claire boog zich over de tafel heen en het papier nauwelijks aanziende, zette zij er haar handteekening op. „Dank u," zei hij. Hij nam het pa pier niet onmiddellijk weer op, maar liet het op de tafel liggen enkele oogen- blikken later evenwel legde hij er een der teekeningen op, zoodat het ge heel verborgen was. „Zal ik mijnheer Wayre schrijven, dat u zijn ontwerp hebt goedgekeurd," vroeg hij, „of wilt u het zelf doen „Als u zoo vriendelijk wilt zijn," zei Claire, met haar hand reeds aan de deurknop en zonder naar hem om te zien. Sapley wachtte tot de deur achter hem gesloten was, nam toen het weg gemoffelde papier, dat zij zoo juist ge teekend had, op en legde het met een grijns van voldoening in zijn porte feuille, alsof het plotseling een stuk van groote v/aarde geworden v/as. Ter zelfder tijd ging de deur open. Sapley schrikte en hij greep naar de lapel van zijn jas, die hij over zijn borst trok, alsof hij vreesde, dat juffrouw Sartoris terugkeerde, om hem het napier Vfagën. Het was echter Mordaïïnt, dï? binnenkwam en met een zucht van verlichting viel Sapley's hand op de tafel. Mordaunt keek naar de teekeningen op de tafel en viel uit „Die vervloekte kerel heeft zeker zijn zin gekregen met die dingen, niet Sapley knikte. „Voorzichtig, Mordyzei hij waar schuwend, „ja juffrouw Sartoris is nog maar een oogenblik weg." „Dat weet ik," zei Mordaunt, ge melijk. „Ik zag haar door het raam, toen ik voorbij liep. Wat heeft ze zoo even geteekend Sapley keek op, zijn zoon vragend aanziende. „Geteekend O, ja, een huuropzeg- ging, anders niet." TIENDE HOOFDSTUK. n Alles ging met den bouw van den nieuwen vleugel als van een leien dakje, want van het oogenblik dat Gerald gehoord had, dat juffrouw Sar toris elk uitstel vermeden wilde zien, had hij zich aan het werk gezet om de langzame menschen van Regina en het naburige stadje Thraxton „wakker te schudden", zooals hij het noemde. Hij koos een jonged man, die zich pas als aannemer gevestigd had, voor de uitvoering van het werk en waar schuwde hem dadelijk bij den aanvang, dat hij, Gerald, van plan was scherp toe te zien op de uitvoering van het werk. De jonge man Lee heette hij zag, dat hij te doen had met een man op wien hij kon vertrouwen en' nam de opdracht dankbaar aan. Zoo gebeurde het, dat Claire, toen ze op zekeren morgen op het terras liep, het getik van houweelen hoorde en het stof in wolken zag opvliegen. Zij ging kijken wat daarvan de oorzaak was en zag een paar mannen aan het oude metselwerk aan het breken, terwijl Gerald hen zorgvuldig gade sloeg. Hij was zoo geheel bij zijn werk, dat hij haar niet hoorde aankomen. „Hé, bent u al begonnen?" vroeg zij. „Ja," zei hij, zich tot haar omwen dend met een ijver, dien hij echter on middellijk onderdrukte. „U wilde im mers dat er haast gemaakt werd, niet waar juffrouw „Zeker, zeker," zei ze, naar de man nen op het dak kijkend. „Maar ik had toch niet gedacht, dat u reeds zóó spoedig zou beginnen Hij lachte zijn korte lachje, dat zij reeds zöo goed van hem kende. „Da delijk beteekent bij mij dadelijk," zei hij, „maar ik vrees, dat het voor de menschen hier niet hetzelfde betee kent; die moesten eens een paar jaren daar ginds geweest zijn." Hij maakte met zijn hoofd een beweging, waarmee hij bedoelde naar Amerika te wijzen. „Ik ben bang, dat ze 'top hun gemak zullen willen afdoen," vervolgde hij, „maar ik heb m'n maatregelen geno men om de afbraak stukje voor stukje te laten geschieden en het puin on middellijk te laten wegbrengen, zoo dat we zoo min mogelijk „rommel" zullen maken. Wat is er onderbrak hij eensklaps zichzelf, tot een der man nen wendend, die met werken op hield en aarzelend de steenen bekeek die hij aan het loshakken was. „Ik neem mijnheer Lee's plaats in, terwijl die aan het ontbijt is," zei Gerald er verklarend bij. De man antwoordde niets en ging met een „Neemt u me niet kwalijk," tot Claire, de ladder op en nam na een kotrt gesprek, den man het hou weel uit de hand en maakte den steen los, die met een doffen slag op den grond viel. Claire keek angstig naar hem. Het kwam haar voor, dat hij in gevaar was, zooals hij daar op den rand van den muur stond, die toch wrak was en toen hij weer beneden kwam, kon zij niet nalaten te vragen „Is dat niet erg gevaarlijk ("Word/ voorlgaet.) Het is de avond van den grooten dag. Verstomd is het gedonder der kanon nen, de horizon wordt verlicht croor het schijnsel van de brandende gebou wen en hier en daar suist nog een ver dwaalde kogel door de stille avondlucht. Daar klinkt een akelige smartkreet. Een jong officier ligt naast zijn paard op den grond uitgestrekt, pij ziet om zich heen 't is of zijn lichaam met reuzen kracht tegen den grond wordt gedrukt. Wijd strekt zich de vlakte rondom hem uit, naar alle kanten met dooden en ge wonden bedekt. Paarden zonder ruiter dwalen rond met fladderende manen en omlaaghangenden kop hun angstig ge hinnik doortrilt de sombere stilte. De gewonde betast den grond naast zich. Hij voelt iets zachts, nog warm het is zijn dood paard, zijn trouwe ka meraad in zooveel gevechten.... Ja, nu weet hij het weer, vandaag heeft hier die vreeselijke slag gewoed, en hij moet hier nu sterven, eenzaam en ver- .aten. Groote vluchten zwarte vogels doorklieven de lucht daar boven hem, en ze maken hun kringen hoe langer hoe kleiner. Het zijn de gevleugelde hyena's van het slagveld, die straks ver zadigd van menschenvleesch met bloe- digen snavel zich op de borst der doode krijgers ter ruste zullen zetten. Hij tracht zijn arm te bewegen om de akelige die ren zoo lang mogelijk van zich af te hou den. „Ik wil niet sterven," kreunt hij, „ik leef immers nog, en ik wil blijven leven." Hij rukt zijn wapenrok open daar yloeit een warme straal door zijn vingers het is het wegvloeiende leven, het leven waaraan hij zoo gehecht is. Ja, nu herinnert hij zich alles weer, ook die wanhopige stormaanval die zulk een ongelukkig verloop gehad heeft. Hij had zijn geweer verloren, maar spoedig het wapen van een doode be machtigd. Zijn rechterarm was wegge schoten, maar met den linker had hij als een razende er op los geslagen, tot dat hij opeens een harden slag tegen de borst voelde. Toen was hij neergezon ken en had de paardenhoeven over zich heen voelen gaan. Nu denkt hij aan zijn bruid, zijn klei ne lieve Odette. Hij ziet haar vóór zich volle leven en liefde, zooals hij haar ge zien had op dien feestavond tusschen twee grqote veldslagen in, toen zijn trotsch soldatenhart zich door een vrien delijk lachend meisjesgelaat liet over winnen. „Odette," klonk het van zijn lippen. Daar houdt hij haar laatsten brief in de hand. Hij heeft geen tijd meer gehad om hem te lezen, maar draagt hem on der zijn kleeren geborgen op zijn hart, waar haar liefdesbetuigingen als een be scherming zouden vormen tegen de vij andelijke kogels. Het mocht niet baten, het lood heeft den weg gevonden om hem doodelijk te treffen, maar vóór hij sterft wil hij nu toch lezen wat zijn Odette hem geschreven heeft. Reeds rukt hij met zijn tanden de enveloppe stuk onhan dig vouwt hij het papier open, maar lezen kan hij niet in de diepe duisternis. Een weinig licht, een brandende lucifer slechts en hij ware geholpen. Op de knieën sleept hij zich voort naar een an deren gewonde, die daar luid kreunend neerligt. „Zeg kameraad," klinkt het, „heb je ook vuur bij je?" Maar de andere hoort hem nietvan zijn lippen klinkt slechts in de vreemde taal het woord, dat als een bede om hulp is in den bittersten nood „Moeder I" De officier zinkt uitgeput van ver moeienis en bloedverlies achterover. „Mijn God, mijn God, help mij, bidt hij. Dan klinken uit de verte mensche- lijke stemmen. Er dansen lichtjes over het veld de barmhartigheid, de zoo lang en zoo vurig verbeide hulp nadert. „Hierheen om Gods wil," krijt de ongelukkige. Reeds buigt een verpleeg ster zich over hem heen en biedt hem een verfrisschenden drank. Nieuwe kracht doortrilt het verstijfde lichaam hij ziet haar aan, die hem wellicht het leven teruggeeft. Bij het schijnsel der lantaarn staart hij in een bleek ge laat, ma3r dat straalt van zachtheid en goedheid hij ziet een paar oogen, waar in tranen van medelijden schitteren. Het roode kruis hangt op haar borst. Spoedig besloten reikt hij haar den brief over. „Zuster, wil u eens even voorlezen," klinkt het haar in de ooren. „Wat zegt ge? Voorlezen? Laat ik toch eerst "Je tfóndën verbinden, waaruit ziet, èn ze drukt hem een hartelijKn küs 'hëvTgewmdvlagen tilt zijn eersten slaap Klappertandend deinsde hij achter- het leven wegvldeit 1" op de lippen. gewekt werd. uit en sloot met een ruwen smak het ven- Maar met een gebaar van moedeloos- Daarna maakte ze zich zacht los en 't Had al dagen in 't Theemsdal ge- ster. De gedachte aan zijn goud liet hem heid wijst hij zacht haar hulp af. verlaat hem, om anderen te gaan verzor- stortregend, en men sprak over niets in geen oogenblik rust. Hij wilde zich zeiven „Och neen, waarvoor," zegt hij. „U «gen. de vallei, dan oyer den te wachten vloed, en zijn afgod redden, zich met zijn goud Ziet immers toch wel dat het met mij op waartegen ijverig alle voorzorgsmaatre- ontworstelen aan het vernielende element, een eind loopt. Weest u barmhartig en En toen eenige uren later de gewónde gelen getroffen werden. Maar Gideon dat zijn huis dreigde te doen instorten. lees mij den brief even .voor." tot een beter leven overgegaan was, voelde verzuimde hieraan mee te doen. Zijn Doch na een wanhopige poging volgde Zijn adem klinkt reeds als een scherp zij zich gelukkig dat ze zijn laatste oogen- huis zoo redeneerde hijstond op een vlaag van moedeloosheid, een erken- fluiten. De verpleegster begrijpt dat hier blikken verzoet had en hem voor een een hooger gelegen weiland en was meer- ning van volslagen onmacht. Zou dan inderdaad geen redding meer mogelijk laatste groote smart had mogen bewaren, malen door water ingesloten geweest, niemand hem te hulp komen Vermetele is. Ze ziet den rooden stroom al zwakker Zonder dat hij ooit, door het water ver- hoop Hoe kon liij, die steeds, hardvoch- wordenGEVAT ANTWOORD ontrust was. Waarom zich dus ongerust tig was geweest, nooit zijn hand voor een Het gaat er nog slechts om, de laatste 4 maken weldaad had uitgestoken, op mensche- oogenblikken van een stervende te ver- Onlangs wilde een Russisch student» Hij v/as geen bloodaard, dien in't holle lijke ontferming rekenen? zachten. Alleen de verwachting van die zich op zijn doorreis naar Berlijn» van den nacht eenig gevaar verschrikte. Nog weten de dorpelingen te vertel woorden van liefde te zullen hooren- eenigen tijd te Koningsbergen ophield» Soms gebeurde het, dat hij niet kon in- len, wat woeste wanhoopskreten dien bindt hem nog aan deze wereld.... Zij daar het beroemde standbeeld van Kant slapen. Hij kroop dan uit zijn bed en ver- vreeselijken nacht uit het roode huis ver ziet dat, eenmaal aan zijn verlangen vol- zien. Hij spraker van in zijn hotel en lustigde zich, over zijn schatten heenge- nomen zijn. Kreten, zoo hartverscheu- daan, de ongelukkige daar vóór haar verzocht, hem iemand als geleider mee bogen, in hun ongestoord bezit.rend scherp, dat wie ze hoorde een oo- zich nog slechts met de dingen des an- te geven. Hoe eenvoudig dit verzoek ook Ook heden, door het geraas van vloed genblik zijn eigen gevaar vergat en on deren levens zal hebben bezig te houden, was, bracht het den hotelhouder echter en storm gewekt, was hij in zijn armza- willekeurig tot deernis bewogen werd.J in groote verlegenheidwant wegens lig leger overeind gesprongen, om de Wanhoop j'oeg den ongelukkige het Een brief van' zijn verloofde 1 De ver- den nieuwen aanbouw achter het monu- treurige ervaring op te doen, dat hem een dakvenster uit, zijn schatten met zich pleegster beeft alsof de gedachte haar ment, is het tegenwoordig door een hou- heusche ramp bedreigde. Zijn huis scheen voerend, als konden zij iets voor hem doen Leve dooden weer in haar herinnering ten schutting, die het tegen afvallende door den vloed te worden opgetild en als Lang zat hij met verwilderd gelaat en terugroept. Ze licht de lantaarn wat op pannen of steenen moet beveiligen, ge- een ark zich te bewegen. geopende armen op het dak, een beeld en er valt een lichtstraal op het blad pa- beel verborgen. Toch wilde hij den Hij huiverde bij deze ontdekking. De van ellende en verlatenheid, pier dat zij in de hand houdt. Met een vreemdeling niet onbevredigd laten hij man, die gisteren om alle gevaar gelachen Zóó vond hem zijn neef Rupert de Snellen blik doorloopt ze den inhoud, wist wel niets anders van den wijsgeer, had, was nu radeloos, ja schier wanhopig, laatste, van wien Gideon verwacht zou en een gevoel van smartelijke teleur- dan dat hij een beroemd man was, maar Hij sprong driftig uit zijn bed en ont- hebben, dat hij zijn eigen leven in stelling bevangt haar. Neen, dat is geen dat was reden genoeg, meende hij, om stak een kaars, om zich van den omvang gevaar zou stellen, om hem te redden, liefde wat daar spreekt uit die weinige als een goed burger trotsch op zijn stad- der ramp te overtuigen. Traag, maar on- „Oom," hoorde hij, terwijl hij een koude regelen. Het stuit haar tegen de genoot te zijn. Hij besloot dus, den stu- ophoudelijk golfde cr water onder de donkere boot meende te onderscheiden, borst, den stervende met wat daar staat dent een ander standbeeld dan het ver- voordeur, een onfeilbaar bewijs, dat de „kom, rep u, wij hebben geen oogenblik bekend te maken het ware nog harm- langde te laten zien. Te dien einde nam vloed ditmaal ook het hooger gelegen meer te verliezen 1" Shartiger hem den genadestoot te geven bij zijn commissionnair, een man op weiland had bereikt. Hoe had hij, om diens forschen bouw dan hem dezen brief voor te lezen 1 wiens slimheid hij kon vertrouwen, in 't en edele natuur, zijn neef gehaat! Wat Het zou hem midden in het hart tref- geheim en deze beloofde dat hij zich II, al bedreigingen naar zijn hoofd gewor- fen, wreeder dan de zwaarst treffende tot genoegen van beide partijen van zijn pen, omdat de jonge man niet had ge- kogel. taak zou kwijten. Hij hield zich van zijn Beneden gekomen zette hij den bla- vreesd, hem de harde waarheid te zeg- „Maar zuster, waarom leest u toch geschiktheid daartoe des te meer over- ker op tafel, en naar een der tralieven- gen 1 niet," zucht de officier, en zijn oogen tuigd» omdat hij, in zijn tienjarige loop- sters kruipend, opende hij het op een Ware Rupert een wangedrocht, een schijnen eenige kruimels van den baan als hotelbediende en gids voor kier. Wat een verwoesting allerwegen 1 losbandig mensch geweest, Gideon zou disch der liefde af te smeeken. vreemdelingen, het Fransch genoeg mach- Overal water, nergens land. 't Was, of van hem gehouden, hem met weldaden Neen, ze mag dien brief niet voorle- tig was, om met den Rus, die geen Duitsch hij door een zee v/as ingesloten en mijlen en gunstbewijzen overstelpt hebben. Zen. De ongevoelige ruwheid van een verstond, te kunnen spreken. van de kust op een wrak aan de golven En deze zelfde jonge man, dien hij in onnadenkend, hardvochtig kind, dat op De student wordt aan zijn geleide was overgeleverd. zijn hart verafschuwde, was nu gekomen, de vlucht gaat voor de gedachte een in- toevertrouwd en zij gaan samen op weg. Doodzweet parelde op zijn voorhoofd, om hem met levensgevaar te redden J valide tot verloofde en later tot man te 'Koningsbergen is niet veel keus van Wie zou hem in zijn verlatenheid te Hij twijfelde aan de werkelijkheid en zijn hebben, mag niet de laatste oogenblik- standbeelden daarom bracht de com- hulp komen, wie zijner gedenken, wie oogen vlamden onheilspellend, ken verbitteren van dezen voor het va- misionnair den vreemdeling regelrecht hem de hand ter redding toesteken? „Wacht niaar, vriendje, ik zal de hand, derland gevallen held. Ze buigt zich on- naar bet paradeplein, waar het ruiter- Had hij vrienden Neen. Waren er bu- die je mij ter redding toesteekt, natuur- derzoekend over hem heen, in stilte standbeeld van Friedrich Wilhelm III ren, die hij in den nood had opgezocht lijk niet weigeren, doch zoo je, in dank hopende dat hij spoedig uit zijn lichame- staat, en wees hem dit als het verlangde Neen. Verwanten, die hij door weldaden voor je hulp, mijn geld hoopt te erven, lijk lijden en van die andere smart, die aan' bortaf zeggende „Le voila i" aan zich verplicht had Ook niet. zal je bitter bedrogen uitkomen." hem anders nog wacht, verlost moge De student loopt om het monument Hij bezat goud. Goud, door woeker Zoo siste hij tusschen de tanden, ter- worden, heen, bekijkt het van alle kanten en schudt verkregen, door ontbering vermenigvul- wijl Rupert hem.het touw toewierp. Een Maar de ongelukkige heeft de oogen bet boofd, want in dien met een lauwer- digd. Goud, waarvoor hij alle levensge- menschenhart verandert niet in enkele alweer opgeslagen. krans gekroonden ruiter ziet hij wel een luk verzaakt, alle gemeenschap met de seconden. „Zuster, waarom leest u dan toch veldheer, maar niets wat naar een ge- wereld verbroken had. Goud, machtig, „Je bent een goeie jongen, Rupert, een C16t klinkt 1 j i tt l t>PVf\p (TPlltlrt Hu VMaof norndivo \rr*r\i> nu O nt» e>or\ hohnnrl«lr .P i.- kunt het toch clltijd ZOO duidelijk l J T I 1 - «uv in>ui« xvxaaA iaf aa YYiai wei. UclL „Al te duidelijk," denkt de verpleeg- boudt vol„C'est lui In weerwil van gesteld hebben. je je oom Gideon niet aan zijn lot zóudt ster, en een gevoel van bitterheid stijgt in geruststellende verzekering, heeft Goud! De gedac.ite aan zijn afgod overlaten. Wat heb ik een doodsangsten haar op. de Rus daar toch geen vrede mee en be- deed zijn energie herleven. Zijn oogen verduurd ik dacht van schrik te ster- Ze heeft zich opgericht en terwijl ze toogt, dat men gewoonlijk dichters en ge--schoten vuur, zijn boezem hijgde, zijn Ven. Soms meende ik menschenstemmen den schijn aanneemt van naar het begin 'ee.rden toch met te paard voorstelt, met vingers bewogen Zich krampachtig. te hooren, maar waar ik dan aandachtig van den brief te zoeken, denkt ze er over ruiterlaarzen en een degen. Tegen de V/as het niet de spil van zijn bestaan? en met ingehouden adem luisterde, na hoe ze dezen armen stervende voor waafbeid van dit betoog was met veel in Ach, zoo de vloed zijn huis eens weg- bleek alles een spel der verbeelding, tou- een laatst groot leed bewaren zal. God te brengen maar de commissionnair spoelde, de muren scheurde, de zolde- ter zinsbedrog te zijn. Maar jij bent nu moge het haar vergevenze begint een moes' jot eiken prijs vodiouden, wat hij ring deed instorten, wat zou er van den werkelijk hier....Hoe mooi van je, dat reeks van finnen voor te lezen, die ze verzekerd kad, en om ei zich afgod zijner ziel geworden Dwaas als je gekomen bent om mij te redden/' _1 1 4 d «VI O n T rtrt O* «A A d—w AAT A /V rtl 1 1 TTfl AT A 4- ATT I r A AT ll 1 1 n A f~I Ad .T ,T T AT dl A I 1 dl d* d. d 1 A - dezen brief geschreven heeft, hier aan c,om™e acheva son an de service chez Een onweerstaanbaar verlangen be- ving. De vloed was nu bijna tot het dak dat sterfbed stond, zou ze toch ook alles lcs dTaëons hthnamens. (Dat is waar, Zielde hem, dat jonge kracht aan zijn gerezen. doen wat in haar vermogen was, om den "HJnbeer, maar hij is afgebeeld, zooals spieren, nieuw leven aan zijn zenuwen- „Als uw leven u lief is kom dan sauwl" armen jongen met den inhoud onbekend ln> Yas l°,®n bl} de Lltthausche dra- schonk, om zijn goud te redden en er waaVSchXde Rnnprt te doen bh'iven. gonders diende). mede te vluchten..ver buiten het be- j t. En zoo '„leest" de goede verpleegster ?.e vreemdeling lachte om de gevat- reik van vloed en stormen. met te vTll-n Nog^en ^grabhk dan „Mijn lieve Paul, waar ben je eigen- beid van dit antwoord en gaf den com- Dit verlangen hield hem staande, ter- toev™ en ™ZJ' *®n„ °°genbllk lijk op het oogenblik? Denk er om, waar "ussionair eene ruime fooi, maar ging wijlhi, de eene kamer in-, de andere uit- Gid antwoordde niet 'doch wiero je ook zijn moogt, ik ben bij je, hoor, heel hee? 20üde' het monument van Kant bolde, overal uit verborgen hoeken, voor bevende Tanden en wantmuwi^n dicht bij je-ik denk haast aan niets gezien te hebben. geen menschenoog zichtbaar, goud en blik en Sen in^e boot E&Ü? TJs°K dttwütikde derenTakkenTerpenT RuJertTemonder^ de kogels over 0QZest3d hoor fluiten, krimpt vrek ziin schatten naar het Hak h-rl mpp— mijn hart ineen bij de gedachte, dat ook GOUDDORST. °P«ens lasterde hij wantrouwig hij ®fe(f en melr bezorgd daarloor was jou een kogel zou kunnen treffen. Danmeendeeen ^sclwnstem 'ehooren fafvP^rzifneigeTlfven.™achte hef ik mijn gevouwen handen omhoog, „Gauw.... rep u....eer het te laat ouwiIlekeurig) t0{fn een voor een de om door de kracht van mijn gebed Schilder een rood baksteenen huis met L zakken in de boot neern'often Nadat het gevaar van je hoofd af te wenden, hoogen schoorsteen en roode pannen; w,> geloofde hij, dat het eindelijk ook de oude was ingestapt zet- Hier help ik mee de gewonden verple- voorzie het van smalle dak-en getraliede hCm te de bcLTch in beT^^^ gen, en als jij ook wat God verhoedebenedenvenstertjes, laat wilden wingerd apfa^' Dij zwoegde tastend de trap op, bbk rond overtuigdeGideon gewond mocht worden, dan hoop ik dat tegen de muren opklauteren, kleur om een J leert '00Pe.n' broop d pup€rt bet gevaar niet had overdre- je ook een liefdevolle verpleegster zult het geheel een wefde met de Theems- ^£mer en-Stlet W0CSt ven. Storm en rioed w£en ijrinS- vinden. Laat mijn liefde een schild voor oevers en de torens van Oxford als ach- 2j ^akv^.nster kend om aan te zien. Zoover het one* je zijn m den strijd, mijn trouw de helm die tergrond, en ge hebt de woning van w.m^ ^ens|em__was eei^ sPe* reikte, zag men slechts zee en wolken je beschermt, mijn teederheid en mijn Gideon Nedd, den gemeenen vrek, zoo- verbeelding geweest. Maar wat een terw,jj orkaan huishield als wilde hii gebed de wapenrusting, die de vijande- als hij in de herinnering van wie hem ge- verwoesting wijd en zijd 1. De gansche verwoesten lijke kogels belet je te deren...." kend hebben voortleeft. vaüei was overstroomd, en een vluchtige „Links..T naar de heuvels!" ze- Hijgend van opwinding houdt de ver- Hier woonde hij twintig jaar in afzon- slag was genoeg om overtuigd te Gideon. Niet hierheen Rupert! pleegster op en staart den gewonde aan. dering en intbering. Zijn weinige bloed- T ten' a wie tegen zulk een vloed Ginds ligt de rivier.,..we verdrinken Hij heeft zich opgericht, zijn blik hangt verwanten, die hem als den grootsten d°rs' °P te „r0"e"' /aa ,r ™nschehjke „00 wij giet ke"rc«! aan haar lippen. Een zalige glimlach ellendeling van het dorp verafschuwden, enlng een kind dts doods was. „we roeien naar Weston's hoeve speelt om zijn mond. „Verder, verder," hadden sedert jaren geen voet over zijn daar wacht Linney me," antwoordde' fluisterde hij. drempel gezet. III. Rupert kalm. „Ook Zij en haar vader vcr- nn ae verpleegster fantaseert voort, Kort en wanstaltig, met scheef en ver- keeren in doodsgevaar." totdat ze ziet dat de stervende haar stem schrompeld gezicht, sluwe, waterige oo- Gideon Nedd huiverde. De vrek zag hem woedend aan te h^frtn n ZlJn eent 8en e" gbmmend gele huid, werd hij meer Een ijzingwekkend tooneel ontrolde „Dus de boot moet zinken.'. ..met OnJT, fi.'./.tert h- - gemeden en geschuwd om de gruwelen, zich voor zijn oogen. De maan was even ons er bij. Neen, neen, dat duld ik niet. "°dette' waartoe men hem m sniat achtte, dan om tusschen twee donkere wolken komen Begrepen Rupert? We roeien niet naar T l t i die, welke hi, bedreef. gluren, maar lang genoeg, om het gevaar Weston's hoeve. Vooruit..de b^ot ge- erpleegster beeft, maar zonder ziedaar een getrouw beeld van den te laten zien. Verdronken vee werd mee- kecrd....in de richting der heuvels de"..wens,=h™1 |Pan» dle m een Decembernacht gespoeld en dreef tusschen ontwortelde Doe je het niet, dan ben je een kind des den gewonde, die in haar zijn verloofde door een lawaai van stroomend water en struiken en huisraad, doods 1"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1923 | | pagina 8