a
altijd eenige namen op haar register. Te
leurgesteld, doch niet ontmoedigd, kwam
hij den derden dag van een vruchteloo-
Zen tocht op het bureau terug. De com
missaris troostte hem met de mededee-
ling, dat er ie*s gebeurd was wat hem
misschien licht verschaffen kon.
wilde dien omdraaien. Maar dit ging
niet. Verwonderd draante hij aat? den
knop de deur was reeds geopend J
Waarschijnlijk was Spangier daags te
voren in het kantoor geweest en had ver
geten de deur te sluiten.
„Als ik dat eens gedaan had," bromde
Max grimmig, „dan was de beer los ge
weest." Met deze woorden betrad hij
het lokaal, dat voor het publiek bestemd
was. Wat was dat? Eenige kasten waren
geopend en ook een der beide vensters
stond half open. Hoofdschuddend, maar
nog steeds zonder te begrijpen, ging hij
naar de deur van het eigenlijke kantoor,
waarvan hij ook een sleutel had. Toen
hij d ezen wilde gebruiken, verbleekte hij
de anders zoo zorgvuldig gesloten deur
stond aan, het slot was stuk geen twij
fel meer, er was ingebroken Angstig
wierp hij een blik naar binnen, ook hier
heerschte een ongewone wanorde en toen
hij nu, over al zijn leden bevende, zich
naar de brandkast wendde, bemerkte hij
tot zijn schrik, dat een der zware platen
van het soliede meubel een groot gat ver
toonde, waardoor men gemakkelijk de
hand kon steken 1
Nu was het zeker. Een brutale inbraak
met diefstal had plaats gevonden Een
oogenblik stond de jonge man over al zijn
eden te beven en drukte hij de hand op
het heftig kloppende hart. Terstond daar-
ap echter greep hem een onuitsprekelijke
angst aan en rende hij als een bezetene
het kantoor uit en de trap op. Als razend
:rok hij aan de schel. Verschrikt en boos
egelijk deed de dienstbode open toen
te evenwel den bediende weer zag, vroeg
jij verwonderd wat er te doen was.
Max opende den mond, doch kon geen
voord uitbrengen.
„Wel, mijnheer Max, is het in je
ïoofd geslagen
„In..braak," stamelde de jonge
nan en voegde er, nog altijd hijgend, bij
.De deur opengebroken slot brand
gast."
De dienstbode, die hem nu begon te
legrijpen, gaf een schreeuw en ijlde naar
le huiskamer, waar de agent, die juist
>pgestaan was, aan het ontbijt zat.
„Mijnheer, een inbraak Max staat
>uiten hij kan bijna niet spreken
le brandkast is open 1"
Met doodsbleek gelaat springt de agent
op.
„Onmogelijk," roept hij en vhegt, in
:ijti kamerjapon en op zijn pantoffels, de
camer uit, de trap af en het kantoor bin-
ïen, zonder van de onsamenhangende
woorden van den bediende notitie te ne-
nen. Deze volgde hem onmiddellijk.
„Geen twijfel I" riep de koopman ont-
;et. „Hier iso God, en de kastdie
jlaat is doorgesmolten de sleutels, de
•leutels, Max...."
„De sleutels van de brandkast? Die
ieb ik niet."
„Ze liggen boven op het tafeltje voor
nijn bed gauw, gauw, wat sta je daar
ïu te gapen
Max volbracht met een voor hem on-
;ewone snelheid het bevel van zijn pa-
roon. Met bevende vingers nam deze
aem de sleutels af en opende de kast.
„Weg, weg," jammerde hij handen
wringend, nadat hij de schuiflade had
nagezien. „Het geld van de directie
het coupongeld vijftig duizend mark
Max, naar de politie, gauw, haal de po
litie I"
De ontsteltenis van het jongmensch
was nu eenigszins bedaard en in plaats
daarvan kwam het gevoel van een zekere
gewichtigheid, dat hem zijn rol bij zulk
een interessant voorval en de ontvangen
opdracht verleende. Met nog onvermin
derde haast ging hij op weg naar de poli
tie bij de deur ontmoette hij den boek
houder Hammer, die juist kwam aan
strompelen. In half gebroken zinnen
deelde hij hem in der haast het ernstige
voorval mede en toen ging het verder, zoo
hard hij loopen kon. Alleen als hij een be
kende ontmoette, vertraagde hij een
oogenblik zijn vaart om hem, met een ge
wichtige gelaatsuitdrukking, het nieuws
toe te roepen en de rol, die hij daarbij
had gespeeld en wij willen hier dade
lijk vermelden, dat hij vóór den avond
van dien dag reeds zoo ver was gekomen,
zich zelf en zijn patroon, benevens boek
houder, moeder en dienstmeisje voor de
open deur zoo en zoo lang te laten staan,
tot hij, Max, terwijl hij de overigen uit
lachte, moedig binnengedrongen was en
het eerst den diefstal had geconstateerd.
Na een afwezigheid van nauwelijks
een half uw,, keerde hij nwt den commis
saris van polihe Kirst en een geheimen
agent, Polzig, terug. Deze laatste was een
man van ongeveer vijf en dertig jaar,
niet groot, maar krachtig gebouwd, met
levendige oogen, een kleinen mond en
een langen grooten neus met opgeblazen
neusvleugels. Deze neus was het besten
dige voorwierp der goedaardige spotter
nijen van Potzig's vntatLn. Ze beweer
den, dat het vroeger een gewone, regel
matige neus geweest was, zelfs een an
tieke schoonheid, maar dat door het
voortdurend snuffelen van haar eigenaar,
door zijn sporen ruiken en schelmen op
zoeken de neusvleugels zich op een
merkwaardige manier uitgezet en ver
wijd hadden.
De politiebeambten vonden den koop
man en zijn boekhouder, bij wie zich ook
Spangler's moeder en eenige bekenden
en buren gevoegd hadden, in de hoogste
opwinding. De oude vrouw weende en
jammerde luid en haar zoon, die zich
echter nauwelijks zelf kon beheerschen,
trachtte haar te kalmeeren.
„Wilt u, voor alles, mijnheer Spangier,"
begon de commissaris zeer ernstig, „alle
personen, die hier niets te doen hebben,
verwijderen
„Mijn moeder ook?"
„Zij in de eerste plaats de dame is
te opgewonden en zou ons slechts sto
ren."
De aanwezigen trokken zich op het
hooren dezer woorden uit zich zelf terug,
zoo ook de oude dame, waarop de com
missaris, die intusschen de brandkast en
de opening daarin nadenkend bekeken
had, zich tot den agent wendde met het
verzoek hem nu nog eens het geheele ver
loop der zaak mee te deelen.
„D3t kan ik niet," antwoordde deze.
„Ik weet niets meer dan wat u hier ziet
mijn bediende heeft den diefstal het eerst
ontdekt. Maar ook hij kan er niets meer
van zeggen."
„Kunt u bepalen hoeveel geld u ont
vreemd is
„Tot op een cent, mijnheer de com
missaris. Vijftigduizend mark in bank
biljetten, die ik voor eenige dagen van de
directie der door mij vertegenwoordigde
Bank ontvangen heb, tot uitbetaling der
coupons die op 1 Januari komen te ver
vallen, en bovendien een paar honderd
mark in specie, twee aandeelen in den
Kroonprins Rudolf-spoor weg en een aan
deel der Bouwcompagnie."
„Dus is het grootste gedeelte van de
gestolen waarden niet eens uw eigen
dom
„Dat is het juist wat de zaak voor mij
zoo pijnlijk maakt. De vijftig duizend
mark behooren aan de Bank en als ik ze
niet terugkrijg, ben ik geruïneerd. Ik
moet met mijn heele vermogen er voor
instaan."
„Hebt u iemand medegedeeld, dat u
juist nu zulk 'n groot bedrag in kas
had
„Hoe kunt u zoo iets denken Ik
niet en mijn bedienden zijn eveneens
tot de strengste geheimhouding ver
plicht. Niet waar, mijnheer Hammer, u
hebt zeker met.
„Geen woord, mijnheer Spangier."
„En jij, Max,"
Max betuigde zijn onschuld.
„Overigens zou dat ook niet noodig
zijn," ging Spangier voort, „ieder, die
eenigszins mijn zaak kent, weet dat ik
binnen weinige dagen groote sommen
noodig heb voor uitbetaling. Bovendien
het geld is twee dagen geleden door
een postbeambte gebracht en al zijn
deze ook tot geheimhouding verplicht,
nu hm hij keek schuin naar den
jongsten bediende en boog zich tot den
commissaris over „zulk een jong
mensch flapt er toch wel eens wat uit.
Wie weet wat hij gebluft en gezwetst
heeft."
„Ja, ja. En hebt u anders vertrou
wen in de eerlijkheid van uw personeel
fluisterde de commissaris terug.
„Onvoorwaardelijk," antwoordde
Spangier met overtuiging.
„Een van hen zou den diefstal ook
niet op die wijze uitgevoerd hebben,"
zei Kirst nadenkend. „Dit lijkt op ge
weld dat is een dief van beroep ge
weest, die alle streken van het handwerk
kent. Dunkt u ook niet, Polzig?"
„Zeer zeker," antwoordde deze, die
intusschen de beide vertrekken en ook
de brandkast aan een nauwkeurig onder
zoek onderworpen had. „De diefstal is
met buitengewone handigheid uitge
voerd."
„Het is toch zeker in den afgeloopen
nacht gebeurd vroeg de commissaris
aan Spangier.
„Stellig."
„Wanneer bent u het laatst op uw kan
toor geweest
„Gisteren tegen den avond, toen ik die
ingekomen brieven voor den boekhouder
gereed legde."
„En was toen alles nog in orde
„Alles."
„Hebt u je vergewist of het geld er nog
was
„Dat niet, maar Zaterdagavond vóór
het sluiten van het kantoor, heeft mijn
heer Hammer de bankbiljetten nog eens
nageteld."
„Dus is Je Jietstai m den verloopen
nacht eebeurd," knikte Kirst op zijn ern
stige manier. „XJ hebt alles onderzocht,
Polzig hebt u u al een idee gevormd
van de wijze, waarop het gebeurd is
„Jawel, mijnheer de commissaris,"
antwoordde de detective, wiens neus
vleugels, als hij over een zaak sprak die
hem interesseerde, voortdurend in be
weging waren, „de ^spitsboef heeft het
huis weten binnen te sluipen, zich laten
insluiten, heeft zich toegang tot het kan
toor verschaft...."
„Op welke manier?"
„De eerste deur heeft hij met een looper
geopend. De bediende vond ze open en
het slot is geheel ongeschonden. De deur
van het vertrek waar de brandkast staat,
bood weerstand aan zijn pogingen, waar
na hij het slot, dat waarschijnlijk minder
eenvoudig was, heeft laten springen.
Tot de brandkast heeft hij zich toegang
verschaft door in een der platen een ope
ning te smelten met behulp van thermiet,
een substantie die bij verbranding een
zeer hoogen warmtegraad ontwikkelt.
Na de brandkast geplunderd te hebben
heeft hij het huis verlaten door een ven
ster, dat in den tuin uitkwam."
De commissaris ging naar de voorka
mer en keek door het openstaande ven
ster naar buiten
„U hebt gelijk—het latwerk van den
wingerd reikt tot aan het venster, daar
langs kon hij gemakkelijk naar beneden
komen."
„Sn dat hij het gedaan heeft, bewijzen
de op den grond liggende gebroken lat
ten."
„Juist bevestigde Kirst. „Doch nu
verder. 4oo iets gaat niet zonder geraas.
Hebt u niets verdachts gehoord of be
merkt
„In het minst niet. Wel ben ik gisteren,"
voegde hij er met eenige verlegenheid bij,
„laat naar bed gegaan. Ik was in de club
tiu, u weet, hoe het daar toe gaat. Ik heb
dus bijzonder vast geslapen
„Of iemand anders in huis was Wilt
u u v moeder en uw dienstmeisje 'ven
roepen
Beiden verschenen. De oude dame
verklaarde wel een uiterst lichten slaap
te hebben, maar toch had ze niets ver
dachts gehoord. Het meisje evenwel be
weerde, toen zij een oogenblik wakker
was, iets gehoord te hebben.
„Geraas
„Ja, een geluid alsof een deur dicht
sloeg."
„Waar
„Dat kan ik niet precies zeggen het
klonk echter, of het beneden op de eerste
étage was."
„En om welken tijd was dat
Het meisje haalde de schouders op.
„Ik heb geen klok op mijn kamer.
Het kan zoo ongeveer twee uur geweest
zijn."
„Woont er nog iemand anders in huis?"
„Niemand," antwoordde Spangier, „het
benedenhuis is als magazijn verhuurd."
De commissaris dacht een poos zwij
gend na. Terneergeslagen stond de koop
man aan zijn lessenaar, eveneens zw.j-
gend voor zich heen starend, toen zich
de boekhouder Hammer plotseling
tot hem wendde met de vraag, of hij de
directie het gebeurde niet telegrafeeren
zou
Spangier keek den beambte verschrikt
aan." „Daaraan heb ik nog met gedacht,"
riep hij, „maar u hebt gelijk en toch
valt het mij zwaar. Als ik het uitzicht had,
mijnheer de commissaris, het geld spoe
dig terug te krijgen, zou ik liever nog
wachten, om de directie niet in onrust-
te brengen. Denkt u, dat....'
Kirst schudde het hoofd,
„Daar tnag u niet op rekenen. Mis
schien dat het ons heden nog gelukt
misschien dat er acht, ja veertien dagen
mee heengaan. Het Z3l dus beter zijn een
telegram te zenden."
Als vertwijfelend steunde de koopman
het hoofd in de hand. „Ik ben geruïneerd
als het geld niet te voorschijn komt,"
klaagde hij. „Het weinige wat van het
verlorene mijn eigendom is, wil ik graag
inboeten ik bied het u en uwe mannen
als belooning voor de terugvinding aan.,'
Op dit oogenblik naderde de detective
zijn principaal en fluisterde hem iets in
het oor.
„Meent u dien met jdien scheeven
neus," vroeg deze.
„Den langen Gowel ja. Hij is on
geveer drie weken geleden uit het tucht
huis ontslagen. Het geval is juist iets voor
hem. Hij is er geslepen genoeg voor."
„Dat zou kunnen," hernam de com
missaris, „het is een doortrapte inbreker.
In elk geval is het dé moeite waard zoo
spoedig mogelijk te vragen waar hij den
afgeloopen nacht geweest is. Dat is uw
taak, Polzig."
Hiermede verlieten de beide beambten
het kantoor, terwijl zij den agent in een
toestand van de grootste overspanning
en vertwijfeling achterlieten.
De beruchte inbreker, wiens naam
Polzig aan zijn chef had genoemd, woon
de in het uiterste noorden der stad, in
een benedenkamer van een bouwvallig
achterhuis, waarin verscheidene verarmde
gezinnen verblijf hielden Toen de detec
tive naar hem vroeg, berichtte zijn vrouw,
die er in haar slordige kleeding erg ver
loopen uitzag, dat hij ziek was en te bed
lag.
„Dacht ik het niet," antwoordde Pol
zig sarcastisch lachende. „Hij ligt te bed
is ziek natuurlijk is hij reeds lang
ziek
„Sedert drie dagen."
„Wat scheelt hem dan
„Dat weet ik niet. Hij klaagt over pijn
op de borst dezen nacht had hij hevige
koorts."
„Je hebt toch zeker een dokter laten
komen
„Daar hebben wij geld genoeg voor,"
antwoordde zij spottend. „En dan houdt
mijn man niet van dokters."
„Zoo, zoo nu, laat mij den zieke
eens zienik moet hem wat vragen."
Brommend ging de vrouw, die vroeger
betere dagen gekend had, den haar wel
bekenden politiebeambte voor in haar
onzindelijke woning. Deze bestond uic
twee kleine vertrekken. In het achterste
lag de zieke op een bed, waar aan beide
zijden de inhoud van een stroozak zicht
baar was.
Toen de detective binnentrad, steunde
de „stakkerd" jammerlijk en zuchtte
telkens allemaal bizonderheden, die
den beambte in zijn vermoeden versterk
ten.
„Maily, ik heb je toch verboden mij
te storen," riep de zieke ontevreden.
„Waarom—o, 'is u het, mijnheer Pol
zig," onderbrak hij zich zelf, met een
ge naakt verwonderden blik. „Ga zitten,
als 't u blieft, -.vat verschaft mij de eer
De sarcastische klank in deze hoffe
lijke woordjes ontging den bezoeker niet
hij kende zijn luidjes en antwoordde net
de ge noedelijkheid van'n goeden bekende:
„Je kunt wel zeggen ga zitten, Gowel,
als er geen stoel is. Maar het gaat zóó ook
wel. Hoe is het met je alweer ziek
„Helaas ja. m jnheer Polzig."
„Zeg mij eens, Go we', waar ben je
den afgeloopen nacht geweest
„Waar? Natuurlijk hier," antwoordde
Go.vel op den toon der diepste overtui
ging
„Hter? Kun je dat bew jzen?'
„Mijn vrouw kan het getuigen."
„Je vrouw dat is niet voldoende,
Gowel. Heb ie anders geen getuigjen
„Het heele huis weet dat ik sinds drie
dagen te bed lig."
„Hm nu, we zullen zien. Je zal me
wel toestaan in ie woning eens rond te
zien."
„Als u er pleizier in heeft, voor mijn
part."
Het ontging Polzig niet, dat Gowel
bij deze woorden een snellen blik met
zijn vrou.v wisselde. Vertrouwelijk wend
de hij zich tot den voor naligen tucht
huisboef en sprak, terwijl hij o zijn
linkerborstzak wees „Hier zit een zes
loops, Gowel en buiten staat nog een
collega van mij."
„Al goedik ben mij niets bewust.
Zoek maar, niemand zal u storen."
Polzig doorzocht niet alleen de beide
vertrekken zorgvuldig, maar ook de
aangrenzende ruimte een plaatsje met
schuurtje en den kelder. Hij vond echter
niets, wat hem niet verwanderde. De in
breker zou Jen buit niet in zijn woning
verborgen hebben.
Wat zou hij doen? Den schelm ge
vangennemen? De verdenking alleen
was niet voldoende, hij moest hem min
stens kunnen bewijzen, dat de ziekte
louter voorgewend was. Maar hoe kon hij
dat Informeeren bij de buren zou mets
baten. Ze zouden zich dom houden of
hem helpen. Neen, voorloopig was er
niets aan te doen. Verdrietig keerde hij
in de benauwde kamer terug, waar de
zieke hem met een spottend gegrinnik
ontving.
„Wel, mijnheer Polzig Hebt u succes
gehad Hebt u soms een diamanten
broche en een paar dozijn zilveren lepels
gevonden
„Geen gekheid, Gowel. Lukt het van
daag niet, dan misschien morgen," ant
woordde de detective droogweg en ver
liet na een korten groet het vertrek.
Hij ging echter niet ver, maar bezocht
met zijn geleider, de een links, de ander
rechts, de naburige huizen, om te infor
meeren of iemand Gowel in de laatste
twee, drie dagen gezien had. Ook dit
bleef zonder resultaat. De sluwe misdadi
ger was niet te vatten.
Nu, het was ook mogelijk dat een an
der de schuldige was. Twee dagen lang
volgde de ijverige detective het eene
«Daor na het andere de politie heeft
„Wat dan, mijnheer de commissaris
„Een uur geleden meldde zich een tnan
bij mij aan, die Gowel vóór de inbraak
ontmoet heeft."
„Inderdaad
„Hij beweert het ten stelligste. Het
jnoet in de tram geweest zijn. De mis
dadiger was niet als gewoonlijk gekleed,
maar droeg over zijn werkkiel een grijze
jas en in plaats van een pet een ronden
hoed."
„Kende die man hem dan zoo goed
„Dat zei hij. Ze hebben maandenlang
samen gewerkt. Gowel, verklaarde hij,
was geschrikt, toen hij hem had zien in
stappen, had zich met het gezicht naar
het Venster gekeerd en was bij de eerste
halte uitgestapt."
Daarmede zou bewezen zijn dat zijn
Ziekte voorgewend was. Nu, ik zou er
wei op hebben kunnen zweren. Als de
man zich niet vergist.
„Hij is elk oogenblik bereid, zijn ge
tuigenis onder eede te bevestigen."
„Jan is Gowel's schuld zeker en zal
het noodig zijn, hem zoo spoedig moge
lijk in arrest te nemen, voor hij zich met
het geld uit de voeten maakt."
Kirst deelde dit gevoelen en de detec
tive ontving de opdracht den man ge
vangen te nemen. Natuurlijk nam hij een
paar collega's mee hij kon vooruit niet
weten hoe zich de doortrapte schelm zou
houden. Tot Polzig's groote verrassing
too ide hij echter volstrekt geen neiging,
tegenstand te bieden. Eerst scheen hij on
aangenaam getroffen, kreunde, jammerde,
beweerde dat hij geen stap doen kon
toen hij echter vernam waarvan hij be
schuldigd werd, narn hij een houding van
edele verontwaardiging aan, betuigde
zijn onschuld en stelde zich ter beschik
king van de politie. Hij bleef er echter bij
dat hij niet ioopen kon men moest een
rijtuig halen en hem half daarin dragen,
zoo zwak deed hij zich voor. Toch harl
Polzig de voorzorg genomen hem de
handboeien aan te leggen, een maatregel,
waarvoor de ontaarde hem met een iro
nisch „Dank u", beloonde
Polzig nam hem met verbazing op.
Het gedrag van Gowel beviel hem niet.
Hier stak wat achter, dat hij niet door
gronden kon. De schurk maakte zich op
een of andere manier vroolijk over hem
en rekende er minstens op, dat men hem
niets bewijzen kon vandaar zijn stout
heid, zijn grofheid en zijn sarcasme.
Wijl Gowel beslist op een ziekencel
aanspraak maakte, liet de commissaris
hem dadelijk door den politiedokter
onderzoeken.
„De man is volkomen gezond," ver
klaarde deze.
„Hij beweert inwendige pijn te hebben.'
„Comedie, anders niets."
„Dus heeft hij geen ziekencel noo
dig
„Onzin hij is zoo gezond als een
visch. Houd hem maar goed vast, de
volharding waarmede hij zich ziek houdt,
beteekent schuldbewustzijn."
Lachend ging dé arts weg.
's Avonds brachten de dagbladen het
bericht, dat de vermoedelijke dader van
den brutalen diefstal gevat was, welk
bericht met algemeene bevrediging ver
nomen werd.
De agent Spangier was een jong, ac
tief, geacht zakenman, wiens ongeluk
algemeene deelneming verwekt had. De
Bank, aan wie de som behoorde, toonde
zich dan ook zeer voorkomend. Ze wees
Zijn aanbod, te haren gunste te liquidee
ren, af. Voorloopig was liet uitzicht de
gestolen som terug te krijgen nog met
hopeloos en eerst als dit het geval zou
zijn, zou men over de vergoeding onder
handelen
Het was op den morgen na de gevan
genneming van Gowel, dat de commissa
ris den detective per telefoon bij zich
ontbood.
Polzig was binnen een half uur bij zijn
"hel
„Weet u het laatste nieuws. Polzig
„Neen."
„Kijk dit dan eens in." De commis
saris nam een rolletje, in een courant
gewikkeld, van zijn bureau.
„Wat is dat
„Maak het maar open."
De detective verwijderde den omslag
de inhoud bestond uit eenige papieren
van waarde met de daarbij behoorende
coupons
„Dat zijn toen met
De gestolen papieren, ja. Een werkman
heeft ze vanmorgen in de nabijheid van
het Stettiner station gevonden."
-Dat is niet ver van Gowel's woning."
„Juistmen heeft zich van de papie
ren ontdaan, omdat ze niet dan met groot
gevaar te verzilveren zijn. De vijftig dui
zend mark zal de dief niet vrijwillig
teruggeven."
„Wie moet dat gedaan hebben? Go
wel is in de gevangenis
„Stellig zijn vrouw, die in het com
plot is."
„Hm. ja," antwoordde de detective
nadenkend.
„Neem de papieren mee en breng ze
dadelijk bij den bestolene terug. Hij zal
er blij mee zijn. Misschien kunnen wij
hem het overige ook terugbezorgen."
Polzig nam het rolletje, stak het in zijn
borstzak en begaf zich op weg. In diepe
gedachten ging hij voortzoo diep was
hij daarin verzonken, dat hij in de tram,
die hij genomen had, niet eens een zijner
beste vrienden herkende, die hem la
chend op den schouder klopte en vroeg,
waar hij toch eigenlijk was, in de wolken
of in een dievenhol.
„In het laatste, denk ik," antwoordde
hij lachend.
Hij was dan ook geheel door den dief
stal in beslag genomen. Intusschen was
hij er ver van af o:n in het vinden der pa
pieren een bewijs van Gowel's schuld te
zien dit maakte hem juist aan het twij
felen. Ja, als die papieren niet
in de buurt van diens woning waren
gevonden Maar nu een zoo geslepen
schurk zou nooit de domheid begaan, een
gestolen voorwerp, waarvan hij zich ont
doen wil, in de nabijheid van zijn woning
op de open straat neer te werpen. Er
was evenwel van hem geen sprake, maar
wel van zijn vrouw deze kon in haar
angst en bezorgdheid zoo gedaan hebben,
of had wellicht geen tijd gehad om ver
der te gaan, daar de papieren weg moes
ten.
Maar ook vrouw Gowel was geen
nieuwelinge in de school der misdaad
hij kon niet gelooven, dat zij zulk en fout
begaan had.
Aan den anderen kant scheen de ge
vangene toch schuld te gevoelen, daar
hij zich ziek hield.
,,'t Is vreemd," mompelde Polzig, toen
hij eindelijk de trap naar het kantoor van
Spangier opging.
Deze was niet aanwezig.
„Misschien is hij boven," zei de boek
houder.
De detective ging naar boven," Spang-
Ier was uitgegaan, zou echter spoedig
terugkomen.
„Komt u zoolang binnen," zei de oude
mevrouw.
„Mijn zoon zei vanmorgen nog, dat
hij u gaarne spreken wilde. Hij- brandt
van verlangen, iets van het onderzoek te
vernemen."
Polzig trad in het elegant ingerichte
salon, waar men hem alleen liet. Knorrig
zat hij op zijn stoel op den terugkeer van
Spangier te wachten. Al gauw werd hij
ongeduldig zijn tijd was kostbaar. Hij
moest ten spoedigste een huiszoeking
bij Gowel gaan doen. Onrustig sprong hij
op en begon op en neer te loopen en overal
het een en ander te bekijken.
Hij was een boekenliefhebber en wijdde
dus meer dan gewone aandacht aan de
boeken in een open boekenkast. Hij las
de titels en waar deze ontbraken, nam
hij het boek er uit en bekeeklhet van bin
nen.
„De heer Spangier schijnt veel belang
in techniek te stellen," dacht hij verwon
derd, toen hij verschillende werken over
electriciteit, scheikunde enz. in de :and
kreeg. Hij bladerde doelloos een der
nieuwste door, toen zijn oog vie: op een
artikel, dat tot opschrift droeg Ther
miet.
Zeer verrast staarde Polzig op dit woord»
met thermiet was de plaat der brandkast
doorgesmolten of gebrand. Misschien had
Spangier daarom dit boek gekocht. Hij
begon te lezen over het gebruik van ther
miet, de te nemen voorzorgen en de be
schrijving van twee inbraken met behulp
van deze stof. Hij keek nog eens naar den
titel van het boek, zocht den stempel
van den boekhandel, die het leverde cn
keek naar den prijs. Het boek kostte vijf
tien mark. Zou Spangier in deze omstan
digheden zooveel geld uitgeven, alleen om
zijn nieuwsgierigheid te bevredigen?....
Op dit oogenblik hoorde hij schreden.
Snel zette hij het boek weg en ging bij het
venster staan.
Spangier scheen verwonderd en ver- zelfden nacht bi, een heler rereentgeko-
„Waar dat verborgen was,
slotte ook het overige,"
Spangier trad binnen.
,,'k Vra
raag excuus, mijnheer Polzig, dat
ik u zoo lang moest laten wachten. De
zaken hielden mij langer op dan ik ver
wachtte. Wat brengt u ik hoop goede
tijding
„Dat denk ik wel," antwoordde de de
tective, die zijn best deed een vriendelijk
gezicht te zetten. „Ik breng u een deel
van het gestolene op afbetaling," En hij
gaf hem het rolletie in de hand.
baasd tevens
vindt ge ten
zeide hij.
„Dat betwijfel ik," hernam Polzig en
verhaalde waar de papieren gevonden
waren.
Spangier scheen teleurgesteld.
„Zoek nog eens bij dien Gowel," ver
zocht hij dringend. „Ik ben er van over
tuigd, dat hij de inbreker is."
„Dat was ik juist voornemens," ver
klaarde de detective. Misschien breng ik
u heden nog gunstige tijding.
men. Herinnert u zich niet, dat Gowel in
d* tram gezien is en nabij Fnedrichsfeld
is uitgestapt
„O ja."
„In dien nacht heeft hij dat stuk vol
voerd. Daarom liet hij zich koelbloedig
wegens die andere zaak gevangen nemen.
Hij was overtuigd, dat men hem daarvoor
niets maken kon."
„Maar wie heeft dan de inbraak bij
Spangier uitgevoerd
„Daarover mag ik mij nu nog niet
verder uitlaten. Morgen hoop ik u uit-
Hiermede nam hij afscheid. Toch ging voerige mededeelingen te kunnen doen,
hij niet naar het noorden, maar naar het
centrum der stad. Daar zocht hij den
boekhandel, welks stempel hij in het boek
gevonden had, waarin het artikel over
thermiet stond. Zonder aarzelen trad hij
den winkel binnen en vroeg of 't bewuste
werk voorhanden was. Het antwoord
luidde ontkennend.
„Mag ik het boek voor u bestellen
„Wacht even, ik ben nog niet besloten.
Het is niet voor mij zelf. Het betreft een
verjaringsgeschenk voor mijn broeder,
die het boek reeds lang wenschte te be
zitten. 't Kan echter zijn, dat hij het reeds
gekocht heeft, maar dit kan ik hem na
tuurlijk niet vragen. Dan begrijpt hij wat
ik voornemens ben en is het geen verras
sing meer."
„Zeer zeker," meende de bediende
lachend.
„Zoover ik weet, koopt hij veel bij u.
Kunt u misschien nazien, of u het hem
geleverd hebt
„Zeker, als ik den naam mag weten."
„Agent Spangier,..straat 5."
De bediende verklaarde den naam niet
te kennen, maar zou het even nazien. Na
een poosje kwam hij terug.
„We hebben het werk reeds aan dien
heer geleverd," verklaarde hij.
„Zoo, dus toch wanneer is dat ge
weest
„Zes weken geleden. Begin November."
„Ik dank u, dan is de zaak afgedaan en
zal ik iets anders moeten bedenken. Dank
u voor de moeite."
De detective verliet den winkel met
een vriendelijk, onverschillig gelaat, hoe
wel hij op dit oogenblik heel anders ge
stemd was. Spangier had dus voor eenige
weken dit werk reeds gekocht en de om
standigheid, dat bij het eerste opslaan eerst aan diens schuld doen twijfelen en
dit artikel dadelijk in het oog viel, bewees hem tot de meening gebracht, dat de ware
dat het boek op die plaats meermalen ge-schuldige, om de politie op een valsch
opend en open gehouden was. spoor te brengen, de gevonden papieren
„Maar Gowel," zei Polzig hoofdschud- in de nabijheid van Gowel's woning weg-
d.end bij zich zelf. „Hoe heb ik het met geworpen had. Een bekend feit is het, dat
hem Die heeft zeker iets anders op zijn gauwdieven zich op deze wijze trachten
kerfstok. Een onbegrijpelijke historiete ontdoen van dat deel van den buit, dat
ja misschien den schuldige en het geld
uit te leveren."
Kirst knikte bevredigd. Hij kende
zijn man an wist dat Polzig geen bluffer
was. Vóór alles zond hij twee beambten
om de vrouw van den inbreker te vatten.
Deze brachten nog denzelfdeu middag
de tierende en kijvende gevangene bin
nen. Ze was al even doortrapt als haar man
en Kirst had geen gemakkelijk spel met
haar. Al zijn verzekeringen, dat de schuld
van haar man zoo goed als vast stond
baattec niets.
Toen hij haar echter verklaarde, dat zij
als medeplichtige verdacht werd en dus in
voorarrest moest blijven, toen verdween
haar brutaliteit en ze liet zich ontvallen
dat zij de hand niet mes in het spel had
gehad.
Nu had ze zich verraden en kwam
spoedig tot bekentenis. Haar man was de
dief van Frieirichsfeld, maar zij was
doodonschuldig, ja ze had hem nog po
gen terug te houden. Gowel moest, toen
hij met haar geconfronteerd werd, tan
denknarsend haar getuigenis toegeven,
maar wreekte zich op haar door te ver
raden dat zij hem had geholpen, een ver
kleeding bezorgd en de gestolen voor
werpen verkocht had. Nu waren beiden
am den arm der gerechtigheid overge
leverd,
lid.
Polzig was vast overtuigd, dat Spangiet
zelf de aanlegger en uitvoerder van de
inbraak was. Juist de omstandigheid dia
aangewezen scheen om de verdenking
tegen Gowel te versterken, had hem het
„Hoe, reeds terug van de huiszoeking
vroeg de commissaris, toen de detective
verscheen.
„Neen, mijnheer de commissaris ik
heb daarvan voorloopig afgezien."
„Waarom Volgt ge een ander spoor
„Ja. Ik denk het gestolen geld binnen
kort terug te brengen."
.Werkelijk?" riep Kirst verwonderd.
niet gemakkelijk aan den man te brengen
is.
't Was een misdadige en geraffineerde,
ja duivelsche list. Eigenlijk was het al te
listig en juist deze te groote slimheid zou
den dader verderfelijk worden.
Een ervaren detective, zooals Polzig,
begreep toch onmiddelijk, dat een ge
slepen misdadiger nooit de domheid zou
„Hebt u eenig vermoeden, waar Gowel uithalen, zich op zulk een korten afstand
het verborgen heeft?" zijner woning van het hinderlijke deel
„Gowel heeft het geheel niet verbor- van zijn buit te ontdoen. Ook zou hij
gen hij is onschuldig." dit spoediger gedaan hebben en de pa-
De commissaris keek verbaasd op. pieren waren pas gevonden, toen de ver-
„Onschuldig Waarom houdt hij zich dachte reeds achter slot en grendel zat.
dan ziek?" Hieruit bleek.dat het alleen te doen was
„Dat weet ik niet. Daar zit nog wat om dezen nog meer verdacht te maken,
achter, dat ik ook hoop te ontdekken."
„Nu, wij zullen zien. Doch houdt u
daarbij. Hier is al weer een andere op
dracht voor u."
„Een andere Wat dan
„Gisteren kwam de rentenier Kraus in
Friedrichsfeld met zijn familie na een
Dat dit zoo laat pas gebeurde, lag stellig
in de omstandigheid, dat de ware schul
dige eerst den avond te voren den naam
en het adres van Gowel uit de bladen
vernemen had.
Al was de detective echter ook zeker van
zijn zaak, hoe zou hij den schuldige kun-
afwezigheid van eenige weken in zijn huis nen vatten, als het hem niet gelukte het
terug. Bij het openen der door ihem be- geld te voorschijn te brengen Waar
woonde étage, ontdekte hij, dat in zijn aldus overwoog de beambte bij zich zelf
afwezigheid dieven daarin huis gehouden zou Spangier, verondersteld dat hij de
hadden. Kasten waren opengebroken, dader was, het geld geborgen hebben
De inbreker of inbrekers hebben ver
schillende kostbaarheden, zilveren vaat
werk en ook een kleine som geld meege
nomen."
Polzig herhaalde verwonderd„In
Friedrichsfeld
„Ja, daar is weer werk, Polzig. Ge
In zijn woning, in zijn huis
Neen, daartoe was hij te slim, zooals
de geheele aanleg van den diefstal be
wees. Al inocht hij ook te goeder naam en
faam bekend zijn, hij moest toch altijd
rekening houden met de mogelijkheid, dat
de verdenking op hem zou vallen en men
moet zoo spoedig mogelijk er op uit en zijn huis doorzoeken zou. Hij moest dus
minstens eens liet terrein van den dief- een plaats buiten zijn huis gekozen heb-
stal opnemen. Ik heb het geval twee an- ben.
deren opgedragen, maar dat zijn niet Maar hoe was dat te ontdekken
zulke goede speurders als gij." Hier hield alle werkelijke combinatie
De detective liep eenige malen het op. Er waren honderd mogelijkheden,
bureau op en neer, langzaam en in diepe Ten eerste moest men weten, of het geld
gedachten. in of buiten de stad geborgen was. Kon hij
„Mijnheer de commissaris, den inbre- het aan een vriend gezonden of in een
_ker van Friedrichsfeld jhebben wij," riep bank geplaatst hebben Neen, rede
hij plotseling triomfantelijk uit.
„Onmogelijk wie is het dan?"
„Niemand anders dan Gowel."
„Ben je daar zeker van
neerde de detective, want gisteren heeft
hij de aandeelen pas op de straat gewor
pen. Bovendien kon hij er zich niet te ver
van verwijderen. Het geld moet zich dus
,V91komen en zijn vrouw is mede- in de stad bevinden. „Om de juiste plaats
plichtig. Laat-haar dadelijk halen ik ben
overtuigd, dat we een bekentenis zullen
hooren. Naar de gestolen zaken zoeken
is doelloos. Die zijn natuurlijk in den-
te ontdekken, moet ik hem nagaan en zijn
gangen bewaken," besloot Polzig.
Polzig aarzelde geen oogenblik de
daad bij het wevrd te voegen In een rui-
ots cm ft>