a altijd eenige namen op haar register. Te leurgesteld, doch niet ontmoedigd, kwam hij den derden dag van een vruchteloo- Zen tocht op het bureau terug. De com missaris troostte hem met de mededee- ling, dat er ie*s gebeurd was wat hem misschien licht verschaffen kon. wilde dien omdraaien. Maar dit ging niet. Verwonderd draante hij aat? den knop de deur was reeds geopend J Waarschijnlijk was Spangier daags te voren in het kantoor geweest en had ver geten de deur te sluiten. „Als ik dat eens gedaan had," bromde Max grimmig, „dan was de beer los ge weest." Met deze woorden betrad hij het lokaal, dat voor het publiek bestemd was. Wat was dat? Eenige kasten waren geopend en ook een der beide vensters stond half open. Hoofdschuddend, maar nog steeds zonder te begrijpen, ging hij naar de deur van het eigenlijke kantoor, waarvan hij ook een sleutel had. Toen hij d ezen wilde gebruiken, verbleekte hij de anders zoo zorgvuldig gesloten deur stond aan, het slot was stuk geen twij fel meer, er was ingebroken Angstig wierp hij een blik naar binnen, ook hier heerschte een ongewone wanorde en toen hij nu, over al zijn leden bevende, zich naar de brandkast wendde, bemerkte hij tot zijn schrik, dat een der zware platen van het soliede meubel een groot gat ver toonde, waardoor men gemakkelijk de hand kon steken 1 Nu was het zeker. Een brutale inbraak met diefstal had plaats gevonden Een oogenblik stond de jonge man over al zijn eden te beven en drukte hij de hand op het heftig kloppende hart. Terstond daar- ap echter greep hem een onuitsprekelijke angst aan en rende hij als een bezetene het kantoor uit en de trap op. Als razend :rok hij aan de schel. Verschrikt en boos egelijk deed de dienstbode open toen te evenwel den bediende weer zag, vroeg jij verwonderd wat er te doen was. Max opende den mond, doch kon geen voord uitbrengen. „Wel, mijnheer Max, is het in je ïoofd geslagen „In..braak," stamelde de jonge nan en voegde er, nog altijd hijgend, bij .De deur opengebroken slot brand gast." De dienstbode, die hem nu begon te legrijpen, gaf een schreeuw en ijlde naar le huiskamer, waar de agent, die juist >pgestaan was, aan het ontbijt zat. „Mijnheer, een inbraak Max staat >uiten hij kan bijna niet spreken le brandkast is open 1" Met doodsbleek gelaat springt de agent op. „Onmogelijk," roept hij en vhegt, in :ijti kamerjapon en op zijn pantoffels, de camer uit, de trap af en het kantoor bin- ïen, zonder van de onsamenhangende woorden van den bediende notitie te ne- nen. Deze volgde hem onmiddellijk. „Geen twijfel I" riep de koopman ont- ;et. „Hier iso God, en de kastdie jlaat is doorgesmolten de sleutels, de •leutels, Max...." „De sleutels van de brandkast? Die ieb ik niet." „Ze liggen boven op het tafeltje voor nijn bed gauw, gauw, wat sta je daar ïu te gapen Max volbracht met een voor hem on- ;ewone snelheid het bevel van zijn pa- roon. Met bevende vingers nam deze aem de sleutels af en opende de kast. „Weg, weg," jammerde hij handen wringend, nadat hij de schuiflade had nagezien. „Het geld van de directie het coupongeld vijftig duizend mark Max, naar de politie, gauw, haal de po litie I" De ontsteltenis van het jongmensch was nu eenigszins bedaard en in plaats daarvan kwam het gevoel van een zekere gewichtigheid, dat hem zijn rol bij zulk een interessant voorval en de ontvangen opdracht verleende. Met nog onvermin derde haast ging hij op weg naar de poli tie bij de deur ontmoette hij den boek houder Hammer, die juist kwam aan strompelen. In half gebroken zinnen deelde hij hem in der haast het ernstige voorval mede en toen ging het verder, zoo hard hij loopen kon. Alleen als hij een be kende ontmoette, vertraagde hij een oogenblik zijn vaart om hem, met een ge wichtige gelaatsuitdrukking, het nieuws toe te roepen en de rol, die hij daarbij had gespeeld en wij willen hier dade lijk vermelden, dat hij vóór den avond van dien dag reeds zoo ver was gekomen, zich zelf en zijn patroon, benevens boek houder, moeder en dienstmeisje voor de open deur zoo en zoo lang te laten staan, tot hij, Max, terwijl hij de overigen uit lachte, moedig binnengedrongen was en het eerst den diefstal had geconstateerd. Na een afwezigheid van nauwelijks een half uw,, keerde hij nwt den commis saris van polihe Kirst en een geheimen agent, Polzig, terug. Deze laatste was een man van ongeveer vijf en dertig jaar, niet groot, maar krachtig gebouwd, met levendige oogen, een kleinen mond en een langen grooten neus met opgeblazen neusvleugels. Deze neus was het besten dige voorwierp der goedaardige spotter nijen van Potzig's vntatLn. Ze beweer den, dat het vroeger een gewone, regel matige neus geweest was, zelfs een an tieke schoonheid, maar dat door het voortdurend snuffelen van haar eigenaar, door zijn sporen ruiken en schelmen op zoeken de neusvleugels zich op een merkwaardige manier uitgezet en ver wijd hadden. De politiebeambten vonden den koop man en zijn boekhouder, bij wie zich ook Spangler's moeder en eenige bekenden en buren gevoegd hadden, in de hoogste opwinding. De oude vrouw weende en jammerde luid en haar zoon, die zich echter nauwelijks zelf kon beheerschen, trachtte haar te kalmeeren. „Wilt u, voor alles, mijnheer Spangier," begon de commissaris zeer ernstig, „alle personen, die hier niets te doen hebben, verwijderen „Mijn moeder ook?" „Zij in de eerste plaats de dame is te opgewonden en zou ons slechts sto ren." De aanwezigen trokken zich op het hooren dezer woorden uit zich zelf terug, zoo ook de oude dame, waarop de com missaris, die intusschen de brandkast en de opening daarin nadenkend bekeken had, zich tot den agent wendde met het verzoek hem nu nog eens het geheele ver loop der zaak mee te deelen. „D3t kan ik niet," antwoordde deze. „Ik weet niets meer dan wat u hier ziet mijn bediende heeft den diefstal het eerst ontdekt. Maar ook hij kan er niets meer van zeggen." „Kunt u bepalen hoeveel geld u ont vreemd is „Tot op een cent, mijnheer de com missaris. Vijftigduizend mark in bank biljetten, die ik voor eenige dagen van de directie der door mij vertegenwoordigde Bank ontvangen heb, tot uitbetaling der coupons die op 1 Januari komen te ver vallen, en bovendien een paar honderd mark in specie, twee aandeelen in den Kroonprins Rudolf-spoor weg en een aan deel der Bouwcompagnie." „Dus is het grootste gedeelte van de gestolen waarden niet eens uw eigen dom „Dat is het juist wat de zaak voor mij zoo pijnlijk maakt. De vijftig duizend mark behooren aan de Bank en als ik ze niet terugkrijg, ben ik geruïneerd. Ik moet met mijn heele vermogen er voor instaan." „Hebt u iemand medegedeeld, dat u juist nu zulk 'n groot bedrag in kas had „Hoe kunt u zoo iets denken Ik niet en mijn bedienden zijn eveneens tot de strengste geheimhouding ver plicht. Niet waar, mijnheer Hammer, u hebt zeker met. „Geen woord, mijnheer Spangier." „En jij, Max," Max betuigde zijn onschuld. „Overigens zou dat ook niet noodig zijn," ging Spangier voort, „ieder, die eenigszins mijn zaak kent, weet dat ik binnen weinige dagen groote sommen noodig heb voor uitbetaling. Bovendien het geld is twee dagen geleden door een postbeambte gebracht en al zijn deze ook tot geheimhouding verplicht, nu hm hij keek schuin naar den jongsten bediende en boog zich tot den commissaris over „zulk een jong mensch flapt er toch wel eens wat uit. Wie weet wat hij gebluft en gezwetst heeft." „Ja, ja. En hebt u anders vertrou wen in de eerlijkheid van uw personeel fluisterde de commissaris terug. „Onvoorwaardelijk," antwoordde Spangier met overtuiging. „Een van hen zou den diefstal ook niet op die wijze uitgevoerd hebben," zei Kirst nadenkend. „Dit lijkt op ge weld dat is een dief van beroep ge weest, die alle streken van het handwerk kent. Dunkt u ook niet, Polzig?" „Zeer zeker," antwoordde deze, die intusschen de beide vertrekken en ook de brandkast aan een nauwkeurig onder zoek onderworpen had. „De diefstal is met buitengewone handigheid uitge voerd." „Het is toch zeker in den afgeloopen nacht gebeurd vroeg de commissaris aan Spangier. „Stellig." „Wanneer bent u het laatst op uw kan toor geweest „Gisteren tegen den avond, toen ik die ingekomen brieven voor den boekhouder gereed legde." „En was toen alles nog in orde „Alles." „Hebt u je vergewist of het geld er nog was „Dat niet, maar Zaterdagavond vóór het sluiten van het kantoor, heeft mijn heer Hammer de bankbiljetten nog eens nageteld." „Dus is Je Jietstai m den verloopen nacht eebeurd," knikte Kirst op zijn ern stige manier. „XJ hebt alles onderzocht, Polzig hebt u u al een idee gevormd van de wijze, waarop het gebeurd is „Jawel, mijnheer de commissaris," antwoordde de detective, wiens neus vleugels, als hij over een zaak sprak die hem interesseerde, voortdurend in be weging waren, „de ^spitsboef heeft het huis weten binnen te sluipen, zich laten insluiten, heeft zich toegang tot het kan toor verschaft...." „Op welke manier?" „De eerste deur heeft hij met een looper geopend. De bediende vond ze open en het slot is geheel ongeschonden. De deur van het vertrek waar de brandkast staat, bood weerstand aan zijn pogingen, waar na hij het slot, dat waarschijnlijk minder eenvoudig was, heeft laten springen. Tot de brandkast heeft hij zich toegang verschaft door in een der platen een ope ning te smelten met behulp van thermiet, een substantie die bij verbranding een zeer hoogen warmtegraad ontwikkelt. Na de brandkast geplunderd te hebben heeft hij het huis verlaten door een ven ster, dat in den tuin uitkwam." De commissaris ging naar de voorka mer en keek door het openstaande ven ster naar buiten „U hebt gelijk—het latwerk van den wingerd reikt tot aan het venster, daar langs kon hij gemakkelijk naar beneden komen." „Sn dat hij het gedaan heeft, bewijzen de op den grond liggende gebroken lat ten." „Juist bevestigde Kirst. „Doch nu verder. 4oo iets gaat niet zonder geraas. Hebt u niets verdachts gehoord of be merkt „In het minst niet. Wel ben ik gisteren," voegde hij er met eenige verlegenheid bij, „laat naar bed gegaan. Ik was in de club tiu, u weet, hoe het daar toe gaat. Ik heb dus bijzonder vast geslapen „Of iemand anders in huis was Wilt u u v moeder en uw dienstmeisje 'ven roepen Beiden verschenen. De oude dame verklaarde wel een uiterst lichten slaap te hebben, maar toch had ze niets ver dachts gehoord. Het meisje evenwel be weerde, toen zij een oogenblik wakker was, iets gehoord te hebben. „Geraas „Ja, een geluid alsof een deur dicht sloeg." „Waar „Dat kan ik niet precies zeggen het klonk echter, of het beneden op de eerste étage was." „En om welken tijd was dat Het meisje haalde de schouders op. „Ik heb geen klok op mijn kamer. Het kan zoo ongeveer twee uur geweest zijn." „Woont er nog iemand anders in huis?" „Niemand," antwoordde Spangier, „het benedenhuis is als magazijn verhuurd." De commissaris dacht een poos zwij gend na. Terneergeslagen stond de koop man aan zijn lessenaar, eveneens zw.j- gend voor zich heen starend, toen zich de boekhouder Hammer plotseling tot hem wendde met de vraag, of hij de directie het gebeurde niet telegrafeeren zou Spangier keek den beambte verschrikt aan." „Daaraan heb ik nog met gedacht," riep hij, „maar u hebt gelijk en toch valt het mij zwaar. Als ik het uitzicht had, mijnheer de commissaris, het geld spoe dig terug te krijgen, zou ik liever nog wachten, om de directie niet in onrust- te brengen. Denkt u, dat....' Kirst schudde het hoofd, „Daar tnag u niet op rekenen. Mis schien dat het ons heden nog gelukt misschien dat er acht, ja veertien dagen mee heengaan. Het Z3l dus beter zijn een telegram te zenden." Als vertwijfelend steunde de koopman het hoofd in de hand. „Ik ben geruïneerd als het geld niet te voorschijn komt," klaagde hij. „Het weinige wat van het verlorene mijn eigendom is, wil ik graag inboeten ik bied het u en uwe mannen als belooning voor de terugvinding aan.,' Op dit oogenblik naderde de detective zijn principaal en fluisterde hem iets in het oor. „Meent u dien met jdien scheeven neus," vroeg deze. „Den langen Gowel ja. Hij is on geveer drie weken geleden uit het tucht huis ontslagen. Het geval is juist iets voor hem. Hij is er geslepen genoeg voor." „Dat zou kunnen," hernam de com missaris, „het is een doortrapte inbreker. In elk geval is het dé moeite waard zoo spoedig mogelijk te vragen waar hij den afgeloopen nacht geweest is. Dat is uw taak, Polzig." Hiermede verlieten de beide beambten het kantoor, terwijl zij den agent in een toestand van de grootste overspanning en vertwijfeling achterlieten. De beruchte inbreker, wiens naam Polzig aan zijn chef had genoemd, woon de in het uiterste noorden der stad, in een benedenkamer van een bouwvallig achterhuis, waarin verscheidene verarmde gezinnen verblijf hielden Toen de detec tive naar hem vroeg, berichtte zijn vrouw, die er in haar slordige kleeding erg ver loopen uitzag, dat hij ziek was en te bed lag. „Dacht ik het niet," antwoordde Pol zig sarcastisch lachende. „Hij ligt te bed is ziek natuurlijk is hij reeds lang ziek „Sedert drie dagen." „Wat scheelt hem dan „Dat weet ik niet. Hij klaagt over pijn op de borst dezen nacht had hij hevige koorts." „Je hebt toch zeker een dokter laten komen „Daar hebben wij geld genoeg voor," antwoordde zij spottend. „En dan houdt mijn man niet van dokters." „Zoo, zoo nu, laat mij den zieke eens zienik moet hem wat vragen." Brommend ging de vrouw, die vroeger betere dagen gekend had, den haar wel bekenden politiebeambte voor in haar onzindelijke woning. Deze bestond uic twee kleine vertrekken. In het achterste lag de zieke op een bed, waar aan beide zijden de inhoud van een stroozak zicht baar was. Toen de detective binnentrad, steunde de „stakkerd" jammerlijk en zuchtte telkens allemaal bizonderheden, die den beambte in zijn vermoeden versterk ten. „Maily, ik heb je toch verboden mij te storen," riep de zieke ontevreden. „Waarom—o, 'is u het, mijnheer Pol zig," onderbrak hij zich zelf, met een ge naakt verwonderden blik. „Ga zitten, als 't u blieft, -.vat verschaft mij de eer De sarcastische klank in deze hoffe lijke woordjes ontging den bezoeker niet hij kende zijn luidjes en antwoordde net de ge noedelijkheid van'n goeden bekende: „Je kunt wel zeggen ga zitten, Gowel, als er geen stoel is. Maar het gaat zóó ook wel. Hoe is het met je alweer ziek „Helaas ja. m jnheer Polzig." „Zeg mij eens, Go we', waar ben je den afgeloopen nacht geweest „Waar? Natuurlijk hier," antwoordde Go.vel op den toon der diepste overtui ging „Hter? Kun je dat bew jzen?' „Mijn vrouw kan het getuigen." „Je vrouw dat is niet voldoende, Gowel. Heb ie anders geen getuigjen „Het heele huis weet dat ik sinds drie dagen te bed lig." „Hm nu, we zullen zien. Je zal me wel toestaan in ie woning eens rond te zien." „Als u er pleizier in heeft, voor mijn part." Het ontging Polzig niet, dat Gowel bij deze woorden een snellen blik met zijn vrou.v wisselde. Vertrouwelijk wend de hij zich tot den voor naligen tucht huisboef en sprak, terwijl hij o zijn linkerborstzak wees „Hier zit een zes loops, Gowel en buiten staat nog een collega van mij." „Al goedik ben mij niets bewust. Zoek maar, niemand zal u storen." Polzig doorzocht niet alleen de beide vertrekken zorgvuldig, maar ook de aangrenzende ruimte een plaatsje met schuurtje en den kelder. Hij vond echter niets, wat hem niet verwanderde. De in breker zou Jen buit niet in zijn woning verborgen hebben. Wat zou hij doen? Den schelm ge vangennemen? De verdenking alleen was niet voldoende, hij moest hem min stens kunnen bewijzen, dat de ziekte louter voorgewend was. Maar hoe kon hij dat Informeeren bij de buren zou mets baten. Ze zouden zich dom houden of hem helpen. Neen, voorloopig was er niets aan te doen. Verdrietig keerde hij in de benauwde kamer terug, waar de zieke hem met een spottend gegrinnik ontving. „Wel, mijnheer Polzig Hebt u succes gehad Hebt u soms een diamanten broche en een paar dozijn zilveren lepels gevonden „Geen gekheid, Gowel. Lukt het van daag niet, dan misschien morgen," ant woordde de detective droogweg en ver liet na een korten groet het vertrek. Hij ging echter niet ver, maar bezocht met zijn geleider, de een links, de ander rechts, de naburige huizen, om te infor meeren of iemand Gowel in de laatste twee, drie dagen gezien had. Ook dit bleef zonder resultaat. De sluwe misdadi ger was niet te vatten. Nu, het was ook mogelijk dat een an der de schuldige was. Twee dagen lang volgde de ijverige detective het eene «Daor na het andere de politie heeft „Wat dan, mijnheer de commissaris „Een uur geleden meldde zich een tnan bij mij aan, die Gowel vóór de inbraak ontmoet heeft." „Inderdaad „Hij beweert het ten stelligste. Het jnoet in de tram geweest zijn. De mis dadiger was niet als gewoonlijk gekleed, maar droeg over zijn werkkiel een grijze jas en in plaats van een pet een ronden hoed." „Kende die man hem dan zoo goed „Dat zei hij. Ze hebben maandenlang samen gewerkt. Gowel, verklaarde hij, was geschrikt, toen hij hem had zien in stappen, had zich met het gezicht naar het Venster gekeerd en was bij de eerste halte uitgestapt." Daarmede zou bewezen zijn dat zijn Ziekte voorgewend was. Nu, ik zou er wei op hebben kunnen zweren. Als de man zich niet vergist. „Hij is elk oogenblik bereid, zijn ge tuigenis onder eede te bevestigen." „Jan is Gowel's schuld zeker en zal het noodig zijn, hem zoo spoedig moge lijk in arrest te nemen, voor hij zich met het geld uit de voeten maakt." Kirst deelde dit gevoelen en de detec tive ontving de opdracht den man ge vangen te nemen. Natuurlijk nam hij een paar collega's mee hij kon vooruit niet weten hoe zich de doortrapte schelm zou houden. Tot Polzig's groote verrassing too ide hij echter volstrekt geen neiging, tegenstand te bieden. Eerst scheen hij on aangenaam getroffen, kreunde, jammerde, beweerde dat hij geen stap doen kon toen hij echter vernam waarvan hij be schuldigd werd, narn hij een houding van edele verontwaardiging aan, betuigde zijn onschuld en stelde zich ter beschik king van de politie. Hij bleef er echter bij dat hij niet ioopen kon men moest een rijtuig halen en hem half daarin dragen, zoo zwak deed hij zich voor. Toch harl Polzig de voorzorg genomen hem de handboeien aan te leggen, een maatregel, waarvoor de ontaarde hem met een iro nisch „Dank u", beloonde Polzig nam hem met verbazing op. Het gedrag van Gowel beviel hem niet. Hier stak wat achter, dat hij niet door gronden kon. De schurk maakte zich op een of andere manier vroolijk over hem en rekende er minstens op, dat men hem niets bewijzen kon vandaar zijn stout heid, zijn grofheid en zijn sarcasme. Wijl Gowel beslist op een ziekencel aanspraak maakte, liet de commissaris hem dadelijk door den politiedokter onderzoeken. „De man is volkomen gezond," ver klaarde deze. „Hij beweert inwendige pijn te hebben.' „Comedie, anders niets." „Dus heeft hij geen ziekencel noo dig „Onzin hij is zoo gezond als een visch. Houd hem maar goed vast, de volharding waarmede hij zich ziek houdt, beteekent schuldbewustzijn." Lachend ging dé arts weg. 's Avonds brachten de dagbladen het bericht, dat de vermoedelijke dader van den brutalen diefstal gevat was, welk bericht met algemeene bevrediging ver nomen werd. De agent Spangier was een jong, ac tief, geacht zakenman, wiens ongeluk algemeene deelneming verwekt had. De Bank, aan wie de som behoorde, toonde zich dan ook zeer voorkomend. Ze wees Zijn aanbod, te haren gunste te liquidee ren, af. Voorloopig was liet uitzicht de gestolen som terug te krijgen nog met hopeloos en eerst als dit het geval zou zijn, zou men over de vergoeding onder handelen Het was op den morgen na de gevan genneming van Gowel, dat de commissa ris den detective per telefoon bij zich ontbood. Polzig was binnen een half uur bij zijn "hel „Weet u het laatste nieuws. Polzig „Neen." „Kijk dit dan eens in." De commis saris nam een rolletje, in een courant gewikkeld, van zijn bureau. „Wat is dat „Maak het maar open." De detective verwijderde den omslag de inhoud bestond uit eenige papieren van waarde met de daarbij behoorende coupons „Dat zijn toen met De gestolen papieren, ja. Een werkman heeft ze vanmorgen in de nabijheid van het Stettiner station gevonden." -Dat is niet ver van Gowel's woning." „Juistmen heeft zich van de papie ren ontdaan, omdat ze niet dan met groot gevaar te verzilveren zijn. De vijftig dui zend mark zal de dief niet vrijwillig teruggeven." „Wie moet dat gedaan hebben? Go wel is in de gevangenis „Stellig zijn vrouw, die in het com plot is." „Hm. ja," antwoordde de detective nadenkend. „Neem de papieren mee en breng ze dadelijk bij den bestolene terug. Hij zal er blij mee zijn. Misschien kunnen wij hem het overige ook terugbezorgen." Polzig nam het rolletje, stak het in zijn borstzak en begaf zich op weg. In diepe gedachten ging hij voortzoo diep was hij daarin verzonken, dat hij in de tram, die hij genomen had, niet eens een zijner beste vrienden herkende, die hem la chend op den schouder klopte en vroeg, waar hij toch eigenlijk was, in de wolken of in een dievenhol. „In het laatste, denk ik," antwoordde hij lachend. Hij was dan ook geheel door den dief stal in beslag genomen. Intusschen was hij er ver van af o:n in het vinden der pa pieren een bewijs van Gowel's schuld te zien dit maakte hem juist aan het twij felen. Ja, als die papieren niet in de buurt van diens woning waren gevonden Maar nu een zoo geslepen schurk zou nooit de domheid begaan, een gestolen voorwerp, waarvan hij zich ont doen wil, in de nabijheid van zijn woning op de open straat neer te werpen. Er was evenwel van hem geen sprake, maar wel van zijn vrouw deze kon in haar angst en bezorgdheid zoo gedaan hebben, of had wellicht geen tijd gehad om ver der te gaan, daar de papieren weg moes ten. Maar ook vrouw Gowel was geen nieuwelinge in de school der misdaad hij kon niet gelooven, dat zij zulk en fout begaan had. Aan den anderen kant scheen de ge vangene toch schuld te gevoelen, daar hij zich ziek hield. ,,'t Is vreemd," mompelde Polzig, toen hij eindelijk de trap naar het kantoor van Spangier opging. Deze was niet aanwezig. „Misschien is hij boven," zei de boek houder. De detective ging naar boven," Spang- Ier was uitgegaan, zou echter spoedig terugkomen. „Komt u zoolang binnen," zei de oude mevrouw. „Mijn zoon zei vanmorgen nog, dat hij u gaarne spreken wilde. Hij- brandt van verlangen, iets van het onderzoek te vernemen." Polzig trad in het elegant ingerichte salon, waar men hem alleen liet. Knorrig zat hij op zijn stoel op den terugkeer van Spangier te wachten. Al gauw werd hij ongeduldig zijn tijd was kostbaar. Hij moest ten spoedigste een huiszoeking bij Gowel gaan doen. Onrustig sprong hij op en begon op en neer te loopen en overal het een en ander te bekijken. Hij was een boekenliefhebber en wijdde dus meer dan gewone aandacht aan de boeken in een open boekenkast. Hij las de titels en waar deze ontbraken, nam hij het boek er uit en bekeeklhet van bin nen. „De heer Spangier schijnt veel belang in techniek te stellen," dacht hij verwon derd, toen hij verschillende werken over electriciteit, scheikunde enz. in de :and kreeg. Hij bladerde doelloos een der nieuwste door, toen zijn oog vie: op een artikel, dat tot opschrift droeg Ther miet. Zeer verrast staarde Polzig op dit woord» met thermiet was de plaat der brandkast doorgesmolten of gebrand. Misschien had Spangier daarom dit boek gekocht. Hij begon te lezen over het gebruik van ther miet, de te nemen voorzorgen en de be schrijving van twee inbraken met behulp van deze stof. Hij keek nog eens naar den titel van het boek, zocht den stempel van den boekhandel, die het leverde cn keek naar den prijs. Het boek kostte vijf tien mark. Zou Spangier in deze omstan digheden zooveel geld uitgeven, alleen om zijn nieuwsgierigheid te bevredigen?.... Op dit oogenblik hoorde hij schreden. Snel zette hij het boek weg en ging bij het venster staan. Spangier scheen verwonderd en ver- zelfden nacht bi, een heler rereentgeko- „Waar dat verborgen was, slotte ook het overige," Spangier trad binnen. ,,'k Vra raag excuus, mijnheer Polzig, dat ik u zoo lang moest laten wachten. De zaken hielden mij langer op dan ik ver wachtte. Wat brengt u ik hoop goede tijding „Dat denk ik wel," antwoordde de de tective, die zijn best deed een vriendelijk gezicht te zetten. „Ik breng u een deel van het gestolene op afbetaling," En hij gaf hem het rolletie in de hand. baasd tevens vindt ge ten zeide hij. „Dat betwijfel ik," hernam Polzig en verhaalde waar de papieren gevonden waren. Spangier scheen teleurgesteld. „Zoek nog eens bij dien Gowel," ver zocht hij dringend. „Ik ben er van over tuigd, dat hij de inbreker is." „Dat was ik juist voornemens," ver klaarde de detective. Misschien breng ik u heden nog gunstige tijding. men. Herinnert u zich niet, dat Gowel in d* tram gezien is en nabij Fnedrichsfeld is uitgestapt „O ja." „In dien nacht heeft hij dat stuk vol voerd. Daarom liet hij zich koelbloedig wegens die andere zaak gevangen nemen. Hij was overtuigd, dat men hem daarvoor niets maken kon." „Maar wie heeft dan de inbraak bij Spangier uitgevoerd „Daarover mag ik mij nu nog niet verder uitlaten. Morgen hoop ik u uit- Hiermede nam hij afscheid. Toch ging voerige mededeelingen te kunnen doen, hij niet naar het noorden, maar naar het centrum der stad. Daar zocht hij den boekhandel, welks stempel hij in het boek gevonden had, waarin het artikel over thermiet stond. Zonder aarzelen trad hij den winkel binnen en vroeg of 't bewuste werk voorhanden was. Het antwoord luidde ontkennend. „Mag ik het boek voor u bestellen „Wacht even, ik ben nog niet besloten. Het is niet voor mij zelf. Het betreft een verjaringsgeschenk voor mijn broeder, die het boek reeds lang wenschte te be zitten. 't Kan echter zijn, dat hij het reeds gekocht heeft, maar dit kan ik hem na tuurlijk niet vragen. Dan begrijpt hij wat ik voornemens ben en is het geen verras sing meer." „Zeer zeker," meende de bediende lachend. „Zoover ik weet, koopt hij veel bij u. Kunt u misschien nazien, of u het hem geleverd hebt „Zeker, als ik den naam mag weten." „Agent Spangier,..straat 5." De bediende verklaarde den naam niet te kennen, maar zou het even nazien. Na een poosje kwam hij terug. „We hebben het werk reeds aan dien heer geleverd," verklaarde hij. „Zoo, dus toch wanneer is dat ge weest „Zes weken geleden. Begin November." „Ik dank u, dan is de zaak afgedaan en zal ik iets anders moeten bedenken. Dank u voor de moeite." De detective verliet den winkel met een vriendelijk, onverschillig gelaat, hoe wel hij op dit oogenblik heel anders ge stemd was. Spangier had dus voor eenige weken dit werk reeds gekocht en de om standigheid, dat bij het eerste opslaan eerst aan diens schuld doen twijfelen en dit artikel dadelijk in het oog viel, bewees hem tot de meening gebracht, dat de ware dat het boek op die plaats meermalen ge-schuldige, om de politie op een valsch opend en open gehouden was. spoor te brengen, de gevonden papieren „Maar Gowel," zei Polzig hoofdschud- in de nabijheid van Gowel's woning weg- d.end bij zich zelf. „Hoe heb ik het met geworpen had. Een bekend feit is het, dat hem Die heeft zeker iets anders op zijn gauwdieven zich op deze wijze trachten kerfstok. Een onbegrijpelijke historiete ontdoen van dat deel van den buit, dat ja misschien den schuldige en het geld uit te leveren." Kirst knikte bevredigd. Hij kende zijn man an wist dat Polzig geen bluffer was. Vóór alles zond hij twee beambten om de vrouw van den inbreker te vatten. Deze brachten nog denzelfdeu middag de tierende en kijvende gevangene bin nen. Ze was al even doortrapt als haar man en Kirst had geen gemakkelijk spel met haar. Al zijn verzekeringen, dat de schuld van haar man zoo goed als vast stond baattec niets. Toen hij haar echter verklaarde, dat zij als medeplichtige verdacht werd en dus in voorarrest moest blijven, toen verdween haar brutaliteit en ze liet zich ontvallen dat zij de hand niet mes in het spel had gehad. Nu had ze zich verraden en kwam spoedig tot bekentenis. Haar man was de dief van Frieirichsfeld, maar zij was doodonschuldig, ja ze had hem nog po gen terug te houden. Gowel moest, toen hij met haar geconfronteerd werd, tan denknarsend haar getuigenis toegeven, maar wreekte zich op haar door te ver raden dat zij hem had geholpen, een ver kleeding bezorgd en de gestolen voor werpen verkocht had. Nu waren beiden am den arm der gerechtigheid overge leverd, lid. Polzig was vast overtuigd, dat Spangiet zelf de aanlegger en uitvoerder van de inbraak was. Juist de omstandigheid dia aangewezen scheen om de verdenking tegen Gowel te versterken, had hem het „Hoe, reeds terug van de huiszoeking vroeg de commissaris, toen de detective verscheen. „Neen, mijnheer de commissaris ik heb daarvan voorloopig afgezien." „Waarom Volgt ge een ander spoor „Ja. Ik denk het gestolen geld binnen kort terug te brengen." .Werkelijk?" riep Kirst verwonderd. niet gemakkelijk aan den man te brengen is. 't Was een misdadige en geraffineerde, ja duivelsche list. Eigenlijk was het al te listig en juist deze te groote slimheid zou den dader verderfelijk worden. Een ervaren detective, zooals Polzig, begreep toch onmiddelijk, dat een ge slepen misdadiger nooit de domheid zou „Hebt u eenig vermoeden, waar Gowel uithalen, zich op zulk een korten afstand het verborgen heeft?" zijner woning van het hinderlijke deel „Gowel heeft het geheel niet verbor- van zijn buit te ontdoen. Ook zou hij gen hij is onschuldig." dit spoediger gedaan hebben en de pa- De commissaris keek verbaasd op. pieren waren pas gevonden, toen de ver- „Onschuldig Waarom houdt hij zich dachte reeds achter slot en grendel zat. dan ziek?" Hieruit bleek.dat het alleen te doen was „Dat weet ik niet. Daar zit nog wat om dezen nog meer verdacht te maken, achter, dat ik ook hoop te ontdekken." „Nu, wij zullen zien. Doch houdt u daarbij. Hier is al weer een andere op dracht voor u." „Een andere Wat dan „Gisteren kwam de rentenier Kraus in Friedrichsfeld met zijn familie na een Dat dit zoo laat pas gebeurde, lag stellig in de omstandigheid, dat de ware schul dige eerst den avond te voren den naam en het adres van Gowel uit de bladen vernemen had. Al was de detective echter ook zeker van zijn zaak, hoe zou hij den schuldige kun- afwezigheid van eenige weken in zijn huis nen vatten, als het hem niet gelukte het terug. Bij het openen der door ihem be- geld te voorschijn te brengen Waar woonde étage, ontdekte hij, dat in zijn aldus overwoog de beambte bij zich zelf afwezigheid dieven daarin huis gehouden zou Spangier, verondersteld dat hij de hadden. Kasten waren opengebroken, dader was, het geld geborgen hebben De inbreker of inbrekers hebben ver schillende kostbaarheden, zilveren vaat werk en ook een kleine som geld meege nomen." Polzig herhaalde verwonderd„In Friedrichsfeld „Ja, daar is weer werk, Polzig. Ge In zijn woning, in zijn huis Neen, daartoe was hij te slim, zooals de geheele aanleg van den diefstal be wees. Al inocht hij ook te goeder naam en faam bekend zijn, hij moest toch altijd rekening houden met de mogelijkheid, dat de verdenking op hem zou vallen en men moet zoo spoedig mogelijk er op uit en zijn huis doorzoeken zou. Hij moest dus minstens eens liet terrein van den dief- een plaats buiten zijn huis gekozen heb- stal opnemen. Ik heb het geval twee an- ben. deren opgedragen, maar dat zijn niet Maar hoe was dat te ontdekken zulke goede speurders als gij." Hier hield alle werkelijke combinatie De detective liep eenige malen het op. Er waren honderd mogelijkheden, bureau op en neer, langzaam en in diepe Ten eerste moest men weten, of het geld gedachten. in of buiten de stad geborgen was. Kon hij „Mijnheer de commissaris, den inbre- het aan een vriend gezonden of in een _ker van Friedrichsfeld jhebben wij," riep bank geplaatst hebben Neen, rede hij plotseling triomfantelijk uit. „Onmogelijk wie is het dan?" „Niemand anders dan Gowel." „Ben je daar zeker van neerde de detective, want gisteren heeft hij de aandeelen pas op de straat gewor pen. Bovendien kon hij er zich niet te ver van verwijderen. Het geld moet zich dus ,V91komen en zijn vrouw is mede- in de stad bevinden. „Om de juiste plaats plichtig. Laat-haar dadelijk halen ik ben overtuigd, dat we een bekentenis zullen hooren. Naar de gestolen zaken zoeken is doelloos. Die zijn natuurlijk in den- te ontdekken, moet ik hem nagaan en zijn gangen bewaken," besloot Polzig. Polzig aarzelde geen oogenblik de daad bij het wevrd te voegen In een rui- ots cm ft>

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1923 | | pagina 18