Tweede Blad
9 Juni 1923
LflMBBOUW m VISSCHERIJr
UIT BE ras.
ELCK WAT WILS
MEN WORDT BETAALD NAAR MEN
WAARD IS.
BASTA.
TREKJES CCXCVIII.
Je kunt met schrijven rijk worden, had bij
(Historisch)
G. N.
*1 iTifr m TrtSihii
COLLECTIEVE CONTRACTEN.
Nog slechts voor korten tijd was de meening
[Wij algemeen, dat het Collectief Contract
iets is dat naast andere voordeden ook een
geer deugdelijk middel was om den bedrijfs-
vrede te bewaren.
1 Sinds den laatsten tijd schijnt te dien aan
zien een kentering in de opvattingen van
velen te ontstaan en men wijst op de nog
veelvuldig voorkomende conflicten der
laatste jaren.
Erg gelukkig schijnt die vergelijking met
gekozen omdat het toenemend aantal stakin
gen samenvalt met een vermindering van het
aantal collectieve Contracten en het aantal
arbeiders daarbij betrokken.
In 1922 is volgens het jaarboek van het
R. K. Vakbureau aan staking en uitsluiting
uitgekeerd f. 768,284, 78% tegen
f 674,943, 57% in 1921 of ruim 93 duizend
gulden meer dan in dat jaar, dat toch ook a 1
niet misdeeld was.
Dat het aantal stakingen nog te groot is,
daarover bestaat geen meeningsvérschil, be
houdens dan misschien bij enkele stakings
maniakken die de staking als doel en niet als
een laatste maar dan ook allerlaatste middel
beschouwen om een overigens rechtvaardig
doek te bereiken., maar m.i. legt men vol
komen ten onrechte verband tusschen sta
kingen en Collectieve Contracten.
Maar het Collectieve Contract als zoodanig
is daarmede niet te veroordeelen. Wel gebeurt
het, dat bij de vernieuwing van een contract
strijd ontstaat over loon, arbeids
dag, e.d., maar door niets is aannemelijs te
maken dat deze strijd door het Collectieve
Contract zou ontstaan.
Strijd die eigenlijk door het bestaan van
'Collectieve Contracten in het leven wordt
geroepen zal er maar zelden zijn, waar te
genover staat dat zeer vaak strijd voorkomen
is, omdat er een Collectief Contractibestond.
Het is uiteraard niet gemakkelijk om aan
te geven wat er door voorkomen wordt,
maar het staat vast, dat groote schommelin
gen in de conjunctuur en op de arbeidsmarkt
in deze veelbewogen tijden een bron van
strijd zouden zijn, omdat de partij in wier
voordeel de wisseling zou zijn, haar zou
gebruiken om de wederpartij tot concessies
te dwingen.
Toegegeven kan worden, dat de Collectie
ve Overeenkomst geen afdoend middel tegen
strijd is daarvoor zou minstens heel wat meer
goede wil benoodigd zijn, dan er feitelijk
bij de meesten gevonden wordt, maar een
middel en zeer goed middel om strijd te
voorkomen is zij ongetwijfeld.
Bovendien zal toch eerst een volledige
erkenning van de organisatie en het recht
van medezeggingschap van de organisatie
over de arbeiders moeten bestaan eer er
sprake kan zijn van een goeden wil om moei
lijkheden te voorkomen.
Van daaruit zal men pas komen tot n twee
de en betere opvatting om door daarvoor
geëigende rechtspraak geschillen te doen be
slissen. Dat dit inzicht bij vele werkgevers-
groepen en ook bij sommige arbeidersgroepen
nog niet voldoende gerijpt is, getuigt m.i. ab
soluut niets tegen het Collectieve Contract,
maar bewijst alleen dat onze Christelijke
beginselen bij die groepen nog niet begrepen
worden.
Het zal ook niet te veel gezegd zijn als ik
beweer dat onze R. K. arbeidersvereenigingen
wel zoover zijn, dat zij rechtspraak verre ver
kiezen boven strijd. Dat hebben zij herhaal
delijk getoond en in negen van de tien geval
len zullen zij dan ook öf te voren arbitrage
hebben aangeboden, öf daarvoor bij aanbie
ding direct bereid gevonden worden.
En daarom is ook de ietwat schampere
hoewel niets-zeggende bewering misplaatst,
dat de C.A. geen vredesmiddel is, maar slechts
een wapenstilstand.
Die voorstelling is geheel onjuister kan
van geen wapenstilstand sprake zijn als men
zich verbindt voor een bepaalden tijd van
elke actie af te zien, want uit niets blijkt dat
bij het beëindigen van den termijn strijd moet
uitbreken al is de mogelijkheid daartoe aan
wezig.
Komt de C. A. op loyale wijze tot stand
dan zal in gewone tijden ook in vele gevallen
weer zonder strijd de vernieuwing plaats vin
den.
Maar zooals met zooveel zaken, wordt te
veel uit het oog verloren dat we al jaren onder
zeer abnormale verhoudingen leven die zeer
gemakkelijk tot conflicten aanleiding kunnen
^even.
Eerst hebben we de opgangsgewijze stei-
ging van de indexcijfers medegemaakt die om
de drie maanden de vastgestelde loonnormen
onhoudbaar maakten en daarop s gevolgd
een geweldige inzinking van onze industrie
wat evenzeer tot verschillende wrijvingen
aanleiding geeft.
En zoolang niet meer algemeen rechtspraak
boven strijd wordt verkozen zoolang zal men
ook de consequentie's daarvan hebben te
aanvaarden en zich moeten voorbereiden om
Conflicten te kunnen doorstaan.
Laat men dat dan, indien men dat wil, ge
rust een gewapenden vrede noemen, maar is
het niet wat veel gevraagd om met zeven
mijlslaarzen regelrecht vanuit een door en
door verliberaliseerde samenleving te willen
stappen in een waarin onze beginselen volle
toepassing vinden, vooral als men de abnor
male omstandigheden waaronder wc leven in
aanmerking neemt.
Daarmede is volstrekt niet goedgepraat dat
zoovele groepen nog strijd boven een onpar
tijdige uitspraak stellen, maar wel een ver
klaring gezocht voor het feit dat dit gebeurt
en in elk geval zegt het niets tegen de Col
lectieve Overeenkomst.
We moeten de zaken willen zien zooals ze
werkelijk zijn en dan kan, ondanks de vele
conflicten, die er nog voorkomen, niet wor
den ontkend, dat de C. A. minstens een groot
aantal voorkomt.
Neem alleen het feit, dat de C. A. voor ten
groot aantal ondernemingen geldig is, ook de
werkgevers tot organisatie voert en het is
duidelijk dat heel wat moeilijkheden worden
voorkomen. Wat zou het zijn als in elke
onderneming naar omstandigheden de ar
beidsvoorwaarden moesten geregeld worden;
dat is misschien doenlijk voor zeer groote
ondernemingen die als 't ware een branche
op zich zelf vormen, maar in gewone om
standigheden zou dat een voortdurend gevaar
voor den socialen vrede zijn.
Men kan nu eenmaal voor branche's, waar
in de verschillende ondernemingen elkander
voortdurend beconcureeren geen vér afwij
kende arbeidsvoorwaarden vaststellen; de
C. A. brengt eenheid daarin en stelt de
groote lijnen vast die voor elke afzonderlijke
onderneming zullen gelden en waardoor tal
van moeilijkheden worden voorkomen.
Dat dit ook reeds door verschillende werk
geversgroepen zoo verstaan wordt, komt bij
verschillende gelegenheden tot uiting.
In het Weekblad van den Noord Brabant-
schen Boerenbond van 1 Juni j.l. komt een
verslag voor van een vergadering van den
„Kring Steenbergen" van dien Bond. Die
„kring" omvat een zeer groot landbouwge
west en in dat verslag kan men lezen;
„Mededeeling werd gedaan van de
stakingen in liet landbouwbedrijf m deze
omgeving; gewezen werd op de goede zijde
van een behoorlijk arbeidscontract waar
door die bewegingen steeds voorkomen
worden".
Dat zegt toch wel iets als men bedenkt, dat
men in denzelfden „Kring Steenbergen" reeds
van 1916 het Collectieve Contract kent en
pracMsch toepast.
Overal rondom den „Kring Steenbergen" kw»
men de laatste jaren stakingen in den land
bouw voor; Woensdrecht, Hoogerheide, Os-
sendrecht, Oud-Vosmeer, Standdaarbuiten,
Zevenbergen, Langeweg en wie weet waar al
niet doch „de Kring" bleef daarvoor tot
heden bewaard.
Moge dus het Collectief Contract geen be
sliste waarborgen bieden voor het behoud
van den bedrijfsvrede: bevorderlijk is 't daar
in elk geval wel voor en als de werkgevers
door stramme en starre houding het tot
standkomen daarvan practisch beletten, of
wel de arbeiders door onverstandig optreden
of verzwakken van hun organisatie een be
letsel vormen voor een deugdelijke overeen
komst dan doen zij zich zeiven nóch de
samenleving daarmede een dienst.
Men moet ook vooral de moreele betee-
kenis niet onderschatten welke er gelegen is
in het feit, dat het niet de slechtste groepen
arbeiders zijn die gedurende een bepaalden
tijd afstand doen van elke actie tot lotsver
betering, iets wat zich weinig verdraagt met
syndicalistische en communistische neigingen
waarvoor wc meer dan ooit ons te wapenen
hebben.
Het geeft voor beide partijen een zekere
vrijheids-belemmering, maar die weegt zeker
niet op tegen het pogen om de wettelijke
bindendverklaring van Collectieve Contrac
ten te verkrijgen, geeft daarmede zeker geen
bewijs van vredelievende gezindheid
nog verstrikt te zijn in de economische
dwalingen van het liberalisme, waarvan we
toch eigenlijk leergeld genoeg betaald heb
ben.
Voor de Katholieke arbeiders en werkge
vers, waarvan wij toch mogen verwachten,
dat zij willen medewerken om den bedrijfs
vrede, althans zooveel mogelijk te bewaren
en een ordelijken en geregelden toestand te
scheppen, zal dan ook de volle aandacht ge
vraagd mogen worden voor het feit, dat er
minder Collectieve Contracten worden ge
sloten, dat de organisatie's verzwakken en
andere minder gewenschte toestanden, iets
wat van uit R.-K. standpunt bezien, zeker
geen winst kan genoemd worden.
A. J. L
Het orgaan van de Christelijke Geheel-
onthoudersvereeniging „De wereldstrijd"
deed uitkomen dat er door sommigen aan
den drankhandel nog wel iets verdiend
wordt.
Zoo weet het blad omtrent de voordeelen
die de in vakvereenigingskringen heel goed
bekende heer Simon Maas daarvan geniet,
een niet onaardig staaltje mede te deelen:
„Er zijn verschillende Bonden en Vereeni-
gingen die den drankhandel bevorderen.
Niet altijd zijn deze heeren „als broeder
één". Zoo schijnt het ook te spannen tus
schen de heeren Maas en Staalman, secre
taris van den v'crgunninghoudersbond. En
als de onderlinge verschillen dan wat hoog
loopen, dan komt zoo plotseling soms de
waarheid aan het licht. Zoo is op een ver
gadering in Amsterdam deze vraag gesteld:
„Is het juist dat de heer S. A. Maas, be
halve een salaris van 20.000 per jaar, als
voorzitter van den Bond van Distillateurs en
Likeurstokers in Nederland, bovendien van
zijn leden 1.ontvangt voor eiken EI. L.
gedistilleerd ad 50 pet., dien zij in het bin-
nenlandsch verkeer brengen, waardoor de
heer Maas ongeveer 150.000 per jaar ont
vangt, welk inkomen stijgt naarmate de om
zet van het gedistilleerd stijgt?''
De heer Maas ontkende dit niet.
Wanneer zijn werk; zoo zei hij, zooveel
waard geacht wordt, komt het hemzelf,
maar ook den vergunninghouders ten goede,
in wier belang spr. gedurende zeven jaar
veel tot stand heeft gebracht. Men wordt
betaald naar men waard is.
Aan het einde der vergadering deelde de
heer Maas nog mee, dat sinds 1 Febr. het
tantième van 1.per H. L. niet meer be
taald wordt. Heelemaal niet meer? Zoodat
het salaris des heeren Maas ineens van
150.000 tot 20.000 wordt verlaagd? Of
tijdelijk niet meer? Of zoo, dat de anderhal
ve ton op een andere manier wordt bereikt?
De R.-K. Vakbeweging maakt naar aan
leiding hiervan de volgende opmerking:
Als de kok en de keukenmeid kijven,
hooren we waar de boter blijft.
't Schijnt dus, dat het er in de wereld
van de drankmenschen nogal af kan?
Deze mededeelingen geven ook een kijkje op
da maatschappelijke positie van den heer
Maas, een mijnheer, die behoort tot de aan
voerders van wat hij noemt „de reconstruc
tie" der maatschappelijke verhoudingen.
En mét die reconstructie bedoelt hij dan
vrijheid voor den ondernemer om te ko
men tot langer werkèn en lager loon.
Ja, ja, lager loon!
„Men wordt betaald, naar men waard is"
zoo zegt de heer Maas,
De landarbeiders, die de akkers bebou
wen, de steenfabricksarbeiders die voor on
ze woningen zorgen, krijgen daarom maar
zoo'n schandalig loontje.
Want de waarde van Maas' zorg voor de
hooge winsten in de drankbereiding is zoo
veel grooter.
Vooral uit economisch, sociaal en ethisch
oogpunt?
Ja, ja, men wordt betaald naar men waard
is.
HET DUITSCHE INDEXCIJFER EN
STERKE STIJGING DER GROOT-
HANDELSPRIJZEN.
„De nieuwe stijging der builenlandsche
wisselkoersen in Duitschland, die den dol
larkoers op 1 Juni j.l. tot het 18000-voudige
van de Vredespariteit omhoog had gedre
ven, heeft natuurlijk ook op de goederen-
prijzen sterken invloed gehad. Elet totale
indexcijfer voor 98 artikelen, dat door dc
„Fr. Ztg." wordt samengesteld, toont per
1 Juni een steiging aan met 78 waar
door het 14,639-voudige van den stand in
het midden van 1914 bereikt is Gedu
rende Juni was de dollar met 105% ge
stegen. Dc stijging voor verschillende goe
deren is minder groot geweest dan ver
wacht had kunnen worden, doordien de
wereldmarktprijzen in den loop oer maand
voor de meeste artikelen een daling hebben
ondergaan.
Zooals meestal in tijden van een stijging
der wisselkoersen is het cijfer voor de
groep textielwaren, leder etc. het sterkst
omhoog gegaan, n.l. met 96.5 levens-
en genotmiddelen toonen een stijging aan
met 79,5 mineralen met 72,5%, diver
sen met 60 en industrieele eindproduc
ten met 73
Bovenstaand bericht konden we deze week
in de bladen lezen. Het ziet er oppervlak
kig bezien erg onschuldig uit, want we zijn
zoo zachtjes aan vertrouwd geraakt met der
gelijke ineenstortingen van het betalingsmid
del en daaraan bijna evenredige stijging
van het indexcijfer.
Waarschijnlijk zullen dan ook zeer velen
van hen, die niet wegens „zaken zeer nauw
daarbij betrokken zijn aan het bericht wei
nig meer aandacht hebben geschonken dan
aan een gewoon nieuwsbericht.
Geheel ten onrechte; want bij een derge
lijke stijging van het indexcijfer zijn de ge
volgen nauwelijks te overzien.
In elk geval staat het vast, dat de arbeids-
loonen feitelijk weer met een geweldig per
centage zijn verlaagd zonder dat de arbei
ders er iets van gemerkt hebben of er iets
tegen konden doen. Het wordt pas gemerkt
als men zijn weekloon wil gaan bestedéh.
De moordende concurrentie vanuit
Duitschland kan dus weer opnieuw beginnen
met al de werkloosheid daaraan verbonden
en in Duitschland zelf kan de arbeidersbewe
ging maar weer staken om het verstoorde
evenwicht tusschen geldloon (en goederen-
prijzen zooveel mogelijk te herstellen.
De bodem wordt wél zeer intensief be
werkt voor het communistische zaad; en als
het niet ontkiemt, niet welig groeit en zich
voortplant, hebben de machthebbers der
wereld zich niet te verwijten dat zij een mid
del onbeproefd hebben gelaten om ons
werelddeel door revolutie te laten vermeti-
gen.
En dan te bedenken dat er in Nederland
nog menschen zijn, die er zich in verlustigen,
dat de arbeiders ten onzent, door allerlei
omstandigheden de dwaasheid begaan om
hun organisatie te verzwakken.
Waren dat nu alleen maar menschen van
het slag als Maas, Hardenbroek e.d. dan was
dit nog te verklaren, maar dat menschen die
van huis uit Christelijk denken en voelen,
niet inzien welk een gevaar er in gelegen
is en heusch niet voor de arbeiders al
léén wanneer in ons land de ordelijke or
ganisatie's nog verder zouden verzwakken,
is wel het meest onverklaarbare wat men
zich denken kan.
Alsof er geen vuiltje aan de lucht was,
.zijn we hier in Nederland aan het debateeren
en delibereeren over al of niet bindendver-
klaring van Collectieve Contracten, over de
vraag of de vakorganisatie dan wel de on
dernemingsraad draagster of drager van de
toekomstige bedrijfsorganisatie zal zijn; over
verschillen in de opvatting omtrent vak- en
standsorganisatie en wie weet waarover al
niet; maar of we voldoende aandacht beste
den aan de stelselmatige vergiftiging van het
volk, waarvan de gevolgen reeds kort aan
de grenzen van ons kleine landje zichtbaar
zijn, mag met grond, worden betwijfeld.
Wie met eenige bajonetten dat gevaar
denkt te keeren kan zich al bij voorbaat op
een geweldig fiasco voorbereiden, doch van
zeer groot gewicht zal het zijn, dat zich
weer andere denkbeelden baanbreken over
de nuttigheid en de versterking van onze
organisaties en anders kon men wel eens te
laat bemerken de kwaal aan den verkeerden
kant te hebben bestreden.
A. J. L.
VERKEERDE MAATREGELEN.
De gemeente Amstelveen behoort tot die
gemeenten, die ten behoeve van de werk-
loozen een crisiscommissie hebben ingesteld
en verder zooveel mogelijk de menschen te
werk stelt aan de gemeentelijke werkver-1
schaffing.
Een goed werk dus en als men in aanmer
king neemt, dat het werkverschaffing be
treft werd er ook een goed loon verdiend,
n.l. 20 per week.
Thans heeft de gemeente echter een maat
regel genomen die m.i. niet zonder beden
king is en al heel wat ontevredenheid ge
bracht heeft.
De' gemeente heeft n.l. besloten om de
werkverschaffing stop te zetten en de be
trokken arbeiders te distribueeren onder de
landbouwers ter plaatse. De landbouwers,
wetend wat er aan de hand is, willen niet
meer dan 15 per week betalen, terwijl
het loon ter plaatse ruim 20 per week is.
Van gemeentewege wordt nu gevorderd,
dat dc menschen dat werk aanvaarden,
waarbij zij dan 3 per week toeslag ver
leent.
Men kan zich indenken, dat de gemeente
in dit seizoen de werkverschaffing wil stop
zetten, maar deze maatregel is toch moei
lijk als juist te beschouwen.
Vooreerst hebben de landbouwers, die
zoo'n arbeider van de gemeente ontvangen,
een voordeel, gedeeltelijk uit de gemeente
kas, boven hun collega's die geen arbeiders
van de gemeente ontvangen.
Maar bovendien heeft de gemeentelijke
maatregel de tendenz om het loon van de
landarbeiders ter plaatse tot 15 per week
naar beneden te drukken.
Dat kan toch geen billijke maatregel meer
zijn; het loon is te Amstelveen en omgeving
ruim 20 per week voor arbeid, waaraan
nog een zeer groot risico verbonden is, zoo
dat dit zeker niet te hoog kan genoemd wor
den.
Wanneer nu de werkgevers vernemen, dat
ze van de Gemeente werkkrachten voor
15 per week kunnen ontvangen, ontstaat
er een groot gevaar dat zij, die losse werk
krachten in dienst hebben, dezen zuilen ont
slaan en vervangen door goedkoopere „ge
meentelijke" krachten.
Dat zij, die arbeiders noodig hebben, wei
nig lust gevoelen om het normaal geldende
loon te betalen, behoeft geen nadere aandui
ding.
Meent de gemeente dat de landbouwers
ondersteuning behoeven, dan zou daarvoor
toch een andere vorm gezocht kunnen wor
den en ook het feit dat men de werkver
schaffing wil beëindigen, wettigt niet een
maatregel, waardoor practisch het toch
waarlijk niet te hooge loon met 5.per
week wordt verlaagd.
Er zijn toch wel andere maatregelen te
nemen waardoor evengoed het doel kon be
reikt worden zonder daarvan de meest
zwakke categorie van arbeiders de dupe te
doen worden.
Van den maatregel zelf zal niet zoo bijs
ter veel terecht komen, omdat de arbeiders
voor dat distributiesysteem weinig gevoe
len, maar dat neemt niet weg, dat de maat
regel genomen is en zijn werking doet ge
voelen.
De bestrijding van de werkloosheid geeft
tal van moeilijkheden, daaraan is nu een
maal niet te ontkomen, maar een zoo roe
keloos ingrijpen in de verhoudingen, die zich
in het bedrijfsleven gevormd hebben, lijkt
moeilijk te verdedigen. A. J. L.
DE STRIJD IN DB STEENINDUSTRIE.
De „Voorpost" het Orgaan van den R. K.
Steenfabrieksarbeidersbond den 31 Mei pu
bliceert de uitspraak van den arbiter door
den Minister van Arbeid aangewezen om uit
spraak te doen in het conflict in de Steen
industrie.
Behalve 'n uitgebreid overzicht van de voor
geschiedenis, de loonstatistiek in verhouding
tot andere bedrijven komt de arbiter de
Heer Zaalberg, Directeur-Generaal van den
Arbeid tot onderstaande overwegingen en
uitspraak
De loonen der steenfabrieksarbeiders zijn
belangrijk lager dan die van andere fabrieks
arbeiders, die gelijkwaardigen arbeid verrich
ten. De in verband met de algemeene verar
ming door den oorlog en met de economische
malaise onvermijdelijke verlaging van het
levenspeil maakt loonsverlaging in het alge
meen noodzakelijk, wil men verkoopbare
Eroducten voortbrengen. Deze verlaging be-
oeft om redenen van algemeen belang voor
de steenfabrieksarbeiders niet grooter te zijn
dan voor anderen, aangezien zij reeds lager
taan en aangezien de invloed van hun
j0on op den huurprijs der baksteenen huizen
ujterst gering is in vergelijk met den invloed
van de loonen der bouwvakarbeiders.
Voor Nederland waren de indexcijfers
voor de geldloonen in enkele vakken, wan
neer voor 1914 het indexcijfer op 100 wordt
ges 1920 1921 1922
metselaars 253 338 318
Voerlieden 280 352 270
timmerlieden 245 303 287
metaalarbeiders 267 277 248
mijnarbeiders ondergr. 265 268 232
miinenarbeidersbovengr. 268 283 255
boekbinders 290 290 290
machinevetter 267 276 276
Steenfabrieksarbeiders 1).
tr»cc(> AÓU
vaste 203 204
In het absolute loon en in de verhouding
tot de loonen in andere vakken en tot het
loon in het eigen vak in 1914, is geen dringen
de reden te zien tot loonsverlaging, al is de
stijging voor de fabrieken, die vóór den
oorlog 50 pet. van dagwerk betaalden, belang
rijk., n.l. van 100 op 228. Gelet evenwel op de
productiekosten in verhouding tot de markt
positie, moet een kostprijs nagestreefd worden
welke lager is dan in 1922. De aangekondigde
verlaging van ten-minste 25 pet., zou de loo
nen van vele steenmakers brengen op pl.m.
135 pet. van de loonen van 1914, hetgeen wil
zeggen, dat de koopkracht van het loon be
langrijk lager zou zijn dan in 1914.
Daar voor de meeste steenfabrikanten
de jaren na den oorlog zeer winstgevend
zijn geweest en de vooruitzichten minder
somber zijn dan in het grootste deel der
industrie en iedere 10 pet. loonsverlaging
slechts 1 pet. kostprijsvermindering bewerkt,
bestaat nog geen noodzaak om de arbeiders,
althans het overgroote deel, dat niet de hoog
ste verdiensten heeft, op een abnormaal laag
welvaartspeil te brengen.
De duur der overeenkomst mag in geen
geval langer zijn dan de tijd, waarvoor met
eenige waarschijnlijkheid aangenomen kan
worden, dat de bedrijfsuitkomsten weinig
zullen veranderen. Na afloop der campagne'
zal beter dan thans beoordeeld kunnen wor
den, welken inv oed het weer, de uitvoer en
de invoer en de bouwbedrijvighe d op vraag
en aanbod en op den kostprijs der ruwe
steenen zullen hebben. Het is dus noodig dan
opnieuw na te gaan, of het loon gewijzigd
kan of moet worden.
BIJKOMENDE BEPALINGEN.
Behalve wat als zoodanig in het compromis
is vastgelegd, dienen waarborgen te worden
gegeven, dat niet door ongemotiveerde ver
mindering van de grootte der ploegen een
indirecte loonsverlaging wordt toegepast.
Omgekeerd behoort mogelijk te blijven om
door arbeidbesparende werkmethodes den
kostprijs te verlagen
UITSPRAAK.
De loonen der steenmakers en andere losse
arbeiders ten hoogste 10 pCt. lager gesteld
dan in 1922
de loonengder ovenwerkers en andere vaste
arbeiders worden ten hoogste 15 pet. lager
gesteld dan in 1922.
een en ander met inachtneming van het
in de acte van compromis bepaalde
Geschillen over vermindering van het
aantal arbeiders in verschillende ploegen
v/orden evenals de z.g. uitwassen door de
betreffende fabrikanten geregeld in overleg
met een regularisatie-commissie van werk
gevers en werknemers. Loonaftrek voor
zakelijke bedrijfsbelasting mag niet plaats
hebben.
Deze regeling geldt tot 1 Maart 1924,
behoudens het in de acte van compromis
bepaalde, ten aanzien der loon tarieven-wijzi
ging na 31 October 1923.
De Arbiter
(w. g.) C. ZAALBERG.
's-Gravenhage, 29 Mei 1923
1). Kruiers van f 13.op f30. en f26.50
steenmakers van f 0.70 op f 1,50 en f 1,26.
DE LAND ARBEIDERSSTAKING OP OOST-
FLAKKEE.
Maandagmorgen kwam het bestuur van
den Bedrijfsraad van den L. T. B. bijeen ter
bespreking van het conflict te Oost-Flakkee.
Waar te Achthuizen de werkgevers zijn
georganiseerd in den L. T. B. en de arbeiders
in den R. K. Landarbeidersbond werd beslo
ten aan partijen bemiddeling aan te bieden
ten einde door arbitrage tot een oplossing te
komen.
De R. K. Landarbeidersbond heeft het
voorstel van den Bedrijfsraad aanvaard; door
het bestuur van den L. T. B. is echter ge
weigerd op grond, dat zij met andere be
sturen verbonden zijn.
De werkgevers willen een loonsverlaging
van 20 pCt. invoeren, de arbeiders meenen
dat het loon reeds zoo laag is dat deze 20
pCt. niet kan worden gedragen. In het geheel
zijn ruim 700 arbeiders bij dezen strijd be
trokken.
Dc N. T. Ct. schrijft:
Dezer dagen heeft in de bladen een mede
deeling gestaan over de oprichting van een
katholieke reisclub. De Residentiebode, mee
nen wij, voegde er aan toe, dat men hoopte
weldra de advertentie te lezen in dc katho
lieke bladen. Van deze club zoogoed als van
de Reisbureaux, die wel adverteeren. „Voor
wat, hoort wat; in de hotels wordt toch ook
geen gratis logies gevraagd." Volkomen juist.
Er zou over reisbureaux, katholieke reis
ondernemingen, zoogenaamde pelgrimages,
reizen door Europa onder geestelijke en
andere leiding en andere prachtige reisinstel-
lingen heel wat zijn te zeggen. Het is alles
niet zoo mooi als het den schijn soms draagt.
Maar dit is zeker er is geen reden, niet
de minste reden voor de katholieke pers om
voor al die ondernemingen gratis reclame te
maken.
Voor wat, hoort wat.
Wat zou er voor de katholieke pers een
voordeel te behalen zijn wanneer dat „voor
wat, hoort wat" strenger werd toegepast.
Het is naast het belachelijke af zooveel
misbruik als er tegenwoordig van de kolom
men der katholieke bladen wordt gemaakt.
Ook voor op zich zelf uitstekende doelein
den, maar waarvoor niet juist en alleen de
katholieke pers gratis behoeft te werken.
Bij iedere actie wordt alles gewoonlijk be
taald, behalve de toch onmisbare publiciteit.
Drukwerken, zaalhuren, spreker zij het
soms op 'n koopje en soms weer veel te duur
versiering, consumptie, logies, kransen en
bloemen, alles, alles, wordt betaald, maar de
katholieke pers mag voor niets werken en
nog heel braaf zijn of zij loopt gevaar in
een stroom van critiek te verdrinken. Wij
hebben eens een brutalen brief van een even
brutalen uitgever gehad omdat wij van een
uitgave die een.gulden verkoopwaarde had
alleen maar een korte aankondiging na
tuurlijk gratis opnamen en geen groote
recentie er over hadden geschreven.
Zoo brutaal zijn soms uitgevers, die mee
nen met een economisch waardeloos gemaakt
boek het recht te koopen van de bladen te
vorderen, dat zij hun redacties opdragen
zoo'n boek eerst aan te kondigen, dan te
gaan lezen, bestudeeren en.... in een na
tuurlijk gunstige recensie met tienmaal de
waarde van de uitgave aan réclame te be
talen. En wat is de inhoud dan soms nog van
die geestesproducten!
Bij vereenigingen is het al dito.
Een dagbladonderneming kreeg eens in een
jaarverslag van een kiesvereeniging de
noodige hatelijkheden omdat zij de verkie
zingsadvertenties tegen tarief berekend had.
Dat de redactie weken lang voor het suc
ces der verkiezing geijverd had in artikelen,
die, berekend tegen advertentieprijs, duizen
den waard waren, dat werd vergeten.
't Is waar, de kas stond er niet briljant
voor maar, alle drommels, Iaat de candida
tes die goed gesalarieerde betrekkingen
krijgen door zoo'n verkiezing, dan voor die
vereenigingskas zorgen. De Dagbladen behoe
ven die kosten toch niet te dragen door
gratis hun onmisbare publiciteit af te staan!
Zoo is er meer doch er zou spoedig een
eind aan zijn, wanneer de bladen alle zei
den: basta.
Hoe anders het uitkwam.
Lekker-gemakkelijk hing ie in z'n lach
ten leunstoelslurpte lip-lekkend z'n lieve-
lings-merk en genoot z'n havanna met kleine,
bedachtzame trekjes.
Hij hield z'n after-dinner half uurtj'e, waar
in hij z'n gedachten meest den vrijen loop
liet, zonder bepaald doel ze liet gaan, soms
ver, door andere werelddeelen, soms dicht
in z'n omgeving losse-, droomerige luier-
gedachten waren het, die sprongen maakten
ran tientallen jaren, van duizenden mijjen.
Nu keek hij rond in z'n weelderig ingerich
te kamer met duur, antiek meubilair en por
selein, terwijl 'n weeke lach z'n zinnelijk
gezicht belijnde.
Er moest weer eens iets nieuws bijkomen,
vond hij. 't Begon weer te vervelen zoo en
dan de kennissen, andere letterkundigen
van naam, die hem vaak bezochten, moesten
merken, dat het er bij hem niet op duizend
francs aankwam.
hen vaak gezegd, als je 't maar goed aanlegt
en weet hoe je 't publiek moet pakken.
O, ja, er waren er wel, die z'n werken ver
afschuwden, natuurlijk, dat kon haast niet
andersmaar onder de groote menigte
was hij beroemd, ook in andere landen.
Toch wel prettig, beroemd te zijn te weten
dat lui als Zola bij hem vergeleken nog klein
waren.
Och, Zola, die schreef wel pikant, maar
hij durfde méér, dat was overbekend.
En nu Zola enkele jaren geleden was ge
storven, en er van dien zoo goed als geen
nieuws meer vande pers kwam, werden
zijn werken nog méér gevraagd verslonden
werden ze, de uitgevers smeekten om z'n
manuscripten, boden tegen elkaar op.
Daar lagen weer 'n zestal brieven, om no
vellen, romans en gedichten. Een uitgever
van 'n maandblad vroeg dringend om 'n
gedicht, de inhoud kwam cr minder op aan,
de hoofdzaak was, dat zijn naam er onder
stond, dan vond men het reeds mooihet
honorarium mocht door hem zelf worden
bepaald.
Ja, ja, zóó ver was hij reeds....z'n naam
deed alles.
Welnu, hij zou dien man tevreden stellen.
Wat zou hij schrijven
Het moest nu eens iets interessants wezen,
iets aparts, anders dan gewoonlijk iets waar
van men zou zeggen „dat komt alleen in
hem op, daaraan heeft 'n ander nog nooit
gedacht."
En plotseling kreeg hij 't idee z'n eigen
dood en begrafenis te beschrijven.
Hij moest zelf lachen om den inval en hij
kreeg er zóó'n plezier in, dat hij zich direct
aan 't werk zette.
En hij begon aan een gedicht, dat als titel
droeg „Mijn dood."
Hij vertelde er in, dat hij charmant gestor
ven was en lag temidden zijner vrienden en
erfgenamen, onder welke laatsten er waren,
die van zijn werk walgden, doch thans bere
kenden hoe groot hun aandeel was van de er
fenis, en dus van dat vuil-verdiende geld
niet walgden.
Hij werd op 'n praalbed gelegd, gehuld in
kant, bestrooid niet bloemen, in 'n kamer,
gedrapeerd met rouwfloers.
Om hem heen werd gefluisterd van een te
vroeg weggerukt talent, maar onder die fluis-
teraars waren er, die innerlijk juichten, om
dat ze van een geduchten concurrent waren
ontslagen.
In de bladen verschenen artikelen met
rouwrand, waarvan er geschreven waren
door redacteurs, die hem bij zijn leven had
den aangevallen is dezelfde kolommen.
Er kwamen bloemen, veel bloemen, en
kransen.ook van personen door wie hij
niet werd geacht, maar die verplicht waren
met anderen mee te doen in de hulde aan
zijn nagedachtenis. En zijn lichaam, met
praal tentoongesteld, werd bekeken door hon
derden, ook door velen, die niet nalieten hem
te verwenschen om zijn werk, wat ze zeiden
te bespuwen, hoewel ze het in afzondering
hadden verslonden.
De begrafenisstoet was overweldigend,
maar werd van zijn eigen geld betaald en
niemand vroeg zich af hoe het gegaan zou
zijn als dat geld er niet was geweest. Dan zou
het misschien gegaan 'zijn als bij veel andere
gevierden, die arm waren gestorven en een
povere begrafenis hadden gekregen op ge-
meentekosten, omdat die vereerders er niet
aan dachten iets bij te dragen aan den gang
naar het graf.
Er waren rijtuigen met bloemstukken en
kransen beladen cr waren ettelijke volg
koetsen, wijl het uit een ruime beurs ging en
er dus niet op een meer of minder gekeken
behoefde te worden.
In die koetsen werden intieme gesprekken
over hem gevoerd in de eene koets werd hij
geroemd, in de andere belasterd, en bespot
om zijn karakter en zijn manier van op
treden de een vond hem te pedant, de ander
ongenaakbaar, de derde hooghartig, de vierde
zijn werk verre van letterkundig en twijfel
achtig van oorsprong.
In een der laatste koetsen zat een uitgever,
die hem duizend francs schuldig was en het
voornemen had zulks maar niet aan den exe
cuteur te melden.
Op het kerkhof waren veel menschen
verscheidenen kenden hem niet, noch zijn
werken, doch kwamen daar om iets mooi's
te zien.
Er werden redevoeringen gehouden bij
Zijn groeve, waarin hem deugden werden
toegerekend, die hij nooit had bezeten.
Er werden scheppen zand op zijn met zil
ver beslagen kist geploft, éérst door de erf
genamen, die tranen in de oogen hadden,
doch wier hart een feestdans maakte die be
rekenden hoe duur de begrafenis wel zou zijn
en hoeveel dit wel in hun deel zou schelen
die het jammer en zonde vonden, dat zijn
lijk was gebalsemd en gehuld in fijne kant en
in een zijden wade, omdat dit alles toch maar
in den grond ging om te vergaan.
Bijtend ironisch, maar geestiger, interes
santer nog dan hij zich had voorgesteld,
werd zijn gedicht getiteld „Mijn dood."
Het verscheen in het maandblad en men
VISCH IN DE ZUIDERZEE.
Dc heer Pennekamp, hoofd van de Visch-
kweekerijen van de Ned. Heidc-Mij. 'e Vaas-
sen, schrijft in de „N. R. Ct.":
De laatste weken hebben uit de kweekin-
richtingen der Ned. Hcide-Mij. te Vaasscn en
Ernst, evenals uit „de Zwaanspreng" te Apel
doorn, uitzettingen plaats van zesweeksche
zalmlorelletjes in onderscheidene Veluwsche
en Graafschapsche beken, alle direct of 'n-
dircct uitmondende in de Zuiderzee.
Deze, op vrij groote schaal plaats gehad
hebbende en nog plaats vindende, uitzettin
gen gebeuren op aanstichting en voor reke
ning van het dep. van binnenlandsche zaken
en landbouw, afd. visscherij, en hebben ten
doel de Zuiderzee te verrijken met een visch-
soort die een hooge handelswaarde heeft.
Verleden jaar zijn de eerste proeven met
eieren uit Denemarken genomen en deze zijn
zoo uitnemend geslaagd, dat daarmee aan
stonds het bewijs geleverd is, dat deze visch-
soort zich niet alleen volkomen aan onzen
bodem cn ons water heeft aangepast, doch
hier zelfs een ongeëvenaarden groei ver
toont, zoodat de proefnemingen dit jaar op
grooter schaal zijn voortgezet. En, bedriegen
de voorteekenen niet, dan zal dc visscherij in
de Zuiderzee en op de rivier de IJsel hier
van in enkele jaren tijds ongetwijfeld de
zegenrijke gevolgen ondervinden.
De zalmforel (Solma trutta L.) is een
vischsoort die, wat grootte en smaak betreft,
ongeveer 't midden houdt tusschen zalm en
forel en hier te lande, doch dan voornamelijk
als bastaard tusschen voornoemde visch-
soorten, slechts sporadisch voorkomt en bij
dc visschcts en in den handel meestal be
kend staat onder den naam van Schotje. Deza
synoniem dankt zij aan de omstandigheid, dat
zij in de rivieren in Schotland vrij menigvul
dig voorkomt. Deze vischsoort is echter in
den regel steriel, plant zich dus maar hoogst
zelden voort.
In Denemarken en voornamelijk in de
Oostzee, komt echter een soort zklmforel
voor, die niet door bastaardeering is ont
staan, dus in haar soort constant blijft, dea
naam zcefcrcl draagt, en wat het voornaam
ste is, zich uitmuntend voortplant. Met deze
soort nu zijn het vorig jaar door den import
van bevruchte eieren (kuit) de zoo welge
slaagde proeven genomen.
In Denemarken vormt deze vischsoort eea
voorname bron van inkomsten voor zee- ca
riviervisscherij en is het een gezocht uitvoer
artikelen geworden naar Engeland, Frankrijk,
België en zelfs naar ons land. 't Meest wordt
zij daar gevangen in de talrijke fjorden aan
de Deensche Oostzeekust, doch als de tijd
der geslachtsrijpheid nadert, trekt zij op in
de Goednaa en andere riviertjes pp Jutland
en in de beken van het eiland Bornholm, om
daar in den zandigen bodem op grintbanken
en ondiepe plaatsen en in matigen stroom
haar eieren te deponceren. De jonge vischjes
blijven, evenals die van haar soortgenoot, de
zalm, een of twee jaar in de beken, doch
trekken naar zee, waar overvloedig voedsel
hen in korten tijd een aanzienlijk gewicht
doet bereiken.
In dc Oostzee zijn exemplaren met een ge
wicht van 3 a 5 pond geen zeldzaamheid, een
enkele maal wordt zelfs een exemplaar van
10 pond gevangen, doch omdat daar op die
vischsoort zeer druk wordt gevischt en de
vangst zeer gemakkelijk schijnt doordat zij
beurtelings in zee en m het zoete water ver
toeven, krijgen ze gewoonlijk geen kans zich
tot zeer zware exemplaren te ontwikkelen.
En wat in de Oostzee mogelijk is, dat lijkt
ons voor onze Zuiderzee toch ook zeker be
reikbaar, want uit de in de laatste jaren bij
gehouden visscherijstatistieken van enkele
noordelijke staten is al gebleken, dat de zee
forel sneller groeit en eerder teelrijp wordt
naar gelang zij in meer zuidelijke gelegen
wateren voorkomt.
Deze uitspraak houdt een zekere belofte
in voor de toekomst onzer kustvisscherijen,
wien een kleine opleving zoo goed te pas
zou komen en daarom juist zijn aller oogen
gevestigd op de proeven, die de regeerintf
thans neemt.
Deze onverwachte hulp had al op geen
beter moment kunnen komen en zij is dan
ook te beschouwen als een uitvloeisel van
den nieuwen koers, dien men aan het depar
tement van landbouw, afd. visscherij, is inge
slagen. Men heeft daar zeer terecht ingezien,
dat men met invoering van sociale maatrege
len het verst komt, wanneer gelijktijdig op
energieke wijze wordt gezorgd, dat er weer
visch in dc v. ateren komt.
En.dai dit ook inderdaad gelukken zal,
daarvoor is de persoon van dr. Lovink ons
borg. Waar die eenmaal zijn schouders onder
zet, daar is het succes al half verzekerd. Op
echt Amerikaansche wijze heeft hij al die
organen aan het werk gezet die hem zijn doel
zullen helpen verwezenlijken en de samen
werking, die de organisaties thans reeds laten
zien, kan het succes niet meer denkbeeldig
maken.
De Zuiderzeevisschers klagen steen en
been over den achteruitgang die vooral in de
laatste jaren in de vangsten valt te consta-
teeren, en ook op dc rivieren is dat, bijna in
nog meerdere mate, bij de trekvisschen zalm,
elft, fint en houting, het geval.
Nog kort geleden heeft de visschersver-
eeniging te Heerewaarden zich tot de re
geering gewend om financieele hulp. Veel
meer dan met financieelen steun, die bijna
altijd demoraliseerend werkt, valt echter met
hulp in natura te bereiken en in die richting
moet getracht worden de kwaal te verhelpen.
Met zalm en zeeforel is nu al een goed
begin gemaakt, weldra komen nu ook elft en
fint aan de beurt,
Zooals reeds werd opgemerkt, beloven de
ten vorigen jare met zeeforel genomen proe
ven voor de toekomst veel goeds.
In de Veluwsche beken, waaraan nu in do
laatste weken op grootere schaal dan tevo
ren de zesweeksche vischjes zijn toever
trouwd, bleken veel eenjarige visschen van
de vorige-uitzetting (1922) aanwezig te zijn
en, wat meer zegt, ze vertoonden een boven
verwachting voorbeeldigen groei.
We twijfelen dan ook geen oogenblik aan
de-verwezenlijking van het beoogde doeli
bevolking van de Zuiderzee en van onze
rivieren met een nieuwe, waardevolle visch
soort, de zeeforel.
C383SSS5ÏB3
werd niet moe het te prijzen om zijn raV
inhoud en originaliteit.
Er werden verslagen over geschreven,
grooter waren dan het gedicht zelf.
In zijn kringen werden toespelingen er op
gemaakt en amusante voorspellingen gedaan.
'n Tijd later liep hij, gewikkeld in z'n pels,
naar het station.
Hij ging 'n stad verder naar 'n vrienden-
partijtje.-
Hij neuriede 'n deuntje in 't prettige voor
uitzicht, dat het er vroolijk naar toe zou gaan.
Daar stond de trein reeds geen noodeloos
wachten dus.
Wat was dat? Ja....al in beweging....
Had hij zich zóó verlaat?
Vlug liep hij naar 'n eerste klas-coupé....
de deur bood nog wat weerstand....met
kracht moest hij er aan rukken.
'n Nare gil.
Gevolgd door veel andere vanaf het per
ron.
'n Seconde later kaapten de raderen 'n lijk
kapot.
Sidderend wierpen de spoorwegmannen
de brokken in 'n mand.