Tweede Blad 9 Juni 1923 LflMBBOUW m VISSCHERIJr UIT BE ras. ELCK WAT WILS MEN WORDT BETAALD NAAR MEN WAARD IS. BASTA. TREKJES CCXCVIII. Je kunt met schrijven rijk worden, had bij (Historisch) G. N. *1 iTifr m TrtSihii COLLECTIEVE CONTRACTEN. Nog slechts voor korten tijd was de meening [Wij algemeen, dat het Collectief Contract iets is dat naast andere voordeden ook een geer deugdelijk middel was om den bedrijfs- vrede te bewaren. 1 Sinds den laatsten tijd schijnt te dien aan zien een kentering in de opvattingen van velen te ontstaan en men wijst op de nog veelvuldig voorkomende conflicten der laatste jaren. Erg gelukkig schijnt die vergelijking met gekozen omdat het toenemend aantal stakin gen samenvalt met een vermindering van het aantal collectieve Contracten en het aantal arbeiders daarbij betrokken. In 1922 is volgens het jaarboek van het R. K. Vakbureau aan staking en uitsluiting uitgekeerd f. 768,284, 78% tegen f 674,943, 57% in 1921 of ruim 93 duizend gulden meer dan in dat jaar, dat toch ook a 1 niet misdeeld was. Dat het aantal stakingen nog te groot is, daarover bestaat geen meeningsvérschil, be houdens dan misschien bij enkele stakings maniakken die de staking als doel en niet als een laatste maar dan ook allerlaatste middel beschouwen om een overigens rechtvaardig doek te bereiken., maar m.i. legt men vol komen ten onrechte verband tusschen sta kingen en Collectieve Contracten. Maar het Collectieve Contract als zoodanig is daarmede niet te veroordeelen. Wel gebeurt het, dat bij de vernieuwing van een contract strijd ontstaat over loon, arbeids dag, e.d., maar door niets is aannemelijs te maken dat deze strijd door het Collectieve Contract zou ontstaan. Strijd die eigenlijk door het bestaan van 'Collectieve Contracten in het leven wordt geroepen zal er maar zelden zijn, waar te genover staat dat zeer vaak strijd voorkomen is, omdat er een Collectief Contractibestond. Het is uiteraard niet gemakkelijk om aan te geven wat er door voorkomen wordt, maar het staat vast, dat groote schommelin gen in de conjunctuur en op de arbeidsmarkt in deze veelbewogen tijden een bron van strijd zouden zijn, omdat de partij in wier voordeel de wisseling zou zijn, haar zou gebruiken om de wederpartij tot concessies te dwingen. Toegegeven kan worden, dat de Collectie ve Overeenkomst geen afdoend middel tegen strijd is daarvoor zou minstens heel wat meer goede wil benoodigd zijn, dan er feitelijk bij de meesten gevonden wordt, maar een middel en zeer goed middel om strijd te voorkomen is zij ongetwijfeld. Bovendien zal toch eerst een volledige erkenning van de organisatie en het recht van medezeggingschap van de organisatie over de arbeiders moeten bestaan eer er sprake kan zijn van een goeden wil om moei lijkheden te voorkomen. Van daaruit zal men pas komen tot n twee de en betere opvatting om door daarvoor geëigende rechtspraak geschillen te doen be slissen. Dat dit inzicht bij vele werkgevers- groepen en ook bij sommige arbeidersgroepen nog niet voldoende gerijpt is, getuigt m.i. ab soluut niets tegen het Collectieve Contract, maar bewijst alleen dat onze Christelijke beginselen bij die groepen nog niet begrepen worden. Het zal ook niet te veel gezegd zijn als ik beweer dat onze R. K. arbeidersvereenigingen wel zoover zijn, dat zij rechtspraak verre ver kiezen boven strijd. Dat hebben zij herhaal delijk getoond en in negen van de tien geval len zullen zij dan ook öf te voren arbitrage hebben aangeboden, öf daarvoor bij aanbie ding direct bereid gevonden worden. En daarom is ook de ietwat schampere hoewel niets-zeggende bewering misplaatst, dat de C.A. geen vredesmiddel is, maar slechts een wapenstilstand. Die voorstelling is geheel onjuister kan van geen wapenstilstand sprake zijn als men zich verbindt voor een bepaalden tijd van elke actie af te zien, want uit niets blijkt dat bij het beëindigen van den termijn strijd moet uitbreken al is de mogelijkheid daartoe aan wezig. Komt de C. A. op loyale wijze tot stand dan zal in gewone tijden ook in vele gevallen weer zonder strijd de vernieuwing plaats vin den. Maar zooals met zooveel zaken, wordt te veel uit het oog verloren dat we al jaren onder zeer abnormale verhoudingen leven die zeer gemakkelijk tot conflicten aanleiding kunnen ^even. Eerst hebben we de opgangsgewijze stei- ging van de indexcijfers medegemaakt die om de drie maanden de vastgestelde loonnormen onhoudbaar maakten en daarop s gevolgd een geweldige inzinking van onze industrie wat evenzeer tot verschillende wrijvingen aanleiding geeft. En zoolang niet meer algemeen rechtspraak boven strijd wordt verkozen zoolang zal men ook de consequentie's daarvan hebben te aanvaarden en zich moeten voorbereiden om Conflicten te kunnen doorstaan. Laat men dat dan, indien men dat wil, ge rust een gewapenden vrede noemen, maar is het niet wat veel gevraagd om met zeven mijlslaarzen regelrecht vanuit een door en door verliberaliseerde samenleving te willen stappen in een waarin onze beginselen volle toepassing vinden, vooral als men de abnor male omstandigheden waaronder wc leven in aanmerking neemt. Daarmede is volstrekt niet goedgepraat dat zoovele groepen nog strijd boven een onpar tijdige uitspraak stellen, maar wel een ver klaring gezocht voor het feit dat dit gebeurt en in elk geval zegt het niets tegen de Col lectieve Overeenkomst. We moeten de zaken willen zien zooals ze werkelijk zijn en dan kan, ondanks de vele conflicten, die er nog voorkomen, niet wor den ontkend, dat de C. A. minstens een groot aantal voorkomt. Neem alleen het feit, dat de C. A. voor ten groot aantal ondernemingen geldig is, ook de werkgevers tot organisatie voert en het is duidelijk dat heel wat moeilijkheden worden voorkomen. Wat zou het zijn als in elke onderneming naar omstandigheden de ar beidsvoorwaarden moesten geregeld worden; dat is misschien doenlijk voor zeer groote ondernemingen die als 't ware een branche op zich zelf vormen, maar in gewone om standigheden zou dat een voortdurend gevaar voor den socialen vrede zijn. Men kan nu eenmaal voor branche's, waar in de verschillende ondernemingen elkander voortdurend beconcureeren geen vér afwij kende arbeidsvoorwaarden vaststellen; de C. A. brengt eenheid daarin en stelt de groote lijnen vast die voor elke afzonderlijke onderneming zullen gelden en waardoor tal van moeilijkheden worden voorkomen. Dat dit ook reeds door verschillende werk geversgroepen zoo verstaan wordt, komt bij verschillende gelegenheden tot uiting. In het Weekblad van den Noord Brabant- schen Boerenbond van 1 Juni j.l. komt een verslag voor van een vergadering van den „Kring Steenbergen" van dien Bond. Die „kring" omvat een zeer groot landbouwge west en in dat verslag kan men lezen; „Mededeeling werd gedaan van de stakingen in liet landbouwbedrijf m deze omgeving; gewezen werd op de goede zijde van een behoorlijk arbeidscontract waar door die bewegingen steeds voorkomen worden". Dat zegt toch wel iets als men bedenkt, dat men in denzelfden „Kring Steenbergen" reeds van 1916 het Collectieve Contract kent en pracMsch toepast. Overal rondom den „Kring Steenbergen" kw» men de laatste jaren stakingen in den land bouw voor; Woensdrecht, Hoogerheide, Os- sendrecht, Oud-Vosmeer, Standdaarbuiten, Zevenbergen, Langeweg en wie weet waar al niet doch „de Kring" bleef daarvoor tot heden bewaard. Moge dus het Collectief Contract geen be sliste waarborgen bieden voor het behoud van den bedrijfsvrede: bevorderlijk is 't daar in elk geval wel voor en als de werkgevers door stramme en starre houding het tot standkomen daarvan practisch beletten, of wel de arbeiders door onverstandig optreden of verzwakken van hun organisatie een be letsel vormen voor een deugdelijke overeen komst dan doen zij zich zeiven nóch de samenleving daarmede een dienst. Men moet ook vooral de moreele betee- kenis niet onderschatten welke er gelegen is in het feit, dat het niet de slechtste groepen arbeiders zijn die gedurende een bepaalden tijd afstand doen van elke actie tot lotsver betering, iets wat zich weinig verdraagt met syndicalistische en communistische neigingen waarvoor wc meer dan ooit ons te wapenen hebben. Het geeft voor beide partijen een zekere vrijheids-belemmering, maar die weegt zeker niet op tegen het pogen om de wettelijke bindendverklaring van Collectieve Contrac ten te verkrijgen, geeft daarmede zeker geen bewijs van vredelievende gezindheid nog verstrikt te zijn in de economische dwalingen van het liberalisme, waarvan we toch eigenlijk leergeld genoeg betaald heb ben. Voor de Katholieke arbeiders en werkge vers, waarvan wij toch mogen verwachten, dat zij willen medewerken om den bedrijfs vrede, althans zooveel mogelijk te bewaren en een ordelijken en geregelden toestand te scheppen, zal dan ook de volle aandacht ge vraagd mogen worden voor het feit, dat er minder Collectieve Contracten worden ge sloten, dat de organisatie's verzwakken en andere minder gewenschte toestanden, iets wat van uit R.-K. standpunt bezien, zeker geen winst kan genoemd worden. A. J. L Het orgaan van de Christelijke Geheel- onthoudersvereeniging „De wereldstrijd" deed uitkomen dat er door sommigen aan den drankhandel nog wel iets verdiend wordt. Zoo weet het blad omtrent de voordeelen die de in vakvereenigingskringen heel goed bekende heer Simon Maas daarvan geniet, een niet onaardig staaltje mede te deelen: „Er zijn verschillende Bonden en Vereeni- gingen die den drankhandel bevorderen. Niet altijd zijn deze heeren „als broeder één". Zoo schijnt het ook te spannen tus schen de heeren Maas en Staalman, secre taris van den v'crgunninghoudersbond. En als de onderlinge verschillen dan wat hoog loopen, dan komt zoo plotseling soms de waarheid aan het licht. Zoo is op een ver gadering in Amsterdam deze vraag gesteld: „Is het juist dat de heer S. A. Maas, be halve een salaris van 20.000 per jaar, als voorzitter van den Bond van Distillateurs en Likeurstokers in Nederland, bovendien van zijn leden 1.ontvangt voor eiken EI. L. gedistilleerd ad 50 pet., dien zij in het bin- nenlandsch verkeer brengen, waardoor de heer Maas ongeveer 150.000 per jaar ont vangt, welk inkomen stijgt naarmate de om zet van het gedistilleerd stijgt?'' De heer Maas ontkende dit niet. Wanneer zijn werk; zoo zei hij, zooveel waard geacht wordt, komt het hemzelf, maar ook den vergunninghouders ten goede, in wier belang spr. gedurende zeven jaar veel tot stand heeft gebracht. Men wordt betaald naar men waard is. Aan het einde der vergadering deelde de heer Maas nog mee, dat sinds 1 Febr. het tantième van 1.per H. L. niet meer be taald wordt. Heelemaal niet meer? Zoodat het salaris des heeren Maas ineens van 150.000 tot 20.000 wordt verlaagd? Of tijdelijk niet meer? Of zoo, dat de anderhal ve ton op een andere manier wordt bereikt? De R.-K. Vakbeweging maakt naar aan leiding hiervan de volgende opmerking: Als de kok en de keukenmeid kijven, hooren we waar de boter blijft. 't Schijnt dus, dat het er in de wereld van de drankmenschen nogal af kan? Deze mededeelingen geven ook een kijkje op da maatschappelijke positie van den heer Maas, een mijnheer, die behoort tot de aan voerders van wat hij noemt „de reconstruc tie" der maatschappelijke verhoudingen. En mét die reconstructie bedoelt hij dan vrijheid voor den ondernemer om te ko men tot langer werkèn en lager loon. Ja, ja, lager loon! „Men wordt betaald, naar men waard is" zoo zegt de heer Maas, De landarbeiders, die de akkers bebou wen, de steenfabricksarbeiders die voor on ze woningen zorgen, krijgen daarom maar zoo'n schandalig loontje. Want de waarde van Maas' zorg voor de hooge winsten in de drankbereiding is zoo veel grooter. Vooral uit economisch, sociaal en ethisch oogpunt? Ja, ja, men wordt betaald naar men waard is. HET DUITSCHE INDEXCIJFER EN STERKE STIJGING DER GROOT- HANDELSPRIJZEN. „De nieuwe stijging der builenlandsche wisselkoersen in Duitschland, die den dol larkoers op 1 Juni j.l. tot het 18000-voudige van de Vredespariteit omhoog had gedre ven, heeft natuurlijk ook op de goederen- prijzen sterken invloed gehad. Elet totale indexcijfer voor 98 artikelen, dat door dc „Fr. Ztg." wordt samengesteld, toont per 1 Juni een steiging aan met 78 waar door het 14,639-voudige van den stand in het midden van 1914 bereikt is Gedu rende Juni was de dollar met 105% ge stegen. Dc stijging voor verschillende goe deren is minder groot geweest dan ver wacht had kunnen worden, doordien de wereldmarktprijzen in den loop oer maand voor de meeste artikelen een daling hebben ondergaan. Zooals meestal in tijden van een stijging der wisselkoersen is het cijfer voor de groep textielwaren, leder etc. het sterkst omhoog gegaan, n.l. met 96.5 levens- en genotmiddelen toonen een stijging aan met 79,5 mineralen met 72,5%, diver sen met 60 en industrieele eindproduc ten met 73 Bovenstaand bericht konden we deze week in de bladen lezen. Het ziet er oppervlak kig bezien erg onschuldig uit, want we zijn zoo zachtjes aan vertrouwd geraakt met der gelijke ineenstortingen van het betalingsmid del en daaraan bijna evenredige stijging van het indexcijfer. Waarschijnlijk zullen dan ook zeer velen van hen, die niet wegens „zaken zeer nauw daarbij betrokken zijn aan het bericht wei nig meer aandacht hebben geschonken dan aan een gewoon nieuwsbericht. Geheel ten onrechte; want bij een derge lijke stijging van het indexcijfer zijn de ge volgen nauwelijks te overzien. In elk geval staat het vast, dat de arbeids- loonen feitelijk weer met een geweldig per centage zijn verlaagd zonder dat de arbei ders er iets van gemerkt hebben of er iets tegen konden doen. Het wordt pas gemerkt als men zijn weekloon wil gaan bestedéh. De moordende concurrentie vanuit Duitschland kan dus weer opnieuw beginnen met al de werkloosheid daaraan verbonden en in Duitschland zelf kan de arbeidersbewe ging maar weer staken om het verstoorde evenwicht tusschen geldloon (en goederen- prijzen zooveel mogelijk te herstellen. De bodem wordt wél zeer intensief be werkt voor het communistische zaad; en als het niet ontkiemt, niet welig groeit en zich voortplant, hebben de machthebbers der wereld zich niet te verwijten dat zij een mid del onbeproefd hebben gelaten om ons werelddeel door revolutie te laten vermeti- gen. En dan te bedenken dat er in Nederland nog menschen zijn, die er zich in verlustigen, dat de arbeiders ten onzent, door allerlei omstandigheden de dwaasheid begaan om hun organisatie te verzwakken. Waren dat nu alleen maar menschen van het slag als Maas, Hardenbroek e.d. dan was dit nog te verklaren, maar dat menschen die van huis uit Christelijk denken en voelen, niet inzien welk een gevaar er in gelegen is en heusch niet voor de arbeiders al léén wanneer in ons land de ordelijke or ganisatie's nog verder zouden verzwakken, is wel het meest onverklaarbare wat men zich denken kan. Alsof er geen vuiltje aan de lucht was, .zijn we hier in Nederland aan het debateeren en delibereeren over al of niet bindendver- klaring van Collectieve Contracten, over de vraag of de vakorganisatie dan wel de on dernemingsraad draagster of drager van de toekomstige bedrijfsorganisatie zal zijn; over verschillen in de opvatting omtrent vak- en standsorganisatie en wie weet waarover al niet; maar of we voldoende aandacht beste den aan de stelselmatige vergiftiging van het volk, waarvan de gevolgen reeds kort aan de grenzen van ons kleine landje zichtbaar zijn, mag met grond, worden betwijfeld. Wie met eenige bajonetten dat gevaar denkt te keeren kan zich al bij voorbaat op een geweldig fiasco voorbereiden, doch van zeer groot gewicht zal het zijn, dat zich weer andere denkbeelden baanbreken over de nuttigheid en de versterking van onze organisaties en anders kon men wel eens te laat bemerken de kwaal aan den verkeerden kant te hebben bestreden. A. J. L. VERKEERDE MAATREGELEN. De gemeente Amstelveen behoort tot die gemeenten, die ten behoeve van de werk- loozen een crisiscommissie hebben ingesteld en verder zooveel mogelijk de menschen te werk stelt aan de gemeentelijke werkver-1 schaffing. Een goed werk dus en als men in aanmer king neemt, dat het werkverschaffing be treft werd er ook een goed loon verdiend, n.l. 20 per week. Thans heeft de gemeente echter een maat regel genomen die m.i. niet zonder beden king is en al heel wat ontevredenheid ge bracht heeft. De' gemeente heeft n.l. besloten om de werkverschaffing stop te zetten en de be trokken arbeiders te distribueeren onder de landbouwers ter plaatse. De landbouwers, wetend wat er aan de hand is, willen niet meer dan 15 per week betalen, terwijl het loon ter plaatse ruim 20 per week is. Van gemeentewege wordt nu gevorderd, dat dc menschen dat werk aanvaarden, waarbij zij dan 3 per week toeslag ver leent. Men kan zich indenken, dat de gemeente in dit seizoen de werkverschaffing wil stop zetten, maar deze maatregel is toch moei lijk als juist te beschouwen. Vooreerst hebben de landbouwers, die zoo'n arbeider van de gemeente ontvangen, een voordeel, gedeeltelijk uit de gemeente kas, boven hun collega's die geen arbeiders van de gemeente ontvangen. Maar bovendien heeft de gemeentelijke maatregel de tendenz om het loon van de landarbeiders ter plaatse tot 15 per week naar beneden te drukken. Dat kan toch geen billijke maatregel meer zijn; het loon is te Amstelveen en omgeving ruim 20 per week voor arbeid, waaraan nog een zeer groot risico verbonden is, zoo dat dit zeker niet te hoog kan genoemd wor den. Wanneer nu de werkgevers vernemen, dat ze van de Gemeente werkkrachten voor 15 per week kunnen ontvangen, ontstaat er een groot gevaar dat zij, die losse werk krachten in dienst hebben, dezen zuilen ont slaan en vervangen door goedkoopere „ge meentelijke" krachten. Dat zij, die arbeiders noodig hebben, wei nig lust gevoelen om het normaal geldende loon te betalen, behoeft geen nadere aandui ding. Meent de gemeente dat de landbouwers ondersteuning behoeven, dan zou daarvoor toch een andere vorm gezocht kunnen wor den en ook het feit dat men de werkver schaffing wil beëindigen, wettigt niet een maatregel, waardoor practisch het toch waarlijk niet te hooge loon met 5.per week wordt verlaagd. Er zijn toch wel andere maatregelen te nemen waardoor evengoed het doel kon be reikt worden zonder daarvan de meest zwakke categorie van arbeiders de dupe te doen worden. Van den maatregel zelf zal niet zoo bijs ter veel terecht komen, omdat de arbeiders voor dat distributiesysteem weinig gevoe len, maar dat neemt niet weg, dat de maat regel genomen is en zijn werking doet ge voelen. De bestrijding van de werkloosheid geeft tal van moeilijkheden, daaraan is nu een maal niet te ontkomen, maar een zoo roe keloos ingrijpen in de verhoudingen, die zich in het bedrijfsleven gevormd hebben, lijkt moeilijk te verdedigen. A. J. L. DE STRIJD IN DB STEENINDUSTRIE. De „Voorpost" het Orgaan van den R. K. Steenfabrieksarbeidersbond den 31 Mei pu bliceert de uitspraak van den arbiter door den Minister van Arbeid aangewezen om uit spraak te doen in het conflict in de Steen industrie. Behalve 'n uitgebreid overzicht van de voor geschiedenis, de loonstatistiek in verhouding tot andere bedrijven komt de arbiter de Heer Zaalberg, Directeur-Generaal van den Arbeid tot onderstaande overwegingen en uitspraak De loonen der steenfabrieksarbeiders zijn belangrijk lager dan die van andere fabrieks arbeiders, die gelijkwaardigen arbeid verrich ten. De in verband met de algemeene verar ming door den oorlog en met de economische malaise onvermijdelijke verlaging van het levenspeil maakt loonsverlaging in het alge meen noodzakelijk, wil men verkoopbare Eroducten voortbrengen. Deze verlaging be- oeft om redenen van algemeen belang voor de steenfabrieksarbeiders niet grooter te zijn dan voor anderen, aangezien zij reeds lager taan en aangezien de invloed van hun j0on op den huurprijs der baksteenen huizen ujterst gering is in vergelijk met den invloed van de loonen der bouwvakarbeiders. Voor Nederland waren de indexcijfers voor de geldloonen in enkele vakken, wan neer voor 1914 het indexcijfer op 100 wordt ges 1920 1921 1922 metselaars 253 338 318 Voerlieden 280 352 270 timmerlieden 245 303 287 metaalarbeiders 267 277 248 mijnarbeiders ondergr. 265 268 232 miinenarbeidersbovengr. 268 283 255 boekbinders 290 290 290 machinevetter 267 276 276 Steenfabrieksarbeiders 1). tr»cc(> AÓU vaste 203 204 In het absolute loon en in de verhouding tot de loonen in andere vakken en tot het loon in het eigen vak in 1914, is geen dringen de reden te zien tot loonsverlaging, al is de stijging voor de fabrieken, die vóór den oorlog 50 pet. van dagwerk betaalden, belang rijk., n.l. van 100 op 228. Gelet evenwel op de productiekosten in verhouding tot de markt positie, moet een kostprijs nagestreefd worden welke lager is dan in 1922. De aangekondigde verlaging van ten-minste 25 pet., zou de loo nen van vele steenmakers brengen op pl.m. 135 pet. van de loonen van 1914, hetgeen wil zeggen, dat de koopkracht van het loon be langrijk lager zou zijn dan in 1914. Daar voor de meeste steenfabrikanten de jaren na den oorlog zeer winstgevend zijn geweest en de vooruitzichten minder somber zijn dan in het grootste deel der industrie en iedere 10 pet. loonsverlaging slechts 1 pet. kostprijsvermindering bewerkt, bestaat nog geen noodzaak om de arbeiders, althans het overgroote deel, dat niet de hoog ste verdiensten heeft, op een abnormaal laag welvaartspeil te brengen. De duur der overeenkomst mag in geen geval langer zijn dan de tijd, waarvoor met eenige waarschijnlijkheid aangenomen kan worden, dat de bedrijfsuitkomsten weinig zullen veranderen. Na afloop der campagne' zal beter dan thans beoordeeld kunnen wor den, welken inv oed het weer, de uitvoer en de invoer en de bouwbedrijvighe d op vraag en aanbod en op den kostprijs der ruwe steenen zullen hebben. Het is dus noodig dan opnieuw na te gaan, of het loon gewijzigd kan of moet worden. BIJKOMENDE BEPALINGEN. Behalve wat als zoodanig in het compromis is vastgelegd, dienen waarborgen te worden gegeven, dat niet door ongemotiveerde ver mindering van de grootte der ploegen een indirecte loonsverlaging wordt toegepast. Omgekeerd behoort mogelijk te blijven om door arbeidbesparende werkmethodes den kostprijs te verlagen UITSPRAAK. De loonen der steenmakers en andere losse arbeiders ten hoogste 10 pCt. lager gesteld dan in 1922 de loonengder ovenwerkers en andere vaste arbeiders worden ten hoogste 15 pet. lager gesteld dan in 1922. een en ander met inachtneming van het in de acte van compromis bepaalde Geschillen over vermindering van het aantal arbeiders in verschillende ploegen v/orden evenals de z.g. uitwassen door de betreffende fabrikanten geregeld in overleg met een regularisatie-commissie van werk gevers en werknemers. Loonaftrek voor zakelijke bedrijfsbelasting mag niet plaats hebben. Deze regeling geldt tot 1 Maart 1924, behoudens het in de acte van compromis bepaalde, ten aanzien der loon tarieven-wijzi ging na 31 October 1923. De Arbiter (w. g.) C. ZAALBERG. 's-Gravenhage, 29 Mei 1923 1). Kruiers van f 13.op f30. en f26.50 steenmakers van f 0.70 op f 1,50 en f 1,26. DE LAND ARBEIDERSSTAKING OP OOST- FLAKKEE. Maandagmorgen kwam het bestuur van den Bedrijfsraad van den L. T. B. bijeen ter bespreking van het conflict te Oost-Flakkee. Waar te Achthuizen de werkgevers zijn georganiseerd in den L. T. B. en de arbeiders in den R. K. Landarbeidersbond werd beslo ten aan partijen bemiddeling aan te bieden ten einde door arbitrage tot een oplossing te komen. De R. K. Landarbeidersbond heeft het voorstel van den Bedrijfsraad aanvaard; door het bestuur van den L. T. B. is echter ge weigerd op grond, dat zij met andere be sturen verbonden zijn. De werkgevers willen een loonsverlaging van 20 pCt. invoeren, de arbeiders meenen dat het loon reeds zoo laag is dat deze 20 pCt. niet kan worden gedragen. In het geheel zijn ruim 700 arbeiders bij dezen strijd be trokken. Dc N. T. Ct. schrijft: Dezer dagen heeft in de bladen een mede deeling gestaan over de oprichting van een katholieke reisclub. De Residentiebode, mee nen wij, voegde er aan toe, dat men hoopte weldra de advertentie te lezen in dc katho lieke bladen. Van deze club zoogoed als van de Reisbureaux, die wel adverteeren. „Voor wat, hoort wat; in de hotels wordt toch ook geen gratis logies gevraagd." Volkomen juist. Er zou over reisbureaux, katholieke reis ondernemingen, zoogenaamde pelgrimages, reizen door Europa onder geestelijke en andere leiding en andere prachtige reisinstel- lingen heel wat zijn te zeggen. Het is alles niet zoo mooi als het den schijn soms draagt. Maar dit is zeker er is geen reden, niet de minste reden voor de katholieke pers om voor al die ondernemingen gratis reclame te maken. Voor wat, hoort wat. Wat zou er voor de katholieke pers een voordeel te behalen zijn wanneer dat „voor wat, hoort wat" strenger werd toegepast. Het is naast het belachelijke af zooveel misbruik als er tegenwoordig van de kolom men der katholieke bladen wordt gemaakt. Ook voor op zich zelf uitstekende doelein den, maar waarvoor niet juist en alleen de katholieke pers gratis behoeft te werken. Bij iedere actie wordt alles gewoonlijk be taald, behalve de toch onmisbare publiciteit. Drukwerken, zaalhuren, spreker zij het soms op 'n koopje en soms weer veel te duur versiering, consumptie, logies, kransen en bloemen, alles, alles, wordt betaald, maar de katholieke pers mag voor niets werken en nog heel braaf zijn of zij loopt gevaar in een stroom van critiek te verdrinken. Wij hebben eens een brutalen brief van een even brutalen uitgever gehad omdat wij van een uitgave die een.gulden verkoopwaarde had alleen maar een korte aankondiging na tuurlijk gratis opnamen en geen groote recentie er over hadden geschreven. Zoo brutaal zijn soms uitgevers, die mee nen met een economisch waardeloos gemaakt boek het recht te koopen van de bladen te vorderen, dat zij hun redacties opdragen zoo'n boek eerst aan te kondigen, dan te gaan lezen, bestudeeren en.... in een na tuurlijk gunstige recensie met tienmaal de waarde van de uitgave aan réclame te be talen. En wat is de inhoud dan soms nog van die geestesproducten! Bij vereenigingen is het al dito. Een dagbladonderneming kreeg eens in een jaarverslag van een kiesvereeniging de noodige hatelijkheden omdat zij de verkie zingsadvertenties tegen tarief berekend had. Dat de redactie weken lang voor het suc ces der verkiezing geijverd had in artikelen, die, berekend tegen advertentieprijs, duizen den waard waren, dat werd vergeten. 't Is waar, de kas stond er niet briljant voor maar, alle drommels, Iaat de candida tes die goed gesalarieerde betrekkingen krijgen door zoo'n verkiezing, dan voor die vereenigingskas zorgen. De Dagbladen behoe ven die kosten toch niet te dragen door gratis hun onmisbare publiciteit af te staan! Zoo is er meer doch er zou spoedig een eind aan zijn, wanneer de bladen alle zei den: basta. Hoe anders het uitkwam. Lekker-gemakkelijk hing ie in z'n lach ten leunstoelslurpte lip-lekkend z'n lieve- lings-merk en genoot z'n havanna met kleine, bedachtzame trekjes. Hij hield z'n after-dinner half uurtj'e, waar in hij z'n gedachten meest den vrijen loop liet, zonder bepaald doel ze liet gaan, soms ver, door andere werelddeelen, soms dicht in z'n omgeving losse-, droomerige luier- gedachten waren het, die sprongen maakten ran tientallen jaren, van duizenden mijjen. Nu keek hij rond in z'n weelderig ingerich te kamer met duur, antiek meubilair en por selein, terwijl 'n weeke lach z'n zinnelijk gezicht belijnde. Er moest weer eens iets nieuws bijkomen, vond hij. 't Begon weer te vervelen zoo en dan de kennissen, andere letterkundigen van naam, die hem vaak bezochten, moesten merken, dat het er bij hem niet op duizend francs aankwam. hen vaak gezegd, als je 't maar goed aanlegt en weet hoe je 't publiek moet pakken. O, ja, er waren er wel, die z'n werken ver afschuwden, natuurlijk, dat kon haast niet andersmaar onder de groote menigte was hij beroemd, ook in andere landen. Toch wel prettig, beroemd te zijn te weten dat lui als Zola bij hem vergeleken nog klein waren. Och, Zola, die schreef wel pikant, maar hij durfde méér, dat was overbekend. En nu Zola enkele jaren geleden was ge storven, en er van dien zoo goed als geen nieuws meer vande pers kwam, werden zijn werken nog méér gevraagd verslonden werden ze, de uitgevers smeekten om z'n manuscripten, boden tegen elkaar op. Daar lagen weer 'n zestal brieven, om no vellen, romans en gedichten. Een uitgever van 'n maandblad vroeg dringend om 'n gedicht, de inhoud kwam cr minder op aan, de hoofdzaak was, dat zijn naam er onder stond, dan vond men het reeds mooihet honorarium mocht door hem zelf worden bepaald. Ja, ja, zóó ver was hij reeds....z'n naam deed alles. Welnu, hij zou dien man tevreden stellen. Wat zou hij schrijven Het moest nu eens iets interessants wezen, iets aparts, anders dan gewoonlijk iets waar van men zou zeggen „dat komt alleen in hem op, daaraan heeft 'n ander nog nooit gedacht." En plotseling kreeg hij 't idee z'n eigen dood en begrafenis te beschrijven. Hij moest zelf lachen om den inval en hij kreeg er zóó'n plezier in, dat hij zich direct aan 't werk zette. En hij begon aan een gedicht, dat als titel droeg „Mijn dood." Hij vertelde er in, dat hij charmant gestor ven was en lag temidden zijner vrienden en erfgenamen, onder welke laatsten er waren, die van zijn werk walgden, doch thans bere kenden hoe groot hun aandeel was van de er fenis, en dus van dat vuil-verdiende geld niet walgden. Hij werd op 'n praalbed gelegd, gehuld in kant, bestrooid niet bloemen, in 'n kamer, gedrapeerd met rouwfloers. Om hem heen werd gefluisterd van een te vroeg weggerukt talent, maar onder die fluis- teraars waren er, die innerlijk juichten, om dat ze van een geduchten concurrent waren ontslagen. In de bladen verschenen artikelen met rouwrand, waarvan er geschreven waren door redacteurs, die hem bij zijn leven had den aangevallen is dezelfde kolommen. Er kwamen bloemen, veel bloemen, en kransen.ook van personen door wie hij niet werd geacht, maar die verplicht waren met anderen mee te doen in de hulde aan zijn nagedachtenis. En zijn lichaam, met praal tentoongesteld, werd bekeken door hon derden, ook door velen, die niet nalieten hem te verwenschen om zijn werk, wat ze zeiden te bespuwen, hoewel ze het in afzondering hadden verslonden. De begrafenisstoet was overweldigend, maar werd van zijn eigen geld betaald en niemand vroeg zich af hoe het gegaan zou zijn als dat geld er niet was geweest. Dan zou het misschien gegaan 'zijn als bij veel andere gevierden, die arm waren gestorven en een povere begrafenis hadden gekregen op ge- meentekosten, omdat die vereerders er niet aan dachten iets bij te dragen aan den gang naar het graf. Er waren rijtuigen met bloemstukken en kransen beladen cr waren ettelijke volg koetsen, wijl het uit een ruime beurs ging en er dus niet op een meer of minder gekeken behoefde te worden. In die koetsen werden intieme gesprekken over hem gevoerd in de eene koets werd hij geroemd, in de andere belasterd, en bespot om zijn karakter en zijn manier van op treden de een vond hem te pedant, de ander ongenaakbaar, de derde hooghartig, de vierde zijn werk verre van letterkundig en twijfel achtig van oorsprong. In een der laatste koetsen zat een uitgever, die hem duizend francs schuldig was en het voornemen had zulks maar niet aan den exe cuteur te melden. Op het kerkhof waren veel menschen verscheidenen kenden hem niet, noch zijn werken, doch kwamen daar om iets mooi's te zien. Er werden redevoeringen gehouden bij Zijn groeve, waarin hem deugden werden toegerekend, die hij nooit had bezeten. Er werden scheppen zand op zijn met zil ver beslagen kist geploft, éérst door de erf genamen, die tranen in de oogen hadden, doch wier hart een feestdans maakte die be rekenden hoe duur de begrafenis wel zou zijn en hoeveel dit wel in hun deel zou schelen die het jammer en zonde vonden, dat zijn lijk was gebalsemd en gehuld in fijne kant en in een zijden wade, omdat dit alles toch maar in den grond ging om te vergaan. Bijtend ironisch, maar geestiger, interes santer nog dan hij zich had voorgesteld, werd zijn gedicht getiteld „Mijn dood." Het verscheen in het maandblad en men VISCH IN DE ZUIDERZEE. Dc heer Pennekamp, hoofd van de Visch- kweekerijen van de Ned. Heidc-Mij. 'e Vaas- sen, schrijft in de „N. R. Ct.": De laatste weken hebben uit de kweekin- richtingen der Ned. Hcide-Mij. te Vaasscn en Ernst, evenals uit „de Zwaanspreng" te Apel doorn, uitzettingen plaats van zesweeksche zalmlorelletjes in onderscheidene Veluwsche en Graafschapsche beken, alle direct of 'n- dircct uitmondende in de Zuiderzee. Deze, op vrij groote schaal plaats gehad hebbende en nog plaats vindende, uitzettin gen gebeuren op aanstichting en voor reke ning van het dep. van binnenlandsche zaken en landbouw, afd. visscherij, en hebben ten doel de Zuiderzee te verrijken met een visch- soort die een hooge handelswaarde heeft. Verleden jaar zijn de eerste proeven met eieren uit Denemarken genomen en deze zijn zoo uitnemend geslaagd, dat daarmee aan stonds het bewijs geleverd is, dat deze visch- soort zich niet alleen volkomen aan onzen bodem cn ons water heeft aangepast, doch hier zelfs een ongeëvenaarden groei ver toont, zoodat de proefnemingen dit jaar op grooter schaal zijn voortgezet. En, bedriegen de voorteekenen niet, dan zal dc visscherij in de Zuiderzee en op de rivier de IJsel hier van in enkele jaren tijds ongetwijfeld de zegenrijke gevolgen ondervinden. De zalmforel (Solma trutta L.) is een vischsoort die, wat grootte en smaak betreft, ongeveer 't midden houdt tusschen zalm en forel en hier te lande, doch dan voornamelijk als bastaard tusschen voornoemde visch- soorten, slechts sporadisch voorkomt en bij dc visschcts en in den handel meestal be kend staat onder den naam van Schotje. Deza synoniem dankt zij aan de omstandigheid, dat zij in de rivieren in Schotland vrij menigvul dig voorkomt. Deze vischsoort is echter in den regel steriel, plant zich dus maar hoogst zelden voort. In Denemarken en voornamelijk in de Oostzee, komt echter een soort zklmforel voor, die niet door bastaardeering is ont staan, dus in haar soort constant blijft, dea naam zcefcrcl draagt, en wat het voornaam ste is, zich uitmuntend voortplant. Met deze soort nu zijn het vorig jaar door den import van bevruchte eieren (kuit) de zoo welge slaagde proeven genomen. In Denemarken vormt deze vischsoort eea voorname bron van inkomsten voor zee- ca riviervisscherij en is het een gezocht uitvoer artikelen geworden naar Engeland, Frankrijk, België en zelfs naar ons land. 't Meest wordt zij daar gevangen in de talrijke fjorden aan de Deensche Oostzeekust, doch als de tijd der geslachtsrijpheid nadert, trekt zij op in de Goednaa en andere riviertjes pp Jutland en in de beken van het eiland Bornholm, om daar in den zandigen bodem op grintbanken en ondiepe plaatsen en in matigen stroom haar eieren te deponceren. De jonge vischjes blijven, evenals die van haar soortgenoot, de zalm, een of twee jaar in de beken, doch trekken naar zee, waar overvloedig voedsel hen in korten tijd een aanzienlijk gewicht doet bereiken. In dc Oostzee zijn exemplaren met een ge wicht van 3 a 5 pond geen zeldzaamheid, een enkele maal wordt zelfs een exemplaar van 10 pond gevangen, doch omdat daar op die vischsoort zeer druk wordt gevischt en de vangst zeer gemakkelijk schijnt doordat zij beurtelings in zee en m het zoete water ver toeven, krijgen ze gewoonlijk geen kans zich tot zeer zware exemplaren te ontwikkelen. En wat in de Oostzee mogelijk is, dat lijkt ons voor onze Zuiderzee toch ook zeker be reikbaar, want uit de in de laatste jaren bij gehouden visscherijstatistieken van enkele noordelijke staten is al gebleken, dat de zee forel sneller groeit en eerder teelrijp wordt naar gelang zij in meer zuidelijke gelegen wateren voorkomt. Deze uitspraak houdt een zekere belofte in voor de toekomst onzer kustvisscherijen, wien een kleine opleving zoo goed te pas zou komen en daarom juist zijn aller oogen gevestigd op de proeven, die de regeerintf thans neemt. Deze onverwachte hulp had al op geen beter moment kunnen komen en zij is dan ook te beschouwen als een uitvloeisel van den nieuwen koers, dien men aan het depar tement van landbouw, afd. visscherij, is inge slagen. Men heeft daar zeer terecht ingezien, dat men met invoering van sociale maatrege len het verst komt, wanneer gelijktijdig op energieke wijze wordt gezorgd, dat er weer visch in dc v. ateren komt. En.dai dit ook inderdaad gelukken zal, daarvoor is de persoon van dr. Lovink ons borg. Waar die eenmaal zijn schouders onder zet, daar is het succes al half verzekerd. Op echt Amerikaansche wijze heeft hij al die organen aan het werk gezet die hem zijn doel zullen helpen verwezenlijken en de samen werking, die de organisaties thans reeds laten zien, kan het succes niet meer denkbeeldig maken. De Zuiderzeevisschers klagen steen en been over den achteruitgang die vooral in de laatste jaren in de vangsten valt te consta- teeren, en ook op dc rivieren is dat, bijna in nog meerdere mate, bij de trekvisschen zalm, elft, fint en houting, het geval. Nog kort geleden heeft de visschersver- eeniging te Heerewaarden zich tot de re geering gewend om financieele hulp. Veel meer dan met financieelen steun, die bijna altijd demoraliseerend werkt, valt echter met hulp in natura te bereiken en in die richting moet getracht worden de kwaal te verhelpen. Met zalm en zeeforel is nu al een goed begin gemaakt, weldra komen nu ook elft en fint aan de beurt, Zooals reeds werd opgemerkt, beloven de ten vorigen jare met zeeforel genomen proe ven voor de toekomst veel goeds. In de Veluwsche beken, waaraan nu in do laatste weken op grootere schaal dan tevo ren de zesweeksche vischjes zijn toever trouwd, bleken veel eenjarige visschen van de vorige-uitzetting (1922) aanwezig te zijn en, wat meer zegt, ze vertoonden een boven verwachting voorbeeldigen groei. We twijfelen dan ook geen oogenblik aan de-verwezenlijking van het beoogde doeli bevolking van de Zuiderzee en van onze rivieren met een nieuwe, waardevolle visch soort, de zeeforel. C383SSS5ÏB3 werd niet moe het te prijzen om zijn raV inhoud en originaliteit. Er werden verslagen over geschreven, grooter waren dan het gedicht zelf. In zijn kringen werden toespelingen er op gemaakt en amusante voorspellingen gedaan. 'n Tijd later liep hij, gewikkeld in z'n pels, naar het station. Hij ging 'n stad verder naar 'n vrienden- partijtje.- Hij neuriede 'n deuntje in 't prettige voor uitzicht, dat het er vroolijk naar toe zou gaan. Daar stond de trein reeds geen noodeloos wachten dus. Wat was dat? Ja....al in beweging.... Had hij zich zóó verlaat? Vlug liep hij naar 'n eerste klas-coupé.... de deur bood nog wat weerstand....met kracht moest hij er aan rukken. 'n Nare gil. Gevolgd door veel andere vanaf het per ron. 'n Seconde later kaapten de raderen 'n lijk kapot. Sidderend wierpen de spoorwegmannen de brokken in 'n mand.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1923 | | pagina 5