VOOR DE 1 lol ITGaIZ a \at PD F li Ll ^iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiijrimiiiiiiimiiiimiiiiimiiiiiiimiiiiiiimiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii.iJiiiiiiiiiiiiMmiiiiiiiii::! I K!IIIIIIIMIIIIIIIIIIIII!llllllll!!lillltli;illlilli:illlllllll(lllllllllli:!liHlillllllllll!l!:illlll!liliilliill|- Jliülüllllllllllllllllllllllllll!!»: HET VERBORGEN SCHILDERIJ HET HORLOGE. V 1 UIT DE 1 MOPPENTROMMEL ter- wilta, ««to ?ii «S ongelukkig; SJl'SXS'p ,'r. «S, 2$ fiJKSvS NUMMER 51 l'WEEDE JAARGANG 1923 BELOFTE MAAKT SCHULD' paard, met een klein gevolg. Den l'/den oen dan voor aen noed van een verove- Juli sloot zijn kleine karavaan zich aan bij raar of den pennehouder van een beroemd eenige goed gewapende kooplieden. De schrijver. streek zag er buitengewoon schrikwek- I, kend uit. Overal ontmoette men kruisen die aantoonden, dar er reizigers vermoord Ben je bijgeloovïg. Bijgeloovig vooral waren. Het land was dan ook uiterst ge- Mntrent familiestukken Ik voel dan een sc^„Hï voor hinderlagen, trees, dan eens een geheimzinnige ge- Mijn grootvader reed een uur, toen hij, mstheid in het bijzijn van sommige meu- in -hn vestjezakje voelende, bemerkte, dat beien, van sommige kleinigheden of snuis- hi> ziin horloge vergeten had. Niettegen- DE EZEL IN BETREKKING, terijen. Ik ben er volstrekt niet zeker van, staande het gevaar, waaraan hij zich bloot- Een zekere koning zijn 'naam ben ik dat zoo'n stoel een geheel en al levenloos stelde door den troep te verlaten, aarzelde vergeten had een geleerde aan zijn hof roorwerp is, dat een beeldje niets meer is hij geen oogenbuit. Hij had voor zijn hor- op wien> uitspraak Z. M. steeds vertrouw- San de stof, waarvan het is gemaakt, loge dezelfde trouwe vriendschap, die an- de. Nu wilde d koning zekeren dag Ik heb een horloge geërfd uit de acht- voor hun hond gevoelen. op de jacht gaan en nadat de'noodige prepa i tiende eeuw, een gouden savonette waar- "ij het zich nauwkeurig den weg be- ratieven gemaakt waren, consulteerde hij van hondervijfentwintig dienstjaren nog schrijven en reed spoorslags terug naar den geleerde en vroeg dezen wat hij van het fijne werk niet hebben doen verslijten. >.Venta waar hij den nacht doorbracht, weer dacht. Zijn „persoonlijkheid", ik durf mij zoo Niemand volgde hem. Hi; was alleen, De geleerde zei, dat het niet zou gaan wel uitdrukken, was zoo goed bewaard ge- gezeten op een uitmuntend paard, zoodat regenen, en de jachtstoet vertrok. bleven, omdat hij voortdurende zorgen ge- mj gemakkelijk weder aen troep kon tn- Op weg ontmoette men een landbouwer, noten had van een opvolging van nalen. In een hau uur was hij op de „Ven- 0p ean e2ej 2a(. deze raadde de lieeren Herlog, liem op den schouder likkende horlogemakers, overgrootvader, grootva- ta en de waard was eerlijk genoeg om hem aan, terug te keeren, daar't zou gaan rege- zoodra de oude tolbeambte het heeft afge- der, vader en zoon, die het allen met de bet hoiloge terug te geven. Nu hernam neni legd, komt ge dadelijk bij mij in Londen, bij meeste achting hadden behandeld. mijn grootvader zijn weg in tegengestelde Men glimlachte even en ging verder, dag of bij nacht, of ik slaap dan wakker, Ik hoop dat u mij niet voor den gek richting, riet duurde echter geruimen tijd Maar heel lang duurde 't niet of men levend of dood ben, kom maar aan mijn huis, zult houden, als ik zeg, dat dit horloge steeds zag^ hij nog niemand. Bij een bad spijt, dat men niet geluisterd had op welk uur ook; ik zal den portier vooruit verheugd of bedroefd, was naar gelang der draai meende hij eindelijk een man te zien naar den goeden raad van den landman, zeggen je binnen tie laten en bij mijtebren- De Herlog van New-castle was bekeltd door zijn gewoonte om veel te beloven en weinig te doen: Hij had als Minister in 't Par lement tegen een sterke oppositie te kampen en daarom was elke stem die te winnen was, goud waard. Zoo gebeurde 't eens, dat het bij een nieuwe verkiezing op één stem aankwam en gelukkig wist de Hertog die stom, welke een zijner Jiachfers toe-behoorde, voor zijn partij te winnen. Hij beloofde bij die gelegenheid den pachter, op diens verzoek, zijn zoon de plaats van tolbeambte te geven, zoodra de tegenwoordige functionaris, die zeer bejaard was, zou overleden zijn. Maar zei de voorzichtige pachter gij groote heeren zijl hier op 't land wel bed beleefd, doch in de stad kan geen eenvoudigo boer, zegt men, u genaken. Mijn beste vriend antwoordde de - - - - - O 1 1SUWA W VAA fr, W V AA VAA V- V. - - Pö weersgesteldheid en dat het vaak gebeur- staan tegen een dikken steen, maar toen want er kwam een formeele donderbui en g<.n. de dat het achterbleef wanneer droevige hij op de plek was aangekomen, ontrukte de kon;ng wercj door en door nat. voorvallen naderden of voorliep in kritie- het tooneel, dat hij aanschouwde, hem een Thuis vekomen, nam de vorst den ge- ke tijdperken. kreet van afschuw. De kooplieden en de lcerde goad onder handen. Het zou mij zeer moeilijk vallen mijn mannen van zijn gevolg «agen uitgestrekt „Ik ontmoette-onderweg een eenvoudi- eerste uitspraak te bewijzen dat is een op den weg en de vlakte, doodgestoken „en landbouwer, die er vrij wat meer van Zaak van gevoel, van reuk wat de tweede of doodgeschoten. Van de muilezels, de weet dan gij want hij voorspelde, dat 't betreft, daarvan leggen de gedenkschrif- paarden en de bagage was geen spoor te 2QU gaan regenen en gij wist er niets ten van onze familie overvloedige getui- bekennen. van Nog eens den boer vertrouwelijk op den schouder geklopt en diens hand gedrukt en de Hertog verwijderde zich. De pachter wreef zich vergenoegd <l.e hand die door den Hertog aangeraakt was gewor den toen de Minister den boer en de be lofte reeds glad vergelen had. Onze suppli ant herhaalde dikwijls zijn gesprek met den genissen af. Ik zal u niet verwonderd doen staan De koning dankte nu den geleerde af en Hertog en toen hij op zekeren*^ dag vernam, Misschien is er veel toeval in dat alles; door <^t de gehechth-eid van ontbood deniaQdman, die weldra ten hove dat de oude tolbeambte zoo pas overleden ik loochen volstrekt r.iet de macht van mijn grootvader voor zijn horloge tot ver- versc-neea dien grootmeester van ons lot. En toch eering steeg, durf ik wedden, dat de meest sceptische onder u tot nadenken zoud komen, in dien ik dat gedeelte van de Gedenkschrif ten voorlas, maar dat zou wat lang duren. Ik acht het dus voldoende een drietal spre kende feiten te vermelden. IV. IL Het derde avontuur is van meer intie- J t men aard. Het overkwam uw onderdani- gen dienaar enkele jaren geleden. In dien tijd meende ik verliefd te zijn op Marca „Zeg me eens," vroeg de Koning „hoe wist je, dat 't zou gaan regenen?" „Dat wist ik niet, sprak de boer lijn ezel heeft 't me gezegd." was, ging hjj onmiddellijk op een slcvig paard zitten en reed wat hij rijden kon, naar de wereldstad, 't Was reeds middernacht, toen hij voor het huis van den Minister aan kwam. Nu trof het toevallig, dat terzelfder tijd ook de toenmalige Koning van Spanje op De Koning zond nu ook den landman sterven lag. De Hertog wachtte toen juist eik D een mooi erillie meiqie niet kwaad n?ar buis. Maar de egel werd ontboden en ooge,,,biik lijding uit Madrid. Door zijn n/I, a Ka0l.,.ta1i./v. Kt.nl ,H nKn— a. die bekwam de betrekking, tot dusverre werkzaamheden vermoeid, had liij zich tegen „Doordat hij zijn ooren spitste, sire.1 die verf of ach^pretendentenf Zonder 't* zelf v^vukT En dafn^was^en grootffout^ mid<?ernac?lt rust begeven na vooraf den „Wel omdat sedert dat oogenblik iedere bed (e brengen ezel een mooie betrekking hebben wil In 1793 had mijn overgrootvader, »p de lijst gebracht was van Fouquier- Tenville en dus ten doode opgeschreven, haar voortdurend weifelen maakte mij Zich verscholen in den faubourg du Tem- vaak woedend. Zij had een vriendin, min- ple, waar een kleine herberg hem een stens even mooi als zij zelve, maar zoo ze- schuilplaats verleende. Hij leefde er ellen- dig, zoo bescheiden zoo vreesachtig, dat dig maar zonder dat hij, zooals hij meen- ik met de verblindheid van den jongeling, de, de aandacht op zich gevestigd had. haar beschouwde als geheel onverschillig brengen. Zijne Hoogheid sliep zacht, zijn kamerdie- naar evenzoo en oak de portier was inge- GOED OVfc.KLfc.LrL». dut, (oen de krachtige hand van onzen Corn- Aan den hoek van het hotel „de Gouden wallischen pachter den bronzen deurkloppe* lederen morgen: ging hij een wandeling voor de liefde. Toch voelde ik een groo- Arend," waar een Engelschman op de yrij onzacht nans-toe ipajien, dan eens naar de Tuileriën, dan te genegenheid voor haar, want ik achtte eerste verdieping logeerde, stond een pas- Hél tïcd hii /-\ r t-n I.' lI J.G ntlroM rlnn vnti fc_m.-\rcrptl Haar het Quarier-Latin. haar boven har grillige vriendin in ver- leendrager, die eiken dag van 's-morgens doen toe riep bij den portier bij het open- is de Hertog tliuis? Jawel, en in bed. Hij heeft mij bevolen, dat je dadelijk binnen moest komen, in de slaapkamer. God zegene liem! Hij is een braaf mensch! riep de boer, wien zijn vrouw- Op zekeren dag in de maand April had stand en karakter. Gaarne had ik haar tot tot 's-avonds steeds door vervelende melo- hij de courant gelezen. Hij haalde zijn hor- mijn vertrouwelinge gemaakt, maar ik dieën floot. loge uit den zak en bemerkte met verwon- durfde niet. Met stille onderwerping had de Lord deringdathijtelaatwas.net tien minu- Op zekeren avond wandelde ik bij zwak dit schel gefluit eenigen tijd verdragen, ten te laat voor zijn gewone wandeling, sterrenlicht in ons park van Mauviron. Ik eindelijk riep hij zijn knecht en sprak: Hij zette vlug zijn roode jacobijnenmuts was droevig gestemd, want ik dacht met „John, ga naar dien man daar, en geef meermalen van het zwak geheugen van zul- op en wapende zich met een flinken knup- wanhoop aan mijn hartstocht. Ik strui- hem alle dagen van heden af, een goed de- ke groote heeren had verteld, pel. Buiten gekomen, bemerkte hij, dat kelde en stiet tegen een steen. Mijn hor- jeuner met een fjesch wijn. Zeg hem, dat - Ik liad er bijna aan getwijfeld, maar zijn horloge, een juweel van nauwkeurig- loge rolde uit mijn zak op den grond tus- ik hem dit aanbied, omdat hij zoo mooi dat heet ik woord houden! Niemand behoeft heid, ruim een half uur vóór was. Dat schen de struiken, want ik had er geen fluit." me weer ie's ten nadeele van den Hertog te trof hem. ketting aan. Ik bukte om het op te rapen John schudde bedenkelijk het hoofd, vertellen! Maar daar hij een wijsgeer was, schreef en voelde naast mijn horloge een hara en „Meneer is niet recht wijs 1" dacht hij. Aldus in zichzelven pratende, beklom hjj hij het toe aan een Jgebrek in het meca- glad voorwerp, hetgeen een klein notitie- „Eerst heeft hij geraasd en getierd tegen de breedc trap, ging door eenige kamers en. nisme. Toch kwam hem die uitlegging boekje bleek te zijn, een notitieboekje van dien kerel en nu bevalt de muziek hem kwam eindelijk in het slaapvertrek des Mi- weinig aannemelijk voor, toen hij, klok- een jonge dame in prachtig marokijn ge- zoo, dat-hij hem een compleet déjeuner njsters. slag tien, zijn horloge weer uithaalde en bonden. Deze vondst boezemde mij geen stuurt 1" Is hij dood? riep deze, ontwakende, bemerkte, dat het vóór zijn niet erger was belang in en ik had het reeds vergeten toen Het genoegen van den pakkendrager —Ja. óf hij dood is, antwoordde de pach- geworden en 't horloge dus met zijn juis- 's-avonds bij het naar bed gaan, het boek- laat zich verklaren. Hij nam zijn pet af ter. ten gerelden gang liep. Hij gaf het op, een je mij weer in handen kwam. en verslond de eetwaren met een zekeren Wanneer is hij gestorven? Zuiver begrip te krijgen van de fantasie Van wien kan dat zijn vroeg ik mij geeuwhonger. Nauw was hij gereed met Gisteren, precies om half twee, toen hij der machine en besloot den horlogema- zeiven af. zijn maal, of hij begon met alle macht te net nog een poeder gebruikt bad. Ik hoop ker te raadplegen. De initialen waren zoo door elkander fluiten nog langer en luider dan anders, nu toch stellig, dat mijn zoon in zijn plaats Nadat hij zijn wandeling voortgezet gestrengeld, dat men er wel het halve alfa- Drie dagen was dit zoo goed gegaan en zal komen? had tot aan het Theatre francais, kwam bet uit lezen kon. Ik keek er eens in. Mijn geregeld ontving de man 's-morgens zijn De Hertog, die nu geheel wakker was, be- hij een weinig droevig naar den Faubourg oog viel op een bladzijde en ik las een der- ontbijt, waarom zijne collega's hem niet g0n zich over dien zonderlingen boodschap- terug. Op het punt om den hoek der straat tigtal regels, bijna zonder dat ik het zelf weinig benijdden. per Ie verbazen. om te slaan, kwam een kleine winkelier- bemerkte. Onverwachts moest de Lord en ander Waar zijn je depêches? riep hij, liet ster, bij wie hij nu en dan wat bloemen Toen ik mij rekenschap gaf van mijn bevel gegeven hebben, want het déjeuner gordijn openschuivend. kocht, hem tegemoet en zeide onbescheidenheid, was het te laat de pas- bleef achterwege. Desniettemin musiceer- Daar stond onze goede, eenvoudige boer Burger, zij zijn in de herberg om u sage bleef in mijn geheugen want ik heb de de pakkendrager onvermoeid door van Cornwallis, den hoed van -de eene hand te arresteeren een zeer vasthoudende memorie. Ik had zoodra de gelegenheid zich voordeed Mijn overgrootvader werd wel een beet- eerst slecht begrepen, wat ik las plotse- vroeg hij aan den knecht je bleek, want hij was jong en aan het le- ling begreep ik het, gelijk men een raad- „Waarom krijg ik nou eigenlijk geen ven gehecht, maar toch was hij bij al zijn sel begrijpthet notitieboekje behoorde eten meer. Bevalt mijn fluiten je heer niet angst, een weinigje nieuwsgierg. aan de vriendin van Marca D.,..en ik meer". Hoe lang zijn zij al daar vroeg hij. begreep, dat deze mij liefhad met een be- „O ja, dat wel," antwoordde John, U was nog geen. kwartier weg, toen scheiden, bekoorlijke en naive liefde. naar de opdracht van zijn gebieder „maar hij boos, omdat zijne rust aldus gestoofd Zij kwamen, antwoordde de kleine. Ik kan niet zeggen, wat in mij omging, de Lord heeft bij de politie geïnformeerd, was. Hij wist er echter niets beters op, dan Mijn voorvader bedankte levendig het De zekerheid dat dit jonge meisje vatbaar of hij je werkelijk op deze wijze betalen d?n boer met vernieuwde beloften spoedig kind en keerde terug. Den volgenden dag was voor de liefde, maakte haar in mijn moet en daar heeft hij gehoord, dat weg te zenden en ditmaal zijn belofte na te gelukte het hem Frankrijk te verlaten, oogen plotseling honderdmaal meer be- dit volstrekt niet noodig is, want je Het voorloopen van het horloge had hem koorlijk dan Marca D. Ik drukte het boek- moet gratis fluiten." het leven gered. je hartstochtelijk aan mijn lippen en ik „Dat zullen we eens zien antwoordde III wond mijn horloge met een buitengewone de man, „of ik fluiten moetDaar kan je teederheid op. Lord dan lang op wachten." Een en dertig jaren later was mijn groot- Eenige maanden later trouwde ik met Van dit oogenblik af gaf hij geen geluid vader de bezitter geworden van het hor- de vriendin van Marca D. meer. Onze Brit had zijn doel bereikt. in de andere nemend, en zet: Mylord weet immers wel van mijn zoon, die tolbeambte zou worden.... hetgeen mij beloofd was bij de laatste verkiezingen Nu eerst werd het den Hertog duidelijk wal dit alles b'etéekende. In het begin was komen, zoodat de zoon van den pachter in de verlangde betrekking werd aangesteld. HIJ KON HAAR NIET HELPEN. loge de elegantie eischte in dien tijd plat te zakuurwerken, maar mijn grootvader Gij zult mijn avonturen waarschijnlijk Pierre Renens wilde niet scheiden van wel wat wonderlijk vinden, maar al zou- dien trouwen dienaar, die zich nog zoo den zij slechts het gevolg zijn van een toe- stipt van zijn plicht kweet als op den dag valligen samenloop van omstandigheden, BESCHEIDEN. In den trein raken een jong meisje en een jonge man toevalligerwijze in gesprek. Op een gegeven oogenblik begint het meisje af te geven op haar naam, die maar doodge woon „Jansen" was. Zij nam het haar ouders kwalijk dat zij haar zoo'n banalen familie- - - Oom. Nu, dat vind ik lief van u, waarde naam hadden meegegeven en zoo ging het van Zijn ontstaan. dan nog zult gij er niet verbaasd over kun- nicht, dat ge u zoo over mijn geschenk nog een tijd door. „Ik wou, dat ik dien naam In 1825 moest hij een reis maken naar nen zijn, dat mijn horloge een groote plaats verheugt. .kon kwijtraken", zei ze tenslotte. „Ja", zei Spanje. Moest een dier armoedige streken inijeemt in de geschiedemis mijner fami- Nicht. Ja, beste com, ik heb zoo'n ge- de jonge man, „het spijt mij, dat ik u daar- doortrekken, waar het rooversbedrijf nog lie en gij zult er in toestemmen, dat er meer lukkig karakter, dat ik mij over elke nie- mee niet kan helpen. U moet weten, ik heet heerlijk bloeide. Gewoonlijk reisde hij te recht bestaat om er eerbied voor te heb- tip-he id kan verblijden, *nk Janse- 9 w rJTll j loiVAMi Lrtx I li NAAR CHARLES GARVICE DOOR A. T. I I XX. TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Toen hij' weer beneden kwam vond hij een heer bij het haardvuur zitten, gekleed in een pak van den zoon der logement houdster, dat hem veel te groot was. Toen Gerald binnenkwam stond hij op en stak hem de hand toe. „Mag ik me even voorstellen," zei hij, „mijn naam is Harling, Robert Harling. Ik ben juist van Australië teruggekeerd wilt u mijnheer even een glas warme whis ky met water brengen, juffrouw en het zal mij aangenaam zijn, den naam te vernemen van den man aan wien ik een schuld heb, die met niets, met niets ter wereld te betalen is." „Mijn naam is Wayre Gerald Wayre" zei Gerald. Hij was, terwijl hij sprak, bezig hout blokken op het vuur te stapelen, om te zorgen dat het goed warm zou wezen, wanneer het meisje beneden kwam en daardoor zag hij niet, hoe verbaasd de heer Harling keek, toen hij Gerald's naam hoorde. „Wayre zei hij, droogjes kuchend, „u zei toch Wayre Hoe spelt u dat Gerald spelde zijn naam. „Dank u," zei de oude heer, „ik zal dien naam niet vergeten. Hier is uw whisky, doe mij het genoegen, het groote genoegen, er zooveel als u kunt in- één slok van te drinken En daar is mijn dochter ook Maar lieve Grace, waarom ga je niet liever naar bed Gerald wendde zich om en zag toen een zonderlinge verschijning een mooi meisje, blank als een lelie, met blond haar en blauwe oogen, gekleed, beter gezegd gehuld in een van de logement houdsters beste japonnen. De glimlach, die de komische verschijning bij hem te voorschijn riep, streed met zijn bewon dering voor haar schoonheid. Een oogen blik bleef zij, beurtelings rood en bleek wordend, met neergeslagen oogen, toen keek ze op en zag hem met een blik van dankbaarheid en vrouwelijke bewonde ring voor zijn heldenmoed aan. Die blik was zoo doordringend, zoo magnetisch, dat hij Gerald den adem benam. „Komt u bij het vuur zitten, juffrouw," zei hij na een oogenblik. „Eigenlijk liad u nu in bed moeten zijn, dunkt me, maar nu u eenmaal hier bent; voelt u zich koud? Koortsig Zou u misschien een dokte. „Ik ben niet koud er mankeert mij niets meer, maar, maar ik ben gewoon weg niet in staat te zeggen, wat ik zeggen wil. Vader, u hebt mijnheer toch al be dankt Hebt u hem gezegd dat dat wij weten, dat hij mijn léven gered heeft, met gevaar voor het zijne „Ja, Grace, ja V' zei hij. „Maar zooals alle dappere mannen weigert mijnheer Wayre hij keek haar bij deze woorden aan, met een waarschuwend fronsen van het voorhoofd, alsof hij "haar wilde beve len geen verandering te toonen alle dank. Maar alla Hij weet hoe wij er over denken." „Hoe staat het met uw bagage, mijn heer zei Gerald. „We hadden gelukkig alleen maar een reistasch bij ons," antwoordde Harling, „de rest is in het hotel te Blagford. U kent Blagford natuurlijk „Neen," antwoordde Gerald." Har ling keek hem met verholen verbazing aan en Gerald verklaarde nader „Ik ben hier vreemd." „Vreemd zei de oude heer, alsof hij een oogenblik de voorzichtigheid ver gat. „Ja," zei Gerald. „Ik ben hier vanavond pas aangekomen en morgen vertrek ik weer." De-half geopende oogen van het meisje openden zich geheel, öm zich daarna te sluiten. „Reist u voor uw genoegen vroeg Harling. Gerald strekte zijn beenen uit en glim lachte. „Neen, niet bepaald," antwoordde hij. „Ik zoek een werkkring." Dc oude heer keek hem weer met ver holen belangstelling aan. „Wat e wat voor soort werk kring?" vroeg hij. „Neemt u me mijn nieuwsgierigheid niet kwalijk, maar de omstandigheden verontschuldigen die wel eenigszins, vindt u ook niet?" „O, verontschuldigt u zich maar niet," zei Gerald op zijn open manier. „Ik heb zooveel beroepen, dat ik eigenlijk niet weet wat ik moet antwoorden. Ik ben ar chitect, kunstschilder, paardentemmer, veedrijver, matroos en nog een paar an dere dingen." „En u woont hier niet?" vroeg Har ling na een pauze, gedurende wel ke hij" Gerald's mededeelingen scheen te ver werken. „Neen," zei Gerald. „Ik woon eigenlijk nergens." „U hebt misschien vrienden hier?" hield de oude heer aan. „Neen," zei Gerald. „Morgen ga ik weer op stap, op zoek naar werk." Grace stond op. „Wilt u mij even hel pen naar boven te gaan, vader V' vroeg zij. „Mag ik dan meteen even afscheid van u nemen, juffrouw," zei Gerald. „Morgen zal ik waarschijnlijk reeds weg zijn, al3 u beneden kpmt." Zij reikte hem haar smalle hand. Toen Harling weer beneden kwam, stak hij zijn pijp aan en bleef een paar minuten zwijgend zitten rooken. Daarna zei hij „Ik meen dat u zei, dat u ook kunst schilder was, mijnheer Wayre schildert u ook portretten „Zeker," antwoordde Gerald. „Wilt u dan mijn dochter voor mij schilderen vroeg de oude heer, alsof hij om een gunst verzocht. Gerald aarzelde hij wist, dat de op dracht werd ingegeven door dankbaar heid. Toen echter dacht hij, wat een mooi portret dat zou kunnen worden en hij zei „Natuurlijk wel. Maar neemt U me niet kwalijk, u hebt nooit iets van mij gezien, u weet dus niet of mijn werk u zal voldoen." „Ik heb nog nooit ondervonden, dat een dapper man een bedrieger of een zwendelaar was," antwoordde Harling lakoniek. „Wij zullen hier een poosje blijven het plaatsje ziet er aardig uit en schijntinteressant." Hij staarde terwijl hij sprak, strak in het vuur. „En we zijn niet aan tijd gebonden. We zwer ven maar zob'n beetje rond, zooals men- schen uit de koloniën doen, als ze weer in het moederland terugkomen. Wanneer kunt u met de schilderij beginnen „Zoodra ik de Materialen kan krijgen," zei Gerald. „Ik zal morgen even naar Blagford gaan en ze koopen morgen ochtend." „Uitstekend dat is dus afgedaan. Wat betreft den prijs...." „Wacht u liever, tot de schilderij klaar is," zei Gerald lachend. „Dan heb ik hoop, dat u me niet alleen de waarde zult betalen." Den volgenden dag reeds werd met het portret begonnen en eiken volgenden morgen poseerde Grace bij het raam en werkte Gerald aan zijn doek. Soms was ook Harling aanwezig, maar heel vaak liet hij hen alleen, of liep in en uit, om een kritische opmerking te maken, of zijn waardeering te betuigen. Het portret beloofde goed te zullen worden en ten gevolge daarvan ging Gerald geheel in zijn werk op zóó geheel, dat hij niet wist, dat de oogen van zijn model vaak met een uitdrukking van innige teeder heid op hem gericht waren, om, zoodra hij opkeek, weer te worden afgewend. En, zelfs als hij haar blik gezien had, zou hij nog de waarheid niet vermoed hebben, dat daar een liefde aan het opbloeien was, die regelrecht uit het hart kwam. Gerald toch was niet in het minst ijdel en dacht aan zoo iets in het geheel niet. Hoe kon zij het helpen dat zij hem lief had? Er lag zulk een machtige bekoring in zijn open optreden en hij was zoo mooi en zoo sterk. Op een avond, toen zij met hem di neerde, zochten haar blauwe oogen hem voortdurend, maar steeds wanneer hij de zijne in haar richting wendde, sloeg zij de hara neer. Na het diner leunde zij ach terover in een stoel en luisterde, met half gesloten oogen, naar het gesprek tusschen Gerald en haar vader. Gerald vertelde ,van verschillende ruïnes, die hij op zijne omzwervingen gezien had en Harling toonde daar veel belangstelling voor. „Ik heb er nog ergens eenige schetsen van wacht u eens even", zei Gerald. Hij ging naar zijn kamer en kwam terug met een bundeltje paieren, waar hij de schets uitzocht die hij bedoelde. De man nen bleven nog een poosje praten en gingen toen de kamer uit, om een sigaar te roo ken. Grace stond op en liep rusteloos in de kamer op en neer. Zij nam de schetsen op en keek er met groote belangstelling naar. Ze waren immers van hem hij zelf had ze geteekend. Een voor een bekeek zij ze en eensklaps schrikte ze. - Ze zag de tee kening van een jonge dame te paard. Het was maar een potlood- teekening, maar zóó vlot geteekend, dat het haar den indruk gaf, alsof het meisje en het paard levend voor haar stonden. Het instinct van een vrouw is een wonder- lijk ding. Terwijl zij naar de teekening keek, scheen haar hart als door een ijs- kouden greep ineen te krimpen. Zij be keek de mooie gelaatstrekken en het be vallige figuurtje met de vertwijfeling in het hart. „O, wat is ze mooi 1" steunde zij. Het werd haar wazig voor de oogen, de kamer scheen om haar heen te draaien. De schetsen liet ze vallen, en met beide handen de tafel vastgrijpend, snikte ze „Vader 1 Vader 1" Maar, toen Harling en Gerald een paar minuten later binnenkwamen, vonden zij haar achterover liggen in haar stoel, pre cies zooals zij lag toen zij weggingen, maar nu blijkbaar slapend. EENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK Gerald pakte de schetsen bij elkaar en liet er daarbij een op dea grond vallen. Het was Claire's portret, Hij raapte het op en zijn gelaat werd eerst vuurrood, daarna bleek en het was alsof hij plotseling werd aangedaan door een droeve herinnering. Hij bemerkte niet, dat Grace naar hem keek, hij scheen ze.lfs voor een oogen blik de aanwezigheid der beide anderen geheel vergeten te zijn. Zich weer herstellende, stopte hij de schets in zijn binnenzak en begon weer aan het gesprek deel te nemen, maar zijn aandacht was weg na korten tijd wensch- te hij de anderen goeden nacht. Toen hij in zijn kamer was, nam hij de teekening weer uit zijn zak tegelijk met enkele pa pieren, die hij achter het oude bureau in de oude kamer op het kasteel had gevon den. Een oogenblik keek hij er naar, zonder ze open te vouwen, vóór hij zich kon herinneren, waar hij ze gevonden had met een uitroep van ergenis over zijn zorgeloosheid, vouwde hij ze op, deed ze in een enveloppe en schreef er het adres van juffrouw Sartoris op en, opdat hij er den volgenden morgen aan zou denken, zette hij de enveloppe voor dea spiegel. Toen ging hij naar het por tret zitten kijken. Hij vroeg zich af, of Claire hem al zou hebben vergeven, dat hij het gewaagd had, h3ar lief te hebben, of zij nog op het kasteel zott zijn en en dat was wel a de bitterste gedachte van alle of mis schien een ander haar liefde had gewon- nen. Na een poosje kon hij het niet langer verdragen naar het portret te zien en met een diepe zucht stak hij het weer in zijn zak en ging naar bed. Toen hij den volgenden morgen wak ker werd, was het eerste waar zijn oog op viel de enveloppe met de papieren en hij bezon zich, dat hij ze had ingepakt, zon der er een woordje bij te schrijven. Dat was onbeleefd 1 Hij moest toch in elk ge val een paar regeltjes schrijven. Maar het scheen bijna een onmogelijkheid, die „paar regeltjes" bij elkaar te krijgen en hij legde de enveloppe in een la, met de bedoeling om na het ontbijt het briefje even te schrijven. Het was zoo moeilijk, iets te zeggen, dat niet den schijn zou wekken, alsof hij met haar in correspon dentie wilde treden. „Niet dat ik daar bang voor hoef te zijn," dacht hij treurig, „zij zal natuurlijk aan Sapley zeggen, mij de ontvangst van de stukken te bevestigen, zooals ze hem ook gezegd heeft, mij die afschuwelijke cheque te sturen. Het schilderen vlotte dien morgen niet erg. Grace scheen alle belangstelling voor- het portret verloren te hebben en Gerald, die voortdurend aan Claire dacht, voelde Zich niet tot werken geïnspireerd, Grace was zeer gewillig en vriendelijk en ging zitten zooals hij het wilde hebben, maar haar gelaat was kleurloos en haar oogen stonden dof. Dezen morgen keek zij hem niet telkens tersluiks aar., maar bleef strak voor zich uitstaren, als in een droom en als- hij sprak wendde zij het hoofd niet met die vlugge beweging» naar hem toe, als tot nog toe, maar staarde strak naar de wand tegenover haar. Deze verande ring viel Gerald op en hij verwonderde er zich over. Hij vroeg zich af, of hij mis schien iets gezegd had, waardoor zij zich gegriefd voelde en eens hield hij zelfs met schilderen op, om haar aandachtig aan te zien. Zij bewoog zich even, alsof zij Zijn blik voelde en wilde juist iets Zeggen, toen Harling binnentrad. Hij kwam binnen, met een gezicht alsof hij over iets opgewonden was en keek onrustig rond. Hij had een paar brieven in de hand, waar hij naar keek, om vervolgens besluiteloos zijn blikken op Gerald te vestigen, maar stak ten slotte de brieven in zijn zak, alsof hij besloten

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1923 | | pagina 15