VOOR DE
1
lol
ITGaIZ a \at
PD
F
li
Ll
^iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiijrimiiiiiiimiiiimiiiiimiiiiiiimiiiiiiimiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii.iJiiiiiiiiiiiiMmiiiiiiiii::!
I
K!IIIIIIIMIIIIIIIIIIIII!llllllll!!lillltli;illlilli:illlllllll(lllllllllli:!liHlillllllllll!l!:illlll!liliilliill|- Jliülüllllllllllllllllllllllllll!!»:
HET VERBORGEN SCHILDERIJ
HET HORLOGE. V
1 UIT DE 1
MOPPENTROMMEL
ter- wilta, ««to ?ii «S ongelukkig; SJl'SXS'p ,'r. «S, 2$ fiJKSvS
NUMMER 51
l'WEEDE JAARGANG 1923
BELOFTE MAAKT SCHULD'
paard, met een klein gevolg. Den l'/den oen dan voor aen noed van een verove-
Juli sloot zijn kleine karavaan zich aan bij raar of den pennehouder van een beroemd
eenige goed gewapende kooplieden. De schrijver.
streek zag er buitengewoon schrikwek-
I, kend uit. Overal ontmoette men kruisen
die aantoonden, dar er reizigers vermoord
Ben je bijgeloovïg. Bijgeloovig vooral waren. Het land was dan ook uiterst ge-
Mntrent familiestukken Ik voel dan een sc^„Hï voor hinderlagen,
trees, dan eens een geheimzinnige ge- Mijn grootvader reed een uur, toen hij,
mstheid in het bijzijn van sommige meu- in -hn vestjezakje voelende, bemerkte, dat
beien, van sommige kleinigheden of snuis- hi> ziin horloge vergeten had. Niettegen- DE EZEL IN BETREKKING,
terijen. Ik ben er volstrekt niet zeker van, staande het gevaar, waaraan hij zich bloot- Een zekere koning zijn 'naam ben ik
dat zoo'n stoel een geheel en al levenloos stelde door den troep te verlaten, aarzelde vergeten had een geleerde aan zijn hof
roorwerp is, dat een beeldje niets meer is hij geen oogenbuit. Hij had voor zijn hor- op wien> uitspraak Z. M. steeds vertrouw-
San de stof, waarvan het is gemaakt, loge dezelfde trouwe vriendschap, die an- de. Nu wilde d koning zekeren dag
Ik heb een horloge geërfd uit de acht- voor hun hond gevoelen. op de jacht gaan en nadat de'noodige prepa i
tiende eeuw, een gouden savonette waar- "ij het zich nauwkeurig den weg be- ratieven gemaakt waren, consulteerde hij
van hondervijfentwintig dienstjaren nog schrijven en reed spoorslags terug naar den geleerde en vroeg dezen wat hij van
het fijne werk niet hebben doen verslijten. >.Venta waar hij den nacht doorbracht, weer dacht.
Zijn „persoonlijkheid", ik durf mij zoo Niemand volgde hem. Hi; was alleen, De geleerde zei, dat het niet zou gaan
wel uitdrukken, was zoo goed bewaard ge- gezeten op een uitmuntend paard, zoodat regenen, en de jachtstoet vertrok.
bleven, omdat hij voortdurende zorgen ge- mj gemakkelijk weder aen troep kon tn- Op weg ontmoette men een landbouwer,
noten had van een opvolging van nalen. In een hau uur was hij op de „Ven- 0p ean e2ej 2a(. deze raadde de lieeren Herlog, liem op den schouder likkende
horlogemakers, overgrootvader, grootva- ta en de waard was eerlijk genoeg om hem aan, terug te keeren, daar't zou gaan rege- zoodra de oude tolbeambte het heeft afge-
der, vader en zoon, die het allen met de bet hoiloge terug te geven. Nu hernam neni legd, komt ge dadelijk bij mij in Londen, bij
meeste achting hadden behandeld. mijn grootvader zijn weg in tegengestelde Men glimlachte even en ging verder, dag of bij nacht, of ik slaap dan wakker,
Ik hoop dat u mij niet voor den gek richting, riet duurde echter geruimen tijd Maar heel lang duurde 't niet of men levend of dood ben, kom maar aan mijn huis,
zult houden, als ik zeg, dat dit horloge steeds zag^ hij nog niemand. Bij een bad spijt, dat men niet geluisterd had op welk uur ook; ik zal den portier vooruit
verheugd of bedroefd, was naar gelang der draai meende hij eindelijk een man te zien naar den goeden raad van den landman, zeggen je binnen tie laten en bij mijtebren-
De Herlog van New-castle was bekeltd
door zijn gewoonte om veel te beloven en
weinig te doen: Hij had als Minister in 't Par
lement tegen een sterke oppositie te kampen
en daarom was elke stem die te winnen was,
goud waard.
Zoo gebeurde 't eens, dat het bij een
nieuwe verkiezing op één stem aankwam en
gelukkig wist de Hertog die stom, welke een
zijner Jiachfers toe-behoorde, voor zijn partij
te winnen. Hij beloofde bij die gelegenheid
den pachter, op diens verzoek, zijn zoon de
plaats van tolbeambte te geven, zoodra de
tegenwoordige functionaris, die zeer bejaard
was, zou overleden zijn.
Maar zei de voorzichtige pachter
gij groote heeren zijl hier op 't land wel bed
beleefd, doch in de stad kan geen eenvoudigo
boer, zegt men, u genaken.
Mijn beste vriend antwoordde de
- - - - - O 1 1SUWA W VAA fr, W V AA VAA V- V. - - Pö
weersgesteldheid en dat het vaak gebeur- staan tegen een dikken steen, maar toen want er kwam een formeele donderbui en g<.n.
de dat het achterbleef wanneer droevige hij op de plek was aangekomen, ontrukte de kon;ng wercj door en door nat.
voorvallen naderden of voorliep in kritie- het tooneel, dat hij aanschouwde, hem een Thuis vekomen, nam de vorst den ge-
ke tijdperken. kreet van afschuw. De kooplieden en de lcerde goad onder handen.
Het zou mij zeer moeilijk vallen mijn mannen van zijn gevolg «agen uitgestrekt „Ik ontmoette-onderweg een eenvoudi-
eerste uitspraak te bewijzen dat is een op den weg en de vlakte, doodgestoken „en landbouwer, die er vrij wat meer van
Zaak van gevoel, van reuk wat de tweede of doodgeschoten. Van de muilezels, de weet dan gij want hij voorspelde, dat 't
betreft, daarvan leggen de gedenkschrif- paarden en de bagage was geen spoor te 2QU gaan regenen en gij wist er niets
ten van onze familie overvloedige getui- bekennen.
van
Nog eens den boer vertrouwelijk op den
schouder geklopt en diens hand gedrukt en de
Hertog verwijderde zich.
De pachter wreef zich vergenoegd <l.e hand
die door den Hertog aangeraakt was gewor
den toen de Minister den boer en de be
lofte reeds glad vergelen had. Onze suppli
ant herhaalde dikwijls zijn gesprek met den
genissen af. Ik zal u niet verwonderd doen staan De koning dankte nu den geleerde af en Hertog en toen hij op zekeren*^ dag vernam,
Misschien is er veel toeval in dat alles; door <^t de gehechth-eid van ontbood deniaQdman, die weldra ten hove dat de oude tolbeambte zoo pas overleden
ik loochen volstrekt r.iet de macht van mijn grootvader voor zijn horloge tot ver- versc-neea
dien grootmeester van ons lot. En toch eering steeg,
durf ik wedden, dat de meest sceptische
onder u tot nadenken zoud komen, in
dien ik dat gedeelte van de Gedenkschrif
ten voorlas, maar dat zou wat lang duren.
Ik acht het dus voldoende een drietal spre
kende feiten te vermelden.
IV.
IL
Het derde avontuur is van meer intie- J t
men aard. Het overkwam uw onderdani-
gen dienaar enkele jaren geleden. In dien
tijd meende ik verliefd te zijn op Marca
„Zeg me eens," vroeg de Koning „hoe
wist je, dat 't zou gaan regenen?"
„Dat wist ik niet, sprak de boer
lijn ezel heeft 't me gezegd."
was, ging hjj onmiddellijk op een slcvig
paard zitten en reed wat hij rijden kon, naar
de wereldstad, 't Was reeds middernacht,
toen hij voor het huis van den Minister aan
kwam.
Nu trof het toevallig, dat terzelfder tijd
ook de toenmalige Koning van Spanje op
De Koning zond nu ook den landman sterven lag. De Hertog wachtte toen juist eik
D een mooi erillie meiqie niet kwaad n?ar buis. Maar de egel werd ontboden en ooge,,,biik lijding uit Madrid. Door zijn
n/I, a Ka0l.,.ta1i./v. Kt.nl ,H nKn— a.
die bekwam de betrekking, tot dusverre werkzaamheden vermoeid, had liij zich tegen
„Doordat hij zijn ooren spitste, sire.1
die verf of ach^pretendentenf Zonder 't* zelf v^vukT En dafn^was^en grootffout^ mid<?ernac?lt rust begeven na vooraf den
„Wel omdat sedert dat oogenblik iedere bed (e brengen
ezel een mooie betrekking hebben wil
In 1793 had mijn overgrootvader,
»p de lijst gebracht was van Fouquier-
Tenville en dus ten doode opgeschreven, haar voortdurend weifelen maakte mij
Zich verscholen in den faubourg du Tem- vaak woedend. Zij had een vriendin, min-
ple, waar een kleine herberg hem een stens even mooi als zij zelve, maar zoo ze-
schuilplaats verleende. Hij leefde er ellen- dig, zoo bescheiden zoo vreesachtig, dat
dig maar zonder dat hij, zooals hij meen- ik met de verblindheid van den jongeling,
de, de aandacht op zich gevestigd had. haar beschouwde als geheel onverschillig
brengen.
Zijne Hoogheid sliep zacht, zijn kamerdie-
naar evenzoo en oak de portier was inge-
GOED OVfc.KLfc.LrL». dut, (oen de krachtige hand van onzen Corn-
Aan den hoek van het hotel „de Gouden wallischen pachter den bronzen deurkloppe*
lederen morgen: ging hij een wandeling voor de liefde. Toch voelde ik een groo- Arend," waar een Engelschman op de yrij onzacht nans-toe
ipajien, dan eens naar de Tuileriën, dan te genegenheid voor haar, want ik achtte eerste verdieping logeerde, stond een pas- Hél tïcd hii
/-\ r t-n I.' lI J.G ntlroM rlnn vnti fc_m.-\rcrptl
Haar het Quarier-Latin.
haar boven har grillige vriendin in ver- leendrager, die eiken dag van 's-morgens doen toe
riep bij den portier bij het open-
is de Hertog tliuis?
Jawel, en in bed. Hij heeft mij bevolen,
dat je dadelijk binnen moest komen, in de
slaapkamer.
God zegene liem! Hij is een braaf
mensch! riep de boer, wien zijn vrouw-
Op zekeren dag in de maand April had stand en karakter. Gaarne had ik haar tot tot 's-avonds steeds door vervelende melo-
hij de courant gelezen. Hij haalde zijn hor- mijn vertrouwelinge gemaakt, maar ik dieën floot.
loge uit den zak en bemerkte met verwon- durfde niet. Met stille onderwerping had de Lord
deringdathijtelaatwas.net tien minu- Op zekeren avond wandelde ik bij zwak dit schel gefluit eenigen tijd verdragen,
ten te laat voor zijn gewone wandeling, sterrenlicht in ons park van Mauviron. Ik eindelijk riep hij zijn knecht en sprak:
Hij zette vlug zijn roode jacobijnenmuts was droevig gestemd, want ik dacht met „John, ga naar dien man daar, en geef meermalen van het zwak geheugen van zul-
op en wapende zich met een flinken knup- wanhoop aan mijn hartstocht. Ik strui- hem alle dagen van heden af, een goed de- ke groote heeren had verteld,
pel. Buiten gekomen, bemerkte hij, dat kelde en stiet tegen een steen. Mijn hor- jeuner met een fjesch wijn. Zeg hem, dat - Ik liad er bijna aan getwijfeld, maar
zijn horloge, een juweel van nauwkeurig- loge rolde uit mijn zak op den grond tus- ik hem dit aanbied, omdat hij zoo mooi dat heet ik woord houden! Niemand behoeft
heid, ruim een half uur vóór was. Dat schen de struiken, want ik had er geen fluit." me weer ie's ten nadeele van den Hertog te
trof hem. ketting aan. Ik bukte om het op te rapen John schudde bedenkelijk het hoofd, vertellen!
Maar daar hij een wijsgeer was, schreef en voelde naast mijn horloge een hara en „Meneer is niet recht wijs 1" dacht hij. Aldus in zichzelven pratende, beklom hjj
hij het toe aan een Jgebrek in het meca- glad voorwerp, hetgeen een klein notitie- „Eerst heeft hij geraasd en getierd tegen de breedc trap, ging door eenige kamers en.
nisme. Toch kwam hem die uitlegging boekje bleek te zijn, een notitieboekje van dien kerel en nu bevalt de muziek hem kwam eindelijk in het slaapvertrek des Mi-
weinig aannemelijk voor, toen hij, klok- een jonge dame in prachtig marokijn ge- zoo, dat-hij hem een compleet déjeuner njsters.
slag tien, zijn horloge weer uithaalde en bonden. Deze vondst boezemde mij geen stuurt 1" Is hij dood? riep deze, ontwakende,
bemerkte, dat het vóór zijn niet erger was belang in en ik had het reeds vergeten toen Het genoegen van den pakkendrager —Ja. óf hij dood is, antwoordde de pach-
geworden en 't horloge dus met zijn juis- 's-avonds bij het naar bed gaan, het boek- laat zich verklaren. Hij nam zijn pet af ter.
ten gerelden gang liep. Hij gaf het op, een je mij weer in handen kwam. en verslond de eetwaren met een zekeren Wanneer is hij gestorven?
Zuiver begrip te krijgen van de fantasie Van wien kan dat zijn vroeg ik mij geeuwhonger. Nauw was hij gereed met Gisteren, precies om half twee, toen hij
der machine en besloot den horlogema- zeiven af. zijn maal, of hij begon met alle macht te net nog een poeder gebruikt bad. Ik hoop
ker te raadplegen. De initialen waren zoo door elkander fluiten nog langer en luider dan anders, nu toch stellig, dat mijn zoon in zijn plaats
Nadat hij zijn wandeling voortgezet gestrengeld, dat men er wel het halve alfa- Drie dagen was dit zoo goed gegaan en zal komen?
had tot aan het Theatre francais, kwam bet uit lezen kon. Ik keek er eens in. Mijn geregeld ontving de man 's-morgens zijn De Hertog, die nu geheel wakker was, be-
hij een weinig droevig naar den Faubourg oog viel op een bladzijde en ik las een der- ontbijt, waarom zijne collega's hem niet g0n zich over dien zonderlingen boodschap-
terug. Op het punt om den hoek der straat tigtal regels, bijna zonder dat ik het zelf weinig benijdden. per Ie verbazen.
om te slaan, kwam een kleine winkelier- bemerkte. Onverwachts moest de Lord en ander Waar zijn je depêches? riep hij, liet
ster, bij wie hij nu en dan wat bloemen Toen ik mij rekenschap gaf van mijn bevel gegeven hebben, want het déjeuner gordijn openschuivend.
kocht, hem tegemoet en zeide onbescheidenheid, was het te laat de pas- bleef achterwege. Desniettemin musiceer- Daar stond onze goede, eenvoudige boer
Burger, zij zijn in de herberg om u sage bleef in mijn geheugen want ik heb de de pakkendrager onvermoeid door van Cornwallis, den hoed van -de eene hand
te arresteeren een zeer vasthoudende memorie. Ik had zoodra de gelegenheid zich voordeed
Mijn overgrootvader werd wel een beet- eerst slecht begrepen, wat ik las plotse- vroeg hij aan den knecht
je bleek, want hij was jong en aan het le- ling begreep ik het, gelijk men een raad- „Waarom krijg ik nou eigenlijk geen
ven gehecht, maar toch was hij bij al zijn sel begrijpthet notitieboekje behoorde eten meer. Bevalt mijn fluiten je heer niet
angst, een weinigje nieuwsgierg. aan de vriendin van Marca D.,..en ik meer".
Hoe lang zijn zij al daar vroeg hij. begreep, dat deze mij liefhad met een be- „O ja, dat wel," antwoordde John,
U was nog geen. kwartier weg, toen scheiden, bekoorlijke en naive liefde. naar de opdracht van zijn gebieder „maar hij boos, omdat zijne rust aldus gestoofd
Zij kwamen, antwoordde de kleine. Ik kan niet zeggen, wat in mij omging, de Lord heeft bij de politie geïnformeerd, was. Hij wist er echter niets beters op, dan
Mijn voorvader bedankte levendig het De zekerheid dat dit jonge meisje vatbaar of hij je werkelijk op deze wijze betalen d?n boer met vernieuwde beloften spoedig
kind en keerde terug. Den volgenden dag was voor de liefde, maakte haar in mijn moet en daar heeft hij gehoord, dat weg te zenden en ditmaal zijn belofte na te
gelukte het hem Frankrijk te verlaten, oogen plotseling honderdmaal meer be- dit volstrekt niet noodig is, want je
Het voorloopen van het horloge had hem koorlijk dan Marca D. Ik drukte het boek- moet gratis fluiten."
het leven gered. je hartstochtelijk aan mijn lippen en ik „Dat zullen we eens zien antwoordde
III wond mijn horloge met een buitengewone de man, „of ik fluiten moetDaar kan je
teederheid op. Lord dan lang op wachten."
Een en dertig jaren later was mijn groot- Eenige maanden later trouwde ik met Van dit oogenblik af gaf hij geen geluid
vader de bezitter geworden van het hor- de vriendin van Marca D. meer.
Onze Brit had zijn doel bereikt.
in de andere nemend, en zet:
Mylord weet immers wel van mijn zoon,
die tolbeambte zou worden.... hetgeen mij
beloofd was bij de laatste verkiezingen
Nu eerst werd het den Hertog duidelijk
wal dit alles b'etéekende. In het begin was
komen, zoodat de zoon van den pachter in
de verlangde betrekking werd aangesteld.
HIJ KON HAAR NIET HELPEN.
loge de elegantie eischte in dien tijd plat
te zakuurwerken, maar mijn grootvader Gij zult mijn avonturen waarschijnlijk
Pierre Renens wilde niet scheiden van wel wat wonderlijk vinden, maar al zou-
dien trouwen dienaar, die zich nog zoo den zij slechts het gevolg zijn van een toe-
stipt van zijn plicht kweet als op den dag valligen samenloop van omstandigheden,
BESCHEIDEN.
In den trein raken een jong meisje en een
jonge man toevalligerwijze in gesprek. Op
een gegeven oogenblik begint het meisje af
te geven op haar naam, die maar doodge
woon „Jansen" was. Zij nam het haar ouders
kwalijk dat zij haar zoo'n banalen familie-
- - Oom. Nu, dat vind ik lief van u, waarde naam hadden meegegeven en zoo ging het
van Zijn ontstaan. dan nog zult gij er niet verbaasd over kun- nicht, dat ge u zoo over mijn geschenk nog een tijd door. „Ik wou, dat ik dien naam
In 1825 moest hij een reis maken naar nen zijn, dat mijn horloge een groote plaats verheugt. .kon kwijtraken", zei ze tenslotte. „Ja", zei
Spanje. Moest een dier armoedige streken inijeemt in de geschiedemis mijner fami- Nicht. Ja, beste com, ik heb zoo'n ge- de jonge man, „het spijt mij, dat ik u daar-
doortrekken, waar het rooversbedrijf nog lie en gij zult er in toestemmen, dat er meer lukkig karakter, dat ik mij over elke nie- mee niet kan helpen. U moet weten, ik heet
heerlijk bloeide. Gewoonlijk reisde hij te recht bestaat om er eerbied voor te heb- tip-he id kan verblijden, *nk Janse-
9
w
rJTll
j loiVAMi
Lrtx
I li NAAR CHARLES GARVICE DOOR A. T. I I
XX.
TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Toen hij' weer beneden kwam vond hij
een heer bij het haardvuur zitten, gekleed
in een pak van den zoon der logement
houdster, dat hem veel te groot was.
Toen Gerald binnenkwam stond hij op
en stak hem de hand toe.
„Mag ik me even voorstellen," zei hij,
„mijn naam is Harling, Robert Harling.
Ik ben juist van Australië teruggekeerd
wilt u mijnheer even een glas warme whis
ky met water brengen, juffrouw en
het zal mij aangenaam zijn, den naam te
vernemen van den man aan wien ik een
schuld heb, die met niets, met niets ter
wereld te betalen is."
„Mijn naam is Wayre Gerald Wayre"
zei Gerald.
Hij was, terwijl hij sprak, bezig hout
blokken op het vuur te stapelen, om te
zorgen dat het goed warm zou wezen,
wanneer het meisje beneden kwam en
daardoor zag hij niet, hoe verbaasd de
heer Harling keek, toen hij Gerald's
naam hoorde.
„Wayre zei hij, droogjes kuchend,
„u zei toch Wayre Hoe spelt u dat
Gerald spelde zijn naam.
„Dank u," zei de oude heer, „ik zal
dien naam niet vergeten. Hier is uw
whisky, doe mij het genoegen, het groote
genoegen, er zooveel als u kunt in- één
slok van te drinken En daar is mijn
dochter ook Maar lieve Grace, waarom
ga je niet liever naar bed
Gerald wendde zich om en zag toen
een zonderlinge verschijning een mooi
meisje, blank als een lelie, met blond
haar en blauwe oogen, gekleed, beter
gezegd gehuld in een van de logement
houdsters beste japonnen. De glimlach,
die de komische verschijning bij hem te
voorschijn riep, streed met zijn bewon
dering voor haar schoonheid. Een oogen
blik bleef zij, beurtelings rood en bleek
wordend, met neergeslagen oogen, toen
keek ze op en zag hem met een blik van
dankbaarheid en vrouwelijke bewonde
ring voor zijn heldenmoed aan. Die blik
was zoo doordringend, zoo magnetisch,
dat hij Gerald den adem benam.
„Komt u bij het vuur zitten, juffrouw,"
zei hij na een oogenblik. „Eigenlijk liad
u nu in bed moeten zijn, dunkt me, maar
nu u eenmaal hier bent; voelt u zich koud?
Koortsig Zou u misschien een dokte.
„Ik ben niet koud er mankeert mij
niets meer, maar, maar ik ben gewoon
weg niet in staat te zeggen, wat ik zeggen
wil. Vader, u hebt mijnheer toch al be
dankt Hebt u hem gezegd dat dat
wij weten, dat hij mijn léven gered heeft,
met gevaar voor het zijne
„Ja, Grace, ja V' zei hij. „Maar zooals
alle dappere mannen weigert mijnheer
Wayre hij keek haar bij deze woorden
aan, met een waarschuwend fronsen van
het voorhoofd, alsof hij "haar wilde beve
len geen verandering te toonen alle
dank. Maar alla Hij weet hoe wij er over
denken."
„Hoe staat het met uw bagage, mijn
heer zei Gerald.
„We hadden gelukkig alleen maar een
reistasch bij ons," antwoordde Harling,
„de rest is in het hotel te Blagford. U
kent Blagford natuurlijk
„Neen," antwoordde Gerald." Har
ling keek hem met verholen verbazing
aan en Gerald verklaarde nader „Ik
ben hier vreemd."
„Vreemd zei de oude heer, alsof
hij een oogenblik de voorzichtigheid ver
gat.
„Ja," zei Gerald. „Ik ben hier vanavond
pas aangekomen en morgen vertrek ik
weer."
De-half geopende oogen van het meisje
openden zich geheel, öm zich daarna te
sluiten.
„Reist u voor uw genoegen vroeg
Harling.
Gerald strekte zijn beenen uit en glim
lachte.
„Neen, niet bepaald," antwoordde hij.
„Ik zoek een werkkring."
Dc oude heer keek hem weer met ver
holen belangstelling aan.
„Wat e wat voor soort werk
kring?" vroeg hij. „Neemt u me mijn
nieuwsgierigheid niet kwalijk, maar de
omstandigheden verontschuldigen die wel
eenigszins, vindt u ook niet?"
„O, verontschuldigt u zich maar niet,"
zei Gerald op zijn open manier. „Ik heb
zooveel beroepen, dat ik eigenlijk niet
weet wat ik moet antwoorden. Ik ben ar
chitect, kunstschilder, paardentemmer,
veedrijver, matroos en nog een paar an
dere dingen."
„En u woont hier niet?" vroeg Har
ling na een pauze, gedurende wel ke hij"
Gerald's mededeelingen scheen te ver
werken.
„Neen," zei Gerald. „Ik woon eigenlijk
nergens."
„U hebt misschien vrienden hier?"
hield de oude heer aan.
„Neen," zei Gerald. „Morgen ga ik
weer op stap, op zoek naar werk."
Grace stond op. „Wilt u mij even hel
pen naar boven te gaan, vader V' vroeg
zij.
„Mag ik dan meteen even afscheid
van u nemen, juffrouw," zei Gerald.
„Morgen zal ik waarschijnlijk reeds weg
zijn, al3 u beneden kpmt."
Zij reikte hem haar smalle hand.
Toen Harling weer beneden kwam,
stak hij zijn pijp aan en bleef een paar
minuten zwijgend zitten rooken. Daarna
zei hij
„Ik meen dat u zei, dat u ook kunst
schilder was, mijnheer Wayre schildert
u ook portretten
„Zeker," antwoordde Gerald.
„Wilt u dan mijn dochter voor mij
schilderen vroeg de oude heer, alsof
hij om een gunst verzocht.
Gerald aarzelde hij wist, dat de op
dracht werd ingegeven door dankbaar
heid. Toen echter dacht hij, wat een
mooi portret dat zou kunnen worden
en hij zei
„Natuurlijk wel. Maar neemt U me
niet kwalijk, u hebt nooit iets van mij
gezien, u weet dus niet of mijn werk u
zal voldoen."
„Ik heb nog nooit ondervonden, dat
een dapper man een bedrieger of een
zwendelaar was," antwoordde Harling
lakoniek. „Wij zullen hier een poosje
blijven het plaatsje ziet er aardig uit
en schijntinteressant." Hij staarde
terwijl hij sprak, strak in het vuur. „En
we zijn niet aan tijd gebonden. We zwer
ven maar zob'n beetje rond, zooals men-
schen uit de koloniën doen, als ze weer
in het moederland terugkomen. Wanneer
kunt u met de schilderij beginnen
„Zoodra ik de Materialen kan krijgen,"
zei Gerald. „Ik zal morgen even naar
Blagford gaan en ze koopen morgen
ochtend."
„Uitstekend dat is dus afgedaan.
Wat betreft den prijs...."
„Wacht u liever, tot de schilderij
klaar is," zei Gerald lachend. „Dan heb
ik hoop, dat u me niet alleen de waarde
zult betalen."
Den volgenden dag reeds werd met
het portret begonnen en eiken volgenden
morgen poseerde Grace bij het raam en
werkte Gerald aan zijn doek. Soms was
ook Harling aanwezig, maar heel vaak
liet hij hen alleen, of liep in en uit, om
een kritische opmerking te maken, of
zijn waardeering te betuigen. Het portret
beloofde goed te zullen worden en ten
gevolge daarvan ging Gerald geheel in
zijn werk op zóó geheel, dat hij niet
wist, dat de oogen van zijn model vaak
met een uitdrukking van innige teeder
heid op hem gericht waren, om, zoodra
hij opkeek, weer te worden afgewend.
En, zelfs als hij haar blik gezien had, zou
hij nog de waarheid niet vermoed hebben,
dat daar een liefde aan het opbloeien was,
die regelrecht uit het hart kwam. Gerald
toch was niet in het minst ijdel en dacht
aan zoo iets in het geheel niet.
Hoe kon zij het helpen dat zij hem lief
had? Er lag zulk een machtige bekoring
in zijn open optreden en hij was zoo mooi
en zoo sterk.
Op een avond, toen zij met hem di
neerde, zochten haar blauwe oogen hem
voortdurend, maar steeds wanneer hij de
zijne in haar richting wendde, sloeg zij
de hara neer. Na het diner leunde zij ach
terover in een stoel en luisterde, met half
gesloten oogen, naar het gesprek tusschen
Gerald en haar vader.
Gerald vertelde ,van verschillende
ruïnes, die hij op zijne omzwervingen
gezien had en Harling toonde daar veel
belangstelling voor.
„Ik heb er nog ergens eenige schetsen
van wacht u eens even", zei Gerald.
Hij ging naar zijn kamer en kwam terug
met een bundeltje paieren, waar hij de
schets uitzocht die hij bedoelde. De man
nen bleven nog een poosje praten en gingen
toen de kamer uit, om een sigaar te roo
ken.
Grace stond op en liep rusteloos in de
kamer op en neer. Zij nam de schetsen op
en keek er met groote belangstelling naar.
Ze waren immers van hem hij zelf had
ze geteekend. Een voor een bekeek zij ze
en eensklaps schrikte ze. -
Ze zag de tee kening van een jonge
dame te paard. Het was maar een potlood-
teekening, maar zóó vlot geteekend, dat
het haar den indruk gaf, alsof het meisje
en het paard levend voor haar stonden.
Het instinct van een vrouw is een wonder-
lijk ding. Terwijl zij naar de teekening
keek, scheen haar hart als door een ijs-
kouden greep ineen te krimpen. Zij be
keek de mooie gelaatstrekken en het be
vallige figuurtje met de vertwijfeling in
het hart.
„O, wat is ze mooi 1" steunde zij.
Het werd haar wazig voor de oogen, de
kamer scheen om haar heen te draaien.
De schetsen liet ze vallen, en met beide
handen de tafel vastgrijpend, snikte ze
„Vader 1 Vader 1"
Maar, toen Harling en Gerald een paar
minuten later binnenkwamen, vonden zij
haar achterover liggen in haar stoel, pre
cies zooals zij lag toen zij weggingen, maar
nu blijkbaar slapend.
EENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK
Gerald pakte de schetsen bij elkaar
en liet er daarbij een op dea grond vallen.
Het was Claire's portret, Hij raapte het op
en zijn gelaat werd eerst vuurrood, daarna
bleek en het was alsof hij plotseling werd
aangedaan door een droeve herinnering.
Hij bemerkte niet, dat Grace naar hem
keek, hij scheen ze.lfs voor een oogen
blik de aanwezigheid der beide anderen
geheel vergeten te zijn.
Zich weer herstellende, stopte hij de
schets in zijn binnenzak en begon weer
aan het gesprek deel te nemen, maar zijn
aandacht was weg na korten tijd wensch-
te hij de anderen goeden nacht. Toen hij
in zijn kamer was, nam hij de teekening
weer uit zijn zak tegelijk met enkele pa
pieren, die hij achter het oude bureau in
de oude kamer op het kasteel had gevon
den. Een oogenblik keek hij er naar,
zonder ze open te vouwen, vóór hij zich
kon herinneren, waar hij ze gevonden
had met een uitroep van ergenis over
zijn zorgeloosheid, vouwde hij ze op,
deed ze in een enveloppe en schreef er
het adres van juffrouw Sartoris op en,
opdat hij er den volgenden morgen aan
zou denken, zette hij de enveloppe voor
dea spiegel. Toen ging hij naar het por
tret zitten kijken.
Hij vroeg zich af, of Claire hem al zou
hebben vergeven, dat hij het gewaagd
had, h3ar lief te hebben, of zij nog op het
kasteel zott zijn en en dat was wel a
de bitterste gedachte van alle of mis
schien een ander haar liefde had gewon-
nen.
Na een poosje kon hij het niet langer
verdragen naar het portret te zien en met
een diepe zucht stak hij het weer in
zijn zak en ging naar bed.
Toen hij den volgenden morgen wak
ker werd, was het eerste waar zijn oog op
viel de enveloppe met de papieren en hij
bezon zich, dat hij ze had ingepakt, zon
der er een woordje bij te schrijven. Dat
was onbeleefd 1 Hij moest toch in elk ge
val een paar regeltjes schrijven. Maar het
scheen bijna een onmogelijkheid, die
„paar regeltjes" bij elkaar te krijgen en
hij legde de enveloppe in een la, met de
bedoeling om na het ontbijt het briefje
even te schrijven. Het was zoo moeilijk,
iets te zeggen, dat niet den schijn zou
wekken, alsof hij met haar in correspon
dentie wilde treden.
„Niet dat ik daar bang voor hoef te
zijn," dacht hij treurig, „zij zal natuurlijk
aan Sapley zeggen, mij de ontvangst van
de stukken te bevestigen, zooals ze hem
ook gezegd heeft, mij die afschuwelijke
cheque te sturen.
Het schilderen vlotte dien morgen niet
erg. Grace scheen alle belangstelling voor-
het portret verloren te hebben en Gerald,
die voortdurend aan Claire dacht, voelde
Zich niet tot werken geïnspireerd, Grace
was zeer gewillig en vriendelijk en ging
zitten zooals hij het wilde hebben, maar
haar gelaat was kleurloos en haar oogen
stonden dof. Dezen morgen keek zij hem
niet telkens tersluiks aar., maar bleef strak
voor zich uitstaren, als in een droom en
als- hij sprak wendde zij het hoofd niet
met die vlugge beweging» naar hem toe,
als tot nog toe, maar staarde strak naar
de wand tegenover haar. Deze verande
ring viel Gerald op en hij verwonderde
er zich over. Hij vroeg zich af, of hij mis
schien iets gezegd had, waardoor zij zich
gegriefd voelde en eens hield hij zelfs
met schilderen op, om haar aandachtig
aan te zien. Zij bewoog zich even, alsof
zij Zijn blik voelde en wilde juist iets
Zeggen, toen Harling binnentrad.
Hij kwam binnen, met een gezicht
alsof hij over iets opgewonden was en
keek onrustig rond. Hij had een paar
brieven in de hand, waar hij naar keek,
om vervolgens besluiteloos zijn blikken
op Gerald te vestigen, maar stak ten slotte
de brieven in zijn zak, alsof hij besloten