Derde Blad 28 dull 1923 ELCK WAT WILS KERK EN SCHOOL 4INNENLANDSCH NIEUWS, TREKJES CCC1V. G.N. GASBOMMEN. Er zijn een aantal menschen, die blijkbaar niets liever wenschen, dan dat alles wat we tot heden met veel moeite en zorg en toewijding hebben opgebouwd, weer tot den grond wordt afgebroken. En daarrnede bedoel ik niet de sloopers van confessie: de communisten, maar zij die in ons eigen kamp voor die afbraak pro paganda maken. 't Blijft aan den buitenkant, het wordt ge suggereerd in tijdschriften die nu juist niet te veelvuldig onder 't bereik van de arbei ders komen maar men tracht toch in, elk ge val de meening te verbreiden dat onze ge heel sociale beweging een onding is. Als men zelfs beweert, dat de Pauselijke encyclieken verkracht worden en naar eigen welbehagen daaraan wordt toegevoegd of weggelaten, al naar gelang dit uitkomt, dan is dat toch niet bepaald een kleinigheid. Tegen menschen, die zonder eenig bewijs zulke dingen maar klakkeloos neerschrijven pleegt men niet te debalteeren. En daarvoor is te minder aanleiding als zij bovendien, zooals het onderhavige geval een zelfvoldaanheid ten toon spreiden waaraan Willem Broekhuis nog een lesje kan nemen. We behoeven de zaak ook niet al te ern stig te nemen, maar toch lijkt het mij niet kwaad daartegen te waarschuwen, want zoo mal kan er geen ding zijn of er zijn altijd nog bewonderaars voor en onze R. K. Sociale beweging heeft recht op de waardeering en steun van alen die een ordelijke samenenle- ving voorstaan Het kan ons alweer koud laten of men naast de politieke voormannen ook de so ciale idems als een stelletje farizeeërs wil voorstellen maar als dat zeer kennelijk die nen moet om de beweging als zoodanig te treffen en stelselmatig een afkeer daarte gen op te wekken dan ken het goed gezien zijn daarop de aandacht te vestigen. In tij den als de onze, nu eigenlijk niemand te vreden schijnt met den gang van zaken, wil zelfs het ongerijmde er in, als het maar te gen het bestaande ingaat. Men dient dus goed te verstaan: het gaat niet om dien anderhalven voorman, dien men als volksbedrieger aan den paal nagelt: maar met en dóór die voormannen tast men ons geheel politieke en sociale leven aan. En ons sociale werk, waarover we het hier hebben, is een stuk cultuur, een stuk van or.s leven geworden, waaraan de beste en grootste mannen hun krachten hebben gege ven en ondef leiding van het hoogste Kerke lijk gezag is gegroeid. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat de men schen die aan die beweging werken, allen hoogstaande en brave menschen zijn, maar m.i. wel: dat die beweging als zoodanig in groote lijnen gedacht, den goeden en niet den verkeerden kant opgaat. Zulks blijft waarheid ook al bedoelt men dan - zoo als zeer kennelijk het geval is meer bij zonder de R. K. arbeidersbeweging. Als het werkelijk zoo treurig met die be weging gesteld was als dezulken het voor stellen, dan zouden we zeker wel door hen die daartoe bevoegd of verplicht zijn, daar van zijn teruggebracht. Ieder geeft het gaarne toe, dat onze So ciale Organisaties niet geheel hebben kunnen beletten, dat de materialistische opvattingen ook de onzen niet geheel onaangetast heb ben gelaten: maar wie eerlijk wil oordeelen, kan dat toch niet aan die organisaties wij ten. Men bedenke hierbij, dat de menschen dag in dag uit, door en met elkaar werken; dat het verkeerde nu eenmaal gemakkelijker aanhang vindt dan het goede en men ver- gete vooral niet, dat hot gewone volk zijn gansche leven aanschouwelijk onderwijs Reeft ontvangen van uit de hoogere standen in materialistische opvattingen. De kiem van de materialistische denkwijze is al gelegd vóór onze R. K. Sociale bewe ging iets te beteekenen had, is al gelegd door lien, die 't economisch liberalisme als hoog ste wijsheid hebben beschouwd en daarom de wanorde zelf hebben opgeroepen. Niet onze R. K. organisatie's maar Paus Leo XIII was het, die het voor die dagen verpletterende woord heeft gesproken dat velen een lot was opgelegd hetwelk met dat der slaven niet zooveel verschilde; die reeds met klem waarschuwde tegen de materialis tische gedachte welke zich meer en meer aan het verbreiden was, zoowel bij de be zittende klasse als bij de arbeiders, die deze ontleenden aan volksleiders die het socia lisme mei al wat daarom groeit als het red- midel propageerden. Wie over het hedendaagsch materialisme wil klagen mag het tijdvak, waarin het is opgeroepen, niet verwaarloozen en mag ze ker niet verwaarloozen het verkeerde voorbeeld, dag in dag uit, door zoo talloos velen uit andere standen, gegeven. Reeds dertig jaar geleden drong de Paus ar op aan, dat er samenwerking moest ko men tusschen Patroons en arbeiders, dat door verstandige maatregelen der Overheid moest gezorgd worden dat botsingen zou den voorkomen worden, dat de arbeiders- vereenigingen allen steun moesten ontvan gen en dat alles met bekwamen spoed, op dat het kwaad wat reeds zoo diep was doorgedrongen nog niet verder zou voort woekeren. Dat was ruim 30 jaar geleden. En wie durft nu beweren, dat zij, die boven de arbeiders stonden, daaraan voldoende hebben ge werkt? E>aar zijn er velen, die daaraan met alle kracht zich gegeven Jicbben, en aan hen is het mede te danken, dat we zijn waar we zijn, maar het overgroote deel heeft zich bepaald om de R.K. arbeidersbeweging met wantrouwende oogen gade te slaan en haar in het gunstige geval niet al te zeer tegen te werken. Maar al te zeer heeft men onze R.K. be weging beschouwd als een noodzakelijk kwaad en eerst als ter plaatse gevaar voor de socialisten te vreezen was. meende men vaak pas het tijdstip gekomen om van „twee kwaden" het beste te kiezen. Dat was niet Overal zoo. maar toch op te veel plaatsen dan dat daarvan niet een geheel verkeerde werking moest uitgaan. Want dat alles bad tot gevolg, dat het goede voorbeeld dat van de katholieken had kunnen uitgaan niet is gegeven. Op verschillende plaatsen waren de verhou dingen op Katholieke plaatsen zelfs nog minder, met het gevolg dat de R.K. Arbei dersbeweging in haar geheel en de R.K. Vakbeweging in het bijzonder eiken stap voorwaarts al strijdende heeft moeten zet ten en dan verwondert men zich nog, dat die zelfde beweging het materialisme niet geheel uit haar leden heeft kunnen houden. Als in 1923 de „Arbeidsgeschillenwet", die de vreedzame bijlegging van arbeidsge schillen beoogt, behandeld wordt, dan hoo- ren we in ons hoogste regeeringslichaam den strijd daartegen aan te binden, mede door een Katholiek Senator. Men mag het betreuren dat ook de R.K. arbeiders niet geheel zich hebben weten te onttrekken aan de materialistische denkwij ze van onzen tijd, maar wie in acht wil nemen, welk voorbeeld zij ontvingen en in welke gevaren zij voortdurend leven, kaa niet anders dan het toejuichen, dat nog zoo veel is weerhouden. En het zou wel de moeite waard zijn, als men eens wat meer zakelijk trachtte na te gaan, wat voor goeds is bereikt, wat voor kwaads is voorkomen, ook in vergelijking met hetgeen in andere landen is geschied. Daarom kan ik de gedachte niet van mij zetten, dat zij, die voortdurend wijzen op het materialisme onder de R.K. arbeiders, zélf niet van smetten vrij zijn en dat hecrschzucht en hebzucht niet geheel vreemd zijn aan hun onjuist oordeel. Dit moge dan ook voor de R.K. arbei ders een waarschuwing zijn. Want als dat de leidende gedachten zijn van dc aanvallen tegen hun organisatie, dan zullen zij in plaats van daar naar te luisteren zich wel hebben te wachten voor dergelijke redeneeringen. Dan zijn de projectielen uiterlijk met een Godsdienstig zedelijken mantel omgeven, in wezen slechts gasbommen en bedoeld om de «atmosfeer nog meer te vergiftigen. A. J. L. VRIJHEID EN BROEDERSCHAP. Dezer dagen vond ik in de Zierikzeesche Nieuwsbode onderstaande advertentie en ik meen, dat aan dergelijke advertentie's wel een nadere bekendheid kan worden ge geven: De Boeren en Arbeiders ten Noorden van Oud-VosSemeer, genaamd Vrijheid en Broederschap, laten weten, dat zij niets meer te maken willen hebben met den Christel, en Roomsch Katholieken Werk mansbond en ook geen strooibiljetten meer ontvangen van die bonden. Tevens willen zij ook niets meer te maken hebben met hun raadsman O. VRIJHEID GAAT BOVENAL! De Boeren en Arbeiders ten Noorden van Oud-Vossemeer. Ik kan de innerlijke beteekenis van deze advertentie niet volkomen begrijpen, maar het feit alleen, dat „Vrijheid boven alles" moet gaan maakt al een weinig verheffenden indruk. Wie eenigszins met de toestanden op het eiland Tholen bekend is, weet welke onge lukkige verhoudingen daar heerschen en hoe slecht er de arbeidsvoorwaarden zijn. We hebben hier stellig weer te doen met een uiting van haat tegen de organisatie, waarvoor zich dan misschien ook menige ar beiders hebben laten vinden, en waaruit blijkt dat geen middel ongebruikt wordt ge laten om de organisaties afbreuk te doen. De tijd van „Vrijheid bovenal" heeft waar lijk toch ellende genoeg gebracht, zoodat het haast ongelooflijk schijnt, dat er nog arbei ders zouden zijn, die zich onder die leuze laten vangen. Maar ten duidelijkste blijkt,.dat allerwege getracht wordt een terugkeer tot het oude liberale stelsel voor te bereiden en%ien be grijpt maar al te goed, dat zulks niet kan als men niet eerst den invloed van onze organi saties tracht terug te brengen. Met een animositeit, een betere zaak waardig, vertelt i men van de massa's arbei ders die het vertrouwen aan hun organisaties opzeggen in de hoop dat dit voorbeeld ge volgd v/ordt en als dat nog niet snel genoeg werkt tracht men met allerhande middeltjes de menschen uit de organisatie te halen, waarop het spelletje van voren aan kan be ginnen. Alleen dit: voor de R. K. arbeiders die zooveel gróóte belangen door een dergelijke campagne zien bedreigd, mag het Wel een dubbele aansporing zijn om zich zooveel mo gelijk te'versterken en dep. opzet te verij delen. Ook voor de Katholieken in het algemeen is er alles aan gelegen dat onze organisaties niet verder afbrokkelen want het vraagt waarlijk geen groot maatschappelijk inzicht om te zien, dat we bij verzwakking van onze R. K. Organisaties niet van den vegen in den drop, maar den den drop in den regen zou den komen. A. J. L. BINDENDVERKLARING COLLECTIEVE ARBEIDSCONTRACTEN. Het Bureau voor de R. K. Vakorganisatie wendde zich met onderstaand adres tot den Minister van Arbeid, Handel- en Nijverheid in verband met de houding door enkele Ka mers van Koophandel en Fabrieken aange nomen inzake de bindendverklaring der col lectieve arbeidscontracten: „Het Bureau voor de R. K. Vakorganisa tie vernam, dat de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Delft en omstreken zich d.d. 11 Juni j.l. tot "Uwe Excellentie wendde met een adres, waarin zij zich op meerdere gronden verklaart tegen evcntueele bindend verklaring der Collectieve Arbeidsovereen komst en Uwe Excellentie ten slotte in ern stige overweging geeft" de door dc Commis sie XII uit den Hoogen Raad van Arbeid voorgestelde regeling niet op te volgen. Het is niet de bedoeling in dit schrijven de meening van ons Bureau ten aanzien van de bindend-verklaring der Collectieve Ar beidsovereenkomst te stellen tegenover het standpunt ingenomen door deze Kamer van Koophandel en Fabrieken; wel zijn wij zoo vrij bij Uwe Excellentie bezwaar te maken tegen de adresseering door genoemd college, omdat de Kamer van Koophandel en Fabrie ken voornoemd zich daardoor o.i. heeft be geven op een terrein, dat niet tot het hare kan worden gerekend. Artikel 12 der Wet van den 26sten Maart 1920 (Staatsblad 152), regelende de samen stelling, inrichting en bevoegdheid der Ka mer van Koophandel en Fabrieken, geeft den Kamers de bevoegdheid „aan het alge meen bestuur, alsmede aan de provinciale en de gemeentebesturen, welker gebied ge heel of ten deele met 't hare samenvalt, ad viezen of inlichtingen te geven over die aan gelegenheden van handel en nijverheid, waarover door die bestuursorganen baar oordeel of inlichtingen gevraagd worden." Sub 2 van dit artikel zegt, dat dc Kamers „ook uit eigen beweging zoodanige adviezen of inlichtingen geven. Noch uit dit artikel, noch uit artikel 14 der Wet, dat de bevoegdheden der Kamers opsomt, kan o.i, worden afgeleid, dat het in de bedoeling van den Wetgever lag, dat de Kamers zich met andere aangelegenheden zouden bezig houden, dan die, welke direct of indirect verband houden met handel en nijverheid. Aangelegenheden, regelende de verhouding tusschen werkgever(s) en werknemer(s), in casu de voorgestelde regeling inzake bin dendverklaring der Collectieve Arbeidsover eenkomst, zou(den) dus vallen buiten de aan de Kamers van Koophandel en fabrieken toe gedachte taak. Zou het door de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Delft en Omstreken inge nomen standpunt als juist moeten worden erkend, de consequentie lag voor dc hand: de Kamers zouden zich dan met meerdere aangelegenheden, regelende de verhouding tusschen werkgever(s) en werknemer(s) kun nen inlaten, Zooals rnet het afsluiten égner Collectieve Arbeidsovereenkomst, dè'b nr- béidsbestuür, de Sociale verzekering. '"'i Dat het in de bedoeling heeft gelegen de bevoegdheden der Kamers zoover uit te doen strekken, betwijfelt ons Bureau ten sterkste. Bij de huidige eenzijdige samenstelling der Kamers, waarin alleen de vertegenwoordi gers van Handel en Nijverheid zijn opgeno men, lijkt het ons ontoelaatbaar, dat deze Kamers zich met sociale aangelegenbeden bezighouden. Het door de Kamer van Koophandel en Fabrieken betreden gebied behoort aan den Hoogen Raad van Arbeid, waarin werkgevers en werknemers hun vertegenwoordiging vin den en in het leven geroepen met dc voor opgezette bedoeling Uwe Excellentie over aangelegenheden van socialen aard van voor lichting te dienen. Waar volgens een dagblad-berict het voorbeeld van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Delft en Omstreken reeds navolging vond bij de Kamer voor de-Veen koloniën, veroorlooven wij ons het boven staande onder Uwer Excellence's aandacht te brengen. Ten zeerste zouden wij bet op prijs stellen, wanneer Uwe Excellentie aanleiding zou kunnen vinden ons t-z.t. met haar meening omtrent bovenstaande in kennis te stellen. Met verschuldigde hoogachting, Voor het Bur. voor de R. K. Vakorganisatie: Van Uwe Exc. de dienstv. dienaar; (get.) J. VAN RIJZEWIJK, Voorzitter, (get.) A. C. DE BRUIJN, Secretaris. IN EEN DONKEREN HOEK VAN NEDERLAND. Een missie-statie in 't eigen land. Hij was twaalf jaar kapelaan in Utrecht geweest, toen de Bisschop hem midden in de venen van Drente smeet, eenige uren achter Koevorden, vlak aan de Duitsche grens, in de gemeente Emmen, de armste gemeente van Nederland, berucht en beklaagd om haar officieel .bankroet. In de venen van Drente, weet ge, wat dit beduidt? Als ge van Koevorden naar het noorden optornt, langs wegen en kanalen zoo recht als 'n liniaal en zoo leelijk als de cijfers, die de ontwikkeling van dit landschap hebben beheerscht, dan vindt ge keurige nieuwe dorpen en gehuchten in een welvarende streek neergezet, maar dan zijt ge nog niet in de venen. Honderd jaar geleden strekte het veen zich veel verder naar het zuiden uit; maar aan het veen is de armoede met zware kluisters vastgehecht en onder het veen ligt een mooie grond te wachten op den wek ker der vruchtbaarheid, zoodat de menschen voor honderd jaar de spaden in het vunzige veen hebben geslagen, de turf weggevoerd, en de goede aarde boven gebracht. Daar zijn eenige geslachten mee versle ten, maar de kinderen der arme zwoegers van de vorige eeuw genieten nu de welvaart, welke hun vaderen voor hen hebben gedol- ven. En voortgezet wordt de strijd tegen de onvruchtbaarheid van het veen. Als -men Nieuw-Amsterdam achter den rug heeft, komt men in de overgangsstreek;' hier 'n stuk goede teelaarde, daar een brok veengrond in volle exploitatie hier de rogge of de haver of de aardappelen, geteeld op n' grond, waarvan het veen is weggegraven ginds echter nog eindelooZe turfstapels „op de ring" gelegd om te drogen in zon en wind, pas gestoken uit een versche „splitting." En heel in de verte ziet ge dan tusschen eenig geboomte een vriendelijk torentje, dat is Erica, de eerste roomsche parochie in de venen, er neergezet, toen de ontvening zoover in deze binnenlanden was doorge drongen, dat er zich eenig maatschappelijk leven begon te ontwikkelen en de vestiging eener eerste parochie eisch werd. Maar de ontvening drong nog verder door naar het noorden en onder de veen arbeiders, die mede voorttrokken, waren katholieken. De Aartsbisschop zette een nieuw kruisje op de kaart, weer verderop in het binnenland, een paar uren boven Erica in Barger-Compascum. n Nu was men niet meer op den zoom van het venen-rijk, niet meer in de overgangs streek, doch midden in het troostelooze veen, op een wijde, boomen- en wegen- looze vlakte, waar 's zomers een benauwende, vochtige hitte hing en in het overige gedeelte van het jaar, als de regens alle paadjes had den uitgewischt en de vlakte veranderd had in een soort van moeras, alle verkeer met de buitenwereld zoo ongeveer was afgesloten. Daar stichtte de wakkere pastoor Th. de Klaver voor vijftig jaar de parochie van Barger-Compascum en daar is nu de man gepost, van wien wij in den aanvang dezer spraken, pastoor Bergervoet. Het is ec nog niet veel veranderd in deze vijftig jaar. Veen, en nog 'ns veen, rondom. Van z'n pastorie uit, nu denk U geen pastorie in den gewonen zin van het woofd, want het is een houten karakas, waar de pastoor in woont, en het ding staat op in vallen, van z'n pastorie uit heeft hij twee uur noodig om den versten parochiaan naar rechts en links te bezoeken, d.w.z. als het weer goed is en hij wandelen of cunomobie- len kan. Cunomobielen, lees dat goed, want het is geen drukfout. Een automobiel is een wagen, die zich zelf bewegen kan, maar een cunomobiel wordt bewogen door een cunos (hond) en bestaat uit 'n fiets met 'n hond er voor. Zoo rijden ze hier in het veen langs den weg op een fiets met een krachtigen hond, liefst 'n dobberman-pincher, ervoor. Anders kom je er niet door. En nog, ondanks den hond, blijf je in den winter steken. De post vertelde mij net, dat hij den vorigen winter nog verscheidene malen door de menschen uit den modder is gehaald en de pastoor be schreef mij de aankomst van zijn zuster in het vorige najaar te Barger-Compas cum in een boerekar met een koetsier erop eneen man met 'n schop, gereed om het paard „uit te graven," als dit te ver in den grond zou zakken. Men denke zich een nacht in den winter, als de pastoor geroepen wordt bij 'n zieke, die 10 K.M. ver in het veen woont. Ik zit nu te schrijven in de pastorie van Barger-Compascum, de pastoor heeft mij op 'n vakantiedag meegetroond. Er is het vorig jaar een nieuwe protestantsche kerk met pastorie naast mij gebouwd, en dat is het werk geweest der protestantsch-chris- telijke pers. Zou onze roomsche pers weige ren mij te helpen? „Doch er moeten er zooveel worden ge holpen. Geen is zoo arm als ik. Zooveel wordt er gebedeld. Ik bedel niet. Dat is mijn kracht en mijn kans op sukses, dat ik niet bedel, doch deelname vraag in een gezonde financieele onderneming. Het is een premieleening A la Broekhuijs? Neen, zooals de stad Amsterdam ze uitgegeven heeft en vroeger de stad Ant werpen of de Kongo. De loten der stad Amsterdam staan boven pari en de mijne zijn niet minder soliede en niet minder voor- deelig. Ik geef stukken uit van f 1000, f 500, f 100 en f 10, waarop elk jaar (het eerst den 27en Augustus) premies vallen van f 1000, f 500, f 100 en f 25, terwijl de stukken zelf 2 pet. rente geven. Is dat een uitvinding van U Neen, eenige heeren hebben zich voor mijn geval geïnteresseerd en een Naamlooze Vennootschap opgericht ten doel hebbende de uitgifte en exploitatie dezer premieleening. Zij hebben een maatschappelijk kapitaal vol gestort van honderd duizend gulden en een financieelen opzet gemaakt voor 75 jaar. Juist omdat er zooveel gevraagd wordt in den tegenwoordigen tijd is deze vorm zoo ge lukkig. Ik vraag geen geld ten geschenke, maar ik leen, en ik betaal daarvoor rente plus de kans op een goede premie. Voor 'n tientje kan men dus duizend gulden trekken Kan men eens per jaar duizend gulden trekken, want het premielot blijft gedurende 75 jaar, ook al is er eenmaal 'n prijs op ge vallen. Het lijkt mij een goede geldbelegging. Dat is het ook. Wij verkoopen dan ook vlot stukken van 1000 en 500 gulden, eerstens omdat deze onderneming soliede is, twee dons, wijl er een goed werk aan verbonden is, en derdens, omdat er fprtuin in zit, elk jaar de kans op een meevallertje van duizend gulden of minder. En de groote massa moet mijn stukken van f 100 en f 10 koopen, want op allen reken ik. Ik zit te schrijven in de pastorie van Bar ger-Compascum en het is gelukkig droog nu. Vanmorgen heeft het flink geregend en werden de kazuifels uit de sakristie naar de woonkamer van den pastoor gesleept. In de sakristie liggen ze niet veilig nog niet lang geleden zijn er drie stuks verregend. Kerk en pastorie zijn, als gezegd, vijftig jaar geleden hier gezet op palenmaar het veen zakt weg, elk jaar dieper weg en zoo ligt de grond, waar kerk en pastorie op staan, anderhalve meter lager dan 'n halve eeuw geleden. Men moet zich dat even in denken. Er is nu een trap noodig om in de kerk te komen, maar dat is het ergste niet. Het fatale van die verzakking is, dat de palen, waarop kerk en pastorie zijn gebouwd, bloot zijn gekomen. Heipalen worden geheel in den grond geslagen, naar men weet, en bederven in den grond niet. Maar wat bo ven den grond komt, rot weg. Alle boven stukken van de palen zijn derhalve verrot, en de stiepen, dat zijn de steenen koppen, wel ke op die palen zijn gemetseld en die de fun damenten schragen, vallen om. Verleden jaar Kerstmis schokte een deel der kerk plots naar beneden de deskundigen der pas torie, de timmermanen aannemer, schrokken geweldig, want hij was van den prekairen toestand daar beneden op de hoogte. Tus schen de heilige missen in deed hij een onder zoek er waren zeven stiepen tegelijk omge vallen. De toestand van het kerkgebouw is dan ook wanhopig. Terwijl de pastorie van hout is opgetrokken, bestaat het kerkgebouw uit een houten geraamte, waartusschen een half steensch muurtje als het hard waait staat heel dit bouwwerk door te zwiepen en voert het op de weinige stiepen, welke nog over eind staan, een eierendans uit. De pastoor laat timmeren en krammen en plakken en pleisteren, aan den zijkant der kerk zijn 'n paar balken ingeschroefd, welke het ge bouwtje als 't ware omvamen en bij elkaar houden, het priesterkoor is opgelapt, hier en daar is vernieuwd en hersteld, maar wat baat dit, als men de fundamenten niet her stellen kan Daar komt dan nog bij, dat de vijftig jaren levens aan dit ijle gebouwtje niet ongemerkt voorbij zijn gegaan. Wat rotten kon, is verrotalle houtwerk hangt krachteloos en slap aan steunsels en spijkers het houten torentje is door den timmerman „opgegeven" en valt vandaag of morgen naar benden, aan de goten durft geen man meer te werken, het dak hangt scheef en doorge bogen op den nok, de vensters staan scheef, de stal van Bethlehem kan geen slechtere woonplaats voor den Heer der Heerscharen zijn geweest. Hier is Hij zelfs niet veilig. Bandieten hebben er het vorig jaar inge broken, hebben het houten tabernakel leeg gehaald, de heilige Hosties over den grond verspreid, het was de gruwel in de heilige plaats, waarvan Nederland tot dan toe ver schoond was gebleven. Maar het ergste is, dat in deze ruine van een kerkgebouw slechts 240 zitplaatsen zijn, terwijl de parochie duizend zielen telt. Des Zondags hoort een groot deel der pa rochie de heilige Mis in de open lucht, en wat er van dit mishooren terecht komt, vooral bij de jeugd, behoeft niet te worden uiteengezet. Zij drijven niet vanzelf naar het gods dienstig leven, deze parochianen. Het zijn goede en brave lui, maar ziet, welk een leven zij leiden. Aanschouwt hun arbeid het is een worsteling met den weer- spannigen grond, die gespleten, opgeworpen, vervormd, doorelkaar gewerkt moet worden om eenig voordeel te brengen. Altijd staat de veenarbeider met gekromden rug naar de aarde gebogen, en snuift hij de lucht en de geest van de aarde. Hij is er doortrokken van. Het eenige, dat hem geestelijk verheffen kan, is de godsdienst, maar als de priester hier in deze streek zijn taak niet zal kunnen vervullen, zooals het behoort, als hij zijn men schen niet kan bereiken, geen kerk bezit, om hen te verzamelen, dan zal dit geslacht, dat in den strijd om de welvaart vergaan zal, zijn kostbaarste bezit, het roomsche Geloof, in deze worsteling achterlaten. Ach, het is zulk een troosteloos gezicht, dat men uren en uren in deze streken kan ronddolen, zonder een enkele roomsche kerk aan te treffen de nieuwe dorpen ver rijzen langs de strakke vaarten en zoo zelden wordt de koude lijn van het stugge drcntsche huis door een rijzig roomsch kerkgebouw met slanken toren gebroken, als in 'n vol gende eeuw Barger-Compascum het middel punt zal worden van een welvarende streek, zal het nieuwe landschap dan worden be heerscht door het roomsche kruis op den top van een roomsch kerkgebouw Wij sturen onze missionarissen over de zeeën om te trachten in andere wereld- deelen nieuwe geslachten te kweeken van roomsche christenen maar Barger-Com pascum is een missie-statie midden in ons eigen land. De menschen leven hier, als in vreem de landen, in wezenlijke hutten, opgetrok- ken van leem, in hutten zonder schoor steen, waar de benauwende walm van de brandende turf in het open haardvuur naar 'n uitweg moet zoeken in hutten van enkele vierkante meters ruimte, waar heele gezin nen in leven bij dag en bij nacht, leven, na een vermoeiende, afmattende dagtaak en slapen, waar in Nederland slaapt men in een bedstee van eenige bonken veen opge bouwd en bedekt met 'n stroozak of nog min der de menschen zijn goed en hechten aan het oude roomsche Geloof, maar vanzelf blijven zij niet op het peil der christelijke beschaving, als de levensomstandigheden hen dagelijks naar beneden drukken. De roomsche priester, die hier geplaatst wordt, heeft hetzelfde werk van den mis sionaris, die een opkomende gemeente in verre landen bestiert, en de uiterlijke ver schijnselen, waaronder hij arbeidt, zijn onge veer dezelfde als ginds. Zijn parochie strekt zich uren ver uit, wegen ontbreken bijna geheel, in een groot deel van het jaar is het verkeer er ongeveer onmogelijk, de woning van den pastoor is een krot en zijn kerk een bouwval. En de schapen raken verstrooid, omdat de herder ze niet verzamelen kan. Katholiek Nederland moet deze missie statie vasthouden, want ze zal wegzakken met het veen, als er geen hulp wordt gebo den. En ontwikkelen kan zij zich met de wel" vaart van deze streek, als wij haar geven, wat zij noodig heeft. Dit is een werk, dat telt voor de geschiedenis. Wat nu geplant wordt, is straks een boom. Het Arnhemsch Vereenigd Assurantie kantoor, Nieuwe Plein 30 te Arnhem ,en de agenten in- de verschillende plaatsen geven nadere inlichtingen over de premieleening. WAT ONS NOG TE DOEN STAAT? Onder dezen titel publiceert het nieuw® Italiaansche tijdschrift „Lc Missioni Francis-, cane" in zijn Jiili-afleverinc een interessant artikel, waaraan wij enkele cijfers en gedach ten willen ont'leenen. „De godsdiensten over dc wereld zijn op 'het oogenblik aldus verdeeld:: Katholi-eiken 320 nrilüoen, Mahonredanen 220 milHoen. Buddisten en Taoislen 240 mil lioen, Hindoes 210 millioen, volgelingen vat» Confusiu-s 200 millioen, Shinloisten 25 mil lioen, Anhniaten 159 millioen. Protestanten 223 millioen Schi sm a lie'ken 166 millioen en Joden 13 millioen. China telt op het oogenb'ik +50 millioen inwoners. Indien alle Chineezen, groot en klein, een koten vormen, een meter per per soon gerekend, zouden zij tien en een half maal den equator kunnen omspannen. In dien zij in optocht aan onze oogen zonden voorbijtrekken, duizend personen gerekend per minuul, dan zou die optocht anderhalf jaar duren. Van heel die ontzettend» menigte arnne Chineezen zijn er iets meer dan twee mil joen katholiek, d.i. 'een op de vierhonderd. Zeker, ieder jaar treden er 80.000100.000 de kerk binnen, maar in dit zelfde tempo doorgaande, zouden wij nog 4500 jaar moe ten wachten tot geheel China katholiek was. En loch verschijnen er iedere» dag 30.000 arme Chineezen voor den froon van God, 50 millioen treden er jaarlijks voor Gods troon, 50 millioen van al'e ras. slam en taal zon der het kleed der zonen Gods, wat men alleen in het doopsel verkrijgt. Indien de kerk ook al klein is in verge lijking met de massa die wandelt in de duis ternis van dwaling en ongeloof, aan ons is het Eind-Rijk beloofd, doch dit ontslaat ons niet van den plicht, iulegendoel verplicht ons tot de meest daadwerkelijke medewerking aan de uitbreiding van bet Rijk van Christus, De kerk heeft op den onmetelijken oceaan van heidendom, schisma en 'ketterij den licht haken opgericht van het apostolaat, die zijn licht betrekt niet alleen uit de verheven en! onuitpulteiifke werkzaamheid van onze dap pere missionarissen, <n a a r ook uit de pro- vidtenlieele werken van Voortplanting des Geloofs, Kindsheid en Petrus Liefdewerk; en wij, wij moeten onze moeder de H. Kerk helpen indien wij Christus liefhebben." Wat ons dus te doen staat? Versterken de drie Groote Centrale Ge nootschappen. Binnenkort zullen de resulta ten: der drie Gentralen in het Aartsdiocees van hel, Iaalste jaar gepubliceerd worden. Wi| kunnen Ihans 'reeds medederien' dat het Pauselijk Liefdewerk van den H. Apos tel Petrus ip hel Aartediocoes alleen reeds door zijn Beurzen (f 2500) en vaste Wel- doenersbijdragen 260 p. j. minstens 6 jaar lang) jaarlijks 47 Inlandsche Priesterstu denten onderhoudt, n.l. Amersfoort 3, Arn hem 9, Brrssiun 3, Didam 1, Driebergen 1, Enschede (St. Jacob) 1, Franeker 1, Gaan deren 1, Har-melen 1, Hengelo (O.) 2, Her wen en Aerth 1, Hilversum (St. Vitus) 8. Leeuwarden (St. Bonif.) 4, Maarssen 1, 01- denzaal 3, Panmerden 1, Utrecht (H. Domini- cus 1, (H. Jozef) 2. (TI. Willibrord) 2, Zeis/ 1, Zieuwent 2, Zwolle (St. Michael) J, N.N. 1, Utr. Clerus 1. Een mooi resultaat, maar tochVer slork ing is ook in dit opzicht mogelijk en gewenschi! Het Ufrechtsch Missieeomité, VERVOER VAN LEVENDE DIEREN Bij Kon. Besluit van 6 dezer zijn eenige wijzigingen gebracht in het Alg. Reglement van Vervoer op de Spoorwegen. Daarbij wordt c.a. het eerste lid van art. 29 aldus gelezen: Levende dieren worden slechts ten vervoer aangenomen van en naar de stations, daar voor in de tarieven aangewezen en alleen, indien bij de door den afzender gewenschte wijze van bevrachting de zending volgens de dienstregeling der daarvoor aangewezen treinen binnen 24 uren na het tijdstip van vertrek van het inladingstation op het be- stemmingstation in Nederland, of, bij verzen ding naar het buitenland, op het grensstation zal aankomen. Na het vierde lid wordt een nieuw vijfde lid ingelascbt, luidende als volgt: Het is verboden levende dieren aan een station aan te brengen, in te laden of te doen inladen vroeger dan vier uren vóór het vertrek volgens dienstregeling van den trein, tenzij dit voor bepaalde gevallen door de bestuurders van den' spoorwegdienst is toegelaten. In het nieuwe achtste (thans zevende) lid wordt de tweede volzin gelezen als volgt: Hetgeen voor het vastbinden van de dieren noodig mocht zijn, wordt door den afzender verstrekt. De tweede volzin van het tweede lid van art. 34 wordt gelezen als volgt: „In alle andere gevallen moeten de dieren, behoudens missen van aansluiting of trein." verging, uiterlijk 24 uren na het vertrek van den trein, waarmede het vervoer aanvangt, aan het stition van bestemming zijn aange komen." ONTSLAG VAN HET PERSONEEL DER HANZEBANKEN. Naar wij uit Eindhoven vernemen, heb ben de omstandigheden de Hanzebanken er toe genoodzaakt, om het meerendeel van het personeel j.l. hun dienstbetrekking op te zeggen per 1 Sept. a. s. Spreekwoorden. „Nog 'n bakkie, buurvrouw „Nou, buurvrouw, as 'k u niet ontrijf Op een been kan je niet loopen zeggen ze." „O, zoo.... Maar hoe vindt u 't anders, zóó ies vuils te zeggen van 'n fatsoenlijk gezin as wij benneom daar te gaan ver tellen, dat 't hier zoo'n smerige boel is 'n Blind paard doet 'r geen schade zee ze maar gewoon. Nou vraag ik u in gemoede, buur vrouw Is 't hier smerig of is 't hier knappies' „Ach mensch, trek 't je niet an. Laat 'r in d'r vet gaar-smoren. Ik zeg maar zóó Je wordt wel overrejen door 'n mestkar, maar niet door 'n ekipasie." „O, maar docht u, dat 'i mijn wat kon sche len Niet dat geef *k 'r om.... Maar hoe vindt u 't anders.... van kennissen onder mekaar note-beene 1" „Van je vrienden moet je 't maar hebben, buurvrouwEn 't mooiste is, dat 't bij haar onderhand wel 'n stal lijkt, zóó'n mira- kelsteense herrie. Da's met rechtDe pot ver wijt de ketel dat ie zwart ziet." „Nou, en öf.... 't Loopt de spuigaten uit, zóó'n liederlijke lastertaal. Of 't bij hun zoo'n fijne boel is. Dan most ik niet weten, dat ze stikt in de kliekies schuld. Ze hebben geen na gels om hun eigen te krabben, mensch.... Schraalhans is 'r keukenmeester, 's Maandags avonds heb ze geen kwartje van d'r weekgeld meer over. En 't mes snijdt er nogwel van drie kantenwant 'r man en d'r zoon brengen allebei knap wat in. Maar die gooien 't ook over de balk.... Alles groot lef, hoor.... Zoo gewonnen, zoo geronnen. Dat loopt naar de biejeskope en gaat maar as meheer gekleed, 'n Net arbeiersgezin mot niet verder springen dan z'n stok lang is. Ons soort menschen mot de tering naar de nering zetten, wat u „Wil ik u es wat zeggen, buurvrouw Men schen, die altijd wat van 'n ander te vertellen hebben deugen zelf nietZoo de waard is, vertrouwt ie z'n gasten." „Precies.slaat de spijker op z'n kop. En as je met alle geweld van 'n mensch wil lasteren is 'r altijd wel wat te zoeken. Wie 'n hond wil slaan kan altijd wel 'n stok vinden. Maar evengoed is 't geniepig, om dan nog spijkers op laag water te gaan zoeken en op alle slakken zout te gooien." „Ik zeg maar zóó, buurvrouw waar 'n bij z'n honing uithaalt zuigt de spin z'n venijn uit." „Dat zeg ik ookMaar 't kan me niet schelen hoor laat 'r maar klessen en lastere 'k Was van plan d'r niet eens met anderen over te praten, maar waar 't hart van vol is, loopt de mond van over. En ik kan nou een maal van m'n hart geen smoorkuil maken. En u as buurvrouw, niewaar „Zeker.'n Goeie buur is beter as 'n ver re vrienddat ondervindt u nou ook!" „Zegt u dat wel, buurvrouw. Nog 'n bak kie „Nee, mensch, ik mot me aarpels opzet tenen 'k heb ai twee kommetjes koffie van u gehad „Nou 1 Driemaal is scheepsrechs, mensch." „Alla dan maarVertelde u van de week niet, dat 'r man al es wat an de hand had gehad wat niet heelegaar zuiver was „Ja zeker, mensch.. 'f Had geen krum- meltje gescheeld, of hij had in de koepel tè- rechtgekommeHij heb z n eigen d'r fijn uitgered maar.Hij hing an 'n zije draad je, hoor...." „Hoe zat dat eigelek, buurvrouw? Hij werkt ommers an de maaschepij „Ja.al twintig jaar.Vraag niet wat 'r in die tijd allemaal is gepasseerd waar nooit iemand achter is gekomme'n Goeie ver staander heb maar 'n half woord noodig. Ik vraag maar waar haalt ie al die dingetjes van daan waar ie go ~eld an zit te knusselen zoo Zondags1 weer 'n plaatje koper, dèn weer 'n moppi ;r, of 'n zoodje schroefjes. dan weer 'n eau staaldraad of zoo..,Hoe veel eigengemaakt speelgoed z'n kinderen wel niet hebbe.... schuw gewoon." ,,'t Is gemakkelijk riemen snijen van 'n ander mans leer." j „O zoo, 'k dacht dat u wat zee 1 Wie in 't veen is kijkt niet op 'n turrefie denkt ie zeker. Maar dan die ééne keer van onderlaatst, toen hadde ze 'm in de gaten, hoor Hij werd er ■netjes uitgepikt om te worde gefoeljeerd. Spierwit mot ie geworden zijn. En late ze nou niks bij 'm vinden, buurvrouw „Wat Niks Wat 'n zonde voor God 1" „Maar waar ie geloopen had daar lag 'n flessie mesiene-olieJa, bewijs jij nou maar es, dat hij dat in de gauwigheid heb la ten vallen „Zukke lui loope d'r altijd nog doorheen, buurvrouw." „En ze jonges benne geen haartje beter, hoor. De appel valt niet ver van de boom. En an de vruchten ken je de boom, want ze heb ben dezelfde gemeene streken van hun vader en moeder." „Dat is altoos zoo, mensch.... Zoo d.e ouwen zongen, piepen de jongen." „En vooral die oudste heb 'n aartje naar z'n vaartje. Bij z'n eerste patroon is ie toch om mers óók weggetrapt v' „Is 't werachies, mensch „Tuurlek.Ja, dat vertellen ze mijn niet -..dat houwe ze in de doofpot.Wat ie precies heb uitgehaald daar hoor je 't rechte niet van.Maar d'r is 'n luchie an.dat staat vast. Want zij heb bij de patroon nog s®an smeeken en grienen om 'r geen werk van te maken. Dat weet 'k van de vriendin van de zuster van de vrijer van de dienstmeid Zo-heb zoowat op d'r knieën gelegen." ,,'t Is toch wat.en anders is het zoo'n haai-baai" '«l t „Als 'n kat in 't nauw zit, buurvrouw enzevoors. As 'k goed naga deuge ze geen van alle in de heele femielje niet. D'r is an alle maal 'n steekie los.... En dan nog van 'n an der fesoenlijk mensch zoo'n hoop te vertellen hebben, 'k Heb 'r al lang niet vertrouwd Ze huilt met de wolven waarmee ze in 't hok zit. As ze bij mijn is praat ze van u en as ze bij u is praat ze van mijn. Zoo eentje is dat 'r nou Om 'n wit voetje te krijgen bij deze en gene..;, anders niks. Iedereen 'haalt ze over de hekel. Toen ik 'r pas kon docht 'k.wat 'n aardig mensch is dat.Maar schijn be driegt, buurvrouw. Later kwam de aap uit de mouw en in tijd van effe wist ik al wat voor vleesch k in de kuip had." „Ik zeg altijd maar Je ziet ze wel in de kop maar niet in de krop." „Daar zegt u 'n waar woord mensch. Wacht.... d'r wordt geloof 'k gebeld.... effies kijke.O.'n man met negosie. laat die maar staan." „Is 't zoo'n rooie soms met Iijsies met spreuke d'r op „Ja, dat ken welWat zou dat d^n „Nee, maar.... wat krijg ik me daar op eens 'n reuze-idee. Die man is strakkies bij mijn ook an de deur geweest. Hij heb dinge bij 'm waar we 'n fijn bakkie mee kunne uit- hale. We kenrte haar 'n hak zetten waar ze van zal opfrissche, buurvrouw." „Maar wat dan, mensch „Staat ie d'r nog "„Ja.hij wil al wegloopen.* v „Kom gauwwe betale ieder de helft. Hè, baas, wat hei je te koop „Mooie spreuken, juffrouw..;, gouwe spreuken in 'n lijst voor vijf en dertig centjes. Uitzoeken maar „Zooals 't klokje thuis tikt, tikt 't nergest," „Oost west thuis best" „Wie as vriend hier binnen gaat komt stees te vroeg en nooit te laat." Zoek maar uit. Zeve stuivers." „En wat staat daar op ,,'n Heele seel voor 't zelfde geldHe* ware te wense, dat alle mense, met hunne gi breken, zich zelf eens bekeken dan zouw. ze 't praten van anderen wel laten." „Dat koopen we, buurvrouw en hoor es an je oor Dat sture we naar haar met 'n briefie d'r bij, dat ze dat om d'r nek mot hange 1" „Ja.hij is voor de bakker, buurvrouw. Geef öp zoo'n ding, man»"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1923 | | pagina 9