Derde Blad
28 dull 1923
ELCK WAT WILS
KERK EN SCHOOL
4INNENLANDSCH NIEUWS,
TREKJES CCC1V.
G.N.
GASBOMMEN.
Er zijn een aantal menschen, die blijkbaar
niets liever wenschen, dan dat alles wat
we tot heden met veel moeite en zorg en
toewijding hebben opgebouwd, weer tot
den grond wordt afgebroken.
En daarrnede bedoel ik niet de sloopers
van confessie: de communisten, maar zij
die in ons eigen kamp voor die afbraak pro
paganda maken.
't Blijft aan den buitenkant, het wordt ge
suggereerd in tijdschriften die nu juist niet
te veelvuldig onder 't bereik van de arbei
ders komen maar men tracht toch in, elk ge
val de meening te verbreiden dat onze ge
heel sociale beweging een onding is.
Als men zelfs beweert, dat de Pauselijke
encyclieken verkracht worden en naar eigen
welbehagen daaraan wordt toegevoegd of
weggelaten, al naar gelang dit uitkomt, dan
is dat toch niet bepaald een kleinigheid.
Tegen menschen, die zonder eenig bewijs
zulke dingen maar klakkeloos neerschrijven
pleegt men niet te debalteeren.
En daarvoor is te minder aanleiding als zij
bovendien, zooals het onderhavige geval een
zelfvoldaanheid ten toon spreiden waaraan
Willem Broekhuis nog een lesje kan nemen.
We behoeven de zaak ook niet al te ern
stig te nemen, maar toch lijkt het mij niet
kwaad daartegen te waarschuwen, want zoo
mal kan er geen ding zijn of er zijn altijd nog
bewonderaars voor en onze R. K. Sociale
beweging heeft recht op de waardeering en
steun van alen die een ordelijke samenenle-
ving voorstaan
Het kan ons alweer koud laten of men
naast de politieke voormannen ook de so
ciale idems als een stelletje farizeeërs wil
voorstellen maar als dat zeer kennelijk die
nen moet om de beweging als zoodanig te
treffen en stelselmatig een afkeer daarte
gen op te wekken dan ken het goed gezien
zijn daarop de aandacht te vestigen. In tij
den als de onze, nu eigenlijk niemand te
vreden schijnt met den gang van zaken, wil
zelfs het ongerijmde er in, als het maar te
gen het bestaande ingaat.
Men dient dus goed te verstaan: het gaat
niet om dien anderhalven voorman, dien men
als volksbedrieger aan den paal nagelt:
maar met en dóór die voormannen tast men
ons geheel politieke en sociale leven aan.
En ons sociale werk, waarover we het hier
hebben, is een stuk cultuur, een stuk van
or.s leven geworden, waaraan de beste en
grootste mannen hun krachten hebben gege
ven en ondef leiding van het hoogste Kerke
lijk gezag is gegroeid.
Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat de men
schen die aan die beweging werken, allen
hoogstaande en brave menschen zijn, maar
m.i. wel: dat die beweging als zoodanig in
groote lijnen gedacht, den goeden en niet
den verkeerden kant opgaat. Zulks blijft
waarheid ook al bedoelt men dan - zoo
als zeer kennelijk het geval is meer bij
zonder de R. K. arbeidersbeweging.
Als het werkelijk zoo treurig met die be
weging gesteld was als dezulken het voor
stellen, dan zouden we zeker wel door hen
die daartoe bevoegd of verplicht zijn, daar
van zijn teruggebracht.
Ieder geeft het gaarne toe, dat onze So
ciale Organisaties niet geheel hebben kunnen
beletten, dat de materialistische opvattingen
ook de onzen niet geheel onaangetast heb
ben gelaten: maar wie eerlijk wil oordeelen,
kan dat toch niet aan die organisaties wij
ten.
Men bedenke hierbij, dat de menschen dag
in dag uit, door en met elkaar werken; dat
het verkeerde nu eenmaal gemakkelijker
aanhang vindt dan het goede en men ver-
gete vooral niet, dat hot gewone volk zijn
gansche leven aanschouwelijk onderwijs
Reeft ontvangen van uit de hoogere standen
in materialistische opvattingen.
De kiem van de materialistische denkwijze
is al gelegd vóór onze R. K. Sociale bewe
ging iets te beteekenen had, is al gelegd door
lien, die 't economisch liberalisme als hoog
ste wijsheid hebben beschouwd en daarom
de wanorde zelf hebben opgeroepen.
Niet onze R. K. organisatie's maar Paus
Leo XIII was het, die het voor die dagen
verpletterende woord heeft gesproken dat
velen een lot was opgelegd hetwelk met dat
der slaven niet zooveel verschilde; die reeds
met klem waarschuwde tegen de materialis
tische gedachte welke zich meer en meer
aan het verbreiden was, zoowel bij de be
zittende klasse als bij de arbeiders, die deze
ontleenden aan volksleiders die het socia
lisme mei al wat daarom groeit als het red-
midel propageerden.
Wie over het hedendaagsch materialisme
wil klagen mag het tijdvak, waarin het is
opgeroepen, niet verwaarloozen en mag ze
ker niet verwaarloozen het verkeerde
voorbeeld, dag in dag uit, door zoo talloos
velen uit andere standen, gegeven.
Reeds dertig jaar geleden drong de Paus
ar op aan, dat er samenwerking moest ko
men tusschen Patroons en arbeiders, dat
door verstandige maatregelen der Overheid
moest gezorgd worden dat botsingen zou
den voorkomen worden, dat de arbeiders-
vereenigingen allen steun moesten ontvan
gen en dat alles met bekwamen spoed, op
dat het kwaad wat reeds zoo diep was
doorgedrongen nog niet verder zou voort
woekeren.
Dat was ruim 30 jaar geleden. En wie durft
nu beweren, dat zij, die boven de arbeiders
stonden, daaraan voldoende hebben ge
werkt?
E>aar zijn er velen, die daaraan met alle
kracht zich gegeven Jicbben, en aan hen is
het mede te danken, dat we zijn waar we
zijn, maar het overgroote deel heeft zich
bepaald om de R.K. arbeidersbeweging met
wantrouwende oogen gade te slaan en haar
in het gunstige geval niet al te zeer tegen
te werken.
Maar al te zeer heeft men onze R.K. be
weging beschouwd als een noodzakelijk
kwaad en eerst als ter plaatse gevaar voor
de socialisten te vreezen was. meende men
vaak pas het tijdstip gekomen om van
„twee kwaden" het beste te kiezen.
Dat was niet Overal zoo. maar toch op
te veel plaatsen dan dat daarvan niet een
geheel verkeerde werking moest uitgaan.
Want dat alles bad tot gevolg, dat het
goede voorbeeld dat van de katholieken
had kunnen uitgaan niet is gegeven.
Op verschillende plaatsen waren de verhou
dingen op Katholieke plaatsen zelfs nog
minder, met het gevolg dat de R.K. Arbei
dersbeweging in haar geheel en de R.K.
Vakbeweging in het bijzonder eiken stap
voorwaarts al strijdende heeft moeten zet
ten en dan verwondert men zich nog, dat
die zelfde beweging het materialisme niet
geheel uit haar leden heeft kunnen houden.
Als in 1923 de „Arbeidsgeschillenwet",
die de vreedzame bijlegging van arbeidsge
schillen beoogt, behandeld wordt, dan hoo-
ren we in ons hoogste regeeringslichaam den
strijd daartegen aan te binden, mede door
een Katholiek Senator.
Men mag het betreuren dat ook de R.K.
arbeiders niet geheel zich hebben weten te
onttrekken aan de materialistische denkwij
ze van onzen tijd, maar wie in acht wil
nemen, welk voorbeeld zij ontvingen en in
welke gevaren zij voortdurend leven, kaa
niet anders dan het toejuichen, dat nog zoo
veel is weerhouden.
En het zou wel de moeite waard zijn, als
men eens wat meer zakelijk trachtte na te
gaan, wat voor goeds is bereikt, wat voor
kwaads is voorkomen, ook in vergelijking
met hetgeen in andere landen is geschied.
Daarom kan ik de gedachte niet van mij
zetten, dat zij, die voortdurend wijzen op
het materialisme onder de R.K. arbeiders,
zélf niet van smetten vrij zijn en dat
hecrschzucht en hebzucht niet geheel
vreemd zijn aan hun onjuist oordeel.
Dit moge dan ook voor de R.K. arbei
ders een waarschuwing zijn.
Want als dat de leidende gedachten zijn
van dc aanvallen tegen hun organisatie, dan
zullen zij in plaats van daar naar te
luisteren zich wel hebben te wachten voor
dergelijke redeneeringen.
Dan zijn de projectielen uiterlijk met een
Godsdienstig zedelijken mantel omgeven, in
wezen slechts gasbommen en bedoeld om
de «atmosfeer nog meer te vergiftigen.
A. J. L.
VRIJHEID EN BROEDERSCHAP.
Dezer dagen vond ik in de Zierikzeesche
Nieuwsbode onderstaande advertentie en ik
meen, dat aan dergelijke advertentie's wel
een nadere bekendheid kan worden ge
geven:
De Boeren en Arbeiders ten Noorden
van Oud-VosSemeer, genaamd Vrijheid en
Broederschap, laten weten, dat zij niets
meer te maken willen hebben met den
Christel, en Roomsch Katholieken Werk
mansbond en ook geen strooibiljetten meer
ontvangen van die bonden. Tevens willen
zij ook niets meer te maken hebben met
hun raadsman O.
VRIJHEID GAAT BOVENAL!
De Boeren en Arbeiders ten
Noorden van Oud-Vossemeer.
Ik kan de innerlijke beteekenis van deze
advertentie niet volkomen begrijpen, maar
het feit alleen, dat „Vrijheid boven alles"
moet gaan maakt al een weinig verheffenden
indruk.
Wie eenigszins met de toestanden op het
eiland Tholen bekend is, weet welke onge
lukkige verhoudingen daar heerschen en hoe
slecht er de arbeidsvoorwaarden zijn.
We hebben hier stellig weer te doen met
een uiting van haat tegen de organisatie,
waarvoor zich dan misschien ook menige ar
beiders hebben laten vinden, en waaruit
blijkt dat geen middel ongebruikt wordt ge
laten om de organisaties afbreuk te doen.
De tijd van „Vrijheid bovenal" heeft waar
lijk toch ellende genoeg gebracht, zoodat het
haast ongelooflijk schijnt, dat er nog arbei
ders zouden zijn, die zich onder die leuze
laten vangen.
Maar ten duidelijkste blijkt,.dat allerwege
getracht wordt een terugkeer tot het oude
liberale stelsel voor te bereiden en%ien be
grijpt maar al te goed, dat zulks niet kan als
men niet eerst den invloed van onze organi
saties tracht terug te brengen.
Met een animositeit, een betere zaak
waardig, vertelt i men van de massa's arbei
ders die het vertrouwen aan hun organisaties
opzeggen in de hoop dat dit voorbeeld ge
volgd v/ordt en als dat nog niet snel genoeg
werkt tracht men met allerhande middeltjes
de menschen uit de organisatie te halen,
waarop het spelletje van voren aan kan be
ginnen.
Alleen dit: voor de R. K. arbeiders die
zooveel gróóte belangen door een dergelijke
campagne zien bedreigd, mag het Wel een
dubbele aansporing zijn om zich zooveel mo
gelijk te'versterken en dep. opzet te verij
delen.
Ook voor de Katholieken in het algemeen
is er alles aan gelegen dat onze organisaties
niet verder afbrokkelen want het vraagt
waarlijk geen groot maatschappelijk inzicht
om te zien, dat we bij verzwakking van onze
R. K. Organisaties niet van den vegen in den
drop, maar den den drop in den regen zou
den komen. A. J. L.
BINDENDVERKLARING COLLECTIEVE
ARBEIDSCONTRACTEN.
Het Bureau voor de R. K. Vakorganisatie
wendde zich met onderstaand adres tot den
Minister van Arbeid, Handel- en Nijverheid
in verband met de houding door enkele Ka
mers van Koophandel en Fabrieken aange
nomen inzake de bindendverklaring der col
lectieve arbeidscontracten:
„Het Bureau voor de R. K. Vakorganisa
tie vernam, dat de Kamer van Koophandel
en Fabrieken voor Delft en omstreken zich
d.d. 11 Juni j.l. tot "Uwe Excellentie wendde
met een adres, waarin zij zich op meerdere
gronden verklaart tegen evcntueele bindend
verklaring der Collectieve Arbeidsovereen
komst en Uwe Excellentie ten slotte in ern
stige overweging geeft" de door dc Commis
sie XII uit den Hoogen Raad van Arbeid
voorgestelde regeling niet op te volgen.
Het is niet de bedoeling in dit schrijven
de meening van ons Bureau ten aanzien van
de bindend-verklaring der Collectieve Ar
beidsovereenkomst te stellen tegenover het
standpunt ingenomen door deze Kamer van
Koophandel en Fabrieken; wel zijn wij zoo
vrij bij Uwe Excellentie bezwaar te maken
tegen de adresseering door genoemd college,
omdat de Kamer van Koophandel en Fabrie
ken voornoemd zich daardoor o.i. heeft be
geven op een terrein, dat niet tot het hare
kan worden gerekend.
Artikel 12 der Wet van den 26sten Maart
1920 (Staatsblad 152), regelende de samen
stelling, inrichting en bevoegdheid der Ka
mer van Koophandel en Fabrieken, geeft
den Kamers de bevoegdheid „aan het alge
meen bestuur, alsmede aan de provinciale
en de gemeentebesturen, welker gebied ge
heel of ten deele met 't hare samenvalt, ad
viezen of inlichtingen te geven over die aan
gelegenheden van handel en nijverheid,
waarover door die bestuursorganen baar
oordeel of inlichtingen gevraagd worden."
Sub 2 van dit artikel zegt, dat dc Kamers
„ook uit eigen beweging zoodanige adviezen
of inlichtingen geven.
Noch uit dit artikel, noch uit artikel 14
der Wet, dat de bevoegdheden der Kamers
opsomt, kan o.i, worden afgeleid, dat het in
de bedoeling van den Wetgever lag, dat de
Kamers zich met andere aangelegenheden
zouden bezig houden, dan die, welke direct
of indirect verband houden met handel en
nijverheid.
Aangelegenheden, regelende de verhouding
tusschen werkgever(s) en werknemer(s), in
casu de voorgestelde regeling inzake bin
dendverklaring der Collectieve Arbeidsover
eenkomst, zou(den) dus vallen buiten de aan
de Kamers van Koophandel en fabrieken toe
gedachte taak.
Zou het door de Kamer van Koophandel
en Fabrieken voor Delft en Omstreken inge
nomen standpunt als juist moeten worden
erkend, de consequentie lag voor dc hand:
de Kamers zouden zich dan met meerdere
aangelegenheden, regelende de verhouding
tusschen werkgever(s) en werknemer(s) kun
nen inlaten, Zooals rnet het afsluiten égner
Collectieve Arbeidsovereenkomst, dè'b nr-
béidsbestuür, de Sociale verzekering. '"'i
Dat het in de bedoeling heeft gelegen de
bevoegdheden der Kamers zoover uit te doen
strekken, betwijfelt ons Bureau ten sterkste.
Bij de huidige eenzijdige samenstelling der
Kamers, waarin alleen de vertegenwoordi
gers van Handel en Nijverheid zijn opgeno
men, lijkt het ons ontoelaatbaar, dat deze
Kamers zich met sociale aangelegenbeden
bezighouden.
Het door de Kamer van Koophandel en
Fabrieken betreden gebied behoort aan den
Hoogen Raad van Arbeid, waarin werkgevers
en werknemers hun vertegenwoordiging vin
den en in het leven geroepen met dc voor
opgezette bedoeling Uwe Excellentie over
aangelegenheden van socialen aard van voor
lichting te dienen.
Waar volgens een dagblad-berict het
voorbeeld van de Kamer van Koophandel en
Fabrieken voor Delft en Omstreken reeds
navolging vond bij de Kamer voor de-Veen
koloniën, veroorlooven wij ons het boven
staande onder Uwer Excellence's aandacht
te brengen.
Ten zeerste zouden wij bet op prijs stellen,
wanneer Uwe Excellentie aanleiding zou
kunnen vinden ons t-z.t. met haar meening
omtrent bovenstaande in kennis te stellen.
Met verschuldigde hoogachting,
Voor het Bur. voor de R. K. Vakorganisatie:
Van Uwe Exc. de dienstv. dienaar;
(get.) J. VAN RIJZEWIJK, Voorzitter,
(get.) A. C. DE BRUIJN, Secretaris.
IN EEN DONKEREN HOEK VAN
NEDERLAND.
Een missie-statie in 't eigen land.
Hij was twaalf jaar kapelaan in Utrecht
geweest, toen de Bisschop hem midden in de
venen van Drente smeet, eenige uren achter
Koevorden, vlak aan de Duitsche grens,
in de gemeente Emmen, de armste gemeente
van Nederland, berucht en beklaagd om
haar officieel .bankroet.
In de venen van Drente, weet ge, wat
dit beduidt?
Als ge van Koevorden naar het noorden
optornt, langs wegen en kanalen zoo recht
als 'n liniaal en zoo leelijk als de cijfers, die
de ontwikkeling van dit landschap hebben
beheerscht, dan vindt ge keurige nieuwe
dorpen en gehuchten in een welvarende
streek neergezet, maar dan zijt ge nog
niet in de venen. Honderd jaar geleden strekte
het veen zich veel verder naar het zuiden uit;
maar aan het veen is de armoede met zware
kluisters vastgehecht en onder het veen
ligt een mooie grond te wachten op den wek
ker der vruchtbaarheid, zoodat de menschen
voor honderd jaar de spaden in het vunzige
veen hebben geslagen, de turf weggevoerd,
en de goede aarde boven gebracht.
Daar zijn eenige geslachten mee versle
ten, maar de kinderen der arme zwoegers
van de vorige eeuw genieten nu de welvaart,
welke hun vaderen voor hen hebben gedol-
ven.
En voortgezet wordt de strijd tegen de
onvruchtbaarheid van het veen.
Als -men Nieuw-Amsterdam achter den
rug heeft, komt men in de overgangsstreek;'
hier 'n stuk goede teelaarde, daar een brok
veengrond in volle exploitatie hier de rogge
of de haver of de aardappelen, geteeld op n'
grond, waarvan het veen is weggegraven ginds
echter nog eindelooZe turfstapels „op de
ring" gelegd om te drogen in zon en wind,
pas gestoken uit een versche „splitting."
En heel in de verte ziet ge dan tusschen
eenig geboomte een vriendelijk torentje,
dat is Erica, de eerste roomsche parochie
in de venen, er neergezet, toen de ontvening
zoover in deze binnenlanden was doorge
drongen, dat er zich eenig maatschappelijk
leven begon te ontwikkelen en de vestiging
eener eerste parochie eisch werd.
Maar de ontvening drong nog verder
door naar het noorden en onder de veen
arbeiders, die mede voorttrokken, waren
katholieken. De Aartsbisschop zette een
nieuw kruisje op de kaart, weer verderop
in het binnenland, een paar uren boven Erica
in Barger-Compascum. n
Nu was men niet meer op den zoom van
het venen-rijk, niet meer in de overgangs
streek, doch midden in het troostelooze
veen, op een wijde, boomen- en wegen-
looze vlakte, waar 's zomers een benauwende,
vochtige hitte hing en in het overige gedeelte
van het jaar, als de regens alle paadjes had
den uitgewischt en de vlakte veranderd had
in een soort van moeras, alle verkeer met de
buitenwereld zoo ongeveer was afgesloten.
Daar stichtte de wakkere pastoor Th.
de Klaver voor vijftig jaar de parochie van
Barger-Compascum en daar is nu de man
gepost, van wien wij in den aanvang dezer
spraken, pastoor Bergervoet.
Het is ec nog niet veel veranderd in deze
vijftig jaar.
Veen, en nog 'ns veen, rondom.
Van z'n pastorie uit, nu denk U geen
pastorie in den gewonen zin van het woofd,
want het is een houten karakas, waar de
pastoor in woont, en het ding staat op in
vallen, van z'n pastorie uit heeft hij twee
uur noodig om den versten parochiaan naar
rechts en links te bezoeken, d.w.z. als het
weer goed is en hij wandelen of cunomobie-
len kan. Cunomobielen, lees dat goed, want
het is geen drukfout. Een automobiel is een
wagen, die zich zelf bewegen kan, maar een
cunomobiel wordt bewogen door een cunos
(hond) en bestaat uit 'n fiets met 'n hond er
voor. Zoo rijden ze hier in het veen langs den
weg op een fiets met een krachtigen hond,
liefst 'n dobberman-pincher, ervoor. Anders
kom je er niet door. En nog, ondanks den
hond, blijf je in den winter steken. De post
vertelde mij net, dat hij den vorigen winter
nog verscheidene malen door de menschen
uit den modder is gehaald en de pastoor be
schreef mij de aankomst van zijn zuster
in het vorige najaar te Barger-Compas
cum in een boerekar met een koetsier
erop eneen man met 'n schop, gereed
om het paard „uit te graven," als dit te ver
in den grond zou zakken.
Men denke zich een nacht in den winter,
als de pastoor geroepen wordt bij 'n zieke,
die 10 K.M. ver in het veen woont.
Ik zit nu te schrijven in de pastorie van
Barger-Compascum, de pastoor heeft
mij op 'n vakantiedag meegetroond. Er is
het vorig jaar een nieuwe protestantsche
kerk met pastorie naast mij gebouwd, en dat
is het werk geweest der protestantsch-chris-
telijke pers. Zou onze roomsche pers weige
ren mij te helpen?
„Doch er moeten er zooveel worden ge
holpen.
Geen is zoo arm als ik.
Zooveel wordt er gebedeld.
Ik bedel niet. Dat is mijn kracht en
mijn kans op sukses, dat ik niet bedel, doch
deelname vraag in een gezonde financieele
onderneming. Het is een premieleening
A la Broekhuijs?
Neen, zooals de stad Amsterdam ze
uitgegeven heeft en vroeger de stad Ant
werpen of de Kongo. De loten der stad
Amsterdam staan boven pari en de mijne
zijn niet minder soliede en niet minder voor-
deelig. Ik geef stukken uit van f 1000, f 500,
f 100 en f 10, waarop elk jaar (het eerst den
27en Augustus) premies vallen van f 1000,
f 500, f 100 en f 25, terwijl de stukken zelf
2 pet. rente geven.
Is dat een uitvinding van U
Neen, eenige heeren hebben zich voor
mijn geval geïnteresseerd en een Naamlooze
Vennootschap opgericht ten doel hebbende
de uitgifte en exploitatie dezer premieleening.
Zij hebben een maatschappelijk kapitaal vol
gestort van honderd duizend gulden en een
financieelen opzet gemaakt voor 75 jaar.
Juist omdat er zooveel gevraagd wordt in
den tegenwoordigen tijd is deze vorm zoo ge
lukkig. Ik vraag geen geld ten geschenke,
maar ik leen, en ik betaal daarvoor rente
plus de kans op een goede premie.
Voor 'n tientje kan men dus duizend
gulden trekken
Kan men eens per jaar duizend gulden
trekken, want het premielot blijft gedurende
75 jaar, ook al is er eenmaal 'n prijs op ge
vallen.
Het lijkt mij een goede geldbelegging.
Dat is het ook. Wij verkoopen dan ook
vlot stukken van 1000 en 500 gulden, eerstens
omdat deze onderneming soliede is, twee
dons, wijl er een goed werk aan verbonden
is, en derdens, omdat er fprtuin in zit, elk
jaar de kans op een meevallertje van duizend
gulden of minder. En de groote massa moet
mijn stukken van f 100 en f 10 koopen, want
op allen reken ik.
Ik zit te schrijven in de pastorie van Bar
ger-Compascum en het is gelukkig droog
nu. Vanmorgen heeft het flink geregend en
werden de kazuifels uit de sakristie naar de
woonkamer van den pastoor gesleept. In de
sakristie liggen ze niet veilig nog niet lang
geleden zijn er drie stuks verregend.
Kerk en pastorie zijn, als gezegd, vijftig
jaar geleden hier gezet op palenmaar
het veen zakt weg, elk jaar dieper weg en
zoo ligt de grond, waar kerk en pastorie op
staan, anderhalve meter lager dan 'n halve
eeuw geleden. Men moet zich dat even in
denken. Er is nu een trap noodig om in de
kerk te komen, maar dat is het ergste
niet. Het fatale van die verzakking is, dat de
palen, waarop kerk en pastorie zijn gebouwd,
bloot zijn gekomen. Heipalen worden geheel
in den grond geslagen, naar men weet, en
bederven in den grond niet. Maar wat bo
ven den grond komt, rot weg. Alle boven
stukken van de palen zijn derhalve verrot,
en de stiepen, dat zijn de steenen koppen, wel
ke op die palen zijn gemetseld en die de fun
damenten schragen, vallen om. Verleden
jaar Kerstmis schokte een deel der kerk
plots naar beneden de deskundigen der pas
torie, de timmermanen aannemer, schrokken
geweldig, want hij was van den prekairen
toestand daar beneden op de hoogte. Tus
schen de heilige missen in deed hij een onder
zoek er waren zeven stiepen tegelijk omge
vallen.
De toestand van het kerkgebouw is dan
ook wanhopig. Terwijl de pastorie van hout
is opgetrokken, bestaat het kerkgebouw uit
een houten geraamte, waartusschen een half
steensch muurtje als het hard waait staat
heel dit bouwwerk door te zwiepen en voert
het op de weinige stiepen, welke nog over
eind staan, een eierendans uit. De pastoor
laat timmeren en krammen en plakken en
pleisteren, aan den zijkant der kerk zijn
'n paar balken ingeschroefd, welke het ge
bouwtje als 't ware omvamen en bij elkaar
houden, het priesterkoor is opgelapt, hier
en daar is vernieuwd en hersteld, maar wat
baat dit, als men de fundamenten niet her
stellen kan Daar komt dan nog bij, dat de
vijftig jaren levens aan dit ijle gebouwtje
niet ongemerkt voorbij zijn gegaan. Wat
rotten kon, is verrotalle houtwerk hangt
krachteloos en slap aan steunsels en spijkers
het houten torentje is door den timmerman
„opgegeven" en valt vandaag of morgen naar
benden, aan de goten durft geen man meer
te werken, het dak hangt scheef en doorge
bogen op den nok, de vensters staan scheef,
de stal van Bethlehem kan geen slechtere
woonplaats voor den Heer der Heerscharen
zijn geweest.
Hier is Hij zelfs niet veilig.
Bandieten hebben er het vorig jaar inge
broken, hebben het houten tabernakel leeg
gehaald, de heilige Hosties over den grond
verspreid, het was de gruwel in de heilige
plaats, waarvan Nederland tot dan toe ver
schoond was gebleven.
Maar het ergste is, dat in deze ruine
van een kerkgebouw slechts 240 zitplaatsen
zijn, terwijl de parochie duizend zielen telt.
Des Zondags hoort een groot deel der pa
rochie de heilige Mis in de open lucht,
en wat er van dit mishooren terecht komt,
vooral bij de jeugd, behoeft niet te worden
uiteengezet.
Zij drijven niet vanzelf naar het gods
dienstig leven, deze parochianen.
Het zijn goede en brave lui, maar ziet,
welk een leven zij leiden. Aanschouwt hun
arbeid het is een worsteling met den weer-
spannigen grond, die gespleten, opgeworpen,
vervormd, doorelkaar gewerkt moet worden
om eenig voordeel te brengen. Altijd staat
de veenarbeider met gekromden rug naar de
aarde gebogen, en snuift hij de lucht en de
geest van de aarde. Hij is er doortrokken van.
Het eenige, dat hem geestelijk verheffen
kan, is de godsdienst, maar als de priester
hier in deze streek zijn taak niet zal kunnen
vervullen, zooals het behoort, als hij zijn men
schen niet kan bereiken, geen kerk bezit,
om hen te verzamelen, dan zal dit geslacht,
dat in den strijd om de welvaart vergaan zal,
zijn kostbaarste bezit, het roomsche Geloof,
in deze worsteling achterlaten.
Ach, het is zulk een troosteloos gezicht,
dat men uren en uren in deze streken kan
ronddolen, zonder een enkele roomsche
kerk aan te treffen de nieuwe dorpen ver
rijzen langs de strakke vaarten en zoo zelden
wordt de koude lijn van het stugge drcntsche
huis door een rijzig roomsch kerkgebouw
met slanken toren gebroken, als in 'n vol
gende eeuw Barger-Compascum het middel
punt zal worden van een welvarende streek,
zal het nieuwe landschap dan worden be
heerscht door het roomsche kruis op den top
van een roomsch kerkgebouw
Wij sturen onze missionarissen over de
zeeën om te trachten in andere wereld-
deelen nieuwe geslachten te kweeken van
roomsche christenen maar Barger-Com
pascum is een missie-statie midden in ons
eigen land.
De menschen leven hier, als in vreem
de landen, in wezenlijke hutten, opgetrok-
ken van leem, in hutten zonder schoor
steen, waar de benauwende walm van de
brandende turf in het open haardvuur naar
'n uitweg moet zoeken in hutten van enkele
vierkante meters ruimte, waar heele gezin
nen in leven bij dag en bij nacht, leven, na
een vermoeiende, afmattende dagtaak en
slapen, waar in Nederland slaapt men in
een bedstee van eenige bonken veen opge
bouwd en bedekt met 'n stroozak of nog min
der de menschen zijn goed en hechten
aan het oude roomsche Geloof, maar vanzelf
blijven zij niet op het peil der christelijke
beschaving, als de levensomstandigheden
hen dagelijks naar beneden drukken.
De roomsche priester, die hier geplaatst
wordt, heeft hetzelfde werk van den mis
sionaris, die een opkomende gemeente in
verre landen bestiert, en de uiterlijke ver
schijnselen, waaronder hij arbeidt, zijn onge
veer dezelfde als ginds. Zijn parochie strekt
zich uren ver uit, wegen ontbreken bijna
geheel, in een groot deel van het jaar is het
verkeer er ongeveer onmogelijk, de woning
van den pastoor is een krot en zijn kerk een
bouwval.
En de schapen raken verstrooid, omdat
de herder ze niet verzamelen kan.
Katholiek Nederland moet deze missie
statie vasthouden, want ze zal wegzakken
met het veen, als er geen hulp wordt gebo
den. En ontwikkelen kan zij zich met de wel"
vaart van deze streek, als wij haar geven,
wat zij noodig heeft. Dit is een werk, dat telt
voor de geschiedenis. Wat nu geplant wordt,
is straks een boom.
Het Arnhemsch Vereenigd Assurantie
kantoor, Nieuwe Plein 30 te Arnhem ,en de
agenten in- de verschillende plaatsen geven
nadere inlichtingen over de premieleening.
WAT ONS NOG TE DOEN STAAT?
Onder dezen titel publiceert het nieuw®
Italiaansche tijdschrift „Lc Missioni Francis-,
cane" in zijn Jiili-afleverinc een interessant
artikel, waaraan wij enkele cijfers en gedach
ten willen ont'leenen.
„De godsdiensten over dc wereld zijn op
'het oogenblik aldus verdeeld::
Katholi-eiken 320 nrilüoen, Mahonredanen
220 milHoen. Buddisten en Taoislen 240 mil
lioen, Hindoes 210 millioen, volgelingen vat»
Confusiu-s 200 millioen, Shinloisten 25 mil
lioen, Anhniaten 159 millioen. Protestanten
223 millioen Schi sm a lie'ken 166 millioen en
Joden 13 millioen.
China telt op het oogenb'ik +50 millioen
inwoners. Indien alle Chineezen, groot en
klein, een koten vormen, een meter per per
soon gerekend, zouden zij tien en een half
maal den equator kunnen omspannen. In
dien zij in optocht aan onze oogen zonden
voorbijtrekken, duizend personen gerekend
per minuul, dan zou die optocht anderhalf
jaar duren.
Van heel die ontzettend» menigte arnne
Chineezen zijn er iets meer dan twee mil
joen katholiek, d.i. 'een op de vierhonderd.
Zeker, ieder jaar treden er 80.000100.000
de kerk binnen, maar in dit zelfde tempo
doorgaande, zouden wij nog 4500 jaar moe
ten wachten tot geheel China katholiek was.
En loch verschijnen er iedere» dag 30.000
arme Chineezen voor den froon van God, 50
millioen treden er jaarlijks voor Gods troon,
50 millioen van al'e ras. slam en taal zon
der het kleed der zonen Gods, wat men
alleen in het doopsel verkrijgt.
Indien de kerk ook al klein is in verge
lijking met de massa die wandelt in de duis
ternis van dwaling en ongeloof, aan ons is
het Eind-Rijk beloofd, doch dit ontslaat ons
niet van den plicht, iulegendoel verplicht ons
tot de meest daadwerkelijke medewerking
aan de uitbreiding van bet Rijk van Christus,
De kerk heeft op den onmetelijken oceaan
van heidendom, schisma en 'ketterij den licht
haken opgericht van het apostolaat, die zijn
licht betrekt niet alleen uit de verheven en!
onuitpulteiifke werkzaamheid van onze dap
pere missionarissen, <n a a r ook uit de pro-
vidtenlieele werken van Voortplanting des
Geloofs, Kindsheid en Petrus Liefdewerk; en
wij, wij moeten onze moeder de H. Kerk
helpen indien wij Christus liefhebben."
Wat ons dus te doen staat?
Versterken de drie Groote Centrale Ge
nootschappen. Binnenkort zullen de resulta
ten: der drie Gentralen in het Aartsdiocees
van hel, Iaalste jaar gepubliceerd worden.
Wi| kunnen Ihans 'reeds medederien' dat
het Pauselijk Liefdewerk van den H. Apos
tel Petrus ip hel Aartediocoes alleen reeds
door zijn Beurzen (f 2500) en vaste Wel-
doenersbijdragen 260 p. j. minstens 6 jaar
lang) jaarlijks 47 Inlandsche Priesterstu
denten onderhoudt, n.l. Amersfoort 3, Arn
hem 9, Brrssiun 3, Didam 1, Driebergen 1,
Enschede (St. Jacob) 1, Franeker 1, Gaan
deren 1, Har-melen 1, Hengelo (O.) 2, Her
wen en Aerth 1, Hilversum (St. Vitus) 8.
Leeuwarden (St. Bonif.) 4, Maarssen 1, 01-
denzaal 3, Panmerden 1, Utrecht (H. Domini-
cus 1, (H. Jozef) 2. (TI. Willibrord) 2, Zeis/
1, Zieuwent 2, Zwolle (St. Michael) J, N.N.
1, Utr. Clerus 1.
Een mooi resultaat, maar tochVer
slork ing is ook in dit opzicht mogelijk en
gewenschi!
Het Ufrechtsch Missieeomité,
VERVOER VAN LEVENDE DIEREN
Bij Kon. Besluit van 6 dezer zijn eenige
wijzigingen gebracht in het Alg. Reglement
van Vervoer op de Spoorwegen. Daarbij
wordt c.a. het eerste lid van art. 29 aldus
gelezen:
Levende dieren worden slechts ten vervoer
aangenomen van en naar de stations, daar
voor in de tarieven aangewezen en alleen,
indien bij de door den afzender gewenschte
wijze van bevrachting de zending volgens de
dienstregeling der daarvoor aangewezen
treinen binnen 24 uren na het tijdstip van
vertrek van het inladingstation op het be-
stemmingstation in Nederland, of, bij verzen
ding naar het buitenland, op het grensstation
zal aankomen.
Na het vierde lid wordt een nieuw vijfde
lid ingelascbt, luidende als volgt:
Het is verboden levende dieren aan een
station aan te brengen, in te laden of te
doen inladen vroeger dan vier uren vóór
het vertrek volgens dienstregeling van den
trein, tenzij dit voor bepaalde gevallen door
de bestuurders van den' spoorwegdienst is
toegelaten.
In het nieuwe achtste (thans zevende) lid
wordt de tweede volzin gelezen als volgt:
Hetgeen voor het vastbinden van de dieren
noodig mocht zijn, wordt door den afzender
verstrekt.
De tweede volzin van het tweede lid van
art. 34 wordt gelezen als volgt:
„In alle andere gevallen moeten de dieren,
behoudens missen van aansluiting of trein."
verging, uiterlijk 24 uren na het vertrek van
den trein, waarmede het vervoer aanvangt,
aan het stition van bestemming zijn aange
komen."
ONTSLAG VAN HET PERSONEEL
DER HANZEBANKEN.
Naar wij uit Eindhoven vernemen, heb
ben de omstandigheden de Hanzebanken er
toe genoodzaakt, om het meerendeel van
het personeel j.l. hun dienstbetrekking op
te zeggen per 1 Sept. a. s.
Spreekwoorden.
„Nog 'n bakkie, buurvrouw
„Nou, buurvrouw, as 'k u niet ontrijf
Op een been kan je niet loopen zeggen ze."
„O, zoo.... Maar hoe vindt u 't anders,
zóó ies vuils te zeggen van 'n fatsoenlijk
gezin as wij benneom daar te gaan ver
tellen, dat 't hier zoo'n smerige boel is 'n
Blind paard doet 'r geen schade zee ze maar
gewoon. Nou vraag ik u in gemoede, buur
vrouw Is 't hier smerig of is 't hier knappies'
„Ach mensch, trek 't je niet an. Laat 'r in
d'r vet gaar-smoren. Ik zeg maar zóó Je wordt
wel overrejen door 'n mestkar, maar niet door
'n ekipasie."
„O, maar docht u, dat 'i mijn wat kon sche
len Niet dat geef *k 'r om.... Maar hoe
vindt u 't anders.... van kennissen onder
mekaar note-beene 1"
„Van je vrienden moet je 't maar hebben,
buurvrouwEn 't mooiste is, dat 't bij
haar onderhand wel 'n stal lijkt, zóó'n mira-
kelsteense herrie. Da's met rechtDe pot ver
wijt de ketel dat ie zwart ziet."
„Nou, en öf.... 't Loopt de spuigaten uit,
zóó'n liederlijke lastertaal. Of 't bij hun zoo'n
fijne boel is. Dan most ik niet weten, dat ze
stikt in de kliekies schuld. Ze hebben geen na
gels om hun eigen te krabben, mensch....
Schraalhans is 'r keukenmeester, 's Maandags
avonds heb ze geen kwartje van d'r weekgeld
meer over. En 't mes snijdt er nogwel van drie
kantenwant 'r man en d'r zoon brengen
allebei knap wat in. Maar die gooien 't ook
over de balk.... Alles groot lef, hoor....
Zoo gewonnen, zoo geronnen. Dat loopt naar
de biejeskope en gaat maar as meheer gekleed,
'n Net arbeiersgezin mot niet verder springen
dan z'n stok lang is. Ons soort menschen mot
de tering naar de nering zetten, wat u
„Wil ik u es wat zeggen, buurvrouw Men
schen, die altijd wat van 'n ander te vertellen
hebben deugen zelf nietZoo de waard is,
vertrouwt ie z'n gasten."
„Precies.slaat de spijker op z'n kop.
En as je met alle geweld van 'n mensch wil
lasteren is 'r altijd wel wat te zoeken. Wie 'n
hond wil slaan kan altijd wel 'n stok vinden.
Maar evengoed is 't geniepig, om dan nog
spijkers op laag water te gaan zoeken en op alle
slakken zout te gooien."
„Ik zeg maar zóó, buurvrouw waar 'n bij
z'n honing uithaalt zuigt de spin z'n venijn
uit."
„Dat zeg ik ookMaar 't kan me niet
schelen hoor laat 'r maar klessen en lastere
'k Was van plan d'r niet eens met anderen
over te praten, maar waar 't hart van vol is,
loopt de mond van over. En ik kan nou een
maal van m'n hart geen smoorkuil maken. En
u as buurvrouw, niewaar
„Zeker.'n Goeie buur is beter as 'n ver
re vrienddat ondervindt u nou ook!"
„Zegt u dat wel, buurvrouw. Nog 'n bak
kie
„Nee, mensch, ik mot me aarpels opzet
tenen 'k heb ai twee kommetjes koffie
van u gehad
„Nou 1 Driemaal is scheepsrechs, mensch."
„Alla dan maarVertelde u van de
week niet, dat 'r man al es wat an de hand had
gehad wat niet heelegaar zuiver was
„Ja zeker, mensch.. 'f Had geen krum-
meltje gescheeld, of hij had in de koepel tè-
rechtgekommeHij heb z n eigen d'r fijn
uitgered maar.Hij hing an 'n zije draad
je, hoor...."
„Hoe zat dat eigelek, buurvrouw? Hij
werkt ommers an de maaschepij
„Ja.al twintig jaar.Vraag niet wat
'r in die tijd allemaal is gepasseerd waar nooit
iemand achter is gekomme'n Goeie ver
staander heb maar 'n half woord noodig. Ik
vraag maar waar haalt ie al die dingetjes van
daan waar ie go ~eld an zit te knusselen zoo
Zondags1 weer 'n plaatje koper, dèn
weer 'n moppi ;r, of 'n zoodje schroefjes.
dan weer 'n eau staaldraad of zoo..,Hoe
veel eigengemaakt speelgoed z'n kinderen
wel niet hebbe.... schuw gewoon."
,,'t Is gemakkelijk riemen snijen van 'n ander
mans leer."
j „O zoo, 'k dacht dat u wat zee 1 Wie in 't
veen is kijkt niet op 'n turrefie denkt ie zeker.
Maar dan die ééne keer van onderlaatst, toen
hadde ze 'm in de gaten, hoor Hij werd er
■netjes uitgepikt om te worde gefoeljeerd.
Spierwit mot ie geworden zijn. En late ze nou
niks bij 'm vinden, buurvrouw
„Wat Niks Wat 'n zonde voor God 1"
„Maar waar ie geloopen had daar lag 'n
flessie mesiene-olieJa, bewijs jij nou
maar es, dat hij dat in de gauwigheid heb la
ten vallen
„Zukke lui loope d'r altijd nog doorheen,
buurvrouw."
„En ze jonges benne geen haartje beter,
hoor. De appel valt niet ver van de boom. En
an de vruchten ken je de boom, want ze heb
ben dezelfde gemeene streken van hun vader
en moeder."
„Dat is altoos zoo, mensch.... Zoo d.e
ouwen zongen, piepen de jongen."
„En vooral die oudste heb 'n aartje naar z'n
vaartje. Bij z'n eerste patroon is ie toch om
mers óók weggetrapt v'
„Is 't werachies, mensch
„Tuurlek.Ja, dat vertellen ze mijn niet
-..dat houwe ze in de doofpot.Wat ie
precies heb uitgehaald daar hoor je 't rechte
niet van.Maar d'r is 'n luchie an.dat
staat vast. Want zij heb bij de patroon nog
s®an smeeken en grienen om 'r geen werk
van te maken. Dat weet 'k van de vriendin
van de zuster van de vrijer van de dienstmeid
Zo-heb zoowat op d'r knieën gelegen."
,,'t Is toch wat.en anders is het zoo'n
haai-baai" '«l t
„Als 'n kat in 't nauw zit, buurvrouw
enzevoors. As 'k goed naga deuge ze geen van
alle in de heele femielje niet. D'r is an alle
maal 'n steekie los.... En dan nog van 'n an
der fesoenlijk mensch zoo'n hoop te vertellen
hebben, 'k Heb 'r al lang niet vertrouwd
Ze huilt met de wolven waarmee ze in 't hok
zit. As ze bij mijn is praat ze van u en as ze
bij u is praat ze van mijn. Zoo eentje is dat 'r
nou Om 'n wit voetje te krijgen bij deze en
gene..;, anders niks. Iedereen 'haalt ze over
de hekel. Toen ik 'r pas kon docht 'k.wat
'n aardig mensch is dat.Maar schijn be
driegt, buurvrouw. Later kwam de aap uit de
mouw en in tijd van effe wist ik al wat voor
vleesch k in de kuip had."
„Ik zeg altijd maar Je ziet ze wel in de kop
maar niet in de krop."
„Daar zegt u 'n waar woord mensch.
Wacht.... d'r wordt geloof 'k gebeld....
effies kijke.O.'n man met negosie.
laat die maar staan."
„Is 't zoo'n rooie soms met Iijsies met
spreuke d'r op
„Ja, dat ken welWat zou dat d^n
„Nee, maar.... wat krijg ik me daar op
eens 'n reuze-idee. Die man is strakkies bij
mijn ook an de deur geweest. Hij heb dinge
bij 'm waar we 'n fijn bakkie mee kunne uit-
hale. We kenrte haar 'n hak zetten waar ze
van zal opfrissche, buurvrouw."
„Maar wat dan, mensch
„Staat ie d'r nog
"„Ja.hij wil al wegloopen.* v
„Kom gauwwe betale ieder de helft.
Hè, baas, wat hei je te koop
„Mooie spreuken, juffrouw..;, gouwe
spreuken in 'n lijst voor vijf en dertig centjes.
Uitzoeken maar „Zooals 't klokje thuis tikt,
tikt 't nergest," „Oost west thuis best"
„Wie as vriend hier binnen gaat komt stees
te vroeg en nooit te laat." Zoek maar uit.
Zeve stuivers."
„En wat staat daar op
,,'n Heele seel voor 't zelfde geldHe*
ware te wense, dat alle mense, met hunne gi
breken, zich zelf eens bekeken dan zouw.
ze 't praten van anderen wel laten."
„Dat koopen we, buurvrouw en hoor
es an je oor Dat sture we naar haar met
'n briefie d'r bij, dat ze dat om d'r nek mot
hange 1"
„Ja.hij is voor de bakker, buurvrouw.
Geef öp zoo'n ding, man»"